Wat is de relatie tussen pestgedrag en zelfvertrouwen en bestaat hierbij een verschil in. zelfrapportage en peernominatie?
|
|
- Ludo van de Velden
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Wat is de relatie tussen pestgedrag en zelfvertrouwen en bestaat hierbij een verschil in zelfrapportage en peernominatie? Bachelorthesis Universiteit van Tilburg Ontwikkelingspsychologie Jeanne Flikweert ANR: Begeleider: Dr. J. Maas Datum: Aantal woorden: 5374
2 Wat is de relatie tussen pestgedrag en zelfvertrouwen en bestaat er hierbij een verschil in zelfrapportage en peernominatie? Aangezien er inconsistentie bestaat over de vraag of pesters een hoog of een laag zelfvertrouwen hebben is in dit onderzoek zelfvertrouwen bij kinderen op een bredere manier bekeken. In het onderzoek wordt gekeken naar het zelfvertrouwen bij kinderen die pesten en gepest worden op basis van peernominatie en op basis van zelfrapportage. Voor de dataverzameling werden in totaal 325 kinderen van twee scholen in Nederland geworven, waarvan zes klassen in de onderbouw (eerste en tweede klas) variërend van VMBO tot Gymnasium. Deze leerlingen vulden de SPACE vragenlijst in. Op de antwoorden op deze vragen zijn verschillende t-testen en twee ANOVA s uitgevoerd. Op beide meetniveaus lijkt het zo te zijn dat het zelfvertrouwen van kinderen die pesten gelijk is aan het zelfvertrouwen van kinderen die niet pesten. Kinderen die gepest worden lijken op basis van zelfrapportage een lager zelfvertrouwen te hebben dan kinderen die niet gepest worden. Verder blijkt er een relatie te zijn tussen zelfrapportage en peernominatie bij pesters. Bij de gepeste is dit niet het geval. Kinderen die zichzelf nomineren als gepest hebben een significant lager zelfvertrouwen dan kinderen die door anderen genomineerd worden als gepest. Het onderzoek lijkt te bevestigen dat peernominatie voor kinderen die gepest worden niet goed werkt. Hiervoor zal dus toch naar zelfrapportage gekeken moeten worden. Dit laat ook zien dat voor kinderen niet duidelijk is wie er gepest wordt. In vervolg onderzoek zal er gekeken moeten worden naar andere mogelijke verklaringen voor de verschillen in zelfvertrouwen.
3 Inleiding Pesten is een relatief oud fenomeen dat bekend geworden is door beschrijvingen in literaire werken, maar vooral door de persoonlijke ervaring van velen. De definiëring van het begrip verschilt per onderzoek, maar de meeste onderzoekers zijn het er over eens dat het een handeling is met de intentie schade aan te richten en dat het frequent en systematisch plaatsvindt, met een machtsverschil tussen de dader en het doelwit (Farrington, 1993). Pesten was lange tijd een grotendeels verwaarloosd onderwerp, maar tijdens het laatste decennium van de twintigste eeuw groeide de interesse in dit fenomeen. De media begon zich ervoor te interesseren en het werd de focus voor vele geleerden en diverse wetenschappelijke schrijvers (Rigby, 2002). In de Verenigde Staten rapporteert ongeveer 1 op de 3 jongeren dat ze af en toe, of vaak, betrokken zijn (geweest) bij pesten. 13% hiervan zou pesten, 10.6% hiervan is slachtoffer en 6.3% zou pester en slachtoffer zijn (Nansel et al., 2001). Er zijn verschillende vormen van pesten: Fysiek, verbaal, relationeel en sociaal pesten. Fysiek (slaan, duwen, schoppen) en verbaal (schelden, op een pijnlijke manier plagen) pesten worden gezien als directe vorm van pesten (Olweus, 1993). Relationeel en sociaal pesten (buitensluiten en roddelen) zijn vormen van indirect pesten (Crick & Grotpeter, 1995). Jongens zijn meer betrokken bij directe vormen van pesten. Meisjes meer bij de indirecte vormen (Bjorkqvist, 1994). Veel van de onderzoeken naar pesten zijn gericht op de slachtoffers van pesten. Slachtoffers rapporteren meer slapeloosheid en verdrietige gevoelens. Ook rapporteren ze meer hoofd- en buik klachten (Dawkins, 1995). Gepest worden correleert hoog met gevoelens van angst, depressie en een laag zelfvertrouwen (Hawker & Boulton, 2000). Kinderen die gepest worden hebben vaak een negatief beeld over zichzelf en over de situatie (Olweus, 1993).
4 Slachtoffers zouden vaker denken aan zelfmoord en dit vaker toepassen dan pesters (Hinduja & Patchin, 2010). Er zijn ook een aantal onderzoeken gericht op de pester. Pesters blijken vaak een positieve houding te hebben tegenover geweld. Verder zijn ze vaak impulsief en hebben een sterke behoefte om anderen te domineren (Olweus, 1995). Over het zelfvertrouwen van de pester bestaat echter inconsistentie. Een algemeen beeld onder psychologen is dat individuen met een agressief en moeilijk gedragspatroon onder het oppervlak angstig en onzeker zijn. Het onderzoek van O Moore, Kirkham & Smith (1997) blijkt dit algemene beeld te bevestigen. Uit dit onderzoek blijkt dat kinderen die pesten grotere gevoelens hebben van tekortkoming dan kinderen die niet betrokken zijn bij pesten. Uit de resultaten van deze studie blijkt verder dat het zelfvertrouwen lager wordt, naarmate kinderen meer pesten. Wel hebben pesters een hoger zelfvertrouwen dan de slachtoffers van pesten. Andere studies wijzen uit dat dit beeld niet klopt (Olweus, 1993; Pulkkinen & Tremblay, 1992; Pearce & Thompson, 1998). Zelfs wanneer er gebruik wordt gemaakt van indirecte methodes als stress hormonen en speciale persoonlijkheidstesten zijn er geen resultaten te vinden die bevestigen dat pesters inderdaad angstig en onzeker zijn. In deze onderzoeken blijkt het fenomeen juist meer de andere kant op te wijzen: De pesters kennen weinig angst en onzekerheid. Dat het zelfvertrouwen van pesters niet overeenkomt in verschillende onderzoeken kan mogelijk veroorzaakt zijn door de verschillende steekproeven die in de onderzoeken meegenomen zijn. Ook verschillen vele onderzoeken in de manier van afname: De ene kijkt naar zelfrapportage van de leerlingen en de ander naar peernominaties. Zelfrapportage en peernominatie worden beide gebruikt om meer inzicht te krijgen in pestgedrag. Elke methode heeft voor- en nadelen. Zelfrapportage houdt in dat de kinderen zelf hun ervaringen met pesten rapporteren. Er wordt gevraagd wie er naar hun mening gepest wordt
5 en wie er pest. Ook wordt er gevraagd of ze zelf gepest worden (Hulsey, 2005). Deze resultaten zijn dus afhankelijk van wat kinderen zelf beleven en hoe zij tegen het begrip pesten aankijken. Voordeel hiervan is dat ze situaties kunnen aangeven in het verleden of heden waar hun klasgenoten niet van op de hoogte zijn. Het nadeel van zelfrapportage is dat kinderen de neiging kunnen hebben sociaal wenselijk te antwoorden of dat zij zich niet bewust zijn van hun eigen onwenselijke gedrag. Dit kan leiden tot een onderschatting van het aantal pesters (Monks, Smith & Swettenham, 2003). Om de nadelen van de zelfrapportage te omzeilen kan er gebruik gemaakt worden van peernominaties. Hierbij wordt aan de kinderen gevraagd de pesters en hun slachtoffers te nomineren. Wanneer gebruik wordt gemaakt van peernominaties, is het mogelijk om ongeveer 20 tot 30 meningen over ieder kind te krijgen, waardoor de betrouwbaarheid en de objectiviteit van de meting toeneemt. Het nadeel van peernominatie is dat kinderen vaak geneigd zijn om kinderen die ze het meeste mogen het meeste te nomineren voor elke rol (Monks et al., 2003). Vooral voor het nomineren van slachtoffers blijken de meldingen van kinderen onbetrouwbaar (Ladd & Kochenderer-Ladd, 2002; Monks et al., 2003). In eerder onderzoek zijn beide methoden al vergeleken voor pesters en gepeste kinderen. Hieruit bleek dat er geen correlatie is tussen beide methoden voor pesten. Uit peernominaties zouden meer kinderen komen als pester dan uit zelfrapportage. Voor de gepeste kinderen zouden de methoden wat meer overeenkomen, maar ook dit komt niet volledig overeen (Branson & Cornell, 2009). Dit zou mogelijk kunnen verklaren waarom er in vele onderzoeken inconsistentie is op zelfvertrouwen voor pesters. Het zou kunnen zijn dat het zelfvertrouwen van kinderen die zichzelf nomineren als pester verschilt van het zelfvertrouwen van kinderen die door anderen genomineerd worden als pester.
6 Huidig onderzoek is van belang om meer inzicht te krijgen in het zelfvertrouwen van pesters en gepeste kinderen. Zoals al eerder benoemd is er onduidelijkheid over welke relatie zelfvertrouwen heeft met pestgedrag. Vandaar dat deze relatie in dit onderzoek bekeken wordt vanuit meerdere hoeken. Ook wordt het zelfvertrouwen van kinderen die gepest worden bekeken op beide methoden. Allereerst zal het zelfvertrouwen van de pesters vergeleken worden met het zelfvertrouwen van de niet pesters op zelfrapportage en op peernominatie. Aangezien in voorgaand onderzoek inconsistentie bestaat over het zelfvertrouwen van de pester verwachten we dat op een van deze methodes het zelfvertrouwen van de pester hoger is dan het zelfvertrouwen van de niet pester. Het zelfvertrouwen van de pester op de andere methode zal lager zijn dan dat van kinderen die niet pesten. Vervolgens doen we hetzelfde voor de kinderen die gepest worden. Voor deze groep verwachten we op beide methoden hetzelfde resultaat te vinden: Kinderen die gepest worden zullen een lager zelfvertrouwen hebben dan kinderen die niet gepest worden. Uit voorgaand onderzoek bleek dat er geen relatie was tussen zelfrapportage en peernominatie bij pesten en gepest worden. Hier gaan we in dit onderzoek ook van uit. Als we het zelfvertrouwen van kinderen op beide methoden gaan vergelijken verwachten we dat het zelfvertrouwen van kinderen die pesten hoger is op zelfrapportage dan op peernominatie, gezien het feit dat er een relatie is tussen zelfkennis en zelfvertrouwen (Arens, Yeung, Nagengast & Hasselhorn, 2013). Het zelfvertrouwen van kinderen die gepest worden zal niet significant verschillen tussen beide methoden. Al met al wordt er in deze studie een antwoord gezocht op de vraag: Wat is de relatie tussen pestgedrag en zelfvertrouwen en zit er hierbij een verschil tussen zelfrapportage en peernominatie?
7 Methode Deelnemers en procedure Voor de dataverzameling werden er twee scholen in Nederland geworven, waarvan zes klassen in de onderbouw (eerste en tweede klas) variërend van VMBO tot Gymnasium betrokken werden bij het onderzoek. In totaal werden er 325 leerlingen ondervraagd, waarvan er 18 leerlingen uit de data verwijderd werden door onvolledigheid. Van de 307 overgebleven leerlingen lag de leeftijd tussen de 11 en de 15, met een gemiddelde leeftijd van 12,8 jaar (SD=0.78). 47.9% van de respondenten waren vrouwelijk en 51.8% was mannelijk (147 meisjes en 159 jongens). Allereerst ontvingen alle leerlingen een brief met informatie over het onderzoek, die ze aan hun ouders/verzorgers gaven. Als de leerlingen niet mee wilden of mochten doen aan het onderzoek kon dit aangegeven worden door het strookje onderaan het formulier in te vullen en af te geven aan de onderzoeker. Aan twee kinderen werd door de ouders geen toestemming verleend om deel te nemen aan het onderzoek. Het afnemen van de vragenlijsten gebeurde onder toezicht van de onderzoeker en vond bij voorkeur plaats tijdens de mentoruren. De afname duurde niet langer dan 50 minuten. Instrumenten Voor deze studie is gebruik gemaakt van de SPACE (Study on Personality, Adjustment, Cognition and Emotion) vragenlijst. Door middel van zelfrapportages vulden de leerlingen verschillende vragenlijsten in over bepaalde aspecten van hun gedrag. Ook werden er peer nominaties afgenomen waarbij gevraagd werd naar (relaties met) klasgenoten. Voor dit onderzoek zijn een aantal deelvragenlijsten gebruikt om antwoord te krijgen op de hoofdvraag.
8 Zelfvertrouwen. De Rosenberg Self-esteem Scale (Vispoel, Boo & Bleiber, 2001) werd gebruikt om het zelfvertrouwen van de leerlingen te meten (α=0.882). In deze lijst wordt met behulp van 9 items gekeken naar de mate waarin de respondent tevreden is over het leven en zich goed voelt over zichzelf. Voorbeelden hiervan zijn: Over het geheel genomen ben ik tevreden met mezelf en ik heb het gevoel dat ik een aantal goede eigenschappen heb. Er wordt gemeten met een schaal van 1 t/m 4: 1 = past helemaal niet bij mij, 4 = past goed bij mij. Sommige items meten het omgekeerde, waardoor een hoge score op de vraag juist een laag zelfvertrouwen betekent. Een voorbeeld hiervan is vraag 2: Nu en dan denk ik dat ik nergens goed voor ben. Deze gespiegelde items zijn omgescoord. Voor de analyse werd de somscore van deze schaal gebruikt. De maximaal te behalen score op zelfvertrouwen hierbij is 36, de minimale score is 9. Hoe hoger de score op deze schaal, hoe hoger het zelfvertrouwen is. Peernominatie en zelfrapportage. Om te kijken naar de pesters op basis van zelfrapportage en naar de pesters op basis van peernominatie werd er gekeken naar de vragenlijst Jij en je klasgenoten. Deze vragenlijst bestaat uit 11 items. Voor het beantwoorden van de hoofdvraag werden alleen de laatste twee items gebruikt. Voor de pesters op basis van zelfrapportage werd gekeken naar de vraag: Wie pest jij wel eens? Voor de pesters op basis van peernominatie werd gekeken naar het aantal nominaties die een proefpersoon heeft gekregen. De vraag die hiervoor wordt gebruikt is: Door wie word je wel eens gepest?. Voor de analyses w34e gebruikt gemaakt van de proportiescores op deze twee vragen. De proportiescores op peernominatie en op zelfrapportage werden gedichotomiseerd: 0=Geen pester, >0=Pester. Op deze manier werden vier onafhankelijke variabelen gebruikt:
9 Pesten op basis van zelfrapportage, pesten op basis van peernominatie, gepest worden op basis van zelfrapportage en gepest worden op basis van peernominatie. Analyse Alle statische analyses werden gedaan met behulp van SPSS 19.0 voor Windows. Allereerst werd het zelfvertrouwen van kinderen die pesten en niet pesten vergeleken op zelfrapportage en op peernominatie. Dit werd gedaan met behulp van twee onafhankelijke t-testen om de gemiddelden te vergelijken. De afhankelijke variabele hierbij was de somscore van zelfvertrouwen. De onafhankelijke variabelen waren zelfrapportage pesten en peernominatie pesten. Vervolgens werd er gekeken of er een relatie is tussen zelfrapportage en peernominatie bij pesten en gepest worden. Dit werd gedaan met behulp van twee chi-square testen. Hierna wordt er gekeken of kinderen die pesten op basis van zelfrapportage een hoger zelfvertrouwen hebben dan kinderen die pesten op basis van peernominatie. Dit wordt gedaan met behulp van een nieuwe variabele pesten. De labels hierbij zijn als volgt: 0 = niet pesten, 1= pesten zelfrapportage, 2 = pesten peernominatie, 3 = pesten beide. Hierop wordt een 1-weg ANOVA gedaan. Ook wordt er een 1-weg ANOVA gedaan op de nieuwe variabele gepest om te kijken of het zelfvertrouwen van kinderen die gepest worden op basis van zelfrapportage gelijk is aan het zelfvertrouwen van kinderen die gepest worden op basis van peernominatie. De labels bij de variabele gepest zijn als volgt: 0 = niet gepest, 1 = gepest zelfrapportage, 2 = gepest peernominatie, 3 = gepest beide.
10 Resultaten Voor de zelfrapportage gepest en zelfrapportage pester kunnen van de 307 respondenten 303 respondenten meegenomen worden in de analyses. Voor de peernominatie pester en gepeste zijn dit er 306. Het gemiddelde zelfvertrouwen van deze steekproef ligt op (SD=5.72). In deze steekproef pesten er meer kinderen op basis van peernominatie dan op basis van zelfrapportage (32% versus 14%). Meer kinderen zouden gepest worden op basis van zelfrapportage dan op basis van peernominatie (32% versus 24%). In verdere analyses wordt gekeken of dit resultaat significant verschilt. Hypothese 1. Kinderen die pesten op basis van zelfrapportage of op basis van peernominatie hebben een hoger zelfvertrouwen dan kinderen die niet pesten. De andere groep heeft een lager zelfvertrouwen dan kinderen die niet pesten. Om de scores op zelfvertrouwen voor de kinderen die wel en niet pesten op basis van zelfrapportage te vergelijken is een onafhankelijke t-test uitgevoerd. Er blijkt geen significant verschil te zijn in zelfvertrouwen voor kinderen die pesten (M = 26.72, SD = 6.20) en niet pesten op basis van zelfrapportage (M = 27,69, SD = 5,64 ; t (297) = 1.03, p =.31). Ook is er een t-test uitgevoerd op de scores op zelfvertrouwen van kinderen die wel en niet pesten op basis van peernominatie. Ook hierbij blijkt dat er geen significant verschil is in zelfvertrouwen voor kinderen die pesten (M = 28.02, SD = 5.50) en niet pesten op basis van peernominatie (M = 27.27, SD = 5.83 ; t (299) = -1.06, p =.288).
11 Hypothese 2. Kinderen die gepest worden hebben een lager zelfvertrouwen dan kinderen die niet gepest worden op basis van zelfrapportage en op basis van peernominatie. Een onafhankelijke t-test is uitgevoerd om de scores op zelfvertrouwen te vergelijken voor kinderen die gepest worden op basis van zelfrapportage. Er is een significant verschil in scores op zelfvertrouwen voor kinderen die gepest worden (M = 25.48, SD = 6.16) en kinderen die niet gepest worden op basis van zelfrapportage (M = 28.53, SD = 5.24 ; t (297) = 4.44, p = 0.01). Ook werden de scores op zelfvertrouwen voor kinderen die wel en niet gepest worden vergeleken op basis van peernominatie. Hierbij is er geen significant verschil gevonden in zelfvertrouwen voor kinderen die gepest worden (M = 27.34, SD = 5.55) en kinderen die niet gepest worden (M = 27.57, SD = 5.79 ; t (299) = 0.29, p =.771). Hypothese 3. Er is geen relatie tussen peernominatie en zelfrapportage bij pesten en gepest worden Allereerst wordt er gekeken naar de relatie tussen pesten op basis van peernominatie en pesten op basis van zelfrapportage. Dit wordt gedaan door middel van de Chi-square test (met de Yates continuïteit correctie). Zoals te zien is in tabel 1 verschillen de resultaten op zelfrapportage pesten en peernominatie pesten significant van elkaar, χ 2 (1, n = 303) = 13.7, p = <0.001, phi = Met een betrouwbaarheid van 95% is er sprake van een statisch significant verband tussen zelfrapportage pesten en peernominatie pesten. Ook wanneer gekeken wordt naar de relatie tussen gepest worden op basis van peernominatie en gepest worden op basis van zelfrapportage is de assumptie van de chi-square test niet geschonden. In tabel 2 is te zien dat zelfrapportage gepest worden en peernominatie
12 gepest worden niet significant verschillen. Er is geen associatie tussen peernominatie gepest en zelfrapportage gepest, χ 2 (1, n = 303) = 0.00, p = 1.00, phi = Hypothese 4. Kinderen die pesten op basis van zelfrapportage hebben een hoger zelfvertrouwen dan kinderen die pesten op basis van peernominatie. Aangezien de resultaten op hypothese 3 uitwijzen dat er een relatie is tussen zelfrapportage en peernominatie op de variabele pesten, zal het resultaat op zelfvertrouwen ook gelijk zijn. Om dit te controleren is een ANOVA uitgevoerd op de nieuwe variabele pesten. De labels hierbij zijn als volgt: 0 = niet pesten, 1= pesten zelfrapportage, 2 = pesten peernominatie, 3 = pesten beide. Deze resultaten, te zien in tabel 3 wijzen ook uit dat het zelfvertrouwen voor deze groepen niet verschilt: F(294)= 1.26, p= Hypothese 5. Kinderen die gepest worden op basis van zelfrapportage hebben een hoger zelfvertrouwen dan kinderen die gepest worden op basis van peernominatie. Een een-weg ANOVA is uitgevoerd om de gemiddelde scores op zelfvertrouwen te vergelijken op de variabele gepest. Deelnemers werden ingedeeld in vier groepen (Niet gepest, gepest o.b.v. zelfrapportage, gepest o.b.v. peernominatie en gepest o.b.v. beide meetinstrumenten). In tabel 4 is te zien dat er een significant verschil is gevonden voor de vier groepen: F(3, 295) = 6.61, p <.001. Het verschil in gemiddelde scores tussen de groepen is klein. De effect grootte, berekend met de eta squared, is De Tukey post-hoc toets laat zien dat de gemiddelde score voor de niet gepest groep (M = 28.61, SD = 5.33) significant verschilt van de gepest o.b.v. zelfrapportage groep (M = 25.41, SD = 6.11). Dit resultaat komt overeen met hypothese 2. Buiten het al bekende resultaat blijkt het zelfvertrouwen van de kinderen die gepest
13 worden o.b.v. zelfrapportage significant minder te zijn dan het zelfvertrouwen van kinderen die genomineerd worden als gepeste (M = 28.28, SD = 4.97).
14 Discussie In dit onderzoek is gezocht naar antwoorden op de vragen: Wat is de relatie tussen pestgedrag en zelfvertrouwen en bestaat hierbij een verschil in zelfrapportage en peernominatie? Uit de resultaten blijkt dat het zelfvertrouwen van pesters niet verschilt van de niet-pesters op basis van zelfrapportage en op basis van peernominatie. Het zelfvertrouwen kinderen die zichzelf nomineren als gepest blijkt lager dan kinderen die zichzelf niet nomineren als gepest. Het zelfvertrouwen van kinderen die wel en niet door anderen genomineerd worden als gepest verschilt echter niet op beide methoden. Ook is er in dit onderzoek gevonden dat er een relatie is tussen peernominatie en zelfrapportage bij pesten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het zelfvertrouwen voor de kinderen op beide methoden hetzelfde is. Bij gepest worden blijkt er geen relatie te zijn tussen beide methoden. Kinderen die zichzelf nomineren als gepest blijken een lager zelfvertrouwen te hebben dan kinderen die door anderen genomineerd worden als gepest. Het eerste opvallende resultaat is dat het zelfvertrouwen van pesters op basis van zelfrapportage en op basis van peernominatie niet verschilt van niet pesters. Aangezien onduidelijk is waarom er inconsistentie is over het zelfvertrouwen van pesters werd in dit onderzoek verondersteld dat het zou kunnen liggen aan de manier van afname. Verwacht werd dat kinderen die pesten op basis van een van beide methodes een hoger zelfvertrouwen hebben dan kinderen die niet pesten en dat de andere groep een lager zelfvertrouwen heeft dan kinderen die niet pesten. Uit dit onderzoek blijkt dat het zelfvertrouwen van kinderen die pesten echter niet verschilt van de kinderen die niet pesten op beide methoden. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat in dit onderzoek alleen gebruik is gemaakt van de vraag: Pest je? Naast de pesters zullen er ook kinderen zijn die niet pesten, maar wel toekijken en dus wel iets met pesten te maken
15 hebben, waardoor het zelfvertrouwen van die groep ook verlaagd wordt. Ook wordt er niet gevraagd hoevaak ze pesten. Wanneer een kind zichzelf als pester benoemd nadat hij een keer in het verleden gepest heeft, hoeft dit niet van invloed te zijn. Bij de peernominatie is een kind als pester genomineerd wanneer hij door een of meerdere klasgenoten als pester genoemd wordt. Wanneer een kind maar één nominatie heeft zal het zelfvertrouwen ook amper verschillen van de kinderen die niet genomineerd worden. Een ander opvallend resultaat is dat kinderen die gepest worden op basis van peernominatie geen lager zelfvertrouwen hebben dan kinderen die niet gepest worden, terwijl in vele onderzoeken gevonden is dat zelfvertrouwen van gepeste kinderen lager is dan zelfvertrouwen van kinderen dat niet gepest wordt (Hawker &Boulton, 2000; O Moore & Kirkham, 2001). De verklaring zou te vinden kunnen zijn in het eerder genoemde punt dat de kinderen slachtoffers niet goed kunnen nomineren (Monks et al., 2003). Aangezien peernominatie en zelfrapportage bij gepest niet overeenkomen in dit onderzoek zou het kunnen dat de peernominiatie van dit onderzoek niet helemaal betrouwbaar is en het zelfvertrouwen van deze kinderen in dit onderzoek niet perse het zelfvertrouwen is van gepeste kinderen. De kinderen die zichzelf als gepest benoemen hebben wel een lager zelfvertrouwen dan de kinderen die zichzelf niet als gepest benoemen. Verder werd er in dit onderzoek in navolging van het onderzoek van Branson & Cornell (2009) vanuit gegaan dat er geen overeenkomst was tussen zelfrapportage en peernominatie voor pesters en gepeste. Echter bleek er in dit onderzoek wel een relatie te zijn tussen zelfrapportage en peernominatie bij pesten. Dat er een relatie is tussen de twee methodes bevestigt het onderzoek van Monks et al.: Peernominaties van kinderen lijken vooral betrouwbaar als het gaat
16 om het nomineren van pesters. Dit werd verder bevestigd door het eerdergenoemde resultaat dat er geen relatie is tussen zelfrapportage en peernominatie bij gepest. Dat de resultaten van Branson & Cornell (2009) verschillen van dit onderzoek zou kunnen liggen aan het gebruik van andere schalen om zelfrapportage en peernominatie mee te meten. Branson & Cornell (2009) maken gebruik van The School Climate Bullying Survey, waar in dit onderzoek gebruik wordt gemaakt van een subschaal van de SPACE. In de schaal die Branson & Cornell (2009) gebruiken wordt eerst een beschrijving gegeven van pesten, waardoor het kinderen mogelijk afschrikt om zelf te rapporteren dat ze pesten. Wanneer beide methoden vergeleken worden op zelfvertrouwen is het logisch dat dit voor de pesters niet verschilt. Dezelfde kinderen worden genomineerd, dus het zelfvertrouwen voor deze groepen is ook hetzelfde. Peernominatie en zelfrapportage kwamen niet overeen bij de gepeste groep. Dit verschil is ook te zien in het zelfvertrouwen. Het zelfvertrouwen van de gepeste kinderen verschilt significant per methode. Verwacht werd dat beide groepen een laag zelfvertrouwen zouden hebben, maar dat het verschil niet significant was. Uit dit onderzoek blijkt dat kinderen die zichzelf nomineren als gepest wel degelijk een lager zelfvertrouwen hebben dan kinderen die genomineerd worden door anderen als gepest. Als het eerder gedane argument opgaat dat kinderen vooral hun vrienden nomineren als gepest en niet de werkelijk gepeste kinderen, zou dit ook de verklaring kunnen zijn voor het verschil in zelfvertrouwen. Een sterk punt aan het onderzoek is dat de klassen die zijn meegenomen variëren van VMBO tot Gymnasium. Door alle niveaus mee te nemen kon er een representatiever beeld van de populatie gevormd worden. Een minder punt aan de studie is de klein gevarieerde groep die gebruikt wordt waardoor de externe validiteit in het geding komt. Dit met betrekking tot de
17 leeftijd, de scholen die meegenomen zijn en de kleine hoeveelheden participanten in de groepen. De leeftijd varieert van 11 tot 15. Dit is de periode waarin het kind begint te puberen. Het blijkt dat het zelfvertrouwen van puberende kinderen lager is dan het zelfvertrouwen van kinderen die niet puberen (Rawana & Morgan, 2014). Waar nu alleen de onderbouw meegenomen is zou in vervolg onderzoek de basisschool en de bovenbouw ook meegenomen kunnen worden. Verder zijn er maar twee scholen in Nederland meegenomen. Het zelfvertrouwen en het aantal pesters en gepeste zou kunnen verschillen in verschillende delen van Nederland. Zo is er al eerder gevonden dat er meer kinderen pesten in stedelijke gebieden dan in plattelandsgebieden (O Moore, Kirkham & Smith, 1997). Verder is de studie wat minder sterk op basis van het aantal respondenten in de groepen. Aangezien het aantal respondenten opgesplitst wordt in groepen worden de groepen relatief klein. Zo zijn er bijvoorbeeld maar 18 kinderen die pesten op basis van zelfrapportage, 25 kinderen die pesten op basis van peernominatie en zelfrapportage en 23 kinderen die gepest worden op basis van peernominatie en zelfrapportage. In vervolg onderzoek zou gebruik gemaakt kunnen worden van grotere groepen om de externe validiteit te vergroten. Zo kunnen er meerdere scholen meegenomen worden en kunnen grotere leeftijdsgroepen worden gebruikt, waardoor alle groepen ook groter worden. Ook de inhoudsvaliditeit kan sterker. In het onderzoek is gebruik gemaakt van een deelvragenlijst van de SPACE vragenlijst. Zoals al eerder genoemd wordt pesten gemeten met behulp van een dichotome vraag. Wanneer een kind een keer iemand heeft gepest wilt dit niet meteen zeggen dat het een pester is. De variabele pesten kon beter gemeten worden aan de hand van een likert schaal, varierend van: Nooit gepest tot dagelijks pesten. Dit zelfde geldt voor de
18 variabele gepest. Verder wordt een kind als pester/gepest genomineerd wanneer hij/zij één nominatie van een leeftijdsgenoot gekregen heeft. Ook dit wilt niet zeggen dat het een pester/gepest kind is. In vervolgonderzoek zal deze range iets verder moeten liggen. Aangezien er onenigheid bestaat over de relatie tussen zelfvertrouwen en pestgedrag is in dit onderzoek gekeken of er verschil bestaat in het zelfvertrouwen van kinderen die pesten en gepest worden op peernominatie en zelfrapportage. Waar andere onderzoeken zich richten op volwassenen (Iglesias & Elena, 2012) of op een van beide methoden (Fox & Boulton, 2003; Gökhan & Oya Yerin, 2013), worden beide methoden in dit onderzoek meegenomen en vergeleken, wat een sterk punt is aan het onderzoek. Aangezien nog steeds niet duidelijk is wat de oorzaak is van de inconsistentie van de eerdere bevindingen naar de relatie tussen zelfvertrouwen en pesten moet dit nog verder onderzocht worden. Dit onderzoek zou gerepliceerd kunnen worden, waarbij de eerder genoemde verbeterpunten meegenomen worden. Wanneer dat onderzoek ook niets opleverd zal er gekeken moeten worden naar andere mogelijke verklaringen voor de verschillen in zelfvertrouwen. Samenvattend is het antwoord op de vraag wat is de relatie tussen pestgedrag en zelfvertrouwen en bestaat hierbij een verschil in zelfrapportage en peernominatie? : Zelfvertrouwen van de pesters lijkt gelijk te zijn aan het zelfvertrouwen van kinderen die niks te maken hebben met pesten op basis van beide methoden. Het zelfvertrouwen van kinderen die gepest worden is het laagst voor kinderen die zichzelf nomineren als gepest. Dat dit voor kinderen die genomineerd worden als gepest niet zo is en dat er geen relatie is tussen peernominatie en zelfrapportage bij gepesten lijkt te bevestigen dat kinderen de verkeerde nomineren als gepest. Dit wilt dus zeggen dat kinderen niet door blijken te hebben wie er gepest
19 worden, of in ieder geval het idee hebben dat ze gepest worden. Dit is een belangrijk punt om aan te pakken op scholen. Kinderen zouden altijd duidelijk moeten kunnen maken dat ze het idee hebben dat ze gepest worden en zich hier rot over voelen. Wanneer er meer duidelijkheid is, is de kans groter dat het pesten stopt, wat voor heel wat rust zal zorgen bij de gepeste en zijn omgeving, maar ook bij de pester en zijn omgeving.
20 Referenties Arens, A. K., Yeung, A. S., Nagengast, B., & Hasselhorn, M. (2013). Relations between selfesteem and academic self-concept for German elementary and secondary school students. Educational Psychology, 33, Branson, C.E. & Cornell, D.G. (2009). A Comparison of Self and Peer Reports in the Assessment of Middle School Bullying. Journal of Applied School Psychology, 25, 5-27, DOI: / Bjorkqvist, K. (1994). Sex differences in physical, verbal, and indirect aggression: A review of recent research. Sex Roles, 30, Crick, N.R. & Grotpeter, J.K. (1995). Relational aggression, gender, and social-psychological adjustment. Child Development, 66, Dawkins, J.L. (1995). Bullying in school: Doctors responsibilities. British Medical Journal, 310, Farrington, D. (1993). Understanding and preventing bullying. Chicago: The University of Chicago Press Fox, C. L. & Boulton, M. J. (2003). Evaluating the effectiveness of a social skills training (SST) programme for victims of bullying. Educational Research, 45, Gökhan, A., & Oya Yerin, G. (2013). Bullying and victimization: Predictive role of individual, parental, and academic factors. School Psychology International, 34,
21 Hawker, D.S.J. & Boulton, M.J. (2000). Twenty Years' Research on Peer Victimization and Psychosocial Maladjustment: A Meta-analytic Review of Cross-sectional Studies. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 41, Hinduja, S, & Patchin, J.W. (2010). Bullying, Cyberbullying, and Suicide. Achives of Suicide research, 14, Hulsey, C. Examining the Psychometric Properties of Self-Report Measures of Bullying: Reliability of the Peer Relations Questionnaire (Thesis, Kansas State University, Wichita). Retrieved from Iglesias, L., & Elena, M. (2012). Prevalence of bullying at work and its association with self- esteem scores in a Spanish nurse sample. Contemporary Nurse, 42, Ladd, G. W., & Kochenderfer-Ladd, B. (2002). Identifying victims of peer aggression from early to middle childhood: Analysis of crossinformant data for concordance, estimation of relational adjustment, revalence of victimization, and characteristics of identified victims. Psychological Assessment, 14, Monks, C. P., Smith, P. K., & Swettenham, J. (2003). Aggressors, victims, and defenders in preschool: Peer, self-, and teacher reports. Merrill-Palmer Quarterly, 49, Nansel, T.R., Overpeck, M., Pilla, R.S., Ruan, W.J., Simons-Morton, B., & Scheidt, P. (2001). Bullying Behaviors Among US Youth Prevalence and Association With Psychosocial Adjustment. The Journal of the American Medical Association, 285,
22 Olweus, D. (1993). Bullying at School. What we know and what we can do. Oxford: Blackwell Publishers Ltd. Olweus, D. (1995). Bullying or peer abuse at school: Facts and interventions. Current Directions in Psychological Science, 4, O Moore, A.M. & Kirkham, C. (2001). Self-esteem and its relationship to bullying behaviour. Aggression Behavior, 27, DOI: /ab.1010 O Moore, A.M., Kirkham, C & Smith, M. (1997). Bullying behaviour in Irish schools: A nationwide study. The Irish Journal of Psychology, 18, Pearce, J.B. & Thompson, A.E. (1998). Practical approaches to reduce the impact of bullying. Arch Dis Child, 79, , DOI: /adc Pulkkinen, L & Tremblay, R.E. (1992). Patterns of boys social adjustment in two cultures and at different ages: A longitudinal perspective. International Journal of Behavioral Development, 15, Rawana, J.S., & Morgan, A.S. (2014). Trajectories of Depressive Symptoms from Adolescence to Young Adulthood: The Role of Self-esteem and Body-Related Predictors. Journal of Youth and Adolescence, 43, Rigby, R. (2002). New Perspectives on Bullying. United Kingdom: Jessica Kingsley Publishers.
23 Tabellen Tabel 1. Kruistabel pesten op basis van zelfrapportage * pesten op basis van peernominatie Zelfgerapporteerd pesten Peernominatie pesten nee ja totaal χ2 Φ nee *** ja totaal Notitie.*** p=< Tabel 2. Kruistabel gepest op basis van zelfrapportage * gepest op basis van peernominatie Zelfgerapporteerd gepest Peernominatie gepest nee ja totaal χ2 Φ nee * ja totaal Notitie. *p=>0.10
24 Tabel 3. ANOVA pesten*zelfvertrouwen zelfvertrouwen n M SD df F p 295, * Niet pesten Pesten zelfrapportage Pesten peernominatie Pesten beide Notitie: *p=> Tabel 4. ANOVA gepest*zelfvertrouwen zelfvertrouwen N Mean Std df F p 3, *** Niet gepest Gepest zelfrapportage Gepest peernominatie Gepest beide 22 Note.*** p<
Facts & Figures: Slachtofferschap van (cyber)pesten
Facts & Figures: Slachtofferschap van (cyber)pesten 1. Inleiding Erbij horen is een diepgewortelde menselijke behoefte. Opgroeiende tieners richten zich daarvoor doorgaans tot leeftijdsgenoten in hun onmiddellijke
Nadere informatieHet effect van Cyberball buitensluiting op stemming en behoeftevervulling in. kinderen: De rol van gepest worden in de klas
Het effect van Cyberball buitensluiting op stemming en behoeftevervulling in kinderen: De rol van gepest worden in de klas Tessa A. M. Lansu¹, Marike H. F. Deutz¹ ², Tirza H. J. van Noorden¹ ¹Radboud Universiteit
Nadere informatieOnderzoek Wel eens gepest?
Onderzoek Wel eens gepest? 5 februari 2013 Over het onderzoek Aan dit online onderzoek, gehouden van 31 januari tot 05 februari 2013, deden 817 jongeren mee uit het 1V Jongerenpanel die aangeven op de
Nadere informatiePesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.
Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary
Nadere informatieKaren J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon
Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety
Nadere informatieRunning head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD
1 Opvoedstijl en Externaliserend Probleemgedrag en de Mediërende Rol van het Zelfbeeld bij Dak- en Thuisloze Jongeren in Utrecht Parenting Style and Externalizing Problem Behaviour and the Mediational
Nadere informatie(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1
(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 Psychologische Inflexibiliteit bij Kinderen: Invloed op de Relatie tussen en de Samenhang met Gepest worden en (Sociale) Angst Psychological
Nadere informatieWat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?
De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve
Nadere informatiePersoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar:
Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar: is er een relatie met een verkorte versie van de NVP-J? Personality Characteristics and Cyberbullying among youngsters of 11
Nadere informatiePositieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen
Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic
Nadere informatieBullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders?
Pesten in het Buitengewoon Secundair Onderwijs: Wie Zijn de verdedigers? Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders? Remy Gregoor Eerste begeleider: Tweede begeleider: mw. dr. Nicole
Nadere informatiePsychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)
Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede
Nadere informatieDe Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.
RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede
Nadere informatieDe Relatie tussen Narcisme en Pestgedrag in de Vroege Adolescentie. Anissa El Farkouchi: 307819. Universiteit van Tilburg
De Relatie tussen Narcisme en Pestgedrag in de Vroege Adolescentie Anissa El Farkouchi: 307819 Universiteit van Tilburg Bachelorthesis Psychologie en Gezondheid Departement Ontwikkelings- en Forensische
Nadere informatieSamenvatting, conclusies en discussie
Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit
Nadere informatie1 Ben of word jij weleens gepest?
Onderzoeksresultaten TipHorstaandeMaas.nl Pesten Pesten is van alle generaties. Het kan bijna overal plaatsvinden en is daarom dichterbij dan mensen soms denken 8 1 Ben of word jij weleens gepest? 7 6
Nadere informatieOnderzoek Wel eens gepest?
Onderzoek Wel eens gepest? 05 februari 2013 Over het onderzoek Aan dit online onderzoek, gehouden van 31 januari tot 05 februari 2013, deden XXX jongeren mee uit het 1V Jongerenpanel die aangeven op de
Nadere informatieRelatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.
Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding Relation between Cyberbullying and Parenting D.J.A. Steggink Eerste begeleider: Dr. F. Dehue Tweede begeleider: Drs. I. Stevelmans April, 2011 Faculteit Psychologie
Nadere informatieSekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar
Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6
Nadere informatieExtreem weinig meisjes in de natuurkundeklas: slecht voor meisjes, goed voor jongens
Extreem weinig meisjes in de natuurkundeklas: slecht voor meisjes, goed voor jongens Samenvatting In natuurkunde 12 liepen de prestaties van meisjes nog steeds achter bij die van jongens. Dit hangt samen
Nadere informatiePesten (op school) bij kinderen met een autismespectrum stoornis 6/12/2017
Pesten (op school) bij kinderen met een autismespectrum stoornis KATRIEN HERMANS 6/12/2017 Overzicht Wie ben ik? Voorstelling artikel Autismespectrumstoornis en pesten Methode Resultaten Aanbevelingen
Nadere informatieRunning Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1
Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Relatie tussen Attitude, Sociale Invloed en Self-efficacy en Intentie tot Contact tussen Ouders en Leerkrachten bij Signalen van Pesten
Nadere informatie7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM
7--3 Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een auditieve/ communicatieve beperking Emotieherkenning bij kinderen en kinderen met Rosanne van der Zee Meinou de Vries Lizet Ketelaar Rosanne van
Nadere informatieInhoudsopgave Samenvatting Summary Inleiding Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Evaluatieonderzoek naar de Effectiviteit van de Zomercursus Plezier op School bij Kinderen met Verschillende Mate van Angstig en Stemmingsverstoord Gedrag en/of Autistische Gedragskenmerken Effect Evaluation
Nadere informatieHet effect van het Rots en Water-programma op pesten, zelfvertrouwen en. zelfbeheersing op het Sondervick College
Het effect van het Rots en Water-programma op pesten, zelfvertrouwen en zelfbeheersing op het Sondervick College 3 januari 2018 Uitvoering: H. van den Bogert a (leerkracht L.O. Sondervick College en Advanced
Nadere informatieErvaren tevredenheid over de geboorte
Ervaren tevredenheid over de geboorte een meetinstrument voor moeders na de bevalling Introductie Inzicht krijgen in moeders ervaringen over de geboorte van haar kind kan worden gerealiseerd door gebruik
Nadere informatieBeschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw
Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Dit document beschrijft kort de bevindingen uit het onderzoek over biseksualiteit van het AmsterdamPinkPanel.
Nadere informatieDe Relatie tussen Gepest Worden en Faalangst bij Kinderen van 11 tot 15 Jaar. Bachelorthesis Klinische Gezondheidspsychologie. Tilburg University
De Relatie tussen Gepest Worden en Faalangst bij Kinderen van 11 tot 15 Jaar. Bachelorthesis Klinische Gezondheidspsychologie Tilburg University Astrid Janssen ANR: 245465 Begeleider: dr. J. Maas 16-06-2014
Nadere informatieMINDFULNESS, ZELFASPECTEN EN WELZIJN 1. Bewust (wel)zijn? De mediërende rol van het zelf in de relatie tussen mindfulness en psychologisch welbevinden
MINDFULNESS, ZELFASPECTEN EN WELZIJN 1 Bewust (wel)zijn? De mediërende rol van het zelf in de relatie tussen mindfulness en psychologisch welbevinden Mindful (well)being? The mediating role of the self
Nadere informatieCyberpesten in Olst-Wijhe Nederlandse samenvatting van het onderzoek naar cyberpesten onder 12 tot 18 jarigen in de gemeente Olst-Wijhe
Cyberpesten in Olst-Wijhe Nederlandse samenvatting van het onderzoek naar cyberpesten onder 12 tot 18 jarigen in de gemeente Olst-Wijhe Beste lezer Voor u ligt een onderzoeksverslag naar cyberpesten onder
Nadere informatiePreventie van pesten op basisscholen volgens de PRIMA antipestmethode
Preventie van pesten op basisscholen volgens de PRIMA antipestmethode Auteurs: A. van Dorst, K. Wiefferink, E. Dusseldorp, F. Galindo Garre, M. Crone, Th. Paulussen; TNO, Leiden. Uit het in 2008 afgesloten
Nadere informatieDe Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.
De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:
Nadere informatieHoe autonomie-ondersteunend werkt een docent binnen honoursonderwijs? Tineke Kingma Elanor Kamans Marjolein Heijne-Penninga Marca Wolfensberger
Hoe autonomie-ondersteunend werkt een docent binnen Tineke Kingma Elanor Kamans Marjolein Heijne-Penninga Marca Wolfensberger Fellow onderzoeker Adviseur en coördinator 2 Opzet onderzoekspresentatie 1.
Nadere informatieGEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG
GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG Effectiviteit Geef me de 5-methodiek in zorginstelling JP van den Bent In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit
Nadere informatieOp welke manier wordt Online Pestgedrag beïnvloed door de Zelfwaardering van de Pester?
Op welke manier wordt Online Pestgedrag beïnvloed door de Zelfwaardering van de Pester? GIJSBERS, D. ABSTRACT Online pesten kan een enorme impact hebben op de pester, de gepeste en hun omgeving. Dit alledaagse
Nadere informatieWe berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:
INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 4 1. Toets met behulp van SPSS de hypothese van Evelien in verband met de baardlengte van metalfans. Ga na of je dezelfde conclusies
Nadere informatie3 november 2014. Onderzoek: Pesten
3 november 2014 Onderzoek: Pesten 1 Over het EenVandaag Opiniepanel Het EenVandaag Opiniepanel bestaat uit ruim 30.000 mensen. Zij beantwoorden vragenlijsten op basis van een online onderzoek. De uitslag
Nadere informatieModeratie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en
Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en Ziekteverzuim Moderation of the Big Five Personality Factors on
Nadere informatieKnelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch
Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Bottlenecks in Independent Learning: Self-Regulated Learning, Stress
Nadere informatieDe Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering
De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent
Nadere informatieDe kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht
De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave
Nadere informatieZimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie
DIAGNOSTIC INVENTORY FOR DEPRESSION (DID) Zimmerman, M., Sheeran, T., & Young, D. (2004). The Diagnostic Inventory for Depression: A self-report scale to diagnose DSM-IV Major Depressive Disorder. Journal
Nadere informatieOnze huidige kennismaatschappij is sterk in ontwikkeling. Dit heeft als gevolg dat de veroudering van onze kennis en vaardigheden ook steeds sneller
Onze huidige kennismaatschappij is sterk in ontwikkeling. Dit heeft als gevolg dat de veroudering van onze kennis en vaardigheden ook steeds sneller gaat. Om bij te blijven met deze veranderingen in de
Nadere informatieThe relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope
The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope Een onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en depressieve-
Nadere informatieBeïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?
Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety
Nadere informatiePesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.
Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Bullying at work and the impact of Social Support on Health and Absenteeism. Rieneke Dingemans April 2008 Scriptiebegeleider:
Nadere informatieHet Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping
Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit
Nadere informatieSlachtofferschap en zelfbeeld van leerlingen in groep 7 en 8
Slachtofferschap en zelfbeeld van leerlingen in groep 7 en 8 Een onderzoek naar het effect van de aanpak van de leerkracht, waargenomen door leerlingen, op het verband tussen slachtofferschap en het zelfbeeld.
Nadere informatieDANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1
DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 Dankbaarheid in Relatie tot Intrinsieke Levensdoelen: Het mediërende Effect van Psychologische Basisbehoeften Karin Nijssen Open Universiteit
Nadere informatieRapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success
Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Leercentrum Nijmegen Oberon, november 2012 1 Inleiding Playing for Success heeft, naast het verhogen van de taal- en rekenprestaties van de
Nadere informatieMindset: Onderwijsmythe of niet? Onderzoek naar de rol van mindset in het basisonderwijs
Mindset: Onderwijsmythe of niet? Onderzoek naar de rol van mindset in het basisonderwijs Door: Joshi Verschuren, Universiteit Utrecht Vele basisscholen besteden tegenwoordig aandacht aan de mindset van
Nadere informatieEmotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.
Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities
Nadere informatieGeslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive
1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:
Nadere informatieDe Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior
De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:
Nadere informatieDe Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen
Running head: INVLOED VAN DAGELIJKSE STRESS OP BURN-OUT KLACHTEN De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale Veerkracht en Demografische Variabelen The Influence of
Nadere informatieDe Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie
De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een Vergelijking met Rusten in Liggende Positie The Effectiveness of a Mindfulness-based Body Scan: a Comparison with Quiet Rest in the Supine
Nadere informatiePersoonlijkheidsmeting bij kinderen Dick Barelds
Persoonlijkheidsmeting bij kinderen Dick Barelds 15-02-2011 2 Persoonlijkheid bij kinderen Dick Barelds d.p.h.barelds@rug.nl 15-02-2011 3 Persoonlijkheid: definitie...a more or less stable and enduring
Nadere informatieDe relatie tussen Dark Triad en pesten 1
De relatie tussen Dark Triad en pesten 1 De relatie tussen de Dark Triad persoonlijkheidseigenschappen, Machiavellianisme, Narcisme en Psychopathie, en pesten: Een studie met kinderen. Lin Heijnen De Universiteit
Nadere informatieDe Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie
De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support
Nadere informatiePesten. Ouderavond Basisschool Brakkenstein Prof. dr. Ron Scholte (Radboud Universiteit Nijmegen, Praktikon)
Pesten Ouderavond Basisschool Brakkenstein 25-10-2018 Prof. dr. Ron Scholte (Radboud Universiteit Nijmegen, Praktikon) 1 Pesten en gepest worden Thema s: - definitie, prevalentie, en betrokkenheid - effecten
Nadere informatieVormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?
Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners? Are Premorbid Neuroticism-related Personality Traits a
Nadere informatieDe relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.
De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment
Nadere informatiebij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven
Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form
Nadere informatieBetrokkenheid bij pesten op de basisschool en het sociaal functioneren in het voortgezet onderwijs. Een longitudinale studie.
Betrokkenheid bij pesten op de basisschool en het sociaal functioneren in het voortgezet onderwijs. Een longitudinale studie. Gerbert Haselager Lezing op het VU-ACK-Symposium: Pesten; over leven in een
Nadere informatieDe Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim
De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:
Nadere informatieDe Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen
De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen The Association between Daily Hassles, Negative Affect and the Influence of Physical Activity Petra van Straaten Eerste begeleider
Nadere informatieInvloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders
Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Influence of Mindfulness Training on Parental Stress, Emotional Self-Efficacy
Nadere informatieleerlingen sociale veiligheid
Verslag vragenlijst voor leerlingen over sociale veiligheid juni 2011 OBS De Rolpaal Samenvatting Eens in de 2 jaar wordt er een vragenlijst afgenomen over de sociale veiligheid op school. Dit is in 2009
Nadere informatieBeschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?
Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht
Nadere informatieProtocol gedrag. Recht op veiligheid Iedere leerling heeft recht zich veilig te voelen in de klas en in de school.
Protocol gedrag Een goede school heeft geen pestprojecten nodig, of anders gezegd: doet dagelijks een pestproject, mits zij zich er steeds van bewust blijft welke processen in de groepsvorming een belangrijke
Nadere informatieDe invloed van leeftijd en sekse op pestgedrag van basisschoolkinderen. Gerianne Meijer, Marloes Vegt, Mieke van Vliet en Laura Windhoud
INVLOED VAN LEEFTIJD EN SEKSE OP PESTGEDRAG 1 De invloed van leeftijd en sekse op pestgedrag van basisschoolkinderen Gerianne Meijer, Marloes Vegt, Mieke van Vliet en Laura Windhoud Cursus: Begeleider:
Nadere informatieDOELGROEP De test richt zich tot zwangere vrouwen of vrouwen die recent bevallen zijn.
BREASTFEEDING PERSONAL EFFICACY BELIEFS INVENTORY (BPEBI) Cleveland A.P., McCrone S. (2005) Development of the Breastfeeding Personal Efficacy Beliefs Inventory: A measure of women s confidence about breastfeeding.
Nadere informatiePsychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere
Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere vrouwen: Onderzoek naar de relatie tussen angst, depressieve
Nadere informatieDenken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten
Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking
Nadere informatieExecutief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression
Executief Functioneren en Agressie bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag Executive Functioning and Aggression in a Forensic Psychiatric Population in PPC The Hague Sara Helmink 1 e begeleider:
Nadere informatievan Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw
De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren
Nadere informatieINVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren
De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:
Nadere informatie6 Psychische problemen
psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een
Nadere informatieOuderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit
1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan
Nadere informatieRisicofactoren bij pesten
Risicofactoren bij pesten Karen van Rooijen www.nji.nl Mei 2012 Onderstaande tekst gaat over de factoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van pesten. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen
Nadere informatieCOGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS
COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking
Nadere informatieKeuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie
1 Keuzetwijfels in de Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze in Relatie tot Depressie Open Universiteit Nederland Masterscriptie (S58337) Naam: Ilse Meijer Datum: juli 2011
Nadere informatiede Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality
De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Emotioneel Eten: de Rol van Persoonlijkheid The Relationship between Daily Stress and Emotional Eating: the Role of Personality Arlette Nierich Open Universiteit
Nadere informatieHet Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive
Gender, Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive 1 Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender Effect on the Relationship between Personality Traits and Sex Drive
Nadere informatieHet empathiequotiënt (eq)
Het empathiequotiënt (eq) Het empathiequotiënt (EQ) versie voor volwassenen Hoe moet deze vragenlijst ingevuld worden? In deze vragenlijst staan een aantal stellingen opgesomd. Lees elke stelling aandachtig
Nadere informatieOuderlijke betrokkenheid en het welzijn van kinderen
Pagina 1 / 17 Ouderlijke betrokkenheid en het welzijn van kinderen Als kinderen meer ouderlijke betrokkenheid ervaren en een betere band met hun ouders hebben, is de kans kleiner dat zij gedragsproblemen
Nadere informatieCover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder
Nadere informatieHet KiVa antipestprogramma: samen pesten tegengaan op een speelse manier
Het KiVa antipestprogramma: samen pesten tegengaan op een speelse manier Beau Oldenburg en Rozemarijn van der Ploeg Vakgroep sociologie, Rijksuniversiteit Groningen Het Finse antipestprogramma KiVa is
Nadere informatieDe Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs
De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs The Relationship between Existential Fulfilment, Emotional Stability and Burnout
Nadere informatieDe Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering
De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering The Relationship between Daily Hassles and Depressive Symptoms and the Mediating Influence
Nadere informatieDe Breastfeeding Self-Efficacy Scale wil nagaan hoe vertrouwensvol vrouwen zijn met betrekking tot het geven van borstvoeding.
BREASTFEEDING SELF-EFFICACY SCALE (BSES) Dennis C-L., Faux S. (1999). Development and Psychometric Testing of the Breastfeeding Self-Efficacy Scale. Research in Nursing and Health, 22, 399-409. Meetinstrument
Nadere informatieHet Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.
Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine
Nadere informatieDe Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie
De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra
Nadere informatieSLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het
SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het modererend effect van coping Cyberbullying: the implications
Nadere informatieInhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation
Nadere informatieExtreem weinig meisjes in de natuurkundeklas: slecht voor meisjes, goed voor jongens
Extreem weinig meisjes in de natuurkundeklas: slecht voor meisjes, goed voor jongens Samenvatting In natuurkunde 12 liepen de prestaties van meisjes nog steeds achter bij die van jongens. Dit hangt samen
Nadere informatieTIJDSPERSPECTIEF EN GELUK GEDURENDE DE LEVENSLOOP 1
TIJDSPERSPECTIEF EN GELUK GEDURENDE DE LEVENSLOOP 1 Tijdsperspectief en Geluk gedurende de Levensloop Time perspective and Happiness across the Lifespan L.K. Welp Open Universiteit Faculteit Psychologie
Nadere informatieStress en Psychose 59 Noord. Stress and Psychosis 59 North. A.N.M. Busch
Stress en Psychose 59 Noord Stress and Psychosis 59 North A.N.M. Busch Prevalentie van Subklinische Psychotische Symptomen en de Associatie Met Stress en Sekse bij Noorse Psychologie Studenten Prevalence
Nadere informatie