Cognitieve gedragstherapie voor kinderen en jongeren met een angststoornis. In groepen of individueel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Cognitieve gedragstherapie voor kinderen en jongeren met een angststoornis. In groepen of individueel"

Transcriptie

1 Cognitieve gedragstherapie voor kinderen en jongeren met een angststoornis In groepen of individueel Universiteit van Amsterdam Bachelor These Door: Vivian op de Beek Studentennummer: Begeleider: Richard Ridderinkhof Datum: 27 juni 2011

2 Inhoudsopgave Samenvatting 2 Angststoornissen en cognitieve gedragstherapie 3 Coping Cat 6 Studies naar individuele cognitieve gedragstherapie 7 Studies naar cognitieve gedragstherapie in groepsverband 8 Vergelijkende studies tussen cognitieve gedragstherapie in groep en individueel 9 Betrokkenheid van ouders 10 Type angststoornis 11 Discussie 12 Literatuurlijst 14 1

3 Samenvatting In deze review is onderzocht of cognitieve gedragstherapie in een groep effectiever is dan cognitieve gedragstherapie individueel voor kinderen en jongeren tussen 4 en 16 jaar met een angststoornis. Bij vergelijking van de twee therapievormen wordt in algemene termen geen verschil gevonden in effectiviteit voor deze leeftijdsgroep. Toch wordt er vanuit gegaan dat groepstherapie effectiever is. Dit is gebaseerd op de aanname dat door sociale interactie met leeftijdsgenoten kinderen over hun angst leren praten en elkaar kunnen helpen met het overwinnen van angst door modeling en feedback. Ook kunnen de aangeleerde vaardigheden beter gegeneraliseerd worden naar andere situaties. De betrokkenheid van ouders wordt van belang geacht voor de behandeling van een angststoornis. Vooral kinderen met sociale angst blijken verschillend te reageren op de twee therapievormen. Omdat hier echter geen consistent beeld over gevormd wordt is meer onderzoek nodig. 2

4 Angststoornissen en cognitieve gedragstherapie Vanaf de kindertijd kan angst een goed overlevingsmechanisme zijn doordat het leidt tot verhoogde waakzaamheid in bedreigende situaties (Lau, Chan, Li, & Au, 2010). Extreme angst kan echter vervelende gevolgen hebben, zoals een angststoornis. Een angststoornis is één van de meest voorkomende psychiatrische aandoeningen in de kindertijd (Costello Mustillo, Erkanli, Keeler, & Angold, 2003). Epidemiologisch onderzoek van Costello en haar collega s (2003) laat zien dat 9.9 procent van de jongeren voor het zestiende levensjaar last heeft gehad van een klinisch significante angststoornis. Er zijn zeven typen angststoornissen bij kinderen te onderscheiden (DSM-IV; American Psychiatric Association, 1994). Ten eerste de separatie-angststoornis (1). Hierbij gaat het om buitensporige angst voor scheiding van huis of mensen waaraan het kind zeer gehecht is, waarbij deze angst een bepaalde mate afwijkt van de norm die hoort bij het ontwikkelingsniveau van het kind. De gegeneraliseerde angststoornis (2) wordt getypeerd door aanhoudende en buitensporige angst en zorgen, samengaand met een gespannen lichaam en waakzaamheid. Bij de sociale fobie (3) is sprake van een specifieke angst voor sociale situaties of situaties waarin prestatie centraal staat en het kind mogelijk in verlegenheid wordt gebracht. Bij paniekstoornissen (4) komen paniekaanvallen voor die gekarakteriseerd worden door een korte intense angst waarbij deze aanhoudt door de angst dat de gevolgen opnieuw zullen optreden. De dwangstoornis (5) wordt gekenmerkt door obsessies, bijvoorbeeld indringende ideeën, gedachten en impulsen die zorgen voor angst, dat wil zeggen herhaaldelijke gedragingen of mentale handelingen om de angst te verminderen. De specifieke fobie (6) wordt gekarakteriseerd door specifieke en aanhoudende angst die wordt veroorzaakt door blootstelling aan een specifiek object of situatie. Hierbij komt vaak vermijdingsgedrag voor. De laatste angststoornis is de acute stressstoornis in combinatie met de post-traumatische stressstoornis (7). Kenmerken van beiden zijn dat er herbelevingen plaatsvinden van een extreme traumatische ervaring gecombineerd met verhoogde alertheid en vermijding van stimuli die worden geassocieerd met het trauma (DSM-IV; American Psychiatric Association, 1994). Al deze angststoornissen worden toegewezen aan kinderen op basis van criteria die staan in de wereldwijd gebruikte Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, afgekort DSM genoemd. Van deze zeven angststoornissen komen de gegeneraliseerde angststoornis (GAD), de sociale fobie (SOP), de separatie-angststoornis (SAD) en de specifieke fobie (SP) het meest voor bij kinderen en adolescenten, namelijk bij 2 tot 5 procent (Costello et al., 2003). Deze vier typen angststoornissen zijn ook het meest onderzocht bij kinderen en jongeren (Bögels, & 3

5 Siqueland, 2005; Liber et al., 2008; Waters, Ford, Wharton, & Cobham, 2009; Hirshfeld- Becker et al., 2010). Angststoornissen in de kindertijd kunnen grote verstoringen veroorzaken in de sociale, familiaire en academische ontwikkeling van een kind als deze niet behandeld worden (Essau, Conradt, & Petermann, 2000; Ezpeleta, Keeler, Erkanli, Costello, & Angold, 2001). Door onbehandelde angststoornissen in de kindertijd zijn kinderen ook vatbaarder om angststoornissen te ontwikkelen in de adolescentie en volwassenheid (Costello et al., 2003; Newman et al., 1996; Last, Perrin, Hersen, & Kazdin, 1996). Ouders en docenten herkennen de stille, internaliserende angsten bij kinderen niet of interpreteren deze op de verkeerde manier doordat veel kinderen hun angst uiten op een expressieve manier in plaats van op de verwachte ingetogen manier (AACAP, 2007). Het is belangrijk dat angststoornissen behandeld worden, angststoornissen herstellen namelijk niet vanzelf (Kendall, 1994; Kendall, Flannery-Schroeder, & Panichelli-Mindel, 1997). Vroege erkenning is daarom belangrijk. In 1994 werd door Kendall de eerste randomised clinical trail (RCT) gepubliceerd naar de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie (CGT) bij angststoornissen in de kindertijd (Liber et al., 2008). Toen daaruit de effectiviteit bleek, en hetzelfde uit verschillende volgende RCT-studies, werd CGT de meest gekozen behandeling voor angststoornissen bij kinderen en jongeren (Monga, Young, & Owens, 2009). CGT houdt rekening met de complexiteiten van interacties tussen gedrag, cognitie, affect, sociale factoren en consequenties op de omgeving (Flannery-Schroeder, & Kendall, 2000). Echter, 20 tot 60 procent van de kinderen in studies naar angststoornissen laten geen adequate respons zien op de cognitieve gedragstherapie. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door het format waarin de therapie aangeboden wordt (Liber et al., 2008). Een CGT kan in groepsvorm en individueel aan een kind worden aangeboden. De vraag is echter in welk format CGT het meest effectief is. In de huidige review wordt daarom onderzoek gedaan naar de vraag: Is cognitieve gedragstherapie in een groep effectiever dan cognitieve gedragstherapie individueel voor kinderen en jongeren tussen 4 en 16 jaar met een angststoornis? Er is gekozen voor deze brede leeftijdsgroep omdat de gemiddelde leeftijden waarop de verschillende angststoornissen beginnen, liggen tussen 6 en 13 jaar (Costello, Egger, Angold, 2005). Een gegeneraliseerde angststoornis start bijvoorbeeld gemiddeld op een leeftijd van 6 jaar en de paniekstoornis op een gemiddelde leeftijd van 13 jaar. De spreiding in aanvang van de verschillende angststoornissen ligt echter tussen 0 en 16 jaar (Costello, et al., 4

6 2005). Als bovengrens van de leeftijdsklasse is daarom gekozen voor 16 jaar. De studie van Egger en Angold (2004) toonde aan dat kinderen van 4 en 5 jaar oud een significant hogere kans hadden op een angststoornis dan kinderen van 2 en 3 jaar oud. Daarom is voor de ondergrens van de leeftijdsklasse gekozen voor 4 jaar. De leeftijdsklasse is dus gekozen omdat in deze periode de grootste kans is op de ontwikkeling van een angststoornis. CGT in groepsvorm heeft de volgende voordelen. In groepsvorm is sprake van sociale interactie, bemiddeling door leeftijdsgenoten (modeling, feedback uit de groep), leiderschap, en blootstelling aan gevreesde interpersoonlijke contexten, objecten en/of situaties (Flannery- Schroeder & Kendall, 2000). Deze situaties kunnen moeilijk in een individuele therapie worden verkregen. Tevens is groepstherapie een goedkopere therapievorm aangezien verschillende kinderen op hetzelfde tijdstip worden behandeld en minder therapeuten nodig zijn. Individuele CGT zou effectiever zijn omdat de behandeling aangepast kan worden aan de specifieke behoeften van het kind in het gezin (Ginsburg, & Schlossberg, 2002). In groepstherapie wordt echter ook veel aandacht besteed aan het kind en hoe hij/zij functioneert binnen het gezin. Hierbij kan het kind zich identificeren met de andere kinderen in de groep. Voorstanders van individuele therapie denken dat de aanwezigheid van andere kinderen in groepstherapie de ontwikkeling van een therapeut-kind relatie in de weg zal staan (Silverman et al., 1999). Er kan echter ook worden verwacht dat in groepstherapie eerder een groepsgevoel ontstaat, waarbij naast de relatie met de therapeut ook relaties onderling tussen de kinderen ontstaan. Een ander argument tegen groepstherapie is dat een minimaal aantal doorverwezen kinderen nodig is voordat de therapie kan starten, waardoor het mogelijk langer duurt voordat een kind behandeld wordt (Liber et al., 2008). Maar aangezien de groep vaak bestaat uit vijf tot tien kinderen, een laag aantal, en de hoge prevalentie onder kinderen, zal dit naar verwachting geen probleem opleveren. Doordat in groepstherapie een kind blootgesteld kan worden aan gevreesde sociale situaties in een veilige omgeving en leeftijdsgenoten kunnen bemiddelen bij de behandeling van de angst is de verwachting dat cognitieve gedragstherapie in een groep effectiever is dan cognitieve gedragstherapie individueel. Om meer duidelijkheid te geven over hoe een cognitieve gedragstherapie voor kinderen met een angststoornis er uit ziet, zal allereerst het meest erkende en best geëvalueerde programma, genaamd Coping Cat, beschreven worden. Om de hoofdvraag vervolgens te kunnen beantwoorden zullen studies die zich richten op individuele CGT beschreven worden en daarna studies die zich richten op CGT in groepsvorm. Als laatst zal 5

7 nader ingegaan worden op studies die een vergelijking maken tussen individuele CGT en CGT in groepsvorm. De studies zijn geselecteerd op basis van een aantal criteria. Het publicatiejaar is van 2000 of later. Een uitzondering hierbij is de studie van Mendlowitz et al. (1999) die door het gebruik van een controlegroep en een grote onderzoeksgroep waardevol is beoordeeld en daarom toch is meegenomen. Een ander criterium was dat de onderzoeksgroep enkel bestond uit kinderen met angststoornissen. Eén studie viel af omdat hier ook kinderen met depressie werden onderzocht. Verder zijn twee artikelen niet meegenomen omdat ze niet via de UvA zoekmachine beschikbaar waren. In de overgebleven vijftien studies worden kinderen en jongeren met verschillende angststoornissen meegenomen. Bij de studies wordt, indien aanwezig, niet gekeken naar de intent-to-treat analyse (aantal proefpersonen dat behandeling is gestart), maar naar de resultaten van de proefpersonen die de behandeling hebben afgemaakt. Hiervoor is gekozen omdat de huidige review gericht is op de effectiviteit van de behandeling. Naast dat met de overgebleven artikelen aandacht besteed wordt aan het verschil tussen CGT in groepsvorm en individueel, zal exploratief ingegaan worden op de invloed van de leeftijd van de kinderen, de betrokkenheid van de ouders bij de therapie, het type therapie en het type angst. Coping Cat Het Coping Cat programma werd in 1994 ontwikkeld door Philip Kendall en zijn collega s. Het is het best geëvalueerde en meest erkende programma voor kinderen met een angststoornis (Lau et al., 2010). Het programma werd speciaal ontwikkeld voor kinderen met een separatie angststoornis, een sociale fobie of een gegeneraliseerde angststoornis (Weisz, 2004). Coping Cat richt zich op de interactie tussen biologische alertheid, angstige gedachten en vermijdingsgedrag. Angstige kinderen weten dat ze zich bang voelen, maar zijn zich vaak niet bewust van hun biologische alertheid en weten niet hoe ze hiermee om moeten gaan. De angstige gedachten kunnen ze vaak niet identificeren en ze weten niet hoe ze die moeten veranderen. Het vermijdingsgedrag zorgt ervoor dat de kinderen er niet achter komen dat de situaties niet zo eng zijn als ze denken (Weisz, 2004). Om deze drie probleemgedragingen aan te pakken worden de kinderen vaardigheden aangeleerd. Ze leren de angstige signalen van hun lichaam te herkennen en te ontspannen als ze angstige gevoelens voelen opkomen. Tevens leren ze angstige gedachten te identificeren en 6

8 te veranderen. Ze worden blootgesteld aan gevreesde situaties en evalueren hierbij hun eigen inzet en belonen zichzelf hiervoor (Weisz, 2004). De behandeling bestaat uit 15 tot 20 sessies van één uur (Lau et al., 2010). Het eerste deel van de sessies is gericht op de cognitieve patronen en lichamelijke sensaties. Het tweede deel richt zich op blootstelling aan gevreesde situaties (Weisz, 2004). Coping Cat kan zowel individueel als in groepsvorm worden aangeboden. Studies naar individuele cognitieve gedragstherapie Verschillende studies zijn uitgevoerd naar individuele cognitieve gedragstherapie. Hierbij wordt vaak een effectgrootte (ES) gemeld. Hierbij wordt een effectgrootte van 0.2 beoordeeld als klein, 0.5 als gemiddeld en 0.8 als groot (Cohen, 1988). Twee studies maakten gebruik van het Coping Cat programma. De ene studie richtte zich op kinderen tussen vier en zeven jaar (Hirshfeld-Becker et al., 2010). Na de behandeling voldeed 69 procent van de kinderen niet meer aan de criteria voor een angststoornis, tegenover 32 procent in de controlegroep. Ook was de vaardigheid om met de angstsymptomen om te gaan na de behandeling significant toegenomen (ES =.69). De internaliserende symptomen namen echter niet af (Hirshfeld-Becker et al., 2010). De andere studie richtte zich op oudere kinderen, namelijk tussen zeven en achttien jaar. Er werd een significante afname van angst gerapporteerd door de ouders, maar niet door de kinderen zelf. Na de behandeling voldeed 54 procent van de kinderen niet meer aan de criteria van een angststoornis, tegenover 10 procent bij de controlegroep. Drie maanden na de behandeling was dit percentage in de behandelgroep gestegen naar 68 procent (Nauta, Scholing, Emmelkamp, & Minderaa, 2003). Bögels en Siqueland (2005) en Wood, Piacentini, Southam-Gerow, Chu en Sigman (2005) ontwikkelden zelf een cognitieve gedragstherapie, maar met onder andere als basis Coping Cat van Kendall. Bögels en Siqueland (2005) vonden bij kinderen tussen 8 en 17 jaar dat na de behandeling 46 procent geen angststoornis meer had en na een jaar 78 procent. De kinderen en jongeren waren significant minder angstig (Vader ES = 1.2, Moeder ES = 1.1, Kind ES = 0.6) en hadden significant minder internaliserende symptomen volgens de moeder (ES = 1.0). Een jaar na de behandeling werden significant minder internaliserende symptomen gerapporteerd door beide ouders (Vader ES = 2.1, Moeder ES = 6.2). De kinderen hadden verder significant minder disfunctionele overtuigingen, interpreteerden ambigue situaties positiever en rapporteerden meer strategieën om met situaties om te gaan. Wood en collega s (2005) maakten een vergelijking tussen een CGT waarbij ouders wel betrokken waren en een CGT waarbij ouders niet betrokken waren. Uit de studie kwam 7

9 naar voren dat beide groepen van kinderen tussen 6 en 13 jaar significant minder angst vertoonden na de behandeling. In de behandelingsgroep zonder ouders had 52.6 procent geen diagnose meer van een angststoornis, bij de behandelingsgroep met ouders was dit 78.9 procent. Op de betrokkenheid van ouders wordt later verder ingegaan. Spence, Donovan en Brechman-Toussaint (2000) ontwikkelden zelf een cognitieve gedragstherapie die ze vervolgens onderzocht hebben bij kinderen tussen 7 en 14 jaar. Zij vonden een significante afname van sociale en algehele angst en een significante toename van sociale vaardigheden ten opzichte van de controlegroep. In de behandelgroepen was na de behandeling 87.5 procent (met ouders) en 58 procent (zonder ouders) van de kinderen af van de diagnose angststoornis, tegenover 7 procent in de controlegroep. Concluderend blijkt uit de verschillende studies naar individuele cognitieve gedragstherapie dat een groot deel van de kinderen en jongeren na de behandeling geen diagnose angststoornis meer heeft en ook een afname in angst laat zien. Dit geldt zowel voor jonge kinderen als adolescenten. Studies naar cognitieve gedragstherapie in groepsverband Het laatste decennium is in toenemende mate onderzoek gedaan naar cognitieve gedragstherapie in groepsvorm binnen verschillende leeftijdsgroepen. Waters en collega s (2009) vonden bij kinderen tussen 4 en 8 jaar dat een significant hoger percentage kinderen in de behandelgroep (74 procent) niet meer aan de criteria voor hun primaire angststoornis voldeed vergeleken met de controlegroep (18 procent). Hetzelfde vonden Monga et al. (2009) bij kinderen tussen 5 en 7 jaar met meerdere angststoornissen. Bij hun studie verdween bij 71.9 procent van de kinderen ten minste één angststoornis, bij 43.8 procent werd geen één angststoornis meer vastgesteld. Ook werd een significante afname van angst gevonden (ES =.82). Beide studies gebruikten bestaande cognitieve gedragstherapieën gericht op jonge kinderen. Shortt, Barrett en Fox (2001), Lau et al. (2010) en Mendlowitz et al. (1999) hebben in hun studie alledrie gebruik gemaakt van een programma dat afgeleid is van Coping Cat. Shortt et al. (2001) richtten zich op kinderen tussen 6 en 10 jaar, Lau et al. (2010) op 6 tot 11 jaar en Mendlowitz et al. (1999) op 7 tot 12 jaar. Shortt en collega s (2001) vonden dat een significant hoger percentage kinderen in de behandelgroep (69 procent) diagnosevrij was vergeleken met de controlegroep (6 procent). Lau et al. (2010) vonden hetzelfde met 65 procent tegenover nul procent. Ook vonden zij een significante afname van angst ten opzichte 8

10 van de controlegroep. Er werd in deze studie echter gebruik gemaakt van intent-to-treat analyse. De kinderen die de behandeling niet volledig gevolgd hebben, werden dus ook meegenomen in de analyse. Ook Mendlowitz en zijn collega s (1999) vonden een significante afname van angst bij de behandelgroep ten opzichte van de controlegroep. Tevens vonden zij een significante verbetering in de strategieën om met angst om te gaan ten opzichte van de controlegroep. Hudson et al. (2008) maakten gebruik van het Cool Kids Program, afgeleid van Coping Cat. Bij kinderen tussen 7 en 16 jaar vonden zij dat een significant hoger percentage kinderen (68.6 procent) na de behandeling diagnosevrij was dan in een conditie die aandacht en groepsondersteuning aanbood in groepsvorm (45.5 procent). Ook was de angst bij het kind volgens moeders significant afgenomen. De studies naar cognitieve gedragstherapie in groepsvorm laten dus zien dat voor alle leeftijden een significant hoger percentage diagnosevrij is na CGT dan een controlegroep. Ook neemt de angst significant af. Vergelijkende studies tussen cognitieve gedragstherapie in groep en individueel De vier studies die keken naar het verschil in effectiviteit van cognitieve gedragstherapie in groep vergeleken met individueel maakten allen gebruik van Coping Cat of een variant hierop als bijvoorbeeld Coping Bear of Coping Koala. Zij onderzochten allen kinderen tussen 8 en 14 jaar (8-12 jaar: Manassis et al., 2002; Liber et al., 2008, 8-13 jaar: Muris, Mayer, Bartelds, Tierney, & Bogie, 2001, 8-14 jaar: Flannery-Schroeder, & Kendall, 2000). Flannery-Schroeder en Kendall (2000) vonden dat 73 procent van de groep met individuele therapie na behandeling niet meer voldeden aan de criteria voor hun primaire angststoornis, tegenover 50 procent bij behandeling in groepsvorm. Dit verschil was echter niet significant. Angst en internaliserende problemen nemen in beide condities significant af ten opzichte van de controlegroep, maar onderling wordt geen verschil gevonden. De vaardigheid om met de angst om te gaan neemt in beide groepen toe, maar hier wordt ook onderling tussen de groepen geen verschil gevonden. Kinderen rapporteren in beide condities een afname van angst als eigenschap van zichzelf, maar alleen in de individuele therapie rapporteren ze een afname van angst op de momenten dat dit optreedt. Dit kan echter veroorzaakt zijn door een zogenaamd floor effect, de scores op angst op het moment zelf waren voor de behandeling bij de groepstherapie al significant lager. 9

11 Muris et al. (2001) vonden geen significant verschil in de daling van angst tussen de twee therapieën. Ook werd geen significant verschil gevonden in het percentage dat niet meer voldeed aan de criteria van een angststoornis (58.8 procent in groep, 41.2 procent bij individueel). Mannasis et al. (2002) vonden een significante verlaging van angst gerapporteerd door zowel kinderen, moeders bij beide therapieën. Er werd echter geen significant verschil gevonden tussen de therapieën. Kinderen met hoge sociale angst rapporteerden zelf minder sociale angst in de individuele conditie dan in de groepsconditie. Liber et al. (2008) vonden geen significant verschil tussen de twee behandelingen voor het verdwijnen van de primaire angststoornis (groep: 53 procent vs individueel: 63 procent) en voor het verdwijnen van alle angststoornissen (groep: 40 procent vs individueel: 48 procent). Vaders rapporteerden significant minder internaliserende problemen bij kinderen met een sociale angst in de groepsconditie ten opzichte van de individuele conditie. Dit verschil werd niet gevonden bij rapportages van moeders. Veel van de studies naar een mogelijk verschil in effectiviteit tussen therapie in groepsvorm en individueel laten zien dat er geen verschil is. Kinderen met sociale angst lijken anders te reageren op de twee therapievormen, maar hierover wordt geen consistent beeld gevormd. Betrokkenheid van ouders Cognitieve gedragstherapie is bij 20 tot 50 procent van de kinderen met een angststoornis niet effectief, mogelijk door familiefactoren (Ginsburg, & Schlossberg, 2002). Ouders van angstige kinderen zijn controlerender en overbeschermender dan ouders van nietangstige kinderen (Messer & Beidel, 1994; Siqueland, Kendall, & Steinberg, 1996). Tevens brengen ouders van angstige kinderen eerder de bedreigende eigenschappen van de wereld over naar hun kinderen (Dadds, Barrett, & Rapee, 1996). Met deze gedragingen staan de ouders de ontwikkeling van vaardigheden bij het kind om eigen problemen op te lossen in de weg. Ouders zouden hierdoor een grote invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van de angststoornis. De implicatie hiervan voor een therapie is dat een behandeling van het kind alleen effectief is als ook de gedragingen van de ouder veranderen (Spence et al., 2000). De betrokkenheid van ouders bij de therapie lijkt dus van groot belang. Nauta et al. (2003) vonden geen verschil tussen de afname van angst tussen een groep waarbij de ouders los oudertraining kregen en een groep waarbij dit niet gebeurde. In de conditie met ouders voldeed na de behandeling 59 procent niet meer aan de DSM-IV criteria, 10

12 tegenover 54 procent in conditie waarbij de ouders niet betrokken waren. Mendlowitz et al. (1999) vonden ook geen significant verschil tussen de twee groepen op afname van angst. Er werd in deze studie echter wel gevonden dat de kinderen, bij de groep waarbij ouders ook therapie kregen, significant betere vaardigheden hadden om met angst om te gaan dan de groep zonder therapie voor ouders. Spence et al. (2000) vonden dat 81 procent van de kinderen geen angststoornis had na behandeling, als ouders een training volgden. Bij de kinderen waarbij ouders dit niet deden was 53 procent vrij van een angststoornis. Dit verschil was echter weer niet significant. Wood et al. (2005) vonden wel significante verschillen tussen de twee therapievormen. De bijgevoegde oudertraining zorgde voor significant minder angst gerapporteerd door onafhankelijke evaluatoren en ouders, maar niet door de kinderen zelf. In deze studie kregen ouders en kind eerst apart therapie, waarna ze samenkwamen om de vaardigheden te oefenen met elkaar. Bögels en Siqueland (2005) lieten ouders de therapie niet apart volgen, maar betrokken de ouders in de kindtherapie. Zij vonden een significante daling van angst en minder disfunctionele overtuigingen bij het kind. Als enige studie vergeleken Waters et al. (2009) de betrokkenheid van ouders door naast een conditie met kindbehandeling en los ouderbehandeling, ook een conditie met alleen ouderbehandeling toe te voegen. Van de kind- met ouderbehandeling was 74 procent van de kinderen na de behandeling vrij van de diagnose van de primaire angststoornis, tegenover 84 procent in de alleen ouderbehandeling. Dit verschil was echter niet significant. De studies van Bögels en Siqueland (2005) en Waters et al. (2009) moeten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Bij deze studies is geen conditie toegevoegd waarbij enkel kindbehandeling wordt aangeboden. Het is hierdoor onduidelijk of de gevonden effecten enkel door de behandeling worden verkregen of door de betrokkenheid van de ouders. Van de overige studies vonden enkel Wood et al. (2005) een significante afname van angst. Dit is mogelijk toe te schrijven aan de opzet van de sessies, waarbij ouder en kind zowel apart therapie kregen als samen de geleerde vaardigheden oefenden. Type angststoornis De gegeneraliseerde angststoornis, de sociale fobie, de separatie-angststoornis en de specifieke fobie zijn het meest onderzocht in de studies uit de huidige review en komen ook het meest voor bij kinderen en jongeren (Costello et al., 2003). Spence en collega s (2000) richtten zich specifiek op kinderen en jongeren met een sociale fobie en vonden een significante afname van sociale en algehele angst en een 11

13 significante toename van sociale vaardigheden in de individuele therapie ten opzichte van de controlegroep. Een zelfde uitkomst vonden Mannasis et al. (2002) bij therapie in groepsvorm. Kinderen met hoge sociale angst rapporteerden zelf minder sociale angst in de individuele conditie dan in de groepsconditie. Liber et al. (2008) vonden dat vaders significant minder internaliserende problemen rapporteerden bij kinderen met een sociale angst in de groepsconditie ten opzichte van de individuele conditie. Dit verschil werd niet gevonden bij rapportages van moeders. Mogelijk is deze niet eenduidige uitkomst toe te schrijven aan het brede begrip internaliserende problemen, terwijl de studies van Spence et al. (2000) en Mannasis et al. (2002) specifiek angst onderzochten. De uitkomsten van Spence et al. (2000) en Mannasis et al.(2002) spreken elkaar tegen of individuele of groepstherapie effectiever is bij sociale angst. Met betrekking tot de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie bij andere typen angststoornissen is ook nog onduidelijkheid. Deze onduidelijkheid is toe te schrijven aan de vaak voorkomende comorbiditeit bij angststoornissen. Ook hebben veel van de huidige studies kinderen met verschillende angststoornissen meegenomen. Het is daarom moeilijk om uitspraken te doen over de effectiviteit van groeps- of individuele therapie bij een bepaald type angststoornis. Discussie In de huidige review werd getracht een antwoord te vinden op de vraag of cognitieve gedragstherapie in een groep effectiever is dan individueel voor kinderen en jongeren tussen 4 en 16 jaar. Uit de review is, tegen de verwachting in, gebleken dat cognitieve gedragstherapie individueel en in groepsvorm allebei effectief zijn voor de behandeling van angststoornissen. Bij vergelijking van de twee therapievormen wordt in algemene termen geen verschil gevonden in effectiviteit. De effectiviteit van de twee therapievormen komt naar voren voor alle kinderen en jongeren van de betreffende leeftijdsgroep. Verondersteld wordt dat de eigenschappen die zowel de individuele als de groepstherapie hebben, doorslaggevend zijn voor de effectiviteit. Dit zijn de eigenschappen die het programma heeft, ongeacht in welk format het wordt aangeboden. Bij het meest gebruikte programma zijn dit de gerichtheid op de biologische alertheid, angstige gedachten en vermijdingsgedrag en het aanleren van vaardigheden om deze problemen aan te pakken. Echter, als er een keuze gemaakt dient te worden tussen individuele therapie en groepstherapie, gaat de keuze toch naar groepstherapie. Dit is gebaseerd op de aanname dat 12

14 door sociale interactie met leeftijdsgenoten kinderen over hun angst leren praten en elkaar kunnen helpen met het overwinnen van angst door modeling en feedback. Ook wordt verondersteld dat de vaardigheden in groepsvorm eerder generaliseren naar andere situaties waar ook andere kinderen aanwezig zijn, bijvoorbeeld in schoolsituaties of speelsituaties. Deze interacties met leeftijdsgenoten worden hierdoor van groot belang geacht voor het behandelen van de angst. Aangezien in individuele therapie deze belangrijke interacties tussen leeftijdsgenoten niet genoten worden, wordt groepstherapie verondersteld effectiever te zijn dan individuele therapie. Aanvullend kan gesteld worden dat betrokkenheid van ouders van belang is. Aparte oudertherapie, aparte kindtherapie en regelmatige betrokkenheid van ouders bij de kindtherapie heeft de voorkeur, aangezien hiervan de effectiviteit is gebleken. Het is van belang dat naar de effectiviteit van deze combinatie meer onderzoek wordt gedaan om deze stelling empirisch meer te kunnen onderbouwen. Omdat de huidige studie gericht is op individuele therapie tegenover groepstherapie kan verondersteld worden dat dit verschil een grote impact heeft op kinderen met een sociale fobie boven kinderen met andere type angststoornissen. Over hoe het format van invloed is op de angst van kinderen met een sociale fobie komt echter geen consistent beeld naar voren. Of de blootstelling aan sociale situaties bij een sociale fobie schadelijk of juist effectief is, zal uit nader onderzoek moeten blijken. De huidige review heeft gebruik gemaakt van studies met en zonder controlegroep. In de meeste studies zijn de ouders en het kind gebruikt als informant. Het gebruik van meerdere informanten, als docenten of observatoren, en het gebruik van een controlegroep is van belang voor de betrouwbaarheid van de studie. Voor de toekomst wordt geadviseerd, indien voor handen, alleen onderzoeken uit te voeren met controlegroep en gebruik te maken van meer informanten. 13

15 Literatuurlijst American Academy of Child and Adolescent Psychiatry (2010). Practice parameter for the assessment and treatment of children and adolescents with posttraumatic stress disorder. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 49, American Psychiatric Association (1994). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4 th edition. Washington, DC: Author. Bögels, S. M. & Siqueland, L. (2005). Family cognitive behavioural therapy for children and adolescents with clinical anxiety disorders. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 45, Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences. Hillsdale, NJ: Lawrence Earlbaum Associates. Costello, E. J., Egger, H. L., & Angold, A. (2005). The development epidemiology of anxiety disorders: phenomenology, prevalence, and comorbidity. Child and Adolescent Psychiatric Clinics, 14, Costello, E. J., Mustillo, S., Erkanli, A., Keeler, G., & Angold, A. (2003). Prevalence and development of psychiatric disorders in childhood and adolescence. Archives of General Psychiatry, 60, Dadds, M. R., Barrett, P. M., & Rapee, R. M. (1996). Family process and child anxiety and aggression: an observational analysis. Journal of Abnormal Child Psychology, 24, Egger, H. L., & Angold, A. (2004). The preschool age psychiatric assessment (PAPA): a structured interview for diagnosing psychiatric disorders in preschool children. In: R. DelCarmen-Wiggens, & A. Carter (Eds.), Handbook of infant, toddler, and preschool mental assessment (223-43). New York, NY: Oxford University Press. Opgehaald 21 juni, 2011, van Essau, C. A., Conradt, J., & Petermann, F. (2000). Frequency, comorbidity, and psychosocial impairment of anxiety disorders in German adolescents. Journal of Anxiety Disorders, 14, Ezpeleta, L., Keeler, G., Erkanli, A., Costello, E. J., & Angold, A. (2001). Epidemiology of psychiatric disability in childhood and adolescence. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 42, Flannery-Schroeder, E. C. & Kendall, P. C. (2000). Group and individual cognitivebehavioral treatments for youth with anxiety disorders: a randomized clinical trail. Cognitive Therapy and Research, 24, Ginsburg, G. S., & Schlossberg, M. C. (2002). Family-based treatment of childhood anxiety disorders. International Review of Psychiatry, 14,

16 Hirshfeld-Becker, D. R., Masek, B., Henin, A., Blakely, L. R., Pollock-Wurman, R. A., McQuade, J., DePetrillo, L., Briesch, J., Ollendick, T. H., Rosenbaum, J. F., Biederman, J. (2010). Cognitive behavioural therapy for 4- to 7-year-old children with anxiety disorders: a randomized clinical trail. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 78, Hudson, J. L., Rapee, R. M., Deveney, C., Schniering, C. A., Lyneham. H. J., Bovopoulos, N. (2008). Cognitive-behavioral treatment versus an active control for children and adolescents with anxiety disorders: a randomized trial. American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 48, Kendall, P. C. (1994). Treating anxiety disorders in children: Results of a randomized clinical trial. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 62, Kendall, P. C., Flannery-Schroeder, E., & Panichelli-Mindel, S. M. (1997). Journal of Consulting and Clinical Psychology, 65, Last, C. G., Perrin, S., Hersen, M., Kazdin, A. E. (1996). A prospective study of childhood anxiety disorders. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 35, Lau, W., Chan, C. K., Li, J. C., Au, T. K. (2010). Effectiveness of group cognitive-behavioral treatment for childhood anxiety in community clinics. Behaviour Research and Therapy, 48, Liber, J. M., Widenfelt, B. M. van, Utens, E. M. W. J., Ferdinand, R. F., Leeden, A. J. M. van der, Gastel, W. van., Treffers, P. D. A. (2008). No differences between group versus individual treatment of childhood anxiety disorders in a randomised clinical trail. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 49, Manassis, K., Mendlowitz, S. L., Scapillato, D., Avery, D., Filsenbaum, L., Freire, M., Monga, S., Owens, M. (2002). Group and individual cognitive-behavioral therapy for childhood anxiety disorders: a randomized trail. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 41, Mendlowitz, S. L., Manassis, K., Bradley, S., Scapillatio, D., Miezitis, S., Shaw, B. F. (1999). Cognitive-Behavioral Group Treatments in Childhood Anxiety Disorders: The Role of Parental Involvement. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 38, Messer, S. C., & Beidel, D. C. (1994). Psychosocial correlates of childhood anxiety disorders. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 33, Monga, S., Young, A., Owens, M. (2009). Evaluating a cognitive behavioural therapy group program for anxious five to seven year old children: a pilot study. Depression and Anxiety, 26, Muris, P., Mayer, B., Bartelds, E., Tierney, S., Bogie, N. (2001). The revised version of the Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders (SCARED-R): Treatment sensitivity in an early intervention trail for childhood anxiety disorders. British Journal of Clinical Psychology, 40,

17 Nauta, M. H., Scholing, A., Emmelkamp. P. M. G., Minderaa, R. B. (2003). Congitivebehavioral therapy for children with anxiety disorders in a clinical setting: no additional effect of cognitive parent training. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 42, Newman, D. L., Moffitt, T. E., Caspi, A., Magdol, L., Silva, P. A., & Stanton, W. R. (1996). Psychiatric disorder in a birth cohort of young adults: Prevalence, comorbidity, clinical significance, and new case incidence from ages 11 to 21. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 64, Shortt, A. L., Barrett, P. M., Fox, T. L. (2001). Evaluating the FRIENDS Program: A cognitive-behavioral group treatment for anxious children and their parents. Journal of Clinical Child Psychology, 30, Silverman, W. K., Kurtines, W. M., Ginsburg, G. S., Weems, C. F., Lumpin, P. W., & Carmichael, D. H. (1999). Treating anxiety disorders in children with group cognitivebehavioral therapy: a randomized clinical trial. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 67, Siqueland, L., Kendall, P. C., & Steinberg, L. (1996). Anxiety in children: Perceived family environments and observed family interaction. Journal of Clinical Child Psychology, 25, Spence, S. H., Donovan, C. Brechman-Toussaint, M. (2000). The treatment of childhood social phobia: the effectiveness of a social skills training-based, cognitive-behavioral intervention, with and without parental involvement. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 41, Waters, A. M., Ford, L. A., Wharton, T. A., Cobham, V. E. (2009). Cognitive-behavioural therapy for young childrren with anxiety disorders: comparison of a child + parent condition versus a parent only condition. Behaviour Research and Therapy, 47, Weisz, J. R. (2004). Psychotherapy for children and adolescents: Evidence-based treatments and case examples. Cambridge: Cambridge University Press. Wood, J. J., Piacentini, J. C., Southam-Gerow, M. Chu, B. C., Sigman, M. (2005). Family cognitive behavioural therapy for child anxiety disorders. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 45,

Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen. Denise Bodden, Universiteit Utrecht

Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen. Denise Bodden, Universiteit Utrecht Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen Denise Bodden, Universiteit Utrecht Waarom effectieve therapie nodig? meest voorkomende vorm van psychopathologie bij kinderen/adolescenten

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

De behandeling van angststoornissen bij kinderen:

De behandeling van angststoornissen bij kinderen: De behandeling van angststoornissen bij kinderen: De invloed van de eigenschappen van ouders en hun betrokkenheid bij de behandeling Marthe Keijman 0579181 Universiteit van Amsterdam Bachelorthese Klinische

Nadere informatie

Cognitieve gedragstherapie voor angststoornissen bij kinderen: De toegevoegde waarde van ouderparticipatie aan de effectiviteit van de behandeling

Cognitieve gedragstherapie voor angststoornissen bij kinderen: De toegevoegde waarde van ouderparticipatie aan de effectiviteit van de behandeling Cognitieve gedragstherapie voor angststoornissen bij kinderen: De toegevoegde waarde van ouderparticipatie aan de effectiviteit van de behandeling Universiteit van Amsterdam Afdeling Psychologie Bachelorthese

Nadere informatie

Angststoornissen bij kinderen: welke psychosociale behandeling is bewezen effectief?

Angststoornissen bij kinderen: welke psychosociale behandeling is bewezen effectief? s t a t e - o f - t h e - a r t - a r t i k e l Angststoornissen bij kinderen: welke psychosociale behandeling is bewezen effectief? s. l. m. v a n d e r t o o r n, r. f. f e r d i n a n d achtergrond

Nadere informatie

Oorzaken van angststoornissen

Oorzaken van angststoornissen Oorzaken van angststoornissen Karen van Rooijen Juni 2012 Nederlands Jeugdinstituut Infolijn t (030) 230 65 64 e infojeugd@nji.nl i www.nji.nl Risicofactoren Kindfactoren Biologische factoren (predisposities)

Nadere informatie

Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedra

Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedra 139 Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedragstherapie en individuele of kind cognitieve gedragstherapie

Nadere informatie

100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD

100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD 100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD ONLINE COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE 2 100% Online CGT E-BOOMING? 3 100% Online CGT MIND THE GAP! 4 100% Online CGT EFFECTEN ONLINE

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Wat werkt bij jeugdigen met angststoornissen?

Wat werkt bij jeugdigen met angststoornissen? Wat werkt bij jeugdigen met angststoornissen? Karen Mutsaers September 2009 Nederlands Jeugdinstituut Infolijn t (030) 230 65 64 e infojeugd@nji.nl i www.nji.nl Bij de behandeling van angststoornissen

Nadere informatie

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit

Nadere informatie

Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies. Walter Matthys

Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies. Walter Matthys Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies Walter Matthys Preventie en behandeling Wezenlijk verschillend? Voorbeeld: Coping Power (Minder boos en opstandig) bij

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40073 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schat, A. Title: Clinical epidemiology of commonly occurring anxiety disorders

Nadere informatie

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher. Bedankt voor het downloaden van dit artikel. De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding)

Nadere informatie

Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial

Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial dr. T. Verbeek arts-epidemioloog Afd. Huisartsgeneeskunde en Epidemiologie 22 januari

Nadere informatie

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug. ANGST Zit het in een klein hoekje? Dr. Miriam Lommen Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.nl Wie is er NOOIT bang? Heb ik een angststoornis? Volgens

Nadere informatie

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI 10.1007/978-90-368-1003-6, 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 50 neem de regie over je depressie Bijlage 1 Beloopstabel

Nadere informatie

Van universiteit naar klinische praktijk

Van universiteit naar klinische praktijk Research Institute Child Development and Education Van universiteit naar klinische praktijk De implementatie van Denken+Doen=Durven Loes Jongerden, Susan Bögels, Dorreke Peijnenburg Implementatiestudie

Nadere informatie

Dr. Barbara van den Hoofdakker, klinisch psycholoog - gedragstherapeut Accare Universitair Centrum Groningen. Lezing GGNet 27 juni 2013 1

Dr. Barbara van den Hoofdakker, klinisch psycholoog - gedragstherapeut Accare Universitair Centrum Groningen. Lezing GGNet 27 juni 2013 1 Dr. Barbara van den Hoofdakker, klinisch psycholoog - gedragstherapeut Accare Universitair Centrum Groningen Lezing GGNet 27 juni 2013 1 Behandelmogelijkheden bij kinderen met ADHD in de basisschoolleeftijd

Nadere informatie

Samenhang tussen angststoornissen van ouders en kinderen

Samenhang tussen angststoornissen van ouders en kinderen Samenhang tussen angststoornissen van ouders en kinderen Vak: Master Orthopedagogiek, Thesis Jeugdzorg Naam: Jeske Meijsing Studentnummer: 3062937 Thesisbegeleidster: D. Bodden, Universiteit Utrecht Tweede

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

Masterscriptie Orthopedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam

Masterscriptie Orthopedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam Sekse- en leeftijdsgerelateerde verschillen in angst en het effect van cognitieve gedragstherapie bij kinderen en jongeren van 8-18 jaar met en zonder een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) Masterscriptie

Nadere informatie

Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving

Cognitive Bias Modification (CBM): Computerspelletjes tegen Angst, Depressie en Verslaving Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving Mike Rinck Radboud Universiteit Nijmegen Cognitieve Vertekeningen bij Stoornissen "Cognitive Biases" Patiënten

Nadere informatie

Angst en de ziekte van Parkinson. te veel of te weinig controle. Annelien Duits Harriët Smeding. www.smedingneuropsychologie.nl

Angst en de ziekte van Parkinson. te veel of te weinig controle. Annelien Duits Harriët Smeding. www.smedingneuropsychologie.nl Angst en de ziekte van Parkinson te veel of te weinig controle Annelien Duits Harriët Smeding www.smedingneuropsychologie.nl Wat moet deze workshop brengen, zodat je zegt: dat was de moeite waard? Smeding

Nadere informatie

Interventie Controle Uitkomstmaten (prinair, secundair, andere)

Interventie Controle Uitkomstmaten (prinair, secundair, andere) Beidel 2007 A2 3-, 6- en 12 mnd Primaire diagnose: ADIS ouder/kind versie => 4 op Clinical Severity Rating Scale (social phobia) N=139; 122 geanalyseerd Uitval:: 15 bij fluoxetine, 8 bij (incl. pretreatment

Nadere informatie

samenvatting Opzet van het onderzoek

samenvatting Opzet van het onderzoek 167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.

Nadere informatie

SAMENVATTING. Achtergrond en doelstellingen van dit proefschrift

SAMENVATTING. Achtergrond en doelstellingen van dit proefschrift 153 SAMENVATTING Achtergrond en doelstellingen van dit proefschrift Angst en depressie zijn de meest voorkomende psychische stoornissen, de ziektelast is hoog en deze aandoeningen brengen hoge kosten met

Nadere informatie

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review Zoekstrategie JGZ-richtlijn Taalontwikkeling Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken zijn deze eerst omgevormd tot PICO uitgangsvragen. Hierbij wordt achtereenvolgens het volgende

Nadere informatie

Prof. dr. A. M. T. Bosman. www.annabosman.eu. Radboud Universiteit Nijmegen Sectie Orthopedagogiek van Leren en Ontwikkeling

Prof. dr. A. M. T. Bosman. www.annabosman.eu. Radboud Universiteit Nijmegen Sectie Orthopedagogiek van Leren en Ontwikkeling Prof. dr. A. M. T. Bosman Radboud Universiteit Nijmegen Sectie Orthopedagogiek van Leren en Ontwikkeling www.annabosman.eu Studievereniging Emile, RU Leiden 24-09-2009 ª Vermoedelijk een biologische eigenschap

Nadere informatie

Anne Berg William W. Hale Universiteit Utrecht

Anne Berg William W. Hale Universiteit Utrecht NON-VERBAAL GEDRAG EN BEHANDELUITKOMST BIJ ADOLESCENTEN MET INTERNALISERENDE PROBLEMEN Anne Berg William W. Hale Universiteit Utrecht ACHTERGROND ZonMw-programma Effectief werken in de jeugdsector Gebrek

Nadere informatie

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen Effectiviteit kortdurende behandeling PrOP model 1 PrOP Tussen Je Oren Effectiviteit van een Kortdurende Psychologische Behandeling bij Kinderen en Jongeren gebaseerd op het PrOP-model Effectiveness of

Nadere informatie

Wat werkt bij jeugdigen met angststoornissen?

Wat werkt bij jeugdigen met angststoornissen? Wat werkt bij jeugdigen met angststoornissen? Karen van Rooijen-Mutsaers Nederlands Jeugdinstituut i www.nji.nl Januari 2013 Een angststoornis wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een pathologische

Nadere informatie

Kikker is bang. Angststoornissen in DSM 5. Angst bij kinderen: een casus. Angststoornis Prevalentie 6/19/2015

Kikker is bang. Angststoornissen in DSM 5. Angst bij kinderen: een casus. Angststoornis Prevalentie 6/19/2015 Werkzame factoren in de behandeling van kinderen met angststoornissen na de transitie jeugdzorg Welke symptomen van angst herken je? Kikker is bang Denken + Doen = Durven Door: Liesbeth Telman en Marija

Nadere informatie

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Autismespectrumstoornissen: ADASS Achtergrond ADASS Veelvuldig voorkomen van

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede

Nadere informatie

Comparison: Kinderen zonder deze risicofactor.

Comparison: Kinderen zonder deze risicofactor. Zoekstrategieën JGZ-richtlijn Taalontwikkeling oekstrategie Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken tot beantwoordbare vragen zijn deze eerst omgewerkt tot PICO uitgangsvragen.

Nadere informatie

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA 7-12-2018 Inhoud Vroegdetectie in een relationeel perspectief Infant and Early Childhood

Nadere informatie

De invloed van ouder-kind factoren op het ontwikkelen van een angststoornis bij kinderen met inhibitoir gedrag.

De invloed van ouder-kind factoren op het ontwikkelen van een angststoornis bij kinderen met inhibitoir gedrag. De invloed van ouder-kind factoren op het ontwikkelen van een angststoornis bij kinderen met inhibitoir gedrag. Suzanne Juch Universiteit van Amsterdam 2009 ABSTRACT: Pathologische angst komt vaak voor

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems.

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems. Spelgroepbehandeling voor kinderen met internaliserende problemen De Effectiviteit van een Psychodynamische Spelgroepbehandeling bij Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren:

Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren: Datum 18-11-2011 1 Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren: een rol voor temperament en opvoedingsstijl? Helma Festen Klinische Psychologie Rijksuniversiteit Groningen h.festen@rug.nl

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Genderdysforie in kinderen: Oorzaken en Gevolgen Chapter ELEVEN De studies, beschreven in dit proefschrift, richten zich op vier thema s. De eerste hoofdstukken beschrijven twee

Nadere informatie

Een onderzoek naar de sociale vaardigheden van kinderen met een angststoornis voor en na deelname aan het VRIENDEN programma.

Een onderzoek naar de sociale vaardigheden van kinderen met een angststoornis voor en na deelname aan het VRIENDEN programma. Een onderzoek naar de sociale vaardigheden van kinderen met een angststoornis voor en na deelname aan het VRIENDEN programma. Doctoraalscriptie (Ortho)pedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen,

Nadere informatie

Mindfulness - de 8-weekse training in vogelvlucht

Mindfulness - de 8-weekse training in vogelvlucht Mindfulness - de 8-weekse training in vogelvlucht Flip Kolthoff, psychiater Radboud Universitair Centrum voor Mindfulness, GGZ Noord-Holland-Noord Flip Kolthoff, VUmc, 20-01-2012 1 Inleiding Flip Kolthoff,

Nadere informatie

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis 149 150 Ongeveer negentien procent van de Nederlandse bevolking krijgt in zijn leven een angststoornis. Mensen die lijden aan een angststoornis ervaren intense angsten die van invloed zijn op het dagelijks

Nadere informatie

Wat werkt bij cognitieve gedragstherapie?

Wat werkt bij cognitieve gedragstherapie? Wat werkt bij cognitieve gedragstherapie? Nienke Foolen Maarten Elling September 2010 Nederlands Jeugdinstituut www.nji.nl Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een verzamelnaam voor een groot aantal verwante

Nadere informatie

Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie

Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie Willemijn Scholten NEDKAD 2015 Stelling In de DSM 6 zullen angst en depressie één stoornis zijn Achtergrond Waxing and waning

Nadere informatie

Bijlage 1 * Sessieverslag naam: sessienummer: datum: totale tijdsduur face-to-face. agenda. verloop sessie

Bijlage 1 * Sessieverslag naam: sessienummer: datum: totale tijdsduur face-to-face. agenda. verloop sessie Behandeling van angststoornissen Bijlage * Sessieverslag naam: sessienummer: datum: totale tijdsduur face-to-face agenda verloop sessie gebruikte technieken (omcirkel) Kind: rationale/identificatie negatieve

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Verslaving en comorbiditeit

Verslaving en comorbiditeit Verslaving en comorbiditeit Wat is de evidentie? Dr. E. Vedel, Jellinek, Arkin 18 november 2014 Comobiditeitis hot 1 Jellinek onderzoek comorbiditeit Verslaving & persoonlijkheid, 1997 Verslaving & ADHD,

Nadere informatie

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten Sociale angst Risicofactoren Interventies Angst voor het oordeel van anderen Voor gek staan Uitgelachen te worden In verlegenheid gebracht te worden In de belangstelling

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) SAMENVATTING Jaarlijks wordt 8% van alle kinderen in Nederland prematuur geboren. Ernstige prematuriteit heeft consequenties voor zowel het kind als de ouder. Premature

Nadere informatie

Inhoud. Nieuw in de NHG Standaard Angst. Vraag 2. Vraag 1. Vraag 3. Nieuw in de NHG standaard in beleid. Nieuw?! Diagnose en beleid RCT Implementatie

Inhoud. Nieuw in de NHG Standaard Angst. Vraag 2. Vraag 1. Vraag 3. Nieuw in de NHG standaard in beleid. Nieuw?! Diagnose en beleid RCT Implementatie Inhoud Nieuw in de NHG Standaard Angst Christine van Boeijen PAO H 2012 Nieuw?! Diagnose en beleid RCT Implementatie En verder Wat hebt u geleerd? Vraag 1 Waarmee presenteert een patient met een angststoornis

Nadere informatie

faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB

faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB Datum 22-06-2015 1 Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB Opzet en eerste resultaten Linda Visser Annette van der Putten Gertruud Schalen Bieuwe van der Meulen

Nadere informatie

Traumagerichte CGt versus EMDR na stabilisatie voor de behandeling van PTSS na misbruik in de jeugd: pilot data. Paul Emmelkamp

Traumagerichte CGt versus EMDR na stabilisatie voor de behandeling van PTSS na misbruik in de jeugd: pilot data. Paul Emmelkamp Traumagerichte CGt versus EMDR na stabilisatie voor de behandeling van PTSS na misbruik in de jeugd: pilot data Ingrid Wigard Thomas Ehring Paul Emmelkamp Achtergrond Samenwerking PsyQ met Universiteit

Nadere informatie

Triple P (Positive Parenting Program): effectief bij gedragsproblemen?

Triple P (Positive Parenting Program): effectief bij gedragsproblemen? 21/11/11 Triple P (Positive Parenting Program): effectief bij gedragsproblemen? Inge Glazemakers Dirk Deboutte Inhoud Het probleem Oplossingen: de theorie Triple P Het project De eerste evaluatie - - -

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) 125 Angststoornissen zijn veel voorkomende psychiatrische aandoeningen (ongeveer 1 op de 5 Nederlanders heeft, op enig moment in het leven een angststoornis). Onder

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Klaas Wijma klinisch psycholoog - psychotherapeut professor

Klaas Wijma klinisch psycholoog - psychotherapeut professor Klaas Wijma klinisch psycholoog - psychotherapeut professor Unit of Medical Psychology Faculty of Health Sciences Linköping University Linköping Sweden Oude Bildtzijl Groningen 1974-1985 Linköping 1985

Nadere informatie

Risicofactoren voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis bij kinderen onder de 12 jaar.

Risicofactoren voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis bij kinderen onder de 12 jaar. Risicofactoren voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis bij kinderen onder de 12 jaar. Bachelorthese Auteur: Nynke Grupstra Collegekaartnummer: 0578746 Universiteit van Amsterdam Faculteit der

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

prof dr Else de Haan De Bascule/AMC/UvA Amsterdam 7 0tober 2010

prof dr Else de Haan De Bascule/AMC/UvA Amsterdam 7 0tober 2010 prof dr Else de Haan De Bascule/AMC/UvA Amsterdam 7 0tober 2010 Emotie: gespannen, ongelukkig Fysiek: hartkloppingen, trillen Cognitief: overinterpreteren, piekeren, aandacht Gedrag: vermijden - Verkeerd

Nadere informatie

Maaike Nauta (UHD RuG / GZ Accare)

Maaike Nauta (UHD RuG / GZ Accare) Blended behandelen van angststoornissen bij kinderen en jongeren Maaike Nauta (UHD RuG / GZ Accare) Leonie Kreuze (PhD RuG/ Accare) Gemma Kok (InterPsy) In samenwerking met: Accare (Groningen, Friesland,

Nadere informatie

Metacognitieve therapie voor de Gegeneraliseerde Angst Stoornis: Wat is het en werkt het? Colin van der Heiden PsyQ

Metacognitieve therapie voor de Gegeneraliseerde Angst Stoornis: Wat is het en werkt het? Colin van der Heiden PsyQ Metacognitieve therapie voor de Gegeneraliseerde Angst Stoornis: Wat is het en werkt het? Colin van der Heiden PsyQ Inhoud Waarom MCT v GAS Wat is MCT v GAS Werkt MCT v GAS MCT v GAS: Achtergrond CGT v

Nadere informatie

De opzet en management van een vroegdetectie- en behandelcentrum. Hoe eerder, hoe beter 30 mei 2013, Den Haag Mark van der Gaag

De opzet en management van een vroegdetectie- en behandelcentrum. Hoe eerder, hoe beter 30 mei 2013, Den Haag Mark van der Gaag De opzet en management van een vroegdetectie- en behandelcentrum Hoe eerder, hoe beter 30 mei 2013, Den Haag Mark van der Gaag 1 VROEGDETECTIE EN BEHANDELING SCREENING DIAGNOSE BEHANDELING 2 3 SCREENING

Nadere informatie

Onbezorgdvliegen SVL- vragenlijst

Onbezorgdvliegen SVL- vragenlijst Onbezorgdvliegen SVL- vragenlijst Om uw deelname zo goed mogelijk voor te bereiden en uw kans op een succesvolle deelname te vergroten vinden wij het belangrijk om te weten of u iets heeft meegemaakt dat

Nadere informatie

De Dappere kat. Interventie. Samenvatting Doel

De Dappere kat. Interventie. Samenvatting Doel Interventie De Dappere kat Samenvatting Doel Het doel van 'De Dappere Kat' is angststoornissen bij kinderen van acht tot achttien jaar te verhelpen door hen te leren met beangstigende situaties om te gaan.

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

Comorbiditeitspatronen bij OCD. Resultaten van de NOCDA studie

Comorbiditeitspatronen bij OCD. Resultaten van de NOCDA studie Comorbiditeitspatronen bij OCD Resultaten van de NOCDA studie Patricia van Oppen, Harold J. van Megen, Neeltje M. Batelaan, Danielle C. Cath, Nic J.A. van der Wee, Brenda W. Penninx Marcel A. van den Hout,

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING Hoofdstuk 1 is de algemene introductie over de inhoud van dit proefschrift. Depressie en angststoornissen zijn de meest voorkomende psychische stoornissen en brengen een grote

Nadere informatie

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Film: fragmenten Iedereen depressief (VPRO) Wat is een depressie?

Nadere informatie

Wat zijn angststoornissen en hoe worden ze behandeld?

Wat zijn angststoornissen en hoe worden ze behandeld? NEDERLANDSE SAMENVATTING INTRODUCTIE Het vertrekpunt van dit proefschrift was een probleem dat in de klinische praktijk veel voorkomt. Mensen die een angststoornis hebben gebruiken vaak antidepressiva.

Nadere informatie

GGZ aanpak huiselijk geweld

GGZ aanpak huiselijk geweld GGZ aanpak huiselijk geweld Wat is er nodig en wat helpt Jeannette van Borren Mei 2011 Film moeder en zoon van Putten Voorkomen van problemen is beter en goedkoper dan genezen Preventieve GGZ interventies

Nadere informatie

OPVOEDING EN ANGST EN DE INVLOED VAN EEN PREVENTIEVE TRAINING 1. Opvoeding en Angst en de Invloed van een Preventieve Training

OPVOEDING EN ANGST EN DE INVLOED VAN EEN PREVENTIEVE TRAINING 1. Opvoeding en Angst en de Invloed van een Preventieve Training OPVOEDING EN ANGST EN DE INVLOED VAN EEN PREVENTIEVE TRAINING 1 Opvoeding en Angst en de Invloed van een Preventieve Training Parenting and Child Anxiety and the Influence of a Preventative Training Judith

Nadere informatie

Deel 4 De toekomst. Evaluatie van de therapie Hoe verder na de therapie? Wat te doen bij terugval?

Deel 4 De toekomst. Evaluatie van de therapie Hoe verder na de therapie? Wat te doen bij terugval? Deel 4 De toekomst Evaluatie van de therapie Hoe verder na de therapie? Wat te doen bij terugval? Evaluatie van de therapie U bent aan het einde van de behandeling gekomen. De afgelopen sessies heeft u

Nadere informatie

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn 9 november 2012 VU Medisch Centrum/GGZinGeest/Amsterdam Patricia van Oppen 1 Presentatie

Nadere informatie

Cognitief gedragstherapeutische schrijftherapie voor kinderen met een posttraumatische stress stoornis.

Cognitief gedragstherapeutische schrijftherapie voor kinderen met een posttraumatische stress stoornis. Cognitief gedragstherapeutische schrijftherapie voor kinderen met een posttraumatische stress stoornis. Onderzoek naar leeftijd, ernst, traumatype en vermijding als voorspellers van behandelresultaat.

Nadere informatie

De invloed van affectieve betrokkenheid op moeilijk verstaanbaar gedrag

De invloed van affectieve betrokkenheid op moeilijk verstaanbaar gedrag Date 14-10-2011 1 De invloed van affectieve betrokkenheid op moeilijk verstaanbaar gedrag Marga Martens Promovenda Rijksuniversiteit Groningen Consulent doofblindheid Koninklijke Kentalis Begeleiderscongres

Nadere informatie

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher. Bedankt voor het downloaden van dit artikel. De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding)

Nadere informatie

Mindfulness bij somatoforme stoornissen. Hiske van Ravesteijn psychiater i.o.

Mindfulness bij somatoforme stoornissen. Hiske van Ravesteijn psychiater i.o. Mindfulness bij somatoforme stoornissen Hiske van Ravesteijn psychiater i.o. Mindfulness-based cognitieve therapie (MBCT) bij somatoforme stoornissen Onverklaarde lichamelijke klachten 20% Persisterende

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication Citation for published version (APA): Metz, M. (2017). Coparenting and child anxiety General rights It

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten VGCT najaarscongres 2011 Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten Elske Salemink, Universiteit van Amsterdam In samenwerking met Reinout Wiers (Universiteit van

Nadere informatie

Is cognitive gedragstherapie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom ook effectief als groepstherapie?

Is cognitive gedragstherapie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom ook effectief als groepstherapie? Nijmeegs Kenniscentrum Is cognitive gedragstherapie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom ook effectief als groepstherapie? Jan-Frederic Wiborg, Jose van Bussel, Agaat van Dijk, Gijs Bleijenberg, Hans

Nadere informatie

Informatie voor patiënten

Informatie voor patiënten Informatie voor patiënten gegeneraliseerde angststoornis: wat is dat precies? Bij u is na de intakeprocedure de diagnose gegeneraliseerde angststoornis gesteld. Om deze diagnose te kunnen krijgen moet

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Tahnee Anne Jeanne Snelder. Open Universiteit

Tahnee Anne Jeanne Snelder. Open Universiteit Effecten van Gedragstherapie op Sociale Angst, Zelfgerichte Aandacht & Aandachtbias Effects of Behaviour Therapy on Social Anxiety, Self-Focused Attention & Attentional Bias Tahnee Anne Jeanne Snelder

Nadere informatie

Nonrespons en ernstige klachten bij OCD: richtlijnen herzien? Else de Haan PhD Lidewij Wolters PhD Amsterdam, the Netherlands

Nonrespons en ernstige klachten bij OCD: richtlijnen herzien? Else de Haan PhD Lidewij Wolters PhD Amsterdam, the Netherlands Nonrespons en ernstige klachten bij OCD: richtlijnen herzien? Else de Haan PhD Lidewij Wolters PhD Amsterdam, the Netherlands Behandeling OCS bij kinderen Cognitieve gedragstherapie (CGT) Combinatie CGT

Nadere informatie

Diagnostiek volgens het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders

Diagnostiek volgens het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders Diagnostiek volgens het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders Inleiding Bij de diagnostiek van psychische klachten in de huisartsenpraktijk worden niet altijd dezelfde diagnostische criteria

Nadere informatie

Ketenzorg voor suïcidaliteit

Ketenzorg voor suïcidaliteit Ketenzorg voor suïcidaliteit Marie Van Broeckhoven Suïcidepreventiewerking DAGG Lommel marie.vanbroeckhoven@dagg-cgg.be Meer onderzoek nodig Sterke evidentie Acties gezondheidszorg Beperking toegang tot

Nadere informatie