Rap aan de slag met poëzie!
|
|
- Petra Veerle Kok
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Rap aan de slag met poëzie! Een onderzoek naar het effect van het gebruik van rap in poëzieonderwijs op kennisopname en attitude ten aanzien van poëzie bij brugklasleerlingen op het vmbo I.H.E. Claessens ANR Bachelorscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisaties Tekst en Communicatie Universitaire Lerarenopleiding Tilburg - Nederlands Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit van Tilburg, Tilburg Begeleiders dr. A.R. Vermeer dr. M.A.A. Van Amelsvoort Tweede lezer dr. E. Oversteegen juli 2013
2
3 Rap aan de slag met poëzie! Een onderzoek naar het effect van het gebruik van rap in poëzieonderwijs op kennisopname en attitude ten aanzien van poëzie bij brugklasleerlingen op het vmbo I.H.E. Claessens Bachelorscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen juni 2013 II
4
5 Samenvatting Poëzie blijkt niet populair onder scholieren en initiatieven om poëzie aan te moedigen worden dan ook in razend tempo ontwikkeld. Hierbij wordt steeds vaker de link gelegd met rapmuziek. Rapmuziek sluit volgens Duncan en Morell-Andrade (2002) perfect aan bij de belevingswereld van jongeren en kan zodoende het fictieonderwijs ondersteunen. In Nederland moeten namelijk alle leerlingen op het middelbaar onderwijs, ongeacht welk onderwijstype, voldoen aan eindtermen voor onder andere fictieonderwijs. Ook vmboleerlingen moeten zich wagen aan literatuur en poëzie. Uit de literatuur blijkt dat vmboleerlingen voorkeur hebben voor praktijkgericht onderwijs waarbij de nadruk ligt op toepassen, voorbeelden bedenken en oefenen (Hamstra & Van den Ende, 2006). Fictieonderwijs is dan ook geen geliefd onderdeel en vaak ontbreekt het aan motivatie. In het onderzoek stond de volgende onderzoeksvraag centraal waarin tevens de behandelde poëziekenmerken zijn opgenomen: In hoeverre draagt poëzieonderwijs met gebruikmaking van rapteksten bij aan kennis van zowel uiterlijke als innerlijke poëziekenmerken (als strofebouw, versregels, ritme, metrum, rijm en rijmschema s, personificatie en metaforen) en in hoeverre draagt dit poëzieonderwijs bij aan de waardering voor poëzie? Tevens werden de verwachtingen uitgesproken dat leerlingen deze poëziekenmerken konden leren bij gebruikmaking van rap in het poëzieonderwijs en dat leerlingen poëzie positiever zouden waarderen na afloop van de lessenreeks. Aangezien deze bachelorscriptie deels is geschreven in het kader van de Universitaire Lerarenopleiding Tilburg, werd ook waardering van leerlingen voor de lessenreeks geanalyseerd. Om een effect te kunnen meten, is voorafgaand aan de lessenreeks een voormeting afgenomen. Vervolgens volgde de lessenreeks die bestond uit drie lessen waarin poëzie met gebruikmaking van rap werd onderwezen. Daarna volgde een nameting die de kennis van de leerlingen mat en een meting die de attitude en waardering van leerlingen voor de lessenreeks mat. De onderzoeksgroep bestond uit 21 brugklasleerlingen. Uit de resultaten kwam naar voren dat de eerste hypothese bevestigd kan worden. Tussen voor- en nameting in kennis was sprake van een significant verschil. De tweede hypothese kan (nog) niet bevestigd worden. Er is geen sprake van een significant verschil tussen attitude ten aanzien van poëzie tussen voor- en nameting, maar wel van een tendens. Uit de meting kwam wel naar voren dat rap significant populairder is dan rap. Tot slot kwam als resultaat uit de oordelen over de lessenreeks naar voren dat leerlingen met name de instructie met behulp van powerpointpresentaties en de opdrachten hoog waardeerden. De belangrijkste conclusie die getrokken kan worden, is het feit dat leerlingen iets dat ze minder waarderen (poëzie) kunnen leren aan de hand van datgene dat ze hoog waarderen (rap). Dit opent deuren voor vervolgonderzoek: de attitudeverandering ten aanzien van poëzie zou zich verder in positieve richting kunnen ontwikkelen bij langduriger onderzoek. Bovendien zou het leggen van meer interdisciplinaire verbanden leerlingen voor het fictieonderwijs kunnen enthousiasmeren. III
6
7 Voorwoord Vier zeer leerzame maanden later ligt daar dan mijn bachelorscriptie. Een tachtigtal pagina s zijn resultaat van een tijd die voorbij gevlogen is. In die tijd heb ik niet alleen geleerd hoe het is om als mevr. Claessens voor een klas vol nieuwsgierige leerlingen te staan, ook heb ik als onderzoekster aan de slag mogen gaan. De combinatie van muziek, literatuur en onderwijs gaf mij als musicerende boekenwurm iedere keer weer het extra duwtje in de rug om aan de slag te gaan, maar zonder de begeleiding en inzet van anderen was deze scriptie niet geworden zoals deze nu is. Graag wil ik op de eerste plaats mijn scriptiebegeleiders bedanken. Het samen bedenken van een onderzoeksidee, het geven van de nodige tips en trucs en het eindeloos doornemen van alle versies is geen sinecure. Anne Vermeer en Marije van Amelsvoort van harte bedankt! Tevens wil ik graag Leonoor van Oversteegen bedanken voor het vervullen van haar rol als tweede lezer. Deze bachelorscriptie is uitgevoerd op 2College Jozefmavo in Tilburg waar ik mijn oriëntatiestage in het kader van Universitaire Lerarenopleiding Tilburg heb mogen lopen. Graag wil ik het docententeam bedanken, met in het bijzonder mijn stagebegeleidsters. Een speciaal woord van dank gaat uit naar klas B1E aangezien zij zich vol enthousiasme ingezet hebben voor het onderzoek. En nu rap aan slag met poëzie! IV
8
9 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding tot het onderzoek Fictieonderwijs op het vmbo Poëzie theorie De poëtische functie Equivalentie en deviatie op talige niveaus Motivatie theorieën Verwachtingen, affectieve componenten en waarden componenten Het ARCS-model Motivatie op het vmbo Rap als remedie voor poëziefobie? Onderzoeksvragen 13 2 Methode Materiaal Samenstelling respondentgroep Instrumentatie Voormeting Nameting kennis Nameting attitude Nameting waardering lessenreeks Procedure Lessenreeks Afname metingen Verwerking van gegevens Data definities Statistische verwerking 21 3 Resultaten Kennis Attitude Samenhang kennis en attitude Waardering lessenreeks 24 4 Conclusie en discussie 26 Referenties 29 Bijlagen 30 Bijlage 1 Lesplannen Les 1 Poëziekenmerken Les 2 Poëzie en rap Les 3 Rap 45 Bijlage 2 Leerlingenwerkmap 49 Bijlage 3 Metingen Voormeting Nameting kennis Nameting attitude 86 V
10
11 1 Inleiding 1.1 Aanleiding tot het onderzoek Heb jij de nieuwste al gehoord van Kopland? Dope man! Nee joh, die van Nasr moet je horen! Een willekeurig gesprek in drukke schoolgangen, leerlingen praten elkaar enthousiast bij over de nieuwste poëzie van Nederlandse dichters. Een utopie? Misschien niet! Initiatieven om poëzie aan te moedigen, schieten als paddenstoelen uit de grond aangezien poëzie niet populair blijkt onder de meeste scholieren. Daarbij wordt steeds vaker de link gezocht met rap. Want misschien kunnen Ali B., Gers Pardoel en Typhoon de jeugd wel degelijk weer aan de poëzie krijgen? 1.2 Fictieonderwijs op het VMBO Het vmbo heeft niet altijd een even positief imago. Er bestaan veel vooroordelen: op vmboscholen zitten veel allochtone leerlingen, er is geweld en agressie en je leert er niets. Toch is dit onderwijstype voor heel veel kinderen een goede start in de maatschappij. Net als andere middelbareschooltypen heeft ook het vmbo te kampen met diverse problemen: de houding van leerlingen en docenten en schoolleiding en toepasbaarheid van didactieken en werkvormen. Maar wat opvalt is dat er wel veel onderzoek gedaan wordt naar deze problemen in de Tweede Fase (op havo en vwo) en niet op het vmbo. Het vmbo is daardoor relatief onbekend terrein voor de wetenschap. Net als voor alle onderwijstypen zijn ook voor het vmbo eindtermen opgesteld. Voor het onderdeel fictie (bij onder andere het vak Nederlands) zijn deze als volgt (Stichting leerplanontwikkeling, 2011): - De leerling kan verhalen, gedichten en informatieve teksten lezen die aan de eigen belangstelling tegemoet komen en de eigen belevingswereld uitbreiden. - De leerling kan verschillende soorten fictiewerken herkennen: gedicht, kort verhaal, (jeugd)roman, stripverhaal, televisieserie, film, cabaret, toneelstuk - De leerling kan de situatie en het denken en handelen van de personages in het fictiewerk beschrijven; - De leerling kan de relatie tussen het fictiewerk en de werkelijkheid toelichten; - De leerling kan kenmerken van fictie in het fictiewerk aanwijzen; - De leerling kan relevante achtergrondinformatie verzamelen en selecteren; - De leerling een persoonlijke reactie geven op een fictiewerk en deze toelichten met voorbeelden uit het werk. Luyckx (2000) geeft in zijn onderzoek aan dat een docent of vaksectie veel vrijheid krijgt in het vaststellen van het aantal uren dat aan fictie besteed wordt. Dit moet ook wel aangezien er op ieder schooltype andere eisen gesteld worden aan de leerlingen wat fictie betreft. Mogelijkheden genoeg om flink wat uurtjes af te snoepen van het onderdeel fictie en die zodoende in extra uitleg voor grammatica te steken. Dit onderschrijft ook Van Riel (2000) in zijn pleidooi voor fictieonderwijs op het vmbo. Vmbo-scholen zouden vanwege het feit dat leerlingen meer praktisch ingesteld zijn, minder tijd aan fictie besteden. Maar wie zegt dat fictie alleen dient ter vermaak en niet ook ter lering? Het grootste struikelblok bij fictie is om de leerlingen ook daadwerkelijk enthousiast te maken voor het lezen van boeken en of gedichten. Luyckx (2000) geeft hiervan een tekenend voorbeeld. Een leerling vroeg hem wat hij graag in zijn vrije tijd deed. Toen hij antwoordde dat hij dan graag boeken leest, zei de leerling daarop het volgende: Nee, ik bedoel wat doe je in je vrije tijd? Boeken lezen doe je niet in je vrije tijd, boeken lezen hoort bij school, aldus de gemiddelde leerling (Van Riel, 2000). Wat wordt er zoal behandeld over poëzie binnen lesmethodes voor vmbo t/g? Wanneer de lesmethode Taallijnen (2002) wordt opengeslagen, ziet men dat er voor poëzie 6
12 in ieder leerjaar een paar bladzijden worden ingeruimd. In de brugklas worden strofe, rijm en dichter behandeld wanneer het poëzie betreft. Wanneer de leerlingen vervolgens in de tweede klas zitten, krijgen ze rijm (eindrijm en beginrijm), het innerlijke kenmerk vergelijking en rap voorgeschoteld. In de derde klas wordt de vergelijking aangevuld met het beeldspraaktype personificatie en wordt het onderscheid tussen vaste en vrije vorm uitgelegd. In de vierde klas wordt de uitleg aangevuld met rijmschema s en spreekwoorden. De uitleg wordt in alle jaren geïllustreerd door middel van veel voorbeelden van poëzie en in het bijbehorende werkboek zijn diverse opdrachten opgenomen waarin theorie wordt getest en toegepast op de voorbeelden. 1.3 Poëzie theorie De poëtische functie Wanneer een taaluiting zich oriënteert op de vorm van de boodschap of op het teken zelf, wordt de taal gebruikt in haar poëtische functie. Normaliter staat het teken in dienst van de mededeling, zender, ontvanger of andere communicatieve functies. Dat is echter bij de poëtische functie niet het geval: het teken vraagt dan aandacht voor zichzelf. Dit soort taaluitingen komen bijvoorbeeld voor in reclametaal, maar uiteraard ook in poëzie. Tóch is de poëtische functie van taalgebruik geen definiërend kenmerk van poëzie: er zijn gedichten waarin de poëtische functie niet gevonden zal worden en er zijn teksten die wel beschikken over de poëtische functie, maar die geen poëzie genoemd worden (Van Boven & Dorleijn, 2010). Van Boven en Dorleijn (2010) stellen dat in poëtisch taalgebruik foregrounding optreedt. De taaluiting zelf of een aspect daarvan, komt daarbij op de voorgrond te staan. De poëtische functie van Jakobson (in Van Boven & Dorleijn, 2010) kan opgevat worden als vorm van foregrounding, waarbij de regels van de taal in ruime zin als norm worden genomen. Wanneer er iets met de volgorde van zinsdelen of woorden gebeurt, zal een taaluiting opvallen. Deze opvallende taaluitingen worden geschaard onder de poëtische orde. Er worden twee principes onderscheiden die door middel van foregrounding de poëtische orde tot stand brengen: equivalentie en deviatie. Het eerste principe waardoor foregrounding tot stand komt, is equivalentie. Equivalentie heeft betrekking op de formele kant van de taaluiting: de klank. Door klankherhaling ontstaat een geordend patroon: die ordening is sterker dan wat er wordt aangetroffen in normaal taalgebruik. Maar behalve dat equivalentie esthetisch aangenaam overkomt, roept equivalentie ook de neiging op beide equivalente elementen inhoudelijk met elkaar te verbinden. Equivalentie heeft dus te maken met herhaling van kenmerken, bijvoorbeeld klank of betekenis. Equivalentie wordt daardoor ook wel parallellie genoemd: door herhaling van verwante kenmerken ontstaat er een parallel patroon (Van Boven & Dorleijn, 2010). Het tweede principe waar foregrounding op rust, is deviatie. Letterlijk betekent deviatie afwijking. En wanneer een taaluiting afwijkt van het normale ontstaat er foregrounding. Er kan bijvoorbeeld afgeweken worden van de grammaticaregels of de regels voor de opbouw van een tekst. In principe kan er deviatie plaatsvinden op elk niveau dat door de taalwetenschap wordt onderscheiden. Wanneer er deviatie voorkomt in een tekst, vormt dit tevens een ingang voor interpretatie van die tekst. Bij poëzie komt deviatie op diverse taalniveaus voor en hieruit kan een bepaalde interpretatie worden gehaald. Dit geldt echter voor meerdere tekstsoorten: Songteksten, de eerder genoemde reclameteksten, maar ook rapteksten staan bol van equivalentie en deviatie. 7
13 1.3.2 Equivalentie en deviatie op talige niveaus Equivalentie en deviatie op typografisch niveau: strofebouw, versregels, witregels, enjambement, vrije en vaste vorm In poëzie worden de bladzijden van een bundel nooit helemaal gevuld en er wordt hierbij dus afgeweken van de normale bladspiegel zoals die bij proza het geval is. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een bladzijde slechts voor de helft gevuld is met versregels. De plaats van de versregels en de hoeveelheid wit op een bladzijde wordt daarbij bewust gekozen door de dichter. Daarbij is het belangrijk om op te merken dat een versregel niet hetzelfde is als een grammaticale zin. Een versregel kan beginnen zonder hoofdletter en eindigen zonder punt, halverwege afgebroken worden of bestaan uit niet-bestaande woorden (Berkelmans, Heynen, Norden, Sjouwerman, Thijs & Willlems, 1987). Een gedicht is vaak opgebouwd uit strofen: een strofe wordt daarbij gevormd door een groep versregels. De strofes worden gescheiden door witregels. Equivalentie treedt hierbij op wanneer de strofen bestaan uit hetzelfde aantal versregels en wanneer de strofen gelijkmatig verdeeld zijn over de bladzijde. De lengte van een strofe kan variëren; soms bestaat een strofe uit slechts één versregel. Het kan echter ook voorkomen dat een strofe uit honderden versregels bestaat. Er is dan sprake van deviatie van de vaste vorm die poëzie kan hebben. Er zijn vrije en vaste vormen te onderscheiden binnen de poëzie. Een voorbeeld van een vaste vorm is het sonnet dat wordt opgebouwd uit twee kwatrijnen (vierregelige strofe) en twee terzinen (drieregelige strofe). Wanneer een dichter kiest voor de vrije vorm, worden deze regels aan de laars gelapt en vormt de dichter het gedicht zoals hij dat hebben wil. Daarbij kan de poëtische functie in optima forma worden benut; op de diverse talige niveaus kan worden afgeweken van het normale. Deviatie op semantisch niveau: beeldspraak Poëzie geeft vaak uitdrukking aan gevoelens en om deze gevoelens adequaat te kunnen verwoorden, maken dichters niet zelden gebruik van beeldspraak of andere associatieve taal. Achtereenvolgens zullen beide begrippen worden toegelicht. Beeldspraak vindt men in bijna alle vormen van taalgebruik en zeker niet alleen in literatuur. Tal van disciplines hebben zich over dit fenomeen gebogen; retorica, taalkunde, sociolinguïstiek, cognitiewetenschappen, filosofie, wetenschapsleer, literatuurwetenschap, literatuurpsychologie. Sommigen associëren beeldspraak wellicht met overdadigheid en sier, maar vergeten dat metaforen en andere vormen van beeldspraak juist een grote dichtheid aan informatie kunnen bevatten en vaak ook heel effectief informatie kunnen overdragen. En hoe vaak bedient men zich in het dagelijkse taalgebruik niet van beeldspraak, bewust of onbewust? (Van Boven & Dorleijn, 2010). Het belangrijkste kenmerk van beeldspraak is dat het woord dat in de tekst of het gedicht staat geheel of gedeeltelijk een andere betekenis heeft dan wat de letterlijke betekenis is. Wat iets anders betekenen is, is overigens niet eenvoudig te definiëren. Er zijn twee soorten relaties tussen de letterlijke en figuurlijke betekenis, om zo beide betekenissen te blijven onderscheiden. De eerste relatie die te onderscheiden is, is die van deel-geheel, ook wel metonymie genoemd. De tweede relatie die te onderscheiden is, is die van overdracht. Een relatie van overdracht wordt ook wel metaforisch genoemd. Het type beeldspraak wordt daarbij metafoor of metaforisch genoemd. Behalve een metafoor kan ook een andere vorm van beeldspraak worden onderscheiden in poëzie: personificatie. Levenloze zaken worden daarbij voorgesteld als levende entiteiten. De natuur wordt bijvoorbeeld tot leven gewekt: De bomen huilden.. Hierbij wordt afgeweken van de letterlijke betekenis, een boom kan immers niet huilen. De lezer wordt hierbij dus gevraagd om af te wijken van de letterlijke interpretatie en de uiting figuurlijk of beeldend te interpreteren. Equivalentie op klankniveau: rijm In de geschiedenis van poëzie komt men veel herhaling tegen in poëzie. Immers, door middel van herhaling kon het gedicht beter onthouden worden wanneer dit moest worden voorgedragen. Herhaling kan echter ook het effect hebben dat bepaalde zaken in de poëzie 8
14 benadrukt worden of dat de lezer een nieuw verband gaat leggen tussen taaluitingen in een gedicht. Bij herhaling werkt het principe foregrounding zoals in voorgaande paragraaf uitvoerig is toegelicht en wel in de vorm van equivalentie. De meest voorkomende klankpatronen in poëzie zijn eindrijm, beginrijm en binnenrijm. Van eindrijm is sprake wanneer zowel medeklinkers en klinkers herhaaldelijk voor komen aan het eind van een versregel of wanneer de klinkers en medeklinkers aan het eind van beide partners van een woordpaar worden herhaald. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat er een maximale afstand is tussen twee klanken om als herhaling te kunnen worden waargenomen. Rijm is namelijk alleen rijm als de partner niet te ver weg in de tekst staat: een afstand van één regel, twee regels, drie regels, is geoorloofd, en ook een afstand van vier of zelfs wellicht vijf regels kan nog resulteren in rijm, maar daarna zal het rijmen problematisch worden. De voorwaarden voor beginrijm (ook wel alliteratie genoemd) zijn uitgebreider dan die van eindrijm. Waar er bij eindrijm herhaling optreedt van medeklinkers en klinkers, is bij beginrijm herhaling van medeklinkers aan het begin van de diverse woorden en samenstellingen vereist. Bovendien moet de beginlettergreep ook nog een accent hebben. Van binnenrijm is sprake wanneer er rijm optreedt binnen de versregel. Een voorbeeld daarvan is de versregel: Uitverkoren door het zonnegloren. Rijm kan incidenteel voorkomen of systematisch worden ingezet. Wanneer er sprake is van eindrijm in een gedicht, kan er gekeken worden naar de ordening van de opeenvolgende versregels. Om een systematiek te ontwikkelen, krijgt ieder rijmwoord een letter. Komt dezelfde letter vervolgens terug, dan is er sprake van zogenaamde rijmpartner(s). Zodoende ontwikkelt zich een rijmschema. Veel voorkomende rijmschema s zijn: gepaard rijm (aa bb cc), omarmend rijm (abba) en gekruist rijm (abab) (Van Boven & Dorleijn, 2010). Equivalentie op klankniveau: metrum Ritme en metrum hebben te maken met een fundamentele vorm van herhaling. Die herhaling doet zich voor in de tijd. Het verschijnsel is dan ook in andere vormen te vinden zoals muziek en taal. Ritme ontstaat doordat onderdelen van de taaluiting en wel de syllabe of lettergreep, accent krijgen. Er zijn drie soorten accenten te onderscheiden: toonhoogte-accent, duur- of kwantitatief accent en dynamisch (agogisch) of kwalitatief accent. Elke natuurlijke taal kent in normale uitingen een patroon van accenttoekenningen. In poëzie kan echter een extra orde worden gelegd op de normale patroontoekenning. Zo n extra regelmaat hoort dan tot de secundaire, poëtische orde en kan worden opgevat als een equivalentieverschijnsel. Binnen de extra regelmaat treden graden van regelmatigheid op. De meest geordende vorm treedt op wanneer er eenheden te onderscheiden zijn die zowel qua accent als aantal lettergrepen in regelmatige patronen zijn te verdelen. Deze vorm wordt metrum genoemd. De volgende vijf versvoeten komen het meest voor: jambe, trochee, dactylus, anapest, amfibrachus (Van Boven & Dorleijn, 2010). Muziek is een ander gebeid waar equivalentie op klankniveau voorkomt. Componisten maken immers in hun muziekstukken onder andere gebruik van herhaling van klanken en deze klanken worden in een bepaald ritme gezet. Brown (in Dumont, 2012) wijst erop dat literatuur en muziek uit dezelfde elementen zijn opgebouwd: ritme en metrum. Maar wanneer men bijvoorbeeld poëzie voordraagt, spelen ook toonhoogte, stemgeluid en volume een rol. Bovendien zijn het dezelfde processen die voor structuur zorgen in muziek en poëzie, namelijk de afwisseling van deviatie en equivalentie, ook wel foregrounding genoemd. Popzangers en rappers maken hier gebruik van. Een rap wordt bijvoorbeeld meestal begeleid door een bepaalde beat (klankherhaling). Deze beat bepaalt mede het ritme van de tekst. 9
15 1.4 Motivatietheorieën Verwachtingen, affectieve componenten en waardencomponenten Hoe krijg je leerlingen gemotiveerd om alle bovenstaande poëziekenmerken tot zich te nemen? Motiverende factoren die het leergedrag beïnvloeden, kunnen vrij divers en complex zijn. Deze factoren worden ook wel motivationele variabelen genoemd.globaal zijn er drie categorieën constructen relevant voor motivatie in het onderwijs: verwachtingen, affectieve componenten en waardencomponenten (Pintrich & DeGroot, 1991; Peetsma e.a., 2005 in Peetsma & Van der Veen, 2008). De component verwachtingen betreft de aanname van leerlingen om een taak te kunnen volbrengen. Hiertoe behoren bijvoorbeeld self-efficacy en control beliefs. Self-efficacy wordt door Bandura (in Peetsma & Van der Veen, 2008) uitgelegd als de leidende kracht achter iemands denken en doen. Zimmerman (2000) concludeert op basis van literatuuronderzoek naar literatuur over self-efficacy dat het een apart te onderscheiden concept is dat verschillende prestaties voorspelt. Self-efficacy blijkt ook gerelateerd te kunnen worden aan plezier op school: hoe sterker leerlingen in hun eigen prestaties kunnen geloven, des te meer plezier zij op school hebben (Huebner & McCullough, 2000). De affectieve component omvat de gevoelens en emotionele reacties van leerlingen op een leertaak of leeromgeving. Een voorbeeld daarvan is in hoeverre leerlingen zich op hun gemak voelen in de klas. De waardencomponent omvat redenen en voornemens van leerlingen bij de uitvoering van een taak. Het betreft doelen en doeloriëntaties van leerlingen en inschattingen van het belang of nut van een (leer) taak. Binnen de waardencomponent wordt onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie is motivatie gebaseerd op inherente interesse of inherent plezier in de actie of uitvoering van de taak (Deci & Ryan in Peetsma & Van de Veen, 2008). Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een leerling gemotiveerd is zich extra in te zetten tijdens de lessen handenarbeid omdat zij later graag kunstenares wil worden. Extrinsieke motivatie ontstaat wanneer er een beloning beschikbaar is na het uitvoeren van een bepaalde actie. Een voorbeeld daarvan is dat een leerling die per acht die op het rapport staat, vijf euro krijgt van een opa of oma. Een andere benadering om het verschil tussen extrinsieke en intrinsieke motivatie te bekijken, is door motivatie te beschouwen als trait of state. Van trait is sprake wanneer de motivatie een kenmerk van de lerende zelf is, intrinsieke motivatie. Dit soort motivatie is moeilijk te beïnvloeden via een instructie. Wanneer er sprake is van een state dan kan de motivatie wel worden beïnvloed middels een instructie. Bij state gaat het namelijk om een conditie die tot stand wordt gebracht door een situationele stimulus of een situationeel proces. Daarbij is sprake van ad hoc nieuwsgierigheid. De instructie van de docent kan aan deze vorm van (extrinsieke) motivatie veel bijdragen. De docent kan immers door middel van de instructie de leerlingen nieuwsgierig maken en hen zodoende motiveren tot deelname aan het leerproces. Voor fictieonderwijs en meer specifiek poëzieonderwijs, is het overgrote deel van de leerlingen in eerste instantie niet intrinsiek gemotiveerd (Van Riel, 2000). Zou de docent de instructie echter in een hip jasje gieten en wordt de poëzieles bijvoorbeeld gestart met een raptekst, dan maakt de docent zodoende de klas nieuwsgierig en extern gemotiveerd. Rap is namelijk alom bekend bij leerlingen en mateloos populair (Morell & Duncan-Andrade, 2002) Het ARCS-model Waaraan moet een motiverende instructie voldoen? De bekendste theorie daarover komt van Keller (1987) die het ARCS-model heeft ontwikkeld. Het ARCS-model is gebaseerd op de expectancy-value theory die afkomstig is van Tolman en Lewin (in Keller, 1987). De expectancy-value theory gaat er vanuit dat mensen gemotiveerd zijn voor het uitvoeren van een bepaalde actie wanneer het hun persoonlijke behoefte bevredigt (het value aspect) en wanneer er een positieve verwachting voor succes aanwezig is (het expectancy aspect). 10
16 Vanuit dit model heeft Keller (1987) een eerste variant gemaakt van het ARCS-model waaruit de versie zoals die hieronder zal worden beschreven, is voortgevloeid. Het ARCS-model benoemt vier condities waaraan moet worden voldaan om mensen gemotiveerd te krijgen en te houden. De eerste conditie, aandacht (attention), is niet alleen een element voor motivatie, het is tevens een voorwaarde voor leren. Een docent moet immers de aandacht van de leerlingen hebben om hen iets bij te kunnen brengen. Wanneer men kijkt naar het motivationele aspect dat aandacht kan hebben, is het vooral van belang dat de aandacht van de leerlingen vastgehouden wordt. Hierbij is het van belang rekening te houden met de behoefte naar sensatie van leerlingen en om de leergierigheid van leerlingen aan te boren. Hier geldt echter wel de regel: overstimulatie werkt averechts. Het tweede element van het ARCS-model is relevantie (relevance). Hoe vaak hoort men wel niet de vraag: Juf, waarom moeten we dit leren? Wanneer de docent daarop geen fatsoenlijk antwoord kan formuleren, heeft deze een probleem. Waarom zou de leerling zich dan nog inzetten in de les? Het heeft dan toch geen zin? Een veelgebruikt antwoord is het nut van de leerstof voor de toekomst. Ook zijn er docenten die geloven dat het nut zit in het leren zelf en dat dat leerlingen uitdaagt en enthousiasmeert. Maar relevantie hoeft niet per se uit de inhoud van de les te komen. Het kan ook komen uit de werkvorm waarin de les is vormgegeven. Door het gebruik van verschillende werkvormen worden verschillende typen leerling geboeid en zien zij ieder op hun eigen manier de relevantie van de les in. Verschillen in (zelf)vertrouwen vormen het derde component van het ARCS-model. De mate waarin leerlingen in zichzelf geloven beïnvloedt hun doorzettingsvermogen en uiteindelijke prestatie. Er zijn diverse factoren die bijdragen aan iemands zelfvertrouwen. Een voorbeeld daarvan is de mate waarin leerlingen successen toeschrijven aan zichzelf of aan de omgeving. En in hoeverre is een leerling bang om te falen? Deze laatste factor is sterker bij leerlingen aanwezig dan veel docenten vermoeden, aldus Keller (1987). Voor een docent ligt daar de lastige taak om motivatie te genereren of te behouden door middel van het verhogen van het vertrouwen terwijl leerlingen zich wel in de vaak competitieve sfeer van een klas of school bevinden. Het laatste element, bevrediging (satisfaction), heeft ook betrekking op onderzoek naar de mate waarin mensen tevreden zijn over hun prestaties. Immers dan voelen mensen zich bevredigd in hun verwachtingen over zichzelf. Bevrediging kan volgens de reinforcement theory worden bereikt door het geven van een duidelijke instructie inclusief het vooruitzicht van een beloning. Maar het komt ook voor dat leerlingen hierdoor opstandig worden; hoe komt dat? Het antwoord heeft te maken met controle. Leerlingen willen graag de controle houden over hun eigen werk en wanneer de docent zich daarmee bemoeit door middel van het opstellen van een beloning, kan er opstandigheid optreden. Wanneer de leerlingen intrinsiek reeds gemotiveerd waren en de docent wil dit extern controleren kan het voorkomen dat er een daling in motivatie optreedt. De kunst hierbij is om de gulden middenweg te vinden. Als leerlingen tekort komen op het gebied van intrinsieke motivatie, zal de docent ze moeten belonen. Op die manier ontstaat extrinsieke motivatie. Beschikken de leerlingen reeds over voldoende intrinsieke motivatie? Dan kan deze leerling zeer waarschijnlijk zelf de controle over het werk houden (Keller, 1987) Motivatie op het vmbo Op basis van onderzoek onder leerlingen in het vmbo door Van der Sanden (2003 in Hamstra & Van den Ende, 2006) en Den Boer, Mittendorf en Sjentizer (1993, in Hamstra & Van den Ende, 2006) kan worden aangenomen dat vmbo-leerlingen zeer praktisch en toepassingsgericht zijn ingesteld. Ze houden niet van lezen, maar leren het liefst door te doen. Beroepsgerichte vakken krijgen van deze leerlingen dan ook de voorkeur. Werkvormen waarbij een concrete manier van verwerken van de leerstof centraal staat (toepassen, voorbeelden bedenken, oefenen) zijn favoriet om van te leren. Bij het uitvoeren van motivationele activiteiten zoals die in de paragraaf hierboven zijn beschreven (zoals 11
17 jezelf oppeppen, waarderen en concentreren) hebben de leerlingen veel ondersteuning nodig. De onderwijsvernieuwing die de laatste tien jaar is ingezet in Nederland, draagt positief bij aan de motivatie van leerlingen (Teurlings, Van Wolput & Vermeulen, 2006). De nadruk bij onderwijsontwikkeling en vernieuwing ligt namelijk momenteel op: - activerende leeromgevingen met een accent op zelfstandig leren, - betekenisvolle en authentieke contexten, - samenwerken van leerlingen De door de leerling gestuurde omgeving krijgt steeds meer de voorkeur boven een door de docent gestuurde leeromgeving. Onderzoek wijst uit dat didactische en pedagogische onderwijsvormen die aan de drie bovenstaande uitgangspunten zijn gerelateerd, leiden tot dieper leren. Dit leidt tot betere leerprestaties, tot meer gemotiveerde leerlingen en aantrekkelijker onderwijs (Teurlings, Van Wolput & Vermeulen, 2006). Hoewel een grotere zelfstandigheid van de leerling leidt tot meer motivatie bij die leerlingen, is er echter ook een keerzijde aan die zelfstandigheid. Uit onderzoek van Chall (in Hamstra & Van den Ende, 2006) blijkt dat een leerlinggerichte aanpak op het vmbo pas effectief is wanneer de leerlingen de basisvaardigheden van het leren en een bepaalde basiskennis hebben eigen gemaakt. Van der Werf (in Hamstra & Van den Ende, 2006) onderschrijft dat; bij leerlingen kan gemakkelijk een kennisachterstand ontstaan wanneer leerlingen niet over deze basisvaardigheden beschikken. Een dergelijke achterstand lopen ze niet meer in. De docent zal een belangrijke rol in het onderwijs moeten blijven vervullen om zo n kennisachterstand te voorkomen. Tot slot is van belang voor de motivatie van leerlingen op het vmbo dat de leerstof aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen. Ook in het literatuuronderwijs wordt deze opvatting steeds meer gedeeld. Leerlingen moeten, volgens de nieuwste literaire didactiek, vanuit hun ervaring literatuur leren beleven. Niet alleen analyse, maar ook beleving en het liefst de koppeling van die twee moeten deel uit gaan maken van het literatuuronderwijs (Wuyts, 2000). Ook moet de stof een groot werkelijkheidsgehalte hebben en moeten de leerlingen de mogelijkheid hebben om zelf dingen in te kunnen brengen (Donselaar & Feenstra, 2005). 1.5 Rap als remedie voor poëziefobie? Morell en Duncan-Andrade (2002) werkten beiden als docenten Engels op een middelbare school en zagen daar dat leerlingen zeer veel potentieel hadden, maar dat dat niet tot uiting kwam. Het lag daarbij niet aan hun intelligentie, maar aan de mogelijkheden die de school hen te bieden had om een bepaald academisch niveau te bereiken. Literatuur werd bijvoorbeeld op een zeer traditionele wijze onderwezen. Morell en Duncan-Andrade (2002) voorspelden op basis van observatie en onderzoek dat de leerlingen een bepaald leesniveau konden bereiken door middel van onderwijs met behulp van rapteksten. Rap is immers wereldwijd ontzettend populair en iedere dag komen er tientallen rapsongs voorbij op diverse radiostations. Rapteksten sluiten daardoor aan op de belevingswereld van de jongeren. Zoals Farley (in Morell & Duncan-Andrade, 2002) zegt: Zoals F. Scott Fitzgerald leefde in de jazz jaren, zoals Dylan en Jimi Hendrix leefden in de rock jaren, kan worden gezegd dat we nu leven in de jaren van de hip-hop. In 1998 verkochten rappers meer dan 81 miljoen CD s en albums, veel meer dan in wat voor ander genre dan ook. En ondanks dat hiphop een genre is van de zwarte Amerikaanse bevolking, wordt meer dan 70 procent van de albums verkocht aan de blanke bevolking. Hoewel de muziek in groten getale bekritiseerd wordt door politici, religieuze groeperingen en feministen, bestaat de muziekstroming nog steeds door de immense populariteit onder de jongeren (Morell & Duncan-Andrade, 2002). Niet alleen in Amerika is rap mateloos populair, ook in Nederland hebben rappers een grote schare fans. Ali B., Gers Pardoel, Lange Frans, Typhoon en Brainpower zijn nog maar enkele namen binnen de Nederlandse rapscene. En net als hun Amerikaanse voorgangers 12
18 rappen deze heren over de problemen en standpunten die de jeugd aanspreken. Liefde, rijkdom, strijd, allerlei problemen passeren de revue. Bouazza (1999) schreef een artikel naar aanleiding van de vraag of rappers eerder dichters zijn of slechts een ondoorgrondelijke muziekstijl voortbrengen. Bouazza (1999) gaat voor haar onderzoek in op de diverse overeenkomsten die er zijn tussen rap en poëzie. Allereerst wordt het metrum aangesneden: zowel poëzie als rap hebben een bepaald ritme en men is het erover eens dat rap in die zin een nieuwe dimensie gegeven heeft aan poëzie. De beat van een rap is leidend en daarom zijn rappers vaak genoodzaakt woorden samen te voegen of in te korten waardoor een bepaald metrum ontstaat. Ten tweede komen rap en poëzie overeen wanneer het rijm betreft, diverse rappers maken gebruik van rijm in hun rapteksten. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de raptekst van Gers Pardoel Ik neem je mee. Deze songtekst is doorspekt met eindrijm. Een derde overeenkomst zou kunnen worden gezocht in de inhoud van rapteksten, maar daarover zijn de meningen sterk verdeeld. Een inhoudelijke overeenkomst tussen rap- en poëzieteksten zou bijvoorbeeld kunnen worden gezien in het figuratieve taalgebruik waar zowel dichters als rappers gebruik van maken. Rosen en Marks (1999) tonen in hun onderzoek aan dat er wel degelijk inhoudelijke overeenkomsten zijn tussen oude literatuur en rap. De onderzoekers hebben onder andere oud-griekse en Romaanse poëzie bekeken en ontdekten dat de oude Griekse poëten het publiek reeds choqueerden met hun onvrouwvriendelijke teksten. Een vergelijking met de teksten van de (gangsta-)rappers van nu is dan snel gemaakt. Ook zij beschrijven de vrouwelijke sekse op een weinig florissante manier. De Amerikaanse letterkundige Adam Bradley (in Dumont, 2012) stelt dat er rappers zijn van wie de teksten poëtische kwaliteiten hebben. Deze poëtische kwaliteiten zorgen ervoor dat luisteraars bewuster naar de tekst gaan luisteren. Leerlingen kunnen dus leren van de teksten die ze iedere dag op de radio horen, ze hebben daarbij echter wel een duwtje in de rug nodig, aldus Bradley (in Dumont, 2012). Rapteksten kunnen dan wel trekken vertonen van oud-griekse poëzie. Veel mensen is echter ook de mening toegedaan dat rapteksten te simpel en onzinnig zijn. En in dat geval, zegt men, mogen rapteksten in geen geval vergeleken worden met poëzie. Maar kan men een tekst beoordelen aan de hand van de eenvoud ervan? De mooiste klassieke gedichten van meesters als Housman, Hardy en Dickens imponeren en onderscheiden zich toch juist door hun eenvoud? Over smaak valt niet te twisten, een lezer zal een bepaalde tekst interessant vinden als de schrijver daarvan hem met de keuze van de woorden nieuwsgierig kan maken. Rap is daarin in het voordeel: raps trekken de aandacht, niet alleen vanwege de begeleidende muziek, maar ook vanwege de betekenisvolle en met woordtrucjes doorspekte teksten. Hierin ligt de kracht en kwaliteit van rap, aldus Bouazza (1999). De verwachting is dat wanneer poëzie en rap meer met elkaar zullen worden geassocieerd, poëzie toegankelijker zal worden voor het jonge publiek. Andersom kan op deze manier het oudere publiek in aanraking komen met de poëtische kant van rap. Het slaan van een brug tussen beide dichtstijlen zou er toe kunnen leiden dat twee publieksgroepen elkaar meer gaan vinden: de ouderen en de jongeren. 1.6 Onderzoeksvragen Fictieonderwijs op het vmbo wordt met weinig gejuich ontvangen; leerlingen zijn meer geïnteresseerd in leerstof en werkvormen die meer aansluiten op de praktijk. Desondanks zijn voor het vmbo een zevental eindtermen voor fictie opgesteld waaraan leerlingen aan het einde van hun schoolcarrière moeten voldoen. Een groot deel van het fictieonderwijs betreft poëzie, waarbij leerlingen diverse poëziekenmerken wordt bijgebracht. Poëziekenmerken komen echter niet alleen voor in poëzie, ook in rap zijn deze kenmerken te herkennen. Rap en poëzie worden dan ook steeds vaker met elkaar in verband gebracht in de literatuurwetenschap. Hoe kan rap de poëzie van dienst zijn in het fictieonderwijs? 13
19 Daartoe zijn in dit bachelorscriptieonderzoek de volgende vragen opgesteld. Centrale vraag: In welke mate zijn de eindtermen met betrekking tot poëzie en fictie zoals die zijn vastgesteld voor het VMBO te onderwijzen middels vergelijkingen met rap? Onderzoeksvraag: In hoeverre draagt poëzieonderwijs met gebruikmaking van rapteksten bij aan kennis van zowel uiterlijke als innerlijke poëziekenmerken (als strofebouw, versregels, ritme, metrum, rijm en rijmschema s, personificatie en metaforen) en in hoeverre draagt dit poëzieonderwijs bij aan de waardering voor poëzie? Uit deze onderzoeksvraag vloeien onderstaande hypotheses voort: 1. De verwachting is dat met behulp van rapteksten uiterlijke en innerlijke poëziekenmerken (zoals strofebouw, versregels, ritme, metrum, rijm en rijmschema s, personificatie en metaforen) geleerd worden en kunnen worden toegepast op zowel gedichten als raps. 2. De verwachting is dat na de lessenreeks waarbij met behulp van rap(teksten) poëziekenmerken worden onderwezen poëzie positiever gewaardeerd wordt door leerlingen dan voor de lessenreeks. Deze bachelorscriptie wordt deels geschreven in het kader van Universitaire Lerarenopleiding Nederlands te Tilburg. Een analyse van de beoordeling van de lessenreeks door de leerlingen zal daarom ook onderdeel uitmaken van het onderzoek. 14
20 2 Methode 2.1 Materiaal Voor het verzamelen van data werd gebruik gemaakt van een zelf ontwikkelde lessenreeks. Deze lessenreeks is ontwikkeld op basis van de gelezen literatuur (o.a. Ebbens en Ettenkoven, 2009). Bij de ontwikkeling van de opdrachten voor in de lessenreeks is tevens gebruik gemaakt van de lesmethode die reeds gebruikt werd in de klas waarin het onderzoek is uitgevoerd (Taallijnen, 2002). De lessenreeks bestond uit drie lessen en drie metingen welke zijn aangeboden aan één brugklas van 2college Sint Jozefmavo te Tilburg. Er is gekozen voor de brugklas als onderzoeksgroep om er zodoende zeker van te zijn dat de leerlingen vooraf geen tot nauwelijks kennis hadden over de te onderzoeken poëziekenmerken. Voordat gestart werd met de lessenreeks, is de voorkennis van de leerlingen gemeten aan de hand van een zogenaamde voormeting. Zodoende werd de voorkennis en attitude van leerlingen gemeten. Na deze voormeting is gestart met de lessen. In drie lessen is achtereenvolgens aandacht besteed aan poëziekenmerken, rapkenmerken en de diverse overeenkomsten daartussen. Iedere les bestond uit afwisselend klassikale uitleg en opdrachten die de leerlingen zelfstandig of in duo s uitvoerden. Voor de uitgebreide lesplannen zie bijlage 1. Na de lessen werd de leerlingen de kennis nameting voorgelegd waarna in de eerstvolgende les de attitude meting werd voorgelegd. Tijdens de lessen werkten de leerlingen met een mapje waarin per les een handout van de gebruikte powerpoints zat. De leerlingen konden daardoor aantekeningen maken op de afgedrukte hand-out. Per les waren ook bijbehorende opdrachten toegevoegd. Voor het complete leerlingenmapje zie bijlage Samenstelling respondentgroep De respondentgroep bestond uit 21 leerlingen waarvan 10 man en 11 vrouw. De gemiddelde leeftijd was 13 jaar (min. 12, max. 14, SD 0.55). De leerlingen waren allen afkomstig uit Nederland. Bijna alle leerlingen (86%) spreken thuis Nederlands. De leerlingen zaten allemaal in de brugklas van 2College Sint Jozefmavo te Tilburg. 2.3 Instrumentatie Voormeting In de voormeting (bijlage 3.1) werd gestart met het bevragen van de persoonlijke gegevens van de leerlingen. Er werd gevraagd naar naam, leeftijd, geslacht en de frequentie waarmee de leerlingen thuis Nederlands spraken. Vervolgens werd door middel van drie vragen de attitude met betrekking tot rap gemeten aan de hand van Likert-schalen. De attitude met betrekking tot rap werd gemeten door middel van drie items: plezier algemeen, luisterplezier en moeilijkheidsgraad. Ook werd gevraagd naar de frequentie waarmee leerlingen naar rap luisteren. Daarna werd middels twee vragen gepeild in hoeverre leerlingen rap associëren met poëzie. De leerlingen hadden daarbij keuze uit vier antwoorden waarvan zij het antwoord dat zij het beste vonden, aan moesten kruisen. Onderstaand item is daarvan een voorbeeld. (6) Een raptekst kun je het beste vergelijken met (kruis 1 antwoord aan) O een biografie. Rappers vertellen over hun leven in hun raps. O een gedicht. In een rap zit ook metrum, rijm en ritme. O een protesttekst. Rapteksten gaan vaak over discriminatie. O een lied. In een rap zit ook rijm en ritme en je kunt hem zingen. 15
21 Het grootste gedeelte van de voormeting werd in beslag genomen door de vragen over poëzie. Ook in het poëziegedeelte werd gestart met het peilen van de attitude jegens poëzie en de mate waarin leerlingen gedichten lezen. Vervolgens werden de diverse onderdelen van de poëzietheorie - zoals toegelicht in paragraaf getoetst aan de hand van meerkeuzevragen. In de voormeting werden vier vragen gesteld waarbij leerlingen aan moesten geven welk woordpaar rijmt, werden er vier vragen gesteld waarbij leerlingen aan moesten geven van welke soort rijm (eind/midden/begin rijm) sprake was en werden er drie vragen gesteld waarbij leerlingen aan moesten geven van welk soort rijmschema (omarmend, gekruist, gepaard) sprake was. Vervolgens werden er vier vragen gesteld met betrekking tot beeldspraak (personificatie, metafoor (vergelijking)), drie vragen met betrekking tot de begrippen metrum, vaste/vrije vorm en strofe en één vraag mat in hoeverre de leerlingen poëzie associëren met rap. Het begrip personificatie werd onder andere op onderstaande manier bevraagd: (12) De bomen leken naar mij te zwaaien. Wat is dit voor beeldspraak? (er is telkens 1 antwoord goed) O Vergelijking O Tegenstelling O Personificatie O Hyperbool De voormeting werd afgesloten met een viertal open vragen. Voor zowel rap als poëzie werd de leerlingen gevraagd een bekende rap of dichter en de titel van een werk dat ze onlangs hadden gehoord of gelezen op te schrijven Nameting kennis In de start van de nameting naar kennis (bijlage 3.2) werd gevraagd naar de naam van de leerlingen. Vervolgens werd de kennis die de leerlingen de afgelopen weken hadden opgedaan, getoetst door middel van in totaal 21 vragen. Bij iedere vraag waren vier antwoordmogelijkheden, waarvan er bij iedere vraag maar één antwoord mocht worden aangekruist. Er werd gestart met twee vragen die peilden in hoeverre de leerlingen rap associëren met poëzie. Deze vragen waren overgenomen uit de voormeting om zodoende een verschuiving te kunnen detecteren. Ook de vraag naar in hoeverre de leerlingen poëzie associëren met rap werd opgenomen in de nameting en ook deze vraag is overgenomen uit de voormeting. Om kennis te meten, werden dezelfde soort kennisvragen gesteld als in de voormeting, zij het met andere voorbeelden, woordparen en uitdrukkingen. De drie vragen over metrum, vrije/vaste vorm en strofe zijn overgenomen uit de voormeting evenals één item dat kennis over beeldspraak toetst. In onderstaand kader is een voorbeeld opgenomen van een item dat de kennis van leerlingen toetst over rijmschema s. (11) Welk rijmschema heeft het onderstaande gedichtje? (er is telkens 1 antwoord goed) Bloesems, vogels, blauwe luchten, donkere wolken die voor het licht vluchten. Wijde verten, blauwe meren, zwermen vogels die huiswaarts keren. Een eend met haar kuikens bevolkt de sloot. Hoera het is lente, de winter is dood. O Gekruist rijm O Omarmend rijm O Geen rijm O Gepaard rijm 16
22 2.3.3 Nameting attitude Net als bij de andere twee metingen, werd ook bij deze meting (bijlage 3.3) gestart met het vragen naar de naam van de leerling. Vervolgens werden de attitudevragen gesteld zoals die ook waren opgenomen in de voormeting. Het ging hierbij om een drietal vragen naar de attitude jegens rap respectievelijk poëzie en de vraag naar de mate waarin leerlingen rap luisteren respectievelijk gedichten lezen. De attitudevragen werden gesteld middels een Likert-schaal zoals ook hieronder te zien is. Tevens is in het kader een item opgenomen dat de leesfrequentie van poëzie bevraagd. (3) Ik vind raps Heel erg moeilijk te begrijpen Best wel moeilijk te begrijpen Soms moeilijk, soms makkelijk te begrijpen Best wel makkelijk om te begrijpen Heel erg makkelijk om te begrijpen (8) Hoe vaak lees je gedichten? O nooit O één keer per jaar O één keer per maand O één keer per week O meerdere dagen in de week Nameting waardering lessenreeks Niet alleen werd de waardering en lees-en luisterfrequentie voor rap en poëzie gemeten, ook werd de waardering van de leerlingen voor de lessenreeks gemeten. De items die de waardering voor de lessenreeks maten, waren opgenomen in de nameting attitude (zie bijlage 3.3). Deze meting vond plaats aangezien deze bachelorscriptie deels in het kader staat van de Universitaire Lerarenopleiding Tilburg. De waardering van leerlingen voor de lessenreeks werd gemeten aan de hand van de volgende onderdelen: waardering voor de lessen, waardering voor de gebruikte powerpoints in de lessen en waardering voor de opdrachten. Er was gekozen voor een meting van de waardering voor de powerpoints omdat dit een didactisch hulpmiddel is dat nog niet altijd gebruikt wordt in alle lessen op de onderzochte school. De waardering voor opdrachten en lessen werd los van elkaar gemeten omdat bij beide onderdelen een andere activiteit van leerlingen verwacht werd. Bij het maken van de opdrachten waren de leerlingen actief terwijl bij de lessen een meer passieve houding gevraagd werd. Leerlingen moesten bij het meten van de waardering voor de bovengenoemde onderdelen op een Likert-schaal invulling geven aan de volgende drie aspecten: - het plezier dat leerlingen hebben beleefd aan de lessenreeks ( heel erg stom best wel stom soms stom, soms leuk best wel leuk heel erg leuk) - de gepercipieerde moeilijkheidsgraad (heel erg moeilijk best wel moeilijk soms moeilijk, soms makkelijk best wel makkelijk heel erg makkelijk) - de gepercipieerde opgedane kennis (helemaal niet leerzaam best wel niet leerzaam soms niet leerzaam, soms leerzaam best wel leerzaam heel erg leerzaam) 17
23 Vervolgens werd de gepercipieerde opgedane nieuwe kennis gemeten aan de hand van de volgende soort vraag: (20) Ik denk dat ik (omcirkel wat je in zou vullen op de puntjes) 1.heel erg weinig nieuwe dingen heb geleerd 2.best wel weinig nieuwe dingen heb geleerd 3.niet weinig en niet veel nieuwe dingen heb geleerd 4.best wel veel nieuwe dingen heb geleerd 5.heel veel nieuwe dingen heb geleerd Dezelfde vraagvorm werd vervolgens gebruikt om de gepercipieerde opgedane kennis over rap en poëzie te meten. Leerlingen moesten daarbij antwoord geven middels een Likertschaal variërend van ik begrijp helemaal niets meer van rap tot ik begrijp heel veel meer van rap. Als een na laatste onderdeel van de attitudemeting werd de leerlingen gevraagd het project in zijn geheel te beoordelen aan de hand van de aspecten plezier beleefd aan het project en gepercipieerde opgedane kennis. Tot slot werd middels twee open vragen gelegenheid aan de leerling geboden verbeterpunten op te schrijven (minpunten) en werd hen gevraagd op te schrijven wat ze zo zouden laten aan het project (pluspunten). In tabel 1 op de volgende pagina een overzicht van de gemeten attitude aspecten in zowel voor- als nameting. 18
24 Tabel 1. Overzicht gemeten aspecten (meting op basis van Likert-schalen tenzij anders vermeld) Aspect Items Voormeting Attitude rap Plezier algemeen Luisterplezier Moeilijkheidsgraad Attitude poëzie Plezier algemeen Leesplezier Moeilijkheidsgraad Frequentie poëzie & rap Frequentie rap Frequentie poëzie Nameting attitude Attitude rap Plezier algemeen Luisterplezier Moeilijkheidsgraad Attitude poëzie Plezier algemeen Leesplezier Moeilijkheidsgraad Frequentie poëzie & rap Frequentie rap Frequentie poëzie Lessen Plezier Moeilijkheidsgraad Gepercipieerde opgedane kennis Nameting waardering lessenreeks Powerpoints Plezier algemeen Moeilijkheidsgraad Gepercipieerde opgedane kennis Opdrachten Plezier algemeen Moeilijkheidsgraad Gepercipieerde opgedane kennis Zelfreflectie Nieuwe kennis Kennis rap Kennis poëzie Gehele project Plezier algemeen Gepercipieerde opgedane kennis Minpunt (open) Pluspunt (open) 19
Momentopname tijdsverloop (proza), in een gedicht is er meestal alleen sprake van een ogenblik of één gebeurtenis (gevoel en gedachtes)
Samenvatting door P. 781 woorden 25 oktober 2013 7,5 2 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Eldorado 1. Een spel met woorden: Een dichter vindt het belangrijk dat zijn boodschap overkomt. Hij vindt het
Nadere informatieTekst lezen en vragen stellen
1. Lees de uitleg. Tekst lezen en vragen stellen Als je een tekst leest, kunnen er allerlei vragen bij je opkomen. Bijvoorbeeld: Welke leerwegen zijn er binnen het vmbo? Waarom moet je kritisch zijn bij
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Gedichten
Samenvatting Nederlands Gedichten Samenvatting door een scholier 1227 woorden 12 mei 2003 5,4 58 keer beoordeeld Vak Nederlands Begrippen: 1. Betekenispatroon: de dochter kiest woorden die op elkaar lijken,
Nadere informatie3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?
Werkblad: 1. Wat is je leerstijl? Om uit te vinden welke van de vier leerstijlen het meest lijkt op jouw leerstijl, kun je dit simpele testje doen. Stel je eens voor dat je zojuist een nieuwe apparaat
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 13602 25 juli 2011 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 juni 2011, nr. VO/309740, houdende
Nadere informatieBeschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?
Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht
Nadere informatiePaper 3 Onderzoeksinstrumenten. Ontwerprapport Naam auteur(s) Karin Groen
Paper 3 Onderzoeksinstrumenten Ontwerprapport Naam auteur(s) Karin Groen Vakgebied Nederlands Titel Historische letterkunde? Kapot saai! Onderwerp Motivatie bij historische letterkunde Opleiding Interfacultaire
Nadere informatiePrestatie. 8.2 Metrum en ritme. 8.3 Vormvaste gedichten en vrij vers. 8.4 Rijm. Samenvatting door een scholier 2042 woorden 10 oktober 2006
Samenvatting door een scholier 2042 woorden 10 oktober 2006 6.9 20 keer beoordeeld Vak Literatuurkunde Hoofdstuk 8 8.1 Prestatie In vergelijking met verhalen en romans spelen het wit om de tekst heen,
Nadere informatieDe kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht
De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave
Nadere informatieZelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen.
Zelfstandig werken Zelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen. Visie Leerlinggericht: gericht op de mogelijkheden van
Nadere informatieChecklist Gesprek voeren 2F - handleiding
Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding Inleiding De checklist Gesprek voeren 2F is ontwikkeld voor leerlingen die een gesprek moeten kunnen voeren op 2F. In deze handleiding wordt toegelicht hoe de
Nadere informatieNaam leerlingen. Groep BBL 1 Nederlands. Verdiepend arrangement. Basisarrange ment. Leertijd; 5 keer per week 45 minuten werken aan de basisdoelen.
Verdiepend Basisarrange ment Naam leerlingen Groep BBL 1 Nederlands Leertijd; 5 keer per week 45 minuten werken aan de basisdoelen. - 5 keer per week 45 minuten basisdoelen toepassen in verdiepende contexten.
Nadere informatie3 Hoogbegaafdheid op school
3 Hoogbegaafdheid op school Ik laat op school zien wat ik kan ja soms nee Ik vind de lessen op school interessant meestal soms nooit Veel hoogbegaafde kinderen laten niet altijd zien wat ze kunnen. Dit
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Literatuur cursus 1 t/m 4 samenvatting
Samenvatting Nederlands Literatuur cursus 1 t/m 4 samenvatting Samenvatting door D. 1401 woorden 25 mei 2017 4,7 7 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Nederlands literatuur samenvatting
Nadere informatieLeerstofoverzicht Lezen in beeld
Vaardigheden die bij één passen, worden in Lezen in beeld steeds bij elkaar, in één blok aangeboden. Voor Lezen in beeld a geldt het linker. Voor Lezen in beeld b t/m e geldt het rechter. In jaargroep
Nadere informatieVerslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen
Verslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen Data verzameld in de derde graad van de basisschool en verslag opgesteld door Amber Van Geit Opleiding:
Nadere informatieEvalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek
Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Zwaantina van der Veen / Dymphna Meijneken / Marieke Boekenoogen Stad met een hart Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2
Nadere informatieIn het gras van Anna Enquist en Het onzichtbare labyrinth van Gerrit Komrij
Leeswijzer Poëzie In het gras van Anna Enquist en Het onzichtbare labyrinth van Gerrit Komrij Voor het eerst brengt Senia Literair een leeswijzer uit voor de bespreking van gedichten. In de leeswijzer
Nadere informatieHoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving
Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving De relatie tussen leesvaardigheid en de ervaringen die een kind thuis opdoet is in eerder wetenschappelijk onderzoek aangetoond: ouders hebben een grote invloed
Nadere informatieWielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting
Zwijsen Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting Inhoud Inleiding 3 Materialen 3 Voor het eerst naar school 4 Doelstelling 4 Opbouw prentenboek en plakboek 4 Werkwijze 5 Ouders 5 2 Inleiding Voor
Nadere informatieEvaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013
Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.
Nadere informatieInterfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam
Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren
Nadere informatieNederlands ( 2F bb kb/gl/tl )
Einddoelen Nederlands Nederlands ( 2F bb kb/gl/tl ) vmbo bovenbouw = CE = Basis = SE = Varieert per bb/kb/gt-leerweg en varieert ook door de keuze voor papieren of digitaal examen. Zie Syllabus 2014. Leesvaardigheid
Nadere informatieBoekwerk. Voorstel voor een project omschrijving. 1.1 Doelstelling
Boekwerk Voorstel voor een project omschrijving 1.1 Doelstelling Het doel van het te ontwikkelen lespakket Boekwerk is leerlingen op een nieuwe manier bezig te laten zijn met taal, boeken en vakinhoud.
Nadere informatieWat te doen met zwakke begrijpend lezers?
Wat te doen met zwakke begrijpend lezers? Cor Aarnoutse Wat doe je met kinderen die moeite hebben met begrijpend lezen? In dit artikel zullen we antwoord geven op deze vraag. Voor meer informatie verwijzen
Nadere informatieecourse Moeiteloos leren leidinggeven
ecourse Moeiteloos leren leidinggeven Leer hoe je met minder moeite en tijd uitmuntende prestaties met je team bereikt 2012 Marjan Haselhoff Ik zou het waarderen als je niets van de inhoud overneemt zonder
Nadere informatieHoe schrijf ik een gedicht? Leer het met dit boek! Een cadeau voor elk kind! www.mamas.nl. Carola de Koning
Hoe schrijf ik een gedicht? Leer het met dit boek! Een cadeau voor elk kind! www.mamas.nl Carola de Koning Carola de Koning Hoe schrijf ik een gedicht? Leer het met dit boek! Uitgeverij De Graveinse Abeel
Nadere informatieWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK. Wat is dat? Eva van de Sande. Radboud Universiteit Nijmegen
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Wat is dat? Eva van de Sande Radboud Universiteit Nijmegen EERST.. WETENSCHAPSQUIZ 1: Hoe komen we dingen te weten? kdsjas Google onderzoek boeken A B C 1: We weten dingen door
Nadere informatieSamenvatting door een scholier 948 woorden 16 maart keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting Literatuur in zicht hoofdstuk 1 poëzieanalyse
Samenvatting door een scholier 948 woorden 16 maart 2016 9 6 keer beoordeeld Vak Nederlands Samenvatting Literatuur in zicht hoofdstuk 1 poëzieanalyse Par. 1.1. Inleiding Vorm: manier waarop het gedicht
Nadere informatieOnderzoeksvraag Uitkomst
Hoe doe je onderzoek? Hoewel er veel leuke boeken zijn geschreven over het doen van onderzoek (zie voor een lijstje de pdf op deze site) leer je onderzoeken niet uit een boekje! Als je onderzoek wilt doen
Nadere informatieUser Centered Design. Personas ontwikkelen
User Centered Design Personas ontwikkelen Persona: Wat is een persona? Een model gebaseerd op realistisch gedrag, motivatie, houding, vaardigheden en behoeften Gefilterd uit het observeren van echte mensen.
Nadere informatieProject Op zoek naar poëziekenners?
Taaldag Antwerpen februari 2011 Project Op zoek naar poëziekenners? LEERPLAN p.42-43 3 Literatuur 3.1 Concept < > Via dit leerplan willen we onze leerlingen literair competent maken. Om dat doel te bereiken
Nadere informatieCreativiteit, kun je dat afdwingen?
Creativiteit, kun je dat afdwingen? Over procesgerichte didactiek, de didactiek van creativiteit, eigenaarschap en betrokkenheid www.kunstedu.nl procesgerichte didactiek proces van de kunstenaar zelf ondergaan
Nadere informatieWorkshop voorbereiden Authentieke instructiemodel
Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Uitleg Start De workshop start met een echte, herkenbare en uitdagende situatie. (v.b. het is een probleem, een prestatie, het heeft
Nadere informatieVoorlezen is leuk en nuttig. Maar hoe doe je dat eigenlijk, goed voorlezen? Hieronder vindt u de belangrijkste tips en trucs.
R.K. Basisschool Anselderlaan 10 6471 GL Eygelshoven Tel: 045-5351434 De fijne kneepjes van het voorlezen Voorlezen is leuk en nuttig. Maar hoe doe je dat eigenlijk, goed voorlezen? Hieronder vindt u de
Nadere informatieCONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo
Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 h/v de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 h/v de betekenis
Nadere informatieSamenvatting. Interactie Informatiewaarde Werkrelevantie Totale waardering 8,5 8,4 8,9 8,6
Samenvatting Scores Interactie Informatiewaarde Werkrelevantie Totale waardering 8,5 8,4 8,9 8,6 Zowel uit de beoordelingen in de vorm van een rapportcijfer als de aanvullende opmerkingen, blijkt dat de
Nadere informatieSamenvatting Literatuurkunde Cursus 1 Literatuur en lezer
Samenvatting Literatuurkunde Cursus 1 Literatuur en lezer Samenvatting door M. 1143 woorden 24 januari 2016 9 21 keer beoordeeld Vak Methode Literatuurkunde Laagland Nederlands literatuur cursus 1 1 Lezers
Nadere informatieWorkshop BLIKSEM - Leesbegrippen in de BLIKSEM Oefenteksten en Toetsen
Leesbegrippen Groep 5 1. alinea (7)* 2. anekdote (2) 3. bedoeling van de schrijver (3) 4. boodschap overbrengen (1) 5. bronvermelding (2) 6. conclusie (1) 7. de bedoeling van de schrijver (2) 8. de clou
Nadere informatieBoekverslag Nederlands Beemdgras door Judith Herzberg
Boekverslag Nederlands Beemdgras door Judith Herzberg Boekverslag door een scholier 1204 woorden 11 januari 2005 5,2 21 keer beoordeeld Auteur Genre Judith Herzberg Poëzie Eerste uitgave 1968 Vak Nederlands
Nadere informatieWat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden
Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden Soorten vragen, vraagwoorden, signaal- en sleutelwoorden Schema 1 Soorten vragen Open vraag
Nadere informatie1 Aanbevolen artikel
Aanbevolen artikel: 25 november 2013 1 Aanbevolen artikel Ik kan het, ik kan het zélf, ik hoor erbij Over de basisingrediënten voor het (psychologisch) welzijn Een klassieke motivatietheorie toegelicht
Nadere informatieMethodeanalyse Talent
Methodeanalyse Talent Wij hebben gekozen voor de methode Talent. Voornamelijk omdat Tessa en Wouter er veel mee hebben gewerkt. Wouter en Tessa hebben wel hele verschillende ervaringen met de methode.
Nadere informatieHET BELANGRIJKSTE OM TE WETEN OM MEER ZELFVERTROUWEN TE KRIJGEN
HET BELANGRIJKSTE OM TE WETEN OM MEER ZELFVERTROUWEN TE KRIJGEN Gratis PDF Beschikbaar gesteld door vlewa.nl Geschreven door Bram van Leeuwen Versie 1.0 INTRODUCTIE Welkom bij deze gratis PDF! In dit PDF
Nadere informatieHet gymnasium: iets voor jou?
Het gymnasium: iets voor jou? Stel jezelf eens de vraag... Ben ik nieuwsgierig? Heb ik een brede belangstelling? Hou ik van onderzoeken? Ben ik gek op cultuur? Houd ik van nieuwe dingen leren? Ben ik kritisch?
Nadere informatieUit het resultaat van mijn test kwamen voornamelijk de doener en beslisser naar voren.
Metawerk Fedor. Semester 1a Opdracht 1. Ik heb voor opdracht 1 de leerstijlentest van Kolb gemaakt. Deze test heeft als doel om te kijken op wat voor manier je het beste informatie kunt opnemen en verwerken.
Nadere informatieReflectiegesprekken met kinderen
Reflectiegesprekken met kinderen Hierbij een samenvatting van allerlei soorten vragen die je kunt stellen bij het voeren van (reflectie)gesprekken met kinderen. 1. Van gesloten vragen naar open vragen
Nadere informatieDatum: Jaar van verschijnen: Duur van de film:
NAAM: Kijk / luisterformulier Speelfilm Naam: Datum: Titel van de film: Regisseur: Jaar van verschijnen: Duur van de film: Lees de vragen op dit formulier voor het kijken en luisteren door. Je weet dan
Nadere informatieCKV Festival 2012. CKV festival 2012
C CKV Festival 2012 Het CKV Festival vindt in 2012 plaats op 23 en 30 oktober. Twee dagen gaan de Bredase leerlingen van het voortgezet onderwijs naar de culturele instellingen van Breda. De basis van
Nadere informatieProfessionaliseren van de didactische aanpak van het informatievaardighedenonderwijs
Professionaliseren van de didactische aanpak van het informatievaardighedenonderwijs Angelique van het Kaar Risbo Erasmus Universiteit Rotterdam 7 november 2012 Overzicht onderwerpen Training Didactische
Nadere informatieProject Op zoek naar poëziekenners?
Project Op zoek naar poëziekenners? Oriënteren/voorbereiden Werkwijze: 1 Je krijgt van de leerkracht de naam van een dichter. 2 Je brengt een dichtbundel van deze dichter mee naar de klas. Datum:. 3 Je
Nadere informatieInleiding Motivatie & Leerstijlen. Hoogste scores. Motivatie overzicht. Uw resultaten in een overzicht. Naam:
Rapportage De volgende tests zijn afgenomen: Test Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-M) Status Voltooid Vertrouwelijk Naam Datum onderzoek 12 mei 2014 Emailadres Inleiding Motivatie & Leerstijlen
Nadere informatieChecklist Presentatie geven 2F - handleiding
Checklist Presentatie geven 2F - handleiding Inleiding De checklist Presentatie geven 2F is ontwikkeld voor leerlingen die een presentatie moeten kunnen geven op 2F. In deze handleiding wordt toegelicht
Nadere informatieStrategisch lezen voor beroep en studie
Strategisch lezen voor beroep en studie Roos Scharten (Expertisecentrum Nederlands) Georgia Vasilaras (ROC de Leijgraaf) Edith Vissers (KPC Groep) 9 december 2015 Leijgraaf: het uitgangspunt! Elke professional
Nadere informatieLESSENSERIE 4: CKV-NL Recensie schrijven Lesplannen
LESSENSERIE 4: CKV-NL Recensie schrijven Lesplannen Algemene gegevens Docent Evah den Boer School Helen Parkhurst Titel lessenserie Recensie schrijven CKV/NETL Klas (en niveau) 4 vwo Aantal leerlingen
Nadere informatieZelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W
Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W 1 Naam student: Studentnummer: Datum: Naam leercoach: Inleiding Voor jou ligt het meetinstrument ondernemende houding. Met dit meetinstrument
Nadere informatieValorisatieverslag. Master thesis Onderwijswetenschappen
Valorisatieverslag Master thesis Onderwijswetenschappen 2017-2018 Student: Marianne den Hertog Studentnummer: 4159616 Datum: 25-06-2018 Lesgeven aan (hoog)begaafde leerlingen in de reguliere klas Hoe kunnen
Nadere informatieBoekverslag Nederlands Ik had als kind een huis en haard door Willem Wilmink
Boekverslag Nederlands Ik had als kind een huis en haard door Willem Wilmink Boekverslag door een scholier 1504 woorden 20 juli 2009 5,7 9 keer beoordeeld Auteur Genre Willem Wilmink Poëzie Eerste uitgave
Nadere informatieBegeleiding van studievaardigheden in het Mentoraat. Frans Ottenhof
Begeleiding van studievaardigheden in het Mentoraat Frans Ottenhof De rol van de mentor * Wat is motiverend voor leerlingen? * Aan welke studievaardigheden kun je werken? Welke niet? * Wat heb je nodig
Nadere informatieSpelenderwijs rijmen. Linda Willemsen. www.klasvanjuflinda.nl. www.klasvanjuflinda.nl
Spelenderwijs rijmen Linda Willemsen www.klasvanjuflinda.nl www.klasvanjuflinda.nl Spelenderwijs rijmen Spelenderwijs rijmen Tekst & vormgeving: Linda Willemsen 2014 www.klasvanjuflinda.nl Linda Willemsen
Nadere informatieDe Wondere Werking van Verhalen
De Wondere Werking van Verhalen Multiply Your Happiness! 2013 Inleiding Sinds het begin der tijden vertellen mensen overal ter wereld, bij kampvuur en bij kaarslicht, elkaar verhalen. Dit deden en doen
Nadere informatieDossieropdracht 3. Analyse 1 - Didactiek
Dossieropdracht 3 Analyse 1 - Didactiek Naam: Thomas Sluyter Nummer: 1018808 Jaar / Klas: 1e jaar Docent Wiskunde, deeltijd Datum: 22 november, 2007 Samenvatting Het realistische wiskundeonderwijs heeft
Nadere informatiePTA Nederlands KBL Bohemen, Kijkduin, Statenkwartier Waldeck cohort 15-16-17
Exameneenheden Nederlands NE/K/1 Oriëntatie op leren en werken De kandidaat kan zich oriënteren op de eigen loopbaan en op het belang van Nederlands in de maatschappij. NE/K/2 Basisvaardigheden De kandidaat
Nadere informatieJONG HOEZO ANDERS?! EN HOOGGEVOELIG. Informatie, oefeningen en tips voor hooggevoelige jongeren
Ellen van den Ende in samenwerking met Mariëtte Verschure JONG EN HOOGGEVOELIG HOEZO ANDERS?! Informatie, oefeningen en tips voor hooggevoelige jongeren Uitgeverij Akasha Inhoud Hooggevoelig, hoezo anders?!
Nadere informatiePTA Nederlands TL/GL Bohemen, Houtrust, Kijkduin, Media&Design cohort 13-14-15
Examenprogramma NE/K/1 Oriëntatie op leren en werken De kandidaat kan zich oriënteren op de eigen loopbaan en op het belang van Nederlands in de maatschappij. NE/K/2 Basisvaardigheden De kandidaat kan
Nadere informatieHoe schrijf ik een gedicht? Leer het met dit boek!
Hoe schrijf ik een gedicht? Leer het met dit boek! Carola de Koning Hoe schrijf ik een gedicht? Leer het met dit boek! Uitgeverij De Graveinse Abeel ISBN 978-94-6260-015-7 NUR 200 (c) 2014 Uitgeverij De
Nadere informatieVan mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht
[Gepubliceerd in Erik Heijerman & Paul Wouters (red.) Praktische Filosofie. Utrecht: TELEAC/NOT, 1997, pp. 117-119.] Van mij Een gezicht is geen muur Jan Bransen, Universiteit Utrecht Wij hechten veel
Nadere informatieKo observatielijst/ Kern(tussen)doelen TULE SLO Van November 2006
1 Ko observatielijst/ Kern(tussen)doelen TULE SLO Van November 2006 Mondeling onderwijs Kerndoel 1 Kerndoel 2 Kerndoel 3 Schriftelijk onderwijs Kerndoel 4 Bijlage kerndoel 4 leestechniek Kerndoel 5 Kerndoel
Nadere informatieDe theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan
De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan 1. Globaal lezen a. Lees eerst altijd een tekst globaal. Dus: titel, inleiding, tussenkopjes, slot en bron. b. Denk na over het onderwerp,
Nadere informatieRapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success
Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Leercentrum Nijmegen Oberon, november 2012 1 Inleiding Playing for Success heeft, naast het verhogen van de taal- en rekenprestaties van de
Nadere informatielesmateriaal Taalkrant
lesmateriaal Taalkrant Toelichting Navolgend vindt u een plan van aanpak en 12 werkbladen voor het maken van de Taalkrant in de klas, behorende bij het project Taalplezier van Stichting Wereldleren. De
Nadere informatieHet gedragmodel. 1. Inleiding
Het gedragmodel 1. Inleiding Het gedragmodel is een NLP-techiek, ontwikkeld door Peter Dalmeijer (zie www.vidarte.nl) en Paul Lenferink. Het model leert ons feedback te geven waarbij we anderen op hun
Nadere informatieHuiswerk, het huis uit!
Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting
Nadere informatieLatijn en Grieks in de 21ste eeuw
Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Kiezen voor Latijn en/of Grieks? Als leerling in het laatste jaar van de basisschool sta jij voor een belangrijke keuze. Welke studierichting moet je gaan volgen in het
Nadere informatieIllustratie Doorlopende lijn Leren Leren Voortgezet Onderwijs (12-18 jr)
Het overgrote deel van de kinderen zijn, wanneer net geboren, al leerfabriekjes. De drang tot leren is een natuurlijk gegeven. Uitdagend onderwijs stimuleert en ontwikkelt het kunnen leren. Wanneer leerlingen
Nadere informatieRapport Docent i360. Test Kandidaat
Rapport Docent i360 Naam Test Kandidaat Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor u ligt het
Nadere informatieGedichtbespreking Nederlands Voor wie ik liefheb wil ik heten
Gedichtbespreking Nederlands Voor wie ik liefheb wil ik heten Gedichtbespreking door een scholier 2033 woorden 4,2 43 keer beoordeeld 28 oktober 2001 Auteur Genre Neeltje Maria Min Poëzie Eerste uitgave
Nadere informatie» Oefening. Een voorbeeld van een idee: Ik ben soms graag alleen
Als eerste moet je goed weten waarover je song gaat. Dit lijkt overduidelijk, maar dat is het niet altijd. Probeer in één woord vast te leggen waarover je song gaat. Het is uiteraard bepalend voor de tekst
Nadere informatieKorte cursus sinterklaasgedichten schrijven
Taal actief 3 Handleiding groep 6 en 7 Korte cursus sinterklaasgedichten schrijven Dit is een extra activiteit die past binnen het thema sinterklaas. Tijdsduur 45 minuten Tip: De kinderen die moeite hebben
Nadere informatieNavorming rond poëzie Sandrine Lambert
Navorming rond poëzie Sandrine Lambert Dit document bevat een reeks praktische oefeningen om poëzie te maken met een groep en zo te streven naar een individueel resultaat. OEFENING Gebruik steeds een heel
Nadere informatieVertel eens - aanpak van Aidan Chambers
Vertel eens - aanpak van Aidan Chambers bijlage 6 2 Theorie Aidan Chambers wil met de Vertel eens-aanpak kinderen helpen goed te praten over wat zij hebben gelezen en goed naar elkaar te leren luisteren.
Nadere informatieBijlage 1: Methode. Respondenten en instrumenten
Bijlage 1: Methode In deze bijlage doen wij verslag van het tot stand komen van onze onderzoeksinstrumenten: de enquête en de interviews. Daarnaast beschrijven wij op welke manier wij de enquête hebben
Nadere informatie32 Taalbeschouwing. 1 Inleiding
DC 32 Taalbeschouwing 1 Inleiding Taalbeschouwing betekent letterlijk: het beschouwen van de taal. Dus, het gaat niet over taalgebruik, maar over bestuderen van het verschijnsel taal. Als je kijkt naar
Nadere informatieOnderdeel: Spelling (RTTI) Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:
Onderdeel: Spelling (RTTI) Lesperiode: 1 3 Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: 1 t/m 5 Theorie blz 3, 78, 122, 165, 166, 209 De leerling kent de volgende vormen van beeldspraak: Metafoor Vergelijking
Nadere informatiePTA Nederlands TL voor overstappers uit 3H Houtrust cohort 14-15-16
Examenprogramma PTA Nederlands TL voor overstappers uit 3H Houtrust cohort 14-15-16 NE/K/1 Oriëntatie op leren en werken De kandidaat kan zich oriënteren op de eigen loopbaan en op het belang van Nederlands
Nadere informatie2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1
2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1! " #$% & #& '$' '& + ()" *% $, $ -% 1 H. Jagersma en M. Vervenne, Inleiding in het Oude Testament, Kampen, 1992. J. Bowker, Het verhaal
Nadere informatieBEGRIJPEND LEZEN 1 NEDERLANDS TEKSTSOORTEN EN TEKSTDOELEN
BEGRIJPEND LEZEN 1 NEDERLANDS TEKSTSOORTEN EN TEKSTDOELEN 0 AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: - Kun je het onderwerp uit een zin bepalen. - Kun je het onderwerp van een tekst bepalen. - Kun je een soort tekst
Nadere informatieProject poëzie. Succes!
Project poëzie Doel van het project: Jullie maken (opnieuw) kennis met poëzie; Jullie kunnen jullie mening over een gedicht verwoorden en gebruik maken van argumenten; Jullie leren een aantal kenmerken
Nadere informatiet Kompas School met de Bijbel Westbroek
t Kompas School met de Bijbel Westbroek Het protocol sociaal gedrag Het pestprotocol is een belangrijk onderdeel van het beleid van onze school. We hebben dan ook een protocol opgesteld dat op de hele
Nadere informatieLeeromgeving en organisatie
Leeromgeving en organisatie Lesdoel Ik kan een les voorbereiden a.d.h.v. het lesplanformulier van Geerligs. Hoe word ik een goede leraar? Kunst of kunde? Kun je het leren: Ja/Nee Wat doe je hier dan nog?
Nadere informatieRandvoorwaarden In les 2 hebben leerlingen individueel een computer met internet nodig. Alternatief: leerling voert les 2 thuis uit.
Brief over Annie M.G. Schmidt Schrijf een overtuigende brief aan een basisschool Korte lesomschrijving De lessen Advies over Annie M.G. Schmidt gaan over Nederlands bekendste kinderboekenschrijfster. Leerlingen
Nadere informatieWij zijn Kai & Charis van de Super Student en wij geven studenten zin in de toekomst.
Hallo, Wij zijn Kai & Charis van de Super Student en wij geven studenten zin in de toekomst. Dat is namelijk helemaal niet zo makkelijk. Veel studenten weten nog niet precies wat ze willen en hoe ze dat
Nadere informatieWaarom een samenvatting maken?
Waarom een samenvatting maken? Er zijn verschillende manieren om actief bezig te zijn met de leerstof. Het maken van huiswerk is een begin. De leerstof is al eens doorgenomen; de stof is gelezen en opdrachten
Nadere informatieChecklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding
Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding Inleiding De checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F is ontwikkeld voor leerlingen die moeten leren schrijven op 2F. In deze handleiding wordt toegelicht
Nadere informatieBij u schuil ik, u bent mijn schild,
Bij u schuil ik, u bent mijn schild, in uw woord stel ik mijn hoop. Psalm 119:114 inleiding Laten we eerlijk zijn: het is niet zo eenvoudig om regelmatig uit de Bijbel te lezen en te bidden. Onze volle
Nadere informatie2.4 Tekstopbouw In deze paragraaf oefen je in het schrijven van een tekst met een indeling in inleiding, kern en slot.
Fase.4 Tekstopbouw In deze paragraaf oefen je in het schrijven van een tekst met een indeling in inleiding, kern en slot. 1 1 Lees onderstaande tekst. Daarna ga je zelf een soortgelijke tekst schrijven.
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Cursus 1,2 en 3
Samenvatting Nederlands Cursus 1,2 en 3 Samenvatting door J. 1308 woorden 6 december 2012 6,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Laagland Zakelijke teksten > eenduidige teksten met als doel informatie
Nadere informatieHuiswerk Spreekbeurten Werkstukken
Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken - 2 - Weer huiswerk? Nee, deze keer geen huiswerk, maar een boekje óver huiswerk! Wij (de meesters en juffrouws) horen jullie wel eens mopperen als je huiswerk opkrijgt.
Nadere informatie1. Dit gedicht is iets minder dan die van Remco Campert. Dat komt omdat ik het verhaaltje over het fietsen op die berg niet echt interessant vind.
Praktische-opdracht door een scholier 1924 woorden 12 februari 2004 4,1 49 keer beoordeeld Vak Nederlands Opdracht A. 1. Het gedicht vind ik wel leuk. Zelf hou ik niet van gedichten. Maar het verhaal over
Nadere informatieWelke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken. Astrid van den Hurk 22 januari 2015
Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken Astrid van den Hurk 22 januari 2015 Doelen Zicht op basisbehoeftes van leerlingen om gemotiveerd te kunnen werken; Zelfdeterminatietheorie
Nadere informatie