Antwoorden stellingen. Afstemmen van zorg. NU ZORG Editie Pagina 1

Transcriptie

1 Antwoorden stellingen Afstemmen van zorg NU ZORG Editie 2014 Pagina 1

2 Hoofdstuk 1. Coördinatie van zorg 1. Als verzorgende ben je niet verantwoordelijk voor de totale zorg rondom een zorgvrager. 2. Je kunt het werk rond een zorgvrager structureren door mensen, tijd, materialen en middelen op elkaar af te stemmen. 3. Coördineren van zorg houdt in dat je verschillende soorten zorg, hulp en diensten zo goed mogelijk afstemt op de specifieke situatie van een individuele zorgvrager. 4. Bij het coördineren van zorg kun je geen rekening houden met de wensen van de zorgvrager. 5. Coördinatie van zorg verbetert de kwaliteit van zorg. 6. Als een zorgvrager lang moet wachten op zorg is de coördinatie niet optimaal verlopen. 7. Als verzorgende ben je niet verantwoordelijk voor de coördinatie. 8. Als verzorgende beslis je zelf in welke volgorde je de dingen zult doen. 9. Door een goede coördinatie kun je ervoor zorgen dat de activiteiten zo min mogelijk worden onderbroken. 10. Goed overleg voorkomt dubbele afspraken. Pagina 2

3 Hoofdstuk 2. De opbouw van de gezondheidszorg 1. Intramurale zorg is de zorg die wordt gegeven aan een zorgvrager die in een instelling is opgenomen. 2. Een bezoek aan de huisarts valt onder semimurale zorg. 3. Een ziekenhuis mag zich pas algemeen noemen als ten minste vier specialismen aanwezig zijn. 4. In een zorgcentrum wonen zorgvragers die door een beperking, ziekte of ouderdom niet meer zelfstandig kunnen leven. 5. Op een somatische afdeling van een verpleeghuis wonen zorgvragers die vanwege lichamelijke aandoeningen niet meer thuis kunnen blijven wonen. 6. Psychogeriatrische reactivering duurt maximaal drie maanden en bestaat uit behandeling, extra begeleiding en ondersteuning van zorgvragers die meerdere psychische klachten en problemen hebben. 7. Eerstelijnszorg is zorg die in een instelling wordt verleend. 8. Zorgvragers kunnen alleen in aanmerking voor thuiszorg als ze een verwijzing van een huisarts hebben. 9. Door transmurale zorg worden zorgvragers sneller opgenomen. 10. Een verpleeghuis valt onder de care-sector. 11. De Regionale Instellingen voor Beschermende Woonvormen zijn onderdeel van de GGZ. 12. Bij taakgerichte zorg staan de lichamelijke, geestelijke en sociale problemen van de zorgvrager centraal. 13. Een andere naam voor een EVV is zorgcoördinator. 14. Volgens de WGBO mag een zorgvrager niet worden behandeld en verzorgd zonder zijn toestemming. 15. Volgens de geheimhoudingsplicht mag je geen enkele informatie over zorgvragers aan je collega s geven. Pagina 3

4 Hoofdstuk 3. Goed overleggen doe je zo 1. Je hoeft als je samenwerkt niet altijd te bepalen wie wat doet, als je zelf maar weet wat je moet doen. 2. Overleg kan de kwaliteit van je werk verbeteren. 3. Verzorgenden nemen als team ook besluiten over zaken die buiten de afdeling liggen. 4. Een zorgleefplanoverleg is een voorbeeld van een inhoudelijk overleg. 5. Een hoge opleiding en ervaringsdeskundigheid zijn goede kenmerken van een voorzitter. 6. Als je notuleert moet je alleen de kern van de discussie opnemen. 7. Het voordeel van een meerderheidsbesluit is dat de meeste teamleden zich kunnen vinden in het besluit, doordat zij erbij betrokken zijn geweest. 8. Groepsnormen voor een overleg worden altijd van tevoren opgesteld. 9. Mantelzorgers worden niet betrokken bij het overleg over de zorg. 10. Een deskundig advies van een hulpverlener die geen lid is van het team wordt consult genoemd. Pagina 4

5 Hoofdstuk 4. Knelpunten in de zorgverlening 1. De belangrijkste factoren voor ruis zijn verkeerde invulling van de boodschap, verkeerde keuze van de woorden, verkeerde manier van het ontvangen van de boodschap, verkeerde opzet waarmee de boodschap wordt verzonden of ontvangen. 2. Een materieel knelpunt is een tekort aan middelen, voorwerpen en personeel. 3. Als je een knelpunt signaleert, moet je dat eerst met een zorgvrager bespreken. 4. De organisatie van de instelling is van invloed op de knelpunten. 5. Sommige knelpunten kun je zelf oplossen door je gedrag te veranderen. 6. Om knelpunten te kunnen oplossen hoef je geen kennis te hebben van de ontwikkelingen in het vakgebied. 7. Een DBC houdt in dat voor elke specifieke behandeling in het ziekenhuis een vaste prijs wordt afgesproken, waarin alle kosten zijn opgenomen. 8. Een zorgzwaartepakket (ZZP) is een middel om aan te geven welke zorg iemand krijgt die thuis woont. 9. Bij een persoonsgebonden budget krijgt de zorgvrager een geldbedrag, waarmee hij zelf de zorg regelt en inkoopt. 10. Kostenbewust werken wil zeggen dat je de goedkoopste middelen gebruikt. Pagina 5

6 Hoofdstuk 5. Opname, overdracht en ontslag coördineren 1. Bij een geplande opname kan de verzorgende de zorg opnemen in de werkplanning van die dag. 2. Een prestatie-indicator is een aanwijzing die iets zegt over hoe goed en verantwoord de zorg is. 3. Een voorbeeld van een prestatie-indicator is uitdroging. 4. Anamnese is hetzelfde als ontslaggesprek. 5. Zorgvragers die acuut moeten worden opgenomen vereisen net zo veel zorg en aandacht van een verzorgende als zorgvragers van wie de opname gepland is. 6. Op basis van het lichamelijk onderzoek wordt een zorgplan opgesteld met zorgproblemen, doelstellingen en te ondernemen acties. 7. Bij een langdurige woonopname in een verpleeghuis kan er een rouwproces bij de zorgvrager ontstaan. 8. In een overdracht staat informatie over onder andere zelfredzaamheid, mobiliteit, toiletgang en slaappatroon. 9. De volgende onderwerpen komen aan bod in een ontslaggesprek: het ontslag zelf, evaluatie van de zorg. 10. Een voorbeeld van nazorg is het inschakelen van tijdelijke hulpverlening na ontslag als overgang naar zelfstandigheid. Pagina 6