LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN SEPTEMBER MEI 2014 Instrumentontwikkeling

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN SEPTEMBER 2013 - MEI 2014 Instrumentontwikkeling"

Transcriptie

1 LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN SEPTEMBER MEI 2014 Instrumentontwikkeling E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, J. De Bilde, I. Van Droogenbroeck, B. De Fraine & J. Van Damme

2

3 LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN SEPTEMBER MEI 2014 Instrumentontwikkeling E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, J. De Bilde, I. Van Droogenbroeck, B. De Fraine & J. Van Damme Promotoren coördinatieteam: B. De Fraine, K. Verschueren, K. Petry, S. Gielen, J. Van Damme, A. Vandenbroecke, M. Van Houtte & J.P. Verhaeghe Research paper SSL/ /2.1 Leuven, september 2014

4 Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen is een samenwerkingsverband van KU Leuven, UGent, VUB, Lessius Hogeschool en HUB. Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt: Stevens E., Dockx J., Custers C., Fidlers I., de Bilde J., Van Droogenbroeck I., De Fraine B. & Van Damme J. (2014), LiSO-project: vragenlijst voor leerlingen september mei 2014 instrumentontwikkeling, Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, Leuven. Voor meer informatie over deze publicatie eef.stevens@ppw.kuleuven.be, jonas.dockx@ppw.kuleuven.be, catharina.custers@ppw.kuleuven.be, ilka.fidlers@ppw.kuleuven.be, bieke.defraine@ppw.kuleuven.be, jan.vandamme@ppw.kuleuven.be Deze publicatie kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek. In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens. D/2014/4718/typ het depotnummer ISBN typ het ISBN nummer 2014 STEUNPUNT STUDIE- EN SCHOOLLOOPBANEN p.a. Secretariaat Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven Deze publicatie is ook beschikbaar via

5 Voorwoord Dit technisch rapport kadert binnen de derde generatie van het Steunpunt Studie en Schoolloopbanen ( ). Dit steunpunt omvat verschillende onderzoeksdomeinen, waarvan één betrekking heeft op de schoolloopbanen van leerlingen (onderzoekslijn 2.1). Binnen dit onderzoeksdomein werd in het schooljaar gestart met het onderzoek Loopbanen in het Secundair Onderwijs, kortweg het LiSO-project. Dit onderzoek wil de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren. Dit rapport beschrijft de instrumentontwikkeling van de vragenlijst voor leerlingen die in functie van het LiSO-project werd afgenomen. De vragenlijst bestaat uit twee delen, het eerste deel werd afgenomen in september en oktober 2013 en het tweede deel werd afgenomen in april en mei Graag bedanken we de co-promotoren van het LiSO-project voor hun expertise: Prof. Dr. Jan Van Damme, Prof. Dr. Karine Verschueren, Prof. Dr. Katja Petry, Prof. Dr. Sarah Gielen, Dr. Loes Vandenbroecke, Prof. Dr. Mieke Van Houtte en Jean Pierre Verhaeghe. Ook danken we de medewerkers van het Centrum voor Schoolfeedback voor de fijne samenwerking en ondersteuning, met in het bijzonder Ilka Fidlers en Jorrit Behets. Tot slot onze welgemeende dank aan alle scholen die deelnemen aan het LiSO-project. Voor deze vragenlijst bedanken we in het bijzonder alle leerlingen die de vragenlijst voor leerlingen invulden. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling v

6

7 Inhoud Voorwoord v Inleiding 1 Hoofdstuk 1 Criteria selectieproces concepten en schalen 3 Hoofdstuk 2 Inhoudelijk kader 5 Hoofdstuk 3 Concepten en schalen september Schoolkeuze Studieprogramma Toekomstverwachtingen Non-cognitieve uitkomsten Motivatie Academisch zelfconcept Interesses Betrokkenheid Schoolwelbevinden Opvattingen over intelligentie 17 Hoofdstuk 4 Concepten en schalen mei Herhaalde meting van september Nieuw opgenomen schalen in mei Klaskenmerken Kwaliteit van het lesgeven Leraar-leerlingrelaties Subjectieve beoordeling van bepaalde vakken Participatief schoolklimaat 26 Bijlagen 29 Bijlage 1 Overzicht schalen vragenlijst voor leerlingen 30 Bijlage 2 Praktische uitwerking vragenlijsten voor leerlingen 46 Bibliografie 79 Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling vii

8 Inleiding Dit technisch rapport kadert binnen het LiSO-project (Loopbanen in het Secundair Onderwijs) van het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen ( ). Dit onderzoek wil de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren. Hierbij is het uitgangspunt dat niet alleen factoren op het niveau van de individuele leerling (leerlingkenmerken) en zijn thuisomgeving van belang zijn, maar ook factoren op school-, klas- en leerkrachtniveau. Het LiSOproject wil hier een bron van informatie zijn voor scholen en beleidsmakers en wil specifiek inzicht bieden in school-, klas- en leerkrachtkenmerken die effectief zijn voor prestaties (van onder meer Nederlands, wiskunde en Frans) en voor non-cognitieve uitkomsten van leerlingen (zoals schoolwelbevinden, engagement en interesse). De focus ligt vooral op factoren die door de school of het beleid kunnen worden beïnvloed om zo de individuele leerlingprestaties te maximaliseren en te komen tot meer gelijke onderwijskansen voor iedere leerling. Het LiSO-project wil op deze manier bijdragen tot beslissingen die de onderwijseffectiviteit in Vlaanderen zullen doen toenemen. Om deze doelstelling te bereiken, werd vanaf de start van het schooljaar een cohorte van ongeveer leerlingen gevolgd doorheen hun gehele secundaire schoolloopbaan. Deze leerlingen bevonden zich in september 2013 in het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs. Eén van de belangrijkste onderzoeksvragen betreft de zogenaamde non-cognitieve uitkomsten van de leerlingen. De vraag luidt of en hoe deze uitkomsten veranderen doorheen de tijd en of er verschillen zijn tussen leerlingen, studierichtingen, opties, klassen, leerkrachten en scholen. Daarnaast zal worden onderzocht welke belang de non-cognitieve aspecten spelen in het verklaren van cognitieve prestaties (en vice versa). Dit technisch rapport beschrijft de samenstelling van de vragenlijsten voor leerlingen die werden afgenomen tijdens het schooljaar Een eerste vragenlijst werd afgenomen in september 2013, op het moment dat de LiSO-leerlingen aan het eerste jaar van het secundair onderwijs begonnen. Deze bevraging van de non-cognitieve uitkomsten geldt als een beginmeting en is in dat opzicht zeer belangrijk voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen van het LiSO-project. Een tweede leerlingvragenlijst vond plaats in mei 2014, op het einde van het eerste jaar van de eerste graad. Enerzijds gaat het om een gedeeltelijk herhaalde meting van september 2013 om de evolutie van de leerlingen op één jaar tijd te kunnen beschrijven. Anderzijds was er ook ruimte voor nieuwe schalen en items. Deze vragenlijst voor leerlingen is één van de verschillende vragenlijsten die wordt afgenomen binnen het LiSO-project. Er worden ook vragenlijsten afgenomen van klastitularissen, vakleerkrachten en ouders om meer te weten te komen over de verschillende factoren die schoolloopbanen mogelijk verklaren. Naast deze vragenlijsten worden er van de leerlingen op verschillende tijdstippen toetsen voor wiskunde, Nederlands en Frans afgenomen in functie van de schoolse prestaties van leerlingen. De vragenlijst voor leerlingen kan niet los gezien worden van deze instrumenten. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 1

9 In de volgende hoofdstukken bespreken we de opbouw van de vragenlijst. In hoofdstuk 1 worden de criteria van het selectieproces beschreven waarop de vragenlijst is samengesteld. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens het algemeen inhoudelijk kader van de vragenlijst besproken. Aansluitend wordt in hoofdstuk 3 de opgenomen concepten en schalen van de vragenlijst van september 2013 besproken. In hoofdstuk 4 worden de opgenomen concepten en schalen van de vragenlijst van mei 2014 besproken. In bijlage 1 wordt een schematische weergave gegeven van de opgenomen concepten en bijhorende schalen in de vragenlijsten voor leerlingen. In bijlage 2 wordt een korte beschrijving gegeven van de manier waarop de vragenlijst voor leerlingen in de praktijk werd afgenomen via Teleform. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 2

10 Hoofdstuk 1 Criteria selectieproces concepten en schalen De vragenlijst voor leerlingen bestaat uit verschillende concepten die bevraagd worden. Voor elk concept wordt vervolgens een specifieke schaal (of specifieke schalen) gekozen die dit concept het beste meet. De keuze om bepaalde concepten met bijhorende schalen op te nemen gebeurt op basis van een selectieproces in twee stappen met verschillende criteria. In de volgende paragrafen bespreken we kort dit selectieproces. De eerste stap in het selectieproces bestaat uit de keuze van de concepten. Bij deze keuze worden verschillende criteria gehanteerd Het eerste criterium voor het opnemen van een bepaald concept komt voort uit het doel van het LiSO-project. Dit is de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren. Dit leidt tot het criterium dat concepten enkel dienen opgenomen te worden als ze schoolloopbanen kunnen beschrijven en/of verklaren. Het opnemen van een concept is dus in de eerste plaats hiervan afhankelijk. Ook tijdens het kennisseminarie dat werd gehouden binnen de stuurgroep van het LiSO-project in januari 2013 kwam dit als belangrijkste criterium naar voor. Voor de selectie van een concept wordt voorts rekening gehouden met het tweede criterium. Dit is het belang van het concept binnen de internationale wetenschappelijke literatuur. De gegevens van het LiSO-project zullen immers ook gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek. Dit heeft als gevolg dat er niet enkel voor concepten gekozen wordt die relevant zijn voor het Vlaamse onderwijs, maar die ook internationale vergelijking mogelijk maken. Het derde criterium is dat een concept enkel opgenomen wordt in de vragenlijst voor leerlingen als deze de meest geschikte vragenlijst daarvoor is. Het is immers mogelijk dat andere respondentgroepen (vakleerkrachten, ouders, klastitularissen of directie) meer relevante informatie kunnen bieden voor een bepaald concept. Het vierde criterium is dat een vragenlijst een goed instrument moet zijn om het betreffende concept te meten. Sommige concepten zijn immers niet goed met een vragenlijst te meten. Zij worden dan ook niet opgenomen. Voor dit selectieproces wordt een uitgebreide literatuurstudie verricht. De tweede stap in het selectieproces bestaat uit de keuze van de schalen. Immers, voor elk geselecteerd concept moet een bijhorende schaal gekozen worden die het concept meet. Dit gebeurt eveneens op basis van een selectieproces met verschillende criteria. Vooreerst is het eerste criterium dat de schaal een valide meting 1 moet zijn van het betrokken concept. Het tweede criterium is dat enkel schalen geselecteerd worden met een (relatief) hoge betrouwbaarheid 2. De validiteit en betrouwbaarheid van de schalen worden nagegaan op basis van reeds gepubliceerd onderzoek. Het derde criterium is dat er rekening wordt gehouden met de lengte van de schalen. Immers, wanneer een vragenlijst te lang is zullen respondenten hun aandacht verliezen tijdens het invullen. Dit zou de betrouwbaarheid van de gehele vragenlijst schaden. Ten slotte is er het vierde criterium. Dit houdt in dat de voorkeur gegeven wordt aan schalen die het toelaten om 1 Een schaal is een valide meting wanneer deze het beoogde concept correct meet. 2 Een schaal is een meer betrouwbare meting naarmate deze meer vrij is van de invloed van toevallige factoren. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 3

11 vergelijkingen te maken met de internationale literatuur en onderwijskundig onderzoek binnen Vlaanderen. Hiervoor wordt net als bij de concepten een uitgebreide literatuurstudie verricht. Na de literatuurstudie wordt een voorstel opgesteld en voorgelegd aan een panel van onderwijsdeskundigen. Op basis van hun feedback wordt de definitieve vragenlijst uitgewerkt. In de volgende hoofdstukken bespreken we in detail de uitwerking en de achtergrond van deze vragenlijst die het gevolg is van het hier beschreven selectieproces. In hoofdstuk 2 wordt het algemeen inhoudelijk kader besproken dat tot stand komt uit de literatuurstudie. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de gekozen concepten en bijhorende schalen van de leerlingenvragenlijst voor september In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de gekozen concepten en bijhorende schalen voor de leerlingenvragenlijst voor mei Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 4

12 Hoofdstuk 2 Inhoudelijk kader Het LiSO-project focust in de eerste plaats op leerwinst. Hiertoe worden elk jaar toetsen Nederlands, wiskunde en Frans afgenomen bij de leerlingen die gevolgd worden doorheen hun secundaire schoolloopbaan. Daarnaast hecht het LiSO-project ook veel belang aan zogenaamde non-cognitieve uitkomsten. Onderwijs gaat immers niet alleen over het succesvol overbrengen van kennis, maar ook over het vormen van leerlingen tot verantwoordelijke jonge mensen die volwaardig kunnen deelnemen aan de huidige maatschappij. Onderwijs moet een brede vorming aanbieden. Noncognitieve uitkomsten kunnen dan ook niet alleen een verklaring bieden voor cognitieve prestaties; ze worden steeds vaker beschouwd als belangrijke na te streven uitkomsten op zich (Van Damme et al., 2004). De non-cognitieve uitkomsten werden in het schooljaar tweemaal bevraagd bij de leerlingen, met name aan de start en aan het einde van het schooljaar. In de vragenlijst van september 2013 kunnen de items in vier globale thema s worden ingedeeld. Een eerste reeks items peilt naar de schoolkeuze. We willen weten waarom en op welke manier leerlingen voor een bepaalde secundaire school kozen en of hun eerste indruk goed dan wel slecht is. Een tweede groep items betreft het gekozen studieprogramma. In het eerste leerjaar moet elke leerling kiezen tussen de A- of de B-stroom en daarbinnen zijn er eveneens nog opties. Zo kan in vele scholen binnen de A-stroom bijvoorbeeld gekozen worden voor Latijn of moderne wetenschappen. En ook binnen de B-stroom kunnen leerlingen tussen verschillende opties kiezen. Een derde groep items kijkt naar de toekomstverwachtingen die leerlingen hebben. We nemen hier drie perspectieven op: welke verwachtingen heeft de leerling voor het huidige schooljaar, het verloop van het secundair onderwijs en na het secundair onderwijs. Tot slot wordt een aantal non-cognitieve uitkomsten opgenomen die in voorgaand onderzoek reeds geassocieerd werden met elementen van het schools functioneren van leerlingen. Het gaat hierbij om motivatie, academisch zelfconcept, interesse, betrokkenheid, schoolwelbevinden en opvattingen over intelligentie. Op het einde van het schooljaar , in mei 2014, werd opnieuw een vragenlijst bij de leerlingen afgenomen. In eerste instantie ging het hier om een herhaalde meting van de noncognitieve uitkomsten uit de vragenlijst van september 2013, van één vraag over de tevredenheid met de school en van één vraag over de verwachtingen voor het huidige schooljaar. Op deze manier kan de evolutie van deze non-cognitieve variabelen binnen één schooljaar beschreven worden. Daarnaast was er ook ruimte om een aantal nieuwe schalen op te nemen. Zij kunnen onderverdeeld worden in vijf globale thema s. De eerste groep items peilt naar de klaskenmerken. We vragen hier aan de leerlingen om hun eigen klas of lesgroep in te schatten en om aan te geven in welke mate ze vinden dat ze sociaal aanvaard worden binnen de klas. Een tweede groep items bevraagt de kwaliteit van het lesgeven. De leerlingen moeten hier aangeven in welke mate zij het gevoel hebben dat de leerkracht de klas leidt en ondersteunt. Deze items hebben steeds betrekking op de leerkracht wiskunde. Zo is er aansluiting op de toets wiskunde die eveneens in mei 2014 wordt afgenomen bij de leerlingen. Een derde groep items peilt naar de relatie tussen de klastitularis en de leerling. Deze items laten toe om te onderzoeken in hoeverre de kwaliteit van de dyadische leerkracht- Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 5

13 leerlingrelatie bijdraagt aan het welbevinden en de schoolprestaties van leerlingen. Een vierde thema betreft de subjectieve beoordeling van bepaalde vakken. Leerlingen moeten hierbij aanduiden in welke mate zij menen iets te hebben bijgeleerd tijdens het voorbije schooljaar in de vakken Nederlands, wiskunde, Frans en techniek. Ook hier is aandacht voor de koppeling met de resultaten van de afgenomen toetsen. Tot slot meet de schaal participatief schoolklimaat in welke mate leerlingen vinden dat ze mogen en kunnen deelnemen aan het schoolbeleid. In het volgende hoofdstuk bespreken we de opgenomen concepten en schalen van de vragenlijst. Hierbij wordt voortgebouwd op de vermelde thema s. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 6

14 Hoofdstuk 3 Concepten en schalen september 2013 De items van de leerlingvragenlijst bij de start van het 1 ste leerjaar van het secundair onderwijs in september 2013 kunnen globaal in vier thema s worden ingedeeld: (1) items die peilen naar de schoolkeuze, (2) items die peilen naar de keuze van het studieprogramma, (3) items betreffende toekomstverwachtingen en (4) items die peilen naar bepaalde non-cognitieve uitkomsten die in voorgaand onderzoek reeds geassocieerd werden met elementen van het schools functioneren van leerlingen zoals leerwinst, schoolse uitval en schoolveranderingen. Zowel voor de A- als de B-stroom werd dezelfde vragenlijst voorzien. 3.1 Schoolkeuze In België is er vrije schoolkeuze, zoals volgt uit het principe van vrijheid van onderwijs, dat gegarandeerd wordt door artikel 24 van de Grondwet. Dit betekent dat men als ouder vrij mag kiezen naar welke school men zijn kind stuurt. Ouders kunnen bijvoorbeeld een voorkeur hebben voor een school in de buurt of een school verder weg, voor een officiële of een vrije school, voor een godsdienstgebonden of een neutrale school en voor een 'traditionele' school of een methodeschool. In het secundair onderwijs moet er bij de keuze bovendien rekening gehouden worden met de studierichtingen die een school aanbiedt. Om de motieven voor schoolkeuze te achterhalen, werd gebruik gemaakt van de items over schoolkeuze uit de LOSO-vragenlijst Schoolkeuze van september Van de oorspronkelijke 18 items werden er 7 motieven weerhouden. Deze hebben te maken hebben met het behoud van de school van het basisonderwijs, met de naam en reputatie van de school, met het studieaanbod en met de toekomstperspectieven die de school biedt. De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal gaande van heel belangrijk tot heel onbelangrijk. Daarnaast werd op vraag van het coördinatieteam van het LiSO-project een item (item 8 in tabel 1) toegevoegd dat peilt naar het belang van de schoolpopulatie als motief om voor een school te kiezen. Het item is afkomstig van het onderzoek Oprit 14. Tabel 1 geeft de items weer. Dezelfde items werden ook opgenomen in de vragenlijst voor de ouders. Tabel 1 Schoolkeuze Waarom hebben je ouders of jij voor deze school gekozen? Duid bij elke reden aan hoe belangrijk deze was bij de keuze. 1) Deze school is dezelfde als in het basisonderwijs. 2) In deze school kan je veel richtingen volgen. 3) Men zegt dat dit een goede school is, ze heeft een goede naam. 4) In deze school bestaat de studierichting die ik wil volgen. 5) Deze school bereidt mij goed voor op latere studies. 6) In deze school kan je een goed beroep leren. 7) In deze school krijgt men een goede algemene vorming. 8) Ik pas bij de andere leerlingen op school (zelfde achtergrond). Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=heel onbelangrijk; 2=onbelangrijk; 3=noch belangrijk, noch onbelangrijk; 4=belangrijk; 5=heel belangrijk Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 7

15 Om de relatieve invloed van de leerling versus de ouders (of anderen) in het schoolkeuzeproces te achterhalen, werd opnieuw een item uit de LOSO-vragenlijst Schoolkeuze van september 1990 overgenomen. Hetzelfde item werd ook opgenomen in de vragenlijst voor de ouders. Tabel 2 geeft de vraag weer. Tabel 2 Schoolkeuzeproces De school waar ik nu zit - heb ik volledig zelf gekozen. - heb ik samen met mijn ouders gekozen. - hebben mijn ouders gekozen. - heeft iemand anders gekozen. In het secundair onderwijs heerst in sommige streken een capaciteitsprobleem, waardoor leerlingen zich niet altijd kunnen inschrijven in de school van hun eerste keuze. Een leerling kan geweigerd worden omdat er geen plaats meer is in de school, omdat deze leerling reeds vroeger in de school werd uitgesloten of omdat een bepaalde problematiek de draagkracht van de school overstijgt. Er werd daarom een item toegevoegd dat bevraagt of de huidige school de eerste keuze was of niet. De antwoordmogelijkheden situeren zich op een ordinale schaal. Hetzelfde item werd ook opgenomen in de vragenlijst voor de ouders. Tabel 3 geeft de vraag weer. Tabel 3 Schoolkeuze: al dan niet eerste keuze Was deze school jouw of jullie eerste keuze? Deze school - Was mijn eerste keuze. - Was mijn tweede keuze, ik werd geweigerd (bv. omdat er geen plaats was) in de school van mijn eerste keuze. - Was mijn derde keuze, ik werd geweigerd (bv. omdat er geen plaats was) in de school van mijn eerste en tweede keuze. Uit de LOSO-vragenlijst Schoolkeuze van september 1990 werd tot slot een item overgenomen dat de eerste indruk bevraagt van de leerlingen van de school. Een soortgelijk item werd ook opgenomen in de vragenlijst voor ouders. Tabel 4 geeft de vraag weer. Tabel 4 Schoolkeuze: tevredenheid Nu je al een aantal dagen op deze school zit, wat vind je van deze school? - Niet goed, ik heb er al spijt van dat ik hier naar school ga. - Niet zo goed, ik had beter verwacht. - Neutraal, het gaat wel. - Goed, ik ben tevreden. - Heel goed, ik ben erg tevreden. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 8

16 3.2 Studieprogramma De vragen naar de motivatie voor de keuze van het studieprogramma werden gebaseerd op de LOSO-vragenlijst Schoolkeuze van september 1990, maar met verschillende aanpassingen. Zo werden de items geherformuleerd tot zinnen en moest de leerling elk item beoordelen op een vijfpuntenschaal (in plaats van één item te selecteren). Daarnaast werd op vraag van het coördinatieteam van het LiSO-project een item toegevoegd dat peilt naar het belang van de leerlingpopulatie als motief om voor een bepaald studieprogramma te kiezen (item 6 in tabel 5). Het item is afkomstig van het onderzoek Oprit 14. De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal gaande van heel onbelangrijk naar heel belangrijk. Tabel 5 geeft alle items weer. Tabel 5 Studieprogramma Je hebt dit jaar een aantal vakken zelf mogen kiezen. Waarom heb je dit studieprogramma gekozen? Duid bij elke reden aan hoe belangrijk dit was. 1) Ik vind het een interessant studieprogramma. 2) Het sluit aan bij wat ik goed kan, bij mijn capaciteiten. 3) Het biedt goede studiemogelijkheden achteraf. 4) Het biedt goede kansen op werkgelegenheid achteraf. 5) Mijn vrienden volgen hetzelfde studieprogramma. 6) Ik pas bij de andere leerlingen die dit studieprogramma volgen (zelfde achtergrond). 7) Anderen (CLB, leerkracht, ouders) hebben mij dit aangeraden. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=heel onbelangrijk; 2=onbelangrijk; 3=noch belangrijk, noch onbelangrijk; 4=belangrijk; 5=heel belangrijk 3.3 Toekomstverwachtingen De toekomstverwachtingen werden bevraagd over drie tijdsperiodes: het einde van het huidige schooljaar, het einde van het secundair onderwijs en de jaren volgend op het secundair onderwijs. Het eerste item over de verwachtingen om te slagen op het einde van het huidige schooljaar werd rechtstreeks overgenomen uit de SiBO-leerlingvragenlijst die in de eerste graad van het secundair onderwijs werd afgenomen. Tabel 6 geeft het item weer. Tabel 6 Toekomstverwachtingen: huidig schooljaar Denk je dat je dit schooljaar zal slagen? - Ik ben (bijna) zeker van niet. - Ik denk het niet. - Ik twijfel. - Ik denk het wel. - Ik ben er (bijna) zeker van. Het tweede item over de toekomstverwachtingen vraagt naar de onderwijsvorm waarin de leerling verwacht te zullen afstuderen in het secundair onderwijs. De formulering werd overgenomen uit de SiBO-leerlingvragenlijst die in de eerste graad van het secundair onderwijs werd afgenomen. Er werd Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 9

17 één item toegevoegd waarmee gepeild wordt naar de verwachting op ongekwalificeerde uitstroom. Elk item moest apart beoordeeld worden door de leerling op een vijfpuntenschaal, gaande van zeker niet tot zeker wel. Tabel 7 geeft de items weer. Tabel 7 Toekomstverwachtingen: secundair onderwijs In welke onderwijsvorm denk je dat je zal afstuderen in het secundair onderwijs? Duid bij elke mogelijkheid aan hoe zeker je deze vindt. 1) Ik denk dat ik de school zal verlaten zonder een getuigschrift te behalen. 2) Ik denk dat ik zal afstuderen in het Deeltijds (Beroeps)secundair Onderwijs (DBSO of leerovereenkomst). 3) Ik denk dat ik zal afstuderen in het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO). 4) Ik denk dat ik zal afstuderen in het Beroepssecundair Onderwijs (BSO). 5) Ik denk dat ik zal afstuderen in het Kunstsecundair Onderwijs (KSO). 6) Ik denk dat ik zal afstuderen in het Technisch Secundair Onderwijs (TSO). 7) Ik denk dat ik zal afstuderen in het Buitengewoon Secundair Onderwijs (BuSO). Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=zeker niet; 2=waarschijnlijk niet; 3=misschien; 4=waarschijnlijk wel; 5=zeker wel Tot slot wordt ook gepeild naar de verwachtingen op lange termijn. De leerling moet met name aangeven wat hij of zij na het secundair onderwijs denkt te zullen doen. Dit item werd gebaseerd op de LOSO-vragenlijst Schoolkeuze van september 1990, maar werd aangepast aan de nieuwe situatie in het hoger onderwijs. Opnieuw moest elk item apart worden beoordeeld door de leerling op een vijfpuntenschaal, gaande van zeker niet tot zeker wel. Tabel 8 geeft de items weer. Tabel 8 Toekomstverwachtingen: na het secundair onderwijs Wat zal je na het secundair onderwijs doen? Duid bij elke mogelijkheid aan hoe zeker je deze vindt. 1) Ik denk dat ik na het secundair onderwijs zal stoppen met studeren en zal gaan werken. 2) Ik denk dat ik na het secundair onderwijs een korte specialisatie zal volgen (bv. 7de jaar BSO). 3) Ik denk dat ik na het secundair onderwijs een opleiding aan de hogeschool zal volgen. 4) Ik denk dat ik na het secundair onderwijs een opleiding aan de universiteit zal volgen. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=zeker niet; 2=waarschijnlijk niet; 3=misschien; 4=waarschijnlijk wel; 5=zeker wel 3.4 Non-cognitieve uitkomsten De bevraging van de non-cognitieve uitkomsten kan worden ingedeeld in zes onderdelen: motivatie, academisch zelfconcept, interesse, betrokkenheid, schoolwelbevinden en opvattingen over intelligentie. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 10

18 3.4.1 Motivatie Een belangrijke niet-cognitieve uitkomst waaraan aandacht wordt gegeven in het LiSO-project wordt gevat onder de noemer motivatie. Met de opgenomen items wordt onderzocht om welke reden(en) leerlingen hun best doen op school. Het theoretische kader waaraan de items worden ontleend, is de zelfdeterminatietheorie, een algemene motivatietheorie die werd ontwikkeld door Deci en Ryan (Ryan & Deci, 2000b). Deze theorie stapt af van het klassieke onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie omdat dit veel te beperkt is gebleken om motivatie te beschrijven. In de plaats hiervan wordt een genuanceerder onderscheid gemaakt, gebaseerd op de mate waarin de inzet geïnternaliseerd is, met andere woorden de mate waarin men de inzet als autonoom ervaart. Men onderscheidt vier redenen ( regulaties ) die te groeperen zijn in twee soorten motivatie: autonome en gecontroleerde motivatie. De autonome motivatie wordt gekenmerkt door een gevoel van psychologische vrijheid en keuze. Onder deze soort motivatie worden de geïdentificeerde regulatie (het stellen van gedragingen omdat men zich geïdentificeerd heeft met het persoonlijk belang ervan) en de intrinsieke regulatie (het stellen van gedragingen vanuit interesse in de activiteit op zichzelf) geplaatst. Voornamelijk deze autonome motivatie wordt geassocieerd met positieve effecten op cognitieve en niet-cognitieve uitkomsten. Zo blijkt dat naarmate leerlingen meer autonoom gemotiveerd zijn, er een toename is in leren, prestatie, creativiteit en zelfbeeld (Ryan & Deci, 2000a). Onder gecontroleerde motivatie wordt de externe regulatie (een gedraging wordt gesteld om aan een externe eis tegemoet te komen (straf en beloning)) en geïntrojecteerde regulatie (het gedrag komt voort uit een gevoel van druk dat van binnenuit komt (schuldgevoelens, trots, e.d.)) geplaatst. De theorie is zeer breed toepasbaar en wordt bijvoorbeeld gebruikt binnen de domeinen van gezondheid, opvoeding, religie en educatie (Cortois et al., 2009). In de zelfdeterminatietheorie is ook ruimte voor amotivatie ofwel het gebrek aan handelingsintentie. Mensen kunnen ge-a-motiveerd zijn wanneer ze een bepaalde taak niet belangrijk vinden, wanneer ze zich niet bekwaam genoeg vinden om de taak uit te voeren of wanneer ze geloven dat het uitvoeren van de taak zal leiden tot het gewenste resultaat (Ryan & Deci, 2000b). Vertaald naar het onderwijs betekent dit bijvoorbeeld dat een ge-a-motiveerde leerling niet gelooft in het eigen kunnen om een bepaalde studietaak op te lossen. Het gebrek aan motivatie kan ook toe te schrijven zijn aan de verwachting dat er geen verband bestaat tussen de mate waarin men zijn best doet en de kans dat dit tot een goede uitslag zal leiden. Een leerling kan weliswaar denken dat hij of zij zelf over voldoende vaardigheden beschikt om een goede toets af te leggen, maar kan echter tegelijk de verwachting hebben dat het afleggen van een goede toets niet noodzakelijk wordt beloond met goede punten, bijvoorbeeld omdat de leerkracht op een onbetrouwbare wijze punten geeft. Wanneer leerlingen niet of laag gemotiveerd zijn, zullen ze futloos, apathisch en weinig betrokken zijn op hun schoolwerk. Ze zullen niet of slechts sporadisch de intentie vertonen om te studeren omdat ze denken dat ze toch geen controle hebben over hun studieresultaten. Als deze laag gemotiveerde leerlingen al studeren, dan hanteren ze vooral oppervlakkige in plaats van diepgaande verwerkingsstrategieën om de leerstof onder de knie te krijgen. Ze vertonen bovendien verminderd welzijn, meer depressieve gevoelens en stellen zich hulpeloos en stuurloos op (Vansteenkiste et al., 2007). De items betreffende de motivatie om zich in te zetten op school zijn afkomstig uit de vragenlijst Academic Self-Regulation Questionnaire (SQR-A) die werd gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie, zoals gebruikt in de vragenlijst Einde basisonderwijs in het SiBO-onderzoek (Vandenberghe et al., Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 11

19 2011). De interne consistentie van de subschaal gecontroleerde motivatie bedroeg 0,80 in het SiBOonderzoek. Voor de subschaal autonome motivatie ging het om een Cronbachs alpha van 0,73. Daarnaast werd er ook één item opgenomen dat peilt naar de amotivatie van leerlingen. De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal, gaande van niet waar tot waar. Tabel 9 geeft de items weer. Tabel 9 Schalen: Amotivatie, gecontroleerde motivatie, autonome motivatie Amotivatie Gecontroleerde motivatie Autonomie motivatie Waarom probeer jij je best te doen op school? Ik probeer mijn best te doen op school... ik weet niet waarom, ik zie niet welk verschil het uitmaakt. 1) omdat dat van mij verwacht wordt. 2) omdat ik me anders schuldig zou voelen. 3) omdat ik anders problemen krijg. 4) omdat mijn leerkrachten zouden denken dat ik een goede leerling ben. 5) omdat ik anders commentaar krijg. 6) omdat anderen dit van mij verwachten. 7) omdat ik me slecht, schuldig of beschaamd voel als ik het niet doe. 8) omdat ik wil dat anderen denken dat ik slim ben. 1) omdat dit belangrijk is voor mij. 2) omdat ik nieuwe dingen wil leren. 3) omdat ik het interessant vind. 4) omdat het leuk is. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=niet waar; 2=meestal niet waar; 3=soms waar, soms niet waar; 4=meestal waar; 5=waar Academisch zelfconcept Het begrip zelfconcept kan gedefinieerd worden als de verzameling van beoordelingen over het eigen functioneren op verschillende domeinen enerzijds en over zichzelf als persoon in het algemeen anderzijds. Het zelfconcept is multidimensioneel en volgens sommige auteurs ook hiërarchisch gestructureerd. Zo is er empirische steun voor een hiërarchisch model waarin algemeen zelfconcept wordt opgesplitst in academisch en niet-academisch zelfconcept, welke op hun beurt verschillende subdimensies omvatten. Niet-academisch zelfconcept omvat onder andere sociaal zelfconcept en fysiek zelfconcept (Hendrikx et al., 2008). Het academisch zelfconcept is binnen het LiSO-project het belangrijkst. Hiermee verwijzen we naar de perceptie die iemand heeft van zijn/haar schoolse capaciteiten. Het academisch zelfconcept bestaat op zijn beurt uit verschillende meer specifieke dimensies, zoals zelfconcept op vlak van wiskunde en van taal. Het heeft zowel een beschrijvende als evaluatieve component. De meest onderzochte determinanten van het zelfconcept betreffen de mate van aanvaarding door significante anderen en de mate van competentie. Het belang van het opdoen van succeservaringen voor iemands zelfconcept werd al meer dan een eeuw geleden door James benadrukt. Niet alleen de feitelijke competentie of het succes, maar ook de standaard of groep waarmee een persoon zich vergelijkt, bepalen het competentiegevoel in een bepaald domein. Voor wat het academisch zelfconcept betreft spelen bijvoorbeeld niet enkel reële schoolse prestaties een rol, maar zijn ook het internal-external frame of reference en het big-fish-little-pond-effect Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 12

20 van belang. Het eerste houdt in dat het academisch zelfconcept voor een bepaald vakdomein enigszins kan afwijken van de objectieve prestaties of de prestatiepositie in de klasgroep, omdat leerlingen ook hun prestaties op andere vakdomeinen meewegen. Het tweede impliceert dat het academisch zelfconcept van een leerling negatief gerelateerd is aan de gemiddelde klas- of schoolresultaten. Leerlingen met hetzelfde vaardigheidsniveau vertonen een lager academisch zelfconcept wanneer ze zich vergelijken met meer vaardige leerlingen en een hoger academisch zelfconcept wanneer ze zich vergelijken met minder vaardige leerlingen. Het academisch zelfconcept is gecorreleerd met schoolse prestaties. Er zou sprake zijn van een wederkerige relatie. Langs de ene kant beïnvloeden de schoolse prestaties het academisch zelfconcept. Als iemand goede punten haalt voor wiskunde dan gaat die leerling ook denken dat hij/zij goed in wiskunde is. En omgekeerd beïnvloedt het academisch zelfconcept ook de prestaties. Een leerling die denkt dat hij goed is in wiskunde, gaat zich er harder voor inzetten en meer volharden, waardoor die leerling betere prestaties behaalt (Hendrikx et al., 2008). Omdat gelijklopend met de vragenlijst voor leerlingen ook toetsen wiskunde, Nederlands en Frans werden afgenomen, spitsen we het academisch zelfconcept ook toe op deze drie vakken. De items die het academisch zelfconcept bevragen zijn afkomstig van de vragenlijst Self-Description Questionnaire-II (SDQ-II) en werden vertaald door Simons & Simons (2001). Voor gebruik in het LiSOproject werd ervoor geopteerd om de oorspronkelijke 10 items van de schaal over wiskunde te reduceren tot de zes items die enkel te maken hebben met de competentie-evaluatie van leerlingen en niet met interesse of plezier. Voor de schalen Nederlands en Frans werd wiskunde vervangen door Nederlands respectievelijk Frans. Per domein (wiskunde, Nederlands, Frans) werden dus zes gelijkaardige items geformuleerd. Om te peilen naar het globaal academisch zelfconcept werd gebruik gemaakt van de verkorte versie van de SDQ-II (Marsh et al., 2005). De korte Engelstalige versie met vier items had een goede betrouwbaarheid (α=.84). De Nederlandse vertaling werd gevalideerd door Van Bael (2013), ook hier werd een goede betrouwbaarheid (α=.89) gevonden. De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal, gaande van niet waar tot waar. Tabel 10 geeft de items weer. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 13

21 Tabel 10 Schalen: Academisch zelfconcept wiskunde, academisch zelfconcept Frans, academisch zelfconcept Nederlands, globaal academisch zelfconcept Academisch zelfconcept wiskunde Academisch zelfconcept Nederlands Academisch zelfconcept Frans Globaal academisch zelfconcept Waarom probeer jij je best te doen op school? Ik probeer mijn best te doen op school... 1) Wiskunde is één van mijn beste vakken. 2) Ik heb dikwijls hulp nodig bij wiskunde. 3) Ik heb moeite om iets te begrijpen als er wiskunde in voorkomt. 4) Ik scoor slecht op toetsen wiskunde. 5) Ik haal goede punten voor wiskunde. 6) Ik ben altijd goed geweest in Frans. 1) Nederlands is één van mijn beste vakken. 2) Ik heb dikwijls hulp nodig bij Nederlands. 3) Ik heb moeite om iets te begrijpen als er Nederlands in voorkomt. 4) Ik scoor slecht op toetsen Nederlands. 5) Ik haal goede punten voor Nederlands. 6) Ik ben altijd goed geweest in Nederlands. 1) Frans is één van mijn beste vakken. 2) Ik heb dikwijls hulp nodig bij Frans. 3) Ik heb moeite om iets te begrijpen als er Frans in voorkomt. 4) Ik scoor slecht op toetsen Frans. 5) Ik haal goede punten voor Frans. 6) Ik ben altijd goed geweest in Frans. 1) Ik scoor goed op tests van de meeste schoolvakken 2) Ik leer snel bij voor de meeste schoolvakken. 3) Ik ben goed voor de meeste schoolvakken. 4) Ik haal slechte punten voor de meeste schoolvakken. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=niet waar; 2=meestal niet waar; 3=soms waar, soms niet waar; 4=meestal waar; 5=waar Interesses In het kader van de geplande hervorming van het secundair onderwijs komen termen zoals belangstelling en interesse steeds vaker naar voor. Het beleid wil dat leerlingen kiezen voor een bepaalde studierichting omdat ze er belangstelling voor hebben. Elke leerling moet hiertoe maximaal inzicht krijgen in de eigen talenten en interesses om in functie daarvan een bewuste en verantwoorde keuze te maken (Vlaams Parlement, 2014). Uit onderzoek blijkt dat zowel negatieve als positieve mechanismen aan de basis liggen van studiekeuzes. Zo bijvoorbeeld het verdwijnen of net ontstaan van de interesse voor een bepaald vak. Omdat interesse een dynamisch gegeven is, is het de bedoeling om de meting ervan binnen het LiSO-project elk jaar te hernemen. Interesses kunnen immers veranderen onder invloed van bepaalde leerkrachten, contact met medeleerlingen of nieuwe lespakketten die worden gegeven. Bovendien interageren interesses met andere factoren zoals verwachtingen van ouders of prestaties in bepaalde vakken. Als een leerling bijvoorbeeld goede resultaten haalt in wiskunde kan het zijn dat de interesse ervoor groeit omdat de leerling gelooft in zijn eigen kunnen in dit vak (Pinxten et al. 2012). Om te peilen naar de interesse van leerlingen kan gewerkt worden met een ipsatieve of een open vraagstelling. Bij ipsatieve vragenlijsten worden leerlingen gedwongen om een keuze te maken tussen twee of meerdere interesses. Het voordeel hiervan is dat je een relatieve rangschikking krijgt Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 14

22 van de verschillende belangstellingsgebieden, maar je krijgt geen duidelijk beeld van de sterkte van de interesses. Bovendien zijn ipsatieve vragenlijsten niet zo geschikt voor leerlingen in een algemene richting omdat zij vaak een brede interesse hebben. Wanneer deze leerlingen dan gedwongen worden om een keuze te maken, gaat dit aspect verloren. In overleg met het coördinatieteam van het LiSO-project en andere experts werd dan ook gekozen voor een open vraagstelling. Hier moeten leerlingen geen keuze maken, maar wel per belangstellingsgebied aangeven hoeveel interesse ze hiervoor hebben. Hierdoor krijg je een goed beeld van de sterkte van de interesse. In het LiSO-project wordt voor vier vakken gepeild naar de interesse van leerlingen: interesse voor wiskunde, Frans, Nederlands en techniek. Voor elk vak wordt enerzijds gevraagd in welke mate leerlingen het vak leuk vinden en anderzijds in welke mate ze het vak interessant vinden (Denissen, Zarret & Eccles, 2007). Denissen en collega s vermeldden gemiddeld een goede betrouwbaarheid (α=.84). De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal, gaande van niet waar tot waar. Tabel 11 geeft de items weer. Tabel 11 Schalen: Interesse wiskunde, interesse Frans, interesse techniek, interesse Nederlands Hieronder staan een aantal zinnen die gaan over jezelf. Denk over elke zin even na wat je ervan vindt en kies dan het antwoord dat het best bij jou past. 1) Ik vind wiskunde leuk. 2) Ik vind wiskunde interessant. 3) Ik vind Frans leuk. 4) Ik vind Frans interessant. 5) Ik vind het vak techniek leuk. 6) Ik vind het vak techniek interessant. 7) Ik vind Nederlands leuk. 8) Ik vind Nederlands interessant. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=niet waar; 2=meestal niet waar; 3=soms waar, soms niet waar; 4=meestal waar; 5=waar Betrokkenheid Onderzoek wijst op het belang van betrokkenheid bij leeractiviteiten. In hun overzicht vermelden Fredricks et al. (2004) onder meer dat een lage betrokkenheid kan leiden tot zwakke prestaties. Leerlingen die storend gedrag vertonen, onoplettend en/of teruggetrokken zijn scoren minder goed op toetsen dan leerlingen die dergelijke kenmerken niet vertonen. Bovendien blijkt uit longitudinaal onderzoek dat een gebrek aan betrokkenheid in de eerste jaren van onderwijs een langdurig effect kan hebben op de academische prestaties. Daarnaast blijkt dat een lage betrokkenheid ook gelinkt wordt aan verveling, vroegtijdig schoolverlaten en amotivatie. Indien men wil dat leerlingen maximaal profiteren van wat scholen kunnen bieden, wordt het creëren van betrokkenheid bij het schoolse gebeuren als essentieel beschouwd. Om de mate van betrokkenheid te meten in het LiSO-project wordt gebruik gemaakt van het theoretisch kader van Skinner, Kindermann & Furrer (2009). Hierin wordt gesteld dat betrokkenheid een gedragsmatige en een emotionele component heeft en dat ook moet worden rekening gehouden met de afwezigheid van betrokkenheid of de mate van disaffection. Gedragsmatige betrokkenheid verwijst naar de mate waarin leerlingen actief deelnemen aan de leeractiviteiten. Emotionele betrokkenheid omvat positieve en negatieve reacties op de leerkrachten, op de Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 15

23 medeleerlingen en op de school en creëert een bereidheid tot werken. Leerlingen die gedragsmatig en emotioneel sterk betrokken zijn, kiezen leertaken uit die hen uitdagen, nemen initiatief en tonen inzet en concentratie tijdens de leeractiviteiten. Ze laten zich daarbij kenmerken door een globaal positieve emoties zoals enthousiasme, optimisme, nieuwsgierigheid en interesse. Omgekeerd krijgen leerlingen met een hoge mate van disaffection vaker te kampen met verveling, depressie, angst en agressie. Zij zullen eerder teruggetrokken of zelfs opstandig zijn in de klas (Skinner & Belmont, 1993). Om betrokkenheid te meten in het LiSO-project wordt vertrokken van het instrument zoals ontwikkeld door Skinner et al. (2009). Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen gedragsmatige betrokkenheid, emotionele betrokkenheid, gedragsmatige onbetrokkenheid en emotionele onbetrokkenheid. De items werden vertaald door Verschueren (Michielsen & Beke, 2012). Om de lengte van de vragenlijst te bewaken werd er één item geschrapt uit de oorspronkelijke schaal van emotionele betrokkenheid terwijl zeven items werden geschrapt uit de oorspronkelijke schaal van emotionele onbetrokkenheid. De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal, gaande van niet waar tot waar. Tabel 12 geeft de items weer. Tabel 12 Schalen: Behavioral engagement, behavioral disaffection, emotional engagement, emotional disaffection Behavioral engagement Behavioral disaffection Emotional engagement Emotional disaffection Hieronder staan een aantal zinnen die gaan over jezelf. Denk over elke zin even na wat je ervan vindt en kies dan het antwoord dat het best bij jou past. 1) Ik doe erg mijn best om het goed te doen op school. 2) Ik werk zo hard als ik kan in de klas. 3) Ik neem actief deel aan het klasgebeuren. 4) Ik luister aandachtig in de klas. 5) Ik let op in de klas. 1) Ik doe maar net genoeg om mee te kunnen in de klas. 2) Wanneer ik in de klas ben, denk ik aan andere dingen. 3) Wanneer ik in de klas ben, dwalen mijn gedachten af. 4) Wanneer ik in de klas ben, doe ik maar alsof ik werk. 5) Ik doe niet echt mijn best op school. 1) Wanneer we aan iets werken in de klas, ben ik geïnteresseerd. 2) Ik vind het leuk om in de klas te zijn. 3) Wanneer ik in de klas ben, voel ik me goed. 4) Ik vind het fijn om nieuwe dingen te leren in de klas. 1) Wanneer ik een taak maak in de klas, verveel ik mij. 2) Wanneer ik in de klas ben, maak ik mij zorgen. 3) Wanneer we met iets nieuws beginnen in de klas, voel ik mij zenuwachtig. 4) Wanneer ik niet op een vraag kan antwoorden, voel ik mij gefrustreerd. 5) Wanneer ik in de klas zit, voel ik me slecht. 6) Wanneer ik vastloop op een probleem, vind ik dit heel vervelend. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=niet waar; 2=meestal niet waar; 3=soms waar, soms niet waar; 4=meestal waar; 5=waar Schoolwelbevinden Binnen actueel onderwijsonderzoek krijgt welbevinden in toenemende mate een belangrijke plaats. Met schoolwelbevinden wordt verwezen naar de waardering voor en de tevredenheid met het dagelijks leven op school van de leerling. Dit is in de eerste plaats een belangrijke outputvariabele. Hoe een leerling zich voelt op school wordt beïnvloed door een heleboel factoren binnen het Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 16

24 onderwijsgebeuren, zoals leerkrachtstijl en de relatie met klasgenoten. Tegelijkertijd kan welbevinden ook een belangrijke procesvariabele zijn (Hendrikx et al., 2008). Zich niet goed voelen op school kan bijvoorbeeld negatieve gevolgen hebben voor de inzet die een leerling aan de dag legt alsook voor zijn of haar prestaties op school (De Fraine, 2003). Welbevinden wordt dan ook gezien als een fundamentele voorwaarde om gunstige leerprocessen te bevorderen. De items om schoolwelbevinden te meten, zijn afkomstig van de Schoolvragenlijst van Smits & Vorst (2008) met een goede betrouwbaarheid (α>.80). Deze vragenlijst concretiseert het welbevinden in items die peilen naar de sociaal-emotionele houding van de leerlingen ten opzichte van het schoolleven. De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal, gaande van niet waar tot waar. Tabel 13 geeft de items weer. Tabel 13 Schaal: Schoolwelbevinden Hieronder staan een aantal zinnen die gaan over jezelf. Denk over elke zin even na wat je ervan vindt en kies dan het antwoord dat het best bij jou past. 1) Meestal heb ik plezier in het werk voor school. 2) Ik vind dat we op deze school genoeg leuke dingen doen. 3) De meeste vakken op school vind ik vervelend. 4) Als ik mag kiezen, zou ik liever naar een andere school gaan. 5) Ik heb geen zin om naar school te gaan. 6) Ik ben blij dat ik op deze school zit. 7) Ik krijg slecht les op deze school. 8) Ik vind het leuk op school. 9) Als we naar een andere buurt zouden verhuizen, zou ik liefst naar deze school blijven gaan. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=niet waar; 2=meestal niet waar; 3=soms waar, soms niet waar; 4=meestal waar; 5=waar Opvattingen over intelligentie De schaal die we gebruiken om bij de leerlingen te peilen naar hun opvatting over intelligentie is een vertaling van de Theory of Intelligence Scale (Dweck, Chiu & Hong, 1995). De schaal onderzoekt de opvatting die mensen hebben over intelligentie, meer bepaald de mate waarin zij intelligentie als statisch ( fixed mindset ) dan wel als vormbaar ( growth mindset ) beschouwen. Dweck et al. baseren zich op de doeltheorie. Volgens deze theorie heeft de opvatting over intelligentie die een persoon heeft een invloed op de reden(en) waarom hij/zij goed wil presteren. Personen die intelligentie als vast gegeven beschouwen, zullen hun prestaties bekijken als een uiting van hoe slim ze zijn, of anders gesteld: van hoeveel intelligentie ze bezitten. Hierdoor zullen zij voornamelijk kiezen voor taken die ze aankunnen. Als ze een taak niet (zonder moeite) aankunnen, is dit voor hen namelijk een teken dat ze dom zijn. Bijgevolg gaan ze proberen uitdagende taken te vermijden. Deze personen hanteren een prestatiedoelstelling: hun doel is tonen hoe slim ze zijn - aan zichzelf en aan anderen - en vermijden dom over te komen. Personen die intelligentie als vormbaar zien, zullen net wel voor een uitdagende taak kiezen, omdat zij dit zien als een kans om meer kennis en vaardigheden te verwerven en zodoende hun intelligentie te vergroten. Indien ze voor een taak niet slagen, zullen zij dit niet beschouwen als een teken dat ze dom zijn; zij zullen zich eerder nog meer inspannen om op die manier bij te leren. Deze mensen hanteren de leerdoelstelling: zij willen hun competentie vergroten. Hoe hoger men scoort op de schaal, hoe meer men intelligentie beschouwt als iets dat onveranderbaar is (Cortois et al., 2009). Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 17

25 Dweck et al. (1995) peilden via drie items naar de mening van leerlingen over intelligentie gaande van een fixed mindset waarbij intelligentie vast ligt tot een growth mindset waarbij intelligentie kan groeien. De betrouwbaarheid van deze schaal was hoog (α=.94). De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal, gaande van niet waar tot waar. Dezelfde items werden ook opgenomen in de vragenlijst voor ouders en voor vakleerkrachten. Tabel 14 geeft de items weer. Tabel 14 Schaal: Opvattingen over intelligentie ( mindset ) Hieronder staan een aantal zinnen die gaan over jezelf. Denk over elke zin even na wat je ervan vindt en kies dan het antwoord dat het best bij jou past. 1) Je bent slim of niet en je kan niet echt veel doen om dit te veranderen. 2) Slim zijn is een eigenschap van jezelf waar je niet erg veel aan kan veranderen. 3) Je kan wel nieuwe dingen leren, maar je kan niet echt je verstand veranderen. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=niet waar; 2=meestal niet waar; 3=soms waar, soms niet waar; 4=meestal waar; 5=waar Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 18

26 Hoofdstuk 4 Concepten en schalen mei Herhaalde meting van september 2013 In mei 2014, op het einde van het eerste leerjaar secundair onderwijs, werd er bij de LiSO-leerlingen nogmaals gepeild naar een aantal non-cognitieve uitkomsten. Een aantal vragenblokken werd volledig hernomen uit de vragenlijst van september Er werd geopteerd voor een echte herhaalde meting waarbij er (bijna) niets aan de hernomen items werd veranderd. Opnieuw werd zowel voor de A- als voor de B-stroom dezelfde vragenlijst voorzien. Er werden twee vragen hernomen over schoolkeuze en toekomstverwachtingen, zij worden weergegeven in tabel 15 en 16. Tabel 15 Schoolkeuze: tevredenheid Nu je al even op deze school zit, wat vind je van deze school? Helemaal niet goed, ik heb er spijt van dat ik hier naar school ga. Niet zo goed, ik had beter verwacht. Neutraal, het gaat wel. Goed, ik ben tevreden. Heel goed, ik ben erg tevreden. Tabel 16 Toekomstverwachtingen: huidig schooljaar Denk je dat je dit schooljaar zal slagen? Ik ben (bijna) zeker van niet. Ik denk het niet. Ik twijfel. Ik denk het wel. Ik ben er (bijna) zeker van. Daarnaast was er een herhaalde meting van de volgende non-cognitieve uitkomsten: - Motivatie: amotivatie, gecontroleerde motivatie, autonome motivatie - Academisch zelfconcept: globaal, voor wiskunde, voor Nederlands, voor Frans - Interesse: voor wiskunde, voor Nederlands, voor Frans - Betrokkenheid: behavioral engagement, behavioral disaffection, emotional engagement, emotional disaffection - Schoolwelbevinden - Opvattingen over intelligentie De concrete uitwerking van deze schalen werd reeds in het hoofdstuk 3 besproken. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 19

27 4.2 Nieuw opgenomen schalen in mei 2014 Er was ook ruimte voor nieuwe items en schalen. Zij kunnen onderverdeeld worden 5 thema s: (1) klaskenmerken, (2) kwaliteit van het lesgeven, (3) leraar-leerlingrelaties, (4) subjectieve beoordeling van bepaalde vakken en (5) participatief schoolklimaat. Zij worden hierna overlopen Klaskenmerken Naast individuele kenmerken van de leerling kunnen ook klaskenmerken de cognitieve en noncognitieve uitkomsten van leerlingen sterk beïnvloeden. Zo bleek door onderzoek van Coleman (1968) en Thrupp (1999) dat klassamenstellingskenmerken op zich een effect kunnen hebben op de prestaties van leerlingen. In het Vlaamse onderwijs werd het belang van groepscompositievariabelen reeds bevestigd voor wiskunde en Nederlands in de eerste jaren van het secundair onderwijs (Van Damme, Van Landeghem, De Fraine & Onghena, 2000). Om deze redenen worden enkele schalen opgenomen die de klassamenstelling schetsen. Deze items worden zowel opgenomen in de vragenlijst voor leerlingen als in de vragenlijst voor de vakleerkrachten om een zo genuanceerd mogelijk beeld te krijgen. Er worden 3 types van lesgroepen onderscheiden waarbij elke type wordt gemeten aan de hand van een eigen schaal. Ten eerste wordt gemeten in welke mate de leerling meent dat hij in een rustige lesgroep zit. De items zijn afkomstig van de LOSO- en SiBO-projecten. De schaal kende zowel tijdens het SiBO-project (α=.85 - α=.91) als tijdens het LOSO-project (α=.89 - α=.91) een hoge interne consistentie (Vandenberghe et al., 2011). Een tweede type lesgroep is de samenhangende lesgroep. Deze schaal geeft informatie over de groepsdynamiek in de klas. Deze schaal werd gebaseerd op de LOSO-schaal (Van Damme, Van Landeghem, De Fraine, Opdenakker, & Onghena, 2004). Een derde type lesgroep is de studiegerichte lesgroep. Onderzoek geeft aan dat een prestatiegericht klimaat een sterk positief effect heeft op het prestatieniveau van leerlingen (Bryk et al., 1993; Goddard et al., 2000; Hoy et al., 1990, 1991; Lee et al., 1995; Murphy et al., 1982; Phillips, 1997; Shouse, 1996a, 1996b). Op niet-cognitieve uitkomsten zijn de resultaten uit onderzoek eerder inconsistent (Hofman et al. 1996; Phillips, 1997; Patrick, Ryan & Kaplan, 2007). Om na te gaan of er sprake is van een van een prestatiegericht klimaat worden de schalen studiegerichte lesgroep en positieve houding en verwachting' opgenomen. Deze peilt naar de prestatiegerichtheid van de leerlingen in de klas. Deze schaal werd oorspronkelijk gebruikt in het LOSO-onderzoek (De Fraine, 2003; Van Damme, Van Landeghem, De Fraine, Opdenakker, & Onghena, 2004). Tijdens het SiBO-onderzoek werd hiervan ook een bewerking gebruikt (Vandenberghe, Boonen, Van de Gaer & Van Damme, 2010). Tijdens beide projecten werd er steeds een hoge interne consistentie gevonden (α=.89 - α=.91). De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal gaande van helemaal oneens tot helemaal eens. Voorafgaandelijk aan de items werd de term klas gedefinieerd als de groep leerlingen waarmee je meestal samen les hebt. Tabel 17 geeft de items weer. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 20

28 Tabel 17 Schalen: Rustige lesgroep, samenhangende lesgroep, studiegerichte lesgroep Rustige lesgroep Samenhangende lesgroep Studiegerichte lesgroep Hieronder staan een aantal zinnen die gaan over jouw klas. Jouw klas bestaat uit de groep leerlingen waarmee je meestal samen les hebt. Denk over elke zin even na wat je ervan vindt en kies dan het antwoord dat het best bij jou past. 1) Mijn klas is erg rumoerig. (-) 2) In mijn klas gaat er nogal wat tijd naar orde houden. (-) 3) De leerlingen zijn rustig in mijn klas. 4) De leerlingen van mijn klas storen mij tijdens de les. (-) 5) Het duurt lang in mijn klas vooraleer het rustig genoeg is om met de les te beginnen. (-) 6) In mijn klas proberen de leerlingen de leerkrachten af te leiden van de leerstof 7) De leerlingen van mijn klas kijken dikwijls op hun horloge of het nog geen tijd is. (-) 1) De leerlingen van mijn klas kennen elkaar goed. 2) De leerlingen in mijn klas vormen een hechte groep. 3) De leerlingen van mijn klas voelen zich thuis in hun klas. 4) In mijn klas zijn er veel leerlingen die elkaars vriend(in) zijn. 5) In mijn klas zijn er leerlingen die buiten de groep staan. (-) 1) Iets leren is voor de leerlingen van mijn klas erg belangrijk. 2) De leerlingen van mijn klas zoeken zelf het antwoord op vragen die hen bezighouden. 3) De leerlingen van mijn klas leren hun lessen. 4) Toetsen worden in mijn klas ernstig voorbereid door de leerlingen. 5) De leerlingen van mijn klas doen erg hun best om zoveel mogelijk punten te halen. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 5=helemaal eens Een ander aspect van klasklimaat is de sociale aanvaarding van de leerling. Onderzoek wijst uit dat het welbevinden van de leerling voor een belangrijk deel wordt bepaald door zijn relaties met de andere leerlingen. Vooral in de eerste jaren van het secundair onderwijs, die belangrijk zijn in de algemene ontwikkeling van de leerlingen, speelt dit aspect van klasklimaat een rol. Zo kan een negatieve inschatting van de relaties met andere leerlingen onder meer leiden tot gedragsproblemen zoals het niet naleven van regels op school of spijbelen (Way, Reddy & Rhodes, 2007). Ander onderzoek toont aan dat een goed klasklimaat ook voordelig is voor de academische prestaties. Een klas met warme en respectvolle onderlinge relaties tussen leerlingen onderling en tussen leerlingen en leerkrachten draagt bij tot een hogere emotionele betrokkenheid. Dit heeft vervolgens een positieve impact heeft op de academische prestaties (Reyes, Brackett, Rivers, White & Salovey, 2012). De mate van sociale aanvaarding van de leerling in zijn of haar klas wordt gemeten door te peilen naar de inschatting van de relatie die de leerling heeft met de andere leerlingen in de klas. Zo komen we te weten of een leerling zich al dan niet goed voelt in zijn of haar klas. De schaal die gebruikt werd, is afkomstig van het PRIMA-onderzoek (Driessen, Van Langen & Vierke, 2000). Deze schaal werd ook in het SiBO-onderzoek gebruikt waar een hoge interne consistentie werd vastgesteld (SiBO 6 de leerjaar: α=0.82) (Vandenberghe et al., 2011). De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal: niet waar, meestal niet waar, soms waar soms niet waar, meestal waar, waar. Tabel 18 geeft de items weer. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 21

29 Tabel 18 Schaal: Sociale aanvaarding van de leerling Hieronder staan een aantal zinnen die gaan over hoe jij je voelt in jouw klas. Denk over elke zin even na wat je ervan vindt en kies dan het antwoord dat het best bij jou past. 1) Ik kan goed met de kinderen in mijn klas opschieten. 2) Ik heb in deze klas weinig vrienden of vriendinnen. (-) 3) Ik word vaak gepest door andere kinderen in mijn klas. (-) 4) Ik vind het leuk om met de kinderen in mijn klas om te gaan. 5) De meeste kinderen in mijn klas gaan leuker met elkaar om dan met mij. (-) 6) Als ik kinderen in mijn klas vraag of ze me willen helpen, dan zijn er genoeg die dat doen. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=niet waar; 2=meestal niet waar; 3=soms waar, soms niet waar; 4=meestal waar; 5=waar Kwaliteit van het lesgeven De wijze waarop een leerkracht voor de klas staat, heeft een impact op de prestaties van leerlingen alsook op niet-cognitieve uitkomsten zoals engagement, betrokkenheid, interesse en welbevinden. Leerkrachten moeten hiervoor een evenwicht vinden tussen het volledig controleren van de leerlingen en hen alle vrijheid geven (Englehart, 2009). Tal van onderzoek heeft aangewezen dat de kwaliteit van het lesgeven ( teaching quality ) drie dimensies telt die de cognitieve ontwikkeling en de ontwikkeling van de motivatie van leerlingen beïnvloedt: (1) een duidelijk en gestructureerd klasmanagement, (2) een ondersteunend en leerlinggericht klasklimaat en (3) een uitdagende cognitieve activering (Klieme & Kuger, 2014). In de leerlingvragenlijst van het LiSO-project worden de eerste twee dimensies uit het onderzoek van Klieme & Kuger (2014) weerhouden. De schaal voor cognitieve activering werd niet weerhouden. De items bleken enerzijds te moeilijk voor leerlingen van het eerste jaar secundair onderwijs en anderzijds zou de opname van alle items de vragenlijst te veel verzwaren. Een derde dimensie die toegevoegd werd binnen het LiSO-project meet de mate waarin een leerkracht autonomie verleent aan de leerlingen. De eerste dimensie van kwaliteit van het lesgeven die wordt opgenomen is het klasmanagement. Dat moet duidelijk en gestructureerd zijn. De leerkracht moet zijn klas als het ware managen zodat het leerproces zo opportuun mogelijk kan plaatsvinden. Structuur en orde in de klas zijn hierbij van cruciaal belang. Effectief klasmanagement bestaat dan uit het voorkomen van onderbrekingen en het efficiënt gebruik van de tijd in de klas. Zo ingevuld, blijkt klasmanagement een robuuste voorspeller van de kwaliteit van het lesgeven en van de leerwinst van leerlingen (Baumert, Kunter, et al., 2010; Seidel & Shavelson, 2007; Walberg & Paik, 2000; Wang, Haertel & Walberg, 1993). De tweede dimensie die in de leerlingvragenlijst wordt bevraagd, betreft het klasklimaat. Onderzoek wijst uit dat students learn best in classrooms where academic and social goals are clear and where caring communities are afforded. Students need to know that wrong answers are no issue if we learn from our errors and misconceptions. Supportive classrooms allow students to take intellectual risks. In supportive classrooms focus is placed on learning, not simply on knowing or right and wrong answers (Good, Wiley & Florez, 2009). Zowel de items van klasmanagement als van ondersteunend klasklimaat zijn afkomstig van het PISAonderzoek van 2003 (OECD, 2003). In het PISA-onderzoek in Vlaanderen vertoonden beide schalen een interne consistentie van respectievelijk α=0.88 voor klasmanagement en α=0.83 voor Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 22

30 ondersteunend klasklimaat. Omdat in mei 2014 eveneens een toets wiskunde werd afgenomen bij de leerlingen, werd besloten de items toe te spitsen op de leerkracht wiskunde. De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal: niet waar, meestal niet waar, soms waar soms niet waar, meestal waar, waar. Tabel 19 geeft de items weer. Tabel 19 Schalen: Klasmanagement, ondersteunend klasklimaat Klas-management Ondersteunend klasklimaat Hieronder staan een aantal zinnen die gaan over jouw leerkracht wiskunde. Denk over elke zin even na wat je ervan vindt en kies dan het antwoord dat het best bij jou past. 1) De leerlingen luisteren niet naar wat de leerkracht wiskunde zegt.(-) 2) Het is lawaaierig en rommelig tijdens de les wiskunde.(-) 3) De leerkracht wiskunde moet een hele tijd wachten tot de leerlingen rustig zijn. (-) 4) De leerlingen kunnen niet goed werken tijdens de les wiskunde. (-) 5) De leerlingen beginnen pas te werken lange tijd nadat de les wiskunde begonnen is. (-) 1) De leerkracht wiskunde toont interesse voor de vooruitgang van elke leerling. 2) De leerkracht wiskunde geeft extra hulp als leerlingen het nodig hebben. 3) De leerkracht wiskunde helpt de leerlingen met hun werk. 4) De leerkracht wiskunde gaat door met uitleggen tot de leerlingen het begrijpen. 5) De leerkracht wiskunde geeft de leerlingen de kans om hun mening te geven. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=niet waar; 2=meestal niet waar; 3=soms waar, soms niet waar; 4=meestal waar; 5=waar De derde dimensie van de kwaliteit van het lesgeven die wordt opgenomen in de leerlingvragenlijst meet in welke mate de leerkracht de autonomie van de leerlingen ondersteunt. De opgenomen schaal werd gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie. In deze theorie wordt een onderscheid gemaakt tussen drie leerkrachtstijldimensies: ondersteuning van de autonomie, betrokkenheid en structuur. Elk van deze dimensies zou de autonome motivatie van de leerlingen bevorderen (Ryan & Deci, 2000b). In de leerlingvragenlijst wordt enkel gepeild naar de mate waarin de leerkracht de autonomie van leerlingen ondersteunt zoals gepercipieerd door de leerlingen. Het ondersteunen van autonomie door de leerkracht gaat over het aanbieden van leeftijdsadequate keuzes, het innemen van het perspectief van de leerlingen, het vermijden van controlerende technieken en het aangeven van de relevantie van bepaalde taken. De items van de schaal autonomie ondersteunen zijn afkomstig van het TASC-onderzoek (Skinner & Belmont, 1993; Wellborn, Connell, Skinner & Pierson, 1988). Dezelfde schaal werd eveneens gebruikt in het SiBO-onderzoek waar in het zesde leerjaar een interne consistentie van α=0.70 werd opgemeten (Vandenberghe, N. et al., 2011). Omdat in mei 2014 eveneens een toets wiskunde werd afgenomen bij de leerlingen, werd besloten de items toe te spitsen op de leerkracht wiskunde. De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal: niet waar, meestal niet waar, soms waar soms niet waar, meestal waar, waar. Tabel 20 geeft de items weer. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 23

31 Tabel 20 Schaal: Autonomie ondersteunen Hieronder staan een aantal zinnen die gaan over jouw leerkracht wiskunde. Denk over elke zin even na wat je ervan vindt en kies dan het antwoord dat het best bij jou past. 1) Mijn leerkracht wiskunde geeft me veel keuze over hoe ik mijn schoolwerk aanpak. 2) Mijn leerkracht wiskunde laat mij kiezen hoe ik mijn schoolwerk aanpak. 3) Mijn leerkracht wiskunde geeft vaak kritiek op hoe ik mijn werk doe in de klas. (-) 4) Het is alsof mijn leerkracht wiskunde altijd zegt wat ik moet doen. (-) 5) Mijn leerkracht wiskunde luistert naar mijn ideeën. 6) Mijn leerkracht wiskunde luistert naar mijn mening. 7) Mijn leerkracht wiskunde legt uit hoe ik de dingen die we op school leren, kan gebruiken. 8) Mijn leerkracht wiskunde legt uit waarom wat ik doe op school belangrijk voor me is. Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=niet waar; 2=meestal niet waar; 3=soms waar, soms niet waar; 4=meestal waar; 5=waar Leraar-leerlingrelaties Op vraag van de Onderzoekseenheid Schoolpsychologie en Ontwikkelingspsychologie van Kind en Adolescent werden 14 items toegevoegd die peilen naar de relatie tussen de klastitularis en de leerling. De items laten toe om te onderzoeken in hoeverre de kwaliteit van de dyadische leerkrachtleerlingrelatie bijdraagt aan het welbevinden en de schoolprestaties van leerlingen (Roorda, Koomen, Spilt & Oort, 2011). Dyadische leerkracht-leerlingrelaties, met name de relatie tussen klastitularissen en leerlingen, hebben naar verwachting een significante invloed op de schoolloopbanen van individuele leerlingen. De gehanteerde schalen zijn niet bedoeld om vast te stellen hoe goed een leerling in het algemeen kan opschieten met zijn leerkrachten of een leerkracht in het algemeen met zijn leerlingen. De items zijn bedoeld om dyadische aspecten te meten van de relatie tussen een specifieke leraar en een leerling. Het is heel goed mogelijk dat een leerling goed kan opschieten met zijn leerkracht wiskunde, maar niet met zijn leerkracht Frans en dat dit doorwerkt in de motivatie en prestaties voor deze vakken en wellicht ook op de latere studiekeuze. Daarnaast bieden de gebruikte schalen de mogelijkheid om na te gaan in welke mate relaties met individuele leerlingen van invloed zijn op het welbevinden en de stress van leerkrachten (en daarmee de kwaliteit van onderwijs). De gedachte hierachter is dat gedragsproblemen met leerlingen stress veroorzaken bij een leerkracht wanneer deze gedragsproblemen het onderlinge vertrouwen in de relatie ondermijnen (Spilt, Koomen & Thijs, 2011). Om deze hypothese empirisch te testen werd een aantal items simultaan toegevoegd aan de vragenlijst voor leerlingen en aan de vragenlijst voor klastitularissen in mei De gehanteerde schaal is de schaal People in my life (Cook, Greenberg & Kusche, 1995). De antwoordmogelijkheden op de 14 items situeren zich op een vierpuntenschaal: bijna nooit of nooit waar, soms waar, vaak waar, bijna altijd of altijd waar. Tabel 21 geeft de items weer. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 24

32 Tabel 21 Schaal: People in my life Hieronder staan een aantal zinnen die gaan over jouw klastitularis. Denk over elke zin even na wat je ervan vindt en kies dan het antwoord dat het best bij jou past. 1) Ik word gemakkelijk kwaad op mijn klastitularis. 2) Mijn klastitularis respecteert mijn gevoelens. 3) Ik voel me boos op mijn klastitularis. 4) Mijn klastitularis begrijpt mij. 5) Ik vind het moeilijk om met mijn klastitularis te praten. 6) Ik vertrouw mijn klastitularis. 7) Mijn klastitularis begrijpt niet wat ik doormaak tegenwoordig. 8) Wanneer ik een probleem heb, kan ik op mijn klastitularis rekenen voor hulp. 9) Mijn klastitularis heeft aandacht voor mij. 10) Ik schiet goed op met mijn klastitularis 11) Mijn klastitularis is trots op de dingen die ik doe. 12) Mijn klastitularis aanvaardt mij zoals ik ben. 13) Mijn klastitularis heeft mij graag. 14) Ik heb mijn klastitularis graag. Antwoordschaal is een Likertschaal met 4 punten: 1=bijna nooit of nooit waar; 2=soms waar; 3=vaak waar; 4=bijna altijd of altijd waar Subjectieve beoordeling van bepaalde vakken Het LiSO-project wil meer inzicht krijgen in de cognitieve en non-cognitieve uitkomsten, alsook in bepaalde keuzes die op het einde van het eerste leerjaar van het secundair onderwijs (en daarna) worden genomen. Om deze redenen werd een vraag toegevoegd die peilt naar de subjectieve beleving van vier vakken: wiskunde, Nederlands, Frans en techniek. De leerlingen moeten aangeven op een schaal van 1 tot en met 10 in welke mate ze vinden dat ze iets hebben bijgeleerd in deze vakken tijdens het voorbije schooljaar. Tabel 22 geeft de concrete uitwerking van deze vraag weer. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 25

33 Tabel 22 Subjectieve beoordeling van wiskunde, Nederlands, Frans en techniek Geef hieronder voor de opgesomde vakken aan hoeveel je vindt dat je geleerd hebt tijdens het voorbije schooljaar. Denk over elk vak even na en geef dan aan op een schaal van 1 tot 10 hoeveel je hebt bijgeleerd. 1 betekent dat je vindt dat je niets hebt bijgeleerd, 10 betekent dat je vindt dat je heel veel hebt bijgeleerd. Hoeveel vind je dat je het voorbije schooljaar hebt bijgeleerd in het vak... Wiskunde O 1 O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 O 8 O 9 O 10 Nederlands O 1 O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 O 8 O 9 O 10 Frans O 1 O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 O 8 O 9 O 10 Techniek Dit zijn vakken zoals Technologische Opvoeding, Informatietechnologie, ICT, Technologische Exploratie, Hedendaagse Technologie, Technisch Tekenen, Computerinitiatie, Technische Activiteiten, ICT & Multimedia, O 1 O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 O 8 O 9 O Participatief schoolklimaat Niet alleen wat zich afspeelt in de klas, maar ook het algemene schoolklimaat heeft een invloed op de cognitieve en niet-cognitieve uitkomsten van leerlingen. Een aspect hiervan is de besluitvorming op school. Zo stelt Sammons (1995) vast dat de effectiviteit van een bepaalde school samengaat met de rechten en verantwoordelijkheden die leerlingen krijgen. Wanneer leerlingen inspraak krijgen, heeft dat een positief effect op hun zelfbeeld en op hun resultaten. Ook uit een studie van Rutter et al. (1979) blijkt dat effectieve scholen worden gekenmerkt door een grotere verantwoordelijkheid en participatie van leerlingen. Deze resultaten corresponderen ook met wat Elchardus et al. (1999) in hun onderzoek hebben vastgesteld: het welbevinden van leerlingen verbetert bij een actieve participatie aan het klas- en schoolgebeuren. De mate van inspraak die leerlingen ervaren op schoolniveau is dus een belangrijke voorspeller voor welbevinden. Ander onderzoek wijst daarenboven uit dat leerlingen die onvoldoende inspraak ervaren op school meer spijbelen (Spruyt & Keppens, 2011). We kozen ervoor om de schaal participatief schoolklimaat op te nemen zoals gehanteerd in het onderzoek International Civic and Citizenship Education Study (ICCS) (De Groof et al., 2010). In het ICCS-onderzoek noteerde de schaal een goede interne consistentie bij leerlingen van het vierde leerjaar van het secundair onderwijs (α=0.84). De antwoordmogelijkheden situeren zich op een vijfpuntenschaal: niet waar, meestal niet waar, soms waar soms niet waar, meestal waar, waar. Tabel 23 geeft de items weer. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 26

34 Tabel 23 Schaal: Participatief schoolklimaat Hieronder staan een aantal zinnen die gaan over jouw school. Denk over elke zin even na wat je ervan vindt en kies dan het antwoord dat het best bij jou past. 1) De directie houdt rekening met de meningen en voorstellen van leerlingen. 2) Voor belangrijke schoolzaken wordt altijd om de mening van de leerlingen gevraagd. 3) Wanneer onze leerkrachten of directie iets beslissen, zeggen ze ons altijd waarom ze deze beslissing hebben genomen. 4) Als de leerlingen zich bij ons ergens echt voor inzetten, dan kunnen ze zelf in de school veel veranderen. 5) We krijgen genoeg informatie over wat er allemaal in de school gebeurt. 6) Als er iets in de school wordt georganiseerd, dan praten de leerkrachten en directie daar met ons over. 7) Leerlingen voelen zich mee verantwoordelijk voor hun school. Antwoordschaal is een Likertschaal met 4 punten: 1=bijna nooit of nooit waar; 2=soms waar; 3=vaak waar; 4=bijna altijd of altijd waar Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 27

35

36 BIJLAGEN Vragenlijst voor leerlingen: Instrumentontwikkeling 29

37 Bijlage 1 Overzicht schalen vragenlijst voor leerlingen Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Schoolkeuze Deze school is dezelfde als in het basisonderwijs. In deze school kan je veel richtingen volgen. Men zegt dat dit een goede school is, ze heeft een goede naam. In deze school bestaat de studierichting die ik wil volgen. Deze school bereidt mij goed voor op latere studies. In deze school kan je een goed beroep leren. In deze school krijgt men een goede algemene vorming. Ik pas bij de andere leerlingen op school (zelfde achtergrond). 1 = heel onbelangrijk; 2 = onbelangrijk; 3 = noch belangrijk, noch onbelangrijk; 4 = belangrijk; 5 = heel belangrijk Bron: LOSO-vragenlijst Schoolkeuze september 1990 Start 1e leerjaar (september 2013) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 30

38 Schoolkeuzeproces De school waar ik nu zit 1 = Heb ik volledig zelf gekozen.; 2 = Heb ik samen met mijn ouders gekozen.; 3 = Hebben mijn ouders gekozen.; 4 = Heeft iemand anders gekozen. Schoolkeuze: al dan niet eerste keuze Was deze school jouw of jullie eerste keuze? Deze school 1 = Was mijn eerste keuze.; 2 = Was mijn tweede keuze, ik werd geweigerd (bv. omdat er geen plaats was) in de school van mijn eerste keuze.; 3 = Was mijn derde keuze, ik werd geweigerd (bv. omdat er geen plaats was) in de school van mijn eerste en tweede keuze. Bron: LOSO-vragenlijst Schoolkeuze september 1990 Start 1e leerjaar (september 2013) / Start 1e leerjaar (september 2013) Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Schooltevredenheid September 2013: Nu je al een aantal dagen op deze school zit, wat vind je van deze school? Mei 2014: Nu je al even op deze school zit, wat vind je van deze school? Studieprogramma Ik vind het een interessant studieprogramma. Het sluit aan bij wat ik goed kan, bij mijn capaciteiten. Het biedt goede studiemogelijkheden achteraf. Het biedt goede kansen op werkgelegenheid achteraf. Mijn vrienden volgen hetzelfde studieprogramma. Ik pas bij de andere leerlingen die dit studieprogramma volgen (zelfde achtergrond). 1 = Niet goed, ik heb er al spijt van dat ik hier naar school ga.; 2 = Niet zo goed, ik had beter verwacht.; 3 = Neutraal, het gaat wel.; 4 = Goed, ik ben tevreden.; 5 = Heel goed, ik ben erg tevreden. 1 = heel onbelangrijk; 2 = onbelangrijk; 3 = noch belangrijk, noch onbelangrijk; 4 = belangrijk; 5 = heel belangrijk Bron: LOSO-vragenlijst Schoolkeuze september 1990 Bron: LOSO-vragenlijst Schoolkeuze september 1990 Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Start 1e leerjaar (september 2013) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 31

39 Anderen (CLB, leerkracht, ouders) hebben mij dit aangeraden. Toekomstverwachtingen: huidig schooljaar Denk je dat je dit schooljaar zal slagen? 1 = Ik ben (bijna) zeker van niet.; 2 = Ik denk het niet.; 3 = Ik twijfel.; 4 = Ik denk het wel.; 5 = Ik ben er (bijna) zeker van. Bron: SiBO Leerlingvragenlijst Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 32

40 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Toekomstverwachtingen: secundair onderwijs Toekomstverwachtingen: na het secundair onderwijs Ik denk dat ik de school zal verlaten zonder een getuigschrift te behalen. Ik denk dat ik zal afstuderen in het Deeltijds (Beroeps)secundair Onderwijs (DBSO of leerovereenkomst). Ik denk dat ik zal afstuderen in het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO). Ik denk dat ik zal afstuderen in het Beroepssecundair Onderwijs (BSO). Ik denk dat ik zal afstuderen in het Kunstsecundair Onderwijs (KSO). Ik denk dat ik zal afstuderen in het Technisch Secundair Onderwijs (TSO). Ik denk dat ik zal afstuderen in het Buitengewoon Secundair Onderwijs (BuSO). Ik denk dat ik na het secundair onderwijs zal stoppen met studeren en zal gaan werken. Ik denk dat ik na het secundair onderwijs een korte specialisatie zal volgen (bv. 7de jaar BSO). Ik denk dat ik na het secundair onderwijs een opleiding aan de hogeschool zal volgen. Ik denk dat ik na het secundair onderwijs een opleiding aan de universiteit zal volgen. 1 = Zeker niet; 2 = Waarschijnlijk niet; 3 = Misschien; 4 = Waarschijnlijk wel; 5 = Zeker wel 1 = Zeker niet; 2 = Waarschijnlijk niet; 3 = Misschien; 4 = Waarschijnlijk wel; 5 = Zeker wel Bron: SiBO Leerlingvragenlijst Bron: LOSO-vragenlijst Schoolkeuze september 1990 Start 1e leerjaar (september 2013) Start 1e leerjaar (september 2013) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 33

41 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Motivatie < Amotivatie Ik probeer mijn best te doen op school Ik weet niet waarom, ik zie niet welk verschil het maakt. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: SQR-A Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Motivatie < Gecontroleerde motivatie Ik probeer mijn best te doen op school omdat anderen dit van mij verwachten. Ik probeer mijn best te doen op school omdat ik wil dat anderen denken dat ik slim ben. Ik probeer mijn best te doen op school omdat ik me slecht, schuldig of beschaamd voel als ik het niet doe. Ik probeer mijn best te doen op school omdat het van mij verwacht wordt. Ik probeer mijn best te doen op school omdat ik mij anders schuldig zou voelen. Ik probeer mijn best te doen op school omdat ik anders problemen krijg. Ik probeer mijn best te doen op school omdat mijn leerkrachten zouden denken dat ik een goede leerling ben. Ik probeer mijn best te doen op school omdat ik anders commentaar krijg. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: SQR-A Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 34

42 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Motivatie < Autonome motivatie Ik probeer mijn best te doen op school omdat dit belangrijk is voor mij. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: SQR-A Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Academisch Zelfconcept < Wiskunde Academisch Zelfconcept < Frans Ik probeer mijn best te doen op school omdat ik nieuwe dingen wil leren. Ik probeer mijn best te doen op school omdat ik het interessant vind. Ik probeer mijn best te doen op school omdat het leuk is. Ik scoor slecht op toetsen wiskunde. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Ik haal goede punten voor wiskunde. Ik heb moeite om iets te begrijpen als er wiskunde in voorkomt. Ik heb dikwijls hulp nodig bij wiskunde. Wiskunde is één van mijn beste vakken Ik ben altijd goed geweest in wiskunde. Ik scoor slecht op toetsen Frans. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: SDQ-II Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Bron: SDQ-II Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Ik heb moeite om iets te begrijpen als er Frans in voorkomt. Ik heb dikwijls hulp nodig bij Frans. Ik ben altijd goed geweest in Frans. Frans is één van mijn beste vakken. Ik haal goede punten voor Frans. Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 35

43 Academisch Zelfconcept < Nederlands Ik heb dikwijls hulp nodig bij Nederlands. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: SDQ-II Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Academisch Zelfconcept < Globaal Ik scoor slecht op toetsen Nederlands. Ik haal goede punten voor Nederlands. Ik ben altijd goed geweest in Nederlands. Nederlands is één van mijn beste vakken. Ik heb moeite om iets te begrijpen als er Nederlands in voorkomt. Ik leer snel bij voor de meeste schoolvakken. Ik ben goed voor de meeste schoolvakken. Ik scoor goed op tests van de meeste schoolvakken. Ik haal slechte punten voor de meeste schoolvakken. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: SDQ-II Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Interesse < Wiskunde Ik vind wiskunde leuk. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Ik vind wiskunde interessant. Interesse < Frans Ik vind Frans interessant. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: Denissen, Zarret & Eccles, 2007 Bron: Denissen, Zarret & Eccles, 2007 Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Ik vind Frans leuk. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 36

44 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Interesse < Techniek Ik vind het vak techniek interessant. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: Denissen, Zarret & Eccles, 2007 Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Ik vind het vak techniek leuk. Interesse < Nederlands Ik vind Nederlands interessant. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: Denissen, Zarret & Eccles, 2007 Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Betrokkenheid < Behavioural Engagement Ik vind Nederlands leuk. Ik neem actief deel aan het klasgebeuren. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: Skinner, Kindermann & Furrer, 2009 Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Ik luister aandachtig in de klas. Ik werk zo hard als ik kan in de klas. Ik let op in de klas. Ik doe erg mijn best om het goed te doen op school. Betrokkenheid < Behavioural Disaffection Ik doe maar net genoeg om mee te kunnen in de klas. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: Skinner, Kindermann & Furrer, 2009 Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Wanneer ik in de klas ben, doe ik maar alsof ik werk. Wanneer ik in de klas ben, dwalen mijn gedachten af. Ik doe niet echt mijn best op school. Wanneer ik in de klas ben, denk ik aan andere dingen. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 37

45 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Betrokkenheid < Emotional Engagement Wanneer we aan iets werken in de klas, ben ik geïnteresseerd. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: Skinner, Kindermann & Furrer, 2009 Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Betrokkenheid < Emotional Disaffection Ik vind het leuk om in de klas te zijn. Wanneer ik in de klas ben, voel ik me goed. Ik vind het fijn om nieuwe dingen te leren in de klas. Wanneer we met iets nieuws beginnen in de klas, voel ik mij zenuwachtig. Wanneer ik niet op een vraag kan antwoorden, voel ik mij gefrustreerd. Wanneer ik een taak maak in de klas, verveel ik mij. Wanneer ik in de klas zit, voel ik me slecht. Wanneer ik in de klas ben, maak ik mij zorgen. Wanneer ik vastloop op een probleem, vind ik dit heel vervelend. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: Skinner, Kindermann & Furrer, 2009 Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 38

46 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Schoolwelbevinden Meestal heb ik plezier in het werk voor school. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: Schoolvragenlijst Smits & Vorst 2008 Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) De meeste vakken op school vind ik vervelend. Als ik mag kiezen, zou ik liever naar een andere school gaan. Ik heb geen zin om naar school te gaan. Ik ben blij dat ik op deze school zit. Ik krijg slecht les op deze school. Ik vind het leuk op school. Als we naar een andere buurt zouden verhuizen, zou ik liefst naar deze school blijven gaan. Ik vind dat we op deze school genoeg leuke dingen doen. Opvattingen intelligentie over Slim zijn is een eigenschap van jezelf waar je niet erg veel aan kan veranderen. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: Dweck, Chiu & Hong, 1995 Start 1e leerjaar (september 2013) + Einde 1e leerjaar (mei 2014) Je bent slim of niet en je kan niet echt veel doen om dit te veranderen. Je kan wel nieuwe dingen leren, maar je kan niet echt je verstand veranderen. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 39

47 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Klasklimaat < Rustige lesgroep Klasklimaat < Samenhangende lesgroep Mijn klas is erg rumoerig. (-) 1 = Helemaal oneens; 2 = Oneens; 3 = Noch eens, noch oneens; 4 = Eens; 5 = In mijn klas gaat er nogal wat tijd naar Helemaal eens orde houden. (-) De leerlingen zijn rustig in mijn klas. De leerlingen van mijn klas storen mij tijdens de les. (-) Het duurt lang in mijn klas vooraleer het rustig genoeg is om met de les te beginnen. (-) In mijn klas proberen de leerlingen de leerkrachten af te leiden van de leerstof De leerlingen van mijn klas kijken dikwijls op hun horloge of het nog geen tijd is. (-) De leerlingen van mijn klas kennen elkaar goed. De leerlingen in mijn klas vormen een hechte groep. De leerlingen van mijn klas voelen zich thuis in hun klas. In mijn klas zijn er veel leerlingen die elkaars vriend(in) zijn. In mijn klas zijn er leerlingen die buiten de groep staan. (-) 1 = Helemaal oneens; 2 = Oneens; 3 = Noch eens, noch oneens; 4 = Eens; 5 = Helemaal eens Bron: LOSO- en SiBOonderzoek Bron: LOSO- en SiBOonderzoek Einde 1e leerjaar (mei 2014) Einde 1e leerjaar (mei 2014) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 40

48 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Klasklimaat < Studiegerichte lesgroep Klasklimaat < Sociale aanvaarding Iets leren is voor de leerlingen van mijn klas erg belangrijk. De leerlingen van mijn klas zoeken zelf het antwoord op vragen die hen bezighouden. De leerlingen van mijn klas leren hun lessen. Toetsen worden in mijn klas ernstig voorbereid door de leerlingen. De leerlingen van mijn klas doen erg hun best om zoveel mogelijk punten te halen. Ik kan goed met de kinderen in mijn klas opschieten. Ik heb in deze klas weinig vrienden of vriendinnen. (-) Ik word vaak gepest door andere kinderen in mijn klas. (-) Ik vind het leuk om met de kinderen in mijn klas om te gaan. De meeste kinderen in mijn klas gaan leuker met elkaar om dan met mij. (-) Als ik kinderen in mijn klas vraag of ze me willen helpen, dan zijn er genoeg die dat doen. 1 = Helemaal oneens; 2 = Oneens; 3 = Noch eens, noch oneens; 4 = Eens; 5 = Helemaal eens 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar PRIMA- Bron: onderzoek Bron: LOSO- en SiBOonderzoek Einde 1e leerjaar (mei 2014) Einde 1e leerjaar (mei 2014) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 41

49 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Kwaliteit van het lesgeven < Klasmanagement De leerlingen luisteren niet naar wat de leerkracht wiskunde zegt. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: PISA 2003 Einde 1e leerjaar (mei 2014) Kwaliteit van het lesgeven < Ondersteunend klasklimaat Het is lawaaierig en rommelig tijdens de les wiskunde. De leerkracht wiskunde moet een hele tijd wachten tot de leerlingen rustig zijn. De leerlingen kunnen niet goed werken tijdens de les wiskunde. De leerlingen beginnen pas te werken lange tijd nadat de les wiskunde begonnen is. De leerkracht wiskunde toont interesse voor de vooruitgang van elke leerling. De leerkracht wiskunde geeft extra hulp als leerlingen het nodig hebben. De leerkracht wiskunde helpt de leerlingen met hun werk. De leerkracht wiskunde gaat door met uitleggen tot de leerlingen het begrijpen. De leerkracht wiskunde geeft de leerlingen de kans om hun mening te geven. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: PISA 2003 Einde 1e leerjaar (mei 2014) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 42

50 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Kwaliteit van het lesgeven < Autonomie ondersteunen Mijn leerkracht wiskunde geeft me veel keuze over hoe ik mijn schoolwerk aanpak. Mijn leerkracht wiskunde laat mij kiezen hoe ik mijn schoolwerk aanpak. Mijn leerkracht wiskunde geeft vaak kritiek op hoe ik mijn werk doe in de klas. (-) Het is alsof mijn leerkracht wiskunde altijd zegt wat ik moet doen. (-) Mijn leerkracht wiskunde luistert naar mijn ideeën. Mijn leerkracht wiskunde luistert naar mijn mening. Mijn leerkracht wiskunde legt uit hoe ik de dingen die we op school leren, kan gebruiken. Mijn leerkracht wiskunde legt uit waarom wat ik doe op school belangrijk voor me is. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: TASC-onderzoek Einde 1e leerjaar (mei 2014) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 43

51 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: People in my life Ik word gemakkelijk kwaad op mijn klastitularis. Mijn klastitularis respecteert mijn gevoelens. Ik voel me boos op mijn klastitularis. Mijn klastitularis begrijpt mij. Ik vind het moeilijk om met mijn klastitularis te praten. Ik vertrouw mijn klastitularis. Mijn klastitularis begrijpt niet wat ik doormaak tegenwoordig. Wanneer ik een probleem heb, kan ik op mijn klastitularis rekenen voor hulp. Mijn klastitularis heeft aandacht voor mij. Ik schiet goed op met mijn klastitularis Mijn klastitularis is trots op de dingen die ik doe. Mijn klastitularis aanvaardt mij zoals ik ben. Mijn klastitularis heeft mij graag. Ik heb mijn klastitularis graag. 1 = bijna nooit of nooit waar; 2 = soms waar; 3 = vaak waar; 4 = bijna altijd of altijd waar Bron: Cook, Greenberg & Kusche, 1995 Einde 1e leerjaar (mei 2014) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 44

52 Concept Schaal Antwoordmogelijkheden Bron Gebruikt in: Subjectieve beoordeling van bepaalde vakken Hoeveel vind je dat je het voorbije schooljaar hebt bijgeleerd in het vak wiskunde? schaal van 1 tot en met 10: 1 = ik heb helemaal niets in dit vak bijgeleerd; 10 = Ik heb heel veel bijgeleerd in dit vak / Einde 1e leerjaar (mei 2014) Participatief schoolklimaat Hoeveel vind je dat je het voorbije schooljaar hebt bijgeleerd in het vak Frans? Hoeveel vind je dat je het voorbije schooljaar hebt bijgeleerd in het vak Nederlands? Hoeveel vind je dat je het voorbije schooljaar hebt bijgeleerd in het vak Techniek? De directie houdt rekening met de meningen en voorstellen van leerlingen. Voor belangrijke schoolzaken wordt altijd om de mening van de leerlingen gevraagd. Wanneer onze leerkrachten of directie iets beslissen, zeggen ze ons altijd waarom ze deze beslissing hebben genomen. Als de leerlingen zich bij ons ergens echt voor inzetten, dan kunnen ze zelf in de school veel veranderen. We krijgen genoeg informatie over wat er allemaal in de school gebeurt. Als er iets in de school wordt georganiseerd, dan praten de leerkrachten en directie daar met ons over. Leerlingen voelen zich mee verantwoordelijk voor hun school. 1 = Niet waar; 2 = Meestal niet waar; 3 = Soms waar, soms niet waar; 4 = Meestal waar; 5 = Waar Bron: ICCS Einde 1e leerjaar (mei 2014) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 45

53 Bijlage 2 Praktische uitwerking vragenlijsten voor leerlingen 1. Aanwezigheidslijsten Voor elke klas werd een aanwezigheidslijst voorzien. Hierop moeten de leerkrachten of toetsleiders aanduiden welke leerlingen aanwezig waren en de toets aflegden, met extra ruimte voor eventueel nieuw bijgekomen leerlingen in de klas. Voor nieuw bijgekomen leerlingen moet de leerkracht of toetsleider ook telkens het stamboeknummer van de leerling opschrijven. Ook is er ruimte om aan te geven of de leerling de toets op een ander moment dan de rest van de klas aflegde. Daarnaast moet de leerkracht of toetsleider de klasnaam en de afnamedatum noteren alsook zijn of haar naam en functie. Tot slot is er ook ruimte voor opmerkingen en suggesties. Bij de start van het 1 ste jaar van het secundair onderwijs, in september 2013, waren nog niet overal alle leerlingen en alle klasindelingen gekend. Er konden zich drie situaties voordoen: 1) Zowel de klassen als de leerlingen waren op voorhand gekend. In deze situatie konden de aanwezigheidslijsten gewoon per klas worden opgesteld. De leerlingen werden per klas met hun LiSO-id opgesomd op de aanwezigheidslijst. 2) De leerlingen waren op voorhand gekend, maar de klasindelingen niet. In deze situatie werden per stroom aanwezigheidslijsten opgesteld waarop dan alle leerlingen met hun LiSO-id werden vermeld. De leerkracht of toetsleider moet dan aangeven welke leerlingen in zijn of haar klas zitten. 3) Noch de leerlingen, noch de klasindelingen waren op voorhand gekend In deze situatie werden per stroom blanco aanwezigheidslijsten voorzien. De leerkracht of toetsleider moest dan zelf de namen van de leerlingen met hun stamboeknummer oplijsten. Bij het einde van het 1 ste jaar van het secundair onderwijs, in mei 2014, waren de leerlingen en hun klasindeling wel gekend. De aanwezigheidslijsten werden dan ook per klas voorzien, met ruimte voor nog eventueel nieuw bijgekomen leerlingen. Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 46

54 Voorbeeld van een geanonimiseerde aanwezigheidslijst (schermafdruk) Vragenlijst voor leerlingen: instrumentontwikkeling 47

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2015 Instrumentontwikkeling. E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J.

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2015 Instrumentontwikkeling. E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2015 Instrumentontwikkeling E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2015 Instrumentontwikkeling

Nadere informatie

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2016 Instrumentontwikkeling. E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J.

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2016 Instrumentontwikkeling. E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2016 Instrumentontwikkeling E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2016 Instrumentontwikkeling

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J., De Fraine B. & Van den Branden N. Promotor:

Nadere informatie

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item Integratie - Populariteit (sociale ontwikkeling) heeft

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research

Nadere informatie

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2017 Instrumentontwikkeling

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2017 Instrumentontwikkeling LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2017 Instrumentontwikkeling K. Denies, N. Van den Branden, J. Dockx, & B. De Fraine LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2017 Instrumentontwikkeling

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research paper

Nadere informatie

Loopbanen in het Secundair Onderwijs (LiSO) Infosessie voor scholen

Loopbanen in het Secundair Onderwijs (LiSO) Infosessie voor scholen Loopbanen in het Secundair Onderwijs (LiSO) Infosessie voor scholen Inhoud presentatie 1. Voorstelling LiSO-team 2. Algemene doelstelling 3. Welke scholen? 4. Wat verwacht LiSO van scholen? 5. Wat mogen

Nadere informatie

14-3-2014. Het LiSO-project. Inhoud presentatie

14-3-2014. Het LiSO-project. Inhoud presentatie Het LiSO-project Onderzoek Loopbanen in het secundair onderwijs : een stand van zaken Eef Stevens www.steunpuntssl.be Inhoud presentatie 1. LiSO-project: wat, waar, hoe? 4. Ontvangen feedback 5. Opmerkingen,

Nadere informatie

Leerlinperceptievragenlijst Secundair Onderwijs: overzicht items per schaal in de verschillende versies Schaal Items Itemnr. 0910 Itemnr.

Leerlinperceptievragenlijst Secundair Onderwijs: overzicht items per schaal in de verschillende versies Schaal Items Itemnr. 0910 Itemnr. Leerlinperceptievragenlijst Secundair Onderwijs: overzicht items per schaal in de verschillende versies Schaal Items Itemnr. 0910 Itemnr. 1011 Bron item Academisch zelfconcept taal Marsh Ik haal goede

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J.& De Fraine B. Promotor: B. De Fraine Research paper SONO/2018.OL1.1/09 Gent, januari 2018 Het Steunpunt

Nadere informatie

Het LiSO-project. Inhoud presentatie. 1. LiSO-project: wat, waar, hoe? 2. Instrumenten 3. Mei Opmerkingen, suggesties & vragen

Het LiSO-project. Inhoud presentatie. 1. LiSO-project: wat, waar, hoe? 2. Instrumenten 3. Mei Opmerkingen, suggesties & vragen Het LiSO-project Onderzoek Loopbanen in het secundair onderwijs Eef Stevens www.steunpuntssl.be Inhoud presentatie 1. LiSO-project: wat, waar, hoe? 17 11 2015 2 Promotor: Prof. dr. Bieke De Fraine Onderzoeksmedewerkers:

Nadere informatie

DE SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING VAN LEERLINGEN IN DE EERSTE GRAAD SECUNDAIR ONDERWIJS

DE SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING VAN LEERLINGEN IN DE EERSTE GRAAD SECUNDAIR ONDERWIJS DE SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING VAN LEERLINGEN IN DE EERSTE GRAAD SECUNDAIR ONDERWIJS Hoe evolueert het academisch zelfconcept, de motivatie, het schoolwelbevinden en de schoolse betrokkenheid van Vlaamse

Nadere informatie

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Vragenlijst Einde Basisonderwijs (schooljaar 2008-2009)

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Vragenlijst Einde Basisonderwijs (schooljaar 2008-2009) Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Vragenlijst Einde Basisonderwijs (schooljaar 2008-2009) N. Vandenberghe, L. Cortois, J. de Bilde, K. Verschueren & J. Van Damme T A Longitudinaal onderzoek

Nadere informatie

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS Dockx J., De Fraine B., & Stevens E. DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

Nadere informatie

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2015 Technische rapportering

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2015 Technische rapportering LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2015 Technische rapportering N. Van den Branden, E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme LISO-PROJECT: VRAGENLIJSTEN VOOR

Nadere informatie

WELBEVINDEN, ACADEMISCH ZELFCONCEPT EN MOTIVATIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS

WELBEVINDEN, ACADEMISCH ZELFCONCEPT EN MOTIVATIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS WELBEVINDEN, ACADEMISCH ZELFCONCEPT EN MOTIVATIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Het effect van een jaar naar school gaan op niet-cognitieve uitkomsten van leerlingen Naomi Van den Branden naomi.vandenbranden@kuleuven.be

Nadere informatie

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2016

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2016 LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2016 Technische rapportering N. Van den Branden, E. Stevens, J. Dockx, K. Denies & B. De Fraine LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2016 Technische

Nadere informatie

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN FEBRUARI 2014 Technische rapportering

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN FEBRUARI 2014 Technische rapportering LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN FEBRUARI 2014 Technische rapportering J. Dockx, E. Stevens, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2017

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2017 LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2017 Technische rapportering N. Van den Branden, C. Struyve, J. Dockx, K. Denies & B. De Fraine LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2017 Technische

Nadere informatie

DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN

DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN DE ROL VAN NABIJHEID EN CONFLICT IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Dr. Maaike Engels Rijksuniversiteit Groningen, afdeling Sociologie Interuniversity Center for Social Science Theory

Nadere informatie

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine GROEPSSAMENSTELLINGSEFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een

Nadere informatie

Klasbetrokkenheid bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl

Klasbetrokkenheid bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl Klas bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl Sofie Lietaert Debora Roorda Bieke De Fraine Karine Verschueren Ferre Laevers Centrum voor Onderwijseffectiviteit

Nadere informatie

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst vierde leerjaar (schooljaar 2006-2007)

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst vierde leerjaar (schooljaar 2006-2007) Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst vierde leerjaar (schooljaar 2006-2007) K. Hendrikx, F. Maes, P. Ghesquière, K. Verschueren & J. Van Damme T A Longitudinaal onderzoek

Nadere informatie

EFFECTIVENESS OF MATH LEARNING IN THE FIRST YEARS OF SPECIAL PRIMARY EDUCATION a Propensity Score Matching Approach

EFFECTIVENESS OF MATH LEARNING IN THE FIRST YEARS OF SPECIAL PRIMARY EDUCATION a Propensity Score Matching Approach EFFECTIVENESS OF MATH LEARNING IN THE FIRST YEARS OF SPECIAL PRIMARY EDUCATION a Propensity Score Matching Approach Gudrun Vanlaar, Machteld Vandecandelaere, Jan Van Damme, Bieke De Fraine & Katja Petry

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

HET LiSO-PROJECT. Onderzoek Loopbanen in het secundair onderwijs : Een stand van zaken. Katrijn Denies

HET LiSO-PROJECT. Onderzoek Loopbanen in het secundair onderwijs : Een stand van zaken. Katrijn Denies HET LiSO-PROJECT Onderzoek Loopbanen in het secundair onderwijs : Een stand van zaken Katrijn Denies HET LiSO-PROJECT WIE, WAT, WAAR? LiSO-PROJECT: WIE? Promotor: Prof. dr. Bieke De Fraine Medewerkers:

Nadere informatie

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN?

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? INLEIDING PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? Om uitstekende vaardigheden te ontwikkelen zijn niet alleen talent en mogelijkheden

Nadere informatie

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN MEI 2015 Technische rapportering

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN MEI 2015 Technische rapportering LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN MEI 2015 Technische rapportering J. Dockx, E. Stevens, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN

Nadere informatie

CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships. Heidi Knipprath & Katleen De Rick

CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships. Heidi Knipprath & Katleen De Rick CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships Heidi Knipprath & Katleen De Rick CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts

Nadere informatie

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar 2007-2008)

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar 2007-2008) Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar 2007-2008) L. Cortois, K. Hendrikx, F. Maes, J. Van Damme & K. Verschueren T A Longitudinaal onderzoek

Nadere informatie

Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken. Astrid van den Hurk 22 januari 2015

Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken. Astrid van den Hurk 22 januari 2015 Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken Astrid van den Hurk 22 januari 2015 Doelen Zicht op basisbehoeftes van leerlingen om gemotiveerd te kunnen werken; Zelfdeterminatietheorie

Nadere informatie

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs Aan de directeur, de leerkrachten en de leerlingen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar van school 1

Nadere informatie

COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS?

COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS? COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS? Heidi Knipprath & Katleen De Rick COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE

Nadere informatie

LISO-PROJECT: STEEKPROEF SEPTEMBER 2013. E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme

LISO-PROJECT: STEEKPROEF SEPTEMBER 2013. E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme LISO-PROJECT: STEEKPROEF SEPTEMBER 2013 E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme LISO-PROJECT: STEEKPROEF SEPTEMBER 2013 E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers,

Nadere informatie

Onderzoek De Lee & De Volder -> schriftelijke vragenlijst voor BaO (L4-5-6)

Onderzoek De Lee & De Volder -> schriftelijke vragenlijst voor BaO (L4-5-6) Online welbevindenvragenlijst met 28 stellingen Onderzoek De Lee & De Volder -> schriftelijke vragenlijst voor BaO (L4-5-6) - Leerlingen een stem geven bij de doorlichtingen en kwaliteitsbeleid - Zicht

Nadere informatie

Kiezen na de basisschool

Kiezen na de basisschool Kiezen na de basisschool WATHOE LEREN KIEZEN Wat gebeurt er in de klas? Het werkboekje WATHOE leren kiezen WATHOE het secundair onderwijs Hoe ziet het secundair onderwijs eruit? Wat kan ik er leren? Het

Nadere informatie

Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study. J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H.

Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study. J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H. Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H. Knipprath T Value added of primary schools with high proportions of minority

Nadere informatie

Het belang van gender in het leerkrachtenteam

Het belang van gender in het leerkrachtenteam Het belang van gender in het leerkrachtenteam Sofie Lietaert, Dimitri Van Maele, Bieke De Fraine, Karine Verschueren, Ferre Laevers IWT SBOproject Gender op School www.steunpuntssl.be De feminizering van

Nadere informatie

Info-avond Secundair Onderwijs

Info-avond Secundair Onderwijs Info-avond Secundair Onderwijs CLB-Kempen www.clb-kempen.be Naar de grote school Nieuw onderwijssysteem Andere manier van lesgeven Grotere studiebelasting Noodzaak om zich te organiseren verband planningsvaardigheden

Nadere informatie

Colloquium Katholiek Onderwijs Vlaanderen BASISONDERWIJS 30 November 2018

Colloquium Katholiek Onderwijs Vlaanderen BASISONDERWIJS 30 November 2018 Colloquium Katholiek Onderwijs Vlaanderen BASISONDERWIJS 30 November 2018 Machteld.Vandecandelaere@kuleuven.be Centrum voor Onderwijseffectiviteit en Evaluatie KU Leuven Onderzoek Flexibele leerwegen Centrum

Nadere informatie

HOE DE COLLECTIEVE DOELMATIGHEIDSBELEVING VAN LERARENTEAMS WORDT BEÏNVLOED DOOR SOCIAALECONOMISCHE SCHOOLCOMPOSITIE

HOE DE COLLECTIEVE DOELMATIGHEIDSBELEVING VAN LERARENTEAMS WORDT BEÏNVLOED DOOR SOCIAALECONOMISCHE SCHOOLCOMPOSITIE HOE DE COLLECTIEVE DOELMATIGHEIDSBELEVING VAN LERARENTEAMS WORDT BEÏNVLOED DOOR SOCIAALECONOMISCHE SCHOOLCOMPOSITIE Een onderzoek naar de rol van organisatieproceskenmerken Barbara Belfi, Sarah Gielen,

Nadere informatie

Follow up onderzoek naar een vernieuwde diagnostiek voor onderwijsloopbaanbegeleiding (OLB)

Follow up onderzoek naar een vernieuwde diagnostiek voor onderwijsloopbaanbegeleiding (OLB) Welkom in de sessie: Follow up onderzoek naar een vernieuwde diagnostiek voor onderwijsloopbaanbegeleiding (OLB) Veerle Briers (KU Leuven) Johan David (VCLB-koepel) Mark Schittekatte (UGent) in samenwerking

Nadere informatie

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR KLASTITULARISSEN MEI 2014 Technische rapportering

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR KLASTITULARISSEN MEI 2014 Technische rapportering LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR KLASTITULARISSEN MEI 2014 Technische rapportering J. Dockx, E. Stevens, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR KLASTITULARISSEN

Nadere informatie

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens Gil Keppens & Bram Spruyt ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van

Nadere informatie

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft) De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft) Inleiding Veel mensen ervaren moeilijkheden om werk te vinden te behouden, of van baan / functie te veranderen. Beperkingen, bijvoorbeeld

Nadere informatie

14-7-2012. Carol Dweck. Wat is Intelligentie?

14-7-2012. Carol Dweck. Wat is Intelligentie? Carol Dweck Wat is Intelligentie? 1 Wat is Intelligentie? Wat is Intelligentie? Meervoudige Intelligentie - Gardner 2 Voorlopige conclusie In aanleg aanwezig potentieel (50% erfelijk bepaald) Domeinspecifiek

Nadere informatie

1 Aanbevolen artikel

1 Aanbevolen artikel Aanbevolen artikel: 25 november 2013 1 Aanbevolen artikel Ik kan het, ik kan het zélf, ik hoor erbij Over de basisingrediënten voor het (psychologisch) welzijn Een klassieke motivatietheorie toegelicht

Nadere informatie

Competenties De Fontein

Competenties De Fontein Competenties De Fontein We werken met de volgende 4 competenties: 1. Verantwoordelijkheid 2. Samenwerken 3. Organisatie en planning, zelfstandigheid 4. Motivatie - In klas 1 wordt gewerkt aan de volgende

Nadere informatie

Handboek Faalangstreductie/Examenvreestraining 2015-2016

Handboek Faalangstreductie/Examenvreestraining 2015-2016 Handboek Faalangstreductie/Examenvreestraining 2015-2016 INHOUD 1. INLEIDING... 3 2. INFORMATIE FAALANGST... 3 3. SELECTIEPROCEDURE... 4 4. TRAINING... 5 5. ORGANISATIE... 5 Handboek Leerlingbegeleiding

Nadere informatie

TH-PI Performance Indicator. Best Peter Assistant

TH-PI Performance Indicator. Best Peter Assistant Best Peter Assistant TH-PI Performance Indicator Dit rapport werd gegenereerd op 11-11-2015 door White Alan van Brainwave Ltd.. De onderliggende data dateren van 10-03-2015. OVER DE PERFORMANCE INDICATOR

Nadere informatie

Op stap met het werkboekje!?

Op stap met het werkboekje!? Werking CLB Op stap met het werkboekje!? 6 studiekeuzetaken Wat betekent kiezen? Ik leer mezelf kennen Ik verken de beroepenwereld Ik leer het Secundair Onderwijs kennen Ik maak een keuze Ik ben zeker

Nadere informatie

Resultaten TIMSS 2015

Resultaten TIMSS 2015 Resultaten TIMSS 2015 wiskunde & wetenschappen 4 e leerjaar in internationaal perspectief prof. dr. Jan Van Damme 3 februari 2017 VLOR 19 januari 2017 2 Vlaams rapport 3 Wat is TIMSS? Trends in International

Nadere informatie

SPIJBELEN EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Maakt het type onderwijssysteem een verschil?

SPIJBELEN EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Maakt het type onderwijssysteem een verschil? SPIJBELEN EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Maakt het type onderwijssysteem een verschil? Gil Keppens & Bram Spruyt SPIJBELEN EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF

Nadere informatie

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-H) D Demo. Naam. 5 januari 2014

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-H) D Demo. Naam. 5 januari 2014 Rapportage De volgende tests zijn afgenomen: Test Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-H) Status Voltooid Vertrouwelijk Naam Datum onderzoek Emailadres D Demo 5 januari 2014 D@Demo.com Inleiding Motivatie

Nadere informatie

Rapportage 'Moeilijkheden bij het kiezen van een studie' (CDDQ)

Rapportage 'Moeilijkheden bij het kiezen van een studie' (CDDQ) Rapportage 'Moeilijkheden bij het kiezen van een studie' (CDDQ) Nederlandse versie van de CDDQ van Gati & Osipow (Luken & De Folter, 2014) Naam : Pieter K. Klas : Havo-5 Datum : 20-03-2014 School : X college

Nadere informatie

Motivatie van leerlingen Motivationeel leerklimaat

Motivatie van leerlingen Motivationeel leerklimaat Gwen Weeldenburg test Test Motivatie van leerlingen Motivationeel leerklimaat Onderwijs is gericht op het leren van leerlingen te optimaliseren door het leren te richten en met name te faciliteren Beoordelen

Nadere informatie

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Persoonsgegevens Aanvullende persoonsgegevens. D. Emo. Naam.

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Persoonsgegevens Aanvullende persoonsgegevens. D. Emo. Naam. Rapportage De volgende tests zijn afgenomen: Test Persoonsgegevens Aanvullende persoonsgegevens Persoonlijkheidstest (MPT-BS) Status Voltooid Voltooid Voltooid Vertrouwelijk Naam Datum onderzoek Emailadres

Nadere informatie

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen Tweede graad aso In de tweede graad aso kies je voor een bepaalde richting. Ongeacht je keuze, blijft er een groot gemeenschappelijk basispakket van 26 lesuren algemene vakken. Het niveau van deze vakken,

Nadere informatie

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016 Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016 Inspiratiedag PAV sessie 5 7 december 2017 Margo Vandenbroeck Overzicht DEEL 1 Peiling burgerzin

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie

peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso

peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso colloquium 7 juni 2017 dr. Eef Ameel overzicht de peiling burgerzin en burgerschapseducatie beschrijving van de steekproef

Nadere informatie

Een compleet opleidingenaanbod!

Een compleet opleidingenaanbod! Een compleet opleidingenaanbod! Campus Hof van Riemen Frans Coeckelbergsstraat 17-22 2220 Heist-op-den-Berg T 015 24 18 45 F 015 24 12 13 kta.heist-op-den-berg@g-o.be www.campushofvanriemen.be Citaten

Nadere informatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest

Nadere informatie

Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau

Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau dr. H. Knipprath ing. J. De Meester STEM Science Engineering Technology Mathematics 2

Nadere informatie

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN MEI 2016 Technische rapportering

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN MEI 2016 Technische rapportering LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN MEI 2016 Technische rapportering C. Struyve, M. De Vos, C. Custers, N. Van den Branden, J. Dockx, K. Denies & B. De Fraine LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR

Nadere informatie

DOET DE SCHOOL ERTOE? Jan Van Damme Marie-Christine Opdenakker

DOET DE SCHOOL ERTOE? Jan Van Damme Marie-Christine Opdenakker DOET DE SCHOOL ERTOE? Jan Van Damme Marie-Christine Opdenakker Leuven Februari 2003 Inhoud Probleemstelling Achtergrond Aanpak Resultaten Internationaal Vlaanderen Conclusies Doet de school ertoe? 2 Probleemstelling

Nadere informatie

Motivatie door eigenaarschap

Motivatie door eigenaarschap Motivatie door eigenaarschap Piet BUYSE & Maaike VERSTRAETE BaNaBa SchoolONtwikkeling 2 3 4 Denk terug aan een concreet moment waarop jij je helemaal niet gemotiveerd voelde om een activiteit te doen.

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

Starten in het secundair onderwijs

Starten in het secundair onderwijs CLB Brugge(n) Sint Maartensbilk 2, 8000 Brugge Tel. 050 440 220 Starten in het secundair onderwijs 1 Wie zijn wij? 2 Waarvoor kan je bij het CLB terecht? zich goed voelen Josefien is erg nerveus bij toetsen.

Nadere informatie

KIEZEN VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS info ouders basisonderwijs 1, 2 en 3 april 2019

KIEZEN VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS info ouders basisonderwijs 1, 2 en 3 april 2019 KIEZEN VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS info ouders basisonderwijs 1, 2 en 3 april 2019 goed kiezen is als een puzzel maken zorg ervoor dat je alle goede puzzelstukjes verzamelt Kiezen voor het secundair onderwijs

Nadere informatie

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld. Zelfbeeld Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld. Een kind dat over het algemeen positief over zichzelf denkt, heeft meer zelfvertrouwen.

Nadere informatie

Profilering derde graad

Profilering derde graad De leerling heeft in de 1ste en de 2de graad, de gelegenheid gehad zijn/haar interesses te ontdekken en heeft misschien al enig idee ontwikkeld over toekomstige werk- of studieplannen. Vaardigheden, inzet,

Nadere informatie

Bewust worden van je overtuigingen over leren en ontwikkeling

Bewust worden van je overtuigingen over leren en ontwikkeling De Impact van een Groeimindset Bewust worden van je overtuigingen over leren en ontwikkeling Liny Toenders KBBT organisatieadviseurs onderwijzen opvoeden - leren KBB &T Overtuigingen bepalen je gedrag

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

olvp ieder1 telt Kies voor jouw talent juiste accent! het

olvp ieder1 telt Kies voor jouw talent juiste accent! het olvp Beste ouder(s) Een school en studiekeuze maken na zesde leerjaar is niet gemakkelijk. U krijgt heel wat informatie en wilt met zoveel mogelijk zaken rekening houden. In deze kleine brochure maken

Nadere informatie

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk?

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? Motivatie en welzijn Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? SERV. 2012. Arbeidsethos en arbeidsoriëntaties op de Vlaamse arbeidsmarkt 2007-2010. Informatiedossier. Brussel: SERV Stichting Innovatie

Nadere informatie

Wetenschappen in het basisonderwijs, hoe ondersteunen?

Wetenschappen in het basisonderwijs, hoe ondersteunen? Wetenschappen in het basisonderwijs, hoe ondersteunen? Bieke De Fraine Leuven, 30 maart 2017 19 januari 2017 2 TIMSS 2015: Trends in International Mathematics and Science Study Wat is TIMSS? Trends in

Nadere informatie

Hanke de Kock & Marianne de Bruijn

Hanke de Kock & Marianne de Bruijn Hanke de Kock & Marianne de Bruijn 16 januari 2012 Erasmus Universiteit Rotterdam 16 januari 2012 1 Wie zijn wij? Marianne Bedrijfseconomie UVA 11 jaar organisatieadviseur bij KPMG 5 jaar freelance adviseur

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

For Love or Money? Vrijwilligers motiveren op lange termijn

For Love or Money? Vrijwilligers motiveren op lange termijn For Love or Money? Vrijwilligers motiveren op lange termijn Dr. Jemima Bidee Ontbijtsessies CJP/BILL, 2014 12-12-2014 pag. 1 Intro 12-12-2014 pag. 2 Intro Koecomfort: technologie, benadering Individuele

Nadere informatie

Inhoud van de presentatie

Inhoud van de presentatie De overgang van het basis- naar het secundair onderwijs vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief Annelies Somers i.s.m. Prof. Hilde Colpin Prof. Karine Verschueren ~ Centrum voor Schoolpsychologie

Nadere informatie

Inhoud info-avond. 3.1 een richting kiezen 3.2 een school kiezen

Inhoud info-avond. 3.1 een richting kiezen 3.2 een school kiezen 1 2 Inhoud info-avond 1. Hervorming secundair onderwijs 2. Huidige structuur secundair onderwijs 3. Hoe kiezen? 3.1 een richting kiezen 3.2 een school kiezen 4. Inschrijven 5. Waar vind ik verdere informatie?

Nadere informatie

Stellingen en normering leerlingvragenlijst

Stellingen en normering leerlingvragenlijst Stellingen en normering leerlingvragenlijst Expertsysteem ZIEN! voor het primair onderwijs 3.0 oktober 2014 ZIEN! is een product van, in samenwerking met ParnasSys ZIEN!PO leerlingvragenlijst 3.0 Stellingen

Nadere informatie

Starten in het secundair onderwijs

Starten in het secundair onderwijs Starten in het secundair onderwijs Een overzicht Inleiding Structuur van het secundair onderwijs Wat verandert er in de toekomst? PAUZE Verhalen van kinderen Een goede schoolkeuze Waarmee rekening houden?

Nadere informatie

Verslag focusgroep ouders met jongeren in secundaire scholen

Verslag focusgroep ouders met jongeren in secundaire scholen Verslag focusgroep ouders met jongeren in secundaire scholen Doelgroep Methodiek Thema s 11 ouders van jongeren in secundaire scholen (2014) Waarderende benadering Ouderbetrokkenheid- Communicatie Ondersteuning

Nadere informatie

FEEDBACK COMENIUSPROJECT 2013-2015 THE POWER OF FEEDBACK

FEEDBACK COMENIUSPROJECT 2013-2015 THE POWER OF FEEDBACK FEEDBACK COMENIUSPROJECT 2013-2015 THE POWER OF FEEDBACK Wat is feedback? Alle informatie die ons gedrag stuurt in de richting van een bepaald doel is feedback (veel en dikwijls onbewust). Voor onderwijs:

Nadere informatie

Stellingen en normering leerlingvragenlijst

Stellingen en normering leerlingvragenlijst Stellingen en normering leerlingvragenlijst Expertsysteem ZIEN! voor het primair onderwijs 2.0 juli 2012 ZIEN! is een product van, in samenwerking met ParnasSys ZIEN!PO leerlingvragenlijst 2.0 Stellingen

Nadere informatie

Onderzoeksrapport MASS. Fase 1

Onderzoeksrapport MASS. Fase 1 Onderzoeksrapport MASS Media adolescenten sociale steun stress Fase 1 1 Beste directieleden en leerkrachten, Enkele maanden geleden nam uw school deel aan de eerste fase van het MASS-onderzoeksproject.

Nadere informatie

Motiverende beoordelingsvormen in de Lichamelijke Opvoeding. Project 4/05/2015. Missie onderzoeksgroep sportpedagogiek UGent

Motiverende beoordelingsvormen in de Lichamelijke Opvoeding. Project 4/05/2015. Missie onderzoeksgroep sportpedagogiek UGent Motiverende beoordelingsvormen in de Lichamelijke Opvoeding Met dank aan Project ENW project binnen doctoraat Sport Pedagogiek UGent Samenwerking tussen partnerinstellingen die opleiding tot leraar lichamelijke

Nadere informatie

Let s motivate the patient

Let s motivate the patient LET S MOTIVATE THE PATIENT Melissa.Ooms@Ugent.be Let s motivate the patient 1. Wat is motivatie? 2. Het belang van motivationele gespreksvoering (MG) 3. Theoretische achtergrond 4. Basisprincipes in MG

Nadere informatie

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1 B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1 JE ONBEWUSTE PROGRAMMEREN VOOR EEN GEWELDIGE TOEKOMST De meeste mensen weten heel goed wat ze niet willen in hun leven, maar hebben vrijwel geen

Nadere informatie

WORKSHOP Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat

WORKSHOP Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Partner in de Hogeschool-Universiteit Brussel - Huart Hamoirlaan 136-1030 Brussel WORKSHOP Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat Joris Lambrechts Hans

Nadere informatie

Vragenlijst leerlingen Eureka! Oberon & Eureka!, januari 2012

Vragenlijst leerlingen Eureka! Oberon & Eureka!, januari 2012 Vragenlijst leerlingen Eureka! Oberon & Eureka!, januari 2012 Toelichting Beste leerling, Jij zit in de Eureka!-klas. We zijn benieuwd naar jouw mening. Die kun je geven in deze vragenlijst. Die bestaat

Nadere informatie

Resultaten TIMSS Wiskunde & wetenschappen 4 e leerjaar in internationaal perspectief

Resultaten TIMSS Wiskunde & wetenschappen 4 e leerjaar in internationaal perspectief Resultaten TIMSS 2015 Wiskunde & wetenschappen 4 e leerjaar in internationaal perspectief 29 november 2016 Toetsen wiskunde 2 Inhoudelijk domein: Meetkundige vormen en metingen Cognitief domein: Toepassen

Nadere informatie

ATTRIBUEREN OF TOESCHRIJVEN

ATTRIBUEREN OF TOESCHRIJVEN ATTRIBUEREN OF TOESCHRIJVEN De meeste mensen, en dus ook leerlingen, praten niet alleen met anderen, maar voeren ook gesprekken met en in zichzelf. De manier waarop leerlingen over, tegen en in zichzelf

Nadere informatie

Het Vlaamse onderwijs in internationaal perspectief

Het Vlaamse onderwijs in internationaal perspectief Het Vlaamse onderwijs in internationaal perspectief Jeroen Lavrijsen, HIVA - KU Leuven SSL-studiedag 'Loopbanen in het onderwijs: terugblik en vooruitblik, 23 september 2016 www.steunpuntssl.be Vlaams

Nadere informatie

3 Hoogbegaafdheid op school

3 Hoogbegaafdheid op school 3 Hoogbegaafdheid op school Ik laat op school zien wat ik kan ja soms nee Ik vind de lessen op school interessant meestal soms nooit Veel hoogbegaafde kinderen laten niet altijd zien wat ze kunnen. Dit

Nadere informatie