TIJDSCHRIFT. Dit tijdschrift wordt als objectieve documentatie uitgegeven.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "TIJDSCHRIFT. Dit tijdschrift wordt als objectieve documentatie uitgegeven."

Transcriptie

1 NATIONALE BANK VAN BELGIE TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJ KS Departement Studiën XLIe Jaargang, Deel II, Ne 5 November 1966 Dit tijdschrift wordt als objectieve documentatie uitgegeven. De artikels geven de opvatting van de schrijvers weer, onafhankelijk van de mening der Bank. INHOUD : Sectoranalyse van de werkgelegenheid en de werkloosheid en openbaar beleid, door Prof. S. C. Sufrin en M. Stelcner De betalingsbalans van de BelgischLuxemburgse Economische Unie in het eerste halfjaar van 1966 Literatuur in verband met de economische en financiële problemen van België Economische wetgeving Statistieken. SECTORANALYSE VAN DE WERKGELEGENHEID EN DE WERKLOOSHEID EN OPENBAAR BELEID door Sidney C. SUFRIN, Professor of Economics aan de Universiteit te Syracuse (New York), en Morton STELCNER, van het Department of Economics van dezelfde Universiteit. 1. Inleiding. Wat de Amerikaanse economie in het recente verleden tot stand bracht is hoogst merkwaardig. De produktie kende een forse stijging en de werkloosheid liep terug. De meeste werklozen zijn slechts gedurende enkele weken of een maand zonder werk; ze vormen de grote massa van de drie miljoen werklozen. De chronische werklozen, die welke hun post verliezen wegens geografische verschuivingen van de industrie of wegens wijzigingen in de industriële techniek, vertegenwoordigen in hun geheel slechts een gering deel van de werklozen; hun aantal bedraagt in totaal ongeveer een half miljoen, waarvan sommigen in andere industrieën werden tewerkgesteld. Bovendien is er een grote, moeilijk te omschrijven massa werkongeschikten, personen die slechts weinig met de arbeidsmarkt in verbinding staan en geringe industriële en sociale bekwaamheden bezitten. De eerste twee categorieën werkloosheid, de seizoen en wrijvingswerkloosheid ener zijds, en de chronische werkloosheid anderzijds, vallen binnen de algemene grenzen van wat doorgaans als economische politiek en economische analyse wordt beschouwd. Hier hebben we te doen met een groep mensen die zich met de arbeidsmarkt verbonden gevoelen en die geleefd hebben dank zij hun economische produktiviteit. Zij zijn in de meest gewone betekenis van het woord een economische hulpbron, ofschoon die af en toe ongebruikt blijft. Het lijkt vanzelfsprekend dat lage werkgelegenheid overeenstemt met lage produktie, of, omgekeerd, dat hoge werkgelegenheid (vrijwel) overeenstemt met hoge produktie. Hieruit volgt derhalve dat het probleem van de werkloosheid zal opgelost of althans vereenvoudigd zijn, wanneer men het middel kan ontdekken om de produktie op een hoog peil te houden. Het overgrote deel van de economische theoretici is van oordeel dat een hoge gezamenlijke vraag ontstaan uit de activiteit van het economisch stelsel zelf of met de hulp van de regering, uiteindelijk het produktie

2 450 niveau en bijgevolg het peil van werkloosheid en werkgelegenheid bepaalt. De zuiverheid van de redenering wordt aangetast, in geringe mate althans, door het feit dat noch de tewerkgestelde, noch de werkloze steeds op dezelfde plaats blijft. Voortdurend is er op de arbeidsmarkt een komen en gaan van arbeidskrachten, zodat het aantal werkzoekenden of beschikbare arbeidskrachten niet constant is, zelfs niet in de korte periode. Het verschijnsel van de leerlingen van het middelbaar onderwijs en de universiteitsstudenten die in de zomermaanden een betrekking zoeken is wel bekend. Deze jongelieden overspoelen doorgaans de arbeidsmarkt gedurende de vakanties en trekken zich meestal in massa terug bij het begin van het schooljaar. Minder voor de hand liggend zijn de tendenties (1) van de arbeidskrachten die na enkele weken werkloosheid en vruchteloos zoeken naar een betrekking onder een frustratiegevoel gaan lijden en de arbeidsmarkt verlaten, of (2) van de personen die op de arbeidsmarkt komen omdat de broodwinner of een ander lid van het gezin werkloos is geworden, of (3), omgekeerd, omdat men er gemakkelijk een betrek: king kan vinden. Evenmin is er een reden om aan te nemen dat die voortdurende bewegingen op de arbeidsmarkt elkaar compenseren, zodat de totale getalsterkte er constant is. Het gehele verschijnsel van arbeidskrachten die op de arbeidsmarkt komen en ze verlaten, is niet zeer goed bekend, noch begrepen. Klaarblijkelijk spelen sociale en psychologische invloeden een rol, die bij een economische analyse niet steeds duidelijk is. Nochtans gaat een hoge gezamenlijke vraag naar goederen en diensten, ontstaan uit de werking van het economische stelsel, met of zonder de hulp van een specifiek overheidsbeleid, blijkbaar gepaard met een hoge gezamenlijke werkgelegenheid. Deze bewering is meer dan een redelijke hypothese : ze werd statistisch getest en de feiten stemmen overeen met de essentie van de stelling. Dr. Arthur Okun, lid van de Raad van Economische Adviseurs van de Amerikaanse president, heeft, toen hij in Yale was, zelfs een techniek uitgewerkt om het verschil tussen de werkelijke en de potentiële produktie te meten; wanneer dit verschil tot nul verminderd is, verkeert men in een toestand van volledige werkgelegenheid. Aldus weten wij met hoeveel dollar 's lands koopkracht (totale vraag) moet worden vermeerderd, wil men de totale werkloosheid tot een draaglijk niveau terugbrengen. Zoals wij hierboven aanstipten, ligt de moeilijkheid erin dat bij de bepaling van het arbeidspotentieel geen rekening kan gehouden worden met de mogelijkheid dat de aanvullende besteding zelf sommige marginale arbeidskrachten van de arbeidsmarkt zou kunnen aantrekken of afstoten, met het gevolg dat de aanvullende besteding voor volledige werkgelegenheid gepaard kan gaan met een iets kleiner of een iets groter toelaatbaar werkloosheidspeil. Maar dit is een spitsvondigheid die niets afdoet aan de geldigheid van het betoog, t.w. dat de totale vraag nauw in verband staat met de totale werkgelegenheid. Dit artikel heeft hoofdzakelijk betrekking op deze spitsvondigheid, omdat het onder zulke aspecten is dat de werkloosheid als persoonlijk probleem voor velen ontzettend veel betekenis krijgt. Met opzet sloten wij de chronische werkloosheid uit, waarvan de problemen, per definitie, niet alleen kunnen worden opgelost door gezamenlijke verhogingen van de vraag. Het probleem dat in dit artikel onze aandacht gaande houdt, is te weten of de realisaties van de Amerikaanse economie in het recente verleden, bij een detailstudie inderdaad zo goed blijken te zijn als de gezamenlijke toestand laat vermoeden. 'Wij stellen m.a.w. de vraag of bij een onderzoek van de werkgelegenheid per sector bepaalde industrieën en sectoren voortdurend een hoger relatief werkloosheidspeil zouden te zien geven dan de economie in haar geheel. Op grond van een objectief statistisch onderzoek lijkt dit zo te zijn voor de economie van de Verenigde Staten; het totale beeld van de Amerikaanse economie op het gebied van de werkgelegenheid is niet noodzakelijk gelijk aan dat per sector of industrietak. Dit gebrek aan overeenstemming tussen de sectoriële en de gezamenlijke toestand komt op twee wijzen tot uiting. In de eerste plaats vertonen de verstoringen van de werkgelegenheid in de afzonderlijke sectoren van de economie, hoewel ze in vergelijking met de vooroorlogse periode aanzienlijk ingekrompen zijn, nog altijd sterke tijdsverschillen, zowel onderling als met de cyclus van de gezamenlijke werkgelegenheid. In de tweede plaats, terwijl de veranderingen in de gezamenlijke vraag en produktie in nauw verband staan met de veran

3 451 deringen in de gezamenlijke werkgelegenheid, schijnt dit eng verband niet te bestaan wanneer men de industrieën afzonderlijk beschouwt. Er bestaat een grote ongelijkheid in de betrekking produktiewerkgelegenheid in de verschillende industrieën. Het gebrek aan cyclische synchronisatie tussen de onderscheiden sectoren van de economie en de ongelijkheid van de betrekking produktiewerkgelegenheid tussen industrieën afzonderlijk zijn belangrijke punten waarmee men moet rekening houden in een beleid gericht op de bestrijding van de werkloosheid van de marginale arbeiders. 2. Afzonderlijke sectoriële cyclussen. De conjunctuurschommelingen en, in ruime zin, de conjunctuurcyclussen in de Verenigde Staten voor de tweede wereldoorlog schijnen andere kenmerken te vertonen dan de cyclische of instabiele verschijnselen van de naoorlogse periode. Dit wil niet zeggen dat elke periode door één enkel cyclustype werd gekenmerkt. Individuele storingen hebben veeleer hun eigen bijzondere kenmerken zowel wat de oorzaken als wat het type van de schommelingen betreft. Niettemin werden conjunctuurcyclussen over het algemeen beschouwd als mechanische verschijnselen. Men onderstelt m.a.w. dat economische processen zich over het algemeen voordoen op een stelselmatige geordende wijze, ofschoon ze, om de woorden van Professor Haberler te gebruiken, een «eigen instabiliteit» vertonen, zodat krachten van buiten uit het stelsel gemakkelijk kunnen verstoren. Natuurlijk kan het systeem zelf oorzaak zijn van een gebrek aan stabiliteit. Het reageert dan zelf om de storing te versnellen, te beperken of om te keren. Er kunnen dus exogene of externe oorzaken, zowel als interne (endogene) mechanismen aan de basis liggen van de industriële schommelingen. Een nuttige ontleding van de vooroorlogse zowel als van de naoorlogse cyclussen was de studie van de werking van het systeem in zijn al dan niet correcte aanpassingen aan exogene krachten. Een andere even vruchtbare ontleding is de beschrijving en de verklaring van de endogene processen van het systeem, die in bepaalde omstandigheden zelf in de vorm van een cyclus of instabiele ritmische beweging hun invloed.lieten gelden (voorraadaanpassingen, factortekorten, bankkrediet, investeringen, enz.). De conjunctuurcyclussen werden aldus be Studeerd niet alleen uit oogpunt van systeemaanpassingen ontstaan uit de inwerking van exogene krachten op het economisch bestel, maar ook uit dat 'van de uit zichzelf ontstane of endogene aanpassingen van het systeem aan zijn interne werking. In ieder geval wordt de conjunctuurcyclus verondersteld voor te komen in economische stelsels die, in de loop van de economische bedrijvigheid, aanpassingen ondergaan resulterend in algemene stijgingen of dalingen van de bedrijvigheid, welke gemeten worden aan de hand van de tewerkstelling, de Produktie, de prijzen, de investeringen en zelfs de groei. De hypothese waarop de analyse steunt is dat de economische bedrijvigheid past in een zeker stelselmatig proces, zodat de conjunctuurcychis* (of het evenwichtsverstorend proces) 'een gezamenlijk verschijnsel is dat over het algemeen waarneembaar is doorheen de gehele economie. Er is ook de onderstelling dat de economische bedrijvigheid op de een of andere wijze uiteraard naar een stabiel evenwicht evolueert. Indien het economisch bestel echter verdeeld is in een reeks onderling afhankelijke subsectoren die niettemin eigen en definieerbare kenmerken hebben, dan komt de bepaling van de conjunctuurcyclus of van een algemene niet stabiele toestand neer op de verklaring van de synchronisatie van de kenmerkende indexcijfers der subsectoren met een gezamenlijke index van het gehele systeem. Indien aldus criteria zoals. industrieën, bedrijfstakken, geografische gebieden, werkgelegenheid van de verschillende arbeidsklassen, inkomensverdeling en inkomensstromen afzonderlijk worden onderzocht om ieder bewegingsproces afzonderlijk in het licht te stellen, dan komt in plaats van het beginsel van de conjunctuurcyclus als globaal verschijnsel dat van de cyclus als een reeks afzonderlijke verschijnselen, waarvan de bewegingen en aanpassingen onderling in fase kunnen samenvallen of verschillen. In dit geval versterkt of verzwakt de graad van synchronisatie van de onderscheiden indexcijfers de onderlinge bewegingen en aanpassingen en krijgt men een totaalbeeld dat verschilt van de samenstellende. modellen die het omvat. Deze sectorenstudie of afzonderlijke 'ontleding. schijnt in deze tijd wenselijk, omdat de aard. van de algemene cyclus (schommelingen) in de naoorlogse periode., aanzienlijk schijnt te

4 452 verschillen van de aard en de sterkte der vooroorlogse conjunctuurschommelingen. Wat wij vermoeden is dat in de naoorlogse periode iets gebeurde dat de mogelijkheid en de gelegenheid tot synchronisatie der onderscheiden onderdelen van een economisch bestel verminderde, met als resultaat dat die delen een mindere coordinatie vertoonden met het prijsof het produktiepeil, bij voorbeeld, dan in de vooroorlogse periode. Op zichzelf betekent dit echter niet dat de industriële, sectoriële, geografische of werkgelegenheidsstoringen, afzonderlijk beschouwd, afgenomen zijn. De werkgelegenheid in de staalindustrie, bij voorbeeld, kan gedurende een periode van vijf of acht jaar ongeveer dezelfde instabiliteit te zien geven als vódr de grote depressie, alhoewel de totale beweging in de werkgelegenheid in de naoorlogse periode merkelijk kleiner is dan in de vooroorlogse. Hetzelfde kan gelden voor de produktie, de prijzen, de kapitaalvorming, enz. De produktie is, over het algemeen, toegenomen, alhoewel afzonderlijke cyclussen of groeionderbrekingen wel bekend zijn, vooral in de staalnijverheid en in het bouwbedrijf, maar ook in andere industrieën. Het is waarschijnlijk (men zou haast zeggen «zeker») dat de financiële en de bankpolitiek de belangrijkste krachten zijn (exogene of endogene, naar gelang van het «model») die over het algemeen de goede gang van het bedrijfsleven bepaalden. Toch is het een feit dat de staalnijverheid, de autoindustrie en andere belangrijke industrietakken te lijden hadden van korte onderbrekingen in hun groei en stabiliteit. Het beleid gericht op de totale vraag slaagt, laten wij zeggen voor 96 pct. en niet voor 98 pct. De werkgelegenheid stond over het algemeen in nauw verband met de inkomensvorming, alhoewel de samenstelling van de tewerkgestelde arbeiders volgens leeftijd, geslacht en bekwaamheid veranderingen onderging die vaak toegeschreven werden aan wijzigingen in de techniek, aan demografische overwegingen en aan de migratie van arbeidskrachten. Van meer betekenis is dat er geen duidelijke overeenstemming bestaat nopens de vraag of de categorieën werkloosheid die aanhoudend hoog zijn geweest, te wijten zijn aan technologische wijzigingen dan wel eenvoudig aan een ontoereikende totale vraag. Evenmin is er duidelijke overeenstemming nopens de betekenis van de wijzigingen in de verdeling van de werkgelegenheid of van de werkloos heid. In ieder geval staat het vast dat de veranderingen in de tewerkstellingsgraad van de arbeiders in de jongste jaren een instabiele factor zijn geweest. Onze vooruitzichten inzake werkgelegenheid steunend op de produktie gaven geen volledige voldoening. Waarschijnlijk hebben zich de openbare en administratieve opvattingen over een bevredigende werkgelegenheid in de jongste dertig of veertig jaar gewijzigd en liggen onze eisen omtrent een bevredigend arbeidspeil hoger dan in het verleden. Niettemin mag aangenomen worden dat men er door de steeds meer ingewikkelde financiële en bankpolitiek in geslaagd is de grote algemene schommelingen in de economische stelsels op te heffen of te verkleinen. Ook de zelffinanciering kan een belangrijke rol hebben gespeeld als stabilisatiefactor, maar wellicht geschiedt deze groeiende stabiliteit ten koste van de potentiële inkomensgroei. De stabilisatiepolitiek uitgaande van de totale vraag de methode van The President's Council of Economie Advisers oogstte inderdaad een groot succes. Niet alleen werd de volledige stabilisatie verwezenlijkt, maar ook de evolutie van de indexcijfers van produktie, werkgelegenheid en prijzen schonken ruim bevrediging. Het feit dat goede resultaten werden bereikt bij de oplossing van hetgeen beschouwd werd als een algemeen probleem, sluit echter de noodzakelijkheid niet uit van het onderzoek der kleinere problemen die in hun geheel een ontzaglijke sociale betekenis hebben. De werkgelegenheid in de fabrieksnijverheid bereikte haar hoogste peil in Trekt men evenwel elk van de jaarlijkse werkgelegenheidsindexcijfers van 1950 tot 1956 af van 1956= 100, en maakt men de som, dan bekomt men een verschil in werkgelegenheid tussen 1950 en 1955 van 52,1 pct. Van 1950 tot 1955 was er dus per jaar een werkloosheid van gemiddeld 10 pct. in de fabrieksnijverheid, op basis 1956=100. In de sector elektrische apparaten was het totale werkgelegenheidsverschil tijdens de periode 1950 tot ,7 pct., basis 1953=100. Voor de sector transportmaterieel werd de hoogste werkgelegenheid bereikt in 1953 en bedraagt het verschil voor de vijf jaar 95 pct. Over het geheel beschouwd, de landbouw niet inbegrepen, beloopt het verschil in werkgelegenheid 43,2 pct. Voor de meubelnijverheid en aanverwante bedrijven was het cij

5 453 fer 23,6 pet. voor dezelfde periode, waarin 1956 het jaar met de hoogste werkgelegenheid was. Weliswaar wordt het probleem door deze cijfers overdreven, want de gemiddelde werkloosheidsduur werd buiten beschouwing gelaten. In zijn geheel was hij gering. Vergelijkt men de periode met die van , dan stelt men vast dat voor de vijf onderzochte categorieën het gezamenlijke verschil in werkgelegenheid in de eerste periode kleiner is. Voor de meubelnijverheid en aanverwante bedrijven bedroeg het 23,6 pct. in , doch 14,2 pct. in ; voor de machinenijverheid 52,4 pct. tegen 45,6 pct.; voor de sector elektrische apparaten 71,7 pct. tegen 61,1 pct.; voor het transportmaterieel 95 pct. tegen 88,4 pct., en, voor de gezamenlijke nietlandbouwsector 43,2 pct. tegen 23,1 pct. Deze enkele sectoren schijnen er op te'wijzen dat, voor zover het de werkgelegenheid betreft, de schommelingen in de periode minder afgetekend waren dan in die van Nochtans waren dergelijke schommelingen steeds van betekenis uit het oogpunt van het openbaar beleid (zie bijlage I). 3. Verband tussen produktie en werkgelegenheid. Het onderzoek per sector toonde aan dat de bedrijvigheid in de sectoren niet synchroon verliep. Wij nemen thans een enkele sector, de fabrieksnijverheid, en onderzoeken de graad van cyclische synchronisatie in die industrie. De vergelijking van het verloop van de werkgelegenheid en de produktie in verscheidene industrietakken levert daartoe een gerede aanwijzing. Cyclussen worden vaak beschouwd als werkgelegenheids of produktiecyclussen, of als een combinatie daarvan, met daarnaast ook andere variabelen. Het onderzoek van de betrekkingen die in de tijd tot uiting komen tussen de werkgelegenheid en de produktie in verscheidene industrieën kan enig licht werpen op het delicate evenwicht tussen de veranderingen van die beide variabelen. Drukt men bovendien de veranderingen uit in kleine tijdseenheden, bij voorbeeld een kwartaal i.p.v. een jaar, dan zijn de resultaten voor onze bespreking waarschijnlijk van meer betekenis. Twee verschillende samenstellingen van het nationaal inkomen kunnen dezelfde waarde hebben, maar voor de ene kan de werkloosheid groter zijn dan voor de andere. Derhalve is het inkomenspeil waarbij een hogere werkgelegenheid bereikt wordt, ongetwijfeld een beter doel voor het economisch beleid dan hetzelfde dollarpeil van het, inkomen met een lagere globale werkgelegenheid. Wij menen dat dit kan afgeleid worden uit het standpunt ingenomen door enige critici van de Amerikaanse administratie, die beweren dat de hoofdbekommernis van het nationaal beleid van de Verenigde Staten ongemerkt verlegd werd van de volledige werkgelegenheid naar een loutere inkomensaangelegenheid. Daarmee wordt niet beweerd dat het inkomen op zichzelf onbelangrijk is, maar wel dat economische groei, inkomen en werkgelegenheid allemaal noodzakelijke bestanddelen zijn van het openbaar beleid. De volledige werkgelegenheid op zichzelf is een wenselijk doel dat vooral betekenis krijgt wanneer het nationaal inkomen het huidige hoge peil bereikt; want met een hoog bruto nationaal produkt, wordt de werkgelegenheid niet alleen een middel om de politiek van de overheid te verwezenlijken, maar een doel op zichzelf. De luxe van een volledige werkgelegenheid kan werkelijkheid worden. In sommige categorieën wordt de arbeid van één man gedurende één jaar gedaan door niet meer dan 1,1 persoon, terwijl in andere wel 1,4 persoon nodig is, m.a.w. voor 100 taken kunnen, in de tijd van één jaar, 100 man of wel 140 man nodig zijn naar gelang van de betoonde ijver of vakbekwaamheid. Het is typisch dat voor de meest geschoolde categorieën werknemers en de vaklieden het mutatiepercentage kleiner is dan voor de minder geschoolde arbeiders. Daarom geeft het aantal tewerkgestelde arbeidskrachten op zichzelf geen aanwijzing omtrent het aantal werklozen die gedurende een zekere tijd van het jaar hebben gewerkt. Wij moeten er onmiddellijk aan toevoegen dat wij niet willen bewijzen dat gelijk welke soort volledige werkgelegenheid wenselijk is. De terugkeer tot handarbeid als produktiemethode of een groter beroep op ongeschoolde arbeidskrachten moet door het economisch beleid niet worden nagestreefd. Het tegendeel beweren houdt geen steek. Niemand zou het algemeen belang dienen door 's lands hoog geschoolde arbeidskrachten te verplichten, of ze onder economische druk ertoe aan te zetten, ongeschoolde beroepen uit te oefenen ten einde aan de statistieken van de werkgelegenheid een

6 454 fraai uitzicht te geven. De volledige werkgelegenheid zou volgens deze ongerijmde opvatting gemakkelijk kunnen bereikt worden door een onzinnig beleid dat, bij voorbeeld, een buitensporige belasting op de kapitaalgoederen zou leggen of dat alle arbeiders zou verplichten hun linkerarm aan hun lichaam te binden zodat ze slechts met één arm en hand zouden kunnen werken. Vele argumenten aangevoerd tegen de opvatting dat de volledige werkgelegenheid zowel een doel als een middel van het beleid is, zijn vaak bedoeld als spotternij. Bovendien zien zij over het hoofd dat de groei een essentieel onderdeel van het economisch beleid is, dat veeleer meer dan minder doorgedreven vakmanschap en industriële techniek vergt. De verbreiding van de technieken en van de produkten zowel op het vlak van de verbruikers als van de producenten is van hoofdzakelijk belang wil de economie een behoorlijk gedefinieerd peil van volledige werkgelegenheid en een hoger peil van nationaal inkomen handhaven. Het is een kwestie van keuze tussen en van vertrouwen in de gepaste beleidsvormen, zoals belastingverminderingen, bankpolitiek, afschrijvingspolitiek, overheidsbestedingen, financiering van begrotingstekorten, enz. De gevolgen voortvloeiend uit de keuze bus. sen en het vertrouwen in de verschillende beleidsvormen vergen een analyse die verder reikt dan die van de vaststelling der globale verhoudingen tussen het inkomen en de werkgelegenheid. Kortom, naast de globale ontleding van het overheidsbeleid moet er een enigszins gefractioneerde ontleding bestaan wil men een maximumwerkgelegenheid verzekeren op hoge inkomensniveaus. Enige voorbeelden tonen de onregelmatigheid aan van het verband produktiewerkgelegenheid. In juni 1963 lag de tabaksproduktie op 100,9 pct. van de basismaand mei, terwijl het indexcijfer van de werkgelegenheid 98,5 bedroeg, of 91,6 berekend op basis van de 40urenweek. In juli 1964 bedroeg het produktieindexcijfer in de sector papier en papierprodukten 99,1 en het indexcijfer van de werkgelegenheid 103,1, of 102,2 berekend voor de 40u renweek. De betekenis van de splitsing der globale gegevens wat betreft de verhoudingen tussen produktie en werkgelegenheid over de korte periode van mei 1963 tot april 1965, wordt door een voorbeeld in het licht gesteld. Voor die periode maakte men de vergelijking per kwartaal tussen de produktieindexcijfers, berekend door de Federal Reserve Board, en de indexcijfers van de werkgelegenheid van het Amerikaanse Ministerie van Arbeid. De indexcijfers van de werkgelegenheid werden voor de werktijd gecorrigeerd, d.w.z. waar het gemiddelde aantal werkuren per werknemer 40 overtrof, werd het betrokken indexcijfer van de werkgelegenheid gecorrigeerd door toevoeging van 1/40 voor elk uur boven de 40. Deze correctie veronderstelt dat de produktiviteit voor alle gepresteerde uren dezelfde is, wat op zichzelf vermoedelijk niet juist is, maar de gemaakte fout is gering en de correctie geschiedt in de juiste richting. In sommige gevallen is een uur boven de 40 vermoedelijk even, zo niet meer produktief dan een uur onder,de 40, terwijl in andere gevallen het omgekeerde waar kan zijn. Wat wij echter berekend hebben, is de werkgelegenheid op basis van de 40urenweek met omrekening van de overuren in additionele werkgelegenheid. Deze werkwijze had feitelijk weinig invloed op het statistisch resultaat, maar verbeterde enigszins de verhoudingen tussen de veranderingen in werkgelegenheid en produktie. De vergelijking tussen produktie en werkgelegenheid werd gemaakt voor acht industrieën, waaronder vier van consumptiegoederen en vier van produktiegoederen. De consumptiegoederen omvatten : kleding, rubberprodukten, papierprodukten (waarin ook sommige produktiegoederen begrepen zijn) en tabak. De produktiegoederen zijn : niet elektrische machines, elektrische machines, metaalfabrikaten en ruwe metalen. De machinesectoren omvatten klaarblijkelijk, naast produktiegoederen, ook enkele duurzame verbruiksgoederen. Aangezien wij nagaan in welke mate de veranderingen in de werkgelegenheid op de veranderingen in de produktie reageren, werden veeleer marginale werkgelegenheids en produktiecijfers gemeten dan bruto of gemiddelde wijzigingspercentages, m.a.w. de verschillen tussen de opeenvolgende kwartalen werden telkens gemeten en uitgedrukt in procent van het eerste der twee beschouwde kwartalen. Zulks werd gedaan voor werkgelegenheid en produktie. De procentuele wijzigingen van de werkgelegenheid werden dan gedeeld door die van de produktie ten einde een maat of indexcijfer S te verkrijgen van de marginale gevoeligheid van de

7 455 werkgelegenheid voor produktieveranderingen. Is het indexcijfer S gelijk aan 1, dan is de relatieve marginale werkgelegenheidsverandering volstrekt gelijk aan de relatieve marginale produktieverandering, zodat geringe relatieve wijzigingen in de produktie juist gelijk zouden zijn aan dezelfde relatieve wijzigingen in de werkgelegenheid. Indien de werkgelegenheid evenwel een grote gevoeligheid of reactie vertoont voor de veranderingen in de produktie, dan zal S groter zijn dan 1. Is anderzijds S kleiner dan 1, dan reageren de marginale veranderingen in de werkgelegenheid zeer traag op de veranderingen in de produktie. Is de beweging van de werkgelegenheid tegengesteld aan de verandering van de produktie, d.w.z. gaat een procentuele stijging van de produktie gepaard met een procentuele daling van de werkgelegenheid, dan zou S negatief zijn. Dat is een paradoxale toestand waarin beperkte produktiestijgingen samengaan met een feitelijke daling van het gecorrigeerde werkgelegenheidsindexcijfer. Hij kan te wijten zijn aan de onderbezetting van het produktievermogen, zodat voor het opvoeren van de produktie geen extraarbeiders vereist zijn; ook kan hij het resultaat zijn van recente technologische verbeteringen. De waarden van S zijn niet vergelijkbaar omdat geen effectieve wijzigingen van de verhoudingen tussen werkgelegenheid en produktie worden gemeten. Wat in feite wordt gemeten, is het aantal arbeiders in plus of in min, die nodig zijn om de produktie in de beschouwde industrieën in geringe mate, bij voorbeeld, met 1 pct., te wijzigen. In tabel I, bij voorbeeld, voor kleding en andere afgewerkte textielprodukten, vertegenwoordigt de eerste waarde van S (22,55) in feite een zeer geringe stijging van de produktie, minder dan 1 pct., en een matige toename van de werkgelegenheid, ongeveer 6 pct., van het eerste tot het tweede kwartaal. Dezelfde gevoeligheid geldt voor andere grote waarden van de tabellen, zodat men uit de gegevens niet tot zeer grote schommelingen van produktie of werkgelegenheid mag besluiten. Uit tabel I blijkt evenwel ook duidelijk dat, marginaal beschouwd, de veranderingen in werkgelegenheid en produktie niet evenredig en niet altijd gelijkgericht zijn. Er is een ongeregeld element in de veranderingen in produktie en werkgelegenheid. Werkloosheid of overwerk dienen zich bij de werknemers vrij onverwacht of zon der klaarblijkelijke oorzaak aan. Voor hen die getroffen worden door een plotselinge inkrimping van werkuren of het verlies van betrekking is het vanzelfsprekend een magere troost te weten dat het gezamenlijke peil van de werkgelegenheid hoog blijft. De marginale arbeiders of die met weinig dienstjaren of vakkennis, zijn waarschijnlijk weinig gediend met de vaststelling dat zij, terwijl de globale werkgelegenheid hoog is, op de een of andere wijze buiten de categorie van de massa der tewerkgestelden vallen en terechtgekomen zijn bij de werklozen. In een poging om een reeks stabielere en minder ongeregelde verhoudingen tussen de marginale veranderingen in produktie en werkgelegenheid vast te leggen, werden de werkgelegenheids en produktiegegevens afzonderlijk met een kwartaal verschoven. Aldus worden in tabel II de reeksen van de werkgelegenheid vergeleken met die van de produktie van het volgende kwartaal. Over het algemeen zijn de Sindexcijfers van tabellen II en III enigszins stabieler dan die van tabel I. Tabel III schijnt stabieler dan tabel II. De reden van de produktieopschuiving ligt in het feit dat de in periode II tot uiting komende produktie het resultaat kan zijn van de tewerkstelling in periode I. Die mogelijkheid geldt vooral wanneer het produktieproces langer is. De reden voor het achteruitstellen van de werkgelegenheidsreeksen is dat de werkgelegenheid in periode II tot doel kan hebben de voorraden aan te vullen die in periode I waren geslonken, wanneer de produktie en de mogelijke afzet hoog lagen. Daar de industriële planning en behoeften beide mogelijkheden kunnen wettigen, worden de twee in aanmerking genomen. Uit al de tabellen blijkt dat voor een bepaalde industrie de gevoeligheid van de marginale veranderingen van de werkgelegenheid voor de marginale veranderingen van de produktie niet constant maar zeer wisselend is. Niet alleen kunnen marginale, relatief kleine veranderingen van de werkgelegenheid gepaard gaan met veel grotere relatieve veranderingen van de produktie, maar geringe relatieve verhogingen van de produktie kunnen in feite samengaan met dalingen van de relatieve werkgelegenheid. Het is evenwel vrij duidelijk dat voor de industrieën van duurzame produktiegoederen, nl. de niet elektrische machines,

8 456 elektrische machines, metaalfabrikaten. en ruwe metalen, marginale veranderingen van de produktie en marginale veranderingen van de werkgelegenheid minder scherp zijn dan voor de andere vier industrieën. Deze stabiliteit is evenwel aan de lage kant, wat wil zeggen dat kleine produktiewijzigingen over het algemeen vergezeld gaan van geringe aanpassingen van de werkgelegenheid naar boven of naar onder. Terwijl men deze betrekkingen ook aantreft in de consumptienijverheid, komen zij er toch minder voor dan in de eerstgenoemde. Het verband, zoals het uit de tabellen blijkt, kan natuurlijk toe te schrijven zijn aan de keuze van de sectoren en geldt niet als algemene regel (zie bijlage II). 4. Besluit. Uit hetgeen voorafgaat, blijkt dat de economische politiek van de overheid zich niet uitsluitend moet bezighouden met de gezamenlijke werkgelegenheid. De betrekkingen tussen produktie en werkgelegenheid (cyclussen) zijn niet zo nauw gesynchroniseerd, dat een verandering in de produktie onmiddellijk of een kwartaal later (of vroeger) zou leiden tot een gelijkaardige verandering in de werkgelegenheid. Er bestaan verschillen in de sectoriële reeksen. Voor het bank en begrotingsbeleid, de afschrijvingspolitiek, de politiek der openbare werken, het programma voor de strijd tegen de armoede en voor alle overige regeringsuitgaven en maatregelen die de structuur van de werkgelegenheid bepalen, zou het nuttig zijn wanneer rekening werd gehouden zowel met de sectoriële werkgelegenheid als met de gezamen lijke werkgelegenheid, de groei en het inkomen. Als een mogelijke methode om de werkgelegenheid of althans het arbeidsinkomen op een oordeelkundige wijze in verband te brengen met de produktie, wordt hier gedacht aan een variante van de Franse techniek van de indicatieve planning. Sedert de tweede wereldoorlog werden de bewegingen van de conjunctuurcyclussen in de Verenigde Staten verzacht, hoewel met minder succes dan in WestEuropa. Zulks betekent evenwel niet steeds dat de werkloosheidscyclussen in de afzonderlijke bedrijfstakken werden uitgeschakeld, of dat de sporadische of functionele werkloosheid verdwenen is. Het is evenwel mogelijk dat de synchronisatie van de verschillende industriële cyclussen verbroken werd. De verzachting van de cyclus van de werkgelegenheid, in haar geheel beschouwd, is natuurlijk een gunstig resultaat van het overheidsbeleid gedurende de jongste vijftien jaar, maar niettemin blijven de industriële cyclussen, m.a.w. de schommelingen in werkgelegenheid en produktie in bepaalde bedrijfstakken en industriële sectoren, een ernstige moeilijkheid zowel voor de directie als voor de arbeidskrachten van de betrokken bedrijven of sectoren. Uit het oogpunt van het overheidsbeleid, is een sectoriële analyse belangrijk omdat zij doorgaans betrekking heeft op de minst opvallende en wellicht meest belangrijke symptomen van een gebrekkige economische aanpassing. Werkgelegenheid en werkloosheid zijn zowel individuele en industriële als gezamenlijke verschijnselen. Nu wij het gezamenlijke probleem beheersen, kan de aandacht uitgaan naar de bestanddelen ervan. BIJLAGE I De vooroorlogse en naoorlogse gegevens kunnen moeilijk met elkaar vergeleken worden. Nochtans beschikken wij voor de periode van 1919 tot heden over min of meer vergelijkbare gegevens t.a.v. het peil van de werkgelegenheid in de voornaamste sectoren van de economie, zoals het bouwbedrijf, de fabrieksnijverheid, het vervoer en de openbare nutsbedrijven alsmede de diensten en diverse sectoren. Voor deze sectoren werden de brutogegevens in twee periodes verdeeld : 1919 tot 1929 en 1954 tot Aldus werden de periode van de grote depressie en de tweede wereldoorlog uitgesloten. De relatieve veranderingen van de werkgelegenheid vergeleken met de voorgaande periode werden berekend voor de vier voornoemde categorieën, alsmede voor de gezamenlijke werkgelegenheid, met uitzondering van de landbouwsector. Voor de verschillende categorieën werden het gemiddelde, de variantje (S 2 ), de standaardafwijking (S) en de corre

9 457 latie en determinatiecoëfficiënten berekend. Laatstgenoemde coëfficiënten werden voor elk van de twee beschouwde periodes berekend voor de totale werkgelegenheid, met uitzondering van de landbouw, en voor elk van de vier sectoren. Tabel I geeft de resultaten. Dat de gemiddelde veranderingen (kolom 1) tussen en een tendens tot afneming vertonen, wijst er op dat de cyclus van de gezamenlijke werkgelegenheid (storing) evenals de individuele veranderingen minder scherp waren; dit wil zeggen dat de gemiddelde jaarlijkse veranderingen van de werkgelegenheid voor elk van de sectoren in groter waren dan in Uit de kolommen 2 en 3 blijkt bovendien dat de concentratie van de werkgelegenheid elk Tabel I. Indicators van de Cyclus van de werkgelegenheid Synchronisatie in enkele geselecteerde sectoren Bron : Berekeningen op grond van gegevens overgenomen uit verschillende nummers van het Federal Reserve Bulletin en van de Montkly Later Review. Gemiddelde verien ie (st) Standaardafwijking Standaar(da) s o atie; coëfficiënt (r) Correlatiecoëfficiënt (r) X 1 3,93 2,36 14,14 1,30 3,76 1,14 X 2 9,18 4,32 38,20 3,61 6,18 1,90 X 3 6,66 2,73 45,02 3,88 6,71 1,97 X 4 4,39 1,49 19,01 3,34 4,36 1,83 X 2 4,29 3,59 2,19 1,08 1,48 1, ,257 0, ,819 0, ,445 0,009 72Is 0,016 0,141 r12 0,506 0,845 ris 0,905 0,503 r14 0,211 0, ,127 0,375 : Alle nietlandbouwsectoren. X 2 : Bouwbedrijf. X 3 : Fabrieksnijverheid. X 4 : Vervoer en openbare nutsbedrijven. X 5 : Diensten en diverse sectoren. jaar rond het gemiddelde voor twee periodes van negen jaar sterker was voor de periode dan voor de periode Zulks is een nieuw bewijs van een toegenomen stabiliteit van de werkgelegenheid in de loop van de cyclus. Uit de kolommen 4 en 5 blijkt evenwel dat de gezamenlijke werkgelegenheid gedurende de periode geen beter beeld geeft van de werkgelegenheid in de afzonderlijke sectoren dan tijdens de periode het geval is. Met andere woorden, de cyclussen van de afzonderlijke sectoren vertonen geen neiging om samen te vallen met de cyclus van de gezamenlijke werkgelegenheid, wat er op wijst dat de individuele cyclussen nog steeds een grote betekenis hebben in de economische activiteit in de naoorlogse periode. Zulks bevestigt de stelling dat de ontbinding van de gezamenlijke cyclus afzonderlijke cyclussen aan het licht brengt, die niet evenwijdig met elkaar verlopen. Het begrip van de gezamenlijke stabiliteit kan derhalve moeilijk gelden als een beeld van het algemeen welzijn. Terwijl de cyclische bewegingen in sommige sectoren (bij voorbeeld bouwsector, diensten) in de periode beter gesynchroniseerd werden met de totale werkgelegenheid (de landbouwsector niet medegerekend), was het tegenovergestelde waar in andere sectoren (bij voorbeeld fabrieksnijverheid, vervoer).

10 Tabel BIJLAGE II Verhoudingen tussen de marginale veranderingen van de produktie en van de werkgelegenheid Gevoel (Geen tijdsverschil) Bron : Berekeningen op grond van gegevens overgenomen uit verschillende nummers van liet Labor Review. Federal Reserve Bulletin en van de Monthly Werkgelegenheid, verandering in pct. Produktie, verandering in pct. Q 1 Q 3 /Q 1 Q, Q 3 /Q 2 Q 3 Q4 / Q, Q 4 Q 5 1Q 4 Q 5 Q 6 /Q 5 Q1 Q2/Q1 Q2 Qs/Q2 Q3 Q4 / Q3 Q4 Q5 / Q 4 Q 3 Q31Q 5 Kleding + 22, ,879 I 1,220 0,149 Rubberprodukten I 0,10 I 0, , ,448 I 0,544 Papierprodukten + 0,347 0,406 I 11, ,285 0,319 Tabak 4,358 14,897 0,572 76,166 25,980 Niet elektrische machines + 0, , ,641' + 0, ,365 Elektrische machines + 0, , , , ,436 Metaalfabrikaten + 0, , , , ,019 Ruwe metalen , , , ,318 : meiaugustus 1963 Q 4 meiaugustus 1964 S : augustus 1963april 1965 Q2 : septemberdecember 1963 Q 5 : septemberdecember 1964 in acht industrieën. Qs : januariapril 1964 Q 6 : januariapril 1965 Tabel II. Verhoudingen tussen de marginale veranderingen van de produktie en van de werkgelegenheid Gevoeligheidsindexcij fer (Met een periode achterstand voor de produktie) Bron : Berekeningen op grond van gegevens overgenomen uit verschillende nummers van liet Federal Reserve Bulletin en van de Monthly Labor Review. Werkgelegenheid,' verandering in pct. Produktie, verandering in pct. Q 1 Q 2 / Q, Q, Q,/ Q, Q 3 Q4 /Q 3 Q 4 Q3 / Q4 Q2 Q3/Q2 Q3 Q4 / Q3 Q4 Q 5 /Q4 Q5 Q6 / Q5 Kleding + 0, , , ,189 Rubberprodukten + 0, , , ,690 Papierprodukten + 0,111 9, , ,165 Tabak + 19,448 1,794 1, ,000 Niet elektrische machines + 0, , ,628 0,303 Elektrische machines 0,368 11, , ,897 Metaalfabrikaten 1,427 0, , ,374 Ruwe metalen 0, , , ,255 (2 1 : meiaugustus 1963 Q4 : meiaugustus 1964 S : augustus 1963april 1965 Q 2 : septemberdecember 1963 Q, : septemberdecember 1964 in acht industrieën. Q 2 : januariapril 1964 Q 6 : januariapril 1965

11 459 Tabel III. Verhoudingen tussen de marginale veranderingen van de produktie en van de werkgelegenheid Gevoel igheidsindexcij fer (Met een periode achterstand voor de werkgelegenheid) Bron : Berekeningen op grond van gegevens overgenomen uit verschillende nummers van het Federal Reserve Bulletin en van de Monthly Luier Review. Werkgelegenheid, verandering in pet. Produktie, verandering in pct. Q2 Q3/Q2 Q5 Q4 / Q3 Q4 Q5IQ4 (25 Q6/Q5 Qi Q2 1 Q (2 3 1Q 2 (2 3 Q4/Q3 Q4 Q 5 / Q4 Kleding 32,926 I 0,697 0,278 0,962 Rubberprodukten + 0, ,489 I 58, ,353 Papierprodukten ,492 I 3,526 0,553 Tabak I 3,798 4, ,053 6,596 Niet elektrische machines I , , ,084 Elektrische machines 0,359 0,661 I 18, ,082 Metaalfabrikaten 0,483 1, , ,134 Ruwe metalen 0, ,239 i 0, ,527 : meiaugustus 1963 Q2 : septemberdecember 1963 Q s : januariapril 1964 Q 4 : meiaugustus 1964 Q5 : septemberdecember 1964 Q 6 : januariapril 1965 S : augustus 1963april 1965 in acht industrieën. SUMMARY DISAGGREGATION AND PUBLIC POLICY Business fluctuations loosely business cycles prior to World War LI seem to have exhibited different characteristics from the cyclical or instability indicators of the postwar. This is not to assert that in either period a unique type of cycle occured. Rather individual perturbations, however defined, have their own peculiar characteristics both with respect to causes or pattern of fluctuation and characteristics. The business cycles have been treated both in terms of systematic adjustments arising from the impingement of exogenous forces on the economie system, and as selfgenerating or endogenous adjustment of the system to its own internal operations. In either case the business cycle is assumed to occur in economie systems which, in the course of business activity, undergo adjustments resulting in general increases or decreases in business activity as measured by employment, output, prices, investment and even growth. If, however, the economie system is divided into a series of subsystems which interact, but which nevertheless have particular, definable attributen, the definition of the business cycle or of a genera' instability becomes the problem of explaining the synchronization of relevant indices of the subsystems into a composite index of the whole system. This disaggregated or discrete pattern of analysis seems desirable at this time because the nature of the general cycle, (or fluctuations) in the postwar period is so different in intensity and nature from prewar business fluctuations. Total output has not shown the extreme short run rates of fluctuations that it bas in the earlier part of the century. Thus, prices, employment and output seem relatively stable through time in recent years than in the period, let us say from 1914 to Employment has, in general, been fairly closely related to income generation although the nature of employment, that is, the composition with respect to age, sex and skill groups has undergone changes which have in many quarters been attributed to changes in technology, and to demographic considerations as well as labor migration. More significant is the consideration whether the type of unemployment which has been persistently high is related to technological change or simply due to lack of aggregate demand. Nor is there a clear understanding as to the meaning of changes in the mix of employment or unemployment. At any rate, we do know that changes in the participation rate of labor in the work force have been an unstable factor in recent years.

12 460 The question we would raise is whether the total performance of the economie system is as good as it looks. If employment (as an example) were disaggregated would certain industries or sectors of the economy show persistently greater variations or higher relative levels of unemployment than the total economy? The fluctuations in employment (and unemployment) for a particular industry or a particular sector of the economy, it is suggested, might prove to be high and with wide fluctuations, even exclusive of chronic unemployment. From the viewpoint of public policy, such disaggregative analysis is of interest and importante for it tends to be concerned with leas obvious symptoms of economie maladjustment and possibly (we would argue surely) with more relevant symptoms. The data indicate that the individual cycles tend not to conform very closely to the total cycle of employment, thus supporting the notion that individual cycles continue to be significant elements in the course of business activity in the postwar period. This throws weight to the argument that if the total cycle is disaggregated, particular cycles may appear, which are out of phase with each other. Thus, the notion of total stability may be somewhat specious as a measure of general wellbeing. The accomplishment of the American economy in the recent past has been most noteworthy. Production has pushed upward and unemployment has been reduced. From the statistical viewpoint, unemployment has been low in recent months. It is almost axiomatic to assen that low unemployment is related to high production, or (almost) conversely that high employment is related to high production. The neatness of the argument is disturbed because there is a tendency for people to enter and to leave the labor market so that the numbers of people looking for work and working do not tend to be constant, even in the short run. However, a proliferation of techniques and outputs at both the consumers' and producers' level is essential if the economy is to maintain a reasonably defined full employment level and a high level of national income. The relations bet ween aggregate and disaggregated employment and output are then crucial. Data are presented showing that marginal emplbyment and production changes are not closely related. The industries whose production and employment were being compa red are 8 in number, 4 consumer goods and 4 producer goods. The consumer goods are apparel, rubber products, paper products which allo include some producer goods, and tobacco manufacturers. The producer goods industries are nonelectrical machinery, electrical machinery, fabricated metals and primary metals. Consumer machinery categories obviously include some durable consumer goods along with producer goods. The implications of the discussion are that economie.public policy should not concern itself exclusively with aggregate employment. Bank and fiscal policy, depreciation policy, public works policy, the antipoverty program and all the other expenditures of government and the determinants of the employment structure should appropriately and profitably consider disaggregated employment as well as the aggregate of employment. Reducing the employment cycle, in the aggregate is, of course, a benign result of public policy in the last 15 years, but nevertheless industrial cycles, that is, fluctuations in employment and output limited to particular industries or classes of industries continue to plaque both management and labor.

13 DE BETALINGSBALANS VAN DE BELGISCHLUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE IN HET EERSTE HALFJAAR VAN 1966 De lopende transacties en het kapitaalverkeer van de BelgischLuxemburgse Economische Unie met het buitenland, opgetekend in tabel I, die, rekening houdend met de vergissingen en weglatingen, in het eerste halfjaar van 1965 een overschot van fr. 5,4 miljard te zien gaven en, in het tweede halfjaar, van fr. 3,1 miljard, sloten in het eerste halfjaar van 1966 met een tekort van fr. 1,4 miljard. Deze ommekeer van het totale saldo van de betalingsbalans vloeit voort uit die van het saldo van de lopende transacties, aangezien het gezamenlijke nettokapitaalverkeer minder scherpe bewegingen vertoonde. De balans van het lopende verkeer omvat de goederen en dienstentransacties en de overdrachten. De verslechtering van deze balans in het eerste halfjaar van 1966 weerspiegelt de achteruitgang van de invoer en uitvoer van goederen, het ontstaan van een tekort bij de dienstentransacties en een inkrimping van de nettoontvangsten uit particuliere overdrachten. De overwegende kenmerken van de Belgische economie in de eerste maanden van 1966 waren een lichte versnelling van de binnenlandse bestedingen, samen met een verzwakking van de buitenlandse vraag. Deze verzwakking gaf aanleiding tot een vertraagde aangroei van de uitvoerontvangsten in het eerste halfjaar van Terwijl deze ontvangsten in het eerste halfjaar van 1965 met 11,4 pct. toenamen en met 8,6 pct. in het tweede halfjaar, in vergelijking met de overeenstemmende periodes van 1964, zijn ze tussen het eerste halfjaar van 1965 en het eerste halfjaar van 1966 slechts met 4,9 pct. toegenomen. De uitgaven voor invoer, van hun kant, werden niet alleen beïnvloed door de evolutie van de binnenlandse vraag, maar eveneens door de stijging van de prijzen der grondstoffen en de slechte oogsten in 1965 die oorzaak waren van verhoogde aankopen van landbouw en voedingsprodukten in het buitenland; het expansiepercentage van" de uitgaven voor invoer, dat in het eerste halfjaar van 1965 slechts 3,7 pct. bedroeg, steeg in het tweede halfjaar tot 9,9 pct., en, in het eerste halfjaar van 1966, tot 12,2 pct., in vergelijking met de overeenstemmende periodes van de voorgaande jaren. Bijgevolg lieten de uitvoer en invoertrdnsacties een tekort van fr. 7,3 miljard in het eerste halfjaar Van 1966, tegen een overschot van fr. 1,6 miljard in het eerste halfjaar van 1965 en een tekort van fr. 3,6 miljard in het tweede halfjaar. De terugslag van deze verslechtering op het totale saldo van de goederentransacties werd enigszins getemperd door de vooruitgang van de nettoontvangsten uit hoofde van de tegen maakloon bewerkte goederen en van arbitrageverrichtingen; deze ontvangsten bereikten in het eerste halfjaar van 1966 fr. 7,1 miljard, d.i. het grootste overschot dat sedert het begin van de tegenwoordige conjunctuurfase in de loop van een halfjaar werd opgetekend. De dienstentransacties, die voor de B.L.E.U. een overschot lieten van respectievelijk fr. 0,5 en 1,2 miljard in het eerste en het tweede halfjaar 'van 1965, sloten met een tekort van fr. 0,5 miljard in het eerste halfjaar van Vergeleken met de overeenstemmende periode van 1965, met het doel de invloed der seizoenfactoren in zekere mate uit te schakelen, kan de ongunstige evolutie van de dienstentransacties in het eerste halfjaar van 1966 in hoofdzaak teruggevonden worden in die van de vervoerkosten ten gevolge van de snellere

14 462 Tabel I. Algemene betalingsbalans van de BelgischLuxemburgse Economische Unie (Miljarden franken) Ontvangsten le halfjaar 2e halfjaar Jaar le halfjaar U itgaven oplas Ontv angsten U itgaven O plits Ontvangsten U itgaven o plas Ontvangsten usan9 lin o pla s 1. Goederen en dienstentransacties : 1.1 Goederentransacties : 1.11 Uitvoer en invoer 1 124,7 123,1 + 1,6128,8 132,4 3,6 253,5 255,5 2,0 130,8 138,1 7, Loonwerk 4,5 1, 0 + 3, 5 4, 4 1, 3 + 3, 1 8, 9 2, 3 + 6, 6 5, 3 1, 2 4 4, Arbitrage (netto) 2,1 + 2,1 1,1 + 1,1 3,2 + 3,2 3,0 1 3,0 1.2 Nietmonetair goud 0,1 1,1 1,0 0,1 1,1 1,0 0,2 2,2 2,0 :.. 0,8 0,8 1.3 Vracht en verzekeringskosten voor goederenvervoer 2 5,3 5,3 5,6 6,4 0,8 10,9 11,7 0,8 5,8 6, 2 0,4 1.4 Andere vervoerkosten 2,2 1, 8 + 0, 4 2, 8 2, 1 4 0, 7 5, 0 3, 9 + 1, 1 2, 3 2, 1 + 0, Beisverkeer 4,6 6,1 1,5 5,9 8,2 2,3 10,5 14,3 3,8 5,4 7,0 1,6 1.6 Opbrengsten uit investeringen 5,6 6,2 0,6 6,7 5,8 + 0,9 12,3 12,0 + 0,3 6,2 6,8 0,6 1.7 Overheidstransacties niet elders vermeld. 3,1 3,1 2,9 2,6 + 0,3 6,0 5,7 + 0,3 3,3 3,2 + 0,1 1.8 Overige : 1.81 Grensarbeiders 2,4 0,5 + 1,9 2,6 0,6 + 2,0 5,0 1,1 + 3,9 2,5 0,7 + 1, Overige... 10,0 9,7 + 0,3 10,3 9,9 + 0,4 20,3 19,6 + 0,7 10,6 10,6 Totaal 1 164,6 157,9 + 6,7 171,2 170,4 + 0,8335,8 328,3 + 7,5175,2 176,7 1,5 2. Overdrachten : 2.1 Particulieren 3,3 2,0 + 1,3 3,7 2,5 + 1,2 7,0 4,5 + 2,5 3,2 2,5 + 0,7 2.2 Staat 0,1 1,4 1,3 0,1 1,2 1, 1 0,2 2,6 2,4 0,1 1,2 1,1 Totaal 2 3,4 3,4 3,8 3,7 + 0,1 7,2 7,1 + 0,1 3,3 3,7 0,4 3. Kapitaalverkeer van de overheid : 3.1 Staat 1,1 6,0 4,9 1,8 2,7 0,9 1,4 7,2 5,8 1,7 3,5 1,8 3.2 Andere overheid 0,9 + 0,9 0,6 0,6 0,8 0, 5 + 0,3 Totaal 3 2,0 6,0 4,0 1,8 3,3 1,5 2,2 7,7 5,5 1,7 3,5 1,8 4. Kapitaalverkeer van de bedrijven en particulieren : 4.1 Overheidsbedrijven 1,5 0,2 + 1,3 0,5 0,1 + 0,4 2,0 0,3 + 1,7 0,7 0,2 + 0,5 4.2 Nietgeldscheppende financiële instellingen van de overheidssector 0,4 0,3 + 0,1 0,4 0,1 + 0,3 0,8 0,4 + 0,4 1,7 0,6 + 1,1 4.3 Particuliere sector : 4.31 Effectentransacties : a) Belgische en Luxemburgse effecten (netto) 0,5 + 0,5 0,5 + 0,5 0,2 0,2 b) buitenlandse effecten (netto) 0, 5 0, 5 1, 6 1, 6 2, 1 2, 1 3, G 3, Directe investeringen (netto) 2,4 + 2,4 2, 7 + 2, 7 5, 1 + 5, 1 4, 8 + 4, Onroerende goederen (netto) 0,6 0, 6 0, 5 0, 5 1, 1 1, 1 1, 0 1, Overige (netto) 0,7 + 0,7 1,8 + 1,8 2,5 + 2,5 0,2 + 0,2 Totaal 4 5,5 1,6 + 3,9 5,4 2,3 + 3,1 10,9 3,9 + 7,0 7,4 5,6 + 1,8 5. Nettovergissingen en weglatingen. 1, 2 1,2 0,6 + 0,6 0,6 0,6 0,5 4 0, 5 Totaal 1 tot.5 175,5 170,1 + 5,4 182,8 179,7 I 3,1 356,1 347,6 + 8,5 188,1 189,5 1,4 6. Herfinanciering buiten de geldscheppende instellingen van commerciële vorderingen op het buitenland (stijging : ) 0,4 0,4 0,8 0,8 1,2 1,2 0,9 + 0,9 7. Totaal (1 tot 6) overeenstemmend met de mutaties van de goudvoorraad en de nettodeviezenpositie van de geldscheppende instellingen 175,5 170,5 + 5,0 182,8 180,5 + 2,3356,1 348,8 + 7,3189,0 189,5 0,5 Nationale Bank + 5, 6 + 2, 4 + 8, 0 + 0, 2 Overige 0, 6 0, 1 0, 7 0, 7 1 Voor een deel van de uitvoer en van de invoer zijn het c.i.f.ei fers, d.w.z. inclusief de vracht en verzeker'ngskosten voor het goederenvervoer. 2 Deze rubriek vermeldt, in ontvangsten en uitgaven, slechts een deel van de vracht en verzekeringskosten voor liet goederenvervoer. liet andere deel kan niet gescheiden worden van de uitvoer of van de invoer waarop het betrekking heeft en is dus begrepen in de ontvangsten en de uitgaven van rubriek 1.11 a Uitvoer en invoer. (zie noot 1).

15 463 vooruitgang van de invoer in het eerste halfjaar van 1966 dan in het eerste halfjaar van Samen met een verslechtering van de goederen en dienstentransacties, welke in hoofdzaak te wijten was aan de evolutie van de uitvoer en de invoer en, in de tweede plaats, aan die van de dienstentransacties, werd, in het eerste halfjaar van 1966, een vermindering waargenomen van de nettoontvangsten uit hoofde van particuliere overdrachten. De nettouitgaven voor staatsoverdrachten ondergingen daarentegen geen aanmerkelijke wijziging. Tabel II. Rubrieken 3.1 en 3.2 «Kapitaalverkeer van de overheid» (Miljarden franken) le halfjaar 2e halfjaar Jaar le halfjaar Ontvangsten li U itgaven Saldo Ontvangsten Uitgaven i Pr S Ontvangsten opis neanoija Ontvangsten Uitgaven OppS 3,1 Staat : Verplichtingen op meer dan één jaar aan het buitenland : Emissies 0,1 +0,1 0,1 +0,1 1,4 +1,4 Terugbetalingen 2,6 2,6 1,8 1,8 4,4 4,4 3,2 3,2 Leningen op lange termijn aan andere Staten en aan internationale instellingen 0,1 0,1 0,1 0,1. 0,2 0,2 0,1 +0,1 Participaties 0,3 0,3 0,3 0,3 Vorderingen op korte termijn 1 Verplichtingen op korte termijn 1 1,0 3, 3 2,3 1,8 0,5 +1,3 1,3 2, 3 1,0 0, 2 0, 3 0,1 3.2 Andere overheid : Verplichtingen op meer dan één jaar aan het buitenland :. Emissies Terugbetalingen Vorderingen op korte termijn Verplichtingen op korte termijn 0,1 +0,1 0,4 0,4 0,3 0,3 Nettoontvangsten en uitgaven voor de verrichtingen met een zelfde i rstelliug op Belgische schatkistcertificaten gesteld in een zelfde valuta. De cijfers van deze rubriek omvatten net de veranderingen van het uitstaande bedrag schat] istcertificaten afgestaan aan het Internationale Monetaire Fonds; elke stijging of daling van dit bedrag (buiten een stijging veroorzaakt door een verhoging van de quota's) komt tot uiting in de betalingsbalans van de B.L.E.U., niet als een in of uitvoer van overheidskapitaal, maar als een daling of stijging van de goudvoorraad en nettodeviezenpositie van de Nationale Bank van België (tabel \lip, omdat, krachtens de op 1 augustus 1959 en 14 oktober 1959 gesloten overeenkomsten tussen de Belgische Staat en de Bank, deze laatste de opbrengst ontvangt van de inschrijvingen en de lasten draagt van de inningen van bedoelde certif.caten; deze boekingswijze stemt overeen met de voorschriften van de derde uitgave van het Balante of Paymente ~al dat al de transacties van een land met het Internationale Monetaire Fonds beschouwt als verrichtingen van de geldscheppende instellingen. In het kapitaalverkeer van de bedrijven en particulieren en van de overheid, in zijn geheel beschouwd, was er in het eerste halfjaar van 1966 een evenwicht tussen ontvangsten en uitgaven. In 1965 had het aanleiding gegeven tot een nettouitgave van fr. 0,1 miljard in het eerste halfjaar en een nettoontvangst van fr. 1,6 miljard in het tweede halfjaar. De ontvangsten en uitgaven voortvloeiend uit het kapitaalverkeer van de Staat en van de andere overheid zijn in tabel II ingedeeld naargelang zij betrekking hebben op vorderingen of verplichtingen; hierbij wordt nog een onderscheid gemaakt tussen die op meer dan één jaar en die op minder dan één jaar. Bovendien geeft tabel III een indeling per geldsoort van de door de Staat toegestane en opgenomen leningen op meer dan één jaar. Zoals in beide halfjaren van 1965, sloot het kapitaalverkeer van de overheid in het eerste halfjaar van 1966 met een nettoafvloeiing van fr. 1,8 miljard, die overeenstemt met een vermindering van de schuld van de Staat, ondergebracht in het buitenland. De aandacht moet hier gevestigd worden op bet feit dat de beweging van de verplichtingen van de Staat aan het buitenland niet mag verward worden met die van de openbare schuld in buitenlandse geldsoorten. Enerzijds omvatten de verplichtingen van de Staat aan het buitenland de openbare schuld in Belgische franken, waarvan men weet dat zij in het buitenland is ondergebracht. Anderzijds vertegenwoordigt de openbare schuld in buitenlandse geldsoorten niet, voor het gehele bedrag, een verplichting van de Staat tegenover het buitenland, aange

16 Tabel III. Indeling per geldsoort van de door de Staat toegestane en opgenomen leningen op meer dan één jaar (Miljarden franken) Kapitaalinvoer : I Kapitaaluitvoer : Toegestane leningen le halfjaar 2e halfjaar Jaar le halfjaar Opgenomen leningen Toegestane leningen Opgenomen leningen Toegestane leningen Opgenomen leningen Toegestane leningen Opgenomen leningen Opnemingen : DM , I 0, 1 BI' 0, ,1 U.S. $ 0,1 0, , 4 Totaal 0,1 1 0,1 0,1... 0, 2 I 0, ,4 Terugbetalingen : DM , ,6 4 0,1 0,5 N. guld.,... 0, , , , 2 U.S.$... 2, , 9 3, , 2 ZF... 0, , 1 0, 2 0, 2 Canad. $... 0, , , 1 Totaal 2, ,8... 4,4 + 0,1 3,2 Saldo : DM , , ,5 1 0,1 0,5 BF 0, , N. guld.... 0, , , , 2 U.S.$... 2,2 0,1 0,9 0,1 3,1... 0, 8 ZF... 0, ,1... 0, 2 0, 2 Canad. $... 0,1 0,1 0,1 Totaal 0,1 2,5 0,1 1,8 0,2 4,3 j 0,1 1,8 Tabel 1:V. Evolutie van de openbare schuld in buitenlandse geldsoorten en evolutie van de verplichtingen van de Staat aan het buitenland (Miljarden franken) Schuld op meer dan één jaar : le halfjaar 1 2e halfjaar Jaar le halfjaar Openbare schuld in buitenlandse geldsoorten 1 1,7 1,2 2, 9 1,0 Min : Openbare schuld in buitenlandse geldsoorten ondergebracht bij de banken in België ( +0,8) ( +0,6) ( +1,4) ( +0,7) Openbare schuld in buitenlandse geldsoorten die in de betalingsbalans opgenomen is 2, 5 1,8 4, 3 1,7 Openbare schuld in Belgische franken waarvan men weet dat ze in het buiten land is ondergebracht Diversen , 1 _.. Verplichtingen van de Staat aan het buitenland 2, 5 1,8 4, 3 1,8 Schuld op ten hoogste één jaar : Openbare schuld in buitenlandse geldsoorten 1 2, 4 0, 2 2, 6 1 1,5 Min : Openbare schuld in buitenlandse geldsoorten ondergebracht bij de banken in België ( 0, 7) ( 0, 1) ( 0,8) (+1,5) Openbare schuld in buitenlandse geldsoorten die in de betalingsbalans opgenomen is 1,7 0, 1 1,8... Openbare schuld in Belgische franken waarvan men weet dat ze in het buitenland is ondergebracht 0, 6 I 1,6 + 1,0 0, 3 Diversen... 0, 2 0, 2 1 0, 2 Verplichtingen van de Staat aan het buitenland 2, 3.1 1,3 1,0 0,1 Met inbegrip van de gewaarborgde Kongolese schuld.

17 465 zien zij ten dele bij de banken in België is ondergebracht. Tabel IV vermeldt de bedragen die bij de beweging van deze schuld moeten gevoegd of ervan afgetrokken worden om die van de verplichtingen van de Staat aan het buitenland te verkrijgen. Bij het kapitaalverkeer van de bedrijven en particulieren moet een onderscheid gemaakt worden tussen de verrichtingen van de overheidsbedrijven en van de nietgeldscheppende financiële instellingen van de overheidssector, de effectentransacties van de particuliere sector, alsmede de directe investeringen en andere transacties van de particuliere sector. Deze transacties samen gaven aanleiding tot een nettokapitaalinvoer van fr. 1,8 miljard in het eerste halfjaar van 1966, tegen fr. 3,9 miljard in het eerste halfjaar van 1965 en fr. 3,1 miljard in het tweede halfjaar. Tabel V geeft een indeling van de ontvangsten en uitgaven uit hoofde van het kapitaalverkeer van de overheidsbedrijven en van de nietgeldscheppende financiële instellingen van de overheidssector, onderverdeeld in vorderingen of verplichtingen, beide, op hun beurt, gesplitst in vorderingen of verplichtingen op meer dan één jaar of op minder dan één jaar. Tabel V. Rubrieken 4.1 en 4.2 «Kapitaalverkeer van de overheidsbedrijven en van de nietgeldscheppende financiële instellingen van de overheidssector» (Miljarden franken) le halfjaar 2e halfjaar Jaar le halfjaar Ontvangsten Uitgave n Saldo Ontvangsten Uitgaven PPS Ontvangsten Uitgaven Opre S Ontvangsten U itgaven opi2 S 4.1 Overheidsbedrijven : Verplichtingen op meer dan één jaar aan het buitenland : Emissies 1,5 +1,5 0,5 +0,5 2,0 +2,0 0,6 +0,6 Terugbetalingen 0,2 0,2 0,1 0,1 0,3 0,3 0,1 0,1 Vorderingen op korte termijn Verplichting. op korte termijn 0,1 0, Nietgeldscheppende financiële instellingen van de overheidssector : Verplichtingen op meer dan één jaar aan het buitenland : Emissies 0,1 +0,1 0,1 +0,1 0,2 +0,2 1,0 +1,0 Terugbetalingen.... 0, 1 0,1 0,1 0,1... 0, 2 0,2 Leningen op lange termijn Vorderingen op korte termijn Verplichting. op korte termijn 0, 3 0, 2 +0,1 0, 3 0, 1 +0,2 0, 6 0, 3 +0,3 0, 7 0, 4 +0,3 De uitgiften op meer dan één jaar van de overheidsbedrijven bereikten in het eerste halfjaar van 1966 fr. 0,6 miljard; zij hebben betrekking op verschillende leningen in dollars welke de Sabena in de Verenigde Staten uitgaf. De uitgiften van de nietgeldscheppende financiële instellingen van de overheidssector bereikten fr. 1 miljard; het betreft een buitenlandse lening van de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid. Rekening houdend met de evolutie van de verplichtingen op korte termijn en van de aflossingen of terugbetalingen op vroegere leningen, sloten de kapitaalverrichtingen van de overheidsbedrijven en van de nietgeldscheppende financiële instellingen van de overheidssector met een nettoontvangst van fr. 1,6 miljard in het eerste halfjaar van 1966, tegen een nettoontvangst van fr. 1,4 miljard in het eerste halfjaar van 1965 en van fr. 0,7 miljard in het tweede halfjaar. Het saldo van het kapitaalverkeer van de particuliere sector liep in het eerste halfjaar van 1966 terug; het overschot verminderde van fr. 2,5 en 2,4 miljard respectievelijk in het eerste en het tweede halfjaar van 1965 tot fr. 0,2 miljard in het eerste halfjaar van Deze achteruitgang moet in hoofdzaak worden toegeschreven aan een toeneming van de aan

18 466 Tabel VI. Rubriek 4.3 «Kapitaalverkeer van de particuliere sector» (Miljarden franken) Nettoinvoer van kapitaal : 4 Nettouitvoer van kapitaal : le halfjaar 2e halfjaar Jaar le halfjaar BelgischLuxemburgse investeringen en beleggingen in het buitenland : effecten... 0,5 1,6 2,1 3,6 directe investeringen. 1,3 0,7 2,0 + 0,6 onroerende goederen 0,6 0,7 1,3 0,8 overige 0,1 + 1,1 + 1,0 0,1 Totaal 2,5 1,9 4,4 3,9 Buitenlandse investeringen en beleggingen in de B.L.E.U. : effecten.. I 0, ,5 0,2 directe investeringen.. + 3,7 + 3,4 + 7,1 + 4,2 onroerende goederen + 0,2 + 0,2 0,2 overige.. + 0,3 + 0,4 + 0,7 Totaal + 4,5 + 4,0 + 8,5 + 3,8 Niet onderscheiden investeringen en beleggingen I 0,5 I 0,3 + 0,8 + 0,3 Eindtotaal + 2,5 + 2,4 + 4,9 + 0,2 kopen van buitenlandse effecten, die niet volledig gecompenseerd werd door de verhoging van de kapitaalontvangsten uit hoofde van directe investeringen. Tabel VI geeft een indeling van de kapitalen van de particuliere sector, enerzijds, volgens de aard van de verrichting die aanleiding gaf tot een kapitaalbeweging en, anderzijds, naargelang deze 'transactie een BelgischLuxemburgse investering of belegging in het buiten land of wel een buitenlandse investering of belegging in de B.L.E.U. vertegenwoordigt. De gelden waarvan de aard of de oorsprong niet gepreciseerd is, werden samengebracht onder de titel «Niet onderscheiden investeringen en beleggingen». Aangezien de omvang en de oriëntering van deze transacties van de ene periode tot de andere kunnen verschillen, is de evolutie van de in de onderscheiden rubrieken van tabel VI vermelde cijfers niet helemaal Tabel VII. Rubriek 4.31 «Geografische spreiding van de nettoeffectentransacties» (Miljarden franken) Belgische en Luxemburgse effecten Buitenlandse effecten le halfjaar 2e halfjaar Jaar le halfjaar le halfjaar 2e halfjaar Jaar le halfjaar 1. Verenigde Staten + 0,2 + 0,2 + 0,7 0,4 + 0,3 1,9 2. Canada..... ± 0,4 + 0,4 0,1 + 0,3 + 0,2 + 0,5 3. VerenigdKoninkrijk + 0,2 + 0,2 + 0,1 + 0,1 + 0,2 4. LidStaten van de E.E.G. ' + 0,1 + 0,1 + 0,1 1,6 1,0 2,6 1,5 5. Spanje, Griekenland, Turkije.. 6. Overige Europese LidStaten van de O.E.S.O. 0,1 0,3 0,4 0,1 0,1 0,1 0,2 7. Japan Australië, NieuwZeeland, Republiek van ZuidAfrika, Finland ChineesSovjetrussische zone Kongo, Rwanda, Burundi : Overige landen 0,1 + 0,1 0, Europese en internationale instellingen ,5 0,5 13. Nietgelokaliseerde transacties,..: ,1 + 0,1 Totaal + 0,5 I 0,5 0,2 0,5 7,6 2,1 3,6

19 467 Tabel VIII. Vorderingen en verplichtingen van de geldscheppende instellingen in de BelgischLuxemburgse Economische Unie op en aan het buitenland (Miljarden franken) Uitstaande bedragen Bewegingen op 31 december 1965 op 30 juni 1966 le halfjaar van 1966 A. Vorderingen van : 1. Nationale Bank van België : 1.1 Goud 77,9 77,8 0,1 1.2 I.M.F. : 1.21 Aandeel 12,2 14,0 I 1, Leningen 1 3, 4 3, Obligaties 0,1 0,1 1.4 Voorschotten, disconto en acceptkredieten 6, 7. 7,3 + 0,6 1.5 Vorderingen op de E.B.U Overige : 1.61 In buitenlandse valuta's 21,9 19,7 2, In Belgische franken 1,5 1,5 1.7 Totaal 123, 7 123,8 I 0,1 2. Belgische overheidsinstellingen : voorschotten, disconto en acceptkredieten 0,1 0,1 3. Belgische en Luxemburgse banken : 3.1 Ob:igaties 1,4 1,8 I 0,4 3.2 Voorschotten. disconto en acceptkredieten 17,8 18,0 I 0,2 3.3 Overige : 3.31 In buitenlandse valuta's 34,8 42, 5 + 7, In Belgische franken 2,5 3,1 + 0, Totaal 56,5 65,4 + 8,9 Totaal der vorderingen van de geldscheppende instellingen 180,3 189,2 + 8,9 B. Verplichtingen van : 1. Nationale Bank van België : 1.1 Aan het I.M.F. 0,2 0,2 1.2 Aan andere officiële instellingen 3 0,7 0,6 0,1 1.3 Overige : 1.31 In buitenlandse valuta's 1.32 In Belgische franken '. 1.4 Totaal 0,9 0,8 0,1 2. Belgische overheidsinstellingen : 2.1 Aan officiële instellingen Overige 2,3... 2,0... 0,3 2.3 Totaal 2,3 2, 0 0,3 3. Belgische en Luxemburgse banken : 3.1 In buitenlandse valuta's 58,6 67,0 + 8,4 3.2 In Belgische franken 17;4 18,8 + 1,4 3.3 Totaal 76,0 85,8 + 9,8 Totaal der verplichtingen van de geldscheppende instellingen 79,2 88,6 + 9,4 C. Goudvoorraad en nettodeviezen positie van de geldscheppende instellingen van de B.L.E.U. (A B) 101,1 100,6 0,5 1 Speciale bons van de Belgische Schatkist (Wet van 4 januar' Overeenkomst van 1 februari 1063). 2 Bilateraal gemaakte vorderingen op de debiteurlanden, bij de vereffening van de E.B.U. 3 Exclusief de nietgeldscheppende internationale instellingen.

20 468 juist, wat vroeger reeds in dit Tijdschrift werd onderlijnd (I). Tabel VII geeft de geografische spreiding van de nettoeffectentransacties. Het criterium waarop deze indeling steunt is het land van verblijf van de persoon die de betaling ontving of daartoe opdracht gaf. Dit criterium verliest natuurlijk hoe langer hoe meer van zijn betekenis naarmate van de internationalisatie van de financiële markten; het land van de opdrachtgever of van de begunstigde is immers niet steeds het land van herkomst of van bestemming van de gelden. Aldus betekent het tekort t.o.v. de Verenigde Staten in het eerste halfjaar van 1966 niet noodzakelijk dat dit land door een aanbreng van gelden begunstigd werd, zelfs niet dat de ingezetenen van de B.L.E.U. voor een overeenkomstig bedrag Juninummer 1966, blz op Amerikaanse effecten zouden hebben ingeschreven. Het kan inderdaad aanmerkelijk beïnvloed zijn door de wijze van storting van de gelden aangetrokken door de uitgifte van internationale leningen. De verschillende transacties die hierboven beschreven werden en sommige andere van minder belang gaven aanleiding tot een vermindering met fr. 0,9 miljard van commerciële vorderingen op het buitenland, oorspronkelijk verkregen door de monetaire instellingen, maar geherfinancierd op de markt, en met fr. 0,5 miljard van de goudvoorraad en de nettodeviezenpositie van de geldscheppende instellingen. De goudvoorraad en de nettodeviezenpositie van de Nationale Bank zijn met fr. 0,2 miljard toegenomen en die van de andere geldscheppende instellingen zijn met fr. 0,7 miljard verminderd, aangezien de banken per saldo in het buitenland middelen ontvingen, die bestemd waren om kredieten te verlenen aan de Staat.

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model 1. Opbouw van de AV-lijn A. Relatie tussen reële bbp en rente Fragment: Belgische glansprestatie (Tijd, 31/12/2004) Bestedingen De consumptie van de gezinnen groeide

Nadere informatie

De regionale impact van de economische crisis

De regionale impact van de economische crisis De regionale impact van de economische crisis Damiaan Persyn Vives Beleidspaper 11 Juli 2009 VIVES Naamsestraat 61 bus 3510 3000 Leuven - Belgium Tel: +32 16 32 42 22 www.econ.kuleuven.be/vives De regionale

Nadere informatie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Perscommuniqué Brussel, 15 september 2000 Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe Instituut voor de nationale rekeningen PERSCOMMUNIQUÉ 2019-04-29 Links: Publicatie NBB.Stat Algemene informatie De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van 2019 Over het hele jaar 2018

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

Tewerkstelling. pharma.be vzw asbl

Tewerkstelling. pharma.be vzw asbl Tewerkstelling In 2012e werkten in de sector meer dan 32.500 personen. Dat is 6,7 % van de totale tewerkstelling in de verwerkende industrie en 1,2 % van de totale tewerkstelling in de private sector.

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven America First! Wat is het potentiële banenverlies voor België en Europa? VIVES discussion paper

Nadere informatie

Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder

Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder Persbericht PB13-070 14 november 2013 09.30 uur Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder - Economie groeit in derde kwartaal met 0,1 procent ten opzichte van tweede kwartaal - 46 duizend

Nadere informatie

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe Instituut voor de nationale rekeningen PERSCOMMUNIQUÉ 2018-04-27 Links: Publicatie NBB.Stat Algemene informatie De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2018 Over het hele jaar 2017

Nadere informatie

Changes in employment in the pharmaceutical industry 31.745 30.729. 1995 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011e

Changes in employment in the pharmaceutical industry 31.745 30.729. 1995 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011e Tewerkstelling In 2011e werkten in de sector bijna 32.200 personen. Dat is 6,4 % van de totale tewerkstelling in de verwerkende industrie en 1,3 % van de totale tewerkstelling in de private sector. In

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

Academisch schrijven Inleiding

Academisch schrijven Inleiding - In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze Algemene inleiding van het werkstuk In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze To answer this question,

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-144 21 december 2005 9.30 uur Groei economie derde kwartaal 2005 hoger dan eerder geraamd De Nederlandse economie is in het derde kwartaal van 2005 met

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB07-010 13 februari 2007 9.30 uur Economie groeit 2,9 procent in 2006 De Nederlandse economie is in 2006 met 2,9 procent gegroeid. Dit is bijna twee keer

Nadere informatie

Press release Statistics Netherlands

Press release Statistics Netherlands Press release PR00-277 8-12-2000 9:30 AM Inflation rate in November levelling out Consumer prices in November were up 3.0% on November last year. The inflation rate is therefore 0.1% lower than last month,

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-038 15 mei 2009 9.30 uur Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009 Grootste krimp na de Tweede Wereldoorlog Export en investeringen vallen

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken 1 Structurele ondernemingsstatistieken - Analyse Structurele ondernemingsstatistieken Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2012 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele

Nadere informatie

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden van Sporten en de Invloed van Egodepletie, Gewoonte en Geslacht The Role of Selfregulation, Motivation and Self-efficacy

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Summary 124

Summary 124 Summary Summary 124 Summary Summary Corporate social responsibility and current legislation encourage the employment of people with disabilities in inclusive organizations. However, people with disabilities

Nadere informatie

Productie en toegevoegde waarde

Productie en toegevoegde waarde Productie en toegevoegde waarde De totale productiewaarde van de farmaceutische sector bedraagt 7,71 Mia EUR in 2011 (e), wat neerkomt op 5 % van de totale industriële productie, en groeit op lange termijn

Nadere informatie

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis Oktober 2009 De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis De werkloosheid: moet het ergste nog komen? De uitzendarbeid en het aantal openstaande betrekkingen lopen weer terug Het

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

LICHT HERSTEL VAN DE CONJUNCTUURBAROMETER IN APRIL

LICHT HERSTEL VAN DE CONJUNCTUURBAROMETER IN APRIL 009-04-3 Links: BelgoStat On-line Algemene informatie Maandelijkse conjunctuurenquête bij de bedrijven - april 009 LICHT HERSTEL VAN DE CONJUNCTUURBAROMETER IN APRIL Voortaan worden de synthetische curven

Nadere informatie

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,

Nadere informatie

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen NATIONALE REKENINGEN 1999 Eerste kwartaal Kwartaalaggregaten Instituut voor de Nationale Rekeningen Dienst Financiële en Economische Statistieken Nationale Bank van België, Brussel Inhoud van de publicatie

Nadere informatie

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur Economische wetenschappen 1 en recht Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur 19 99 Dit examen bestaat uit 34 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven

Nadere informatie

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen NATIONALE REKENINGEN 1999 - Derde kwartaal Kwartaalaggregaten Instituut voor de Nationale Rekeningen Dienst Financiële en Economische Statistieken Nationale Bank van België, Brussel Inhoud van de publicatie

Nadere informatie

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel) «Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel) Tweede deel In de vorige Stat info ging de studie globaal (ttz. alle statuten bijeengevoegd) over het verband

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Tentamen Bewijzen en Technieken 1 7 januari 211, duur 3 uur. Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe.

Nadere informatie

Werk voor lagergeschoolde mensen: lessen en vragen uit een vergelijkende analyse voor België en Nederland

Werk voor lagergeschoolde mensen: lessen en vragen uit een vergelijkende analyse voor België en Nederland Werk voor lagergeschoolde mensen: lessen en vragen uit een vergelijkende analyse voor België en Nederland VLOR 7 juni 2017 Ive Marx Waar we voor staan Tewerkstellingsgraad bij kortgeschoolden en mensen

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

(1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs. (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren

(1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs. (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren (1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren (3) Ons gezelschap helpt gemeenschappen te vormen en te binden (4) De producties

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-009 15 februari 2012 9.30 uur Economie 0,7 procent gekrompen In vierde kwartaal 0,7 procent krimp t.o.v. een jaar eerder Consumptie 1,8 procent lager

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

TIJDSCHRIFT. voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS

TIJDSCHRIFT. voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS NATIONALE BANK VAN BELGIE TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS Departement Studiën XLe Jaargang, Deel I, Nr 6 Juni 1965 Dit tijdschrift wordt als objectieve documentatie

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei valt terug

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei valt terug Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB11-069 15 november 2011 9.30 uur Economische groei valt terug Economie 1,1 procent gegroeid op jaarbasis in derde kwartaal Kwartaal op kwartaal 0,3 procent

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-077 14 november 2008 9.30 uur Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent Bijna een halvering in vergelijking met eerste halfjaar

Nadere informatie

Opgave 2 Geef een korte uitleg van elk van de volgende concepten: De Yield-to-Maturity of a coupon bond.

Opgave 2 Geef een korte uitleg van elk van de volgende concepten: De Yield-to-Maturity of a coupon bond. Opgaven in Nederlands. Alle opgaven hebben gelijk gewicht. Opgave 1 Gegeven is een kasstroom x = (x 0, x 1,, x n ). Veronderstel dat de contante waarde van deze kasstroom gegeven wordt door P. De bijbehorende

Nadere informatie

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf M21221 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot Verklaring van verschillen tussen MKB en groot en ontwikkelingen 1993-29 Anne Bruins Ton Kwaak Zoetermeer, november 212 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot

Nadere informatie

Global TV Canada s Pulse 2011

Global TV Canada s Pulse 2011 Global TV Canada s Pulse 2011 Winnipeg Nobody s Unpredictable Methodology These are the findings of an Ipsos Reid poll conducted between August 26 to September 1, 2011 on behalf of Global Television. For

Nadere informatie

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel Behandeleffecten in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel Treatment effects in Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel S. Daamen-Raes Eerste begeleider: Dr. W. Waterink Tweede begeleider:

Nadere informatie

Academisch schrijven Inleiding

Academisch schrijven Inleiding - In dit essay/werkstuk/deze scriptie zal ik nagaan/onderzoeken/evalueren/analyseren Algemene inleiding van het werkstuk In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze Om deze

Nadere informatie

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen in de volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement Inleiding In ons recent onderzoek betreffende de gerechtigden op wacht- en

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Socio-economic situation of long-term flexworkers

Socio-economic situation of long-term flexworkers Socio-economic situation of long-term flexworkers CBS Microdatagebruikersmiddag The Hague, 16 May 2013 Siemen van der Werff www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630 Discussion topics and conclusions

Nadere informatie

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB13-011 14 februari 2013 9.30 uur Economie verder gekrompen Economie krimpt in vierde kwartaal 0,2 procent t.o.v. kwartaal eerder Ten opzichte van een jaar

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Een vergelijking van een depressieve en een niet-depressieve groep met Experience-Sampling-Method

Nadere informatie

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead 7.1 Exploring Combinations of Ten Look at these cubes. 2. Color some of the cubes to make three parts. Then write a matching sentence. 10 What addition sentence matches the picture? How else could you

Nadere informatie

INHOUD. Eenenveertigste jaargang Deel Ti Juli-december 1966

INHOUD. Eenenveertigste jaargang Deel Ti Juli-december 1966 NATIONALE BANK VAN BELGIE Departement Studiën TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS INHOUD Eenenveertigste jaargang Deel Ti Juli-december 1966 ALGEMEEN Blz. Normering van

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Multiplicatoren: handleiding

Multiplicatoren: handleiding Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Multiplicatoren: handleiding De multiplicatoren van het finaal gebruik behelzen een klassieke toepassing van het traditionele inputoutputmodel

Nadere informatie

Het ondernemersvertrouwen stabiliseert in november

Het ondernemersvertrouwen stabiliseert in november 25--24 Links: NBB.Stat Algemene informatie Maandelijkse conjunctuurenquête bij de bedrijven - november 25 Het ondernemersvertrouwen stabiliseert in november Na de aanmerkelijke stijging in oktober, is

Nadere informatie

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014 Instituut voor de nationale rekeningen 2014-04-30 Links Publicatie BelgoStat On-line Algemene informatie De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014 Bij een stijging van 0,3 % in

Nadere informatie

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Economie en onderneming De macro-economische vooruitzichten 2006-2012 voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Meyermans, E. & Van Brusselen, P. (2006).

Nadere informatie

Full disclosure clausule in de overnameovereenkomst. International Law Firm Amsterdam Brussels London Luxembourg New York Rotterdam

Full disclosure clausule in de overnameovereenkomst. International Law Firm Amsterdam Brussels London Luxembourg New York Rotterdam Full disclosure clausule in de overnameovereenkomst Wat moet worden begrepen onder full disclosure? - Full disclosure van alle informatie die tussen de verkoper en zijn adviseurs werd overlegd gedurende

Nadere informatie

Zaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-228/97 Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Artikel 86 EG-Verdrag (thans artikel 82 EG) Machtspositie en collectieve machtspositie Misbruik Geldboete" Arrest van het Gerecht

Nadere informatie

Persbericht. Economie groeit 0,9 procent in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Kwartaal-op-kwartaalgroei aangetrokken

Persbericht. Economie groeit 0,9 procent in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Kwartaal-op-kwartaalgroei aangetrokken Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB04-103 1 juli 2004 9.30 uur Economie groeit 0,9 procent in eerste kwartaal 2004 De Nederlandse economie is in het eerste kwartaal van 2004 met 0,9 procent

Nadere informatie

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt in de logistiek

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt in de logistiek De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt in de logistiek APRIL 2012 INHOUD Blz 1. Loontrekkende werkgelegenheid 2 1.1 Algemeen 2 1.2 Hoofdsectoren 2 1.3 Logistiek 3 1.3.1 Algemeen 3 1.3.2 Limburgse

Nadere informatie

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018 Facts & Figures over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018 Facts & figures De lokale overheden zijn een zeer belangrijke speler in ons land. De bevoegdheden die ze

Nadere informatie

Stijging van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen maar eerste daling bij de jongeren onder 25 jaar

Stijging van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen maar eerste daling bij de jongeren onder 25 jaar Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Directie Interne en Externe Communicatie Keizerslaan, 7-9 - 1000 Brussel Tel. 02 515 42 81 www.rva.be Brussel, 8 mei Persmededeling Stijging van de volledige werkloosheid,

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

DIRECTE TOEGEVOEGDE WAARDE IN DE VLAAMSE HAVENS, HET LUIKSE HAVENCOMPLEX EN DE HAVEN VAN BRUSSEL. Maritieme cluster 1 Niet-maritieme cluster Totaal

DIRECTE TOEGEVOEGDE WAARDE IN DE VLAAMSE HAVENS, HET LUIKSE HAVENCOMPLEX EN DE HAVEN VAN BRUSSEL. Maritieme cluster 1 Niet-maritieme cluster Totaal 212-1-22 Het economische belang van de Belgische havens - flashraming 211 Om te voorzien in de behoefte aan snel beschikbare indicatoren over het verloop van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid

Nadere informatie

De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017

De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017 Instituut voor de nationale rekeningen PERSCOMMUNIQUÉ 28-4-2017 Links: Publicatie NBB.Stat Algemene informatie De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017 Over het hele jaar 2016

Nadere informatie

Ondernemersvertrouwen neemt in november zeer licht toe

Ondernemersvertrouwen neemt in november zeer licht toe 4--24 Links: BelgoStat On-line Algemene informatie Maandelijkse conjunctuurenquête bij de bedrijven - november 4 Ondernemersvertrouwen neemt in november zeer licht toe De conjunctuurbarometer van de Nationale

Nadere informatie

Issues in PET Drug Manufacturing Steve Zigler PETNET Solutions April 14, 2010

Issues in PET Drug Manufacturing Steve Zigler PETNET Solutions April 14, 2010 Issues in PET Drug Manufacturing Steve Zigler PETNET Solutions April 14, 2010 Topics ANDA process for FDG User fees Contract manufacturing PETNET's perspective Colleagues Michael Nazerias Ken Breslow Ed

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Datum, maart 2019 Inleiding In november en december 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) ruim 500 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om op reguliere

Nadere informatie

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse Studies De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen Beschrijvende analyse van 1995 tot 1999 Inleiding Deze analyse heeft tot doel na 5 jaar een balans op te maken van het stelsel van de Plaatselijke

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 3,5 procent in Economische groei vierde kwartaal liefst 4,4 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 3,5 procent in Economische groei vierde kwartaal liefst 4,4 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-008 14 februari 2008 9.30 uur Economie groeit 3,5 procent in 2007 De Nederlandse economie is in 2007 met 3,5 procent gegroeid. Dit is de hoogste groei

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014 Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 214 Willemstad, Maart 214 Inleiding In juni 214 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) de bedrijven benaderd met vragenlijsten op Curaçao. Doel van deze

Nadere informatie

Productie en toegevoegde waarde

Productie en toegevoegde waarde Productie en toegevoegde waarde De totale productiewaarde van de farmaceutische sector bedraagt 6,70 Mia EUR in 2012 (e), wat neerkomt op 4,5 % van de totale industriële productie, en groeit op lange termijn

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

Overheidsontvangsten en -uitgaven: analyse en aanbevelingen

Overheidsontvangsten en -uitgaven: analyse en aanbevelingen Overheidsontvangsten en -uitgaven: analyse en aanbevelingen Seminarie voor leerkrachten, 26 oktober 2016 Ruben Schoonackers Bruno Eugène INTERN Departement Studiën Groep Overheidsfinanciën Structuur van

Nadere informatie

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016 Instituut voor de nationale rekeningen PERSCOMMUNIQUÉ 28-4-2016 Links: Publicatie NBB.Stat Algemene informatie De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016 Over het hele jaar 2015

Nadere informatie

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen NATIONALE REKENINGEN 2001 - Eerste kwartaal Kwartaalaggregaten Instituut voor de Nationale Rekeningen Dienst Financiële en economische statistieken Nationale Bank van België, Brussel Inhoud van de publicatie

Nadere informatie

Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei

Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei Persbericht PB14-050 14 augustus 2014 09.30 uur Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei - Economie groeit volgens de flashraming met 0,5 procent ten opzichte van eerste kwartaal 2014 - Volgens

Nadere informatie

Consumptieve bestedingen van de particulieren 2.0 2.6 1.4 Consumptieve bestedingen van de overheid 0.0 2.1 2.6 Bruto vaste kapitaalvorming 4.2 5.9 4.

Consumptieve bestedingen van de particulieren 2.0 2.6 1.4 Consumptieve bestedingen van de overheid 0.0 2.1 2.6 Bruto vaste kapitaalvorming 4.2 5.9 4. Kerncijfers voor de Belgische economie Wijzigingspercentages in volume - tenzij anders vermeld Consumptieve bestedingen van de particulieren 2.0 2.6 1.4 Consumptieve bestedingen van de overheid 0.0 2.1

Nadere informatie

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel)

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel) «Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel) Eerste deel Evolueert de werkloosheidsduur naargelang de leeftijd van de werkloze? Hoe groot is de kans

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014 01/2010 05/2010 09/2010 01/2011 05/2011 09/2011 01/2012 05/2012 09/2012 01/2013 05/2013 09/2013 01/2014 05/2014 09/2014 Inflatie (%) PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014 Geharmoniseerde consumptieprijsindex

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T GSM Persbericht

Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T GSM Persbericht Cel Externe Communicatie Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T. 02-2773408 GSM 0473-916424 Persbericht Datum: 26 november 2007 Betreft: Bijna 200 indicatoren geven

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I Opgave 1 Hoge druk op de arbeidsmarkt Gedurende een aantal jaren groeide de economie in Nederland snel waardoor de druk op de arbeidsmarkt steeds groter werd. Het toenemende personeelstekort deed de vrees

Nadere informatie

Het economische belang van de Belgische havens - flashraming 2015

Het economische belang van de Belgische havens - flashraming 2015 216-1-26 Het economische belang van de Belgische havens - flashraming 215 Om te voorzien in de behoefte aan snel beschikbare indicatoren over het verloop van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

CBS: economie krimpt door lager gasverbruik

CBS: economie krimpt door lager gasverbruik Persbericht PB14-032 15 mei 2014 9.30 uur CBS: economie krimpt door lager gasverbruik - Sterke afname binnenlands verbruik en export van aardgas door milde winter - Mede hierdoor economische krimp van

Nadere informatie