Buitenschoolse opvang in een (Brusselse) grootstedelijke context. Praktijk, pedagogiek en beleid van een meersporenbeleid.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Buitenschoolse opvang in een (Brusselse) grootstedelijke context. Praktijk, pedagogiek en beleid van een meersporenbeleid."

Transcriptie

1 Buitenschoolse opvang in een (Brusselse) grootstedelijke context. Praktijk, pedagogiek en beleid van een meersporenbeleid Eindrapport Projectleiding: Michel Vandenbroeck Projectmedewerkers: Sigrid Arents en Silke Heiden VBJK, onderzoekscentrum verbonden aan de vakgroep Sociale Agogiek van de Universiteit Gent, in opdracht van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (SIF actieplan) en het bevoegde collegelid. Expertisecentrum voor Opvoeding & Kinderopvang 1

2 Colofon Redactie: Silke Heiden, Sigrid Arents, Michel Vandenbroeck Lay-out: Crayon Visual Communication Ontwerp logo XYZ: Goud, Wierrook & Mirre. XYZ Schoolkinderopvang in de stad is een project van VBJK op initiatief van het VGC SIF-aktieplan en het bevoegde collegelid. VBJK Onderzoekscentrum verbonden aan de vakgroep Sociale Agogiek Raas Van Gaverestraat 67A 9000 Gent tel: fax: website: VBJK VGC. Gedeelten van de tekst kunnen zonder toestemming overgenomen worden, maar correcte bronvermelding is wel vereist. De correcte bronvermelding is: Heiden, S., Arents, S. & Vandenbroeck, M., (2003) Buitenschoolse opvang in een (Brusselse) grootstedelijke context. Praktijk, pedagogiek en beleid van een meersporenbeleid. Eindrapport. Gent-Brussel: VBJK-VGC. De auteurs van dit rapport willen uitdrukkelijk al diegenen bedanken die dit project mogelijk hebben gemaakt. Dat zijn de leden van de stuurgroep en het lokaal overleg buitenschoolse kinderopvang die vele tientallen pagina s documenten hebben doorgenomen en met hun expertise van commentaar hebben voorzien. Dat zijn vanzelfsprekend de tientallen medewerkers die het XYZ-project in de praktijk hebben uitgevonden en uitgewerkt : professionelen uit de buitenschoolse opvang, leraren en directies uit het onderwijs, gemeentepersoneel, medewerkers van het jeugdwerk, van cultuuren sportverenigingen, vrijwilligers en studenten. En dat zijn niet in het minst de kinderen die het project levend hebben gemaakt en ons met hun vele commentaren en tekeningen duidelijk hebben gemaakt welke weg we op moesten gaan. 2

3 Inhoud Deel 1: Probleemstelling en aanpak Buitenschoolse opvang in de (Brusselse) grootstad Doelstellingen en opzet Deel 2: aanpak en onderzoeksmethodiek Algemene situering De stuurgroep Criteria voor de selectie van de regio s Verloop van het actieonderzoek Deel 3: Besluiten op het niveau van de praktijk De projectontwikkelaar Overschatting van het lokale potentieel Draaiboek voor de praktijk Minimale noodzakelijke context Nestfunctie en webfunctie Enkele organisatorische aspecten Functieprofiel van projectontwikkelaar en coördinator Deel 4: Besluiten op het niveau van de theorie of pedagogiek De functie Buitenschoolse kinderopvang Een sociaal pedagogische visie op buitenschoolse kinderopvang Vrije tijd Sociale experimenteerruimte Ouders en kinderen als partners Een sociaal pedagogische visie vanuit het onderwijs Een sociaal pedagogische visie vanuit het jeugdwerk Kinderparticipatie Opzet en methodiek Kinderparticipatie bij de probleemdefiniëring Kinderparticipatie bij de probleemoplossing Kinderparticipatie tijdens het project Besluit Deel 5: Besluiten in verband met het beleid Beleid op het Vlaams niveau Beleidsplan buitenschoolse opvang Algemene en sectorspecifieke criteria Besluit Beleid op Brussels niveau Projectontwikkelaars Het versterken van de nestfunctie en webfunctie Netwerking als kwaliteitscriterium Nederlandstalige begeleiders Overleg met Vlaanderen Overleg binnen Brussel Tenslotte Bibliografie

4 Bijlagen Bijlage 1: actieonderzoek Bijlage 2: het praktijkverslag Brussel Benedenstad de prospectiefase de planningsfase de proeffase de uitvoeringsfase de evaluatiefase Kuregem de prospectiefase de planningsfase de proeffase de uitvoeringsfase de evaluatiefase Laag Koekelberg de prospectiefase Bijlage 3: algemene voorwaarden inzake het organiseren van buitenschoolse opvang

5 Deel 1: Probleemstelling en aanpak 1. Buitenschoolse opvang in de (Brusselse) grootstad Elke grootstad wordt gekenmerkt door een grote culturele, sociale en taalkundige verscheidenheid. Niet alleen de tweetaligheid van de hoofdstad maar ook de gemeenten met elk hun eigen beleid, hun specifieke noden en aandachtspunten maken dit tot een complex werkterrein. Zo vindt de buitenschoolse opvang in Vlaanderen grotendeels plaats buiten de schoolinfrastructuur. In de Vlaamse steden komen Initiatieven Buitenschoolse Opvang (IBO) echter veel moeilijker tot stand. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest daarentegen wordt de naschoolse opvang hoofdzakelijk door de scholen georganiseerd. Enkel een klein deel van de opvang is voor rekening van de IBO s. Dagelijks maken kinderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gebruik van de naschoolse kinderopvang in de Nederlandstalige basisscholen, terwijl de IBO s zo n 450 kinderen opvangen. (Lokaal Overleg, 2002). Specifiek aan een grootstad is ook de grotere aanwezigheid van maatschappelijk kwetsbare groepen. Dat betekent vaak ook een materieel probleem zoals een gebrek aan geschikte infrastructuur, spelmogelijkheden en groene ruimten in meer kansarme buurten. Door het ontbreken van groene (speel)ruimte en door de vaak drukke straten, voelen de meeste ouders er weinig voor om hun kinderen buiten te laten spelen. Kinderen die niet naar de opvang of naar andere activiteiten gaan, blijven doorgaans thuis of gaan bij vriendjes spelen. Daarnaast zijn ouders niet altijd even goed geïnformeerd over het bestaande aanbod, of zijn ze dat wel maar laten ze hun kinderen er niet aan deelnemen omwille van bijvoorbeeld te hoog inschrijvingsgeld, de reputatie van de organisatie, enz. Daar komt bij dat in sommige wijken het aantal Nederlandstalige organisaties die een aanbod voor kinderen hebben, beperkt is. De problematiek van de buitenschoolse opvang in de grootstedelijke context werd zowel vanuit het SIFactieplan, als vanuit het lokaal overleg buitenschoolse kinderopvang scherp aangevoeld. We gaan op deze twee analyses in omdat ze het uitgangspunt vormden van dit project. Uitgangspunten vanuit het Vlaamse beleid In de algemene Beleidsnota van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen wordt de nadruk gelegd op de toegankelijkheid van de dienstverlening, op de gelijke kansen van mannen en vrouwen (en de rol van kinderopvang daarin) en op traditionele beeldvorming over diverse doelgroepen (Vogels, 2000a). Enkele maanden later werd dit geconcretiseerd voor de kinderopvang in de Blauwdruk voor een toekomstige uitbouw van het kinderopvanglandschap in Vlaanderen (Vogels, 2000b). Daarin werd gesteld dat kinderopvang een basisvoorziening moet worden, als onderdeel van de actieve welvaartstaat. Het regeerakkoord voorziet voor de buitenschoolse opvang expliciet dat die verder moet uitgebouwd worden en dat er een decreet Buitenschoolse Kinderopvang moet komen waarin de netoverschrijdende samenwerking op buurtniveau, in samenwerking met alle lokale actoren, wordt vastgelegd. De minister bepleit verder expliciet nog het wegvallen van de schotten tussen kinderopvang en onderwijs en tussen jeugdwerk en kinderopvang (Vogels, 2000b: 20) en het verder werken aan een meersporenbeleid. Daarbij ziet ze opvang en onderwijs als partners voor het kind. Deze visie wordt nog verder geconcretiseerd en geeft aanleiding tot een specifieke beleidsbrief voor de buitenschoolse kinderopvang in 2002 (Vogels, 2002). De beleidsbrief stelt vast dat het verder verankeren van de scholen binnen het meersporenbeleid niet gemakkelijk verloopt en dat bestaande structuren en regelgevingen het realiseren van aanbod op maat in plaatselijke samenwerkingsverbanden bemoeilijkt. De grote uitdaging is de buitenschoolse opvangfunctie niet langer te bekijken vanuit het perspectief van de aanbieder, maar vanuit de invalshoek van het kind, wat de opdeling in strakke sectoren als jeugdwerk en kinderopvang in vraag stelt. Zij verwijst bij de invulling van dit meersporenbeleid ook expliciet naar de Brede School en Scandinavische experimenten met de integratie van school en opvang. Het is dan ook de opdracht van de overheid om dergelijke samenwerkingverbanden in een meersporenbeleid te faciliteren. Daarbij dient er specifieke aandacht te gaan naar de grote steden en pleit ze voor het ontwikkelen van good practices, die via een prijs de nodige aandacht zouden moeten krijgen. Kinder- en ouderparticipatie zijn daarbij ook kernbegrippen. Dit streven naar samenwerkingsverbanden wordt ook expliciet uitgedrukt in het Ministerieel besluit van 12 juni 2001 i.v.m. de kwaliteitszorg in de buitenschoolse opvang. Artikel 6 van dit besluit omschrijft drie kernprocessen van kwaliteit waarbij het derde kernproces de samenwerking met externe personen 5

6 en instanties benadrukt. Uitgangspunt vanuit het Brusselse SIF actieplan en het Brusselse Lokaal Overleg In de volkswijken opteert men voor een kwalitatieve buitenschoolse opvang voor alle kinderen die opvang nodig hebben. In een groot aantal scholen zijn het niet alleen de kinderen van tweeverdieners die de opvang bevolken. Heel veel kinderen blijven in de opvang omdat er thuis geen plaats is om veilig te spelen, omwille van de huiswerkbegeleiding, door een gebrekkige toegankelijkheid van omkaderde mogelijkheden voor de vrije tijd, Voor heel wat van deze kinderen is daarom de school een belangrijke opvangplaats en een alternatief voor de straat. De scholen beschikken echter vaak niet over de middelen om deze vrije tijd goed te omkaderen. Daarnaast is men bezorgd om het goed gebruik van de beperkte publieke infrastructuur en dient onderzocht hoe in de volkswijken de bestaande infrastructuur (waaronder de schoolinfrastructuur) optimaal kan worden benut, ook buiten de schooluren. In Brussel waren bij de start van het XYZ-project vijf Initiatieven Buitenschoolse Opvang actief 1, waarvan drie een principiële goedkeuring en/of erkenning van Kind en Gezin bekwamen. In totaal vangen zij slechts een fractie op van het aantal kinderen die regelmatig lang op school blijven. Het gaat in Brussel om zo n kinderen die regelmatig op school nablijven. Binnen een grootstedelijke context kan een IBO wellicht slechts een deel van het antwoord op die behoeften aan buitenschoolse kinderopvang vervullen en is er nood om andere formules te onderzoeken die het meersporenbeleid gestalte geven. Die andere formules dienen maximaal gebruik te maken van wat nu al bestaat (onder meer op school en in het jeugdwerk) en die bestaande initiatieven te versterken en in een netwerk met mekaar te verbinden. Het Lokaal Overleg Buitenschoolse Kinderopvang heeft in haar beleidsplan daarom besloten om via netwerking de buitenschoolse opvang een nieuwe impuls te geven. Het Lokale Overleg erkent ook de specificiteit van de grootstad en heeft daarom besloten de SIF-gebieden als prioritair te erkennen bij uitbreidingen van de buitenschoolse opvang, de bestaande opvang (op school) te versterken en prioriteit te geven aan SIF-gebieden. 2. Doelstellingen en opzet Binnen de beperkte tijd die voorhanden is, wilde dit project daarom volgende doelstellingen realiseren: Het exploreren van mogelijkheden om het meersporenbeleid concreet in te vullen in een grootstedelijke context, met bijzondere aandacht voor de kansarme wijken en gebruik makend van de voorzieningen die nu reeds actief zijn in deze wijken. Nagaan welke repercussies dit heeft op organisatorisch vlak en op het vlak van lokaal en bovenlokaal beleid. Concreet betekent dit dat het project experimentele netwerking wil organiseren tussen scholen van verschillende netten, jeugdwerk en IBO s en dit in twee SIF-wijken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Elk van deze opvangmodaliteiten moet voldoen aan volgende criteria: het gaat om een pedagogisch kwalitatief initiatief het initiatief staat open voor alle kinderen het steunt op een lokaal samenwerkingsverband van scholen het werkt met en binnen schoolinfrastructuur het maakt maximaal gebruik van het bestaande potentieel De ervaringen uit deze twee projecten moeten bovendien toelaten een theoretisch (maar vanuit de praktijk opgebouwd) model uit te werken en beleidsconclusies te trekken. In de eerste fase die liep tot de zomer van 2002 wilden we de twee pilootprojecten op gang brengen op twee locaties: In samenwerking met een bestaand IBO. Het gaat om een initiatief dat: zich wil engageren t.a.v. bovenstaande uitgangspunten zich situeert in een SIF-wijk werkt met en binnen schoolinfrastructuur in een samenwerkingsverband tussen verschillende scholen in een buurt waar het jeugdwerk (en andere vrijetijdsbestedingen) vertegenwoordigd is. Op een nieuwe locatie, waar buitenschoolse opvang quasi moet worden opgestart. Ook hier is het aanknopingspunt: een samenwerkingsverband van verschillende scholen die hun schoolinfrastructuur ter beschikking stellen in een SIF-wijk waar beroep kan gedaan worden op lokale werkingen. 6

7 Bedoeling was dat tijdens de zomer van 2002 de eerste prospectiefase geëvalueerd werd door de stuurgroep op grond van twee onderscheiden criteria: kan in het schooljaar met voldoende kans op succes het pilootproject van start gaan op twee locaties? Kan de financiering voor 2003 gegarandeerd worden? Indien de evaluatie positief zou zijn, zou het project dan één schooljaar lopen. Ondertussen zou de reflectie over de theorievorming en de beleidsmatige aspecten doorlopen. Die reflectie zou besloten worden met een eindrapport in september erkende IBO s sinds maart 2003 en sinds juli erkende (3erkende en 2 met PA, die erkend zullen zijn vanaf ze erkenningsdossier indienen). Deel 2: aanpak en onderzoeksmethodiek 1. Algemene situering Zoals reeds duidelijk geworden is uit de inleiding, werd er van meet af aan gekozen om het probleem op drie niveaus te benaderen: op het niveau van de praktijk, op het niveau van de theorievorming en op het niveau van het beleid. De concrete actie in de praktijk diende daarbij als inspiratiebron voor theoretische reflectie en voor het formuleren van beleidsadviezen. Centraal stond dus de praktijk waarbij aanvankelijk vooropgesteld werd dat het project concrete vormen van buitenschoolse opvang zou genereren in twee verschillende settings: één waar reeds een Initiatief voor Buitenschoolse Opvang aanwezig was en één in een wijk waar nog geen eerdere initiatieven waren genomen. Van meet af aan was ook vastgelegd dat de geselecteerde wijken dienden te behoren tot de zogenaamde SIFgebieden, wijken die op een aantal kansarmoedecriteria relatief hoog scoren. In het beleidsplan van het Lokaal Overleg Buitenschoolse Opvang werd immers vastgelegd dat deze wijken prioriteit moeten hebben bij het uitbouwen de buitenschoolse kinderopvang. Bovendien wenste de Vlaamse Gemeenschapscommissie in het algemeen en het SIF-actieplan in het bijzonder in deze wijken het gebruik van de schaarse infrastructuur en middelen te maximaliseren via netwerkvorming. Van bij de aanvang van het project werd een stuurgroep opgericht om het project te begeleiden en om de beleidsimplicaties te bespreken. In eerste instantie werd daarom in verschillende SIFwijken geprospecteerd naar de mogelijkheden en beperkingen om de slaagkansen van het project in te schatten. Twee wijken werden geselecteerd: Brussel Benedenstad als regio waar een IBO aanwezig was en Anderlecht Kuregem als regio waar nog geen structurele opvang bestond. In die twee wijken werd gepoogd om de buitenschoolse opvang respectievelijk verder te ondersteunen en te verbreden of uit te bouwen door middel van netwerking met alle relevante lokale actoren. In de loop van het project werd hier een derde regio aan toegevoegd, namelijk Koekelberg. Regelmatig werden de ervaringen op het terrein gereflecteerd om tot theorievorming te komen. Die reflectie werd ook teruggekoppeld naar de actoren op het terrein. Met de stuurgroep werd geregeld overlegd over de beleidsadviezen die uit de ervaringen op het terrein en uit de theoretische reflecties afgeleid werden. In het XYZ-project werd geopteerd om te werken a.d.h.v. actie-onderzoek. Actie-onderzoek kunnen we omschrijven als: Een vorm van handelen n.a.v. de door de praktijk ervaren probleemsituatie teneinde deze te veranderen in samenwerking tussen onderzoek en praktijk, gericht op theorievorming. In Bijlage 1 gaan we verder in op deze methodiek en haar toepassing in het XYZproject. Het project werd uitgevoerd door het V.B.J.K. een expertisecentrum voor de kinderopvang, verbonden met de vakgroep Sociale Agogiek van de Universiteit Gent. Alle terreinwerk werd uitgevoerd door twee projectmedewerkers, Silke Heiden en Sigrid Arents, die ook de informatie verzamelden voor dit eindrapport. 2. De stuurgroep Het project richtte zich, zoals gezegd, niet enkel op het terrein, maar ook op een theoretisch en een beleidsniveau. Daarom werd een stuurgroep opgericht die het project zou begeleiden en die samengesteld was 7

8 uit ervaringsdeskundigen voor wat de praktijk betreft, uit experten die een bijdrage konden leveren aan de theorieontwikkeling en uit beleidsmensen uit het lokale (Brusselse) en bovenlokale (Vlaamse) niveau. De stuurgroep nam de volgende taken op zich: Reflectie: de stuurgroep fungeerde als een denktank die op basis van documenten van het XYZ-team waardevolle bedenkingen formuleerde bij de opzet, de planning en het verloop. Strategische beslissingen: cruciale beslissingen werden steeds voorgelegd aan de stuurgroep (bvb. over de selectie van de betrokken wijken) Planning: ook de planning werd op belangrijke momenten met de stuurgroep doorgesproken. Beleidsmatige implicaties: de stuurgroep fungeerde in belangrijke mate als klankbord voor de reflectie over de structurele implicaties van het project en de mogelijkheden en moeilijkheden voor implementatie en disseminatie op korte en langere termijn, zowel op Brussels als op Vlaams niveau. De stuurgroep bestond uit een afvaardiging van de volgende organisaties: Het Kabinet van VGC Collegelid dhr. Chabert; De VGC Directie Welzijn en Gezondheid, Werkeenheid Stedelijk Beleid De VGC Directie Welzijn en Gezondheid, Werkeenheid Kind en Gezin; De VGC Directie Onderwijs; De VGC Directie Cultuur: Jeugddienst en Speelpleindienst, De VGC Sportdienst; Kind en Gezin, provinciale afdeling Brabant; Kind en Gezin, beleidsafdeling Vlaanderen De Gezinsbond; Het Lokaal Overleg Buitenschoolse Kinderopvang Gent; Het Lokaal Overleg Buitenschoolse Kinderopvang Antwerpen, BRES, (Brussels Steunpunt Jeugdwerkingen met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren) Het Kinderrechtencommissariaat; De Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten; De Scholengroep Brussel van het Gemeenschapsonderwijs; Het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap - Gemeentelijk en stedelijk onderwijs; De Katholieke Opvoeding en Cultuur Brussel katholiek onderwijs; Het CeSSo (Centrum voor Sociale Stadsontwikkeling) De Universiteit Gent, vakgroep Sociale Agogiek; Deze stuurgroep is zeven maal samengekomen Criteria voor de selectie van de regio s Het doel van het praktisch gedeelte van het XYZproject was de uitbouw van een buitenschoolse kinderopvang op twee plaatsen (wijken). Bij aanvang van het project werd beslist om het project door te voeren binnen de SIF-regio s. Enerzijds kon worden aangenomen dat in deze regio s de behoefte aan kwalitatieve buitenschoolse opvang groot was en de toegankelijkheid tot reguliere voorzieningen vaak beperkt. Anderzijds waren de SIF-gebieden ook door het lokaal overleg in haar beleidsplan benoemd als prioritaire gebieden om buitenschoolse opvang uit te bouwen. Van bij de aanvang van het project werd bovendien vastgelegd dat prioriteit zou gegeven worden aan wijken waarin volgende criteria maximaal geïmplementeerd konden worden: Een pedagogische kwalitatief initiatief. De kwaliteit van de ontwikkelde opvang dient zo kwalitatief en professioneel mogelijk te zijn. Openstaan voor alle kinderen: dit betekent dat de buitenschoolse opvang niet louter als een tewerkstellinginstrument kan beschouwd worden, maar dat zij ook een sociale en educatieve functie heeft, die bereikbaar moet zijn voor alle kinderen uit de wijk, ongeacht de maatschappelijke positie van hun ouders. Steunen op een lokaal samenwerkingsverband van scholen uit verschillende netten. Het was van meet af aan de bedoeling dat scholen over de verschillende netten heen zouden samenwerken, om principiële zowel als financiële redenen. In grote mate werken met en binnen de schoolinfrastructuur: in SIF-gebieden is het essentieel dat de bestaande infrastructuur maximaal benut wordt voor de plaatselijke gemeenschap. Om die reden (en in de geest van de Brede School) wilden we daarom het gebruik van de schoolinfrastructuur buiten de lesuren optimaliseren. Het kon zeker niet de bedoeling zijn dat het project aanleiding zou geven tot nieuwe investeringen in infrastructuur. Maximaal gebruik maken van het bestaande potentieel aan voorzieningen: eigen aan dit project is immers niet dat nieuwe voorzieningen gecreëerd worden, maar dat er beter aan de bestaande behoeften wordt beantwoord door meer samenwerking tussen bestaande voorzieningen te creëren. Een structurele samenwerking nastreven met het gemeentebestuur: in de mate van het mogelijke diende de samenwerking met het gemeentebestuur centraal te worden gesteld, om dit beleidsniveau te responsabiliseren en om structurele verankering op termijn te verzekeren.

9 Een ander selectiecriterium was de verscheidenheid in beide regio s. We wilden dat er ten minste één regio zou zijn, waarin reeds een Initiatief Buitenschoolse Opvang actief was, zowel als minstens één regio, waar nog niets structureels was uitgebouwd. Na de prospectiefase werd er voor geopteerd om twee regio s te selecteren: Brussel Benedenstad als wijk waarin een kwalitatief hoogstaand IBO functioneerde (De Buiteling), dat bovendien reeds enige ervaringen met netwerkvorming had. Kuregem (Anderlecht) waar nog geen structurele buitenschoolse opvang bestond, maar waar de samenwerking met het gemeentebestuur duidelijk mogelijk en wenselijk was Nadien werd nog een derde regio weerhouden: Koekelberg. 4. Verloop van het actieonderzoek Het project werd in de praktijk opgedeeld in verschillende fasen waarvan sommige fasen circulair verliepen: Prospectiefase In deze fase werd een voorbereidende haalbaarheidsstudie uitgevoerd in de geselecteerde wijken. Doel was om na te gaan of het initiatief in de betrokken wijken kans op slagen zou hebben en om uiteindelijk te beslissen in welke wijken of gemeenten het project wel of niet door zou gaan. We gaan hierna wat dieper in op de selectiecriteria die daarbij vooropgesteld werden. Die selectiecriteria waren bij aanvang vastgelegd in het projectopzet. Planningsfase Eenmaal de wijken vastgelegd waren, diende de opzet van de buitenschoolse opvang voorbereid te worden. Dat betekende dat de potentiële partners benaderd werden en dat we poogden tot afspraken te komen over het aanbod, de organisatie e.d. Het ging met andere woorden om de eerste cruciale stappen in de netwerkvorming te plaatse. Omwille van de beperkte duur van het project diende de principiële beslissing over de selectie van de wijken (prospectie) vrij vroeg in het tijdspad gepland te worden. Daardoor liepen planning en prospectie als een circulair proces door mekaar. De chronologische opvolging van planningsfase en uitvoeringsfase is gedeeltelijk artificieel. De planningsfase is immers een fase die uiteraard nooit af is. Bij elke realisatie ontstaan immers nieuwe ideeën, die de planning beïnvloeden. Het terrein is bovendien steeds aan grote wisselingen onderhevig (verloop van personeel, verandering van actoren etc.) zodat de planning voortdurend bijgestuurd dient te worden. Proef-fase Vooraleer met het eigenlijke aanbod buitenschoolse opvang te starten, kozen we ervoor om proef te draaien. Deze tussenstap was vooral bedoeld om de kinderen te laten proeven van het aanbod en met hun reacties en bedenkingen rekening te houden bij de definitieve implementatie. Uitvoeringsfase De uitvoeringsfase is de periode waarin het aanbod van buitenschoolse opvang als netwerk zijn normale beloop kent. Evaluatiefase De uitvoeringsfase werd afgesloten met een evaluatie, waarin alle betrokkenen bevraagd werden. Op basis van die evaluatie werd de oorspronkelijke planning bijgestuurd. In schema, geeft dat volgend beeld: Evaluatie Prospectie Planning Proef Uitvoering 9

10 Deel 3: Besluiten op het niveau van de praktijk Het is erg moeilijk om inzicht te verschaffen in de complexiteit van de praktijk zonder in te gaan op alle details van die complexiteit. Het beschrijven van alle lokale partners en de weg die zij aflegden naar samenwerking hoe essentieel ook zou voor de lezer die niet vertrouwd is met de Brusselse situatie een zware opdracht betekenen. Daarom gaan we hier enkel in op een aantal besluiten en grote lijnen die uit die praktijkervaringen kunnen afgeleid worden. Het gaat om een aantal bevindingen die wellicht een rol zullen spelen onafhankelijk van de precieze lokale context en die dus bij een verdere disseminatie van dit project van belang zijn. De lezer dient zich er echter van bewust te zijn, dat dit niet anders dan een simplificering van de werkelijkheid kan zijn. We raden daarom ook aan om de bijlage 2, die een veel gedetailleerder praktijkverslag geeft, eveneens door te nemen. We geven eerst een tweetal aandachtspunten die o.i. van belang zijn bij verdere implementatie. Dan schetsen we een draaiboek voor de praktijk dat een steun kan bieden bij die implementatie en tenslotte gaan we nog even concreter in op de functie van de projectontwikkelaar. 1. De projectontwikkelaar Het is zeer belangrijk dat de probleemdefiniëring door alle partners erkend en gedragen wordt. De realiteit leert echter dat dit niet vanzelfsprekend is en veel tijd vraagt. Het gaat om het distilleren en benoemen van een gemeenschappelijk probleem zonder daarbij de andere problemen van de partners te negeren en dat is een complex en moeilijk proces. Zonder een gemeenschappelijke vraag is er echter geen gemeenschappelijk doel. Onderwijs (schooldirecties en leerkrachten), buitenschoolse opvang, jeugdwerk, culturele en sportorganisaties hebben elk een eigen identiteit en een eigen finaliteit. Het is niet omdat zij in dezelfde wijk met dezelfde kinderen werken, dat zij daarom ook een gemeenschappelijke visie hanteren op die kinderen, op hun wensen en behoeften of op de manier waarop aan die wensen en behoeften dient beantwoord te worden. Wij opteerden in het project om te vertrekken van een visietekst die de discussie tussen de partners hierover op het terrein zou stimuleren. In elk van de pilootregio s werd heel snel consensus over deze visietekst bekomen. We leerden echter dat het onderschrijven van een gemeenschappelijke visie niet betekent dat men 10 het over de essentie van het handelen ook eens is. In Brussel Benedenstad bleken de verschillen in visie en engagement pas tijdens de planningsfase en in Kuregem kwamen die pas tijdens de uitvoering aan het licht. Het is een ervaring die ook in andere netwerken en in het onderzoek over netwerken opduikt (Krause, 2003): netwerkvorming komt niet tot stand op basis van louter reflectie en discussie, maar krijgt pas wezenlijk gestalte als die reflectie ook gepaard gaat met het samen handelen, het samen concreet dingen realiseren. Uit die ervaring distilleren we drie essentiële conclusies: Een eerste is dat het opstarten en op gang trekken van een netwerk wellicht niet tot stand komt op basis van de loutere energie van de lokale actoren (hoe groot die ook is). Er is ook een netwerkontwikkelaar of projectontwikkelaar nodig die het initiatief neemt en de dialoog en het handelen stimuleert. Het gaat weliswaar om een tijdelijke inbreng, maar ze lijkt ons toch noodzakelijk om de dynamiek op gang te brengen. Belangrijk is ook dat deze projectontwikkelaar enerzijds voldoende verbonden is met de realiteit op het terrein, maar anderzijds ook een zekere neutraliteit in neemt, opdat elke partner garanties heeft voor het behoud van de eigenheid. Omwille van het belang van deze functie geven we in een afzonderlijke paragraaf een voorstel tot functieprofiel voor deze projectontwikkelaar. Een tweede conclusie is dat veelvuldige dialoog tijdens het project noodzakelijk is. Regelmatige samenkomsten van de lokale werkgroepen zijn essentieel omdat hier de dialoog tussen partners wordt aangegaan waardoor het probleem een gemeenschappelijk probleem wordt en de partners betrokken worden bij de aanpak en reflectie over het handelen. Ook bij de verdere uitwerking van het aanbod is deze dialoog heel belangrijk. Een netwerk buitenschoolse opvang zonder geregelde samenkomsten van de lokale werkgroep heeft het risico zijn draagvlak te verliezen. Een derde conclusie is dat de vorming van een lokaal netwerk dat voldoende draagkracht heeft om autonoom (dit betekent los van de projectontwikkelaar) te functioneren heel wat tijd vraagt. Het lijkt ons niet overdreven te stellen dat hier zeker twee jaar voor moet gerekend worden.

11 2. Overschatting van het lokale potentieel In de opzet van het project werd uitgegaan van het bestaan van een reeks vrije tijdsvoorzieningen in de wijken, waar een netwerk kon mee worden gevormd. Bij een eerste, oppervlakkige prospectie werd dit enigszins bevestigd. Uit het relaas van de werking van het XYZ-project in de praktijk (zie bijlage 2) bleek echter dat de bestaande voorzieningen systematisch overschat waren. In de twee kansarme wijken (Brussel Benedenstad en Kuregem) bleken amper voorzieningen aanwezig die een netwerk konden dragen. De beperkte bestaande voorzieningen kampen bovendien met een hele boel problemen die hun bestaan bedreigen, zoals een tekort aan Nederlandstalige animatoren. Uit de bevraging van de kinderen (zie het hoofdstuk kinderparticipatie) bleek dat de afwezigheid van voldoende vrije tijdsvoorzieningen tot gevolg heeft dat de kinderen die aan ateliers deelnemen (op woensdagnamiddag of zaterdag) vaak verdere verplaatsingen ondernemen naar andere wijken en dat zij hierdoor sterk afhankelijk zijn van volwassenen (bijvoorbeeld de ouders) om aan die activiteiten te kunnen deelnemen. Het was opvallend dat kinderen uit de hogere socio-economische milieus meer aan georganiseerde activiteiten deelnamen dan kinderen uit lagere socio-economische milieus, mede door die afstand. Het ontbreken van voldoende Nederlandstalige initiatieven in de twee SIF-gebieden kan wijzen op een meer algemene lacune in het aanbod van het jeugdwerk, de sport en andere verenigingen in deze wijken. Dat heeft het opstarten van het XYZ-project aanzienlijk bemoeilijkt en ook vertraagd. Het lijkt ons een belangrijk aandachtspunt in de toekomst voor het lokale beleid (bijvoorbeeld de VGC dienst Cultuur). Goed overleg tussen dit beleid en de projectontwikkelaar zal wenselijk zijn om eventuele lacunes aan te pakken. 3. Draaiboek voor de praktijk 3.1. Minimale noodzakelijke context Een eerste stap die de projectontwikkelaar hoort te zetten, is de prospectie ofwel het nagaan of de minimale voorwaarden vervuld zijn om met enige kans op slagen een netwerk uit te bouwen. Daarbij komen volgende deelgebieden aan bod: wie zal de coördinatie (kunnen) opnemen? Welke scholen zijn bereid tot samenwerking en op welke voorwaarden? Wat zijn de mogelijkheden qua infrastructuur? Wie zijn de potentiële partners op het terrein? Wanneer dit in kaart is gebracht, dan blijven er nog een aantal belangrijke administratieve kwesties te regelen. Op basis van de ervaringen in Koekelberg, Brussel Benedenstad en Kuregem geven we een overzicht van de belangrijkste aandachtspunten Coördinatie Het opbouwen en het continueren van een netwerk is zoals gezegd geen eenvoudige taak. Opdat het netwerk duurzaam zou zijn, dient van meet af aan bekeken te worden wie ter plaatse een coördinerende taak kan opnemen, nadat de projectontwikkelaar zich meer en meer terugtrekt. In het XYZ-project werd deze taak op één plaats door een IBO opgenomen en op een andere door de gemeente. Er zijn uit het project geen tegenindicaties voor de ene of de andere optie naar voor gekomen. Belangrijk is wel dat de coördinator een sterke partner is die op langere termijn kan plannen en daarom wordt best gezocht naar een functie die met reguliere middelen wordt betoelaagd. Deze partner dient immers voldoende draagkracht te hebben om de coördinatie van het netwerk op zich te kunnen nemen, dit omvat o.a.: inrichten en voorzitten van het lokale werkgroepoverleg (eventueel ook de verslaggeving maar dit kan in een beurtsysteem georganiseerd worden). Dit houdt ook het dragen van het netwerk in (conflicten oplossen, bemiddelen, eventueel zoeken naar bijkomende werkingsmiddelen, enz) het concept samen met de partners uit de webfunctie inhoudelijk mee vorm geven het samen met de partners opzetten van de acties op het terrein m.a.w. het ontwikkelen van het activiteitenaanbod de kwaliteit van de ateliers en het gehele project bewaken logistieke ondersteuning verbinding met het lokaal overleg buitenschoolse opvang. Het mandaat van de coördinatie (organisatie) t.o.v. de andere partnerorganisaties is belangrijk voor het bewaken van het evenwicht tussen alle organisaties. De eigen cultuur van de coördinatie en haar openheid naar partnerorganisaties op het terrein moet het immers mogelijk maken dat elke partner zich erkend voelt in zijn eigenheid. Dat betekent onder meer dat de organisatie die de coördinatie op zich neemt door de partners als voldoende neutraal wordt ervaren De scholen Wat minimaal aanwezig dient te zijn, zijn uiteraard scholen die samen willen werken met andere scholen uit de wijk. Historisch is de buitenschoolse opvang op 11

12 school ontstaan vanuit de behoefte die de school had om sommige leerlingen te helpen met hun huiswerk. In de jaren zeventig en tachtig zijn deze huiswerkklassen door de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen stilaan uitgegroeid tot een nabewaking. Door de denataliteit van de jaren tachtig zijn ze verder geëvolueerd tot een dienstverlening van de scholen. Elke school heeft zijn eigen traditie om deze opvang te organiseren en het kan een hele klus zijn om deze tradities (bijvoorbeeld in verband met de prijsbepaling, zie het hoofdstuk over Koekelberg in bijlage 2) op mekaar af te stemmen. Bij de eerste prospectie doet men er daarom goed aan de scholen ter plaatse te bezoeken en een gesprek met de directie aan te gaan over de historiek, de actualiteit en de toekomstvisie van de opvang op school. Een bezoek ter plaatse en een aantal gesprekken zijn ook noodzakelijk om na te gaan welke infrastructuur op de school aanwezig is en in welke mate op deze infrastructuur een beroep gedaan kan worden. De informatie die op die manier opgedaan wordt, is waardevol om de slaagkansen in te schatten, al dient men er rekening mee te houden dat àlle betrokken partners (ook de scholen) in de loop van de uitvoering van het project evolueren en er na een zekere tijd vaak dingen mogelijk worden die bij aanvang nog onmogelijk waren De beschikbare infrastructuur De opvang gaat in centrumsteden zoals Brussel vaak door op de scholen zelf. Specifiek voor Brussel is het gegeven dat heel wat scholen over onvoldoende infrastructuur beschikken om een dergelijk initiatief uit te bouwen. De beschikbare ruimte dient daarom maximaal benut te worden, inclusief bijvoorbeeld de turnzaal, de refter en de speelplaats. Ook klaslokalen kunnen uiteraard goede opvanglokalen zijn. De ervaring leert dat duidelijke en goede afspraken met leraren en directies, maar ook met de poetsdienst en de huisbewaarder noodzakelijk zijn en dat deze regelmatig geëvalueerd en bijgestuurd moeten worden (op de lokale werkgroep). Blijkt de schoolinfrastructuur ontoereikend te zijn of dergelijke activiteiten niet toe te laten, dan dient de lokale werkgroep met de partners uit te kijken naar alternatieven. De veiligheid van de kinderen blijft uiteraard een aandachtspunt bij de keuze van de locaties. De inventaris van beschikbare lokalen dient in een vroeg stadium opgemaakt te worden, omdat reservaties soms erg veel tijd in beslag nemen. Kunnen de activiteiten niet doorgaan op de school zelf of is het nuttiger om een atelier te laten doorgaan op een andere locatie, dan dienen de kinderen verplaatst te worden. Ook hierover moeten duidelijke afspraken gemaakt worden De lokale partners het aanbod We hebben hierboven reeds aangegeven dat bij het 12 XYZ-project het bestaande aanbod overschat werd. Er dienen uiteraard een minimaal aantal (Nederlandstalige) partnerorganisaties uit verschillende sectoren aanwezig te zijn. Het gaat vaak om heel uiteenlopende organisaties die een aanbod verzorgen voor de doelgroep van kinderen (ateliers, sportclubs, bibliotheek, enz. Zie bijlage 2 voor concrete voorbeelden in de betrokken gemeenten). Ook hier geldt dat, als de organisatie onvoldoende draagkracht heeft, de versterking van de eigen werking prioritair is en dit het netwerk kan hypothekeren. Een goede balans tussen reguliere en projectmatige partners is daarom nodig. De meerwaarde moet voor de betrokken organisaties duidelijk zijn. Bijvoorbeeld winnen aan expertise, wegnemen van drempels inzake de toegankelijkheid voor sommige kinderen en dus een beter bereik van de doelgroep, Naast de organisaties die een aanbod naar kinderen ontwikkelen, zijn er ook organisaties die een specifieke expertise bezitten over de doelgroep (kinderen, ouders, buurt), zoals het schoolopbouwwerk of buurtorganisaties, ouderverenigingen enz. Zij zijn erg belangrijke schakels in het netwerk. Eenmaal de potentiële partners in kaart gebracht, is het belangrijk om na te gaan in hoeverre zijzelf de nood aan kinderopvang erkennen, het opvangprobleem onderschrijven en het netwerk zien als een antwoord op de vraag naar een kwalitatieve, pedagogisch verantwoorde buitenschoolse kinderopvang. Ze moeten zichzelf kunnen terugvinden in de doelstelling dat het initiatief moet open staan voor alle (Nederlandstalige) kinderen uit de buurt, dat het steunt op een lokaal samenwerkingsverband, dat de activiteiten in de mate van het mogelijke doorgaan binnen de schoolinfrastructuur en dat er een maximaal gebruik gemaakt wordt van het bestaande potentieel. Een zinvolle vraag daarbij is waarom het voor een organisatie zinvol is om vanuit de eigen werking (en visie) deel uit te maken van het netwerk. Wat verwachten ze? Welke rol willen of kunnen ze opnemen? Er wordt van hen immers een engagement tot actieve deelname verwacht. De aandacht ligt dus niet op de afstemming van de verschillende visies, jeugdwerk en onderwijs dienen niet noodzakelijk dezelfde visie op kinderen of op hun educatieve werking te hebben. Wel dienen ze elkaars deskundigheid te erkennen en hun complementariteit te zien in het werken aan een gezamenlijke doelstelling. Deze strategie dient zich te vertalen in een reeks praktische afspraken en duidelijke overeenkomsten. 3.2 Nestfunctie en webfunctie In de loop van het XYZ-project hebben we ervaren dat de meerwaarde van buitenschoolse opvang in een

13 netwerk precies ligt in de combinatie van een nestfunctie met een webfunctie. Met de nestfunctie bedoelen we het creëren van een veilige omgeving waar de kinderen (zelf)vertrouwen vinden, van waaruit zij naar de ateliers gaan of waar ze blijven indien ze er voor kiezen om niet aan het aanbod deel te nemen. Met de webfunctie bedoelen we het net aan activiteiten dat door de lokale partners wordt ontwikkeld. In het hoofdstuk over de theorievorming gaan we hier uitgebreid op in. Bij de prospectie dient reeds nagegaan te worden hoe de nestfunctie momenteel wordt opgenomen en hoe dat in de toekomst kan gebeuren. De projectontwikkelaar zal daarbij ook nagaan in welke mate er versterking nodig is (bijvoorbeeld via vorming, via investering in de inrichting e.d.) Bij het verder uitbouwen van de webfunctie is kennis van de verschillende regelgevingen en subsidiekanalen die op de verschillende partners van toepassing zijn, belangrijk. Reeds bij de prospectie kan nagegaan worden of er zich in de onderscheiden regelgeving faciliterende of belemmerende factoren voordoen. Zo dient elk risico, op dubbele subsidiëring bijvoorbeeld, uitgesloten te worden. De opzet bestaat er net in om de beschikbare middelen op een doeltreffende en efficiënte manier te besteden en te inventariseren waar precies bijkomende middelen nodig zijn. Het is bovendien ook belangrijk te zorgen voor een gevarieerd en vooral ook gestructureerd aanbod aan activiteiten. Zorg binnen de verschillende ateliers voor voldoende afwisseling, wees inventief en breng variatie aan; binnen sport, spel, muziek en crea zijn heel wat variatiemogelijkheden.vermijd overlappingen en werk in plaats daarvan aanvullend. Vergeet vooral niet dat het leuk dient te zijn, dat kinderen de kans moeten krijgen om zich uit te leven, om nieuwe dingen te ontdekken. Pols ook bij de kinderen wat zij leuk vinden en hou hier rekening mee Enkele organisatorische aspecten Inschrijvingen Om deel te kunnen nemen aan het activiteitenaanbod dienen de kinderen zich op voorhand in te schrijven. Hierdoor geven ouders hun toestemming voor deze deelname. Het inschrijven is niet alleen belangrijk om een zicht te krijgen op hoeveel kinderen aan een bepaalde activiteit (kunnen) deelnemen maar heeft eveneens te maken met een aantal praktische zaken. Door in te schrijven zijn de kinderen tijdens en op weg naar de activiteiten verzekerd, ouders zijn op de hoogte van wat hun kind(eren) doet, waar en op welke uren het atelier doorgaat, wanneer ze hun kind eventueel kunnen komen ophalen... Het verplichte inschrijven van de kinderen vraagt echter ook de nodige opvolging. Het komt voor dat ouders vergeten om het inschrijvingsformulier in te vullen maar het komt ook voor dat ouders het systeem niet goed begrijpen. Het is dan ook belangrijk dat dit goed wordt gecommuniceerd naar de ouders toe. Het IBO kan deze taak op zich nemen, de inschrijvingsformulieren tijdens haar buitenschoolse opvang verspreiden en opnieuw verzamelen, de inschrijvingen registreren en de begeleiders van de ateliers op de hoogte brengen van hoeveel en welke kinderen zullen deelnemen. Maar dit kan ook gebeuren door een andere partner in het netwerk. Bijvoorbeeld door de coördinator buitenschoolse opvang in nauwe samenwerking met de scholen in het netwerk. Bij beide geldt dat, wanneer de ateliers plaatsvinden, de aan- en afwezigheden van de kinderen geregistreerd worden. Verzekeringen Bij het uitwerken van het initiatief moeten duidelijke afspraken worden gemaakt omtrent het verzekeren van de kinderen tijdens de activiteiten of tijdens de verplaatsing. Dit houdt in dat de partners onderling dienen te bekijken wat de meest aangewezen formule is. Maakt bijvoorbeeld een IBO deel uit van het netwerk dan beschikt zij vanuit haar eigen werking over een degelijke verzekering waarin ook verplaatsingen opgenomen zijn. Heel wat socio-culturele activiteiten beschikken ook over een uitgebreide verzekering. Zo kan een IBO instaan voor de verzekering van en naar een andere organisatie. Eenmaal de kinderen ter plaatse zijn, zijn ze verzekerd vanuit deze organisatie. Denken we bijv aan de constructie in Kuregem dan ziet het plaatje er als volgt uit: de gemeente staat in voor de stadswachten en verzekert haar personeel de kinderen zijn verzekerd door de organisatie waar ze heen gaan (Beeldenstorm en Buurtsport) de vrijwilligers zijn verzekerd via de socio-artistieke organisatie die hiervoor op haar beurt middelen van de gemeente krijgt Bijdragen Het is belangrijk om reeds vooraf te bepalen of men al dan niet bijdragen zal vragen en hoeveel deze dan wel moeten bedragen. Zo was de deelname aan activiteiten in Kuregem gratis, in Brussel Benedenstad liep de bijdrage gelijk met de bijdrage van het IBO. Bij het bepalen van de bijdragen moet men rekening houden met bestaande verschillen in gebruiken tussen de partners. Uiteindelijk mag de bijdrageregeling ook geen meerkost meebrengen die bepaalde groepen zou uitsluiten. Ook het beheer van de bijdragen moet goed 13

14 afgesproken worden. Bekendmaking Het bekendmaken van het aanbod naar de ouders en de kinderen kan op verschillende manieren. De keuze is afhankelijk van het budget en de mogelijkheden, maar het is belangrijk om na te gaan of de manier van bekendmaken bepaalde groepen uitsluit. Zo zal een bekendmaking uitsluitend via schriftelijk materiaal minder toegankelijk zijn voor anderstaligen. Best is natuurlijk een combinatie van communicatiekanalen die mekaar ondersteunen en aanvullen, zoals een voorstelling in de klas, een proefmoment, bekendmaking aan de schoolpoort, enz Functieprofiel van projectontwikkelaar en coördinator De coördinator zal instaan voor: voeren van het overleg met alle partners zowel op lokaal als bovenlokaal niveau, maar met de nadruk op het lokale niveau. coördinatie van de samenwerking tussen de verschillende organisaties binnen het netwerk beleidsmatig en financieel opvolgen van het project (verslaggeving, subsidiedossier, enz) coördinatie van de activiteiten op het terrein o.a. samenstellen activiteitenprogramma, ondersteunen van de begeleiders,... inhoudelijke ondersteuning bieden aan professionelen en vrijwilligers actief binnen het netwerk leiden van de lokale werkgroepvergaderingen en opvolgen van de themagroepen rond kinderparticipatie en ouderbetrokkenheid coachen van de teamleden rekruteren van vrijwilligers De coördinator heeft daarom volgend profiel: Hoger onderwijs met voorkeur voor sociale wetenschappen Affiniteit met de doelgroep: kinderen en jongeren alsook hun ouders, met inbegrip van allochtone gezinnen. Bekendheid met het (Brusselse) werkveld Zin voor samenwerking en overleg Zelfstandig kunnen werken Bereidheid tot dialoog en reflectie, flexibel en communicatievaardig Bereid tot flexibel uurrooster, met inbegrip van avondwerk (vergaderingen) De projectontwikkelaar staat in voor: de prospectie in meerdere wijken of gemeenten de verkennende gesprekken met coördinatoren, scholen en partners op het terrein de communicatie tussen het terrein en het beleid (VGC, lokaal overleg, advieswerkgroepen, ) de coaching en de inspiratie van de coördinator bovenlokale coördinatie van de netwerken, om een maximaal rendement te verkrijgen de onderhandelingen met structurele bovenlokale partners die daarvoor nodig zijn (bijvoorbeeld kunstonderwijs) dossiervorming met betrekking tot erkenning en subsidiëring (VGC, Kind en Gezin) de lange termijn strategie De projectontwikkelaar heeft daarom volgend profiel: Licentiaat in de humane wetenschappen of gelijkwaardig door ervaring Kennis van beleidsstructuren in welzijn, onderwijs en cultuur. Bekend met het (Brusselse) werkveld. Kennis van evoluties in de buitenschoolse opvang Visie op de problematiek van de grootstad Vlotte contactvaardigheden, kan enthousiasme opwekken. 14

15 Deel 4: Besluiten op het niveau van de theorie of pedagogiek 1. De functie Buitenschoolse kinderopvang. Met de term buitenschoolse kinderopvang kiezen we ervoor om de begripsomschrijving te gebruiken, zoals die in de regelgeving gehanteerd wordt. Dat betekent dat we, conform het Besluit van de Vlaamse regering, buitenschoolse opvang definiëren als de opvang voor en na de school, op woensdagnamiddag en op vakantiedagen van schoolkinderen uit het basisonderwijs. In die betekenis is buitenschoolse opvang een functie die door heel verschillende opvangvormen kan worden opgenomen: opvanggezinnen of kinderdagverblijven, door scholen of door Initiatieven voor Buitenschoolse Opvang bijvoorbeeld. In dit project gaat het er precies om deze functie op te nemen via een netwerk van verschillende buurtgerichte organisaties. De term buitenschoolse kinderopvang zoals hij verder in het rapport zal worden gehanteerd heeft een driedubbele functie: Een economische of tewerkstellingsfunctie, wat betekent dat de buitenschoolse opvang het mogelijk dient te maken dat arbeid- en gezinsfuncties met mekaar verzoend worden. In realiteit betekent dit dat door de buitenschoolse opvang, het voor vaders en moeders mogelijk wordt om arbeid buitenhuis te verrichten, te solliciteren, een opleiding te volgen etc. Dat betekent dat de opvang aan zekere praktische criteria dient te beantwoorden: beschikbaarheid op bepaalde uren, bereikbaarheid, enz. Een pedagogische functie, wat betekent dat de opvang niet louter het opvangen van kinderen inhoudt, maar integendeel deze kinderen spel- en ontplooiingskansen biedt, waarbij de veiligheid (ook emotioneel), zowel als de uitdaging en het plezier centraal staan. Het is vooral op deze functie dat dit hoofdstuk verder in gaat. Een sociale functie, wat betekent dat de opvang bijdraagt tot het creëren van een meer rechtvaardige samenleving, hoe bescheiden ook. Dat houdt in eerste instantie in, dat een toegankelijkheidsbeleid gevoerd wordt dat noch in de intentie, noch in de effecten drempels inbouwt voor bepaalde groepen. Het betekent ook dat begeleiders, kinderen en ouders leren omgaan met mekaar op een verdraagzame en democratische manier. Het betekent tenslotte ook dat de opvang verankerd is in een buurt en bijdraagt tot de leefbaarheid van de buurt. Dit kan bijvoorbeeld door de toegankelijkheid van bepaalde organisaties in die buurt te vergroten of door een emancipatorisch effect op haar gebruikers te hebben. Kortom de sociale functie maakt het mogelijk dat kinderen deel uitmaken van en mee vorm geven aan de samenleving. Historisch heeft de buitenschoolse opvang vooral het imago gekregen van de tewerkstellingsfunctie. De Initiatieven voor Buitenschoolse Opvang werden in Vlaanderen immers opgericht in functie van de tewerkstellingskansen van vrouwen. Zonder deze economische functie te willen verwaarlozen, willen wij uitdrukkelijk stellen dat voor ons deze drie functies noodzakelijk en complementair zijn. Ze kunnen niet los gezien worden van elkaar. We beschouwen ze ook niet als tegengesteld: het is niet omdat een opvang een economische functie vervult dat hij daarom minder sociaal hoeft te zijn of minder leuk is voor de kinderen. Het is ook niet omdat een voorziening een ludiek of educatief karakter heeft, dat zij geen tewerkstellingsfunctie vervult. Wanneer we in het rapport spreken van de opvangfunctie dan bedoelen we hiermee dus steeds uitdrukkelijk de drie hierboven vermelde functies. Een paradox in de ontwikkeling van de buitenschoolse opvang in Vlaanderen is precies dat dit principe vorm kreeg door afzonderlijke centra op te richten (IBO), waar kinderen na de school verblijven tot hun ouders hen weer komen oppikken. De paradox bestaat er in dat deze IBO s bijgedragen hebben tot wat De Paepe (1998) de grote opsluiting heeft genoemd. Kinderen werden in de buitenschoolse opvang helaas soms afgesloten van andere vrijetijdsvoorzieningen in hun buurt, zoals sportclubs, muziekateliers en andere culturele initiatieven. Om heel wat praktische redenen waaronder mobiliteit, stedenbouwkundige redenen en een gebrek aan volwassen begeleiding, is het voor sommige kinderen niet mogelijk om vrij van het IBO naar andere vrijetijdsactiviteiten te gaan en weer terug. Dat betekent dat het een onbedoeld effect van de buitenschoolse opvang kan zijn dat kinderen hierdoor precies minder kunnen participeren aan de samenleving. We dienen waakzaam te blijven voor dit mogelijk contraproductief effect vooral in grootstedelijke context. Bovendien stellen we in het XYZ-project vast dat het 15

16 bestaande socio-culturele aanbod in achtergestelde wijken van de grootstad problematisch is. Vooreerst is het aanbod in sommige wijken minder sterk ontwikkeld. Vervolgens en dat is in deze context bijzonder relevant blijkt uit de bevraging die we van de kinderen deden, dat kinderen uit socio-economisch lagere milieus veel minder vertrouwd zijn met het bestaande aanbod (zie verder onder kinderparticipatie). Ze kennen bijvoorbeeld de bibliotheek of de bestaande crea-ateliers veel minder en kunnen zich moeilijk voorstellen wat daar voor hen te beleven valt. In die zin, kunnen we zeggen dat voor deze kinderen de keuzevrijheid beperkt is: je kan moeilijk kiezen voor wat je niet kent. Net zoals de buitenschoolse kinderopvang zijn er nog andere vrijetijdsvoorzieningen: verschillende jeugdwerk- sport-, muziek, en cultuurinitiatieven. Deze voorzieningen verzorgen ook een aanbod in de vrijetijdssfeer. De kinderen die verblijven in de buitenschoolse opvang kunnen zonder steun van volwassenen vaak geen gebruik maken van dit vrijetijdsaanbod daar zij, op het moment dat het aanbod plaatsvindt, verblijven in de opvang. Het is niet relevant en efficiënt om vanuit de buitenschoolse opvang een overlappend vrijetijdsaanbod uit te werken zoals bijvoorbeeld een eigen crea-atelier of een voorleesatelier. Zeker niet in een stedelijke context waar infrastructuur en begeleiding een probleem zijn. Om die reden opteren we ervoor om de buitenschoolse opvang in grootsteden expliciet een dubbele functie toe te kennen die we respectievelijk een nestfunctie en een webfunctie noemen. Zoals het woord het zegt zorgt de nestfunctie ervoor dat de opvang een veilig nest is voor de kinderen. De buitenschoolse opvang kan dus niet gereduceerd worden tot een netwerk van verschillende partners waarbij de kinderen uit het aanbod van die partners kiezen. Het is belangrijk dat kinderen in een veilig nest worden opgevangen en vanuit dat nest naar het overige aanbod in de buurt kunnen gaan. De webfunctie van de buitenschoolse opvang zorgt ervoor dat de kinderen uit de buitenschoolse opvang kunnen inpikken op het aanbod dat er is in de buurt. Het is belangrijk dat het aanbod van de verschillende organisaties met elkaar wordt verbonden zodat het toegankelijk wordt. Door het netwerk kan het aanbod op elkaar worden afgestemd, komen blinde vlekken op tafel en kan overlapping worden vermeden. Dit netwerk noemen wij netwerk buitenschoolse kinderopvang. Het gemeenschappelijk doel van dit netwerk is de uitbouw van een kwalitatieve buitenschoolse kinderopvang. Elke partner die instapt in het netwerk draagt op zijn manier bij tot deze buitenschoolse kinderopvang en neemt hierdoor ook een stukje webfunctie op van het netwerk buitenschoolse kinderopvang. Elke organisatie behoudt uiteraard zijn eigen overige functies. Het is belangrijk dat dit netwerk goed gecoördineerd wordt. Deze functie kan zowel worden opgenomen door de buitenschoolse opvang als door een andere partner uit het netwerk. In Brussel Benedenstad gebeurde de coördinatie door de buitenschoolse opvang (De Buiteling) en in Kuregem door de gemeente. De coördinatie maakt het mogelijk dat nest- en webfunctie optimaal met mekaar verbonden zijn, zodat kinderen reëel de keuze hebben om aan bepaalde soorten activiteiten deel te nemen en in contact te komen met bijvoorbeeld de muziekschool, het crea-atelier, de volleybalclub,. Uiteraard is geen enkele activiteit dé ideale invulling van opvang voor alle kinderen. Het is onmogelijk om een kwalitatieve kinderopvang uit te werken voor hét kind. Elk kind kan naar eigen interesse en behoeften aanspraak maken op het aanbod van vrijetijdsvoorzieningen. Dat netwerk faciliteert de toegankelijkheid van de voorzieningen voor de kinderen van de buitenschoolse opvang in kansarme buurten in een grootstad. Zonder dit netwerk maken deze kinderen zelden aanspraak op het aanbod van bepaalde voorzieningen zoals bijvoorbeeld bibliotheken of muziek en tekenacademies. Meer concreet betekent dit voor: De nestfunctie van de buitenschoolse opvang: De buitenschoolse opvang verzorgt een aanbod voor en na de school De buitenschoolse opvang bouwt een relatie op met de ouders en de kinderen De buitenschoolse opvang creëert een veilige en geborgen sfeer De webfunctie van elke andere partner uit het netwerk: De buitenschoolse opvang faciliteert de deelname van de kinderen aan de activiteiten uit het netwerk. Dat betekent het aanbod bekend maken bij kinderen en de ouders, het eigen aanbod afstemmen op het aanbod uit het netwerk en vice versa, kinderen verplaatsen en waar mogelijk lokalen ter beschikking stellen De coördinatie van het netwerk: Prospectie verrichten op lokaal en bovenlokaal niveau Formuleren en bewaken van het gemeenschappelijk doel van het netwerk Inspraak van kinderen en ouders bewaken Oog hebben voor de eigenheid van elke partner. De noden en behoeften van de verschillende partners (organisaties van het vrijetijdsaanbod, 16

17 buitenschoolse opvang, kinderen, ouders, school, schoolopbouwwerk, ) voortdurend afstemmen op elkaar in functie van de buitenschoolse opvang. De (praktische) coördinatie van het netwerk: coördinatie van lokale werkgroepen op buurtniveau. De coördinatie kan in grootsteden onmogelijk gebeuren door het Lokaal Overleg Buitenschoolse Opvang daar dit lokaal overleg georganiseerd wordt op stedelijk of gemeentelijk niveau en dus een te grote groep partners omvat. Signaleren van problemen naar beleid Samenwerken met het lokaal overleg In de volgende delen wordt deze sociaal pedagogische visie op kinderopvang bekeken vanuit het standpunt van de verschillende sectoren; de buitenschoolse opvang, het onderwijs en het jeugdwerk. Een grondige analyse zou ons te ver leiden maar aangezien elke sector zijn bijdrage levert in het netwerk buitenschoolse kinderopvang is een belichting vanuit elke sector interessant. 2. Een sociaal pedagogische visie op buitenschoolse kinderopvang De discussie over zowel een pedagogische visie als over de organisatievorm van de buitenschoolse opvang, ontstond in Vlaanderen aan het eind van de jaren tachtig en vooral in de jaren negentig. Historisch situeert dit ontstaan zich vooral in een context van bekommernis over de vrouwelijke arbeidsparticipatie en het creëren van gelijke kansen op de arbeidsmarkt. Zo werden de eerste initiatieven voor buitenschoolse opvang opgericht door werknemersorganisaties en kwam de eerste overheidssteun uit tewerkstellingsprogramma s (voor laaggeschoolde vrouwen). Een pedagogische invulling van de buitenschoolse opvang kan echter niet enkel vanuit dit tewerkstellingsparadigma worden ontwikkeld, maar zal ook de betrokken kinderen centraal moeten stellen. Daarom ontwikkelde het V.B.J.K. 1 en het V.C.O.K. 2 in die tijd een pedagogisch concept voor de buitenschoolse opvang, waarover stilaan in heel Vlaanderen een consensus groeide (Somers, 1998). Dat concept was gebaseerd op drie pijlers: buitenschoolse opvang als vrije tijd buitenschoolse opvang als sociale experimenteerruimte en ouders en kinderen 3 als partners. In dit stuk geven we de resultaten van het project weer voor zover het de pedagogische visie op buitenschoolse kinderopvang betreft. Daarvoor vertrekken we van de drie genoemde pedagogische pijlers, waarover een grote consensus bestaat. Aan de hand van tien jaar ervaring met IBO s in Vlaanderen én op basis van het XYZ-project, gaan we de relevantie van die drie pijlers na en geven we aan hoe deze vorm kunnen krijgen in een grootstedelijke context. Aangezien de buitenschoolse opvang in een grootstad zowel een nestfunctie als een webfunctie krijgt toebedeeld, worden voor de drie pijlers beide functies belicht. Een pedagogiek voor de kinderopvang kan echter niet begrepen worden, los van de sociale vraag. We kunnen met andere woorden geen beschouwingen maken over wat goed is voor kinderen, zonder eerst uitdrukkelijk de vraag te stellen over welke kinderen het gaat. Daarom hebben we dit hoofdstuk bewust de titel sociale pedagogiek meegegeven. Bij het aftoetsen en verfijnen van de drie basispijlers zullen we steeds een grootstedelijk publiek voor ogen houden. Dat betekent een kinderpubliek dat gekenmerkt wordt door een grote diversiteit: in etnische en culturele achtergronden, in socio-economische status, in familiale culturen en samenstellingen, in moedertalen, enz. Dat betekent ook dat we de buitenschoolse opvang als functie niet wensen te reduceren tot een tewerkstellingsfunctie, hoe belangrijk die ook is. We spreken over buitenschoolse opvang als een pedagogisch milieu voor kinderen, ongeacht of hun ouders werken, in opleiding zijn, werkzoekend zijn, of om andere (waaronder sociale of pedagogische) motieven van dergelijke opvang gebruik willen maken. 2.1 Vrije tijd De buitenschoolse opvang vindt plaats buiten de schooltijd en dient door de kinderen als vrije tijd te worden beleefd, zo klinkt de eerste basispijler. Daarbij is het bezig zijn belangrijker dan het presteren en staat het plezier boven het resultaat. Wat kinderen leren is niet onbelangrijk, maar ondergeschikt aan de vrije keuze en het spelplezier van het kind. Buitenschoolse opvang dient daarom te worden begrepen als een vrijetijdsvoorziening voor kinderen. Sommige kinderen, voor wie een dag op school bijzonder inspannend is, kiezen er voor om lekker niets te doen in de buitenschoolse opvang of om zich met een boekje in een hoekje terug te trekken; anderen kiezen er dan weer voor om zich fysiek uit te leven na een dag van al te veel stilzitten. De ene wil met leeftijdsgenoten een theaterstuk of een zeepkist bouwen, de ander wil liever iets alleen doen, of speelt graag wat met de jongere kinderen. Vrije tijd kan voor heel wat kinderen betekenen dat zij zich uitleven in wat volwassenen vrij spel noemen, ongestructureerd en ongeleid spel, dat overgeleverd is aan de fantasie van de kinderen en de 17

18 willekeur van het ogenblik. Dat neemt echter niet weg dat andere kinderen graag gebruik maken van een geleid aanbod, zoals dat door heel wat sportorganisaties of socio-culturele organisaties wordt opgezet. De creatie van gesloten buitenschoolse opvang zou er voor hen precies toe leiden dat hun vrije keuze in hun vrije tijd beknot wordt. In het deel rond de kinderparticipatie (zie verder) zullen we zien dat kinderen aan deze keuzemogelijkheden veel belang hechten en dat zij zowel voor rust als voor activiteit kiezen. De nestfunctie Met de nestfunctie bedoelen we de klassieke opvangfunctie. Dat betekent in de eerste plaats het creëren van een veilige, zowel als uitdagende sfeer, waarin kinderen na schooltijd, zich rustig terugtrekken, met enkele andere kinderen kunnen spelen, eventueel hun huistaak kunnen maken etc. De nadruk ligt op het warme onthaal, op de begeleiding die luistert naar kinderen en oog heeft voor hun wensen en vragen, op rust en veiligheid. Het is belangrijk dat kinderen zich thuis voelen in de buitenschoolse opvang. De buitenschoolse opvang moet gezelligheid, geborgenheid en veiligheid uitstralen. De uitbouw van een netwerk is een verrijking voor het aanbod maar is een verarming van de kwaliteit van de buitenschoolse kinderopvang als het niet kan terugvallen op een sterke uitvalsbasis, het nest. Deze nestfunctie van de buitenschoolse opvang is minstens even belangrijk als de webfunctie. Het kan niet de bedoeling zijn om kinderen in een netwerk te plaatsen zonder dat er een veilige uitvalsbasis is. De webfunctie Na de schooltijd moet het kind zelf kunnen kiezen en beslissen wat het gaat doen. Het aanbod van de andere voorzieningen is dan ook een vrijblijvend aanbod waarvoor het kind al dan niet kiest. Dit externe aanbod is geen vervanging van het eigen aanbod vanuit de nestfunctie, maar is er een aanvulling van. Indien het kind ervoor kiest om lekker gezellig thuis te blijven in de opvang dan moet dat ook mogelijk zijn. Het kan ook voorkomen dat er een bepaald genre van aanbod niet verzorgd wordt door de organisaties in de buurt en dat de buitenschoolse opvang dit zelf verzorgt. We denken hierbij bijvoorbeeld aan knutselen. De webfunctie in een netwerk buitenschoolse opvang draagt ook wezenlijk bij tot de sociale functie van de opvang. Ze brengt kinderen immers in contact met het verenigingsleven en met relevante actoren in de buurt, waardoor hun participatie aan de samenleving gefaciliteerd wordt. Doordat bij de uitbouw van het aanbod gebruik gemaakt wordt van verschillende organisaties, brengt dat de facto een verlichting met zich mee voor de nestfunctie op het vlak van infrastructuur, begeleiding en spelmateriaal. Zij staan niet langer alleen in voor een gevarieerd aanbod. Een beperkte buitenruimte kan bijvoorbeeld gecompenseerd worden door een sportzaal die geregeld gebruikt wordt voor een sportaanbod. Op precies dezelfde manier kan een gebrek aan muzikale bagage van de begeleiders gecompenseerd worden door goede muziek-ateliers in het netwerk. Nestfunctie en webfunctie zijn immers complementair, indien ze goed gecoördineerd worden Sociale experimenteerruimte. De nestfunctie De buitenschoolse opvang biedt een omgeving aan waarin kinderen essentiële sociale ervaringen kunnen opdoen. Een heterogene, diverse groep kinderen met gemengde leeftijden is dan ook een goede voedingsbodem hiervoor. Zoals in het deel hierboven ook reeds is gebleken, kan de webfunctie maar slagen als de nestfunctie voldoende is uitgebouwd en omgekeerd. Wil men dat kinderen niet verdrinken in die sociale experimenteerruimte, dan moeten er begeleiders aanwezig zijn die het kind vertrouwt en kent. Deze rol is toebedeeld aan de begeleiders die de nestfunctie van de buitenschoolse opvang verzorgen (en die dus bij de buitenschoolse opvang als organisatie werken). Deze begeleiders hebben voldoende sensitiviteit en responsiviteit om als vertrouwenspersoon te fungeren. Het spreekt voor zich dat deze vaardigheden ook minimaal aanwezig moeten zijn bij de begeleiders van de externe organisaties. De begeleiders van de buitenschoolse kinderopvang zijn echter dagelijks betrokken bij de kinderen terwijl de externe begeleiders eerder een wekelijks contact hebben met de kinderen. Continuïteit van de begeleiding en het aanmoedigen van hun zelfstandigheid en autonomie zijn voor beiden belangrijk. De webfunctie In kansarme buurten in een grootstad gebeurt het vaak dat er verscheidene lagere scholen in dezelfde buurt liggen, al dan niet van een hetzelfde onderwijsnet, maar vaak met elk een eigen opvang. Het is inefficiënt als de webfunctie van de buitenschoolse opvang wordt uitgebouwd voor elke school of elke opvang afzonderlijk, want dit zou resulteren in verscheidene netwerken buitenschoolse kinderopvang in één buurt. Het netwerk brengt verscheidene organisaties samen die een vrijetijdsaanbod hebben voor kinderen van 3 tot 12 jaar in een bepaalde buurt. Het kan dus gebeuren dat in één netwerk verscheidene scholen samen zitten. Dit zorgt voor een grotere diversiteit binnen de groep kinderen. De betrokken scholen kunnen namelijk afkomstig zijn van verschillend onderwijsnetten en 18

19 de populatie leerlingen van de betrokken scholen kan van verschillende socio-economische status zijn. De kinderen van de betrokken scholen pikken echter gezamenlijk in op het aanwezige vrijetijdsaanbod in de buurt. Bovendien wordt dit aanbod ook bezocht door kinderen die niet naar de buitenschoolse opvang komen. De webfunctie bewerkstelligt een verruiming van experimenteerruimte doordat de groep kinderen meer divers wordt maar ook doordat de kinderen zich buiten de opvang begeven. Kinderen kunnen hierdoor in contact komen met groepen uit hun buurt, waar zij anders nauwelijks contact mee hebben. Op die manier verruimt de webfunctie hun wereld en draagt die wezenlijk bij tot de socialisering. Dat vraagt natuurlijk dat vanuit de nestfunctie voldoende veiligheid wordt opgebouwd en dat de begeleiders dit proces bewaken en waar nodig actief tegen vooroordelen en discriminatie ingaan, zo blijkt ook uit de bevraging van de kinderen in het XYZ-project. De geborgenheid uit de buitenschoolse opvang (de nestfunctie zonder web) kan namelijk ook betekenen dat kinderen te veel afgesloten worden van anderen en daardoor van de samenleving. De webfunctie van de buitenschoolse opvang kan deze valkuil vermijden door kinderen bewust de kans te geven zich in de samenleving te verplaatsen en hierdoor mee vorm te geven aan de samenleving. Kinderen maken deel uit van hun buurt en dienen dan ook de kans te krijgen zich in deze buurt te bewegen. Dat dit een moeilijke onderneming is gezien de grootstedelijke context waarin men werkt, doet echter geen afbreuk aan de noodzaak ervan. Integendeel zelf, het netwerk biedt aan kinderen voldoende ondersteuning om zich te begeven in de buurt. Binnen de nestfunctie van de buitenschoolse opvang is het interessant om met gemengde leeftijdsgroepen te werken. Binnen de webfunctie kan het werken met horizontale groepen echter soms interessanter zijn omwille van de vereiste leeftijdsgebonden vaardigheden. Bijvoorbeeld een fietsatelier gebeurt beter in horizontale leeftijdsgroepen dan in verticale. Bovendien pikt de buitenschoolse opvang in op het aanwezige vrijetijdsaanbod dat vaak werkt met horizontale leeftijdsgroepen Ouders en kinderen als partners De ouders en kinderen zijn geen cliënten maar volwaardige partners in de buitenschoolse opvang. Beiden dienen dan ook optimaal betrokken te worden bij de opvang, zowel bij het opzetten van het netwerk als bij de uitbouw ervan en het dagelijks beleid. De nestfunctie De contacten met de ouders zullen hoofdzakelijk verlopen via de begeleiders van de nestfunctie van de buitenschoolse opvang. Zij zien de ouders het meest, namelijk bij het halen en brengen van de kinderen naar de opvang. Ook wanneer de kinderen van de buitenschoolse opvang deelnemen aan het extern aanbod uit het netwerk, vertrekken zij steeds vanuit dat nest. De webfunctie Dit sluit niet uit dat de begeleiders van de andere organisaties van het netwerk contacten kunnen verzorgen met de ouders. Ouders moeten zicht hebben op het aanbod van het netwerk. Het moet voor ouders ook duidelijk zijn wie er deel uit maakt van het netwerk en wie aanspreekbaar is bij vragen en problemen. Bij de uitbouw van het netwerk zijn de interesses en noden van kinderen belangrijk. Het aanbod moet zijn afgestemd op de vraag van kinderen. We gaan daar nu niet onmiddellijk op in. We beschouwen dit aspect als dermate belangrijk, dat we er hierna een afzonderlijk stuk aan besteden. Daarin wordt meer concreet ingegaan op hoe we de kinderparticipatie in het XYZproject hebben vormgegeven en welke lessen we daar uit trokken. 3. Een sociaal pedagogische visie vanuit het onderwijs. Bij de uitbouw van een netwerk buitenschoolse kinderopvang is het onderwijs een belangrijke partner. Reeds bij het begin van het XYZ-project werd de link gelegd met het Brede school concept. De Brede school kan beschouwd worden als een concrete aanpak van een geïntegreerd en integraal onderwijs-vrijetijds en jeugdbeleid met de school als kern. Daar waar het netwerk buitenschoolse kinderopvang als doel heeft een kwalitatieve kinderopvang uit te bouwen door het vrijetijdsaanbod toegankelijk te maken, stelt de Brede school zich als doel om de ontwikkelingskansen van kinderen en jongeren in hun diverse leefmilieus te verbeteren: op school, in het gezin en in de vrije tijd (Groeneveld M., Frielink S. en Van Rooijen Erwin, 2002). Om deze ontwikkelingskansen te optimaliseren, werkt de school binnen de Brede school benadering samen met welzijnsorganisaties. De link met vrijetijdsbesteding wordt gelegd in het gegeven dat de ontwikkeling van kinderen en jongeren niet alleen een zaak is van de school maar ook van de activiteiten daaromheen. De brede school streeft een sterke betrokkenheid na 19

20 van de ouders en buurt, scholen moeten dan ook niet enkel en alleen worden beschouwd als een plaats voor kinderen maar als een ontmoetingsplek voor het hele gezin. Ook bij de Brede school gaat het om de inrichting van een netwerk. De belangrijke partners van dit netwerk zijn onderwijs, welzijn en zorg rond het kind en zijn gezin en dit ter bevordering van de sociale competenties en van de actieve deelname van kinderen en jongeren aan samenleving, onderwijs, recreatie en werk (Van Oenen S., Van Der Zwaard J.en Huisman M., 1999). Het lag niet binnen de doelstelling van het XYZ-project om het Brede schoolconcept grondig te bestuderen. Toch dienen we ons de vraag te stellen hoe beide concepten zich nu tot elkaar verhouden. Men zou kunnen stellen dat een netwerk buitenschoolse kinderopvang deel kan uitmaken van een Brede school. Bij de Brede school staat het schoolgebeuren centraal. Bij het netwerk buitenschoolse kinderopvang staat de kinderopvang centraal. Een nauwere samenwerking tussen school en kinderopvang biedt verschillende voordelen voor het onderwijs. Wat kinderen tijdens de kinderopvang leren, kan interessant zijn voor het leren op school. De motoriek die getraind wordt tijdens de dansateliers of de fietsateliers, kan van pas komen voor het leren in de klas. De activiteiten die plaatsvinden tijdens de kinderopvang gebeuren in het Nederlands. Hierdoor hebben kinderen de gelegenheid om zich te oefenen in het Nederlands in een niet-schoolse context. Voor veel kinderen uit de wijken waar beide pilootprojecten plaatsvinden (SIF-wijken) is het Nederlands niet de taal waarin hun primaire socialisatieproces zich voltooit en wordt Nederlands als tweede of derde taal geleerd. Eigen aan de Brusselse situatie is echter dat het Nederlands (meestal) niet de taal is die in de naaste omgeving gesproken wordt, de voertaal is hoofdzakelijk Frans. Wegens die specifieke taalachtergrond hebben deze kinderen vaak een taalprobleem op school waardoor ze zwak presteren. Bij het aanleren van het Nederlands als tweede taal of derde taal zijn er verschillende factoren die een invloed hebben op het succesvol leren ervan (Extra & Verhoeven, 1985). De buitenschoolse kinderopvang kan een belangrijke bijdrage leveren zodat deze factoren optimaal benut kunnen worden. Een eerste belangrijk element is de motivatie voor de Nederlandse taal. Vooral bij het aanleren van een tweede taal is motivatie belangrijk 4. De verschillende ateliers worden gegeven in het Nederlands. Het kind is steeds zeer gemotiveerd om het Nederlands te begrijpen en te spreken daar dit de toegang is tot de activiteit. Een ander belangrijk aspect in het aanleren van Nederlands als tweede taal is een ruim en gevarieerd aanbod, of de mogelijkheid van taalcontact. Vaak zijn er voor kinderen van de SIF-wijken die Nederlandstalig onderwijs volgen weinig mogelijkheden om Nederlands te spreken: thuis spreken ze hun moedertaal en in hun naaste sociale omgeving wordt er grotendeels Frans gepraat. Hierdoor zijn school, buurt en gezin drie gescheiden werelden. Een samenwerking tussen school en kinderopvang kan hieraan tegemoet komen. Wanneer het voor ouders duidelijk is dat ook de school en dus de leerkrachten op de hoogte zijn van de activiteiten tijdens de opvang, spreken ouders leerkrachten hierop aan. Dit kan zorgen voor betere contacten met de ouders. Dit was duidelijk te merken in Kuregem. De ouders werden aangesproken over de nieuwe vorm van kinderopvang en de leerkrachten konden hier ook op inpikken wat dan weer voor een nauwer contact zorgt tussen leerkracht en ouder. De nestfunctie Binnen het Brede School concept gebeurt de buitenschoolse opvang 5 meestal door en op de school. Er is vaak een nauwe samenwerking tussen de buitenschoolse opvang en de school. Begeleiders van de opvang en leerkrachten plegen dan ook geregeld overleg met elkaar. In principe is het ook niet belangrijk of het nu de school is of een andere organisatie die de nestfunctie op zich neemt. Belangrijker is dat ze er is en dat ze voldoet aan de drie hierboven vermelde pijlers alsook aan de driedubbele functie van buitenschoolse kinderopvang. In Brussel Benedenstad is het de buitenschoolse opvang, namelijk de Buiteling, die de nestfunctie verzorgt. In Kuregem zijn er plannen om de scholen hiervoor aan te spreken. De webfunctie Binnen het netwerk buitenschoolse kinderopvang werd het onderwijs aangesproken. De bijdrage van de school, of met andere woorden de webfunctie van de school in het netwerk, werd afzonderlijk ingevuld. Belangrijk is dat de school de deelname van de kinderen aan de activiteiten van het netwerk faciliteert. Zij kan hiervoor verschillende handelingen stellen. Het kan bijvoorbeeld gaan om het ter beschikking stellen van lokalen of het ter beschikking stellen van personeel. Het gemeenschappelijk doel van het netwerk is de uitbouw van een kwalitatieve kinderopvang. Van zodra het onderwijs een partner wordt van het netwerk deelt zij dus dit gemeenschappelijk doel. Toch is het belangrijk om rekening te houden met de situatie waarin scholen zich bevinden. Zoals reeds gesteld, is het de uitdaging om met alle partners samen het gemeenschappelijk 20

Buitenschoolse opvang in en met de buurt

Buitenschoolse opvang in en met de buurt Buitenschoolse opvang in en met de buurt Denktank BKO 05/06/2009 KADER RAPPORT 2002-2003: actieonderzoek XYZ VGC VBJK IBO s Theoretisch kader voor buitenschoolse opvang in grootstad: nest en web 2009:

Nadere informatie

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) De Hoge Raad voor Vrijwilligers (HRV) kijkt relatief tevreden terug op 2011, het Europees Jaar voor het Vrijwilligerswerk.

Nadere informatie

Opnemen van een coördinerende functie voor het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Opnemen van een coördinerende functie voor het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiches Titel initiatief: Initiatiefnemer: Opnemen van een coördinerende functie voor het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw KOCB Projectomschrijving

Nadere informatie

Samenwerken over sectoren heen

Samenwerken over sectoren heen Samenwerken over sectoren heen Inhoud In deze workshop wordt de betekenis en de meerwaarde van samenwerken tussen verschillende organisaties uitgewerkt. We schetsen hoe zo n samenwerking kan evolueren,

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 459 (2011-2012) Nr. 1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZIT TING 2011-2012 17 NOVEMBER 2011 VOORSTEL VAN RESOLUTIE van mevrouw Elke ROEX betreffende het waarborgen van het recht op kinderopvang

Nadere informatie

Voorstelnota Steunpunt GOK begeleiding en onderzoek Brusselse proefprojecten Brede School. 25 augustus 2006

Voorstelnota Steunpunt GOK begeleiding en onderzoek Brusselse proefprojecten Brede School. 25 augustus 2006 BIJLAGE Bijlage nr. 2 Voorstelnota Steunpunt GOK begeleiding en onderzoek Brusselse proefprojecten Brede School BRREEDDEE SCCHOOLL BEGELEIDING EN ONDERZOEK BRUSSELSE PROEFPROJECTEN 25 augustus 2006 1.

Nadere informatie

Vlaamse Regering rssjj^f ^^

Vlaamse Regering rssjj^f ^^ Vlaamse Regering rssjj^f ^^ Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van ISjuli 2007 houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de decreten

Nadere informatie

Staten-Generaal Opvang en Vrije tijd van schoolkinderen. Docentendag Pedagogie Jonge Kind 12 september 2014

Staten-Generaal Opvang en Vrije tijd van schoolkinderen. Docentendag Pedagogie Jonge Kind 12 september 2014 Staten-Generaal Opvang en Vrije tijd van schoolkinderen Docentendag Pedagogie Jonge Kind 12 september 2014 Doel en opzet Basisprincipes Voorbereidende werkgroepen Resultaat van de Staten-Generaal Vooraf

Nadere informatie

Een brede Kinderopvang. Tweede Studiedag Brede School Vlaams Parlement 16 mei 2008

Een brede Kinderopvang. Tweede Studiedag Brede School Vlaams Parlement 16 mei 2008 Een brede Kinderopvang Tweede Studiedag Brede School Vlaams Parlement 16 mei 2008 Ket In Kuregem Een praktijkvoorbeeld van brede kinderopvang in een grootstedelijke context Hoe het begon Eind 2002: - opstart

Nadere informatie

Vacature coördinator Rungproject

Vacature coördinator Rungproject Vacature coördinator Rungproject 26.06.07 Het Rungproject is een nieuw initiatief dat herstelgerichte hulp biedt aan jongeren in de bijzondere jeugdbijstand die weglopen (overwegen) en hun omgeving. Het

Nadere informatie

De handen in elkaar, samen werken aan een Brede School

De handen in elkaar, samen werken aan een Brede School De handen in elkaar, samen werken aan een Brede School Brede School Te downloaden op www.vlaanderen.be/bredeschool Doel BS Brede ontwikkeling van kinderen en jongeren Doel BS Brede ontwikkeling van kinderen

Nadere informatie

Kinderopvang en MFC s realiseren samen inclusieve kinderopvang voor elk kind en elke ouder

Kinderopvang en MFC s realiseren samen inclusieve kinderopvang voor elk kind en elke ouder Open oproep Pionieren in samenwerking Kinderopvang en MFC s realiseren samen inclusieve kinderopvang voor elk kind en elke ouder INLEIDING Vlaams minister Jo Vandeurzen streeft naar een sterkere samenwerking

Nadere informatie

Algemeen verslag denkdag 15 juni 2015 de Kriekelaar Schaarbeek

Algemeen verslag denkdag 15 juni 2015 de Kriekelaar Schaarbeek Algemeen verslag denkdag 15 juni 2015 de Kriekelaar Schaarbeek 1 Inleiding 2 Op 15 juni 2015 verzamelden de leden van de advieswerkgroep Sociaal-Cultureel Werk en vertegenwoordigers van regionale koepelverenigingen

Nadere informatie

VOORSTEL VAN DECREET VAN MEVROUW SONJA BECQ EN MEVROUW VEERLE HEEREN C.S HOUDENDE REGELING VAN DE THUISOPVANG VAN ZIEKE KINDEREN

VOORSTEL VAN DECREET VAN MEVROUW SONJA BECQ EN MEVROUW VEERLE HEEREN C.S HOUDENDE REGELING VAN DE THUISOPVANG VAN ZIEKE KINDEREN ADVIES VOORSTEL VAN DECREET VAN MEVROUW SONJA BECQ EN MEVROUW VEERLE HEEREN C.S HOUDENDE REGELING VAN DE THUISOPVANG VAN ZIEKE KINDEREN Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen. Voorstel

Nadere informatie

SWOT ANALYSE BREDE SCHOOL SPW

SWOT ANALYSE BREDE SCHOOL SPW SWOT ANALYSE BREDE SCHOOL SPW 2014-2015 Netwerk: Sterktes Zwaktes Activiteiten en projecten en participatie: Het wij-gevoel onder de partners Positieve en spontane samenwerkingen die voortvloeien uit het

Nadere informatie

2 Evaluatie door de stuurgroep onderwijs aan gedetineerden

2 Evaluatie door de stuurgroep onderwijs aan gedetineerden Evaluatie van het onderwijsaanbod in de gevangenissen in Vlaanderen en Brussel in functie van de Vlaamse leidraad voor het onderwijsaanbod in de gevangenissen Syntheserapport 22 maart 2017 1 Inleiding

Nadere informatie

De lat hoog voor iedereen! Referentiekader voor een Brede School

De lat hoog voor iedereen! Referentiekader voor een Brede School De lat hoog voor iedereen! Referentiekader voor een Brede School Opdracht Steunpunt Gok Ontwikkelen visietekst Opvolgen proefprojecten Formuleren beleidsaanbevelingen Brede School? Verkenning van enkele

Nadere informatie

Brede School - Grimbergen

Brede School - Grimbergen Grimbergen Integratiedienst, gemeentebestuur Grimbergen Ondersteuning ontwikkelingen Brede School vanuit Provincie Vlaams- Brabant (diversiteit & onderwijs) Brede School? Beleidsvisie 2014-2019 Grimbergen:

Nadere informatie

De voorzitter en secretaris van het Lokaal Overleg

De voorzitter en secretaris van het Lokaal Overleg 1 De voorzitter en secretaris van het Lokaal Overleg Een goede voorzitter voor het Lokaal Overleg Kinderopvang vinden is belangrijk en niet altijd vanzelfsprekend. Ook over zijn opdracht en taken en welke

Nadere informatie

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1]

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1] Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1] Ten gevolge van de goedkeuring van de bisconceptnota betreffende de organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen,

Nadere informatie

Decreet opvoedingsondersteuning in relatie tot de IJH. Benedikte Van den Bruel Veerle Roels

Decreet opvoedingsondersteuning in relatie tot de IJH. Benedikte Van den Bruel Veerle Roels Decreet opvoedingsondersteuning in relatie tot de IJH Benedikte Van den Bruel Veerle Roels Kind en Gezin èn Agentschap Jongerenwelzijn? Kind en Gezin en Agenschap Jongerenwelzijn verantwoordelijk voor

Nadere informatie

Betreft: Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang- en vrije tijd van schoolkinderen

Betreft: Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang- en vrije tijd van schoolkinderen Conceptnota Betreft: Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang- en vrije tijd van schoolkinderen 1. Situering Deze conceptnota heeft tot doel om, binnen de contouren van het Vlaams Regeerakkoord

Nadere informatie

Standpunt. Inclusief ondersteuningsmodel. Zie kader hieronder

Standpunt. Inclusief ondersteuningsmodel. Zie kader hieronder Standpunt Inclusief ondersteuningsmodel Rapporteur & Co-rapporteur Senna de Graaf Datum goedkeuring bureau 18 mei 2017 Datum goedkeuring av 8 juni 2017 Contactpersoon Liesbeth Maene (Sociaal@vvs.ac) Probleemstelling,

Nadere informatie

Naam van de schoolexterne interventie: Arktos HERGO

Naam van de schoolexterne interventie: Arktos HERGO Naam van de schoolexterne : Arktos HERGO 1. Inhoud vd schoolexterne Algemeen kader 1 : Ontstaansgeschiedenis 2 Visie Een HERGO is een groepsoverleg waarin alle partijen betrokken bij een incident, samen

Nadere informatie

Engagementsverklaring voor basis- en secundair onderwijs

Engagementsverklaring voor basis- en secundair onderwijs SCHOOLPROJECT - KAAP Engagementsverklaring voor basis- en secundair onderwijs 1. Achtergrond en doelstelling van Kaap Situering Doelstelling Missie Onderwijsnetwerk Naast het algemene NT2-aanbod is er

Nadere informatie

Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte

Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte OP ESF Vlaanderen 2014 2020 Prioriteit uit OP: 1 - loopbaanbeleid curatief investeringsprioriteit 8i - werkloosheid naar werk Informatieve Bijlage: Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte

Nadere informatie

Opvang en vrije tijd van schoolgaande kinderen krijgt samen vorm. David Vits Kind en Gezin Ann Lobijn VVSG

Opvang en vrije tijd van schoolgaande kinderen krijgt samen vorm. David Vits Kind en Gezin Ann Lobijn VVSG Opvang en vrije tijd van schoolgaande kinderen krijgt samen vorm David Vits Kind en Gezin Ann Lobijn VVSG Nieuwe organisatie Buitenschoolse activiteiten Voortgang Op weg naar een decreet Link filmpje katrien

Nadere informatie

1 Doe jij ook mee?! Team in beweging - Nu beslissen Steunpunt Diversiteit & Leren

1 Doe jij ook mee?! Team in beweging - Nu beslissen Steunpunt Diversiteit & Leren Nu beslissen De motieven om te starten met leerlingenparticipatie kunnen zeer uiteenlopend zijn, alsook de wijze waarop je dit in de klas of de school invoert. Ondanks de bereidheid, de openheid en de

Nadere informatie

SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING

SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING Studiedienst en Prospectief Beleid 1 Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Vlaamse Overheid Koning Albert II-laan 35 bus 10 1030

Nadere informatie

1. Respons. 2. Werd er in elke gemeente een lokale coördinator (LCO) aangesteld? beleidsplananalyse: vragenlijstmethode:

1. Respons. 2. Werd er in elke gemeente een lokale coördinator (LCO) aangesteld? beleidsplananalyse: vragenlijstmethode: Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Partner in de Hogeschool Universiteit Brussel Huart Hamoirlaan 136, 1030 Brussel Bevraging van de gemeenten in verband met de implementatie van het decreet opvoedingsondersteuning

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijk project Leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijk project Leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijk project Leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke

Nadere informatie

Resultaten De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 kunnen als volgt worden omschreven:

Resultaten De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 kunnen als volgt worden omschreven: BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiches Titel initiatief: Brusselwerking Initiatiefnemer: vzw Forum van Etnisch-Culturele Minderheden (0478.953.435), Vooruitgangsstraat 323/4, 1030 Brussel (Schaarbeek) Omschrijving

Nadere informatie

Eigen kracht van ouders en kinderen. Behoefte aan/vraag naar deze activiteit.

Eigen kracht van ouders en kinderen. Behoefte aan/vraag naar deze activiteit. Hoe verder na 25 mei Op 25 mei 2011 werden door de deelnemers aan de LEA conferentie in twee fasen acties benoemd. In eerste instantie actie-ideeën per wijk, deze wijkacties staan al op de site. Daarna

Nadere informatie

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin a. Situering Jonge kinderen (0-6 jaar) groeien op in diverse contexten: thuis, eventueel in de kinderopvang, en in de kleuterschool.

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid VR 2017 2402 DOC.0170/2BIS Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,

Nadere informatie

Het Dream-project wordt sinds 2002 op ad-hoc basis gesubsidieerd.

Het Dream-project wordt sinds 2002 op ad-hoc basis gesubsidieerd. Naam evaluatie Volledige naam Aanleiding evaluatie DREAM-project Evaluatie DREAM-project De Vlaamse overheid ondersteunt een aantal initiatieven ter bevordering van het ondernemerschap en de ondernemerszin.

Nadere informatie

Tweede adviesnota. van het STEM-PLATFORM. aan de stuurgroep. donderdag, 12 december Brussel, Koning Albert II - Laan.

Tweede adviesnota. van het STEM-PLATFORM. aan de stuurgroep. donderdag, 12 december Brussel, Koning Albert II - Laan. Tweede adviesnota van het STEM-PLATFORM aan de stuurgroep donderdag, 12 december 2013 Brussel, Koning Albert II - Laan Pagina 1 Beoordelingskader voor de subsidiëring van initiatieven ter ondersteuning

Nadere informatie

Over thuis, buurt, kinderopvang, kleuteronderwijs en transitie

Over thuis, buurt, kinderopvang, kleuteronderwijs en transitie Over thuis, buurt, kinderopvang, kleuteronderwijs en transitie Welke uitdagingen liggen er? De kwaliteit van de overgang tussen thuis, kinderopvang en kleuterschool is cruciaal voor jonge kinderen. Onderzoek

Nadere informatie

HET LOKAAL OVERLEG KINDEROPVANG

HET LOKAAL OVERLEG KINDEROPVANG Doe-pakket Kinderopvang voor iedereen Met een lokaal netwerk aan de slag om kinderopvang toegankelijker te maken in je gemeente 1 DE SOCIALE FUNCTIE VAN KINDEROPVANG De laatste jaren wordt meer aandacht

Nadere informatie

Duurzaam samenwerken in een buurtgericht netwerk voor kinderen en gezinnen

Duurzaam samenwerken in een buurtgericht netwerk voor kinderen en gezinnen Duurzaam samenwerken in een buurtgericht netwerk voor kinderen en gezinnen Welke uitdagingen liggen er? Het lokaal geïntegreerd gezinsbeleid neemt een belangrijke plaats in binnen het lokaal sociaal beleid,

Nadere informatie

Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie opvang en vrijetijd van kinderen. Ronde van Vlaanderen 2016

Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie opvang en vrijetijd van kinderen. Ronde van Vlaanderen 2016 Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie opvang en vrijetijd van kinderen Ronde van Vlaanderen 2016 2 - VVSG - Ronde van Vlaanderen maart 2016 Inhoud Op Vlaamse regering (18 december 2015) goedgekeurde

Nadere informatie

DIVERSITEIT VERBINDINGEN PARTICIPATIE. Kijkwijzer Brede School in Brussel 1

DIVERSITEIT VERBINDINGEN PARTICIPATIE. Kijkwijzer Brede School in Brussel 1 LOKALE CONTEXT BS Omgevingsanalyse Kinderen en jongeren Partners De BS brengt bij de omgevingsanalyse zowel de noden als kansen van de lokale kinderen en jongeren in kaart: houdt hierbij rekening met de

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 590 (2015-2016) Nr.1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2015-2016 7 OKTOBER 2015 VRAAG Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 7 oktober 2015 INTEGRAAL VERSLAG Hebben aan

Nadere informatie

Lokale bestrijding. kinderarmoede. Groeiactieplan. kinderarmoede

Lokale bestrijding. kinderarmoede. Groeiactieplan. kinderarmoede Lokale bestrijding kinderarmoede Groeiactieplan kinderarmoede Overzicht 1. Algemeen kader 2. Greep uit de acties in Gent 3. Succesfactoren/knelpunten à Debat Psychologische Dienst - OCMW Gent 2 1. Algemeen

Nadere informatie

Competentieprofiel educatief medewerker buitenschoolse kinderopvang Ravot

Competentieprofiel educatief medewerker buitenschoolse kinderopvang Ravot Competentieprofiel educatief medewerker buitenschoolse kinderopvang Ravot 1. Functie Functienaam Afdeling Dienst Functionele loopbaan Educatief medewerker Sociale zaken Buitenschoolse kinderopvang Ravot

Nadere informatie

Functiekaart Diensthoofd

Functiekaart Diensthoofd Functiekaart Diensthoofd 1. Hoofddoel van de functie: Leiding geven aan de eigen dienst en een bijdrage leveren aan het beleid van de organisatie teneinde een kwaliteitsvolle dienstverlening aan de cliënten

Nadere informatie

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader Doel van de functiefamilie Leiden van een geheel van activiteiten en medewerkers en input geven naar het beleid teneinde een kwaliteitsvolle, klantgerichte dienstverlening te verzekeren en zodoende bij

Nadere informatie

Participatie van kinderen uit kwetsbare gezinnen in een samenwerking tussen de sportdienst en sociale partners. Houthalen-Helchteren

Participatie van kinderen uit kwetsbare gezinnen in een samenwerking tussen de sportdienst en sociale partners. Houthalen-Helchteren Participatie van kinderen uit kwetsbare gezinnen in een samenwerking tussen de sportdienst en sociale partners Houthalen-Helchteren De achtergrond De gemeente Houthalen-Helchteren wenst een sportaanbod

Nadere informatie

Verslag over de opvolgingsdoorlichting van het Provinciaal CLB te Antwerpen.

Verslag over de opvolgingsdoorlichting van het Provinciaal CLB te Antwerpen. Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL doorlichtingssecretariaat@ond.vlaanderen.be www.onderwijsinspectie.be Verslag

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 581 (2014-2015) Nr.1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2014-2015 17 JUNI 2015 VOORSTEL VAN RESOLUTIE - van mevrouw Annemie MAES - betreffende het Brussels medialandschap 1355 2 TOELICHTING

Nadere informatie

Vernieuwde ondersteuning van de Brusselse Brede Scholen

Vernieuwde ondersteuning van de Brusselse Brede Scholen Vernieuwde ondersteuning van de Brusselse Brede Scholen Conferentie Vlaamse schepenen en OCMW-voorzitters INFORMATIEMOMENT 8/11/2017 Piet Vervaecke, directeur Onderwijscentrum Brussel vlaamse gemeenschapscommissie

Nadere informatie

UITBREIDING VOORSCHOOLSE KINDEROPVANG 2008 ADVIES LOKAAL BESTUUR VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Versie 23 april 2008

UITBREIDING VOORSCHOOLSE KINDEROPVANG 2008 ADVIES LOKAAL BESTUUR VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Versie 23 april 2008 BIJLAGE Bijlage nr. 1 Advies Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het toekennen van nieuwe plaatsen gesubsidieerde voorschoolse kinderopvang in het Brussels hoofdstedelijk gewest Hallepoortlaan 27 B-1060

Nadere informatie

Brede School De Brede Stroom

Brede School De Brede Stroom 18 maart 2016 Symposium: De ruimte als derde pedagoog Brede School De Brede Stroom An Claeys, Onderwijscentrum Brussel Lore Arnauts, Brede School De Brede Stroom & De Haven Agenda Verwachtingen Brede School

Nadere informatie

Provinciale gespreksavond over Zelfzorg en lokaal sociaal beleid een haalbare kaart?

Provinciale gespreksavond over Zelfzorg en lokaal sociaal beleid een haalbare kaart? Platform Zelfzorg Oost-Vlaanderen Martelaarslaan 204b 9000 Gent tel. 09 225 91 33 - fax 09 233 35 89 plazzo@telenet.be http://users.telenet.be/plazzo Provinciale gespreksavond over Zelfzorg en lokaal sociaal

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, JEUGD, SPORT, BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING,

DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, JEUGD, SPORT, BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, Ministerieel besluit van 29 mei 2002 houdende vastlegging van de structuur van een gemeentelijk cultuurbeleidsplan, een beleidsplan van een bibliotheek en een beleidsplan van een cultuurcentrum DE VLAAMSE

Nadere informatie

Gebiedsgerichte Werking

Gebiedsgerichte Werking Wat komt er aan bod? Inleiding Historiek Gebiedsgerichte Werking Gent Gebiedsgerichte Werking 1. Doelstellingen 2. Organisatie 3. Proces 4. Instrumenten 4 december 2007 Even terug in de tijd GGW heeft

Nadere informatie

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie DEEL ARMOEDEBESTRIJDING Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie Actie 1 : Het OCMW zorgt er, zelfstandig of

Nadere informatie

over het Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet algemeen welzijnswerk

over het Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet algemeen welzijnswerk Advies over het Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet algemeen welzijnswerk Brussel, 25 april 2013 SARWGG_ADV_20130425_BVR_AWW Strategische Adviesraad Welzijn Gezondheid Gezin

Nadere informatie

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35 bus 10 1030 Brussel

Nadere informatie

Zonder partners lukt het niet

Zonder partners lukt het niet Zonder partners lukt het niet Vorm een breedspectrum BOEBS-team. Waarom? Hoe? Het BOEBS-team heeft het meeste kans op slagen als het uit een breed gamma van partners is samengesteld, die elk vanuit een

Nadere informatie

De werking van het gemeentebestuur vanaf 01/01/2013

De werking van het gemeentebestuur vanaf 01/01/2013 De werking van het gemeentebestuur vanaf 01/01/2013 1 Waarom veranderen? Wellicht ken je het lokaal jeugdbeleidsplan wel, het is het plan van een gemeente over hoe ze werk willen maken van jeugdwerk- en

Nadere informatie

DIVERSITEIT IN de gemeente

DIVERSITEIT IN de gemeente DIVERSITEIT IN de gemeente Ondersteuning op maat van lokale besturen Diversiteit in Vlaanderen Een diversiteitsvriendelijk Vlaanderen Vlaanderen is divers, ook etnisch-cultureel. De aanwezigheid van mensen

Nadere informatie

INTERGEMEENTELIJKE ONROERENDERFGOED- DIENSTEN (IOED S)

INTERGEMEENTELIJKE ONROERENDERFGOED- DIENSTEN (IOED S) INTERGEMEENTELIJKE ONROERENDERFGOED- DIENSTEN (IOED S) 8 september 2015 Vlaams Regeerakkoord 2014-2019 We betrekken zo veel als mogelijk de lokale besturen bij het erfgoedbeleid en bij de maatregelen die

Nadere informatie

Aan de slag met het OK op school werkwinkel SOK-congres 7/12/2018

Aan de slag met het OK op school werkwinkel SOK-congres 7/12/2018 Aan de slag met het OK op school werkwinkel SOK-congres 7/12/2018 Lisbeth Van Hecke Dienst identiteit & kwaliteit Het leven zit vol verwachtingen 2 SOK-congres Interne kwaliteitszorg op school 1 Doelen

Nadere informatie

FUNCTIEBESCHRIJVING BELEIDSMEDEWERKER ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR

FUNCTIEBESCHRIJVING BELEIDSMEDEWERKER ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR FUNCTIEBESCHRIJVING BELEIDSMEDEWERKER ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR A. DOEL VAN DE FUNCTIE: Het beleidsthema vanuit theoretische en praktische deskundigheid implementeren en uitbouwen teneinde toepassingen

Nadere informatie

Ouders & School (LOP Lokeren)

Ouders & School (LOP Lokeren) Ouders & School (LOP Lokeren) Vooronderzoek Onderzoek in secundaire scholen (Brussel) Model van ouderbetrokkenheid (denkkader) Drie actoren (ouder, school, leerling!) Drie pijlers Drie voorwaarden Zes

Nadere informatie

Sportdienst in samenwerking met scholen. Genk

Sportdienst in samenwerking met scholen. Genk Sportdienst in samenwerking met scholen Genk De achtergrond 6 op 10 Genkse kinderen kampen met overgewicht. Daarnaast is een groot deel van hen van een andere origine. Deze kinderen krijgen vaak minder

Nadere informatie

ADVIES I.V.M. HET POSITIEF ACTIEPLAN ALLOCHTONEN EN ARBEIDSGEHANDICAPTEN 2002

ADVIES I.V.M. HET POSITIEF ACTIEPLAN ALLOCHTONEN EN ARBEIDSGEHANDICAPTEN 2002 ADVIES I.V.M. HET POSITIEF ACTIEPLAN ALLOCHTONEN EN ARBEIDSGEHANDICAPTEN 2002 Brussel, 13 februari 2002 2. Op 4 januari 2002 vroeg de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden,

Nadere informatie

De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 kunnen als volgt worden omschreven:

De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 kunnen als volgt worden omschreven: BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiches Titel initiatief: Brusselwerking Initiatiefnemer: vzw Forum van Etnisch-Culturele Minderheden (0478.953.435), Vooruitgangsstraat 323/4, 1030 Brussel (Schaarbeek) Omschrijving

Nadere informatie

F U N C T I E P R O F I E L

F U N C T I E P R O F I E L F U N C T I E P R O F I E L I. I D E N T I F I C A T I E G E G E V E N S Functiebenaming Weddeschaal Graad Directie - dep - dienst Functiefamilie Coach gezinsopvang B1-B2-B3 sociaal/paramedisch medewerker

Nadere informatie

Teamcoördinator ALERT-team

Teamcoördinator ALERT-team Functie- en competentieprofiel Teamcoördinator ALERT-team Datum Organisatie CAW Antwerpen Medewerker Deelwerking ALERT-team Plaats in de organisatie Teamcoördinator Waarom deze functie Deze functie draagt

Nadere informatie

Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen

Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen 1 2 3 4 1. Wat is beleidsvoerend vermogen? De scholen die een succesvol beleid voeren, gebruiken hun beleidsruimte maximaal zodat de onderwijskwaliteit

Nadere informatie

Sessie 6 Is de sportdienst de enige en ideale trekker voor beweging bij jonge kinderen?

Sessie 6 Is de sportdienst de enige en ideale trekker voor beweging bij jonge kinderen? Sessie 6 Is de sportdienst de enige en ideale trekker voor beweging bij jonge kinderen? ISB-congres 2012 Donderdag 22 maart 2012 Genk Inhoudstafel 1. Geschiedenis & ontstaan 2. Jespo vandaag 3. Jespo in

Nadere informatie

FUNCTIEFAMILIE 5.3 Projectmanagement

FUNCTIEFAMILIE 5.3 Projectmanagement Doel van de functiefamilie Leiden van projecten en/of deelprojecten de realisatie van de afgesproken projectdoelstellingen te garanderen. Context: In lijn met de overgekomen normen in termen van tijd,

Nadere informatie

Opvang en vrije tijd van schoolgaande kinderen kleurt lokaal. Samen voor een lokaal gezinsbeleid maart 2017

Opvang en vrije tijd van schoolgaande kinderen kleurt lokaal. Samen voor een lokaal gezinsbeleid maart 2017 Opvang en vrije tijd van schoolgaande kinderen kleurt lokaal Samen voor een lokaal gezinsbeleid maart 2017 Ann Lobijn Diensthoofd Kinderopvang VVSG 02 211 55 73 Ann.lobijn@vvsg.be Leen Walravens Stafmedewerker

Nadere informatie

Per 1.000 kinderen onder de 3 jaar telde Limburg eind 2008 68 opvangplaatsen minder dan het Vlaamse gemiddelde.

Per 1.000 kinderen onder de 3 jaar telde Limburg eind 2008 68 opvangplaatsen minder dan het Vlaamse gemiddelde. Limburgse kinderopvang misdeeld door huidige Vlaamse Regering. Uit het antwoord vanwege Vlaams minister van Welzijn Heeren op een parlementaire vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Els Robeyns blijkt

Nadere informatie

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur VLAAMS PARLEMENT DECREET houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1

Nadere informatie

Structuur geven aan onze seniorenadviesraad

Structuur geven aan onze seniorenadviesraad Seniorenadviesraad Kampenhout 1 Structuur geven aan onze seniorenadviesraad Structureren in 4 stappen : -Oprichting adviesraad - Behoefteonderzoek - Opmaak beleidsplan - Opvolging van het beleid Structureren

Nadere informatie

AANVRAAG TOT KANDIDATUUR

AANVRAAG TOT KANDIDATUUR AANVRAAG TOT KANDIDATUUR LID VAN HET ANALYSECOMITE «MATERIALEN ONDER DE LOEP» CONTEXT Wie zijn we? Kleur Bekennen is het programma opvoeden tot wereldburgerschap van de Belgische Staat, uitgevoerd door

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING De minister president van de Vlaamse Regering Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed en Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding

Nadere informatie

De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 kunnen als volgt worden omschreven:

De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 kunnen als volgt worden omschreven: BIJLAGE Bijlage nr. 1 FICHE Titel initiatief: Themawerkingen Rom-zigeuners, Opvangbeleid en Sociale Cohesie Initiatiefnemer: Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel vzw, (0433.527.154), Werkhuizenstraat

Nadere informatie

SCHOOLPROJECT - KAAP Reglement voor secundaire scholen

SCHOOLPROJECT - KAAP Reglement voor secundaire scholen 1. Achtergrond en doelstelling van Kaap SCHOOLPROJECT - KAAP Reglement voor secundaire scholen Situering Doelstelling Missie Onderwijsbeleid Naast het algemene NT2-aanbod is er nood aan een aanbod op maat

Nadere informatie

INSCHRIJVINGSRECHT IN ANTWERPEN

INSCHRIJVINGSRECHT IN ANTWERPEN INSCHRIJVINGSRECHT IN ANTWERPEN ervaringen en aanbevelingen Claude Marinower, schepen voor onderwijs stad Antwerpen 24.03.2015 Vlaams Parlement Commissie Onderwijs Hoorzitting korte inhoud ervaringen en

Nadere informatie

DIVERSITEIT IN het onderwijs. Ondersteuning op maat van. onderwijs initiatieven

DIVERSITEIT IN het onderwijs. Ondersteuning op maat van. onderwijs initiatieven DIVERSITEIT IN het onderwijs Ondersteuning op maat van onderwijs initiatieven Diversiteit in Vlaanderen Een diversiteitsvriendelijk Vlaanderen Vlaanderen is divers, ook etnisch-cultureel. De aanwezigheid

Nadere informatie

SCHOOLPROJECT - KAAP Reglement voor basisscholen

SCHOOLPROJECT - KAAP Reglement voor basisscholen 1. Achtergrond en doelstelling van Kaap SCHOOLPROJECT - KAAP Reglement voor basisscholen Situering Doelstelling Missie Onderwijsbeleid Naast het algemene NT2-aanbod is er nood aan een aanbod op maat van

Nadere informatie

VLAAMS VRIJWILLIGERSBELEID

VLAAMS VRIJWILLIGERSBELEID VLAAMS VRIJWILLIGERSBELEID Advies 2016-17 / 29.09.2016 www.vlaamsewoonraad.be INHOUD 1 Situering... 3 2 Beknopte inhoud... 3 3 Bespreking... 3 3.1 algemeen 3 3.2 geringe traditie 4 3.3 aanvullende werking

Nadere informatie

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs FEDERAAL WETENSCHAPSBELEID Wetenschapsstraat 8 B-1000 BRUSSEL Tel. 02 238 34 11 Fax 02 230 59 12 www.belspo.be Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs Projectformulier ten behoeve van

Nadere informatie

Vertrek van je eigen brede kijk op jeugd en jeugdbeleid

Vertrek van je eigen brede kijk op jeugd en jeugdbeleid STAPPENPLAN fiche 4 Gericht gegevens verzamelen die je jeugdbeleid richting kunnen geven. Waarover gaat het? Het jeugdbeleid in jouw gemeente is geen blanco blad. Bij de opmaak van een nieuw jeugdbeleidsplan

Nadere informatie

BIJLAGE. Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr Bijlage nr. 1. Fiche

BIJLAGE. Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr Bijlage nr. 1. Fiche Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20162017-0291 26-01-2017 BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiche Titel initiatief: Initiatiefnemer: Interreligieuze en interlevensbeschouwelijke dialoog bij jongeren

Nadere informatie

Kunst- en cultuureducatie Recente beleidsopties

Kunst- en cultuureducatie Recente beleidsopties Kunst- en cultuureducatie Recente beleidsopties 30 november Jos Thys Instellingen & Leerlingen Basisonderwijs & Deeltijds Kunstonderwijs Ine Vos CANON Cultuurcel Kunst- en cultuureducatie & beleid Beleidstraject

Nadere informatie

WERKING KIJKWIJZER BELEIDSVOEREND VERMOGEN: TOEGEPAST OP LOOPBAANBEGELEIDING IN DE SCHOLENGEMEENSCHAP

WERKING KIJKWIJZER BELEIDSVOEREND VERMOGEN: TOEGEPAST OP LOOPBAANBEGELEIDING IN DE SCHOLENGEMEENSCHAP WERKING KIJKWIJZER BELEIDSVOEREND VERMOGEN: TOEGEPAST OP LOOPBAANBEGELEIDING IN DE SCHOLENGEMEENSCHAP WAT? Voor u ligt een kijkwijzer om het beleidsvoerend vermogen van uw school in kaart te brengen. De

Nadere informatie

Deze overeenkomst treedt in werking na ondertekening en eindigt op 31 augustus 2020.

Deze overeenkomst treedt in werking na ondertekening en eindigt op 31 augustus 2020. Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20152016-0050 26-11-2015 BIJLAGE Bijlage nr. 1 Samenwerkingsovereenkomst Tussen de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), Emile Jacqmainlaan 135 te 1000 Brussel,

Nadere informatie

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November 2009-821- VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 33 van 7

Nadere informatie

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder Doel van de functiefamilie Het beleidsthema vanuit theoretische en praktische deskundigheid implementeren en uitbouwen teneinde toepassingen omtrent het thema te initiëren, te stimuleren en te bewaken

Nadere informatie

Lokaal overleg kinderopvang Kortrijk

Lokaal overleg kinderopvang Kortrijk Lokaal overleg kinderopvang Kortrijk Inleiding: hoe kwam dit memorandum tot stand. Het Lokaal overleg Kinderopvang Kortrijk is een door het stadsbestuur erkende adviesraad. Deze is samengesteld op basis

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen Stuk 2223 (2003-2004) Nr. 1 VLAAMS PARLEMENT Zitting 2003-2004 5 maart 2004 VOORSTEL VAN RESOLUTIE van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen betreffende een

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN ONDERWIJS NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijke project leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs - Tweede

Nadere informatie

VERORDENING 02/11 HOUDENDE ERKENNING VAN DE GEMEENSCHAPSRADEN EN VAN DE VZW S GEMEENSCHAPSCENTRUM IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

VERORDENING 02/11 HOUDENDE ERKENNING VAN DE GEMEENSCHAPSRADEN EN VAN DE VZW S GEMEENSCHAPSCENTRUM IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST VERORDENING 02/11 HOUDENDE ERKENNING VAN DE GEMEENSCHAPSRADEN EN VAN DE VZW S GEMEENSCHAPSCENTRUM IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.- Deze verordening regelt

Nadere informatie

V R A G E N K A A R T THEMA: ONDERWIJS

V R A G E N K A A R T THEMA: ONDERWIJS V R A G E N K A A R T? THEMA: ONDERWIJS THEMA: ONDERWIJS? Vragenkaart: waar staan we nu? Bepaal een score tussen 1 en 9, waarbij 1 staat voor we hebben nauwelijks samenwerking rond het thema onderwijs

Nadere informatie

Sportdienst in samenwerking met kinderopvang. Putte

Sportdienst in samenwerking met kinderopvang. Putte Sportdienst in samenwerking met kinderopvang Putte De achtergrond De vraag naar buitenschoolse kinderopvang is groot. Opvanginitiatieven kampen met een overbezetting en zijn op zoek naar manieren om hun

Nadere informatie