KAREL DE GROTE-HOGESCHOOL STUDIEGEBIED ONDERWIJS BACHELOR ZORGVERBREDING EN REMEDIËREND LEREN. Voltijdse opleiding STUDIEGIDS ACADEMIEJAAR

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "KAREL DE GROTE-HOGESCHOOL STUDIEGEBIED ONDERWIJS BACHELOR ZORGVERBREDING EN REMEDIËREND LEREN. Voltijdse opleiding STUDIEGIDS ACADEMIEJAAR 2013-2014"

Transcriptie

1 KAREL DE GROTE-HOGESCHOOL STUDIEGEBIED ONDERWIJS BACHELOR ZORGVERBREDING EN REMEDIËREND LEREN Voltijdse opleiding STUDIEGIDS ACADEMIEJAAR Campus Markgrave Van Schoonbekestraat Antwerpen

2 DEEL 1 1. Inleiding 2. Onze krachtlijnen 3. De competenties als uitgangspunt 4. Opleidingsonderdelen 5. Keuzetrajecten 6. Toelichting bij alternatief keuzetraject, incl internationalisering 7. Werkervaring /stage tijdens de opleiding 8. Aanwezigheden 9. Evaluatie 10. KdG-mail, blackboard, roosters en e-studentservice 11. Coördinatie, ondersteuners en begeleiders van de opleiding 12. Toelichting bij de opbouw van de studiegids Bijlage 1: Competentiematrix Bijlage 2: Internationaliseringscompetenties in het curriculum DEEL 2 Eigenlijke studiegids

3 1. INLEIDING Welkom in de opleiding BaZo aan KdG-Hogeschool. BaZo staat voor Bachelor na Zorgverbreding en remediërend leren, een voltijdse opleiding van zestig studiepunten. Deze opleiding kan je ook deeltijds volgen of spreiden over maximaal vijf jaar. We vormen mensen opdat ze kinderen of jongeren met specifieke noden en mogelijkheden zouden (leren) liefhebben. Dit (leren) liefhebben vormt immers de fun of het fun -dament van onze opleiding. Samen met een adviserende stuurgroep, de lesgevers, de scholen en de studenten proberen we die opdracht vorm én inhoud te geven in een buitengewoon en zorgverbredend opleidingsprogramma. De professionele ontwikkeling van de leerkracht en de ontwikkeling van het team en de school tot een boeiend leer en leefklimaat staan daarbij centraal. De uitwerking ervan vind je verder in deze studiegids. Onze visie mikt tijdens het hele traject op de persoonlijke ontwikkeling van elke mens. Zo spreken we niet langer over kinderen en jongeren met een handicap, maar hebben we het over kinderen en jongeren met specifieke noden én mogelijkheden. Als gewone medemensen dragen ook zij betekenisvol aan onze samenleving bij. Wij vinden dan ook dat deze kinderen en jongeren, waar ze zich nu ook bevinden, in het gewoon of in het buitengewoon onderwijs, kwaliteitsvolle aandacht en vorming verdienen. Dat maakt onze opleiding in de ware zin van het woord inclusief. Om dit mogelijk te maken, willen wij alle leerkrachten uitnodigen, vormen en stimuleren opdat ze de groei in henzelf ook bij hun leerlingen zouden helpen realiseren. Binnen de opleidingsonderdelen professioneel ontwikkelingsplan en communicatie wordt daar zelfs expliciet aandacht aan besteed. Wij hopen uiteindelijk dat leerkrachten, maar ook alle onderwijsmedewerkers, door diepgaande én geduldige processen van onderwijzen en opvoeden, hun vele talenten mogen helpen zichtbaar maken. Het studiecontract van de hogeschool bestaat uit 2 elementen die online ter beschikking zijn : - het Hogeschool Onderwijs en Examenreglement (HOE), - de Studiegids per opleiding In deze studiegids proberen we je wegwijs te maken doorheen de opleiding. Hierin vind je informatie over je opleidingsprogramma en toelichting bij de verschillende evaluatievormen. We wensen je heel veel succes! Het BaBO/ZO-team

4 2. ONZE KRACHTLIJNEN Met onze opleidingen willen wij: - een gespecialiseerde opleiding bieden aan volwassenen - die bijdragen tot een deskundige en toekomstgerichte pedagogisch didactische vorming en begeleiding - van kinderen/jongeren met specifieke noden en mogelijkheden in het buitengewoon en gewoon onderwijs - en dit in samenwerking met alle betrokken partijen. Een gespecialiseerde opleiding aan volwassenen Het leerproces van deze opleiding is vrij specifiek. Het gaat om een opleiding voor mensen die reeds een professionele bachelor of een academische master op zak hebben, en/of instappen met een brede beroepservaring. Daarom is de opleiding gebaseerd op de principes van de volwassenvorming. Wij wensen leerkrachten op te leiden tot personen die zelfstandig problemen kunnen oplossen in hun praktijk/werksituatie. Een leerproces kan immers niet anders zijn dan een constructieve ontmoeting tussen theorie en praktijk, met wederzijds respect en waardering. Wij verwachten de bereidheid om praktische ervaringen en problemen uit de praktijk/werksituatie in te brengen en uit te wisselen, om van elkaar te leren. Volwassenen leren op een eigen specifieke wijze. Wij willen met onze opleiding tegemoet te komen aan deze verwachtingen van onze leraar/studenten. De opleidingsdoelstellingen kaderen dan ook in een onderwijsvisie aangepast aan de lerende volwassene: 1. Begeleidingsmodel 2. Duale visie op leren: theorie en praktijk staan in een voortdurende wisselwerking 3. Delen van expertise: dit verwijst zowel naar het netwerk van lesgevers (specialisten en ervaringsdeskundigen) als naar de verplichte aanwezigheid van de studenten in de lessen 4. Zelfstandigheid en zelfsturing: dit geldt zowel voor de samenstelling van het keuzetraject, de keuze in het werkplekleren als voor de verwerking van bepaalde opleidingsonderdelen. Deskundige en toekomstgerichte pedagogische didactische vorming en begeleiding De bedoeling van de opleiding is dat de student in de praktijk kinderen/jongeren met specifieke noden en mogelijkheden pedagogische en didactische ondersteuning kan bieden. De specialisten die deze kennis en vaardigheden bezitten, zijn enerzijds de praktijkmensen die dagelijks met deze kinderen/jongeren werken en anderzijds experten die zeer betrokken zijn op de praktijk vanuit hun specifieke deskundigheid, al dan niet in een schoolcontext. Zo maakt de student kennis met de knowhow die in het werkveld ontwikkeld is en willen we een samenwerking bevorderen tussen alle actoren die bij het onderwijsgebeuren betrokken zijn. Uitwisselingen met het buitenland maken het mogelijk dat docenten én studenten hun visie en hun praktijk kunnen toetsen aan internationale ontwikkelingen. Kinderen/jongeren met specifieke noden en mogelijkheden in het gewoon of buitengewoon onderwijs Kinderen/jongeren met specifieke noden en mogelijkheden worden in Vlaanderen in het gewoon of in het buitengewoon onderwijs begeleid. Wij streven ernaar de opleiding vanuit het kind of jongere te bekijken, waar of in welke onderwijscontext hij zich ook bevindt. De leraar buitengewoon onderwijs, de klasleraar, de GONbegeleider, de zorgcoördinator, de interne zorgbegeleider, werken in hoofdzaak met dezelfde problematiek. Daarom vinden we het noodzakelijk dat leraren vanuit verschillende achtergronden met elkaar ervaringen uitwisselen en zo een eigen visie uitbouwen. Deze visie moet zowel uitgaan van de behoeften als van de begaafdheden van het kind en de jongere. Op die manier wensen wij bij te dragen aan de uitbouw van meer inclusief onderwijs. In samenwerking met de betrokken partijen Omwille van de maatschappelijke evolutie in de school- en onderwijscultuur, waar dialoog en overleg meer en meer centraal komen te staan, en omwille van de toenemende (wetenschappelijke) kennis, zijn communicatie en samenwerking essentiële voorwaarden voor de optimale ondersteuning van kinderen en jongeren.

5 3. DE COMPETENTIES ALS UITGANGSPUNT De te verwerven competenties bestaan uit 5 functionele gehelen: De afgestudeerde student is in staat om: 1. planmatig te handelen ten aanzien van specifieke onderwijsbehoeften op individueel, groeps- en schoolniveau, in duurzame interactie met alle betrokkenen, en daarbij zorgvragen te formuleren en permanent bij te stellen met nadruk op observatie, assessment en handelingsgerichte diagnostiek; 2. positief en deskundig om te gaan met elke vorm van diversiteit door het onderwijsaanbod, de leerlijnen en de inhouden uit de diverse leerdomeinen functioneel af te stemmen op de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen; 3. vanuit een gedeelde zorg constructief en emancipatorisch samen te werken met de leerlingen, de ouders / gezinnen en met alle betrokkenen in het team/de omgeving van de leerling met specifieke onderwijsbehoeften; 4. het proces van handelingsplanning te implementeren door collegiale consultatie, coaching van collega s, beleidsondersteuning en coördinatie op schoolniveau. 5. gestructureerd te leren uit eigen en andermans ervaringen via het cyclisch proces en het eigen handelen dynamisch en creatief bij te sturen. In de bijlage vind je een competentiematrix waarin deze 5 functionele gehelen worden vertaald en geconcretiseerd. Op grond daarvan kan je de rode draad in jouw opleiding, je persoonlijk professionaliseringstraject verduidelijken, verhelderen, concretiseren en weergeven in je competentieportfolio. Om het diploma van Bachelor Buitengewoon Onderwijs of Bachelor Zorgverbreding en Remediërend leren te verwerven moet elke student de eindcompetenties op integratieniveau behalen. 4. OPLEIDINGSONDERDELEN Er zijn 2 soorten opleidingsonderdelen: een enkelvoudig opleidingsonderdeel (eolod) een samengesteld opleidingsonderdeel (solod), bestaande uit deelopleidingsonderdelen (dolod) waaraan aparte studiepunten toegekend worden. De student respecteert de volgtijdelijkheid van opleidingsonderdelen, zoals beschreven in de studiegids. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan afgeweken worden na overleg met de opleidingscoördinator. Bij de samenstelling van zijn persoonlijk deeltraject (PDT) / individueel deeltraject (IDT) is de student zelf verantwoordelijk voor de combinaties die hij kiest: de opleiding kan om organisatorische redenen het lessenrooster niet aanpassen aan individuele vragen. 5. KEUZETRAJECTEN Eén derde van de opleiding (20 studiepunten) bestaat uit keuzetrajecten die de student zelf samenstelt uit een aanbod dat de opleiding heeft uitgewerkt. Elk keuzetraject vormt een samengesteld opleidingsonderdeel (solod), bestaande uit deelopleidingsonderdelen (dolod). In de samenstelling van het traject kunnen na 7 februari 2014 geen wijzigingen meer aangebracht worden. Als een student één of meerdere keuzevakken niet volgde, is hij, ook na deze datum, wel verplicht om voor die studiepunten een of meerdere andere keuzevakken te kiezen. Indien dit niet meer mogelijk is, krijgt hij bij gewettigde afwezigheid een vervangende inhaalopdracht in eerste zittijd. Bij ongewettigde afwezigheid, kan de opdracht pas in tweede zittijd worden ingediend. Hierdoor verschuift ook het bijhorend samengesteld opleidingsonderdeel «Keuzetraject» naar de tweede zittijd.

6 6. TOELICHTING BIJ ALTERNATIEF KEUZETRAJECT, INCL INTERNATIONALISERING Bij het opleidingsonderdeel keuzetraject heb je de mogelijkheid om een alternatief keuzetraject te kiezen. Dit betekent dat je ook elders cursussen mag volgen en laten meetellen in je leertraject en dit op voorwaarde dat: de cursus beantwoordt aan de doelstellingen van de opleiding en binnen jouw competentiekeuze ligt de cursus inhoudelijk niet overeenstemt met een cursus die in ons aanbod voorkomt de cursus gevolgd wordt in de periode dat je hier bent ingeschreven als student de cursus geen pedagogische studiedag is die wordt georganiseerd in jouw school tijdens je uren werkervaring je voordat de cursus aanvangt een gemotiveerde aanvraag indient bij de coördinator (motivatie op grond van jouw leertraject, van jouw te verwerven competenties) en dit ten laatste op 7 februari Het team bepaalt dan of een cursus al dan niet in aanmerking komt en bepaalt ook het aantal studiepunten je (of anderen) de cursus betaalt je na het volgen van de cursus een attest van deelname bezorgt aan het secretariaat waarin je deelname aan de cursus wordt bevestigd. Zonder dit attest is je alternatief keuzetraject niet ontvankelijk voor evaluatie, zelfs al kreeg je de toestemming om dit te volgen en werd dit reeds ingebracht. Dit attest moet ten laaste op 15 mei 2014 ingediend zijn. Zoniet wordt een vervangopdracht gegeven en verschuift het bijhorend samengesteld opleidingsonderdeel naar tweede zittijd je de cursus verwerkt in je portfolio Je kan binnen dit alternatief keuzetraject ook voor een internationaal programma opteren, voor een maximum aan 20 studiepunten. Dit programma kan bestaan uit: Mobiliteitsactiviteiten - buitenlandse studiereizen - beperkte individuele studentenmobiliteit, o.m. deelnemen aan intensieve programma s, bilaterale projecten, korte stages, - internationale mobiliteitsprogramma s o.m.: o het LLP- / Erasmus-programma voor een buitenlandse studie- of stageperiode o het Erasmus-Belgica-programma voor studie of stage in één van de Belgische gemeenschappen o het Comenius- en Grundtvig-prgramma voor een buitenlandse stage als Comenius- of grundtvigassistent voor toekomstige leerkrachten in het basis- en secundair onderwijs o Het VLIR- / UOS-reisbeurzenprogramma voor een stage of een project in een ontwikkelingsland (concretisering in studiegids) o Internationale stage buiten mobiliteitsprogramma s Activiteiten met internationale dimensie voor niet-mobiele studenten: - transnationale projecten - module(onderdelen) gegeven door buitenlandse gastdocenten - volgen van specifieke (keuze)vakken met een internationale dimensie De aanvraag en de toestemming voor een buitenlandse stage (Europees of niet-europees) gebeurt in het departement volgens de afgesproken deadlines en procedures. Toelichting bij deze projecten vind je in de Handleiding internationalisering op blackboard.

7 7. WERKERVARING/STAGE TIJDENS DE OPLEIDING Voorwaarde tot deelname aan de opleiding, is dat de student praktijkervaring opdoet in onderwijscontext en dat gedurende de periode dat hij de opleiding volgt. De student doet 4 dagdelen per week werkervaring in de vorm van officiële tewerkstelling of stage. De student mag werkervaring opdoen in een school in een school voor gewoon onderwijs en liefst in een school waar expliciet voor inclusief onderwijs gekozen is vanuit het pedagogisch project. Hij werkt dan in die school met kinderen met specifieke noden en mogelijkheden.ook werkervaring als GON-leerkracht of in het buitenland is mogelijk. Tijdens deze werkervaring participeert de student actief aan heel het klas- en schoolgebeuren.dit betekent dat hij de taken van de zorgcoördinator en zorgbegeleiders verkent en mee opneemt, lesgeeft, teamveraderingen, klassenraden en ander overleg of activiteiten bijwoont en zich engageert voor speelplaatsbegeleiding en andere taken die men in de school van de leerkrachten verwacht. Per week werkt hij 4 dagdelen. Een dagdeel is een voormiddag, een namiddag of een avond van 3,5 uren. In totaal doet men dan per week 14 uren werkervaring. Men mag ook dagdelen clusteren: vb. een hele donderdag werken. LET OP: Men kan niet werken op maandagnamiddag, dinsdagnamiddag en heel de woensdag (dit zijn cursusdagen). Indien de student stage loopt, zijn er 2 periodes voorzien: - 1 oktober 2013 tot en met 20 december januari 2014 tot en met 30 mei 2014 De student mag tijdens zijn opleiding ook officieel werken. Dit kan echter maximaal halftijds en op lesvrije dagdelen; de lessen moeten immers gevolgd kunnen worden. Indien de student officieel werkt geeft hij een attest hiervan voor 1 oktober 2013 aan de opleidingsondersteuner. Indien de student meer dan halftijds werkt, schakelt hij automatisch over naar de deeltijdse opleiding en moet hij zijn studieprogramma in zijn studiecontract laten aanpassen. Voor verdere informatie in verband met de werkervaring verwijzen we naar het Vademecum werkervaring. Hierin vind je ook hoe je gemiste stagedagen kan inhalen. 8. AANWEZIGHEDEN Voor het verwerven van de theoretische inzichten en praktische vaardigheden is de regelmatige aanwezigheid van de student in de lessen vereist. De opleiding wil ook zoveel mogelijk praktisch zijn, wat impliceert dat de student aan de gevarieerde activiteiten, dikwijls in groepsverband (discussie, voorbereiding, opdrachten, ) deelneemt. Om dit alles vlot en zinvol te kunnen organiseren, is het noodzakelijk dat de student regelmatig aanwezig is in de lessen. Aanwezigheid in de lessen is dan ook een voorwaarde om te kunnen slagen voor een opleidingsonderdeel. Indien je niet aanwezig kan zijn op een geplande cursus dien je zo snel mogelijk het onthaal te verwittigen en breng je een gewettigd attest binnen. Voor de gemeenschappelijke vakken neem je bovendien contact op met de lesgever om na te gaan hoe je deze gemiste lessen kan inhalen. Indien de cursus op verplaatsing wordt georganiseerd, dien je ook de school/organisatie te verwittigen van je afwezigheid. Bij langdurige afwezigheid (langer dan 3 weken) neemt de student contact op met de ombuds om afspraken te maken met betrekking tot (aanpassing van) het studieprogramma.

8 9. EVALUATIE Een statuut van examenstudent is niet mogelijk in deze opleiding. De evaluatie van de opleidingsonderdelen gebeurt aan de hand van opdrachten. Deze staan omschreven in de Evaluatiewijzer. De student is verantwoordelijk voor het indienen van zijn schriftelijke opdrachten. De verantwoordelijke van het opleidingsonderdeel/de onderwijsactiviteit geeft hieromtrent sluitende instructies. We verwachten dat taken tijdig worden ingediend. Bij het niet afgeven van de taak op de indiendatum, krijgt de student een nul. Bij overmacht richt de student zich tot de ombuds die, in overleg met de lector, een alternatieve indiendatum kan bepalen. Als een opdracht op zich een deelopleidingsonderdeel van een samengesteld opleidingsonderdeel vormt, wordt deze geïnterpreteerd als een examen en wordt de regelgeving van het examen toegepast. Als een student op een deelopleidingsonderdeel van een samengesteld opleidingsonderdeel minder dan 6/20 behaalt, dan krijgt hij op het niveau van het samengesteld opleidingsonderdeel niet geslaagd. Er is wel overdracht van cijfers naar de 2de zittijd en het volgende academiejaar voor deelopleidingsonderdelen waarvoor de student 10 of meer op 20 behaalt. De stage is niet herhaalbaar binnen hetzelfde academiejaar. Het volledig afronden van de stage/werkervaring en het aantonen hiervan, is een voorwaarde om te kunnen slagen voor het opleidingsonderdeel Professioneel ontwikkelingsplan. Voor het opleidingsonderdeel Professioneel ontwikkelingsplan, moet de student steeds 10/20 halen, dit is m.a.w. niet delibereerbaar. 10. KDG-MAIL, BLACKBOARD, ROOSTERS en E-STUDENTSERVICE Het is verplicht om regelmatig je KdG-mail en blackboard te raadplegen. Op blackboard wordt via de mededelingen belangrijke informatie weergegeven zols wijzigingen, annulatie (door ziekte lesgever bv), data voor afspraken, Op blackboard vind je ook de evaluatiewijzer, informatie omtrent internationaliseringen en het Hoe. Het is ook langs deze weg dat lesgevers hun cursussen, interessante achtergrondinformatie, of een voorbereidingstaak opgeven. Het is dus een belangrijk communicatie-instrument dat je tijdens lesweken regelmatig moet raadplegen. Je lessenrooster kan je raadplegen via in de loop van de eerste week van september. Op kan je terecht voor je persoonlijke gegevens, je inschrijvingsprogramma, - attesten, en later ook voorlopige punten en definitief rapport. Je vindt hier ook onder mijn actueel studiecontract de grensdatum van elk opleidingsonderdeel. Dit is de datum waarop je ten laatste kan uitschrijven voor dat opleidingsonderdeel.

9 11. COORDINATIE, ONDERSTEUNERS EN BEGLEIDERS VAN DE OPLEIDING Het team (lokaal 3V17) De inhoudelijke planning en organisatie van het vormingspakket wordt opgemaakt door het team. De studenten kunnen bij hen steeds terecht met suggesties en /of vragen in verband met de opleiding. Leen Stoffels opleidingscoördinator Griet Van Balen verantwoordelijke internationalisering stagecoördinatie Heidi Lagast studieloopbaancoördinator Opleidingsondersteuners Griet Van Dun 03/ Tamara Deroover 03/ Onhaalmedewerker Ombuds (lokaal 2M02) 03/ Laura Claes 03/ Mentorschap In de school waar je werkervaring doet, is een mentor aanwezig voor aanvangsbegeleiding. Hij is de persoon waarbij je steeds terecht kan met taak- of persoonsgerichte vragen. Deze mentor is niet noodzakelijk de klasleerkracht bij wie je werkt. Leertrajectbegeleider Tijdens je opleiding krijg je een leertrajectbegeleider toegewezen. Hij is de persoon die je begeleidt tijdens je leerproces. Hij geeft de POP-sessies en en evalueert je portfolio. Je kan bij je leertrajectbegeleider ook altijd terecht met vragen, suggesties en/of problemen.

10 12.TOELICHTING BIJ DE OPBOUW VAN DE STUDIEGIDS In deze studiegids vind je al de nodige informatie over de opleidingsonderdelen. Per opleidingsonderdeel vind je: - of het een enkelvoudig of samengesteld onderdeel is - het aantal studiepunten (SP) dat het opleidingsonderdeel telt. 1 SP (studiepunt) staat voor 25 uur studielast. De studielast is het aantal uren dat je in normale omstandigheden in de loop van het academiejaar moet werken om voor dat opleidingsonderdeel te kunnen slagen. Het gaat daarbij niet alleen om de contacturen, maar ook om je stage-uren, de uren die je thuis werkt voor je opleiding, de tijd nodig voor taken, groepswerk, - de wegingscoëfficiënt die aangeeft voor welk aandeel het opleidingsonderdeel in rekening wordt gebracht - in welke periode het opleidingsonderdeel loopt Verder wordt voor elk opleidingsonderdeel aangegeven : - de begin- of toelatingsvoorwaarde - wat de doelstellingen zijn - de inhoud - hoe en wanneer geëvalueerd wordt, ook voor de tweede zitperiode - de studiematerialen - de (kern)competenties die je via dit opleidingsonderdeel kan verwerven. De omschrijving van de competenties waarnaar wordt verwezen, vind je in bijlage. Deze zijn de rode draad van de opleiding.

11 BIJLAGE 1: COMPETENTIEMATRIX Bachelor na bachelor onderwijs - zorg en remediërend leren - buitengewoon onderwijs 1. Planmatig begeleider van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften 1.1. Een positieve grondhouding bezitten met betrekking tot de mogelijkheden en toekomstkansen van leerlingen Geloof tonen in de ontwikkelings- en leermogelijkheden van elke leerling. In alle fasen van planmatig handelen expliciet zoeken naar ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen. In het team het recht op persoonlijke ontwikkeling en ontplooiingskansen van elke leerling verdedigen. Een doordacht en volgehouden engagement tonen t.a.v. elke leerling in alle omstandigheden, vanuit een geloof in de mogelijkheden van elke leerling. Zich actief inzetten tegen elke vorm van achterstelling, gericht op een inclusieve samenleving. Openstaan voor positieve toekomstkansen van elke leerling. Het recht op communicatie en sociaal contact van een leerling erkennen als fundamentele behoefte en als voorwaarde tot leren. Mogelijkheden en talenten van een leerling als uitgangspunt van handelen nemen. In het planmatig handelen expliciet werken aan een toekomstperspectief van leerlingen dat de schoolloopbaan overstijgt. Steeds blijven zoeken naar mogelijkheden, ook als communicatie en sociaal contact niet op een vanzelfsprekende manier verloopt. Een leerling als volwaardige partner in het planmatig handelen betrekken. In het team ervoor opkomen om de mogelijkheden en talenten van elke leerling in alle fasen van het planmatig handelen als uitgangspunt te nemen. De stuwende kracht zijn in de uitbouw van een ondersteunend netwerk rond een leerling. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en beleid gericht op volwaardig burgerschap in de samenleving.

12 1.2. Gegevens verzamelen, selecteren en ethisch correct hanteren als basis voor een brede beeldvorming van een leerling in zijn context Beluisteren en verkennen van het beeld dat ouders, collega s en andere partners geven van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften. De beschikbare gegevens over een leerling raadplegen. In team een totaalbeeld van een leerling opbouwen. De ouders en leerling actief betrekken in het proces van beeldvorming. In functie van een brede beeldvorming bestaande gegevens kritisch onderzoeken en/of in overleg bepalen of nieuwe gegevens verzameld moeten worden. De meervoudige betekeniswaarde van gegevens in overleg met het team verkennen. Mogelijkheden en onderwijsbehoeften van leerlingen observeren. Specifieke onderwijsbehoeften van individuele leerlingen erkennen. Zich ervan bewust zijn dat een diagnose altijd een individueel perspectief heeft. Systematisch en gestructureerd observeren over een langere periode, met het oog op evalueren en bijsturen van de beeldvorming en het planmatig handelen. Leerlingen en hun klasgroep breed observeren met het oog op maximale participatie binnen het klasgebeuren. Kennis bezitten van handelingsgerichte diagnostiek, diagnostische instrumenten en hun toepassingen. De specifieke onderwijsbehoeften van een leerling in zijn context formuleren op basis van brede beeldvorming. Op individueel en groepsniveau essentiële onderwijsbehoeften aanduiden o.b.v. de beeldvorming. De formulering van onderwijsbehoeften steeds verder verfijnen, rekening houdend met alle factoren. Actief bijdragen aan de implementatie van een observatiesysteem in de school. Samen met het schoolteam een observatiesysteem ontwikkelen, aangepast aan de eigenheid van leerlingen, klas of school. Complexe onderwijsbehoeften van leerlingen en groepen in kaart brengen. De formulering van onderwijsbehoeften nuanceren en bijsturen.

13 1.3. Individuele doelen formuleren en gebruiken als basis voor de planning, uitvoering en opvolging van de begeleiding en het onderwijs van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften Rekening houdend met de beginsituatie, gedifferentieerde lesdoelen kiezen en ze concreet en operationeel formuleren. Bereid zijn tot intensieve en individueel aangepaste evaluatie van leerlingen. Op basis van onderwijsbehoeften, relevante doelen selecteren uit onder meer eindtermen en/of ontwikkelingsdoelen. Prioritaire doelen vastleggen op individueel en op groepsniveau in respectievelijk een individueel handelingsplan en een groepswerkplan. Deze doelen plaatsen binnen een toekomstperspectief en brede context. Deze doelen samen met alle betrokkenen, inclusief leerling en ouders, formuleren. Steeds creatief op zoek gaan naar nieuwe ontwikkelingskansen, hoe klein ook, die de toekomstkansen verruimen. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en beleid waarbinnen het toekomstperspectief van leerlingen richting gevend is voor de werking van de school. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en beleid waarbinnen de samenwerking met alle betrokkenen, richting gevend is voor de werking van de school. Een ondersteuningsplan dynamisch en creatief bijsturen.

14 1.4. Realiseren en coördineren van het planmatig handelen ten aanzien van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften Zich bewust zijn dat het eigen didactisch handelen dient aangepast te worden aan de specifieke onderwijsbehoeften van een leerling. Weten dat de gegevens uit een leerlingvolgsysteem waardevol zijn om het eigen didactisch handelen bij te sturen. In overleg met collega s en het team systematisch het eigen didactisch handelen afstemmen op de specifieke onderwijsbehoeften van een leerling. Individuele handelingsplannen en groepswerkplannen maken in dialoog met het team. In het team het eigen didactisch handelen ter bespreking stellen. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en beleid over planmatig werken op individueel, klas- en schoolniveau. Zicht hebben op betrokken partijen wanneer zich specifieke onderwijsbehoeften stellen. Een actieve bijdrage leveren aan klassenraden of interdisciplinair overleg. Erkennen dat ouders en leerling zelf betrokken partijen zijn in het planmatig werken. Op systematische wijze gemaakte afspraken uitvoeren en evalueren. De cyclus van planmatig werken en het zorgcontinuüm kennen. De betrokken partijen aanspreken en uitnodigen voor overleg. Een interdisciplinair overleg of klassenraad aansturen, van voorbereiding tot uitvoering en opvolging. Leerlingen en ouders betrekken als ervaringsdeskundigen bij elke fase van het planmatig handelen. Zelf model staan voor een constructieve samenwerking met leerlingen, ouders en collega s. Komen tot heldere en inzichtelijke afspraken met meerdere partijen die betrokken zijn bij de opvolging van een leerling. Erop toezien dat afspraken die voor een leerling gemaakt werden in het team, worden nageleefd binnen een redelijke termijn. De cyclus van planmatig werken en het zorgcontinuüm verduidelijken aan alle betrokkenen. De toepassing van de cyclus van planmatig werken en het zorgcontinuüm in het team bewaken. Op een objectieve en correcte manier de schriftelijke neerslag (in verslaggeving, volgsysteem of dossier) van het planmatig werken verzorgen. Uitbouwen van een breed netwerk van betrokkenen. De organisatie van interdisciplinair overleg en klassenraden vorm geven en aansturen. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en beleid dat de samenwerking tussen alle betrokkenen stimuleert en empowerment van ouders en leerlingen bevordert. Met het oog op een lange termijnplanning, afspraken evalueren en bijsturen. Actief bijdragen aan de ontwikkeling en realisatie van planmatig werken in de school. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en -beleid over de schriftelijke neerslag van het planmatig werken.

15 2. Vertaler van het onderwijsaanbod, de leerlijnen en inhouden uit diverse leerdomeinen, rekening houdend met de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen 2.1. Waarderen van de diversiteit in een klasgroep, als uitdaging voor het zoeken naar aanpassingen en als meerwaarde voor het leerproces van elke leerling Het recht erkennen op individualisering van de onderwijsaanpak bij leer-, gedrags- en ontwikkelingsverschillen in een klasgroep. Werken aan gelijke onderwijskansen en redelijke aanpassingen, rekening houdend met internationale, wetgevende, ethische en sociaal-culturele kaders. Het team sensibiliseren inzake gelijke onderwijskansen en het recht op redelijke aanpassingen. Een sensitieve en responsieve begeleidingsstijl hanteren t.a.v. individuele leerlingen. De persoonlijke interesses, talenten en zorgen van leerlingen kennen, om ieders motivatie en welbevinden in een groep te vrijwaren en erop te anticiperen in de voorziene aanpak in de klas. In het team proactief meewerken aan onderwijsen begeleidingsstijlen die de diversiteit van leerlingen waarderen. Spontaan in interactie gaan met alle leerlingen, hoe verschillend zij ook zijn. Elke leerling actief betrekken bij groepsactiviteiten. Interacties met en tussen leerlingen bevorderen en de aanwezige groepsdynamiek doelgericht inzetten als leerbevorderende factor. Begrijpen van ondersteuningsvragen als vragen naar doelgerichte differentiatie, opdat elke leerling volwaardig kan participeren aan een toegankelijk curriculum en zich betrokken voelt bij groepsactiviteiten. In een diverse groep werken aan volledige participatie en wederzijdse ondersteuning van alle leerlingen. Samen met collega s, klasgenoten en teamleden voorgestelde aanpassingen en maatregelen toetsen aan het criterium van participatie.

16 2.2. Differentiëren van het aanbod en de aanpak, op basis van de leer-, gedrags- en ontwikkelingsverschillen in een groep Kleine aanpassingen aan het programma doorvoeren die beantwoorden aan de behoeften van een leerling. Stimulerende, compenserende, remediërende en dispenserende maatregelen en een brede waaier van differentiatievormen kennen. Zicht hebben op individuele maatregelen voor bepaalde leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, in het kader van het realiseren van een passend onderwijsaanbod. Zich bewust zijn van de nood aan afstemming van een geïndividualiseerd aanbod op het groepsprogramma, met het oog op aansluiting bij de klasgroep. Gedragsmanagement en klasmanagement hanteren uitgaande van een waarderende houding. Stimulerende, compenserende, remediërende en dispenserende maatregelen gericht inzetten bij het uitwerken van een passend onderwijsaanbod. Binnen een bestaande klascontext in functie van de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen differentiëren in inhouden, instructie, tempo en verwerking. Binnen een bestaande klascontext individuele trajecten voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften uittekenen. Principes van universeel design in onderwijs toepassen in het dagelijks onderwijskundig handelen. Aangepaste technologische en niet-technologische hulpmiddelen die de participatie in de klas bevorderen, inzetten. De participatie en aansluiting met een klasgroep maximaal bewaren door aansluiting bij het ritme van deze groep, klasroutines en gemeenschappelijke thema s. Een continuïteit in het onderwijsaanbod realiseren door het eigen handelen af te stemmen op routines en/of klas- en groepsaanpak van collega s en door te zorgen voor een goede overdracht naar toekomstige betrokkenen. De eigen begeleidingsstijl aanpassen aan grote verschillen in gedrag. Gedrag van leerlingen begrijpen in een gegeven context en een evenwichtig en aangepast gedragsmanagement hanteren, rekening houdend met groepsafspraken en individuele behoeften. Op schoolniveau acties ondernemen om een passend onderwijsaanbod te realiseren voor alle leerlingen. Handleidingen maken in verband met individuele leertrajecten van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften In het schoolteam een voortrekkersrol opnemen in de realisatie van de principes van universeel design. Opstellen en gebruikmaken van participatieplannen in diverse groepen en bij collegiale ondersteuning van collega s. Op schoolniveau een continuïteit in het onderwijsaanbod bewaken door een voortdurende afstemming met collega s. Ondersteuning bieden aan collega s m.b.t. gedrags- en klasmanagement.

17 2.3. Actief op zoek gaan naar hulpmiddelen en ondersteuning die de communicatie- en interactiemogelijkheden van leerlingen bevorderen Het belang kennen van communicatie en interactie voor de sociale en cognitieve ontwikkeling van leerlingen. Spontane interacties en open communicatie tussen leerlingen aanmoedigen. Werk maken van verbondenheid in de klas en alle vormen van pestgedrag en uitsluiting van communicatie, interactie en participatie bestrijden. Bevragen van de ouders en ondersteuners naar verbetering van de communicatiemogelijkheden. De communicatiemogelijkheden en communicatieve behoeften van leerlingen herkennen en teamgericht opvolgen via observatie, een aangepaste interactiestijl en aanbod. Alternatieve vormen van communicatie en interactie gebruiken bij die leerlingen waarvoor verbale communicatie niet vanzelfsprekend is. Vanuit een interdisciplinaire aanpak teamafspraken maken zodat de communicatie- en interactiemogelijkheden doelgericht opgevolgd en bevorderd worden. Actief gevarieerde sociale contacten en interacties tussen leerlingen en binnen bredere netwerken bevorderen. Gebruik maken van doelgerichte partnerstrategieën die de communicatie bevorderen van leerlingen met communicatieve beperkingen. Sociale interventies en maatregelen voor groepsbevordering hanteren. Inzetten van gepaste ondersteunende communicatie op leerling- en/ of groepsniveau. Actief op zoek gaan naar aangepaste communicatiemiddelen en ondersteuning voor leerlingen met communicatieve beperkingen. Leerlingen actief betrekken in de zoektocht naar gepaste communicatiemiddelen. Specifieke technologische en niet-technologische communicatiemiddelen kennen en hun toepassingsmogelijkheden verkennen en bevragen. De communicatiemogelijkheden van leerlingen uitbreiden via een doelgerichte en consequente interdisciplinaire aanpak op schoolniveau. Werken aan een schoolbrede realisatie van verbondenheid. Informatie over technologische en niettechnologische ondersteunende communicatiemiddelen ter beschikking stellen van het ganse team. Met het team duidelijke afspraken maken over de inzet van technologische en niet-technologische ondersteunende communicatiemiddelen.

18 2.4. Een deskundige en evenwichtige afstemming bieden van het onderwijsaanbod incl. de leerlijnen - op de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen, rekening houdend met een breed toekomstperspectief, maatschappelijke participatie en alle leerdomeinen Een gelijkwaardige benadering en instructietijd nastreven voor alle leerlingen. Leerlingen betrekken bij het klasgebeuren in alle leeren spelactiviteiten. De verschillende niveaus van planmatig handelen (individueel, groeps- en schoolniveau) benoemen en gebruiken Vanuit de verschillende ondersteuningsvragen doelen selecteren voor het groepswerkplan. Werken met participatieplannen. De beschikbare leerlijnen kritisch benaderen, aanvullen en wijzigen. Leerlijnen aanpassen voor de individuele afstemming van het onderwijsaanbod. Het geïndividualiseerd aanbod weer afstemmen op de groepsaanpak met het oog op maximale participatie. Collega s inhoudelijk aansturen bij het opstellen van groepswerkplannen. Een schoolwerkgroep coördineren inzake de herziening van leerlijnen. Leeftijdsadequaat handelen ten aanzien van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Het eigen didactisch handelen ten aanzien van een individuele leerling en een groep creatief en dynamisch bijsturen.

19 3. Partner van ouders, leerlingen en een ruim team van betrokkenen uit de omgeving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften, vanuit maatschappelijke verbondenheid 3.1. In de samenwerking model staan voor een toekomstgerichte en emancipatorische begeleiding Vanuit een visie op gelijke onderwijskansen, maatschappelijke structuren van achterstelling die leerlingen en hun gezinnen kwetsbaar maken benoemen en in kaart brengen. Vanuit een visie op gelijke onderwijskansen de complexiteit van maatschappelijk achterstelling herkennen in concrete situaties. Strategieën die hierop een antwoord kunnen bieden toepassen. Op niveau van de school een beleid uittekenen voor meer gelijke onderwijskansen. De gangbare procedures m.b.t. ambts- en beroepsgeheim kennen. Op een respectvolle manier omgaan met privacygevoelige informatie. De principes van open communicatie kennen. Mogelijke invloeden van de thuis en maatschappelijke context op het functioneren van leerlingen kennen. Verschillende gezinsvormen en hun betekenis voor en invloed op leerlingen kennen. Openstaan voor vragen en bekommernissen van direct en indirect betrokkenen. Vanuit een visie op gelijke onderwijskansen opkomen voor kwetsbare leerlingen. Sterktes en zwaktes in het eigen team wat betreft gelijke onderwijskansen analyseren en een aanzet geven tot oplossingen. In concrete situaties procedures van ambts- en beroepsgeheim toepassen. Zowel bij mondelinge als schriftelijke communicatie, met in begrip van verslaggeving, een correcte en respectvolle taal hanteren. Vanuit een basishouding van respect zelf kunnen en durven reflecteren over deontologische vraagstukken. De principes van open communicatie toepassen in contacten met betrokken partijen. In alle fasen van het planmatig handelen, leerlingen en ouders een plaats geven als volwaardige partners in het team. Positief kijken naar de inbreng van ouders en leerlingen. Het geloof van ouders in de mogelijkheden van hun kind waarderen en respecteren. Dromen en toekomstplannen beluisteren die ouders voor hun kinderen koesteren. De manier waarop in de school met gegevens wordt omgegaan kritisch bevragen. Een voortrekkersrol in de school op zich nemen m.b.t. het uittekenen van een deontologische code. Een beleid van open communicatie op schoolniveau verfijnen. In het schoolteam opkomen voor de mening van ouders en leerlingen. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en beleid waar een emancipatorische samenwerking met ouders en leerlingen het uitgangspunt is.

20 Signalen van problematische opvoedingssituaties herkennen. Informatie kennen en ter beschikking stellen omtrent schooleigen procedures, netwerken en andere vormen van ondersteuning bij problematische opvoedingssituatie. In problematische opvoedingssituaties een blijvend engagement tonen om te zoeken naar communicatiekanalen met ouders en leerlingen. In het omgaan met problematische opvoedingssituaties de eigen rol afbakenen en een doorverwijsfunctie vervullen. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en beleid inzake de ondersteuning van problematische opvoedingssituaties. Ter ondersteuning van problematische opvoedingssituaties netwerken van samenwerking met partners uit andere sectoren ontwikkelen.

21 3.2. Planmatig werken aan ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie Zich informeren over hoe de school samenwerking met ouders vorm geeft. (In)formele contacten met ouders aangaan. De bestaande samenwerking met ouders kritisch bevragen. Initiatieven nemen om alle ouders te betrekken bij het schoolgebeuren. Mondelinge en schriftelijke communicatie toegankelijk maken voor alle ouders. Aandacht hebben voor de aanvaardings-en verwerkingsprocessen bij leerlingen, ouders en familie. Vanuit een emancipatorische kijk op samenwerking een schoolvisie en-beleid ontwikkelen over ouderparticipatie en ouderbetrokkenheid. Diversiteit van ouders inzetten als meerwaarde.

22 3.3. Een duurzame en gelijkwaardige interactie aangaan met alle betrokken partijen in de school en een breed netwerk Weten welke partijen betrokken zijn bij de begeleiding van leerlingen. Open staan om samen te werken met nieuwe partners. Zich informeren over betekenisvolle relaties voor leerlingen en de school. Zich bewust zijn van het feit dat samenwerking steeds een meerwaarde betekent voor leerlingen en de school. Bereid zijn tot intensieve samenwerking. Een breed beeld ontwikkelen op partijen die een rol kunnen spelen in de begeleiding van leerlingen. In een breed netwerk actief op zoek gaan naar bijkomende partners in de ondersteuning en begeleiding van leerlingen en de school. Een breed netwerk van betrokken partijen opzoeken, uitnodigen of samenstellen, rekening houdend met betekenisvolle relaties voor leerlingen en de school. Zich vrijmaken voor overleg en soepel inspelen op vragen naar samenwerking. Doelgericht informele en formele contacten onderhouden met betrokken partijen. Een gemeenschappelijke taal ontwikkelen in het interdisciplinaire team. Een volgehouden professionele houding tonen in moeilijk lopende samenwerkingen. Een leidinggevende rol opnemen in een begeleidingsteam. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en-beleid over het planmatig en duurzaam samenwerken in de school en met een breed netwerk. Vanuit een gedeelde visie binnen het interdisciplinaire team werken aan een brede leeren leefomgeving voor alle leerlingen. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een professionele houding van het team in samenwerkingen. Op niveau van de school werken aan de uitbouw van een samenwerkend breed netwerk vanuit een emancipatorische kijk op alle betrokkenen. Een gemeenschappelijk referentiekader ontwikkelen in een groep die handelt vanuit verschillende referentiekaders.

23 4. Coach van collega s en coördinator van beleidsondersteunende maatregelen bij de implementatie van het planmatig handelen op klas- en schoolniveau 4.1 Ruime coachingvaardigheden inzetten Openstaan voor de expertise van anderen. Aanvaarden van collegiale ondersteuning. Bereid zijn om breder dan de eigen klaspraktijk te kijken en te leren van het klasgebeuren bij collega s. Delen van ervaringen uit de eigen klaspraktijk met collega s. Principes van open communicatievaardigheden toepassen. Zicht hebben op eigen krachten en weerstanden. Collega s ondersteunen in het formuleren van hun ondersteuningsbehoeften en in het zoeken naar antwoorden op die behoeften. Collegiaal consulteren in de klaspraktijk en bij klasoverschrijdende activiteiten. Inzichten en vaardigheden verwerven in co-teaching. Principes van co-teaching toepassen in de dagelijkse klaspraktijk. Principes van coachingvaardigheden toepassen. Zicht hebben op de krachten en weerstanden bij veranderingsprocessen van individuele collega s en hier gepast op inspelen. Zicht hebben op de krachten en weerstanden bij veranderingsprocessen in een schoolteam. Stimuleren van reflectie en uitwisseling tussen collega s. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en beleid over collegiale consultatie. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en beleid over co-teaching. Vanuit kennis van meerdere referentiekaders over coaching kritisch kijken naar de eigen coachingstijl en zich hierin blijven professionaliseren. Gepast inspelen op krachten en weerstanden bij veranderingsprocessen in het schoolteam. Draaischijf zijn in de uitwisseling van expertise tussen collega s.

24 4.2 Beleidsondersteuning bieden met betrekking tot onderwijsvernieuwing, projecten en schoolvisie Onderwijsorganisatie kennen. Zich verdiepen in de specifieke onderwijsorganisatie en zijn Op schoolniveau actief bijdragen aan de ontwikkeling van context. de onderwijsorganisatie. Samenwerken met alle onderwijspartners in het kader van onderwijsvernieuwing. Het bestaan en belang van schoolcultuur kennen. Op de hoogte zijn van onderwijsvernieuwingen. Actief meewerken aan onderwijsvernieuwingen in de eigen school. De kenmerken van de schoolcultuur benoemen. Zich informeren over actuele thema s en vernieuwingen in onderwijs en aanverwante sectoren. Een eigen mening formuleren over actuele thema s en vernieuwingen, deze delen met collega s en vertalen naar de concrete onderwijspraktijk. Actief bijdragen in het herformuleren van de schoolvisie. Met collega s werken aan schoolcultuur. Uitbouwen en coördineren van werkgroepen inzake onderwijsvernieuwing. Actief bijdragen in de ontwikkeling, bijsturing en actualisering van het schoolwerkplan. Een nascholingsplan vanuit de behoeften van het schoolteam uitstippelen en mee vormgeven.

25 5. Zichzelf sturende en geëngageerde persoon die voortdurend leert uit eigen en andermans ervaringen en uit meerdere bronnen 5.1 Bereid zijn zich voortdurend te informeren en bij te scholen met betrekking tot de begeleiding van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften Ruime interesse hebben in onderwijs voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Zich verdiepen in het vormgeven van een universeel onderwijsdesign en de plaats van specifieke ondersteuning daarbinnen. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een schoolvisie en beleid waarin de principes van een universeel onderwijsdesign het uitgangspunt zijn.. Zich betrokken voelen bij wat er in de samenleving gebeurt, dit kritisch benaderen en er een eigen mening over vormen. Zich actief op de hoogte stellen van en genuanceerd kijken naar maatschappelijke thema s. 5.2 Bevragen, overleggen en voortdurend bijsturen van het eigen handelen Zich een onderzoekende houding eigen maken. Vanuit een onderzoekende houding kijken en handelen binnen het domein specifieke onderwijsbehoeften. Zich actief inzetten op schoolniveau om samen met alle betrokkenen een genuanceerde kijk te ontwikkelen op maatschappelijke thema s en de betekenis hiervan voor de school. Op schoolniveau een onderzoekende houding binnen het team ontwikkelen. Reflecteren over de eigen rol in onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Zelf leerpunten aangeven op vlak van onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Op zoek gaan naar relevante resultaten van praktijkgericht onderzoek en wetenschappelijke literatuur om het eigen handelen te sturen. De rol en bijdrage van zichzelf als persoon aanduiden in concrete situaties en bespreekbaar maken in het team. Eigen ondersteuningsbehoeften formuleren en delen met collega s. Het eigen handelen bijsturen m.b.t. het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Relevante resultaten van praktijkgericht onderzoek en wetenschappelijke literatuur inzetten binnen het schoolbeleid. Actief bijdragen aan een schoolcultuur waarin leren met en van elkaar centraal staat.

26 BIJLAGE 2: Internationaliseringscompetenties in het curriculum 1. logisch redeneren waarin culturele aspecten en achtergronden worden meegenomen; 2. kunnen reflecteren op Vlaams / persoonlijk handelen, kennis, inhoud, werkwijze, vakgebied, plaats van vakgebied in internationale maatschappelijke context 3. inzicht hebben in internationale normen binnen het vakgebied en het professioneel handelen; 4. in staat zijn met internationale vakgenoten en niet-vakgenoten te communiceren over een eigen project/aspect van het vakgebied; 5. in staat zijn informatie uit een brede verzameling van internationale bronnen te vergaren, vergelijken en op waarde te kunnen schatten; 6. in staat zijn de culturele grondslagen van het vakgebied aan te geven en te interpreteren 7. in staat zijn om een brugfunctie te vervullen en te functioneren in een multidisciplinair internationaal team 8. in staat zijn in groepen met mensen uit verschillende culturen te werken 9. in staat zijn de manier/stijl van communicatie aan te passen aan de bestaande gebruiken in andere culturen (crossculturele communicatievaardigheden 10. in staat zijn met formele buitenlandse instellingen om te gaan; 11. in staat zijn in minimaal één andere dan de moedertaal te communiceren; 12. reflecteren op de verschillen en overeenkomsten tussen de eigen cultuur en een andere cultuur, in het bijzonder waar het communicatieverschillen betreft; 13. reflecteren op het eigen aanpassingsvermogen aan de context van een andere cultuur; 14. effectief kunnen functioneren in formele en informele situaties binnen een andere culturele of multiculturele context; 15. in staat zijn in een vreemde cultuur te werken en omgaan met cultuurverschillen; 16. in staat zijn zich te verplaatsen in een andere manier van denken en communiceren;

27 Studiegids Academiejaar Studiegebied Opleiding Traject Onderwijs Zorgverbreding en remediërend leren BNB-ZO (Voltijds modeltraject) Soort opleiding Diplomatitel Bacheloropleiding die volgt op een bacheloropleiding Bachelor in het onderwijs: zorgverbreding en remediërend leren Toelatingsvoorwaarden -Rechtstreekse toegang vanuit volgende bacheloropleiding : Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs, lager onderwijs of secundair onderwijs -Toegangsvoorwaarden vanuit andere bachelor- en masteropleidingen * Mits het succesvol voltooien van een voorbereidingsprogramma: elk ander diploma bachelor/master opleiding. Studenten die beschikken over bijkomend een GPB-getuigschrift of aggregaat kunnen hiervan vrijgesteld worden. Keuzeopties Studieomvang Onderwijstaal Opleidingsspecifieke keuzeopties Basisonderwijs Secundair onderwijs 60 studiepunten (ECTS) Nederlands Begindatum Einddatum Vakantie Kerstvakantie van tot Paasvakantie van tot Zomervakantie van tot Aansluit- en vervolgopleidingen Pagina 1 van versie: