Velp-Noord, locatie Pinkenbergseweg 5F Toelichting

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Velp-Noord, locatie Pinkenbergseweg 5F Toelichting"

Transcriptie

1 Velp-Noord, locatie Pinkenbergseweg 5F Toelichting Velp Rheden De Steeg Ellecom Dieren Bestemmingsplan Spankeren Laag-Soeren Landelijk gebied

2

3 Velp-Noord, locatie Pinkenbergseweg 5F

4 2

5 Inhoudsopgave Toelichting Toelichting Hoofdstuk Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Haalbaarheid Geluid Bodem Milieuzonering Luchtkwaliteit Externe veiligheid Verkeer Water Cultuurhistorie Ecologie Hoofdstuk Beleid Hoofdstuk Beschrijving van het plan De locatie Gewenste situatie Afweging Hoofdstuk Inleiding Algemeen Aanleiding bestemmingsplan Ligging plangebied Geldende bestemmingsplan Hoofdstuk Juridische aspecten 39 Procedure Bestemmingsplan Regels Reikwijdte bestemmingsplan Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid 43 3

6 Hoofdstuk Maatschappelijke uitvoerbaarheid Vooroverleg en inspraak Zienswijzen Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Bijlage 2 Bodemonderzoek Bijlage 3 Onderzoek asbest in de bodem Bijlage 4 Akoestisch onderzoek industrielawaai Bijlage 5 Akoestisch onderzoek industrielawaai bijlagen Bijlage 6 Geohydrologisch onderzoek Bijlage 7 Archeologisch onderzoek Bijlage 8 Proefsleuvenonderzoek Bijlage 9 Natuurwaardenonderzoek update Bijlage 10 Vleermuizenonderzoek Bijlage 11 Besluit ministerie aanvraag ontheffing Bijlage 12 Reactie van het waterschap 2012 Bijlage 13 Reactie van de provincie Bijlage 14 Reactie van het waterschap

7 Bijlage 15 Ontwerp-raadsbesluit 5

8 6

9 Toelichting 7

10 8

11 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Algemeen Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan. Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status. 1.2 Aanleiding bestemmingsplan Het Groenhorst is een landelijke onderwijsinstelling die praktijkonderwijs voor vmboen mbo-opleidingen biedt. Het opleidingsaanbod is gericht op de sectoren dier, natuur, bloem en voeding. Het Groenhorst kent verschillende Groenhorst locaties die gevestigd zijn in Midden-Nederland en Flevoland, waaronder één in Velp. Het Groenhorst is gevestigd aan de Pinkenbergseweg 5F in Velp Noord en wil renoveren en uitbreiden. Deze renovatie- en uitbreidingsplannen komen voort uit de wens om de externe MBO-vestiging in Arnhem weer samen te voegen met de overige opleidingen op de hoofdlocatie van het Groenhorst te Velp. Om deze uitbreiding mogelijk te maken en de zichtbaarheid en de herkenbaarheid van het Groenhorst te verbeteren zijn de percelen aan de Beukenweg 10 en 12 verworven. Door de uitbreiding van het Groenhorst in Velp kunnen meer leerlingen op de locatie in Velp gehuisvest worden. Het is de verwachting dat het aantal leerlingen groeit van circa 600 naar circa 750 leerlingen. De uitbreidingsplannen passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Met onderhavig bestemmingsplan wordt de gewenste uitbreiding van het Groenhorst in Velp mogelijk gemaakt. Ontwerp bestemmingplan in 2012 Het ontwerp bestemmingsplan 'Velp Noord, locatie Pinkenbergseweg 5F' heeft met ingang van 18 oktober 2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Begin 2013 heeft de initiatiefnemer te kennen gegeven de verbouw- en nieuwbouwplannen aanzienlijk te willen beperken. De initiatiefnemer is vervolgens de tijd gegeven voor een interne heroverweging. Begin 2014 heeft de initiatiefnemer laten weten dat de uitbreidingsmogelijkheden, waarvan sprake was ten tijde van het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan 'Velp-Noord, locatie Pinkenbergseweg 5F', niet meer aan de orde zijn. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft vervolgens besloten om 9

12 de bestemmingsplanprocedure stop te zetten. Dit is gecommuniceerd naar de indieners van zienswijzen. Opgerichte bebouwing ná 2012 De initiatiefnemer heeft gebruik gemaakt van de bouwmogelijkheden die het vigerend bestemmingsplan biedt om het complex uit te breiden. Dat heeft betrekking op drie locaties op het terrein. Deze zijn op onderstaande luchtfoto in rood aangegeven. Initiatief 2015 Het Groenhorst College heeft aangegeven behalve de uitbreiding zoals hierboven in rood is aangegeven en welke past binnen het vigerend bestemmingsplan, toch graag uit te willen breiden buiten het bouwvlak van het vigerend bestemmingsplan. Hiertoe is onderhavige bestemmingsplan opgesteld. Deze uitbreiding is op bovenstaande luchtfoto in blauw aangegeven. 1.3 Ligging plangebied Het plan heeft betrekking op de percelen Pinkenbergseweg 5F, Beukenweg 10 en 12 gelegen in het dorpsdeel Velp-Noord. Dit deel van het dorp is te kenmerken als een woongebied. Het plangebied is grotendeels gelegen op het binnenterrein van de (overwegende) woonbebouwing aan de Beukenweg, Biesdelselaan, Alteveer en Pinkenbergseweg. Aan de zuidkant grenst het plangebied aan de provinciale weg, de Beukenweg. Aan de oostkant is de Pinkenbergseweg gelegen. Het terrein wordt op dit moment ontsloten door de Pinkenbergseweg. 10

13 De ligging van de locatie is op de volgende kaart met een cirkel aangegeven. 11

14 1.4 Geldende bestemmingsplan Voor onderhavig perceel geldt het bestemmingsplan Velp-Noord dat op 27 februari 2007 is vastgesteld, op 28 augustus 2007 door Gedeputeerde Staten van Gelderland is goedgekeurd en bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 december 2008 onherroepelijk is geworden. Hieronder is een uitsnede opgenomen van de plankaart van bestemmingsplan Velp-Noord, met in het midden in rood Het Groenhorst. 12

15 De gewenste ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op de percelen Pinkenbergseweg 5F, Beukenweg 10 en 12. Het perceel aan de Pinkenbergseweg 5F heeft hierin de bestemming Voorzieningen met de aanduiding Maatschappelijke Instelling. Het bouwvlak is echter niet toereikend voor de gewenste uitbreiding. Het perceel aan de Beukenweg 10 kent de bestemming Voorzieningen met een bouwblok en het perceel aan de Beukenweg 12 kent de bestemming wonen. De wens om het Groenhorst uit te breiden is dus strijdig met de geldende bestemming. 13

16 14

17 Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan 2.1 De locatie Het plangebied is gelegen in het noordoosten van het dorp Velp. In de stedenbouwkundige structuur van het dorp valt deze omgeving aan te merken als een parkachtig woongebied dat zich kenmerkt door een ruim opgezette verkaveling en een zeer rustige en luxueuze sfeer. Zowel de openbare ruimte als de privé tuinen vormen de groene entourage van forse solitaire bouwmassa's. Het gebied wordt doorsneden door laanstructuren waarvan de Beukenweg functioneel gezien de meest voorname route is. De Beukenweg maakt deel uit van het hoofdontsluitingsstructuur van het dorp. Onderhavig plangebied vormt zowel in functioneel als ruimtelijk opzicht een uitzondering op de algemene karakteristieken van de omgeving. Het betreft een instituut voor vmbo en mbo onderwijs dat voornamelijk is gericht op de agrarische en groene sector. De huidige onderwijslocatie is ietwat verscholen gelegen op het achterterrein van de woningen aan de Beukenweg, Biesdelselaan, Alteveer en de Pinkenbergseweg. Het terrein wordt ontsloten vanaf de Pinkenbergseweg. Op het terrein is een schoolgebouw gelegen dat in de loop der jaren is uitgebreid. Daarbij huisvest het terrein de nodige praktische voorzieningen als een kas, een dierenverblijf en een educatieve tuin. Het plangebied wordt gevormd door het terrein waarop het Groenhorst is gehuisvest en twee percelen aan de Beukenweg: één woonperceel en een terrein dat in gebruik was als garagebedrijf. 15

18 2.2 Gewenste situatie Het Groenhorst heeft aangegeven meer leerlingen te willen huisvesten op de locatie in Velp. Het is de bedoeling dat het mbo (thans in Arnhem gevestigd) ook naar deze locatie komt (een uitbreiding van circa 600 leerlingen naar 750 leerlingen). Als gevolg hiervan heeft de instelling de intentie om de onderwijshuisvesting op het terrein uit te breiden. Tevens is het de bedoeling om de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de onderwijsinstelling te verbeteren. De instelling wenst het bestaande schoolgebouw te renoveren en opnieuw in te delen. De uitbreiding betreft een tweelaagse aanbouw aan de zuidwestzijde van het gebouw (op onderstaande tekening in paars aangegeven). Deze attractieve nieuwbouw zal tevens dienst doen als nieuwe entree van het gebouw. De beoogde uitbreiding past niet in het bestemmingsplan Velp-Noord. Ten behoeve van de uitbreiding en het vergroten van de zichtbaarheid naar de omgeving zijn twee panden aan de Beukenweg verworven (de woning Beukenweg 12 en het garagebedrijf Beukenweg 10). Deze panden zullen worden gesloopt ten behoeve van een nieuwe en tweede entree van het schoolterrein en ter vergroting van de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de instelling vanaf de Beukenweg. De opening aan de Beukenweg zal zicht bieden op het nieuwe gedeelte van het schoolgebouw en een groene uitstraling krijgen, passend bij de aard van de instelling. 16

19 Voorts zal het schoolterrein deels opnieuw worden ingericht. Naast het op attractieve wijze inrichten van de zuidelijke entree van het terrein (ter plaatse van de te slopen panden aan de Beukenweg), wordt nabij het gymnastiekgebouw een fietsen- en scooterstalling gerealiseerd. Daarnaast wordt aan de noordoost zijde een nieuwe fietsen- en scooterstalling gerealiseerd. De parkeervoorzieningen worden aan de zuiden oostzijde van het gebouw uitgebreid. De fietsenstalling alhier komt te vervallen. Afbeelding: tekening inrichting terrein 2.3 Afweging In het bestemmingsplan Velp-Noord werd op de locatie van Groenhorst voorzien in een bestemming Voorzieningen (met een beperking ten behoeve van een maatschappelijke instelling). De woning en de garage aan de Beukenweg kenden respectievelijk de bestemmingen Wonen en Voorzieningen. De bouwmogelijkheden voor deze laatste twee percelen waren afgestemd op de feitelijk aanwezige bebouwing en op het schoolterrein werd voorzien in een royaal bouwvlak, waarbij de nodige uitbreidingsruimte werd geboden. De beoogde uitbreiding kan niet worden gevat in de geldende bouwmogelijkheid. Hiertoe is afgewogen of deze uitbreiding wenselijk is en recht doet aan de karakteristiek van het gebied. Ondanks dat ruimtelijk terughoudend zou moeten worden omgegaan met verdere verdichting van achterterreinen, is stedenbouwkundig geoordeeld dat onderhavige locatie een uitbreiding van bebouwingsvolume verdraagt. Het binnenterrein is ruim van opzet en had tot voor kort naar de randen toe (met woonbebouwing) een groen karakter. Vanwege de noodzakelijke aanleg van parkeerplaatsen is er groen 17

20 verwijderd. De zijde aan de Beukenweg wordt groen ingericht. De initiatiefnemer heeft de intentie om ook aan de randen naar de woonbebouwing groen terug te plaatsen. De omliggende bebouwing is doorgaans op voldoende afstand van het schoolterrein gelegen, met uitzondering van de twee appartementengebouwen aan weerszijden van de huidige entree aan de Pinkenbergseweg. Aan deze zijden wordt geen nadere bebouwingsuitbreiding voorzien. Gelet op de wens om meer herkenbaarheid aan de Beukenwegzijde te creëren is het begrijpelijk dat gevraagd wordt om meer volume aan deze zijde te creëren met een aansprekende uitstraling. Het principe van een herindeling van het schoolterrein en het realiseren van een uitbreiding en het vergroten van de herkenbaarheid van de school aan de Beukenwegzijde stuit derhalve niet op stedenbouwkundig verzet. Ten aanzien van het vergroten van de herkenbaarheid wordt geconstateerd dat het verwerven van de panden/percelen Beukenweg 10 en 12 kansen biedt wanneer deze worden geamoveerd en het terrein zich aan deze zijde richting de Beukenweg presenteert. De huidige entree ligt behoorlijk verscholen aan de Pinkenbergseweg die van een andere orde is dan de Beukenweg met zijn ontsluitende functie. Stedenbouwkundig wordt de sloop van beide panden niet als onacceptabel gezien gelet op de diffuse opzet in de huidige situatie. Een ruim en groen voorportaal naar het schoolterrein kan een attractieve uitwerking hebben naar de Beukenweg en een verbetering in ruimtelijke opzet betekenen voor dit gedeelte van de percelen langs de Beukenweg. Bij het ontwerp van het voorterrein is het wenselijk een groene uitstraling na te streven en terughoudend te zijn met hekwerken en/of opgaand groen. Ingevolge de ruimtelijk afweging wordt in dit bestemmingsplan het gehele plangebied voorzien van een bestemming Maatschappelijk. De bouwmogelijkheid op het terrein wordt conserverend overgenomen aangevuld met de voorziene uitbreiding. De kas op het terrein wordt specifiek bestemd. De twee percelen aan de Beukenweg worden ontdaan van hun huidige bestemming en bouwmogelijkheid. In Hoofdstuk 4 wordt een en ander toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die het leggen van de gewenste bestemming belemmeren. Het gemeentebestuur wil derhalve meewerken aan het hiervoor beschreven gewenste situatie. Daarvoor is onderhavig plan in procedure gebracht. 18

21 Hoofdstuk 3 Beleid In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid. 3.1 Rijksbeleid StructuurvisieInfrastructuuren Ruimte Op 13 maart 2012 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de SVIR geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de SVIR maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. De Rijksoverheid brengt het aantal procedures en regels stevig terug en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Het Rijk wil de beperkte beschikbare middelen niet versnipperen. Het investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio s rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen zoekt het Rijk samenwerking met marktpartijen en andere overheden. Zo lang er geen sprake is van een nationaal belang zal het rijk de beoordeling en uitvoering van ontwikkelingen dus aan de provincies en gemeenten overlaten. De uitgangspunten uit de SVIR zijn juridisch verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro is aangegeven welke gebieden, of projecten, van nationaal belang zijn en aanvullende toetsing behoeven. Om te bepalen of sprake is van strijdigheid met de belangen uit de SVIR dient daarom verder getoetst te worden aan het Barro. Verdere toetsing aan ruimtelijke en milieutechnische belangen vindt plaats aan het provinciaal beleid. 19

22 3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijkeordening Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet. In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden e n deels uit nieuwe onderwerpen. In het Barro wordt een aantal projecten die van nationaal belang zijn genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Het besluit bepaalt tevens: "Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit." Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren. In het Barro zijn dertien projecten van nationaal belang beschreven: 1. Rijksvaarwegen 2. Mainport ontwikkeling Rotterdam. 3. Kustfundament. 4. Grote rivieren. 5. Waddenzee en Waddengebied. 6. Defensie. 7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen 8. Electriciteitsvoorziening. 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen. 10. Ecologische hoofdstructuur. 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament. 12. erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde 13. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan. Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een dwingende checklist 20

23 bij de opstelling van bestemmingsplannen. Bij het Barro zijn kaarten opgenomen welke de genoemde projecten in beeld brengen. De projectlocatie is niet in een van de aangewezen projectgebieden gelegen. Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de projectlocatie en is geen sprake van strijdigheid met de nationale belangen Ladder voor duurzame verstedelijking Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Overheden dienen op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient te voldoen aan de volgende voorwaarden: a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en; c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling wordt in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking opgemerkt dat hier sprake is van het voorzien in een lokale behoefte aan voorzieningen door het uitbreiden van een bestaand schoolgebouw, zodat gezien aard en de kleinschaligheid van deze ontwikkeling het onderhavige plan niet voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. 3.2 Provinciaal beleid Kader De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De visie en de daarop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland zijn op 18 oktober 2014 in werking getreden. In de Visie worden de hoofddoelen benoemd: Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. 21

24 Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodemen watersysteem centraal. De visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen. De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt straks plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's. In de Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond. Het dorp Velp is aangegeven als liggende in de stedelijke agglomoratie. De provinciale ambitie is het versterken van de economische kracht en uitstraling van de steden door onder andere het benutten van agglomeratie-voordelen en de economische potenties van de stedelijke agglomeraties Arnhem-Nijmegen. De provincie wil de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen waar mogelijk behouden en versterken. Dit vergt een evenwichtige benadering van stedelijke functies. De ambitie is te zorgen voor een optimale kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen, niet om alle voorzieningen te behouden. Onderhavig bestemmingsplan is van dusdanig lokaal karakter dat het provinciale 22

25 beleid niet van invloed is op dit plan. Het plan is dus niet strijdig met de doelstellingen van het provinciale beleid. Het ruimtelijke beleid van de provincie zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, is deels verankerd in de Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening is bindend voor de gemeente. Stadsregio Arnhem Nijmegen Binnen de provinciale kaders zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt. Ook in het regionale structuurplan van het voormalig Knooppunt Arnhem Nijmegen wordt niet verder ingezoomd op het dorp. Conclusie De waarden die beschermd worden in de provinciale verordening worden door onderhavig bestemmingsplan niet aangetast. Evenmin is sprake van strijdigheid met het provinciale en stadsregionale beleid. 3.3 Gemeentelijk beleid Op 31 januari 2006 heeft de gemeenteraad van Rheden de structuurvisie 'Een droom om in te wonen' vastgesteld. De structuurvisie geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor de komende 15 tot 20 jaar. Het belangrijkste doel is de leefbaarheid in de gemeente te behouden en te versterken, waarbij de bewoner centraal staat. De gemeente wil met name inzetten op een aantrekkelijk woonklimaat. Hierbij is een versterking van de woonomgeving met natuur en landschap een uitgangspunt. Er is gekozen voor een goed voorzieningenniveau en een kwalitatief goede openbare ruimte. Onderhavig plan voorziet in de wens naar een goed voorzieningenniveau. 23

26 24

27 Hoofdstuk 4 Haalbaarheid Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, beleid van de gemeente en van andere overheden en uitkomsten van onderzoeken. 4.1 Geluid De Wet geluidhinder is voor het onderdeel weg- en railverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd. De wettelijke rijsnelheid van de omliggende wegen bedraagt 50 km/uur voor de Beekhuizenseweg en de Beukenweg. Voor de overige wegen bedraagt de maximale snelheid 30 km/uur. Aan de orde is het toelaten van een uitbreiding van een school. Onderwijsgebouwen zijn geluidsgevoelige bestemmingen conform de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder is derhalve van toepassing en dit betekent dat de geluidsbelastingen getoetst dienen te worden aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. In 2012 is door DGMR reeds een akoestisch onderzoek uitgevoerd (rapportage I R001, 24 mei 2012). Het onderzoek is niet meer bruikbaar in verband met de gewijzigde ligging van de bouwvlakken en een actualisatie van verkeersgegevens. Uit het akoestisch onderzoek Groenhorst, Velp, Actualisatie akoestisch onderzoek van onderzoeksbureau DGMR, gedateerd 22 april 2015 en genummerd I R001, blijkt dat de geluidsbelasting op de gevels ten gevolge van het wegverkeer de voorkeursgrenswaarde van 48 db niet overschrijdt (zie Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai). Bij de bepaling van de geluidsbelastingen is de periode van tot uur (nacht) buiten beschouwing gelaten, aangezien het onderwijsgebouw in de betreffende periode(s) niet als zodanig in gebruik is. Uit de berekening is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 db voor de Beekhuizenseweg en de Beukenweg niet overschreden wordt. De geluidsbelasting ten gevolge van de 30 km/u wegen bedraagt maximaal 32 db zonder aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder en voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Nader onderzoek naar maatregelen en geluidwering van de gevel is niet noodzakelijk. 25

28 4.2 Bodem Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. Voor dit bestemmingsplan is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek, Verkennend bodemonderzoek Pinkenbergseweg 5F te Velp van Econsultancy, gedateerd 14 oktober 2011 en genummerd (zie Bijlage 2 Bodemonderzoek), geeft aan dat dit project op het gebied van de bodemkwaliteit door kan gaan. Op twee delen van het terrein is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek ter plaatse van de vergroting van het bouwblok blijkt dat er sprake is van een lichte verontreiniging in de boven- en ondergrond en in het grondwater. De verontreiniging is geen belemmering voor het toekomstig gebruik. Ter plaatse van de Beukenweg 4-10 zat een tankstation en een garagebedrijf met onder andere een werkplaats en een wasplaats. In het kader van SUBAT is in 2000 het tankstation geamoveerd. Er heeft ook een bodemsanering plaatsgevonden die in 2005 is afgerond. De sanering is door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedgekeurd. Er is geen sprake van een restverontreiniging of nazorg. Tijdens het bodemonderzoek van oktober 2011 is nagegaan of het overige terrein met onder andere de werkplaats en de wasplaats een bodemverontreiniging heeft veroorzaakt. Uit het bodemonderzoek blijkt dat de boven- en ondergrond en het grondwater licht zijn verontreinigd. Deze verontreiniging is geen belemmering voor het toekomstig gebruik. Aan de oostkant van het terrein Beukenweg 4-10 is sprake van een kleine sterke verontreiniging met PAK's. Deze kleine sterke verontreiniging is geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan en zal bij de inrichting van het terrein worden verwijderd. Op een klein deel van het terrein heeft nog een asbest in bodem onderzoek plaatsgevonden in verband met de voormalige aanwezigheid van een garage aan de Beukenweg 4-10 die hoogstwaarschijnlijk voorzien was van een asbestverdachte dakbedekking. Uit het door Econsultancy uitgevoerde onderzoek Verkennend onderzoek asbest in bodem Beukenweg 12 te Velp (d.d. 29 december 2011, rapportnummer ) blijkt dat er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging van de onderzoekslocatie zijn (zie Bijlage 3 Onderzoek asbest in de bodem). Er zijn op het maaiveld geen asbestverdachte materialen aangetroffen en in de bodem is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest waargenomen/aangetoond. Er bestaat dan ook geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem. In geval van grondwerkzaamheden op de locatie behoeven er ten aanzien van asbest geen specifieke maatregelen te worden 26

29 getroffen. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit Bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing. 4.3 Milieuzonering De VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009 is een algemeen geaccepteerd hulpmiddel in de ruimtelijke ordening. In de publicatie is voor een aantal milieuaspecten per milieucategorie een indicatieve afstand aangegeven die aangehouden wordt voor beoordeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Deze afstanden zijn van belang wanneer in de directe nabijheid van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen bedrijvigheid (in dit geval een school) wordt gerealiseerd. In dit onderzoek is aangesloten bij de beoordelingssystematiek van 'Bedrijven en milieuzonering'. Met dit bestemmingsplan wordt de uitbreiding van een scholengemeenschap mogelijk gemaakt. In de directe nabijheid van het plangebied zijn verschillende woningen van derden gelegen. Deze woningen worden aangemerkt als geluidsgevoelige/hindergevoelige functies, waarvoor dus een hinderafstand geldt. Voor scholen voor beroeps, hoger en overig onderwijs geldt een hinderafstand (voor geluid) van 30 meter. De woningen van derden liggen op een afstand van enkele meters van het Groenhorst. Hiermee wordt niet voldaan aan de hinderafstand. In de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering is echter aangegeven dat gemotiveerd kan worden afgeweken van deze hinderwaarden. Hiervoor moet voor het gebiedstype woongebied voldaan worden aan de in de VNG-uitgave opgenomen beoordelingsniveaus. Om te toetsen of aan deze beoordelingsniveaus voldaan wordt is door DGMR akoestisch onderzoek uitgevoerd. In 2012 is door DGMR hiervoor reeds akoestisch onderzoek uitgevoerd (I R001, 4 april 2012). Dit onderzoek is niet meer bruikbaar in verband met de gewijzigde terreinindeling en de ligging van de bouwvlakken. Er is een actualisatie van het onderzoek uit 2012 uitgevoerd (zie Bijlage 4 Akoestisch onderzoek industrielawaai en Bijlage 5 Akoestisch onderzoek industrielawaai bijlagen). Uit het onderzoek blijkt ten aanzien van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus geen overschrijding van stap 2 uit het stappenplan. Ten aanzien van de maximale geluidsniveaus treden bij stap 2 uit het stappenplan wel overschrijdingen op tot ten hoogste 7 db. Wat betreft de verkeersaantrekkende werking blijkt dat ten aanzien van de equivalente geluidsniveaus van de indirecte hinder geen overschrijving optreedt. In verband met de geconstateerde overschrijdingen van de streefwaarde voor de maximale geluidsniveaus uit stap 2 van het stappenplan uit Bedrijven en milieuzonering zijn maatregelen onderzocht. Opgemerkt wordt dat het rijden van brommers/scooters en het schreeuwen van kinderen in de dagperiode in de huidige, bestaande situatie ook reeds voorkomt. Deze piekgeluiden zijn niet het gevolg van de uitbreiding van de school. Weliswaar komen er door de uitbreiding van de school meer leerlingen, echter dit heeft geen effect op de hoogte en de beoordeling van de maximale geluidsniveaus. Om deze reden worden deze verder buiten beschouwing 27

30 gelaten en zullen hier verder geen maatregelen voor onderzocht worden. Voor wat betreft de verkeersaantrekkende werking blijkt dat geen overschrijving van stap 2 uit het stappenplan optreedt. Er kan gemotiveerd worden afgeweken van de toetswaarden uit stap 3 uit Bedrijven en Milieuzonering. Argumenten om deze afweging te maken zijn: De in hoofdstuk 6 van het onderzoek genoemde opmerking. De zekere mate van functiemenging, hierdoor is er in de bestaande situatie in zekere zin sprake van gemengd gebied. Direct naast de woningen komen ook andere functies (school) voor. 4.4 Luchtkwaliteit Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse. De luchtkwaliteitsnormen in de Nederlandse wetgeving zijn gebaseerd op de Europese luchtkwaliteitseisen. Sinds 11 juni 2008 geldt de richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (Pb EG L 152). Vooruitlopend op deze nieuwe Europese richtlijn is op 15 november 2007 reeds de zogenoemde Wet luchtkwaliteit van kracht geworden, officieel titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet luchtkwaliteit bevat de Europese luchtkwaliteitseisen en de basisverplichtingen op grond van de richtlijn, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen (meten en berekenen) van de luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De uitvoeringsregels die behoren bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is in 2007 ook de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekende mate (Besluit NIBM) in werking getreden. In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekende mate. Met het ingaan van het NSL gelden er per 1 augustus 2009 nieuwe grenzen voor wat niet in betekende mate is: het begrip is nu gedefinieerd als 3% en minder van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer woningen geen onderzoek meer nodig zijn. Dit bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van een bestaand schoolgebouw. De verkeersaantrekkende werking die dit bestemmingsplan tot gevolg heeft is aan te merken als nihil. Het effect van onderhavig bestemmingsplan is derhalve aan te merken als 'niet in betekende mate'. Verder onderzoek naar het effect van dit plan op de luchtkwaliteit kan achterwege blijven. 28

31 4.5 Externe veiligheid Beoordelingskader Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. In de tweede plaats gaat het om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden. Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het bestemmingsplan. Planbeoordeling Het plan maakt de uitbreiding van een bestaand kwetsbaar object (scholengemeenschap) mogelijk. In de omgeving van het plangebied vinden geen activiteiten plaats met gevaarlijke stoffen plaats en liggen geen relevante risicobronnen. Voor deze ontwikkeling is het aspect externe veiligheid dan ook niet relevant. 4.6 Verkeer Ontsluiting Het Groenhorst wordt in de huidige situatie alleen ontsloten via de Pinkenbergseweg. Naast de hoofddoelstellingen van het bestemmingsplan, namelijk het uitbreiden van het Groenhorst en het verbeteren van de herkenbaarheid en zichtbaarheid vanaf de Beukenweg, zal er ook een extra ontsluiting aan de Beukenweg worden gerealiseerd. Deze ontsluiting aan de Beukenweg is bedoeld voor voetgangers en expeditieverkeer. Aan de Beukenweg komt een kiss and ride voorziening voor het afzetten van scholieren. Er wordt een voetpad aangelegd waardoor de school aan de zijde van de Beukenweg toegankelijk is. Deze ontsluiting aan de Beukenweg is tevens bedoeld voor expeditieverkeer. Werknemers en scholieren die met de auto en fiets komen blijven gebruik maken van de ontsluiting via de Pinkenbergseweg. Hoewel deze extra ontsluiting aan de Beukenweg, ter plaatse van de aangekochte 29

32 percelen Beukenweg 10 en 12, niet gebruikt gaat worden door gemotoriseerd verkeer en fietsers vormt een entree aan de voorkant er een die passende is voor een dergelijke school. De school ligt dan niet meer verscholen in een woonwijk. Ook voor automobilisten op de Beukenweg wordt zo zichtbaar dat ze zich in de omgeving van een school bevinden. Bovendien wordt door een tweede ontsluiting langzaam verkeer (voetgangers) deels gescheiden van autoverkeer. Hierdoor ontstaat voor voetgangers een kortere route. Tot slot zorgt een tweede ontsluiting er ook voor dat bij calamiteiten de school vanaf twee kanten bereikbaar is. Mensen krijgen met een extra ontsluiting de mogelijkheid om via twee uitwegen bij calamiteiten het terrein te verlaten. De wens om een extra ontsluiting via de Beukenweg voor beperkt autoverkeer en fietsers is niet haalbaar gebleken in verband met de hoge kosten voor verkeersremmende maatregelen op de Beukenweg. Om ook fietsers te laten uitwegen op de Beukenweg dienden er maatregelen te worden genomen in de vorm van middengeleiders die voorkomen dat de fietsers minder zullen uitwaaieren over de weg en diende er een rustpunt te worden creëert voor de solitaire fietser die oversteekt. Verkeersbewegingen De ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, zullen leiden tot een beperkte verkeerstoename in de Pinkenbergseweg. Op dit moment maken circa 500 motorvoertuigen gebruik van de Pinkenbergseweg. Uitgaande van een verkeersgeneratie van 5 voertuigbewegingen per 100 m2 bvo zal op basis van de uitbreiding van de school het aantal verkeerbewegingen met circa 40 toenemen. Met deze toename blijft de toekomstige intensiteit ruimschoots onder het maximum van 4000 á 5000 motorvoertuigen die vanuit Duurzaam Veilig voor dergelijke woonstraten als te hanteren maximum wordt aangehouden. Parkeren Voldaan moet worden aan de normen zoals aangeven in de bijlage van het bestemmingsplan en hebben betrekking op de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op het onderhavige perceel. Op basis van de (maximale) mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, heeft een voorlopige toets plaatsgevonden. In de toekomstige situatie zal de school beschikken over 31 lokalen, waarvan 22 lokalen voor Vmbo (waaronder Gymlokaal, VAP en dag coordinatie) en 9 lokalen voor MBO (7 reguliere + 2 lokalen bij de kas). Uit de berekening op basis van de parkeernormen volgt dat er (22 * 0,8 plus 9 * 6 =) 72 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden. In het kader van het uiteindelijke bouwplan vindt een finale toetsing plaats op het aspect parkeren. 30

33 4.7 Water Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en waterlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zo bijvoorbeeld de daken. Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten. Thema Toetsvraag Relevant Hoofdthema's Veiligheid 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of 1. Nee regionale waterkering? 2. Nee 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? Riolering en 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 1. Ja afvalwaterketen 2. Ligt in het plangebied een persleiding van 2. Nee WRIJ? 3. Nee 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? Wateroverlast 1. Is er sprake van toename van het verhard 1. Ja (oppervlaktewater) oppervlak? 2. Ja 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van 3. Nee bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? Grondwateroverlast 1. Is in het plangebied sprake van slecht 1. Nee doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Nee 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone 3. Nee van de Rijn of IJssel? 4. Nee 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? Oppervlaktewaterkwali 1. Wordt vanuit het plangebied water op 1. Nee teit 2. Nee oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED 3. Nee water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? Grondwaterkwaliteit Ligt het plangebied in de beschermingszone van Nee een drinkwateronttrekking? 31

34 Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich 1. Nee overstorten uit het gemengde of verbeterde 2. Nee gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënsiche of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? Verdroging Bevindt het plangebied zich in of nabij Nee beschermingszones voor natte natuur? Natte Natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een 1. Nee natte EVZ? 2. Nee 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? Inrichting en Beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied 1. Nee wateren die in eigendom of beheer zijn bij het 2. Nee waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? Aandachtsthema's Recreatie Bevinden zich in het plangebied watergangen Nee en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Cultuurhistorie Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het Nee plangebied aanwezig? Ad Wateroverlast (opp.water) : Opgemerkt wordt dat het verboden is om bij nieuwbouw hemelwater op het riool te lozen en dat het verplicht is het hemelwater dat afkomstig is van de nieuwe daken en verhardingen op eigen terrein te verwerken. Uit het geohydrologisch onderzoek blijkt dat er voldoende doorlatende grond aanwezig is om dak- en water van verharding te infiltreren. Dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Hieruit blijkt dat het plan geen problemen oplevert voor de waterhuishouding. Opgemerkt wordt dat per 1 januari 2010 de bouwverordening bij nieuwbouw verplicht tot het op eigen terrein verwerken van hemelwater, tenzij dit niet mogelijk blijkt te zijn. Daarom is door IF Technology in het rapport Hemelwater infiltratieonderzoek Groenhorst College te Velp (d.d. 9 november 2011, genummerd /61341/LH) de bodemopbouw en de geohydrologie onderzocht ten behoeve van de geschiktheid van een hemelwaterinfiltratie (zie Bijlage 6 Geohydrologisch onderzoek). Gekozen is voor een wadi en een infiltratieriool als infiltratievoorziening. Voor het ontwerp van de wadi en het infiltratieriool zijn een aantal zaken van belang. Ten eerste dient de infiltratievoorziening zo ver mogelijk van de aanwezige bodemverontreiniging ten gevolge van het voormalige tankstation en garagebedrijf aan de Beukenweg gepositioneerd te worden en moet worden aangetoond dat de infiltratievoorziening de bodemverontreiniging niet negatief beïnvloedt. Wanneer de infiltratievoorziening de verontreiniging beïnvloedt, dient een saneringsplan gemaakt te worden Daarnaast dienen de daken, die worden gekoppeld, geen uitloogbare materialen te bevatten 32

35 zoals bitumen, lood en zink. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, zal de infiltratievoorziening geen negatieve gevolgen hebben. Geconcludeerd wordt dan ook dat dit aspect geen belemmering vormt voor onderhavig plan. 4.8 Cultuurhistorie De locatie waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, ligt niet in een beschermd dorpsgezicht. Het pand is evenmin aangewezen als beschermd monument. Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde. De bescherming van deze waarden is per 1 september 2007 wettelijk verankerd in de Monumentenwet Gemeenten moeten zorgdragen dat in de bestemmingsplannen het belang van de archeologische monumentenzorg wordt meegewogen. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan kan de provincie archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor de gemeente binnen een door de provincie te bepalen termijn archeologievriendelijke bestemmingsplannen moet hebben vastgesteld. De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door de regioarcheoloog bepaald aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode. De gemeenteraad heeft op 26 februari 2013 een gemeentelijke nota vastgesteld waarin de archeologische beleidskaarten zijn geactualiseerd. Voor de onderbouwing is onderzoek gedaan naar archeologische waarden in Rheden. De resultaten van dat onderzoek zijn samengevat in een aantal kaarten. Op deze kaarten staan de archeologische waarden en de archeologische verwachtingen weergegeven. Op 15 april 2014 heeft de raad het 'Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en recreatief medegebruik Buitenplaatsen' vastgesteld. Hierin zijn de geactualiseerde archeologische beleidskaarten vertaald naar dubbelbestemmingen. 33

36 Uitsnede verbeelding 'Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en recreatief medegebruik Buitenplaatsen' met in blauwe cirkel plangebied Volgens de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Rheden ligt het plangebied op een daluitspoelingswaaier, ter plaatse van een erosiedal/-geul. Dergelijke gebieden hebben op grond van de archeologische beleidskaaren een middelhoge archeologische verwachting. In het 'Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en recreatief medegebruik Buitenplaatsen' is het plangebied aangeduid als 'Waarde Archeologie 2'. Binnen deze gebieden dient, bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld en een onderzoekslocatie groter dan 100 m2, vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De ingrepen van onderhavig bestemmingsplan overtreffen bovengenoemde drempelwaarden. Derhalve is door Econsultancy het archeologisch bureauonderzoek en karterende booronderzoek Pinkenbergseweg 5F te Velp (d.d. 7 februari 2012, rapportnummer ) uitgevoerd (zie Bijlage 7 Archeologisch onderzoek). Het uitgevoerde onderzoek biedt ook nu nog voldoende basis voor het onderhavige bestemmingsplan. Op basis van de verzamelde aardwetenschappelijke gegevens blijkt, zoals bovenstaand reeds vermeld, dat het plangebied in een erosiedal op een daluitspoelingswaaier ligt. Op deze daluitspoelingswaaier zijn in het verleden archeologische resten aangetroffen van zowel jagers/verzamelaars als van landbouwers. Deze resten zijn merendeels aangetroffen op de hogere delen van de daluitspoelingswaaier, maar ook aan de randen van erosiegeulen. De kans op het 34