Versie 04 Datum van toepassing

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Versie 04 Datum van toepassing"

Transcriptie

1 Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Bestuur Laboratoria - FLVVG MET-FLVVG-190 Versie 04 Datum van toepassing Opgesteld door : Vanessa Schotte, industrieel ingenieur Nazicht door : Inge Corryn, laborante, Goedkeuring vrijgave door : Inge Van Hauteghem, sectieverantwoordelijke AC; Beheer & locatie geldende versie : Dienst KVM; Centrale server FLVVG Bestemmelingen : Sectie AC, medewerkers voedingsanalyses Trefwoorden : Extracten, aluminium, ICP-OES

2 Overzicht wijzigingen Herziening door/datum* VS/ VS/ IVH/ Reden van herziening Rechtzetting concentratie van aangekochte referentieoplossing Al hoog (5 mg/l i.p.v. 10 mg/l) Verwijzing naar werkcontrolekaarten aangepast Verwijzing naar procedures aangepast, benaming I-MET 078 en 077 geüpdate (elementen i.p.v. zware metalen) Tekstdeel/draagwijdte van de herziening en , 10, 11, 12 en 13 LOQ aanpassing 2, en * Het verschil tussen de huidige datum en de laatste herziening mag niet meer dan 5 jaar bedragen. Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie worden gemarkeerd in rood. Indien omwille van de omvang van de wijzigingen, de tekst door gebruik van markeringen niet meer leesbaar wordt, wordt de markering van wijzigingen weggelaten in de nieuwe versie. Dit wordt vermeld in de historiek van het document. LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-2/19

3 INHOUDSTABEL 1 DOEL TOEPASSINGSGEBIED WETTELIJKE EN NORMATIEVE DOCUMENTEN DEFINITIES EN AFKORTINGEN PRINCIPE PRESTATIEKENMERKEN VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN BIJZONDERE MAATREGELEN REAGENTIA EN HULPSTOFFEN REAGENTIA HULPSTOFFEN TOESTELLEN WERKWIJZE BEREIDING VAN HET ANALYSEMONSTER MICROGOLFONTSLUITING BEPALING VAN DE CONCENTRATIE IN HET EXTRACT Algemeen ICP-OES Meten van de extracten met ICP-OES KWALITEITSCONTROLE CONTROLE VAN DE BLANCO IJKOPLOSSING Controle van de blanco ijkoplossing bij de lage ijklijn Controle van de blanco ijkoplossing bij de hoge ijklijn CONTROLE OP DRIFT TIJDENS DE METING MET ICP-OES Controle op drift bij de lage ijklijn Controle op drift bij de hoge ijklijn CONTROLE VAN DE PERFORMANTIE VAN DE ICP-OES LINEARITEIT CONTROLE VAN DE PROCEDURE BLANCO S (REAGENT BLANKS) CONTROLE VAN DE ZELFGEMAAKTE STANDAARDOPLOSSINGEN Controle van de zelfgemaakte standaardoplossingen van de lage ijklijn Controle van de zelfgemaakte standaardoplossingen van de hoge ijklijn EERSTELIJNSCONTROLE Evaluatie van het resultaat van de eerstelijnscontrole Gevolg van de evaluatie van de eerstelijnscontrole voor de meetreeks BEREKENING EN RAPPORTERING ICP-OES RAPPORT REGISTRATIE KWALITEITSCONTROLE Registratie controle blanco ijkoplossing Registratie controle procedureblanco Registratie controle op drift LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-3/19

4 Registratie controle van de performantie van de ICP-OES Registratie lineariteit Registratie controle van de zelfgemaakte standaarden Registratie van de resultaten van de eerstelijnscontrole RESULTATEN VAN DE ANALYSESTALEN Berekening van de resultaten van de analysestalen en eerstelijnscontrolestalen Registratie analysegegevens Evaluatie van de resultaten van de stalen LIMS en resultatenkaft VERWIJZING NAAR BIJHORENDE PROCEDURE, INSTRUCTIES, DOCUMENTEN, FORMULIEREN OF LIJSTEN LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-4/19

5 1 Doel Dit voorschrift beschrijft de methode voor de kwantitatieve bepaling van aluminium in levensmiddelen met ICP-OES (Inductively Coupled Plasma Optical Emission Spectroscopy) na. 2 Toepassingsgebied De methode is van toepassing op extracten van levensmiddelen bekomen door. De bepaalbaarheidsgrens van de methode is 1 2,5 mg/kg. 3 Wettelijke en normatieve documenten EN 13805:2002 Foodstuffs Determination of trace elements - Pressure digestion. VERORDENING (EG) Nr. 669/2009 VAN DE COMMISSIE van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG. RICHTLIJN 2008/84/EG VAN DE COMMISSIE van 27 augustus 2008 tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen. 4 Definities en afkortingen Afkorting Origine Betekenis ICP-OES - Inductively Coupled Plasma Optical Emission Spectroscopy 5 Principe In de extracten bekomen na van levensmiddelen volgens LAB I-MET- FLVVG-078 : Microgolfontsluiting van levensmiddelen voor de analyse van elementen, wordt het gehalte aluminium gemeten met ICP-OES. 6 Prestatiekenmerken Voor de prestatiekenmerken van de methode wordt verwezen naar het validatiedossier. 7 Veiligheidsvoorschriften en bijzondere maatregelen - Vermijd contact van huid en ogen met salpeterzuur. Salpeterzuur is toxisch. - Respecteer de veiligheidsvoorschriften voor werken met de ICP-OES. LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-5/19

6 8 Reagentia en hulpstoffen Verwijzingen naar een product en/of fabrikant dienen enkel ter informatie en identificatie en houdt geen uitsluiting in van andere producten en/of fabrikanten die mogelijk ook voldoen. Deze verwijzingen dienen om vergissingen te vermijden en het uitvoeren van bestellingen te vereenvoudigen. De in de procedure vermelde reagentia en apparatuur kunnen aldus door materiaal van minstens evenwaardige kwaliteit worden vervangen. 8.1 Reagentia Water gebruikt in de analyse van aluminium in levensmiddelen moet van zeer hoge kwaliteit zijn, nl. water type I of Milli-Q water. Reagentia moeten van bijzondere zuiverheid zijn. Pro analyse kwaliteit is meestal niet voldoende zuiver. De reagentia van J.T. Baker type Instra Analysed Reagent, of equivalent, voldoen wel Water type I (Milli-Q) Aluminium standaard oplossing, 1 mg/ml (Acros organics) (PA 596) HNO 3 suprapur: Nitric Acid % (massafractie) J.T. Baker (PA 807) Stockstandaard 10 mg/l Bereiding: 1000 µl aluminium standaard oplossing (8.1.2) aanlengen tot 100 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1) in een maatkolf van 100 ml (8.2.1) Blanco ijkoplossing (17,77 v/v % HNO 3 ) Bereiding: 177,8 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) in maatkolf van 1000 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 1000 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1) ppb-standaard in 17,77 v/v % HNO 3 (standaard 1 van de lage ijklijn) Bereiding: - 1,25 ml stockstandaard 10 mg/l (8.1.4) in maatkolf van 250 ml (8.2.1) brengen, - 44,4 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) toevoegen en aanlengen tot 250 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1) ppb-standaard in 17,77 v/v % HNO 3 (standaard 2 van de lage ijklijn) Bereiding: - 2,5 ml stockstandaard 10 mg/l (8.1.4) in maatkolf van 250 ml (8.2.1) brengen. - 44,4 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) toevoegen en aanlengen tot 250 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1) ppb-standaard in 17,77 v/v % HNO 3 (standaard 3 van de lage ijklijn) Bereiding: - 12,5 ml stockstandaard 10 mg/l (8.1.4) in maatkolf van 500 ml (8.2.1) brengen. - 88,8 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) toevoegen en aanlengen tot 500 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1). Opmerking: Omdat deze standaard gebruikt wordt voor de driftcontrole bij de lage ijklijn (zie 11.2) wordt hiervan een groter volume aangemaakt. LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-6/19

7 ppb-standaard in 17,77 v/v % HNO 3 (standaard 4 van de lage ijklijn) Bereiding: - 12,5 ml stockstandaard 10 mg/l (8.1.4) in maatkolf van 250 ml (8.2.1) brengen. - 44,4 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) toevoegen en aanlengen tot 250 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1) ppm-standaard in 17,77 v/v % HNO 3 (standaard 1 van de hoge ijklijn) Bereiding: - 0,5 ml Aluminium standaard oplossing 1 mg/ml (8.1.2) in maatkolf van 250 ml (8.2.1) brengen, - 44,4 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) toevoegen en aanlengen tot 250 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1) ppm-standaard in 17,77 v/v % HNO 3 (standaard 2 van de hoge ijklijn) Bereiding: - 1,25 ml Aluminium standaard oplossing 1 mg/ml (8.1.2) in maatkolf van 250 ml (8.2.1) brengen, - 44,4 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) toevoegen en aanlengen tot 250 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1) ppm-standaard in 17,77 v/v % HNO 3 (standaard 3 van de hoge ijklijn) Bereiding: - 5 ml Aluminium standaard oplossing 1 mg/ml (8.1.2) in maatkolf van 500 ml (8.2.1) brengen, - 88,8 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) toevoegen en aanlengen tot 500 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1). Opmerking: Omdat deze standaard gebruikt wordt voor de driftcontrole bij de hoge ijklijn (zie 11.2) wordt hiervan een groter volume aangemaakt ppm-standaard in 17,77 v/v % HNO 3 (standaard 4 van de hoge ijklijn) Bereiding: - 6,25 ml Aluminium standaard oplossing 1 mg/ml (8.1.2) in maatkolf van 250 ml (8.2.1) brengen, - 44,4 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) toevoegen en aanlengen tot 250 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1) ppm-standaard in 17,77 v/v % HNO 3 (standaard 5 van de hoge ijklijn) Bereiding: - 12,5 ml Aluminium standaard oplossing 1 mg/ml (8.1.2) in maatkolf van 250 ml (8.2.1) brengen, - 44,4 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) toevoegen en aanlengen tot 250 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1) Spoeloplossing verdund HNO 3 voor ICP-OES Bereiding: 28 ml HNO 3 suprapur (8.1.3) in maatkolf van 1000 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 1000 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1). LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-7/19

8 Gecertificeerde referentieoplossing (voor controle lage ijklijn) 250 µg Aluminium/liter in 17,7 v/v % HNO Gecertificeerde referentieoplossing (voor controle hoge ijklijn) 5 mg/l Aluminium/liter in 17,7 v/v % HNO 3 De houdbaarheid van zelfbereide oplossingen, indien dit niet expliciet vermeld wordt, is 1 jaar bij kamertemperatuur. De geschiktheid van de gebruikte oplossingen, buffers en standaardoplossingen wordt nagegaan aan de hand van ingebouwde borgingspunten en lange-termijnvalidatie. Indien hieraan voldaan wordt, wijst dit op de aanvaardbaarheid van deze reagentia en toont dit eveneens aan dat de kwaliteit van de analyse gewaarborgd blijft. 8.2 Hulpstoffen Maatkolven van 100 ml, 250 ml, 500 ml en 1000 ml Micropipetten met passende tips (Micropipetten, LAB 22-I-LOG-AC 5) Plastiek proefbuisjes van 10 ml met bijpassende dop Falcon buizen van 50 ml 9 Toestellen 9.1. ICP-OES (A ICP-OES 2, LAB 22-I-LOG-AC 33) 9.2. Microgolfovens (A MARS 1-2, LAB 22-I-LOG-AC 15) 10 Werkwijze In alle stappen van de bepaling van het gehalte aluminium dient erover gewaakt dat contaminatie met aluminium via stof, contact met de huid, contact met een vuil oppervlak, vuile recipiënten, vermeden wordt Bereiding van het analysemonster De analysemonsters en de referentiemonsters worden bereid volgens de procedures beschreven in LAB I-MET-FLVVG-077 : - Preparatie van levensmiddelen voor de analyse van elementen Microgolfontsluiting De bereide analysemonsters en referentiemonsters worden ontsloten door volgens de procedures beschreven in LAB I-MET-FLVVG-078 : Microgolfontsluiting van levensmiddelen voor de analyse van elementen Bepaling van de concentratie in het extract Algemeen Het gehalte aluminium in de bekomen extracten van alle levensmiddelen, met uitzondering van voedingssupplementen, wordt gemeten met ICP-OES (9.1) met de methode: Al voeding laag. LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-8/19

9 Deze ijklijn voor Al wordt geconstrueerd met een blanco en 4 standaardoplossingen met concentraties van respectievelijk 0, 50, 100, 250 en 500 µg/l Al (8.1.5 tot 8.1.9). Het gehalte aluminium in de extracten van voedingssupplementen wordt eveneens gemeten met ICP-OES (9.1), maar met de methode: Al voeding hoog. Deze ijklijn voor Al wordt geconstrueerd met een blanco en 5 standaardoplossingen met concentraties van respectievelijk 0, 2, 5, 10, 25 en 50 mg/l Al (8.1.5 en tot ). In de methoden zijn twee reagent blanks opgenomen. Dit zijn in praktijk de procedure blanco s die bij microgolfdestructie in elke reeks meegenomen worden. De gemiddelde waarde van deze twee reagent blanks wordt gebruikt om te corrigeren voor de blanco. Telkens na maximum 6 oplossingen wordt standaard 3 (8.1.8 voor de lage ijklijn of voor de hoge ijklijn) hermeten om het toestel te controleren op drift. Het resultaat van een monster is het gemiddelde resultaat bekomen uit de duplo bepaling van het monster en berekend zoals omschreven in LAB I-MET-190 D03 : Bijlage 3 : Berekening van het gemiddelde ICP-OES De volledige lijst met instellingen van de methode Al voeding laag is opgenomen in LAB I- MET-FLVVG-190 D03 : Bijlage 3 : Methode Al voeding laag. De volledige lijst met instellingen van de methode Al voeding hoog is opgenomen in LAB I- MET-FLVVG-190 D04 : Bijlage 4 : Methode Al voeding hoog. Aluminium wordt radiaal gemeten bij golflengte 396,153 nm Meten van de extracten met ICP-OES Meten van extracten van alle levensmiddelen, met uitzondering van voedingssupplementen Volg de instructies van het logboek van de ICP-OES (9.1) voor het meten van het gehalte aluminium in de oplossingen: - Plaats de kolf met verdund HNO 3 (8.1.15) op de plaats van de spoeloplossing. - Giet het te meten extract over in een plastiek proefbuisje van 10 ml (8.2.3). Giet de blanco oplossing (8.1.5) en de standaardoplossingen (8.1.6 tot 8.1.9) over in falconbuisjes van 50 ml (8.2.4). Plaats de proefbuisjes in de autosampler van de ICP-OES (9.1). De blanco- en standaardoplossingen moeten op volgende posities geplaatst worden: Positie 1: Blanco ijkoplossing in 17,7 v/v % HNO 3 (8.1.5) Positie 2: Standaard 1 met 50 µg Al/l (8.1.6) Positie 3: Standaard 2 met 100 µg Al/l (8.1.7) Positie 4: Standaard 3 met 250 µg Al/l (8.1.8) LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-9/19

10 Positie 5: Standaard 4 met 500 µg Al/l (8.1.9) De twee procedureblanco s worden steeds op posities 21 en 22 geplaatst, deze worden gemeten als reagent blanks vlak na de standaardreeks. Plaats de meetoplossingen van de stalen in de daarop volgende locaties voor kleine proefbuisjes (vanaf positie 23). Wanneer een meetwaarde buiten de kalibratielijn valt, m.a.w. groter is dan de grootste standaard, dan moet het extract meer verdund worden. Op het analyserapport van de ICP-OES verschijnt de mededeling Sample concentration is greater than that of the highest standard. - Meet de oplossingen volgens de procedures beschreven in het logboek van de ICP-OES (9.1): - Roep de methode Al voeding laag op. - Open een nieuwe sample info file, sample massa.sif en vul de nodige parameters in als monsteridentificatie, afgewogen massa, volume, eventuele verdunning, - Start de analyse Meten van extracten van voedingssupplementen Volg de instructies van het logboek van de ICP-OES (9.1) voor het meten van het gehalte aluminium in de oplossingen: - Plaats de kolf met verdund HNO 3 (8.1.15) op de plaats van de spoeloplossing. - Verdun de extracten en de procedure blanco s 10 keer in de blanco oplossing (8.1.5) als volgt: pipetteer 1 ml extract in een plastiek proefbuisje van 10 ml (8.2.3) en pipetteer hierbij 9 ml blanco oplossing (8.1.5). - Giet de blanco oplossing (8.1.5) en de standaardoplossingen ( tot ) over in falconbuisjes van 50 ml (8.2.4). Plaats de proefbuisjes in de autosampler van de ICP-OES (9.1). De blanco- en standaardoplossingen moeten op volgende posities geplaatst worden: Positie 1: Blanco ijkoplossing in 17,7 v/v % HNO 3 (8.1.5) Positie 2: Standaard 1 met 2 mg Al/l (8.1.10) Positie 3: Standaard 2 met 5 mg Al/l (8.1.11) Positie 4: Standaard 3 met 10 mg Al/l (8.1.12) Positie 5: Standaard 4 met 25 mg Al/l (8.1.13) Positie 6: Standaard 5 met 50 mg Al/l (8.1.14) De twee verdunde procedureblanco s worden steeds op posities 21 en 22 geplaatst en gemeten als reagent blanks vlak na de standaardreeks. Plaats de verdunde meetoplossingen van de stalen in de daarop volgende locaties voor kleine proefbuisjes (vanaf positie 23). Wanneer een meetwaarde buiten de kalibratielijn valt, m.a.w. groter is dan de grootste standaard, dan moet het extract meer verdund worden. Op het analyserapport van de LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-10/19

11 ICP-OES verschijnt de mededeling Sample concentration is greater than that of the highest standard. Wanneer een meetwaarde minder is dan 1 mg/l (helft van de laagste standaard) worden de extracten onverdund hermeten. Als de onverdunde extracten nog steeds een te lage meetwaarde geven, worden ze opnieuw gemeten met de lage ijklijn (methode Al voeding laag, zie ook ) - Meet de oplossingen volgens de procedures beschreven in het logboek van de ICP OES (9.1): - Roep de methode Al voeding hoog op. - Open een nieuwe sample info file, sample massa.sif en vul de nodige parameters in als monsteridentificatie, afgewogen massa, volume, eventuele verdunning, - Start de analyse. Opmerking: Een overzicht van de werkwijze is samengevat in LAB I-MET-FLVVG-190 D01 : Bijlage 1 : Flowchart. 11 Kwaliteitscontrole Alvorens over te gaan tot de berekening van de resultaten, moet worden nagegaan of de meting goed is verlopen. Evalueer de resultaten van de analysereeks. Controleer de resultaten van de kalibratie-oplossingen, de tussentijdse metingen van standaard 3, de procedureblanco s en de referentiestalen Controle van de blanco ijkoplossing Controle van de blanco ijkoplossing bij de lage ijklijn Controleer het signaal van de blanco ijkoplossing Calib Blank (8.1.5). Voor een goede meting is het van belang dat er geen contaminatie is opgetreden in de blanco. Als richtlijn geldt: Het signaal van de blanco voor Al mag maximum 500 counts zijn. Op het einde van de analysereeks wordt deze blanco oplossing nogmaals gemeten. Het gehalte in deze blanco moet lager zijn dan 25 µg/l. Het gehalte aluminium in de blanco gemeten op het einde van de analysereeks mag niet hoger zijn dan 25 µg/l Controle van de blanco ijkoplossing bij de hoge ijklijn Controleer het signaal van de blanco ijkoplossing Calib Blank (8.1.5). Voor een goede meting is het van belang dat er geen contaminatie is opgetreden in de blanco. Als richtlijn geldt: Het signaal van de blanco voor Al mag maximum 1000 counts zijn. LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-11/19

12 Op het einde van de analysereeks wordt deze blanco oplossing nogmaals gemeten. Het gehalte in deze blanco moet lager zijn dan 0,5 mg/l. Het gehalte aluminium in de blanco gemeten op het einde van de analysereeks mag niet hoger zijn dan 0,5 mg/l Controle op drift tijdens de meting met ICP-OES Drift is ongewenst. Controle op drift gebeurt door het hermeten van een standaardoplossing (in dit geval standaard 3) als staal en dit met een frequentie van minstens om de 6 te meten oplossingen. Het resultaat van de controle op drift wordt geëvalueerd a.d.h.v. het resultaat in de meetoplossing ervan. (*) Resultaten van stalen worden gecorrigeerd a.d.h.v. de procedureblanco, dit is via het gemiddelde van de reagent blanks. De controle op drift gebeurt met een oplossing die wordt gemeten als staal, dus ook op deze oplossing wordt deze correctie toegepast. Om een correcte controle te doen van de drift, moet het netto resultaat, dus zonder correctie vergeleken worden met de nominale waarde. Hiervoor is het dus nodig om het eindresultaat van de standaard waarmee de drift wordt gecheckt, dit is het gecorrigeerde resultaat, terug te rekenen naar de effectief gemeten concentratie in de meetoplossing en dit via het opnieuw optellen van het gemiddelde resultaat van de reagent blanks. Het is deze effectief gemeten concentratie die wordt getoetst aan het criterium voor drift. Als een reagent blank niet voldoet aan het criterium beschreven in 11.5, wordt enkel gerekend met de andere reagent blank voor het berekenen van het effectief gemeten gehalte. Indien het resultaat van de driftcontrole niet voldoet, moeten alle oplossingen gemeten vanaf de laatste goede controle hermeten worden Controle op drift bij de lage ijklijn Criterium 1: Het resultaat van de controle op drift (*) mag maximaal 5 % relatief afwijken van de nominale waarde van de standaard. Het resultaat van de controle op drift (*) met standaard 3 (250 µg/l) mag minimum 237,5 µg/l en maximum 262,5 µg/l bedragen. Criterium 2: Het verschil tussen twee opeenvolgende resultaten van de controle op drift (*) mag niet hoger zijn dan 5 % van de nominale concentratie van de te controleren standaard. Het verschil tussen twee opeenvolgende driftcontroles (*) mag niet hoger zijn dan 12,5 µg/l Controle op drift bij de hoge ijklijn Criterium 1: Het resultaat van de controle op drift (*) mag maximaal 5 % relatief afwijken van de nominale waarde van de standaard. Het resultaat van de controle op drift (*) met standaard 3 (10 mg/l) mag minimum 9,5 mg/l en maximum 10,5 mg/l bedragen. LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-12/19

13 Criterium 2: Het verschil tussen twee opeenvolgende resultaten van de controle op drift (*) mag niet hoger zijn dan 5 % van de nominale concentratie van de te controleren standaard. Het verschil tussen twee opeenvolgende driftcontroles (*) mag niet hoger zijn dan 0,5 mg/l Controle van de performantie van de ICP-OES De intensiteiten van de standaardoplossingen (8.1.6 tot voor de lage ijklijn en tot voor de hoge ijklijn) voor aluminium uitgedrukt in counts geven een indicatie van de performance van de ICP-OES (9.1). Indien de intensiteit opvallend lager is dan de voorgaande waarden, kan dit een indicatie zijn van een verminderd vermogen van de generatorbuis, van een slechte positie van de toorts, of gewoon het niet opzuigen van de meetoplossing... (zie ook het logboek van de ICP-OES (9.1)). Bij een opvallend lager resultaat, moet eerst gedacht worden aan het slecht opzuigen van het staal en moet het deel van de meetreeks waarvan het opzuigen niet gewaarborgd is door gunstige controleoplossingen, hermeten worden Lineariteit Controleer de ijklijn door naar het resultaat van de correlatiecoëfficiënt bij de calibration summary te gaan kijken. Deze moet minstens 0,999 zijn. Bij een lagere correlatiecoëfficiënt moet de meting herbegonnen worden. De correlatiecoëfficiënt moet minstens 0,999 zijn Controle van de procedure blanco s (reagent blanks) Bij de lage ijklijn moet het gehalte in beide procedureblanco s lager zijn dan 25 µg/l. Bij de hoge ijklijn moet het gehalte in beide procedureblanco s lager zijn dan 0,5 mg/l. Indien het gehalte van 1 van deze procedureblanco s hoger is is dit waarschijnlijk te wijten aan een plaatselijke contaminatie. In dat geval wordt de analysereeks gereprocessed met alleen de goede procedureblanco en wordt de te hoge procedureblanco buiten beschouwing gelaten. Als beide procedureblanco s te hoog zijn moet de reeks opnieuw ingezet worden Controle van de zelfgemaakte standaardoplossingen Bij controle van de zelfgemaakte standaardoplossingen wordt de blanco oplossing (8.1.5) gebruikt als reagent blank en dit door twee kleine proefbuisjes (8.2.3) af te vullen met blanco oplossing (8.1.5) en op posities 21 en 22 te plaatsen. Merk op dat geen procedureblanco s gebruikt worden voor correctie voor de blanco in dit geval. De controle van de zelfgemaakte standaardoplossingen moet namelijk onafhankelijk van de voorbereidende stappen op de meting gebeuren Controle van de zelfgemaakte standaardoplossingen van de lage ijklijn De blanco en de standaardoplossingen (8.1.5 tot 8.1.9) worden gemaakt in het laboratorium. Bij aanmaak van de nieuwe standaardreeks moet aan drie criteria voldaan worden: LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-13/19

14 - De juistheid van de concentraties wordt gecontroleerd t.o.v. een aangekochte referentieoplossing (8.1.16) met 250 µg Aluminium per liter. Hier wordt een afwijking van 5 % toegestaan. - Naast dit criterium moet de nieuwe standaardreeks ook een lineair verband vertonen. Vandaar dat de nieuw bekomen correlatiecoëfficiënt minstens 0,999 moet zijn (zie 11.4). - Ook het signaal van de blanco ijkoplossing Calib Blank (8.1.5) dient te worden gecontroleerd. Het signaal van de blanco voor Al mag maximum 500 counts zijn (zie ). Controle van nieuw aangemaakte standaardoplossingen: - Aangekochte referentieoplossing 250 µg Al/l 237,5 en 262,5 µg/l - Correlatiecoëfficiënt > 0,999 - Het signaal van de blanco voor Al mag maximum 500 counts zijn. Als niet aan bovenstaande criteria voldaan wordt, moet de standaardreeks opnieuw aangemaakt worden Controle van de zelfgemaakte standaardoplossingen van de hoge ijklijn De blanco en de standaardoplossingen (8.1.5 en tot ) worden gemaakt in het laboratorium. Bij aanmaak van de nieuwe standaardreeks moet aan drie criteria voldaan worden: - De juistheid van de concentraties wordt gecontroleerd t.o.v. een aangekochte referentieoplossing (8.1.17) met 5 mg Aluminium per liter. Hier wordt een afwijking van 5 % toegestaan. - Naast dit criterium moet de nieuwe standaardreeks ook een lineair verband vertonen. Vandaar dat de nieuw bekomen correlatiecoëfficiënt minstens 0,999 moet zijn (zie 11.4). - Ook het signaal van de blanco ijkoplossing Calib Blank (8.1.5) dient te worden gecontroleerd. Het signaal van de blanco voor Al mag maximum 1000 counts zijn (zie ). Controle van nieuw aangemaakte standaardoplossingen: - Aangekochte referentieoplossing 5 mg Al/l 4,75 en 5,25 mg/l - Correlatiecoëfficiënt > 0,999 - Het signaal van de blanco voor Al mag maximum 1000 counts zijn. Als niet aan bovenstaande criteria voldaan wordt, moet de standaardreeks opnieuw aangemaakt worden Eerstelijnscontrole Bij een meetreeks worden als eerstelijnscontrole gecertificeerde stalen en/of ringteststalen en/of zelf bereide referentiestalen gebruikt. De referentiemonsters worden in duplo geanalyseerd. Het resultaat komt op het verslag in mg/kg. Het gehalte is gecorrigeerd voor de blanco en voor de afgewogen massa, het eindvolume en de verdunning. LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-14/19

15 Evaluatie van het resultaat van de eerstelijnscontrole Het resultaat van de eerstelijnscontrole wordt geëvalueerd a.d.h.v. een elektronische werkcontrolekaart. De werkcontrolekaart is een Excel document dat bewaard wordt onder: M:\ANORGANISCHE CHEMIE\WERKCONTROLEKAARTEN In LAB I-MET-FLVVG-078 F04: Bijlage 4: Overzicht referentiematerialen per element wordt aangegeven waartussen een gemeten waarde van een referentie dient te liggen om de eerstelijnscontrole goed te keuren Gevolg van de evaluatie van de eerstelijnscontrole voor de meetreeks - Eerstelijnscontroles met gehalte rond de bepaalbaarheidsgrens worden niet meegenomen in de evaluatie van de meetreeks. Deze worden louter informatief gemeten. - Eerstelijnscontroles waar duidelijk contaminatie werd vastgesteld (extreem hoge waarde), worden niet meegenomen in de evaluatie van de meetreeks. - Als de eerstelijnscontroles afgekeurd worden, moet de analyse volledig heropgestart worden. 12 Berekening en rapportering 12.1 ICP-OES rapport De resultaten van de meting met ICP-OES (9.1) worden automatisch uitgeprint. Het ICP-OES rapport geeft de meetresultaten van de blanco, de standaarden, de tussentijdse metingen van standaard 3, de water stalen, de procedureblanco s en de referentiestalen. De resultaten op het ICP-OES-rapport zijn gecorrigeerd voor de blanco. Verder worden de datum van analyse, de gebruikte methode en de naam van de resultatenfile weergegeven. De naam van de resultatenfile geeft informatie over de datum en de analyse (bv. ic al v of vs al vs) Registratie kwaliteitscontrole Registratie controle blanco ijkoplossing Deze controle wordt niet op een apart document geregistreerd. De analist maakt aanduidingen op het rapport van de ICP-OES indien nodig Registratie controle procedureblanco Deze controle wordt niet op een apart document geregistreerd. De analist maakt aanduidingen op het rapport van de ICP-OES indien nodig Registratie controle op drift Deze controle wordt niet op een apart document geregistreerd. De analist maakt aanduidingen op het rapport van de ICP-OES indien nodig. LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-15/19

16 Registratie controle van de performantie van de ICP-OES Deze controle wordt niet op een apart document geregistreerd. De analist maakt aanduidingen op het rapport van de ICP-OES indien nodig Registratie lineariteit De analist maakt aanduidingen op het rapport van de ICP-OES indien nodig Registratie controle van de zelfgemaakte standaarden De controle van de standaardoplossingen die nieuw in gebruik worden genomen, wordt bijgehouden in bijlagen horende bij het logboek van de ICP-OES (9.1) Registratie van de resultaten van de eerstelijnscontrole - De analist vult de datum van uitvoering en de resultaten van de eerstelijnscontrole in op de elektronische controlekaart (zie en LAB 22 I 24 : Prestatiekenmerken & Meetonzekerheid van kwantitatieve methoden ). - De elektronische controlekaarten worden afgeprint wanneer ze volledig ingevuld zijn of wanneer een staal opgebruikt is. De uitgeprinte grafieken en het invulblad worden bewaard in het validatiedossier Resultaten van de analysestalen Berekening van de resultaten van de analysestalen en eerstelijnscontrolestalen Aan de hand van de ICP-OES rapporten berekent de analist de resultaten van de stalen en de eerstelijnscontrolemonsters. Algemeen is het eindresultaat van een staal gelijk aan het gemiddelde resultaat van de duplo bepaling van dat monster. Indien het eindresultaat lager is dan 1 2,5 mg/kg, wordt het resultaat gerapporteerd als volgt: < 1 2,5 mg/kg. Deze berekening wordt niet door de analist zelf uitgevoerd, maar gebeurt automatisch in het LIMS systeem. Indien meer dan 2 analyseresultaten bekomen werden doordat resultaten bevestigd werden n.a.v. een te groot verschil tussen duplo-resultaten (cfr ), wordt het eindresultaat berekend a.d.h.v. de werkwijze beschreven in LAB I-MET-FLVVG-190 D03 : Bijlage 3 : Berekening van het gemiddelde. Indien meer dan 2 analyseresultaten bekomen werden doordat de resultaten bevestigd werden n.a.v. een overschrijding van een norm/actielimiet, waarbij aan het criterium i.v.m. het verschil tussen de duplo-resultaten voldaan was, wordt het eindresultaat berekend uit het gemiddelde van alle bekomen resultaten Registratie analysegegevens De analist vult de gegevens van het Analyseformulier (zie LAB I-MET-FLVVG-078 F02 of F03) aan met: - Al in de daarvoor voorziene kolom, - het resultaat van de stalen en de blanco s, LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-16/19

17 - de evaluatie van de eerstelijnscontroles ( OK voor gunstige, NOK voor ongunstige, LOQ voor informatieve eerstelijnscontrole met gehalte rond de LOQ, C voor eerstelijnscontrolemonsters waar contaminatie werd vastgesteld). De ingevulde analyseformulieren worden bewaard in de kaft Analyseformulieren VOEDING - LAB I-MET-FLVVG 78 F03 en F02 in lokaal Evaluatie van de resultaten van de stalen Er kan worden overgegaan tot de evaluatie van de resultaten van de analysemonsters als de kwaliteitscontrole gunstig werd bevonden, m.a.w. als voldaan was aan de criteria voor: - De blanco ijkoplossing, - De controle op drift, - Performantie ICP-OES, - De lineariteit van de ijklijn, - De procedureblanco s, - De eerstelijnscontrole. Algemeen geldt dat resultaten slechts gerapporteerd worden wanneer er minstens één geldig resultaat bekomen is. Duplo-resultaten van eenzelfde staal moeten ook voldoen aan het criterium i.v.m. het maximaal toegelaten verschil tussen duplo-bepalingen (cfr ) Duplo-bepalingen Algemeen worden stalen in tweevoud geanalyseerd. Indien van een monster twee resultaten beschikbaar zijn (in één analysereeks bekomen), is het maximaal toegelaten verschil tussen de duplo bepalingen afhankelijk van het gemeten gehalte in het staal, nl. als volgt: 1 2,5 mg/kg gehalte 10 mg/kg: 1 mg/kg gehalte > 10 mg/kg: 10 % absoluut van het gemiddelde Indien het gemiddelde lager is dan de LOQ, vervalt dit criterium en is het eindresultaat < LOQ. Zie ook LAB I-MET-FLVVG-190 D02 : Bijlage 2 : Berekening van het gemiddelde. Indien niet aan deze voorwaarde is voldaan, moet het monster opnieuw geanalyseerd worden. Ga eerst na of de oorzaak ligt bij de meting door de ICP-OES (9.1) door het opnieuw meten van de twee oplossingen van het staal. Als het verschil tussen de twee duplobepalingen te groot blijft, moet de ontsluiting en de meting herdaan worden. Het eindresultaat wordt berekend a.d.h.v. de werkwijze beschreven in LAB I-MET-FLVVG-190 D02 : Bijlage 2 : Berekening van het gemiddelde Vergelijking van het resultaat met de norm Normen O.w.v. praktische redenen wordt een overzicht van de vigerende wetgeving bewaard in de kaft Gevraagde proeven. De elektronische versie is te vinden onder: M://ANORANISCHE CHEMIE/data IVH/wetteksten/voeding/ Bij wijziging van de wetgeving wordt dit overzicht aangepast. LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-17/19

18 Voor aluminium in pasta die in België wordt geïmporteerd, geldt een beslissingsgrens van 10 mg/kg Resultaat vergelijken met een norm Indien een norm of actielimiet gekend is, wordt het eindresultaat hiermee vergeleken. Indien het eindresultaat (zonder rekening te houden met meetonzekerheid) hoger is dan de norm, wordt het monster nogmaals in duplo geanalyseerd. Het eindresultaat is het gemiddelde van alle bekomen resultaten, tenzij bij de eerste analyse niet voldaan was aan het criterium van het verschil tussen de duplo s. In dat geval wordt het eindresultaat berekend a.d.h.v. de werkwijze beschreven in LAB I-MET-FLVVG-190 D02 : Bijlage 2 : Berekening van het gemiddelde. Indien geen norm bestaat voor een product, wordt met dit criterium geen rekening gehouden LIMS en resultatenkaft - De analist vult de eindresultaten van de analyses in op de afgedrukte lijsten met proefaanvragen voor stalen van de sectie voeding die worden bewaard in de kaft Gevraagde proeven. De resultaten van bevestigingen worden eveneens in deze kaft genoteerd. De kaft wordt bewaard in lokaal De eindresultaten van de analyses worden ingevoerd in het LIMS. De ingevoerde gegevens worden gevalideerd door de analist d.m.v. een elektronische handtekening. 13 Verwijzing naar bijhorende procedure, instructies, documenten, formulieren of lijsten LAB I-MET-FLVVG-190 D01: Bijlage 1: Flowchart LAB I-MET-FLVVG-190 D02: Bijlage 2: Berekening van het gemiddelde LAB I-MET-FLVVG-190 D03: Bijlage 3: Methode Al voeding laag LAB I-MET-FLVVG-190 D04: Bijlage 4: Methode Al voeding hoog LAB 22 L 43 : D-nummers AC LAB 22 P 007 : Monsterbeheer LAB 22 I 24 : Prestatiekenmerken & Meetonzekerheid van kwantitatieve methoden LAB I-MET-FLVVG-077 : Preparatie van levensmiddelen voor de analyse van elementen LAB I-MET-FLVVG-078 : LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-18/19

19 Microgolfontsluiting van levensmiddelen voor de analyse van elementen LAB I-MET-FLVVG-078 F02: Bijlage 2: Analyseformulier HP500 + LAB I-MET-FLVVG-078 F03a, b en c: Bijlage 3: Analyseformulieren Xpress LAB I-MET-FLVVG-078 F04: Bijlage 4: Overzicht referentiematerialen per element LAB I-MET-FLVVG-190-v doc-19/19