DIGITALISERING STRAFRECHTSKETENS IN EUROPA

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DIGITALISERING STRAFRECHTSKETENS IN EUROPA"

Transcriptie

1 NEDERLANDS JURISTENBLAD DIGITALISERING STRAFRECHTSKETENS IN EUROPA Overschrijding redelijke termijn: actie Executieplicht van het OM Van s Konings Dierentuin naar Reflectie-Kamer Stemmen bij volmacht Meer over immuniteit en geheimhoudingsplicht P JAARGANG MAART

2 Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht Deze inleiding tot het Nederlandse internationaal privaatrecht is bestemd voor studenten en voor hen die zich snel op een bepaald onderwerp van ipr willen oriënteren. De nadruk in deze inleiding ligt op het conflictenrecht of verwijzingsrecht, maar ook de hoofdzaken van het internationaal bevoegdheidsrecht en het recht inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen worden behandeld. Het internationaal privaatrecht is geen rustig bezit. Het wordt gekenmerkt door snelle ontwikkelingen. Om het dynamische karakter van het internationaal privaatrecht tot zijn recht te laten komen, wordt in dit boek niet volstaan met een momentopname maar is getracht de stof zo veel mogelijk in zijn ontwikkeling te schetsen. Deze twaalfde druk is up-to-date gebracht met name met nieuwe Europese regelgeving, rechtspraak en literatuur. Redactie: L. Strikwerda Druk: 11 ISBN: Datum verschijning: 9 januari 2015 Aantal pagina s: 356 Prijs: 42,- (incl. btw) in onze shop bestelt u zonder verzendkosten

3 P JAARGANG MAART 2015 Inhoud Vooraf Prof. mr. T. Hartlief Opkomst en ondergang van de klachtplicht Wetenschap Dr. S.A. de Blok A.P. Seepma MSc Prof. dr. D.P. van Donk Mr. I. Roukema Ervaringen met digitalisering in vier Europese strafrechtketens Praktijk Mr. J.L. Baar Stilzitten loont niet, als de tijd verstrijkt Opinie Mr. S. Meijer De executieplicht van het Openbaar Ministerie O&M Dr. J.A.O. Eskes Van s Konings Dierentuin naar Reflectie-Kamer Opinie Mr. R. Steenbergen Stemmen bij volmacht One man, one secret vote? Reacties Prof. mr. R.J.B. Schutgens 629 Ook uit de school klappende raadsleden zijn immuun Prof. mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens Naschrift 630 Met het arrest EDCO/ FAR TRADING is de zaak ROND: de KLACHTPLICHT van art. 6:89/7:23 is NIET MEER dan een SPECIFIEK geval van RECHTSVERWERKING Pagina 611 DIGITALISERING moet ONDERDEEL worden van de wijze waarop de KETEN werkt en niet als een ADDITIONEEL werkproces worden OPGETUIGD Pagina 616 De ADVOCAAT zal zelf moeten pogen om de zaak in BEWEGING te krijgen en, als beweging uitblijft, om de INACTIVITEIT van het OM af te doen straffen Pagina NEDERLANDS JURISTENBLAD DIGITALISERING STRAFRECHTSKETENS IN EUROPA Overschrijding redelijke termijn: actie Executieplicht van het OM Van s Konings Dierentuin naar Reflectie-Kamer Stemmen bij volmacht Meer over immuniteit en geheimhoudingsplicht 10 Het is opvallend dat in dit enige voorbeeld, waarbij de EERSTE KAMER het KABINET definitief de voet DWARS zet, LOKALE BELANGEN de hoofdrol spelen. Dat geeft te denken Pagina 626 In NEDERLAND wordt vaak gedacht dat wij de verkiezingen PERFECT geregeld hebben, dus waar zou de OVSE over kunnen KLAGEN? Pagina 627 Rubrieken Rechtspraak Boeken Tijdschriften Wetgeving Nieuws Universitair nieuws Personalia Agenda 663 Omslag: File cabinets in a digital space Andrea Danti /Shutterstock De OFFICIER VAN JUSTITIE die met de TENUITVOERLEGGING van bevelen tot voorlopige hechtenis is belast komt NIET de VRIJHEID toe om zich op grond van zijn EIGEN OORDEEL aan die last te onttrekken Pagina 625 De PARLEMENTAIRE IMMUNITEIT beschermt de volksvertegenwoordiger ook in RECHTSSTATELIJK MINDER ZONNIGE TIJDEN, waarvan niemand kan garanderen dat die er nooit zullen komen Pagina 629 Van het gedateerde BOS/ POLARIS systeem is AFSCHEID genomen. Daar zijn korte, TRANSPARANTE RICHTLIJNEN voor in de plaats gekomen Pagina 657

4 NEDERLANDS JURISTENBLAD Opgericht in 1925 Eerste redacteur J.C. van Oven Redacteuren Tom Barkhuysen, Ybo Buruma, Coen Drion (vz.), Ton Hartlief, Corien (J.E.J.) Prins, Taru Spronken, Peter J. Wattel Medewerkers Barend Barentsen, sociaal recht (socialezekerheidsrecht), Stefaan Van den Bogaert, Europees recht, Alex F.M. Brenninkmeijer, alternatieve geschillen - beslechting, Wibren van der Burg, rechtsfilosofie en rechtstheorie, G.J.M. Corstens, Europees strafrecht, Remy Chavannes, technologie en recht, Eric Daalder, bestuursrecht, Caroline Forder, personen-, familie- en jeugdrecht, Janneke H. Gerards, rechten van de mens, Ivo Giesen, burgerlijke rechtsvordering en rechts pleging, Aart Hendriks, gezondheidsrecht, Marc Hertogh, rechtssociologie, P.F. van der Heijden, internationaal arbeidsrecht, C.J.H. Jansen, rechtsgeschiedenis, Piet Hein van Kempen, straf(proces)recht, Harm-Jan de Kluiver, ondernemingsrecht, Willemien den Ouden, bestuursrecht, Stefan Sagel, arbeidsrecht, Nico J. Schrijver, volkenrecht en het recht der intern. organisaties, Ben Schueler, omgevingsrecht, Thomas Spijkerboer, migratierecht, T.F.E. Tjong Tjin Tai, verbintenissenrecht, F.M.J. Verstijlen, zakenrecht, Dirk J.G. Visser, auteursrecht en intellectuele eigendom, Inge C. van der Vlies, kunst en recht, Rein Wesseling, mededingingsrecht, Reinout Wibier, financieel recht Auteursaanwijzingen Zie Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen impliceert toestemming voor openbaarmaking en ver veelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB. Citeerwijze NJB 2015/[publicatienr.], [afl.], [pag.] Redactiebureau Bezoekadres: Lange Voorhout 84, Den Haag, postadres: Postbus 30104, 2500 GC Den Haag, tel. (0172) , njb-nl@wolterskluwer.com Internet en Secretaris, nieuws- en informatie-redacteur Else Lohman Adjunct-secretaris Berber Goris Vormgeving Colorscan bv, Den Haag, Uitgever Simon van der Linde Uitgeverij Wolters Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer. Op alle uitgaven van Wolters Kluwer zijn de algemene leveringsvoorwaarden van toepassing, zie Abonnementenadministratie, productinformatie Wolters Kluwer Afdeling Klantenservice, klantenservice, tel. (0570) Abonnementsprijs (per jaar) Tijdschrift: 322,51 (incl. btw.). NJB Online: Licentieprijs incl. eerste gebruiker 350 (excl. btw), extra gebruiker 87,50 (excl. btw). Combinatieabonnement: Licentieprijs incl. eerste gebruiker 350 (excl. btw). Prijs ieder volgende gebruiker 84 (excl. btw). Bij dit abonnement ontvangt u 1 tijdschrift gratis en krijgt u toegang tot NJB Online. Zie voor details: (bij abonneren). Studenten 50% korting. Losse nummers 7,85. Abonnementen kunnen op elk gewenst moment worden aangegaan voor de duur van minimaal één jaar vanaf de eerste levering, vooraf gefactureerd voor de volledige periode. Abonnementen kunnen schriftelijk tot drie maanden voor de aanvang van het nieuwe abonnementsjaar worden opgezegd; bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Gebruik persoonsgegevens Wolters Kluwer legt de gegevens van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonnements-)over eenkomst. De gegevens kunnen door Wolters Kluwer, of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. Media advies/advertentiedeelname Maarten Schuttél Capital Media Services Staringstraat 11, 6521 AE Nijmegen Tel , mail@capitalmediaservices.nl ISSN NJB verschijnt iedere vrijdag, in juli en augustus driewekelijks. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor gevolgen hiervan. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3051, 2130 KB). Wet op het financieel toezicht Tekst & toelichting - Wet = 199, COMBIDEAL 30% korting bij aanschaf van beide boeken Wet op het financieel toezicht Tekst & toelichting - Lagere Regelgeving Houd inzicht in de gelaagde structuur van de Wft Sinds de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht (Wft) hebben ruim 50 wetswijzigingen het daglicht gezien. Daarmee ging een stroom aan kamerstukken met officiële toelichtingen gepaard hetgeen het achterhalen van de complete toelichting bij de artikelen uit de Wft tot een complexe en tijdrovende zoektocht maakt. 3e druk ISBN pagina s 1e druk ISBN pagina s Prijs: 145,- (incl. btw) Prijs: 140,- (incl. btw) Deze twee uitgaven besparen u deze zoektocht! Ga voor meer informatie of bestellen naar

5 Vooraf 497 Opkomst en ondergang van de klachtplicht 10 Het kon de crediteur zomaar gebeuren: eerst geconfronteerd worden met een tekortschietende debiteur en dan ook nog een schadevergoedings- of ontbindingsactie zien stranden op een beroep van diezelfde schuldenaar op schending van de klachtplicht. Neem Edco die petten van Far Trading koopt. Aangesproken tot betaling stelt Edco dat de geleverde petten ondermaats zijn. Far werpt vervolgens schending van de klachtplicht tegen (art. 7:23 BW). Omdat gebruikelijk is dat geleverde goederen meteen steekproefsgewijze worden gecontroleerd, moet het probleem (kort) na aflevering op 21 april 2000 ontdekt zijn, zeker nu de petten ook nog zijn omgepakt. Bovendien heeft Edco wel over verkeerde kleuren geklaagd op 21 april. Over de kwaliteit echter pas op 4 juli. Nu dat niet binnen bekwame tijd na ontdekking is, is Edco te laat, zo vindt ook het hof: Edco moet alsnog betalen. Na aanvankelijk een onbeduidend bestaan te hebben geleid, werd de in art. 6:89 (algemeen) en 7:23 (non-conformiteit) gesitueerde klachtplicht rond de eeuwwisseling door de praktijk ontdekt. Zij kreeg daarbij ruim baan van de Hoge Raad. Bij niet tijdig klagen verliest de crediteur al zijn rechten. Een beroep op schending van de klachtplicht behoort sindsdien tot de standaardverweren van tekortschietende debiteuren. Natuurlijk verdienen zij bescherming tegen late en moeilijk te betwisten klachten. Zij mogen rekenen op tijdig onderzoek en, mocht er iets mis zijn, op tijdig protesteren. De ruimhartige rechtspraak voegde echter een opmerkelijke variant toe aan de rechtsfiguren die gevolgen verbinden aan tijdsverloop. Bij verjaring is enkel tijdsverloop reden voor rechtsverlies, doch betreffen de termijnen minimaal enkele jaren. Bij rechtsverwerking is enkel tijdsverloop onvoldoende: vereist zijn bijzondere omstandigheden zoals onredelijke benadeling van de debiteur of verzwaring van diens positie. Precies daartussenin manoeuvreerde zich de klachtplicht. Zij lijkt op rechtsverwerking zij het dat de cruciale rechtsgevolgen niet pas bij bijzondere omstandigheden optreden maar toch al bij enkel tijdsverloop. Zo is feitelijk sprake van verjaring maar dan na zeer korte tijd. Dat verklaart de aantrekkingskracht. De balans was echter zoek: de belangen van de teleurgestelde crediteur leken achtergesteld bij die van de tekortschietende debiteur. Kritiek kon niet uitblijven. Deze vergaande bescherming van wanprestanten is toch niet terecht? De Hoge Raad werd opgeroepen minder snel schending van de klachtplicht aan te nemen althans de rechtsgevolgen te matigen door niet steeds rechtsverlies op te leggen maar op maat gesneden oplossingen zoals een tegemoetkoming op het vlak van het te leveren bewijs. Het blijkt niet aan dovemans oren gericht. Relativering is troef in recente rechtspraak. 1 Of de crediteur tijdig heeft geklaagd, is (buiten consumentenkoop) afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of en zo ja welk nadeel de debiteur van het tijdsverloop ondervindt. Dat tijdsverloop is dus niet doorslaggevend. De rechter dient rekening te houden met enerzijds het ingrijpende rechtsgevolg voor de crediteur (verval alle rechten) en anderzijds met de concrete belangen waarin de debiteur is geschaad door het late tijdstip van klagen zoals een benadeling in zijn bewijspositie of aantasting van de mogelijkheden de gevolgen van de wanprestatie te beperken. Daarmee zijn we al sterk opgeschoven in de richting van rechtsverwerking: verval van rechten is niet langer aan tijdsverloop gekoppeld, maar vereist bijzondere omstandigheden. In Edco/Far Trading 2 trekt de Hoge Raad deze lijn door. In cassatie betoogt Edco dat het hof bij de vraag of zij tijdig heeft geklaagd, niet op alle omstandigheden heeft gelet en vooral niet op de vraag of Far werkelijk nadeel heeft nu Edco pas op 4 juli heeft geprotesteerd. Voor het eerst spreekt de Hoge Raad van specifieke in de wet geregelde vormen van rechtsverwerking. In het kader van de stelplicht en bewijslast bij 6:89/7:23 legt hij vervolgens de link met dit leerstuk. Stelplicht en bewijslast zijn pas aan de orde indien de schuldenaar een klachtplichtverweer voert. Ambtshalve toepassen is niet toegestaan. Voert de schuldenaar dit verweer dan rusten stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten die een beroep op art. 6:89/7:23 kunnen dragen juist op hem. Het is immers een bevrijdend verweer. Het is dus aan verkoper om te stellen wanneer het gebrek door de koper ontdekt is of had moeten zijn én dat door tijdsverloop inmiddels geen sprake meer is van tijdig klagen. Tegelijkertijd is voor de vraag naar verval noodzakelijk vast te stellen of en zo ja op welk moment is geklaagd. Hier geldt dan een bijzondere regel in de zin van art. 150 Rv: het is aan de crediteur (Edco) te stellen of en zo ja op welk moment is geklaagd. Zou ook hier de stelplicht bij de debiteur liggen dan zou te zeer afbreuk worden gedaan aan de beschermende strekking van art. 6:89/7:23. In casu komt Edco duur te staan dat zij niet kan verwijzen naar eerdere stellingen over aan- of afwezigheid van nadeel voor Far door het tijdsverloop. Ambtshalve onderzoek stond het hof niet vrij. Het heeft zich gericht op de vraag of de door Far gestelde feiten voldoende zijn voor een beroep op art. 7:23. Als gezegd heeft Far gesteld dat het gebrek kort na aflevering op 21 april moet zijn ontdekt en dat Edco op die datum alleen over verkeerde kleuren heeft geklaagd. Dat Far geen nadeel van het tijdsverloop tot 4 juli heeft ondervonden, had Edco zelf moeten betrekken bij haar betwisting van Fars art. 7:23-verweer. Bij een gemotiveerd beroep van Far op nadeel zou deze hiervan het bewijsrisico dragen. Met dit arrest is de zaak rond: de klachtplicht van art. 6:89/7:23 is niet meer dan een specifiek geval van rechtsverwerking. Dat geldt niet alleen haar toepassingsvoorwaarden en rechtsgevolgen, maar ook stelplicht en bewijslast. Zo wordt aan de reële belangen van zowel tekortschietende debiteur als teleurgestelde crediteur recht gedaan. Het evenwicht is hersteld. Ton Hartlief 1. Zie onder meer HR NJ 2013, 5 en HR NJ 2014, HR RvdW 2015, 66 Reageer op NJBlog.nl op het Vooraf NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

6 498 Wetenschap Ervaringen met digitalisering in vier Europese strafrechtketens Carolien de Blok, Aline Seepma, Dirk Pieter van Donk en Inge Roukema 1 Digitalisering en automatisering van (delen van) het strafrechtproces beogen zowel omvangrijke verbeteringen als kostenbesparingen. Het unieke karakter van het strafrecht maakt het lastig, zo niet onmogelijk, een vergelijking te maken met digitaliseringstrajecten in andere (publieke) sectoren. Dit artikel poogt op basis van een omvangrijke studie naar digitalisering van vier ogenschijnlijk voorop lopende Europese landen (Denemarken, Engeland, Estland en Oostenrijk) inzicht te verwerven en mogelijke lessen te trekken voor dit ambitieuze project in de Nederlandse strafrechtketen. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de daaronder ressorterende organisaties in het strafrecht worden geconfronteerd met omvangrijke bezuinigingen. Tegelijkertijd verwachten zowel maatschappij als politiek dat het niveau van veiligheid en justitie gewaarborgd blijft en zelfs verhoogd wordt. Volgens de Algemene Rekenkamer is echter sprake van een niet goed functionerende en presterende strafrechtketen, 2 oftewel de keten van organisaties die betrokken zijn bij de opsporing, vervolging en berechting van verdachten. Deze conclusie wordt door de Minister van Veiligheid en Justitie onderschreven. 3 Voor de fundamentele en ingrijpende verbetering van de prestaties van de strafrechtketen is volgens de minister een groot aantal maatregelen noodzakelijk. 4 In het Actieprogramma Sneller recht doen, sneller straffen 5 gaf de minister aan welke initiatieven in gang zijn gezet voor een betere en snellere afdoening van strafzaken. Het geheel van bestaande en nieuwe maatregelen is sinds zomer 2012 gebundeld in het Programma Versterking Prestatie Strafrechtketen (VPS) binnen het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving. Een van de maatregelen voor de fundamentele en ingrijpende verbetering van de prestaties van de strafrechtketen is de beoogde invoering van het digitaal procesdossier strafrecht. 6 Het doel daarbij is een digitaal ondersteunde procesgang in het strafrecht, waarbij een digitaal procesdossier de verbindende factor is. Werken met een digitaal procesdossier betekent dat elke ketenorganisatie de eigen producten digitaal beschikbaar stelt voor een volgende stap in de keten door ze in te voegen in een digitaal procesdossier. 7 Deze digitale uitwisseling van processtukken vormt een eerste stap in het volledig digitaal werken in de strafrechtketen. Het streven was dan ook om in 2016 de processtukken in de strafrechtketen digitaal te kunnen uitwisselen tussen de ketenpartners. 8 Hiertoe zijn al verschillende veranderingen ingezet. Omdat het Wetboek van Strafvordering uitgaat van papieren processtukken, maakt het digitale procesdossier juridische voorzieningen noodzakelijk voor de status van stukken in het procesdossier evenals voor de inzage in processtukken door alle relevante partijen. 9 In 2013 is een waarmerk-, teken- en validatieservice ontwikkeld voor de ketenorganisaties. Voor de waarborging van de authenticiteit en integriteit van elektronische processtukken is in november 2014 het wetsvoorstel digitale processtukken Strafvordering ingediend. 10 De veranderingen, zowel met betrekking tot digitalisering als aanpalende veranderingen in het strafproces, zoals het wijzigen van de wettelijke bepalingen rond het strafproces, het afslanken van administratieve ondersteuning en het uniformeren, standaardiseren en vereenvoudigen van de wijze van werken door rechters, zijn door het innovatieve karakter en de veelheid ervan zeer complex, 11 terwijl de verwachtingen vanuit politiek en maatschappij ten aanzien van het verbeteren van prestaties in de keten hooggespannen zijn. Beleidsrapporten en berichten in de media over achtergebleven prestaties en hoge kosten van digitaliseringsprojecten binnen de overheid 12 verhogen de druk om digitalisering in de strafrechtketen te laten slagen. Tegelijkertijd is er weinig kennis beschikbaar over digitalisering in het domein van publieke dienstverlening 612 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 10

7 in het algemeen en al helemaal niet ten aanzien van digitalisering van juridische processen. Inzicht in wat wel en wat niet werkt ontbreekt dan ook vrijwel geheel. Echter, Nederland is niet het enige land dat digitalisering en digitale uitwisseling van informatie in de strafrechtketen nastreeft. Ook in het buitenland is een tendens te zien richting digitalisering en digitale informatieoverdracht, zowel binnen organisaties in de strafrechtketen als tussen organisaties die onderdeel uitmaken van de strafrechtketen. 13 Om te kunnen leren van ervaringen die internationaal zijn opgedaan rondom het digitaliseren van informatieoverdracht in de strafrechtketen heeft de beleidsdirectie Veiligheid en Bestuur (DVB) het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) verzocht hiernaar onderzoek te laten doen. Over de uitkomsten van dit onderzoek, 14 uitgevoerd door de faculteit Economie en Bedrijfskunde en de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen, wordt in dit artikel verslag gedaan. Ketenperspectief Het onderhavige onderzoek naar ervaringen rondom digitalisering in het strafrecht neemt een ketenperspectief als uitgangspunt. Om een keten als één geheel te laten werken is het van groot belang dat de werkprocessen en werkzaamheden van verschillende ketenpartners, zoals politie, OM en rechtbanken, zo zijn georganiseerd dat zij goed op elkaar aansluiten. Het afstemmen en coördineren van werkzaamheden tussen ketenpartners wordt in het algemeen als essentieel gezien om de prestaties van een keten, bijvoorbeeld in termen van kwaliteit, snelheid en of kosten te verbeteren. 15 Daarin is de toepassing van informatie en communicatie technologie (ICT) een belangrijk hulpmiddel. 16 Ook voor de Nederlandse strafrechtketen wordt verondersteld dat digitalisering leidt tot betere overdracht van informatie (in termen van kwaliteit en snelheid), waardoor organisaties beter en gemakkelijker met elkaar kunnen samenwerken en werkzaamheden met elkaar kunnen coördineren. 17 Tegelijkertijd zijn het ontwerp en de ontwikkeling van een keten afhankelijk van de context waarin deze keten wordt gevormd en moet opereren. 18 Wetgeving waarin het rechtssysteem en de rol en positie van professionals daarin worden omschreven vormt een belangrijk element in de context van de strafrechtketen. Wetgeving waarin het rechtssysteem en de rol en positie van professionals daarin worden omschreven vormt een belangrijk element in de context van de strafrechtketen Samenvattend brengt het voor dit onderzoek als uitgangspunt genomen ketenperspectief drie elementen bij elkaar: 1. organisatie van ketenpartners (en hun werkprocessen), 2. technologie en 3. de keten-specifieke context in de vorm van wetgeving. Deze drie elementen vormen het startkader voor de dataverzameling en -analyse in dit onderzoek. Aan de hand van deze elementen abstraheren we van zaak-specifieke kenmerken en individuele organisaties in de strafrechtketen en gaan we op zoek naar gemene delers en structuren die belangrijke lessen opleveren voor het vormgeven van digitalisering in de Nederlandse strafrechtketen. Onderzoeksuitvoering De vraag die in dit onderzoek centraal stond was: Welke Auteurs Nationale Politie, Openbaar Ministerie en 12. Tijdelijke commissie ICT projecten bij F. Sahin & E.P. Robinson Flow coordination 1. Dr. S.A. de Blok, A.P. Seepma MSc, rechtspraak maar ook voor informatieuit- de Overheid. Naar grip op ICT Parlemen- and information sharing in supply chains: prof. dr. D.P. van Donk en mr. I. Roukema wisseling met overige ketenpartners zoals tair onderzoek naar ICT-projecten bij de review, implications, and directions for werkten ten tijde van het onderzoek allen Koninklijke Marechaussee, Bijzondere overheid, 15 oktober future research. Decision Sciences, 2002, bij het Departement Operations, Faculteit Opsporingsdiensten, Raad voor de Kinder- 13. M. Fabri & F. Contini (eds.): Justice and vol. 33, no. 4, p Economie en Bedrijfskunde aan de Rijks- bescherming, reclasseringsorganisaties, Technology in Europe. How IC is changing 16. Zie voor een overzicht X. Zhang, D.P. universiteit Groningen. Contactgegevens: Dienst Justitiële Inrichtingen, Bureaus the judicial business, The Hague, 2001; van Donk, & T. van der Vaart, Does ICT Nettelbosje 2, 9747 AE Groningen, Jeugdzorg, GGZ, Centraal Justitieel Incasso- D. Reiling, Technology In Courts In Europe: influence supply chain management and bureau, Bureaus Jeugdzorg en Justitiële Opinions, Practices And Innovations, Inter- performance? A review of survey-based Informatiedienst. Zie Kamerstukken II national Journal For Court Administration, research, International Journal of Operati- Noten 2011/12, 29279, 147, p. 15; Kamerstukken June ons and Production Management, 2011, 2. Algemene Rekenkamer, Prestaties in de II 2012/13, 29279, 165, p. 5; nieuwsbericht 14. C. de Blok, A. Seepma, I. Roukema, D.P. vol. 31, no. 11, p Strafrechtketen, Sdu, V&J-site van Donk, B. Keulen & R. Otte, Digitalise- 17. Kamerstukken II 2011/12, 29279, Kamerstukken II 2011/12, 33173, 1 en 9. Kamerstukken II 2011/12, 29279, 147, ring in strafrechtketens. Ervaringen in 18. P.R. Lawrence, & J.W. Lorsch, Differen- 2. p. 17. Denemarken, Engeland, Oostenrijk en tiation and Integration in Complex Organi- 4. Kamerstukken II 2011/12, 29279, Kamerstukken II 2014/15, nr. 3, Estland vanuit supply chain perspectief, zations. Administrative Science Quarter- 5. Kamerstukken II 2011/12, 29279, 126. p. 1 Den Haag: WODC ly, 1967, vol. 12, no. 1, p. 1-47; R. Sousa, 6. Kamerstukken II 2011/12, 29279, 147, 11. R. Robroek, Het rapport Elias en de 15. Zie onder meer J.T. van der Vaart & D.P. & C.A. Voss, Contingency research in ope- p ; idem -156 p. 2 en -165 p strafrechtspraak. Kwaliteit, innovatie én Van Donk, A critical review of survey-based rations management practices, Journal of 7. Kamerstukken II 2011/12, 29279, 147, digitalisering: kan dat wel? Ivoren Toga, 25 research in supply chain integration, Inter- Operations Management, 2008, vol. 26, p. 15. november 2014; Taskforce OM-ZM, Recht national Journal of Production Econo- no. 6, p Dit geldt voor uitwisseling tussen de doen, samenwerken loont, februari mics, 2008, vol. 111, no. 1, p ; NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

8 Wetenschap Landen Politie OM ZM Strafrechtketenbreed Interviews Interviews Observaties Interviews Observaties Interviews Documenten # uur # uur # uur # uur # uur # r # Denemarken Engeland Oostenrijk Estland Totaal Tabel 1 Dataverzameling in de vier onderzochte landen keuzes zijn er in de gekozen landen gemaakt ten aanzien van digitalisering in de keten en wat waren de positieve en negatieve opgedane bevindingen daarbij? Onder digitalisering werd in het kader van dit onderzoek verstaan: het omzetten van de fysieke verslaglegging, uitwisseling en toegankelijkheid van processtukken naar digitale verslaglegging, uitwisseling en toegankelijkheid in het strafrecht. De onderzoeksvraag is beantwoord op basis van interviews en observaties in vier landen, alsmede op basis van documentatie vanuit deze vier landen. De vier landen die de empirische basis vormden voor dit onderzoek waren Denemarken, Engeland, Oostenrijk en Estland. Deze landen zijn geselecteerd op basis van bestaande literatuur over gebruik van elektronische hulpmiddelen in Europese landen, gesprekken met Nederlandse juridische deskundigen en beschikbare tijd. Voornaamste reden om deze vier Alle landen hebben een begin gemaakt met het digitaliseren van informatieoverdracht maar nergens kan een dossier digitaal in de gehele keten worden overdragen landen te kiezen is dat deze landen een relatief hoog niveau van digitalisering leken te hebben. 19 De vier landen zijn in de periode april-mei 2014 door steeds twee onderzoekers (een jurist en SC deskundige) bezocht. Tijdens deze bezoeken zijn interviews gehouden op basis van een interviewprotocol, 20 documenten verzameld en observaties (in rechtbanken en bij het OM) gedaan. 21 Ter voorbereiding op de landenbezoeken is desk research gedaan en is er per land door middel van videoconferenties een aantal voorbereidende interviews afgenomen. Tabel 1 (boven) geeft per land een overzicht van alle verzamelde data. Een belangrijk uitgangspunt en een impliciete veronderstelling van dit onderzoek zijn dat in een aantal Europese landen digitalisering in de strafrechtketen al ingevoerd zou zijn. Door de kwalitatieve dataverzameling heeft het onderzoek een zeer grote hoeveelheid aan gedetailleerde informatie opgeleverd en een groot aantal relevante inzichten en aandachtspunten met betrekking tot digitalisering in strafrechtketens. Ondanks de rijkheid aan data kent dit onderzoek, net als elk onderzoek ook beperkingen. Een eerste beperking is dat, vanwege de beperkte onderzoektijd slechts vier landen zijn onderzocht. Daarnaast hebben we door de soms lastige toegang tot respondenten niet in alle landen afgevaardigden van alle relevante ketenpartijen kunnen interviewen. Zoals hiervoor is aangegeven is de focus de gehele keten van strafrecht geweest, waarbij met name op de interactie tussen partijen is gefocust. Dit is inherent aan het gekozen ketenperspectief. Daarmee is in dit onderzoek minder aandacht geweest voor de inrichting van en werkwijze in interne processen. Tenslotte hebben we ons in dit onderzoek beperkt tot politie, Openbaar Ministerie en rechtbanken voor strafzaken in eerste aanleg. Daarmee is een aantal belangrijke partijen buiten beschouwing gelaten: de verdediging, slachtoffers/getuigen, de reclassering en het gevangeniswezen. Het is duidelijk dat met betrekking tot digitalisering aan deze partijen ook aandacht besteed zal moeten worden. Bevindingen Een aantal kenmerken van de onderzochte landen, met betrekking tot digitalisering in de strafrechtketen, zijn weergegeven in Tabel 2 (hiernaast). In deze tabel is te zien dat de aanleiding en doelstellingen van digitalisering tussen de landen verschillen. Daarnaast is ook te zien dat alle landen een begin gemaakt hebben met het digitaliseren van informatieoverdracht in de strafrechtketen, maar dat tegelijkertijd in niet één land een dossier digitaal in de gehele keten kan worden overgedragen. De inzichten in elk van de vier landen laten grote verschillen zien in de wijze waarop en de mate waarin digitalisering georganiseerd en gerealiseerd is. Wanneer we de mate waarin digitalisering gerealiseerd is afmeten aan de mogelijkheid om digitaal informatie over te dragen tussen partijen in de gehele keten, dan staan twee van de vier onderzochte landen, Denemarken en Oostenrijk, in feite aan het begin. Bij Denemarken is het mislukken van eerdere projecten hiervan de oorzaak en in Oostenrijk het langzaam op gang komen van visievorming op en implementatie van digitalisering in de keten. Twee landen, Estland en Engeland, zijn een stuk verder maar ook hier is het nog niet mogelijk om in de gehele keten 22 dossiers digitaal uit te wisselen. Hieronder bespreken we aan de hand van het in figuur 1 gepresenteerde onderzoekskader factoren die de voortgang en mate van succes van digitaliseringstrajecten in de strafrechtketen in de vier onderzochte landen hebben beïnvloed. 614 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 10

9 Aanleiding voor digitalisering Doelstelling van digitalisering Digitale overdracht van informatie en documentatie mogelijk? Digitaal overdragen informatie in hele keten? Digitale overdracht van compleet dossier mogelijk? Status digitaal strafdossier Lopende initiatieven mb.t. digitalisering Denemarken Engeland Estland Oostenrijk Digitalisering van alle overheidsorganen (e-government) Informatie overzetten op digitale drager Slechts binnen ketenpartijen, niet ertussen, op pilots na Nee Bezuinigingen bij de individuele ketenpartners Kostenbesparing in de keten Transparantie Betere dienstverlening aan burgers Werkwijze professionals Beter ondersteunen van professionals Ja Ja Alleen voor werkproces onbekende dader en elektronisch berichtenverkeer Nee, tot rechtbank, m.u.v. diverse pilots waarin rechtbank is aangesloten Nee Nee Nee Nee Voor de wet is papier origineel Nieuwe start met digitalisering van gehele keten Papieren en digitaal dossier gelden als origineel, in de praktijk met name papieren dossier gebruikt in rechtbank Digitaal bewijsmateriaal Pilots voor aansluiten rechtbanken Ja Voor de wet is papier origineel Meten van ketenbrede prestaties Nee Rechters beschouwen papier als origineel Bezig met formuleren visie en plan van aanpak Tabel 2 kenmerken ketendigitalisering in de onderzochte landen Organisatie ketenpartners Ketenperspectief Uit de geanalyseerde data blijkt dat voor het slagen van digitalisering elke partner in de strafrechtketen zich zal moeten realiseren dat een volgende ketenpartner bepaalde informatiebehoeften heeft waaraan de eerdere partner in de keten moet bijdragen. Met andere woorden, elke partner zal zijn werkzaamheden vanuit dit ketenperspectief moeten bezien. In Estland heeft men hiertoe helder gemaakt wat elke ketenpartij toevoegt aan dienstverlening aan de burger. In Engeland accepteert men dat het optimaliseren van een keten soms betekent dat een grotere administratieve last voor de politie verderop in de keten besparingen oplevert. Het belang van een focus op de keten als geheel is ook een van de inzichten waartoe men in Denemarken kwam na een mislukt digitaliseringsproject. Het ketenperspectief vormt daar nu de basis en zal ook vertaald worden in de manier waarop toekomstige projecten ingericht gaan worden, bijvoorbeeld door het vaststellen van ketendoelstellingen en het belonen van gedrag dat optimaal is voor de keten als geheel. Voor het uitdragen en bewaken van het ketenperspectief is een juiste aansturing van de keten van belang. Deze aansturing kan op verschillende manieren worden ingevuld: door het Ministerie van Justitie (Denemarken), door een overkoepelende coördinerende minister (Engeland) of door nauwe samenwerking tussen verschillende ministeries (zoals in Estland). Om het handelen naar een ketenvisie te stimuleren zijn in alle landen fora opgezet waarin vertegenwoordigers van alle ketenpartijen 23 samenkomen en waar samen met de regievoerder betrokkenheid en commitment worden gecreëerd. Op operationeel niveau kan een ketenperspectief worden gestimuleerd door standaardisatie in de over te dragen informatie. Dit is bijvoorbeeld te zien in Engeland, waar een standaardvorm voor een dossier is ontwikkeld voor de simpele hoog-volume zaken, met daarin alle informatie die voor de verschillende ketenpartners noodzakelijk is. In Estland heeft men ervoor gekozen automatische meldingen te versturen wanneer de ene ketenpartij van de andere informatie of documentatie nodig heeft. Op deze manier zijn de wederzijdse afhankelijkheden in de keten inzichtelijk gemaakt. Het werken vanuit een ketenvisie vraagt van alle ketenpartijen een omslag. Men is van oudsher, vanuit de 19. Zie onder meer: D. Reiling, Technology In Courts In Europe: Opinions, Practices And Innovations International Journal For Court Administration, June 2012; M. Fabri, Comparing the use of information and communication technologies in European public prosecution offices in: M. Fabri (ed.), Information and communication technology for the public prosecutor s office, Bologna: Clueb 2007; Legal Guidance on digital working across the Criminal Justice System, 2012; www. justiz.gv.at/web2013/html/default/2c c2a d203e7.de.html. 20. C. de Blok, A. Seepma, I. Roukema, D.P. van Donk, B. Keulen & R. Otte (2014), Digitalisering in strafrechtketens. Ervaringen in Denemarken, Engeland, Oostenrijk en Estland vanuit supply chain perspectief. Den Haag: WODC De observaties omvatten het bijwonen van rechtszittingen en het bekijken van gebruikte technologie en informatiesystemen. 22. Onder de gehele keten verstaan we in dit onderzoek, zoals eerder beschreven in de afbakening, de politie, het OM en de rechtbank in eerste aanleg. 23. In dit onderzoek: politie, OM en rechtbanken. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

10 Wetenschap gedachte van autonoom werkende organisaties, gewend te denken vanuit de eigen organisatie en hiërarchie, budgetten, doelstellingen en werkprocessen. Waar autonomie in het uitvoeren van de inhoudelijke publieke taak een groot goed is, betekent dit echter niet dat operationele en administratieve processen ook onafhankelijk van elkaar georganiseerd moeten worden. Wanneer hier onvoldoende aandacht aan wordt besteed, vormt dit een belemmering bij de invoering van een ketenbenadering in de strafrechtketen. Procesverbetering De organisatorische inbedding is van groot belang voor het slagen van digitaliseringsinitiatieven. Digitalisering moet onderdeel worden van de wijze waarop de keten werkt en niet als een additioneel werkproces worden opgetuigd. Het is daarom van belang om in het bereiken van veranderingen het werkproces dat zich afspeelt tussen de ketenpartners centraal te stellen. Zo worden doublures voorkomen en werkprocessen gestroomlijnd. Het geheel en al onveranderd laten van de bestaande processen en het één-op-één overzetten van oorspronkelijke (papieren) processen naar een onveranderde digitale situatie bleek in Oostenrijk en Denemarken niet succesvol. Hiermee wordt de informatieoverdracht tussen organisaties niet voldoende verbeterd. Dit wordt nog erger als het volledige papieren proces in stand blijft, zoals in Denemarken, omdat daardoor veel dubbel werk uitgevoerd dient te worden. Voortdurende communicatie over het ketenproces is van belang: uit te voeren activiteiten worden al snel als overbodig werk ervaren wanneer onvoldoende duidelijk wordt gemaakt dat elders in de keten hierdoor werk wordt bespaard. Rol van technologie Bewaken individuele karakter Uit de interviews komt naar voren dat in de digitalisering van werkprocessen het eigen karakter van elke ketenpartner moet worden gerespecteerd. Dit betreft onder meer de informatiesystemen, waar elke ketenpartner in heeft geïnvesteerd en die elke partner zich eigen heeft gemaakt. Het creëren van één oplossing in de vorm van één geïntegreerd informatiesysteem voor de gehele keten doet te weinig recht aan de verschillen tussen de organisaties. In Denemarken werd gestreefd naar het vervangen van alle bestaande systemen door één systeem, maar door de omvang daarvan en omdat alle ketenpartijen de eigen oorspronkelijke functionaliteiten in dit systeem wilden onderbrengen, bleek het uiteindelijk te instabiel om mee te werken. In Engeland en Estland blijven de ketenpartners gebruik maken van de eigen informatiesystemen. Deze verschillende systemen zijn in Engeland door een groot aantal koppelingen met elkaar verbonden. In Estland is één centrale architectuur ontwikkeld waar alle bestaande systemen op aansluiten, waardoor deze met elkaar kunnen communiceren. De combinatie van het eigenaarschap over het eigen systeem en tegelijkertijd het inbrengen van een ketenperspectief en creëren van uitwisselingsmogelijkheden tussen de ketenpartners, lijkt in deze landen tot succesvolle digitalisering geleid te hebben. 616 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 10

11 Het vertrouwen dat ketenpartners hebben in elkaars werkzaamheden, lijkt invloed te hebben op het al dan niet bij wet regelen van voorwaarden als authenticiteit De huidige situatie in alle vier de landen is dat de systemen en architecturen die op dit moment worden gebruikt voor digitale uitwisseling van documenten allen niet in staat zijn een geheel digitaal dossier tussen de ene en de andere ketenpartner uit te wisselen. Alle systemen sturen individuele documenten over (die al dan niet gezamenlijk worden overgestuurd, maar niet in de vorm van één dossier), waar de volgende (of laatste) ketenpartner dan weer een compleet dossier van dient te maken. De doelstelling is, zeker in Engeland en Estland, om toe te werken naar een geïntegreerd digitaal dossier dat men bij het OM en in de rechtbank op verschillende wijzen kan organiseren (chronologisch, per getuige, per type bewijs, enz.) en waarin men aantekeningen kan maken, maar een dergelijk dossier is nog niet in gebruik. Rol van private IT leveranciers In de onderzochte landen heeft men de rol van private IT leveranciers steeds op een verschillende manier ingevuld. In Denemarken is de rol van het externe IT-bedrijf, mede door het ontbreken van betrokkenheid en kennis bij partijen binnen de strafrechtketen, veel te groot geworden ten opzichte van de rol van de ketenpartijen. Hierdoor werd het project meer een IT-project en ging budgetoverschrijding gepaard met achterblijvende prestaties van het IT-systeem. Engeland werkt met een langdurig contract, waarbij het ingehuurde IT-bedrijf belang heeft bij goed werkende systemen. In Estland maakt men gebruik van zowel een interne IT-organisatie als van externe partijen. Deze laatsten zijn betrokken vanuit de redenering dat er op die manier niet vanaf nul begonnen hoeft te worden met het ontwikkelen van nieuwe systemen. Wanneer nieuwe systemen nodig zijn, worden deze ingekocht bij private organisaties, maar daarnaast waar nodig ook weer aangepast door de interne IT-organisatie. Als een benodigd systeem niet te koop is, wordt het ontwikkeld door de interne IT-organisatie. Op deze manier lijkt Estland een balans te zoeken naar het zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten van diverse partijen rondom digitaliseringsprojecten, waarbij zowel de publieke IT-organisatie als private ITondernemingen worden gestimuleerd toe te werken naar goed presterende systemen. Daarbij lijkt het voordeel op te leveren wanneer men bestaande, bewezen systemen van private IT leveranciers als uitgangspunt neemt bij digitalisering. Acceptatie van technologie Zoals bij elke verandering, zal ook de ingezette technologie moeten worden geaccepteerd door de professionals die ermee moeten werken. Wanneer technische voorzieningen leiden tot meer overzicht (Estland), zicht op zaken in de keten (Estland) of op de eigen werkzaamheden (rechters in Estland, OM in Oostenrijk), wordt digitalisering en de inzet van IT als positief ervaren, ook omdat men meer gelijkwaardigheid voelt tussen ketenpartners. Dit leidt tot het gevoel dat de processen onder controle blijven van de betrokken professionals, die daaraan veel belang hechten. Ook wanneer administratieve activiteiten, zoals het toewijzen van zaken, worden geautomatiseerd en daarmee tijdsbesparing opleveren, wordt dit door professionals als positief gezien. Door het inzetten van rekenmodellen op basis van capaciteit en specialistische kennis wordt het ook mogelijk zaken gerichter toe te wijzen, dit gebeurt in Engeland en Oostenrijk bij het OM en in Estland bij de rechtbanken. Rol van wetgeving Hoewel er expliciet gevraagd is naar organisatorische, technische en juridische aspecten die rondom digitalisering geregeld moesten worden, lijken juridische beperkingen in de onderzochte landen slechts een zeer geringe rol te spelen. In de onderzochte landen zijn naar aanleiding van de ingezette digitalisering geen wetten of anderszins vastgelegde voorwaarden opgesteld of aangepast over authenticiteit, integriteit en/of compleetheid van informatie in het strafrechtdossier. Dit is deels terug te leiden naar de rol van het dossier in de strafrechtketen. In Oostenrijk en Estland wordt op basis van de inhoud van het dossier, in combinatie met het ter terechtzitting aangevoerde bewijs, zoals getuigenverklaringen en andere getoonde bewijzen, toegewerkt naar een uitspraak. De rechter is voorafgaand aan de zitting bekend met de inhoud van het dossier en kan de vragen die hij ter zitting wil stellen aan de getuige(n)/verdachte(n) aan de hand daarvan voorbereiden. In Engeland (en in mindere mate in Denemarken) speelt het dossier met name een rol in de voorbereiding op de zitting voor de aanklager en de verdediging. De rechter is in de meeste zaken voorafgaand aan de zitting niet op de hoogte van de inhoud van het dossier, de zaak moet dus in zijn geheel gepresenteerd worden ter terechtzitting. Daarnaast is mogelijk dat er door de geïnterviewden minder concrete zaken rondom juridische voorzieningen naar voren zijn gebracht omdat de rechtbanken nog altijd gebruik maken van het papieren dossier en men daarom nog niet aangelopen is tegen juridische zaken die pas gaan spelen als een zaak uitsluitend met een digitaal dossier ter terechtzitting komt. Naast de reeds genoemde redenen lijkt tegelijkertijd ook het vertrouwen dat ketenpartners hebben in elkaars werkzaamheden, invloed te hebben op het al dan niet bij wet regelen van voorwaarden als authenticiteit. Zo wordt in Oostenrijk geaccepteerd dat digitale documenten die het OM van de politie ontvangt geen handtekening bevatten, omdat men zegt te weten dat dit document van de politie afkomstig is. Ook kan men, indien gewenst, via het geautomatiseerde berichtensysteem achterhalen vanaf waar een document verstuurd is. Een soortgelijke situatie doet zich voor in Engeland. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

12 Wetenschap Digitalisering is geen doel op zich, maar juist een middel, dat samen met bijvoorbeeld het wettelijke kader, de stroomlijning verder faciliteert Organisch aanpassen In alle landen is de wetgeving aangepast op het moment dat dat nodig was, bijvoorbeeld omdat men ergens tegenaan liep wat op dat moment niet goed of eenduidig geregeld bleek. Een eerste stap hierin leek in Engeland en Oostenrijk het verruimen van de interpretatie van wetgeving en procedures. Zo heeft men in Oostenrijk wetgeving ten aanzien van digitale informatie-uitwisseling binnen de gehele publieke dienstverlening zodanig opgesteld dat deze op zowel fysieke als digitale informatiedragers van toepassing is. Meer specifieke procedures en voorzieningen zijn in Estland opgesteld, maar pas nadat men zeker wist dat het gedigitaliseerde ketenproces goed werkte in de praktijk. Op dat moment heeft men specifiek in wetgeving vastgelegd welke soorten informatie digitaal beschikbaar moeten zijn, voor wie en hoe met deze digitale informatie omgegaan dient te worden. Verplicht gebruik door advocaten In dit onderzoek hebben we ons beperkt tot het ketenproces tot en met de rechtbank. Tegelijkertijd kwam uit de interviews naar voren dat ook informatie-uitwisseling met advocaten digitaal plaatsvindt, zowel in Engeland (door beveiligde ), Oostenrijk (via automatisch berichtenverkeer) als Estland (via automatisch berichtenverkeer). De voorzieningen die gebruikt worden voor communicatie met de verdediging besteden veel aandacht aan beveiliging. Om burgers en advocaten te stimuleren gebruik te maken van digitale informatie-uitwisseling zijn in zowel Oostenrijk als Estland de verschuldigde griffierechten bij digitaal werken verlaagd, in beide landen is uiteindelijk ook bij wet vastgelegd dat informatie digitaal uitgewisseld moet worden. Conclusies Een eerste conclusie is dat digitalisering in de onderzochte landen nog matig is ontwikkeld. Voor Nederland levert dit het inzicht op dat digitalisering van de strafrechtketen wellicht niet zoveel achterloopt als wordt verondersteld. Een tweede conclusie is dat er niet één beste wijze van invoering of van organiseren is gevonden en dat digitalisering lang niet altijd planbaar is. Voor Nederland betekent dit dat een structuur gevonden moet worden die past bij de ervaren problematiek en nagestreefde doelstellingen. Op dit moment is al een groot aantal partijen betrokken in een netwerk van verbeter- en digitaliseringsprogramma s en innovatie-initiatieven. De hier gecreëerde commitment en afspraken moeten worden omgezet naar activiteiten op allerlei niveaus die in overeenstemming zijn met elkaar en met de te realiseren doelen. In de onderzochte landen lag binnen de lange-termijnvisie de focus op het stap voor stap boeken van vooruitgang. Bijvoorbeeld door te starten met het digitaliseren van het ketenproces rondom een type zaak met lage impact, zoals Oostenrijk heeft gedaan voor zaken met een onbekende dader. Op kleine schaal geleerde lessen kunnen zo worden meegenomen in vervolgtrajecten rondom meer omvattende zaak typen. Op basis van de bevindingen van dit onderzoek moet digitalisering vooral onderdeel zijn van een continu verbetertraject dat streeft naar betere afstemming en stroomlijning in een keten van organisaties. Digitalisering is geen doel op zich, maar juist een middel, dat samen met bijvoorbeeld het wettelijke kader, de stroomlijning verder faciliteert. Organisatorische belemmeringen, veelal gegroeid uit gewoonte en historie, bemoeilijken die stroomlijning en dienen doorbroken te worden. Een belangrijke uitdaging blijft daarbij om een balans te vinden tussen enerzijds inhoudelijke zorgvuldigheid en professionele autonomie en anderzijds kosten, procedurele afstemming door de keten en snelheid. 618 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 10

13 Praktijk 499 Stilzitten loont niet, als de tijd verstrijkt Jaap Baar 1 Ondanks dat op overschrijdingen van de redelijke termijn sinds het arrest van juni 2008 van de Hoge Raad, niet langer de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie volgt, betekent dit niet dat de verdediging bij een inactief opsporingsapparaat met lege handen staat. Het is echter niet meer zo dat de verdediging zelf ook inactief kan blijven; activiteit is het sleutelwoord. Indien het OM blijft stilzitten, ondanks (aantoonbare) pogingen van de verdediging de zaak in beweging te krijgen, kan dit een rechter tot de conclusie brengen dat de zaak beëindigd dient te worden. In 2008 wees de Hoge Raad een arrest dat het nodige stof deed opwaaien. Uit het arrest volgt dat overschrijdingen van de redelijke termijn niet leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, ook niet in uitzonderlijke gevallen. 2 Op het arrest was en is veel kritiek. Zo stelt Mevis in zijn noot onder het arrest dat niet-ontvankelijkheid vanwege tijdsoverschrijding reeds was voorbehouden aan zeer uitzonderlijke gevallen. Hij vraagt zich dan ook af waarom de Hoge Raad tot het oordeel komt dat er geen gevallen meer denkbaar zijn waarin de niet-ontvankelijkheid een passende sanctie is. 3 Daarbij volgt ook uit de rechtspraak van feitelijke instanties dat men niet altijd blij is met het arrest van de Hoge Raad. In uitzonderlijke gevallen wordt bij een termijnoverschrijding toch tot de niet-ontvankelijkheid gekomen, door bijkomende omstandigheden aan te nemen. 4 Deze omstandigheden lijken soms een beetje gekunsteld en lijken vooral in de overwegingen te worden betrokken om het arrest van de Hoge Raad te omzeilen. Zo overweegt Rechtbank Amsterdam in een uitspraak waar tot niet-ontvankelijkheid op grond van termijnoverschrijding wordt gekomen dat van belang is dat niet enkel de redelijke termijn is overschreden, maar dat er ook geen enkele goede reden is gegeven voor de langdurige inactiviteit. 5 Daarnaast komt het zelfs nog wel eens voor dat het Openbaar Ministerie zelf om de niet-ontvankelijkheid vraagt, op grond van aanzienlijke termijnoverschrijding. 6 Ook naar aanleiding van de aangepaste regelgeving rond verjaring van strafbare feiten is er de roep tot herziening van de in het arrest geformuleerde uitgangspunten. 7 Menig strafrechtjurist is dan ook nog immer de mening toegedaan dat de Hoge Raad terug dient te komen op het arrest van 17 juni Daar staat echter tegenover dat het gerechtshof te Amsterdam in een drietal arresten van een en dezelfde datum de door de rechtbank uitgesproken niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie heeft vernietigd met de overweging dat overschrijding van de redelijke termijn ook wanneer deze aanzienlijk is en ook in jeugdzaken Auteur ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0191; Rb. Amsterdam 21 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:9469; Rb. Amsterdam 19 maart 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ7798; Rb. Gelderland 8 mei 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ9697; Rb. Breda 21 maart 2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:BV9618 en Rb. Alkmaar 17 april 2012, NJFS 2012/ Rb. Amsterdam 5 april 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BW4337, NJFS 2012/ Rb. Amsterdam 13 maart 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014: N. Vreede, Is de tijd rijp voor terugkeer van de sanctie niet-ontvankelijkverklaring op overschrijding redelijke termijn? NJB 2013/1545, afl. 26. mijn in jeugdstrafzaken nader beschouwd, Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, 2013/93, afl. 11; Reacties van Kwakman & Weijers op Jensma, De Uitspraak: Mag het parket langer dan twee jaar wachten met het vervolgen van een minderjarige?, NRC. NL recht en bestuur, 12 november 2013 ( de-uitspraak-mag-het-parket-langer-dantwee-jaar-wachten-met-het-vervolgen-vaneen-minderjarige/). 1. Mr. J.L. Baar is advocaat bij Hoogendam Advocaten te Den Haag. De auteur dankt Daan Cornelissen voor zijn input en commentaar op eerdere versies. Noten 2. HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358, m.nt. Mevis, r.o HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358, m.nt. Mevis. 4. Hof Den Bosch 16 januari 2013, 8. Zie naast de hier al aangehaalde literatuur: H. Anker, Hoge Raad zou moeten terugkomen op zijn jurisprudentie inzake undue delay, Nieuwsbrief Strafrecht 2013/182, afl. 7; El Hessaini en Taghi, Een onredelijke termijn en dan? Redelijke ter- NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

14 Praktijk niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en dat vermindering van de op te leggen straf telkens de aangewezen sanctie is. 9 Vermeldenswaardig is voorts nog dat het hof opmerkt dat de aangepaste verjaringsregels niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank heeft in een van die zaken inmiddels, na terugwijzing, artikel 9a Sr toegepast en heeft ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid overwogen dat het gerechtshof zich sinds de genoemde uitspraak in meerdere arresten en in verschillende samenstellingen op het standpunt heeft gesteld dat overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank merkt vervolgens op: De rechtbank dient zich, als lagere rechterlijke instantie, te conformeren aan deze uitspraak van het Gerechtshof. 10 Een zinsnede waarin overigens de teleurstelling doorklinkt. Nu niet te verwachten valt dat er op de jurisprudentie van de Hoge Raad teruggekomen zal worden, dient bezien te worden welke andere mogelijkheden er zijn om voortgang te betrachten en te voorkomen dat vervolging van verdachten nodeloos wordt vertraagd. Daartoe is in de eerste plaats van belang de bredere ontwikkeling in het strafrecht te bezien. Een actievere verdediging Zo valt uit de jurisprudentie af te leiden dat meer en meer een actieve rol van de verdediging verwacht wordt. Een sprekend voorbeeld daarvan is het overzichtsarrest van 1 juli 2014 van de Hoge Raad, inzake het oproepen en horen van getuigen. Borgers zegt in zijn noot onder dat arrest: Wie het overzichtsarrest op zich laat inwerken, kan aan één conclusie in elk geval niet ontkomen: de lat voor de verdediging wordt hoog gelegd door de Hoge Raad. 11 Dit artikel leent zich niet voor een uitvoerige bespreking van dat arrest, maar vermeldenswaardig is bijvoorbeeld dat de Hoge Raad ten aanzien van de maatstaf van het verdedigingsbelang opmerkt dat van de verdediging mag worden verlangd dat ten aanzien van iedere getuige die door de verdediging is opgegeven, meer dan summier, gemotiveerd wordt waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak te nemen beslissing. 12 Ook noemenswaardig is dat uit de rechtsoverwegingen 2.35 en 2.75 af te leiden valt dat het op de weg van de verdediging ligt om, indien er meerdere terechtzittingen plaatshebben, op latere zittingen te klagen over verzuimen die op eerdere terechtzittingen hebben plaatsgevonden. Indien dit nagelaten wordt kan dit consequenties hebben voor de cassatieprocedure. 13 Zoals gezegd, leent dit artikel zich niet voor een uitgebreide bespreking van het arrest, daartoe zij verwezen naar de eerder genoemde uitgebreide noot van Borgers. In ieder geval kan uit het arrest afgeleid worden dat van de verdediging een zeer actieve houding verwacht wordt. Dit arrest staat niet op zichzelf. Zo signaleert Franken al langer deze koers, welke volgens Franken ook herkenbaar is in de jurisprudentie over verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, dat rechters ongemotiveerd aan standpunten en verweren voorbij mogen gaan, indien deze niet terdege zijn onderbouwd. 14 Tekenend is ook het interview met Willem van Schendel, vicepresident van de Hoge Raad, in het Advocatenblad van juli 2014, met als titel De advocaat moet actiever zijn. 15 Op de vraag of advocaten zich meer moeten roeren, antwoordt Van Schendel: (...)Als je gedurende zes zittingen je mond daarover houdt en het punt pas in cassatie inbrengt, dan ben je wel erg laat. De rol van de advocaat moet dus actiever zijn, hij moet niet pas in cassatie klagen. Het is dus evident dat een actievere rol van de advocaat wordt verwacht. Een zinsnede waarin de teleurstelling doorklinkt De vraag is nu hoe zich dat kan vertalen in zaken waar de redelijke termijn wordt overschreden, waar het Openbaar Ministerie dus een grote mate van inactiviteit laat zien. Mijns inziens past de jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot de redelijke termijn, in de koers dat ook de verdediging niet meer kan blijven stilzitten. Als het Openbaar Ministerie soms jarenlang niet in beweging komt, kan de verdediging niet ook stil blijven zitten en als het dan uiteindelijk tot een zitting komt, daar beloond worden met de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De advocaat zal zelf moeten pogen om de zaak in beweging te krijgen en, als beweging uitblijft, om de inactiviteit af te doen straffen. Artikel 36 Wetboek van Strafvordering Een eerste handreiking daartoe kan gevonden worden in een van de drie eerder genoemde arresten van het Hof Amsterdam in een jeugdstrafrechtzaak, waar het hof oordeelde dat de rechtbank het Openbaar Ministerie ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Het hof overweegt: Overigens is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering de verdachte de mogelijkheid biedt om een verklaring dat de zaak is geëindigd uit te lokken, hetgeen in deze zaak niet is geschied. 16 Behalve dat uit deze overweging evident volgt dat inderdaad een actieve houding van de verdediging wordt verwacht, nu de verdediging min of meer wordt verweten dat niet een verzoek tot beëindiging van de zaak is gedaan, geeft het hof hier ook een aanwijzing op welke wijze getracht kan worden een inactief OM af te straffen. Met een geslaagd beroep op artikel 36 Sv zal immers feitelijk gezien hetzelfde resultaat als een nietontvankelijkheid bereikt worden. Dat de weg van artikel 36 Sv bedoeld is om te waken tegen inactiviteit, volgt ook uit de wetsgeschiedenis met betrekking tot dat artikel. Zo overweegt Rechtbank Rotterdam in een beslissing op een artikel 36 Sv-verzoek: Artikel 36 Sv strekt ertoe dat een verdachte zich kan beschermen tegen de onzekerheid of aan zijn of haar strafzaak (verder) gevolg zal worden gegeven, alsmede tegen een onredelijk oponthoud in de afhandeling van de strafzaak (Kamerstukken II, vergaderjaar , , nr. 3, blz. 13). 17 In de kamerstukken die zien op de Wet versterking positie rechter-commissaris, waarbij artikel 36 Sv is aangepast, heeft de wetgever tevens nog opgemerkt dat de 620 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 10

15 Shutterstock rechtbank tot een eindezaakverklaring zal komen indien gelet op de inactiviteit van de kant van het Openbaar Ministerie of de zeer lange duur van het onderzoek, onredelijk is dat de vervolging nog doorgang vindt. 18 In dit verband is ook de beschikking van de Rechtbank Den Bosch van 1 december 2009 noemenswaardig, waar eveneens tot toewijzing van een artikel 36 Sv-verzoek werd gekomen. In de eerste plaats overweegt de rechtbank dat het gegeven dat er na het indienen van het verzoekschrift een dagvaarding aan de verzoekster is betekend, niet aan een toewijzing in de weg behoeft te staan. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het wettelijk systeem ook de mogelijkheid een verzoek te doen als er al een strafprocedure bij de rechtbank aanhangig is. In zeer uitgebreide overwegingen schetst de rechtbank het tijdsverloop in die zaak, om vervolgens te concluderen dat artikel 36 Sv ertoe strekt dat een verdachte niet onredelijk lang in onzekerheid hoeft te verkeren omtrent zijn vervolging. De rechtbank overweegt: Gelet op het tijdsverloop in de onderhavige strafzaak, het niet voortvarende handelen van het openbaar ministerie en mede in ogenschouw genomen dat het openbaar ministerie ondanks diverse toezeggingen gedurende zeer lange tijd nalatig is gebleven de verdediging voor haar procespositie belangrijke stukken te verstrekken, acht de rechtbank het verzoek voor inwilliging vatbaar. 19 Deze overweging heeft zeer veel weg van de overwegingen die in de in de inleiding aangehaalde uitspraken en arresten, waar tot niet-ontvankelijkheid geconcludeerd wordt, voorkomen. 20 Daaruit volgt dus dat met een artikel 36 Sv verzoek feitelijk hetzelfde bereikt kan worden als met een niet-ontvankelijkheidsverklaring naar aanleiding van een termijnoverschrijding, op grond van dezelfde argumenten. Nu de Ook hier is activiteit of zelfs pro-activiteit weer het sleutelwoord jurisprudentie van de Hoge Raad, ondanks enkele dissidente uitspraken in feitelijke aanleg, eerder meer lijkt te worden bevestigd, dan dat deze op zijn retour is, lijkt artikel 36 Sv dan ook de aangewezen weg om afstraffing van termijnoverschrijdingen te bewerkstelligen. Praktische toepassing van artikel 36 Sv De vraag is nu hoe in de praktijk een zogenaamd artikel 36-verzoek het beste kan worden ingekleed. Klakkeloos na een overschrijding van de redelijke termijn een dergelijk verzoek indienen, zal immers in de regel niet erg zinvol blijken. 9. Hof Amsterdam 24 april 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1603; zie ook van diezelfde datum ECLI:NL:GHAMS:2014:1602 en ECLI:NL:GHAMS:2014: Rb. Amsterdam 6 oktober 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014: HR 1 juli 2014, NJ 2014/441 m.nt. M.J. Borgers. 12. Idem, r.o Idem, zie noot par Franken, Instemming en afstand, DD 2015/1; zie voor de bespreking van de jurisprudentie over verweren en onderbouwde standpunten: Franken, De zittingsrechter in strafzaken, DD 2012/ Rb. Rotterdam 16 december 2014, raadkamernummer 14/1541 (niet gepubliceerd). 18. Kamerstukken II 2009/10, 32177, nr. 3, p Rb. Den Bosch 1 december 2009, ECLI:NL:RBSHE:2009:BK Zie noot M. Knapen, De advocaat moet actiever zijn, interview met Willem van Schendel, Advocatenblad juli 2014, p Hof Amsterdam 24 april 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1603. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

16 Praktijk Shutterstock Ook hier is activiteit of zelfs pro-activiteit weer het sleutelwoord. In een zaak die traag verloopt of traag dreigt te gaan verlopen, zal op gezette tijden een verzoek aan het Openbaar Ministerie gericht moeten worden de zaak voortvarend op te pakken. Als reactie daarop uitblijft, kan de verdediging zich tot de rechter-commissaris wenden, zolang het opsporingsonderzoek nog loopt. Indien het opsporingsonderzoek is afgerond, zal wel direct op artikel 36 Sv teruggevallen moet worden. 21 Artikel 180 lid 1 Sv bepaalt dat de rechter-commissaris waakt tegen nodeloze vertraging van het opsporingsonderzoek. Aan de rechter-commissaris kan ingevolge lid 2 van artikel 180 Sv het verzoek worden gedaan de voortgang van het onderzoek te beoordelen en de rechter-commissaris kan blijkens lid 3 zelfs een termijn stellen aan de officier van justitie voor beëindiging van het opsporingsonderzoek. Daarnaast kan de R-C de zaak aan de rechtbank voorleggen, met het oog op toepassing van artikel 36 Sv. Ook in artikel 36 Sv zelf is sinds de inwerkingtreding van de Wet versterking positie rechter-commissaris opgenomen dat beëindiging op voordracht van de R-C kan plaatsvinden. De verdediging zal als het ware een dossier moeten opbouwen waaruit blijkt dat getracht is de zaak in beweging te krijgen Het is aanbevelenswaardig de zaak eerst aan de rechter-commissaris voor te leggen en niet direct een verzoek tot beëindiging bij de rechtbank neer te leggen. Uit de wetsgeschiedenis rond artikel 180 lid 3 Sv en de aanpassing van artikel 36 lid 1 Sv, volgt dat de mogelijkheid is bedoeld voor uitzonderlijke gevallen waarin de rechtercommissaris van opvatting is, dat er geen redelijke grond meer bestaat om de vervolging tegen de verdachte door te zetten. 22 Indien de rechter-commissaris een voordracht tot beëindiging van de zaak doet, heeft deze derhalve al geoordeeld dat er geen redelijke grond meer bestaat de vervolging door te zetten, dit maakt dat de rechtbank eerder geneigd zal zijn de zaak geëindigd te verklaren. De (gepubliceerde) jurisprudentie met betrekking tot artikel 36 Sv-verzoeken is schaars. Uit de wel gepubliceerde beschikkingen valt evenwel op te maken dat het enkele feit dat er een termijnoverschrijding is, niet voldoende is. Zo wordt in een beschikking van Rechtbank Haarlem overwogen dat er weliswaar sprake was van fors tijdsverloop, maar dat het ging om ernstige strafbare feiten. Daarnaast was de vertraging deels veroorzaakt door problematiek met geheimhoudersgesprekken, welke problematiek door het Openbaar Ministerie erkend werd. 23 De genoemde uitspraak is om nog een reden van belang, nu de rechtbank daar weliswaar het verzoek de zaak te beëindigen afwijst, maar wel komt tot toewijzing van het subsidiaire verzoek van de verdediging de officier van justitie met inachtneming van het bepaalde in artikel 267 Sv een termijn te stellen waarbinnen tot dagvaarding dan wel tot kennisgeving van niet verdere vervolging moet worden overgegaan. 622 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 10

17 Door naast het primaire verzoek de zaak te beëindigen het subsidiaire verzoek te doen een termijn te stellen, houdt de verdediging nog een troef in handen. Indien immers binnen die termijnstelling niet tot dagvaarding wordt overgegaan, levert dit weer een argument op voor een hernieuwd verzoek tot het afgeven van een verklaring einde zaak. Ook uit een zaak van Hof Den Haag volgt dat het feit dat de termijn is overschreden, niet maakt dat een verzoek tot beëindiging voor toewijzing in aanmerking komt. Het hof merkt op dat niet is uitgesloten dat de zaak wegens overschrijding van de redelijke termijn geëindigd kan worden verklaard, maar dat dit oordeel slechts kan worden gegeven in die gevallen waarin sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. In die zaak was van belang dat er weliswaar een termijnoverschrijding was, maar dat het Openbaar Ministerie niet stil had gezeten. Er was dus geen sprake van dat de vervolging van de verdachte niet werd voortgezet. 24 Het gegeven dat het onderzoek niet stil ligt of dat blijkt dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek verricht of dat nog moet doen, is in meer zaken een overweging die aan het niet honoreren van een verzoek tot beëindiging ten grondslag ligt. 25 Overigens komt in dergelijke zaken wel voor dat besloten wordt het verzoek niet af te wijzen, maar de behandeling voor een bepaalde tijd aan te houden, ook als geen verzoek een termijn te stellen is gedaan. 26 Ook uit de hier eerder genoemde uitspraak van de Rechtbank Den Bosch volgt dat tijdsverloop an sich niet voldoende is. 27 In die zaak was er ook sprake van dat procestukken, ondanks toezeggingen, zeer laat waren verstrekt. Voorts valt uit de overwegingen in die uitspraak af te leiden dat de verdediging vele verzoeken om die stukken had gedaan en dat de verdediging voorts gedurende drie jaar en zeven maanden getracht heeft duidelijkheid te verkrijgen omtrent de vervolging en de bestaande verdenking. Ook hieruit blijkt dat een actieve verdediging kan bijdragen aan het slagen van een verzoek tot beëindiging van de zaak. Indien het Openbaar Ministerie blijft stilzitten, ondanks pogingen van de verdediging de zaak in beweging te krijgen, kan dit een rechter tot de conclusie brengen dat de zaak beëindigd dient te worden. Dit artikel leent zich niet voor een verdere uitgebreide theoretische uitweiding ten aanzien van artikel 36 Sv en de eventuele formaliteiten die daarbij komen kijken. Van belang is nog om hier op te merken dat het artikel ook van toepassing is in ontnemingszaken en dat een artikel 36-verzoek in elk stadium van het proces, dus ook in hoger beroep en cassatie, kan worden gedaan. 28 Hoewel artikel 36 Sv dus uitkomst kan bieden om forse overschrijdingen van de redelijke termijn gesanctioneerd te krijgen, maakt dat uiteraard niet dat klakkeloos na twee jaar, de termijn die in de regel als redelijk wordt gezien voor behandeling van een strafzaak bij één instantie, met vrucht een beëindigingsverzoek gedaan kan worden. Ook vóór het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 was de niet-ontvankelijkheid op basis van termijnoverschrijding voorbehouden aan uitzonderlijke gevallen. Uit de hier besproken jurisprudentie volgt dat ook bij een beroep op artikel 36 Sv van een forse termijnoverschrijding, zonder dat daar een rechtvaardiging voor is, sprake zal moeten zijn en dat van eventuele bijkomende omstandigheden sprake moet zijn, alvorens een beëindigingsverzoek op grond van tijdsverloop voor toewijzing vatbaar is. De verdediging zal als het ware een dossier moeten opbouwen waaruit blijkt dat getracht is de zaak in beweging te krijgen. Voor zover mogelijk kan daarbij ook de rechter-commissaris betrokken worden. Indien ondanks deze inspanningen de zaak toch blijft liggen, kan met vrucht een beroep op artikel 36 Sv gedaan worden. Conclusie Ondanks dat op overschrijdingen van de redelijke termijn sinds het arrest van juni 2008 van de Hoge Raad, niet langer de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie volgt, betekent dit niet dat de verdediging er niet zorg voor kan dragen dat een inactief opsporingsapparaat nog net zo hard wordt afgeschaft. Het is echter niet meer zo dat de verdediging zelf ook inactief kan blijven, tot aan de zitting. Stilzitten loont niet meer. Het is niet langer opportuun en in het belang van cliënt om rustig af te wachten, indien het Openbaar Ministerie niet van zich laat horen. Geheel in lijn met de bredere ontwikkeling binnen het strafrecht, wordt een actieve houding verwacht. De verdediging zal aan de bak moeten om het Openbaar Ministerie in beweging te krijgen en om, als die beweging er niet komt, afstraffing van die inactiviteit te bewerkstelligen. Met andere woorden, inactiviteit moet actief bestreden worden. 21. Zie ook: Sdu commentaar op Wetboek van Strafvordering artikel 36, bijgewerkt tot 1 januari Kamerstukken II, 2009/10, 32177, 3, p Rb. Haarlem 30 september 2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:BN8713. ECLI:NL:RBONE:2013:BZ4988. werkt tot 1 januari 2013 en Sv, A.L. Melai & M.S. Groenhuijsen e.a. (red.), Artikel 36 Sv, bijgewerkt tot 1 oktober Hof Den Haag 23 februari 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BV Rb. Zutphen 18 juni 2010, ECLI:NL:RBZUT:2010:BM8261; Rb. Oost- Nederland 20 maart 2013, 26. Idem. 27. Rb. Den Bosch 1 december 2009, ECLI:NL:RBSHE:2009:BK Zie verder: Sdu commentaar op Wetboek van Strafvordering artikel 36, bijge- NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

18 500 Opinie De executieplicht van het Openbaar Ministerie Sonja Meijer 1 Bart van U. wordt verdacht van de moord op oud-minister Els Borst in februari vorig jaar en op zijn zus in afgelopen januari. 2 Beide vrouwen werden vermoord in een periode dat de verdachte vast had behoren te zitten. In deze bijdrage wordt uitgelegd waarom het Openbaar Ministerie een in een eerdere zaak tegen deze verdachte gegeven bevel gevangenneming had behoren uit te voeren en wordt het belang van de executieplicht benadrukt. In september 2012 heeft het Hof Den Haag een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd aan Bart van U. wegens verboden wapenbezit. 3 Het hof legt een hogere straf op dan de rechtbank (10 maanden gevangenisstraf waarvan 4 voorwaardelijk) omdat verdachte weigerde zijn medewerking te verlenen aan een persoonlijkheidsonderzoek en begeleiding door de reclassering. Het hof is van oordeel dat de verdachte zonder adequate behandeling en begeleiding een ernstige bedreiging voor de (veiligheid van de) samenleving kan zijn en beveelt in zijn vonnis de gevangenneming. Van U. is niet bij de uitspraak aanwezig, omdat hij op dat moment voor zijn werk aan boord is van een schip. Hij tekent op een later moment cassatie aan bij de Hoge Raad. 4 Ondanks het bevel van de rechter tot gevangenneming besluit de advocaat-generaal dat Van U. het vervolg van zijn zaak in vrijheid mag afwachten. Volgens het Openbaar Ministerie was die beslissing ingegeven door het grote verschil tussen de straf van het hof en de eerste strafoplegging van de rechtbank in Rotterdam. De zaak zorgde voor de nodige ophef. Het Openbaar Ministerie kondigt aan een onderzoekscommissie in te stellen die grondig en breed moet onderzoeken hoe het komt dat Bart van U. steeds psychiatrische hulp wist te ontlopen hoewel hij meerdere keren in contact kwam met justitie en er grote zorgen bestonden rondom zijn psychische gesteldheid. Het is niet duidelijk of in dat onderzoek ook de vraag wordt meegenomen waarom het Openbaar Ministerie een door de rechter opgelegd bevel tot het gevangennemen van Van U. niet heeft uitgevoerd. In de uitzending van Nieuwsuur van 1 februari jl. reageert het Openbaar Ministerie door te zeggen dat zij de beslissing van de rechter nog niet konden uitvoeren, omdat de verdachte cassatie had ingesteld. Het instellen van cassatie staat echter niet in de weg aan de plicht van het Openbaar Ministerie om een bevel van het hof tot gevangenneming uit te voeren. Ik leg uit waarom dat zo is. Het bevel gevangenneming dat door het hof werd gegeven is een rechterlijke uitspraak, dat wil zeggen een op de terechtzitting gegeven beslissing (artikel 138 Sv). De eis dat de beslissing op de terechtzitting moet zijn gegeven moet in die zin worden uitgelegd dat de inhoud van die beslissing openbaar (bekend) behoort te worden gemaakt en dat die bekendmaking de eigenlijke beslissing vormt. 5 Uitspraken worden evenals beschikkingen van een rechter (dat wil zeggen de niet op de terechtzitting gegeven beslissingen) door artikel 138 Sv aangeduid als rechterlijke beslissingen. Het bevel gevangenneming is kortom een uitspraak en daarmee ook een rechterlijke beslissing. De constatering dat het bevel gevangenneming een rechterlijke beslissing is, is van belang, omdat ingevolge artikel 557 lid 1 Sv - voor zover niet anders door de wet is bepaald - beslissingen van de strafrechter niet ten uitvoer mogen worden gelegd zolang daartegen nog een gewoon rechtsmiddel openstaat. Door hoger beroep of cassatie wordt de tenuitvoerlegging van die beslissing geschorst of opgeschort (artikel 557 lid 2 Sv). De wet maakt op dit uitgangspunt evenwel een aantal uitzonderingen, onder meer voor bevelen die bij vonnis of arrest zijn verleend die dadelijk uitvoerbaar zijn (artikel 557 lid 3 Sv). De vraag is dus of het bevel (tot gevangenneming) dat in dit geval door het hof bij arrest was verleend dadelijk uitvoerbaar was. Het bevestigende antwoord daarop vinden we in artikel 73 Sv dat bepaalt dat de bevelen tot voorlopige hechtenis (bevelen tot inbewaringstelling, gevangenhouding en gevangenneming) dadelijk uitvoerbaar zijn. De dadelijke uitvoerbaarheid impliceert dat bevelen tot voorlopige hechtenis direct uitvoerbaar zijn. De ratio hiervan is dat een verdachte deze bevelen door de instelling van een rechtsmiddel niet illusoir moet kunnen maken NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 10

19 Het bevel gevangenneming van het gerechtshof was kortom dadelijk uitvoerbaar en het Openbaar Ministerie had dit bevel ook moeten uitvoeren. Daarvoor zijn twee redenen te noemen. Ten eerste heeft het Openbaar Ministerie niet alleen de bevoegdheid, maar ook de wettelijke plicht om rechterlijke beslissingen uit te voeren. 7 Deze zogenoemde executieplicht werd door de Hoge Raad voor bevelen ten aanzien van de voorlopige hechtenis expliciet vastgesteld in HR 24 mei 1991, NJ 1991/646 m.nt. ThWvV waarin hij overwoog dat in het stelsel van artikel in samenhang met artikel 553 Sv ligt besloten dat de officier van justitie die ingevolge laatstgenoemd artikel met de tenuitvoerlegging van bevelen tot voorlopige hechtenis is belast niet de vrijheid toekomt om zich op grond van zijn eigen oordeel aan die last te onttrekken. Enige andere uitleg van dit uitgangspunt zou er voor zorgen dat een officier van justitie of een advocaat-generaal zijn of haar persoonlijke opvatting over de wenselijkheid van de uitvoering boven de rechterlijke beslissing kan plaatsen. De executieplicht ligt besloten in het systeem van de wet waaraan het stelsel van checks and balances ten grondslag ligt: de wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht dienen gescheiden te zijn. In dit stelsel ligt een heldere afbakening van taken en bevoegdheden tussen de verschillende machten besloten. Zo is de rechter belast met het doen van rechterlijke beslissingen en is de uitvoerende macht belast met de tenuitvoerlegging daarvan. De verschillende machten houden elkaar daardoor in evenwicht en kunnen elkaar controleren. Voorkomen wordt daardoor dat het Openbaar Ministerie of de Minister van Veiligheid en Justitie een (politiek) onwelgevallige rechterlijke beslissing niet uitvoert. In de tweede plaats is het niet uitvoeren van het bevel gevangenneming onbegrijpelijk gelet op de motivering van het hof. Het hof had het bevel niet hoeven te geven, maar voelde zich daartoe kennelijk wel genoodzaakt nu (g)elet op de bewezen verklaarde feiten, de gevaarzettende combinatie van het dragen van wapens en de denkbeelden van de verdachte, de vasthoudendheid waarmee de verdachte meent gerechtvaardigd te zijn zichzelf boven de wet te stellen, de verklaringen die de verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft afgelegd, alsmede gelet op het feit dat de verdachte op geen enkele wijze zijn medewerking heeft willen verlenen aan een diepgaand onderzoek naar zijn persoon en zijn psychisch functioneren, terwijl er aanwijzingen zijn voor (mogelijk ernstige) persoonlijkheidsproblematiek bij de verdachte het hof van oordeel was dat de verdachte zonder een adequate behandeling en begeleiding een ernstige bedreiging voor de (veiligheid in de) samenleving kon zijn. Het komt in de praktijk met enige regelmaat voor dat het Openbaar Ministerie rechterlijke beslissingen niet uitvoert. Uit een rapport van de Algemene Rekenkamer van februari 2012 bleek dat het Openbaar Ministerie in de periode 2004 tot 2008 zo n 2200 door de rechter opgelegde vrijheidsstraffen en geldboetes niet uitvoerde. 8 Deze straffen werden ter verjaring opgelegd, dat wil zeggen dat het Een verdachte moet deze bevelen door de instelling van een rechtsmiddel niet illusoir kunnen maken Openbaar Ministerie geen inspanning verrichtte om de opgelegde straf uit te voeren tot het moment dat de straf verjaard was. Dat gebeurde bijvoorbeeld omdat de veroordeelde onvindbaar was, detentieongeschikt of omdat er - zoals in deze zaak - later hoger beroep was ingesteld. De minister beloofde destijds beterschap en kondigde aan de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen onder de directe verantwoordelijkheid van de minister te willen brengen om daarop strakker te kunnen sturen. 9 Het probleem is echter niet zonder meer verholpen door het verschuiven van de verantwoordelijkheid. Het gaat er om dat die verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk wordt genomen. PvdA Tweede-Kamerlid Jeroen Recourt kondigde inmiddels in de Telegraaf van 28 januari jl. aan Kamervragen te zullen stellen aan minister Opstelten. Het zou goed zijn wanneer de minister bij de beantwoording van de Kamervragen helderheid verschaft: rechterlijke beslissingen moeten door het Openbaar Ministerie worden uitgevoerd. Auteur mij gepubliceerde opinie in NRC Handelsblad van 2 februari jl. S. Meijer, De dadelijke uitvoerbaarheid van rechterlijke beslissingen, DD 2013, p HR 1 februari 1991, NJ 1991/413 m.nt. ThWvV. Zie hierover nader S. Meijer, Openbaar ministerie en tenuitvoerlegging (diss. Tilburg), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2012, p Rapport Algemene Rekenkamer Prestaties in de strafrechtsketen van februari 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 33173, 2, p. 25). 9. Kamerstukken II 2011/12, VI, 11 (brief Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 25 oktober 2011). Zie ook het wetsvoorstel Herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, Kamerstukken II 2014/15, 34086, Mr. S. Meijer is universitair docent straf(proces)recht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Zij promoveerde in 2012 op haar proefschrift Openbaar ministerie en tenuitvoerlegging (Wolf Legal Publishers, 2012). 3. Hof Den Haag, 25 september 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BY Het arrest van het hof is in cassatie gedeeltelijk vernietigd en teruggewezen: HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014: Aant. 5 op art. 138 Sv, in Melai & Groenhuijsen e.a. 6. Kamerstukken 1913/14, 286, 3, p. 83 en Noten 2. Zie over deze zaak ook een eerder door NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

20 501 O&M Van s Konings Dierentuin naar Reflectie-Kamer Jan Eskes 1 Nederland heeft de Eerste Kamer te danken aan de Belgen. Toen Souverein Vorst Willem, gebruik makend van Napoleons vlucht van Elba op 16 maart 1815, een machtsgreep deed door via een Proclamatie zichzelf de Koningskroon op te zetten en overigens met goedvinden van het Congres van Wenen België annexeerde, moest een en ander in een grondwet gelegaliseerd worden. De Belgen beschikten ruimschoots over adellijke titels en verlangden in de grondwetscommissie daarom een Eerste Kamer naar Engels model. standige mensen konden voortaan lid worden! Een en ander doet potsierlijk aan. In 1917 kwam aan deze onzin een einde door de vereisten voor het lidmaatschap van Tweede en Eerste Kamer gelijk te stellen en in 1922 werd ook bij de Eerste Kamerverkiezingen het stelsel van evenredige vertegenwoordiging ingevoerd. Vermeldenswaard is overigens dat de Eerste Kamer eenmaal om politieke redenen is ontbonden. Het kabinet- Kuyper ( ) zag dat het geen meerderheid in de Eerste Kamer zou krijgen voor een aanpassing van de Hoger Onderwijswet en dat dit na ontbinding wel het geval zou zijn. De Eerste Kamer werd aldus in 1904 ontbonden. De Grondwet van 1887 gaf de regering in artikel 73 (thans artikel 64) daarvoor de volledige bevoegdheid. Aan dit mijns inziens ten onrechte veel bekritiseerde besluit 2 hebben de studenten van de bijzondere universiteiten de effectus civilis bij hun afstuderen te danken. In 1925 kwam het waarachtig tot een heldendaad van de Eerste Kamer toen zij het tractaat met België over de zeggenschap inzake de Wielingen, een vaargeul in de Oosterschelde, verwierp. 3 Minister van Buitenlandse Zaken Van Karnebeek trad af. Over het algemeen heeft de Eerste Kamer zich keurig gedragen. Als het tot een afstemmen van een wetsontwerp kwam, dan werd er gelijmd of bleef het bij een aftreden van één minister. Zo is het in 1907 gegaan met het door de Eerste Kamer afwijzen van de oorlogsbegroting van het kabinet De Meester. Het daarop volgende ontslagbesluit van de hele regering werd ingetrokken en alleen minister Staal van Defensie trad af. Hetzelfde gebeurde toen de Eerste Kamer na de nacht van Van Thijn in 2005 een grondwetswijziging inzake de gekozen burgemeester afwees en Willem I had daar wel oren naar, mits hijzelf de leden kon benoemen. Zo ontstond via de Grondwet van augustus 1815 de Eerste Kamer, die al snel de bijnaam kreeg van la Ménagerie du Roi. Koning Willem I was gesteld op zijn Eerste Kamer, maar Koning Willem II nog meer. Het verhaal gaat dat toen de Grondwet van 1848 bepaalde dat de Eerste Kamer voortaan gekozen zou worden door Provinciale Staten, de vorst de voorzitter van de nieuwe Kamer een zelfportret beloofde, dat in de vergaderzaal zou moeten hangen: Zodat ik altijd bij U zal zijn! Het portret hangt er nog steeds. Om het elitekarakter van de nieuwe kamer toch enigszins te handhaven werd bepaald dat de leden gekozen dienden te worden uit de hoogst aangeslagenen in de Rijks directe belastingen. Bij de herziening van 1887 bepaalde de Grondwet dat ook lieden verkozen konden worden, die eene of meer hooge en gewigtige openbare betrekkingen, bij de wet aangewezen, bekleeden of bekleed hebben. Zo konden onder meer hoogleraren, officieren, rechters, oudministers en oud-tweede Kamerleden Eerste Kamerlid worden. Dus niet alleen zeer rijke, maar ook veralleen minister De Graaf aftrad. In 1999 na de nacht van Wiegel waarin een wijziging van de Grondwet betreffende het correctief referendum het niet haalde, werd er gelijmd. Het enige voorbeeld van een kabinet dat door de Eerste Kamer werkelijk naar huis werd gestuurd dateert van meer dan 150 jaar geleden. Het kabinet Rochussen ( ) kwam ten val toen na vier dagen debatteren de Eerste Kamer onder gejuich van de publieke tribune de ontwerp-spoorwegwet verwierp. Het geplande spoorwegnet zou vooral Rotterdam ten goede komen, wat verzet uitlokte van Amsterdamse Kamerleden en afgevaardigden uit de noordelijke provincies. Het is opvallend dat in dit enige voorbeeld, waarbij de Eerste Kamer het kabinet definitief de voet dwars zet, lokale belangen de hoofdrol spelen. Dat geeft te denken. In een gedegen artikel in NRC Handelsblad van 4 februari beschrijft professor Elzinga de opkomst van een bundeling van lokale partijen, die via de Provinciale Statenverkiezingen een gezamenlijke gooi willen doen naar een Senaatsfractie. Elzinga schat voorzichtig dat de kans op een fractie van tien tot twaalf zetels tot de mogelijkheden behoort. Het lijkt er daarmee op dat het kabinet-rutte II, in de peilingen toch al zwak staand, met deze vreemde eend in de bijt geen werkbare meerderheid in de Eerste Kamer zal vinden of keer op keer zijn wetsvoorstellen zal zien sneuvelen. Auteur 1. Dr. J.A.O. Eskes is oud-docent Staatsrecht aan de Universiteit Utrecht. Noten 2. Zie mijn artikel Ontbinding van de Eerste Kamer? in NJB 2013, afl. 37, p Zie R.L. Schuursma, Het onaannemelijk tractaat (diss. Utrecht), NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 10

Samenvatting. Digitalisering in strafrechtketens

Samenvatting. Digitalisering in strafrechtketens Samenvatting Digitalisering in strafrechtketens Ervaringen in Denemarken, Engeland, Oostenrijk en Estland vanuit een supply chain perspectief Carolien de Blok Aline Seepma Inge Roukema Dirk Pieter van

Nadere informatie

Digitalisering in strafrechtketens

Digitalisering in strafrechtketens Digitalisering in strafrechtketens Ervaringen in Denemarken, Engeland, Oostenrijk en Estland vanuit een supply chain perspectief Carolien de Blok Aline Seepma Inge Roukema Dirk Pieter van Donk Berend Keulen

Nadere informatie

Digitalisering in strafrechtketens: Ervaringen in Denemarken, Engeland, Oostenrijk en Estland vanuit een supply chain perspectief

Digitalisering in strafrechtketens: Ervaringen in Denemarken, Engeland, Oostenrijk en Estland vanuit een supply chain perspectief 14032-OPERA Digitalisering in strafrechtketens: Ervaringen in Denemarken, Engeland, Oostenrijk en Estland vanuit een supply chain perspectief Carolien de Blok Aline Seepma Inge Roukema Dirk Pieter van

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Digitalisering in strafrechtketens: ervaringen in Denemarken, Engeland, Oostenrijk en Estland vanuit een supply chain perspectief

Digitalisering in strafrechtketens: ervaringen in Denemarken, Engeland, Oostenrijk en Estland vanuit een supply chain perspectief Digitalisering in strafrechtketens: ervaringen in Denemarken, Engeland, Oostenrijk en Estland vanuit een supply chain perspectief de Blok, Stoffelina; Seepma, Aline; Roukema, Inge; van Donk, Dirk; Keulen,

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

Gezondheidsstrafrecht

Gezondheidsstrafrecht Gezondheidsstrafrecht Mr. dr. W.L.J.M Duijst Deventer 2014 Omslagontwerp: H2R creatievecommunicatie ISBN 978-90-13-12600-6 E-book 978-90-13-12601-3 NUR 824-410 2014, W.L.J.M. Duijst Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 62784 10 november 2017 Advies Raad van State inzake Besluit houdende regeling van de wijze van tenuitvoerlegging van beslissingen

Nadere informatie

Voegen in het strafproces

Voegen in het strafproces Voegen in het strafproces Voegen in het strafproces april 2011 U bent slachtoffer geworden van een misdrijf of overtreding en u heeft daarbij schade geleden. Eén van de mogelijkheden om uw schade vergoed

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

~uropees Sociaal Handvest (herzien)

~uropees Sociaal Handvest (herzien) ~uropees Sociaal Handvest (herzien) prof. mr. GJJ. Heerma van Voss Hoogleraar sociaal recht aan de Universiteit Leiden mr. A. ](eizer }\dvocaat Allen & Overy Amsterdam M. van der Sluis Student -assistent

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Management samenvatting

Management samenvatting Management samenvatting Achtergrond, doelstelling en aanpak Op 1 januari 2014 is de Wet conservatoir beslag ten behoeve van het slachtoffer (hierna: conservatoir beslag) 1 in werking getreden. Doel van

Nadere informatie

VRAAG & ANTWOORD. Wat is het bestuurlijk ketenberaad (BKB)? BKB, LKB, directie strafrechtketen September 2016 WELKE DEELNEMERS ZITTEN IN HET BKB?

VRAAG & ANTWOORD. Wat is het bestuurlijk ketenberaad (BKB)? BKB, LKB, directie strafrechtketen September 2016 WELKE DEELNEMERS ZITTEN IN HET BKB? VRAAG & ANTWOORD BKB, LKB, directie strafrechtketen September 2016 In oktober 2015 is besloten de opgebouwde samenwerking tussen de ketenorganisaties in de strafrechtketen te bestendigen en een duurzaam

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling 9 september 2015 Alex Ter Horst Advocaat pensioenrecht Achtergrond Indien verplichtstelling van toepassing is leidt dat voor wg en bpf tot allerlei

Nadere informatie

Recht en bijstand bij juridische procedures

Recht en bijstand bij juridische procedures Recht en bijstand bij juridische procedures In deze folder leest u meer 0900-0101 (lokaal tarief) over de juridische bijstand door Slachtofferhulp Nederland en de rechten van slachtoffers. Een wirwar van

Nadere informatie

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen? Samenvatting Aanleiding en onderzoeksvragen ICT en elektriciteit spelen een steeds grotere rol bij het dagelijks functioneren van de maatschappij. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: Ministerie

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Klaag op tijd én op de juiste wijze (!): het toetsingskader voor verval van recht

Klaag op tijd én op de juiste wijze (!): het toetsingskader voor verval van recht Klaag op tijd én op de juiste wijze (!): het toetsingskader voor verval van recht Author : gvanpoppel Klachtplicht Bij het verrichten van een gebrekkige prestatie of de levering van een gebrekkige zaak,

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

Professionele standaarden van de bestuursrechter bij de rechtbanken

Professionele standaarden van de bestuursrechter bij de rechtbanken Professionele standaarden van de bestuursrechter bij de rechtbanken Professionele standaarden In de Agenda van de rechtspraak 2015-2018 1 is het doel van de professionele standaarden omschreven. Het doel

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie. 31 januari /10.083/SD/Mge

Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie. 31 januari /10.083/SD/Mge mr. J.M. Lammers directeur economische zaken Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie A d r e s / A d d r e s s 'Malietoren' Bezuidenhoutseweg 12 Den Haag P o s t a d r e

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, tegen. Arag SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, tegen. Arag SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-322 d.d. 8 september 2014 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en drs. L.B. Lauwaars, leden en mr. I.M.L. Venker) Samenvatting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 451 Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

NRGD Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen

NRGD Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen NRGD Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) vergroot het vertrouwen in de Nederlandse rechtspraak door het waarborgen van een constante hoge

Nadere informatie

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 1 INLEIDING Over de taak van de rechter in het burgerlijk geding bestaat weinig onenigheid. Het is zijn taak om ambtshalve te beoordelen of het recht op

Nadere informatie

Internetrecht 2015/2016

Internetrecht 2015/2016 Internetrecht 2015/2016 Internetrecht 2015/2016 onder redactie van: Mr. Dr. M.H. Paapst en Prof. Mr. A.R. Lodder Ars Aequi Libri Nijmegen 2015 ISBN: 978-90-6916-638-4 NUR 822 2015 Ars Aequi Libri, Nijmegen.

Nadere informatie

Europees Arrestatiebevel

Europees Arrestatiebevel Europees Arrestatiebevel Managementgegevens over de periode: Het jaar 009 Inhoudsopgave Gevraagde wettelijke gegevens op basis van artikel 70 van de Overleveringswet pagina. Het aantal ontvangen EAB's

Nadere informatie

Aanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao

Aanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao Aanwijzing Slachtofferzorg Parket Curaçao Samenvatting Deze aanwijzing stelt regels betreffende de bejegening van slachtoffers van misdrijven, zoals zeden, geweld- en verkeersmisdrijven. Daarbij worden

Nadere informatie

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken?

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? K. Engel, LLM, BA ACIS Symposium 20 maart 2015 Inleiding (1/2) Inleiding verzwijging. Oud recht:

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-003 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Klacht ontvangen op : 11 juli 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Bestuurlijke strafbeschikking en bestuurlijke boete overlast. Samenvatting. Drs. Sander Flight Prof. Mr. Dr. Arthur Hartmann Dr. Oberon Nauta RAPPORT

Bestuurlijke strafbeschikking en bestuurlijke boete overlast. Samenvatting. Drs. Sander Flight Prof. Mr. Dr. Arthur Hartmann Dr. Oberon Nauta RAPPORT Bestuurlijke strafbeschikking en bestuurlijke boete overlast Samenvatting Drs. Sander Flight Prof. Mr. Dr. Arthur Hartmann Dr. Oberon Nauta RAPPORT Bestuurlijke strafbeschikking en bestuurlijke boete overlast

Nadere informatie

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan A.J.M. Nuytinck Published in WPNR, 2008,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 477 Besluit van 15 juli 1998, houdende regels ter uitvoering van artikel 320, zesde lid, van de Faillissementswet in verband met de vaststelling

Nadere informatie

Gemeente Amsterdam digitaliseert dienstverlening

Gemeente Amsterdam digitaliseert dienstverlening Gemeente Amsterdam digitaliseert dienstverlening De overheid zet zwaar in op e-government, bijvoorbeeld door verbetering van de digitale dienstverlening aan de burger. De gemeente Amsterdam pakt deze vernieuwingsslag

Nadere informatie

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-295 d.d. 25 oktober 2013 (prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. W.H.G.A. Filott mpf, leden en mevrouw mr. L.T.A.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving α Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag An de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN Inleiding. Nico Biesmans, Magistraat-assessor Provinciale Raad van Antwerpen Bij de oprichting van de Orde der Geneesheren heeft de wetgever het toezicht

Nadere informatie

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Ministerie van Veiligheid en Justitie Ministerie van Veiligheid en Justitie > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Directie Financieel- Begroting en Kaderstelling De wnd president van de Algemene Rekenkamer drs. A.P. Visser Lange Voorhout

Nadere informatie

Wet toelating zorginstellingen

Wet toelating zorginstellingen Wet toelating zorginstellingen Wet toelating zorginstellingen Tweede, herziene druk Mr. dr. J.J.M Linders Gezondheidswetgeving in de praktijk Redactie: Mr. R.N. van Donk Mr. dr. H.E.G.M. Hermans Mr. dr.

Nadere informatie

De minister van Veiligheid en Justitie T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman Postbus EH DEN HAAG. Geachte XXXXX,

De minister van Veiligheid en Justitie T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman Postbus EH DEN HAAG. Geachte XXXXX, De minister van Veiligheid en Justitie T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Geachte XXXXX, Wij brachten op 24 augustus 2016 ons rapport 'Waar is mijn auto?' uit. 1 Het

Nadere informatie

Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015

Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015 Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015 Bewijslastverdeling o.s.v. (I) Hof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2014, ECLI:NL: HARL:2014:2600:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

33000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012

33000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012 33000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012 Nr. 75 Brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van

Nadere informatie

JOR 2017/224, Gerechtshof Amsterdam, , ECLI:NL:GHAMS:2017:2172, (annotatie)

JOR 2017/224, Gerechtshof Amsterdam, , ECLI:NL:GHAMS:2017:2172, (annotatie) Over dit document: Jurisprudentie, gepubliceerd Bron: JOR JOR 2017/224 Gerechtshof Amsterdam, 07-06-2017, 23-003027-16, ECLI:NL:GHAMS:2... Wetsbepaling(en): BW BOEK 2 artikel 394, BW BOEK 2 artikel 395A,

Nadere informatie

Professional performance van artsen

Professional performance van artsen Professional performance van artsen Professional performance van artsen Tussen tijd en technologie Kiki Lombarts 2010 Uitgevers, Rotterdam 2014 Redactie: Janneke Wolters, Amsterdam Vormgeving omslag:

Nadere informatie

Programma Kwaliteit & Innovatie. Modernisering van de rechtspraak

Programma Kwaliteit & Innovatie. Modernisering van de rechtspraak Programma Kwaliteit & Innovatie Modernisering van de rechtspraak Introductie: Wilfried Derksen Senior rechter A rechtbank Oost-Brabant Portefeuillehouder Bestuursrecht Programmamanagementteam Programma

Nadere informatie

Vlaamse overheid Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35, bus 10 1030 Brussel

Vlaamse overheid Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35, bus 10 1030 Brussel Evaluatie van beleid en beleidsinstrumenten Protocol tussen de entiteit 1 verantwoordelijk voor de (aansturing van de) evaluatie en (de instelling verantwoordelijk voor) het beleidsinstrument Vlaamse overheid

Nadere informatie

Adoptie-instrumenten 1

Adoptie-instrumenten 1 Bureau Forum Standaardisatie Bezoekadres: Wilhelmina v Pruisenweg 52 2595 AN Den Haag www.logius.nl Inlichtingen bij M.A van der Veen Adviseur Standaardisatie T 070-8896309 M +31(0)6-21162433 maarten.vander.veen@logius.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 Rapport Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van het gerechtshof Den Haag hem het arrest van 17 juli 2008 niet heeft toegestuurd met als gevolg

Nadere informatie

RECHTSPLEGING EN RECHTSBESCHERMING

RECHTSPLEGING EN RECHTSBESCHERMING RECHTSPLEGING EN RECHTSBESCHERMING Liber amicorum voor prof. dr. Leny E. de Groot-van Leeuwen Reyer Baas Tetty Havinga Miek Laemers Hans den Tonkelaar (red.) Deventer 2015 Rechtspleging en rechtsbescherming

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips 18 december 2015 Dirk Vergunst 1 Artikel 45 Rechtsvordering 1. Exploten (pv van ambtshandeling) worden door een daartoe bevoegde deurwaarder gedaan (

Nadere informatie

Ministerie van Veiligheid en Justitie. Modernisering Wetboek van Strafvordering

Ministerie van Veiligheid en Justitie. Modernisering Wetboek van Strafvordering Ministerie van Veiligheid en Justitie Modernisering Wetboek van Strafvordering Inleiding In het Wetboek van Strafvordering staan de regels waaraan de opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie (OM), rechters

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 743 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en

Nadere informatie

AANGIFTE ONDER NUMMER

AANGIFTE ONDER NUMMER AANGIFTE ONDER NUMMER Implementatie, toepassing en eerste resultaten van de nieuwe regeling Aangifte onder nummer Samenvatting Monique Bruinsma Tom van Ham Manon Hardeman Henk Ferwerda Samenvatting Wanneer

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-generaal Veiligheid Programma Bestuurlijke Aanpak Schedeldoekshaven

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per 1.1.2012

Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per 1.1.2012 Regelingen en voorzieningen CODE 6.5.6.32 Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per 1.1.2012 bronnen Nieuwsbericht Schadefonds geweldsmisdrijven 6.6.2011; www.schadefonds.nl Wet van 6 juni 2011

Nadere informatie

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505 JB2016/45 RvS, 20-01-2016, nr. 201504247/1/A4, ECLI:NL:RVS:2016:99 Plaatsingsplan van ondergrondse restafvalcontainers, Zienswijze, indienen, Zienswijze, indienen via website, Bewijs indiening, Bewijslast

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen. Reactie op de brief van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) inzake het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de

Nadere informatie

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak Modernisering van de rechtspraak Programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) Prof. mr. Margreet Ahsmann Uitgangspunten KEI wetgeving Eenvoudige, uniformere basisprocedure voor zowel vorderingen als verzoeken

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 5 Besluit van 14 december 2011, houdende regels inzake het uit te oefenen toezicht bij voorwaardelijke veroordeling (Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke

Nadere informatie

Gespreksleider: Paulien Defoer, Paulien Defoer Mediation

Gespreksleider: Paulien Defoer, Paulien Defoer Mediation 1.7 Mediation in strafrecht, ervaringen in de pilots: aan tafel! Jent Bijlsma Trickster Toaufik Elfalah Politie Utrecht Klaartje Freeke Freeke & Monster Judith Uitermark Rechtbank Noord-Holland Gespreksleider:

Nadere informatie

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384 Rapport Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau bij de te late terugbetaling van een bekeuring niet standaard wettelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Kenmerk: 643359/644822 Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008

Kenmerk: 643359/644822 Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Besluit Kenmerk: 643359/644822 Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media op het verzoek van KPN B.V. om tijdelijke ontheffing van de doorgifteverplichting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Gelet op artikel 55 lid 3 Verordening EU 2016/679 en artikel 45 lid 2 van de Richtlijn EU 2016/680, gehoord

Nadere informatie

één onafhankelijk adres in het leven te roepen, en in stand te houden, voor opleidingsinformatie.

één onafhankelijk adres in het leven te roepen, en in stand te houden, voor opleidingsinformatie. Toelichting Doelstellingen EDU-DEX Stichting EDU-DEX is opgericht op 23 januari 2014 en heeft als doelen: gegevens over opleidingen en aanverwante producten en diensten maximaal transparant en toegankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

REGLEMENT 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE

REGLEMENT 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE Vastgesteld bij collegebesluit van 19 juni 2007, nr. 6a. Datum bekendmaking: 27 juni 2007. Datum inwerkingtreding: 28 juni 2007. Gemeenteblad

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 30 Wet van 31 januari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de eginselenwet verpleging ter beschikking

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 370 Besluit van 13 september 2000 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

Baten-lastenstelsel In 2006 gaat het OM over op het baten-lastenstelsel. AEF adviseert het OM bij de invoering hiervan.

Baten-lastenstelsel In 2006 gaat het OM over op het baten-lastenstelsel. AEF adviseert het OM bij de invoering hiervan. OM in strafrechtketen Aan de strafrechtketen worden steeds hogere eisen gesteld: betere prestaties voor minder geld. Voor het Openbaar Ministerie komt daar een complicerende factor bij. Voor de uitoefening

Nadere informatie

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? september 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

OVEREENKOMST TUSSEN CENTRAAL JUSTITIEEL INCASSOBUREAU BELASTINGDIENST

OVEREENKOMST TUSSEN CENTRAAL JUSTITIEEL INCASSOBUREAU BELASTINGDIENST OVEREENKOMST TUSSEN CENTRAAL JUSTITIEEL INCASSOBUREAU & BELASTINGDIENST DV 506 1Z*1ED DE ONDERGETEKENDEN: Centraal Justitieel Incassobureau, ten deze vertegenwoordigd door de heer mr. drs. A. Regtop, Algemeen

Nadere informatie

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit LOWI Advies 2015, nr. 10 Advies van het LOWI van 17 september 2015 ten aanzien van een verzoek van, bij het LOWI ingediend op 17 augustus 2015 betreffende het voorlopig besluit van het Bestuur van, inzake

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 41 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Natura-uitvaartverzekering.

Nadere informatie