2de bach TEW. Macro Economie. Volledige samenvatting. uickprinter Koningstraat Antwerpen EUR

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "2de bach TEW. Macro Economie. Volledige samenvatting. uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be 6.30 EUR"

Transcriptie

1 2de bach TEW Macro Economie Volledige samenvatting Q uickprinter Koningstraat Antwerpen EUR

2 Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via

3 1. A tour of the world 1.1. Europe and the Euro Bij het bestuderen van de economie, wordt er vanuit het macro-economisch standpunt gekeken naar de volgende 3 variabelen: Output Werkloosheidsgraad Inflatiegraad Na de jaren 2000 is Europa er op economisch vlak niet op vooruit gegaan. Output daalde jaarlijks, dit samen met een stijgende werkloosheidsgraad. Daar tegenover staat de inflatie, die was 1.9% in de EU, wat dus wel positief is. Momenteel kampt Europa met de volgende problemen: Hoge werkloosheidsgraad is laag ten opzichte van de Verenigde staten (zie afbeelding) Groei van het inkomen per capita is vrij laag. De BRIC landen (Brazilië, Rusland, India en China) scoren erg goed op dit vlak ten opzicht van Europa. Zelfde munteenheid, goed of niet? De voorstanders steunen dit omwille van de symboliek, tegenstanders zijn van mening dat het een te hoge economische kost met zich meebrengt Over de oorzaken van de Europese werkloosheid is men het niet helemaal eens. De ene steekt het op het macro economisch beleid, terwijl de andere de werking van de markten in vraag stelt (labour market rigidities) The economic outlook in the US De Jaren 90 worden beschouwd als zeer welvarende jaren. De recente cijfers tonen dat hier een einde aan komt, ook in 2011 was er geen groei. Oorzaak hiervoor kan onder andere gevonden worden in de hoge olie prijzen en daling van de waarde van huizen (zie afbeeldingen). 1

4 Olieprijzen: Wanneer het importeren van olie duurder wordt, en de aankoophoeveelheid niet verandert, zal een land dat olie importeert een groter deel van haar inkomen hieraan moeten besteden. Hierdoor hebben importeurs minder budget, ze verarmen, waardoor hun consumptie daalt. Prijzen huizen: Op deze grafiek worden de variabelen populatie groei, constructiekosten en intrest rate gelinkt aan huisprijzen. Geen hiervan had echter een significant effect op de extreme stijging van huisprijzen de afgelopen 10 jaar, dit wordt daarom bestempeld als een speculatieve bubbel. De waarde van een huis bepaalt voor ongeveer ¾ van het totale vermogen (wealth) van een Amerikaans gezin. Indien de prijs van een huis daalt heeft dit dus effect op hun consumptie. Een gezin spendeert namelijk onder normale omstandigheden een vast deel van hun vermogen, gelijk aan het vermogen maal de reële intrestvoet The largest emergin economies De BRIC-landen hebben tegenwoordig, naast de geavanceerde landen, de grootste economieën. Dit is te wijten aan: Hoge kapitaal accumulatie (opeenstapeling), door een hoge investeringsgraad kent men een hogere productiviteit, wat tot meer output leidt. Technologische vooruitgang 1.4. Looking Ahead Informatiebronnen van macro-economische data: De OECD (Organization for economic cooperation and development) landen verzamelt data van de rijkste 2

5 Het IMF (International Monetary Fund) publiceert International Financial Statistics voor landen die geen lid zijn van OECD. 2 Keer per jaar wordt World Economic Outlook gepubliceerd, een overzicht van de macro-economische ontwikkelingen. Focus: The history of EU enlargements in a nutshell EU ontstond in 1950 als European Economic Community (België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland). 1957: Verdrag van Rome: Definitieve vastlegging EEC 1973: Denemarken, Ierland en Verenigd Koninkrijk worden toegevoegd 1981: Griekenland wordt toegevoegd 1986: Spanje en Portugal worden toegevoegd 1987: Vrije stroom van handel door EU (!) 1993: 4 vrijheden: goederen, diensten, geld en mensen (Schengenakkoord) 3

6 2. A tour of the book 2.1. Aggregate output National income (nationaal inkomen) is een accounting system dat gebruikt wordt om de economische activiteit (per land) te meten. De totale output wordt gemeten door het Bruto Binnenlands product (BBP) of Gross Domestic Product (GDP). Simon Kuznets is bekend voor zijn omvangrijk onderzoek naar de economische groei van landen, en het ontwikkelen van methoden voor het berekenen van de groei en veranderingen in het nationaal inkomen. Richard Stone "for having made fundamental contributions to the development of systems of national accounts and hence greatly improved the basis for empirical economic analysis" (verdienste) Er zijn 3 mogelijke manieren om het BBP te definiëren: Gezien in termen van productie: I. De waarde van de finale goederen en diensten geproduceerd in een economie gedurende een bepaalde periode. Finale goederen: Goederen die bestemd zijn voor finale consumptie Intermediaire goederen: Goederen die bijdragen tot de productie van een ander product of dienst. II. De som van de toegevoegde waarde in een economie gedurende een bepaalde periode. Toegevoegde waarde: De waarde van de productie van een firma min de waarde van de intermediaire goederen gebruikt voor de productie. Gezien in termen van inkomen: III. Som van de inkomens in een economie gedurende een bepaalde periode. Arbeidsinkomen: Loon werknemers Kapitaalinkomen: Winst van een bedrijf dat naar de ondernemer gaat (ondernemersvergoeding) Indirecte belastingen: Bedrag op de toegevoegde waarde van een onderneming dat aan de overheid betaald wordt (BTW) 4

7 Een belangrijk punt bij het berekenen van het BBP is het prijsniveau waarmee rekening dient gehouden te worden, dit heeft namelijk ook invloed op het BBP. Hierdoor wordt het onderscheid gemaakt tussen nominaal en reëel BBP: Nominaal BBP Y t is de som van de goederen geproduceerd gedurende een bepaalde periode, vermenigvuldigd met hun huidige prijs. Het nominaal BBP stijgt dus in tijd om twee redenen: - Productie stijgt - Prijs van goederen stijgt Reëel BBP Y t wordt bekomen door de som van de geproduceerde goederen te vermenigvuldigen met een vooraf bepaald prijsniveau. Zo kan het verschil in hoeveelheid tussen twee jaren bepaald worden aangezien er met de wijzigingen in prijs geen rekening wordt gehouden. Op de grafiek wordt het nominale en reële BBP van de EU-15 sinds 1970 voorgesteld. De plaats waar de twee grafieken snijden duidt het basisjaar aan, hier zijn Y t en Y t aan elkaar gelijk. Wanneer men een ander basisjaar neemt zal de uitkomst voor het BBP verschillen, maar zal de procentuele verandering tussen twee jaar wel steeds hetzelfde zijn. Wanneer de term BBP wordt gebruikt verwijst dit naar reëel BBP. Reëel BBP per capita is de ratio van het reëel BBP van een land tot de populatie van dat land, het zegt iets over de levensstandaard in dat land. Reëel BBP per capita = Y t populatie De groei van het BBP in een jaar t ten opzichte van het voorgaand jaar t-1 wordt gebruikt om de prestatie van een land op economisch vlak in kaart te brengen: Groei BBP = Y t Y t 1 Y t 1 Periodes van positieve groei worden beschreven als expansie, periodes van negatieve groei als recessie. 5

8 Veranderingen in kwaliteit van bestaande goederen vormen een probleem voor het berekenen van het reëel BBP. Computers zijn hier een goed voorbeeld van. Economen lossen dit op door naar computers te kijken als een aantal karakteristieken, en deze dan apart te evalueren. Deze benadering van goederen te zien als een collectie van karakteristieken met elk een impliciete prijs heet hedonic pricing. Dit is dus nuttig voor het schatten van verandering in prijzen van snel veranderende goederen. Er zijn twee technieken om de hedonic price index te construeren: I. Regressie prijsindex maakt gebruik van dummy variabelen 1 en geschatte coëfficiënten om een prijsverandering te schatten. De hedonic function voor een fotokopie apparaat is als volgt: P = β 0 + β MCS x MCS + β color x color + β MF x MF + β MV1 x MV1 + β MV2 x MV2 + β t x t + U Waarbij: P = natuurlijk logaritme van de prijs U = foutenterm (het deel in de eigenlijke prijs dat niet verklaard wordt door bovenstaande functie) β 0 = waarde van P als alle variabelen 0 zijn x MCS = natuurlijk logaritme van kopie snelheid x color, x MF, x MV1, x MV2 en x t = effect van kleur, multifunctionaliteit, Alle β s geven het effect weer van hun subscript op P, x color, x MF, x MV1, x MV2 en x t zijn de bijhorende dummyvariabelen. Wanneer de subscripten niet van toepassing zijn nemen zij de waarde 0 aan, waardoor de gehele term met betrekking tot dit subscript 0 wordt en dus geen invloed heeft op P The other Major Macroeconomic variables Naast het BBP zijn er nog twee belangrijke macro economische variabelen die de prestatie van een economie beschrijven: I. Werkloosheid: Het aantal mensen die geen job hebben maar wel opzoek zijn naar een. De totale werkkracht (labour force L) wordt beschreven als de som van werkende (N) en werkloze (U) mensen. Belangrijk hierbij is dat mensen die niet op zoek zijn naar een job niet worden beschouwd als werklozen en dus ook niet opgenomen worden in de totale werkkracht L. L = N + U Mensen zonder job die gestopt zijn met zoeken naar één zijn bekend als ontmoedigde werknemers (discouraged workers). 1 Dummy variabelen kunnen 0 of 1 zijn. 6

9 Participatie graad = Werkkracht L Werkende populatie Ook relevant is de werkloosheidsgraad u, die gegeven wordt door de verhouding van de werklozen op de totale werkkracht: u = U L De Current Population Survey (CPS) wordt gebruikt om de werkloosheidsgraad te berekenen. Werkloosheid is belangrijk vanuit macro economisch standpunt om twee redenen: het heeft direct effect op het welvaren van de werklozen en het geeft een signaal dat de economie zijn mogelijke middelen niet optimaal gebruikt. II. Inflatie: Een blijvende stijging in het algemeen prijspeil. De inflatie rate is het percentage waarmee het prijslevel stijgt. Deflatie is het tegengestelde van inflatie, het is een blijvende daling in het prijslevel en komt dus overeen met een negatieve inflatie rate. De BBP deflator in jaar t, P t, is gedefinieerd als de ratio van het nominaal BBP tot het reëel BBP in jaar t. Het meet de gemiddelde prijs van output. P t = Nominaal BBP Reëel BBP = Y t Y t In het basisjaar wordt de BBP deflator gelijkgesteld aan 100. verandering in BBP deflator = P t P t 1 P t 1 = inflatierate Wanneer men de BBP deflator vermenigvuldigt met het reëel BBP bekomt men het nominaal BBP. Y t = P t Y t De consumer price index (CPI) meet de gemiddelde prijs van consumptie, anders gezegd de levenskost. Het is de kost van een specifieke lijst van goederen en diensten over een bepaalde tijd, en zou de consumptie van een typische consument moeten vertegenwoordigen. De set van goederen geproduceerd in een economie is niet het zelfde als een set van goederen gekocht door consumenten om twee redenen: 7

10 Sommige goederen worden verkocht aan firma s, de overheid of het buitenland Sommige goederen zijn geïmporteerd uit het buitenland Inflatie is een belangrijke variabele vanuit macro economisch standpunt omdat tijdens periodes van inflatie niet alle lonen proportioneel stijgen, inflatie beïnvloedt inkomensverdeling. Ook leidt inflatie tot andere verstoringen van het economisch evenwicht Output, unemployment and the inflation rate, Okun s law and the Phillips curve Okun s law De wet van Okun zegt dat als het outputniveau hoog ligt, de werkloosheid laag ligt. De bijhorende grafiek toont de verandering in werkloosheidsgraad ten opzichte van de outputgroei, in dit geval van de USA. De lijn met de beste fit zorgt voor de volgende conclusies: 1. Dalend verband: hogere outputgroei leidt tot een daling in werkloosheid. 2. Het nulpunt van de grafiek bevindt zich rond output groei percentage van 3%, hierbij is de verandering in werkloosheidsgraad dus ongeveer constant. The Philips curve De implicatie van Okun s law is dat met zeer sterke outputgroei, de werkloosheidsgraad tot heel lage levels kan teruggedrongen worden. Door te hoge outputgroei wordt de economie echter wel overhit, waardoor de inflatie enorm zal stijgen. Deze laatste vaststelling werd gedaan door A.W. Philips, gekend als Philips curve. Deze curve geeft de relatie weer tussen de verandering in inflatie en de werkloosheid in %. 8

11 Conclusies: 1. Dalend verband, alleen is de puntenwolk nu minder goed gefit door de lijn van de grafiek. Hogere werkloosheid leidt in het algemeen dus tot een daling in inflatie. Dit verband geldt echter soms andersom. 2. Het nulpunt van de grafiek is ter hoogte van 6% werkloosheid. Wanneer dit percentage lager ligt, stijgt inflatie, indien het hoger ligt, daalt inflatie The short run, the medium run and the long run De totale output in een economie wordt bepaald door: Korte termijn: output wordt bepaald door de vraag Middellange termijn: output afhankelijk van het aanbod, belangrijk hierbij is onder andere beschikbare kapitaal en technologie Lange termijn: output bepaald door educatie, onderzoek, ontwikkeling, beleid,.. 9

12 3. The goods market 3.1. The composition of GDP De samenstelling van het BBP is als volgt: 1. Consumptie C: Goederen en diensten aangekocht door consumenten. Het is de belangrijkste component van het BBP. 2. Investeringen I: Som van aankopen kapitaalgoederen bedrijven (non-residentieel, bv. machienes) en aankopen kapitaalgoederen door mensen (residentieel, bv. Appartement). In beide gevallen hangt de aankoop beslissing af van wat de service van deze goederen zal zijn in de toekomst. 3. Overheidsbestedingen G: Aankoop van goederen door de overheid van het betrokken land, ongeacht de structuur. Hierin zijn overheidstransfers zoals werkloosheidsuitgaven niet bijgerekend. Ook intrest betalingen worden hier niet bijgeteld. G is dus niet gelijk aan overheidsuitgaven. De som van de 3 bovenstaande geeft de totale aankoop weer van het binnenland. Er moet echter ook nog rekening gehouden worden met het buiteland: 4. Imports IM: Moeten afgetrokken worden van de som, deze zijn namelijk aangekocht in het buitenland. 5. Exports E: Moeten worden toegevoegd aan de som, dit zijn de aankopen van binnenlandse goederen door het buitenland. Het verschil tussen 4. en 5. wordt handelsbalans genoemd. Wanneer export import overstijgt spreekt men van handels surplus, anders van een handels deficit. 6. Voorraad investeringen: Wanneer in een bepaald jaar niet alle productie verkocht wordt, spreekt men van voorraad investeringen, het verschil in aantal tussen de geproduceerde en verkochte goederen. Er kunnen dus ook desinvesteringen zijn wanneer de vraag groter is dan de productie The demand for goods De totale vraag naar goederen, Z, wordt gegeven door: Z 2 C + I + G Gemaakte veronderstellingen: Iedereen produceert en consumeert zelfde goed 2 staat voor per defintie en geeft een identiteit weer. 10

13 Gegeven prijs P voor het goed waartegen alle firma s het goed willen produceren Gesloten economie, X IM = 0 Voorraden blijven constanrt Consumptie C Het beschikbare inkomen Y D is wat er overblijft van het inkomen wanneer belastingen betaald zijn en transfers van de overheid verkregen. Consumptiefunctie (gedragsvergelijking): C = c 0 + c 1 ( Y D ) c 1 geeft het effect weer van een extra euro beschikbaar inkomen op de consumptie en is dus de helling van de curve; c 0 is de autonome consumptie, wat mensen zouden consumeren indien hun beschikbaar inkomen 0 is. Dit kan dan bijvoorbeeld bekostigd worden door het verkopen van bezittingen. Veranderingen in c 0 reflecteren veranderingen in consumptie voor een gegeven level van beschikbaar inkomen, dit heeft bijvoorbeeld te maken met optimisme naar de toekomst toe. Het beschikbaar inkomen wordt gegeven door: Y D Y T Waarbij Y staat voor inkomen en T voor betaalde belastingen verminderd met verkregen transfers. Indien we substitueren: C = c 0 + c 1 ( Y T ) Investeringen I Variabelen die in een model verklaard worden door het model, noemt men endogene variabelen: ze hangen af van andere variabelen in het model, bv consumptie. Onafhankelijke variabelen, zoals investeringen (we nemen deze aan als gegeven), zijn exogene variabelen, dit wordt aangeduid met een bovenliggend streepje. Overheidsinvesteringen I = I T en G zijn de twee variabelen waarmee de overheid worstelt: FISCAL POLICY, dit is niet gelijk aan fiscaal beleid. Als je dit wil vertalen uit het Engels, spreekt men van BUDGETTAIR beleid, waarmee bedoeld wordt een balans tussen T en G. Beide zijn exogeen in het model, waarom dan boven G en T 11

14 geen streepje? Omdat deze ALTIJD exogeen zijn, bij I is dit niet, dat is maar tijdelijk. Waarom exogeen? Overheid is niet zo voorspelbaar als consumenten. Balanced budget: evenwicht in de begroting: T = G. Je mag er niet van uitgaan dat een balanced budget neutraal is voor het evenwicht van productie. (G-c1T = 0) Determineren van het evenwicht van de output Evenwichtsvoorwaarde op de goederenmarkt is dat productie (inkomen, wanneer het bekeken wordt vanaf inkomen-kant i.p.v. de productie-kant) gelijk is aan vraag naar goederen. Dit impliceert: Z = c 0 + c 1 ( Y T ) + I + G Nu het model geconstrueerd is, bekijken we wat het outputlevel bepaalt. Er wordt gebruik gemaakt van Y = Z. Beide leden delen door 1-c 1 : ( 1 c 1 ) Y = c 0 + I + G c 1 T Y = 1 1 c 1 [c 0 + I + G c 1 T] 1 De term [c 0 + I + G c 1 T] is de autonome uitgave, het hangt niet af van de output. De term is 1 c 1 groter dan 1, aangezien c 1 kleiner is dan 1, en is een multiplicator. Hoe dichter c 1 bij 1 ligt, hoe groter de multiplicatorwerking. De grafiek is als volgt opgebouwd: De 45 lijn geeft weer dat inkomen en productie per definitie hetzelfde zijn. Het deel van de vraag dat afhankelijk is van het beschikbaar inkomen wordt weergegeven door de curve ZZ. Waar vraag, productie en inkomen aan elkaar gelijkt zijn ligt het evenwichtspunt. Vanwaar de benaming van de grafiek-assen? Productie en output (Y) zijn gelijkaardige begrippen. Output zou je dus kunnen vervangen door productie. Bovendien, gebaseerd op de macro-economische kringloop, kunnen we productie of output gelijk stellen aan inkomen, allen voorgesteld door Y. Enkel Z op de Y-as, betekent dat je dan enkel de AV-curve kan construeren in functie van Y. Echter, we willen het evenwichtsinkomen bepalen uit de grafiek. Daarom moeten we ook een 45 -lijn construeren. We kunnen Y dan aflezen op de verticale en de horizontale as. Het snijpunt levert dan die bepaalde Y die gelijk is aan Z, de vraag. De vraag wordt dan volledig opgevangen door de productie. 12

15 Voor we de multiplicatorwerking grafisch bekijken dienen we de vergelijking voor Z te herschrijven: Z = (c 0 + I + G c 1 T ) + c 1 Y De vraag hangt dus af van de autonome uitgave en het inkomen, via het effect ervan op consumptie. Wanneer c 0 stijgt met een bepaald bedrag, dit is dus het bedrag dat mensen ook zonder inkomen consumeren, is he snijpunt tussen de nieuwe ZZ curve, ZZ, en de 45 lijn het evenwicht. De stijging in consumptie brengt echter een groter dan evenredige stijging in output met zich mee: 1. Door een stijging in c 0 stijgt de vraag en hierdoor ook de productie want Y=Z, de stijging is dus gelijk aan c Een stijging in productie zorgt voor een stijging in inkomen, want inkomen = productie. 3. Hier begint de multiplicatorwerking, de vraag stijgt verder door de vorige stijging in inkomen, de productie stijgt hierdoor namelijk ook. 4. Door de productiestijging stijgt het inkomen weer 5. Dit herhaalt zich tot punt A, het snijpunt tussen de 45 lijn en de nieuwe ZZ curve. De totale stijging in productie na n+1 rondes is gelijk aan stijging in c 0 vermenigvuldigd door de som: Samenvatting van het voorgaande: 1 + c 1 + c c 1 n Een stijging in de vraag leidt tot een stijging in productie en een hiermee corresponderende stijging in inkomen. Het eindresultaat is een stijging in output die groter is dan de initiële stijging in de vraag, dit verschil is te wijten aan de multiplicatorwerking. Econometrie wordt gebruikt om de waarde van de multiplicator te kunnen schatten Focus: Lehman, fears of another Great Depression and shifts in the consumption function Waarom zouden consumenten hun consumptie verlagen als hun beschikbaar inkomen niet veranderd is? Dit komt door zorgen over de toekomst. Het sparen geeft hun een veiliger gevoel, het is dus een psychologisch gebeuren Investeringen gelijk aan sparen: een alternatieve manier van denken over het evenwicht op de goederenmarkt Zoals eerder gezegd, is sparen gelijk aan de som van privaat en publiek sparen. Privaat sparen is het sparen van de consumenten: 13

16 S = Y D C S = Y T C Publiek sparen is gelijk aan de belastingen verminderd met de overheidsbestedingen: T-G. Indien T>G spreekt men van een budget surplus, indien T<G spreekt men van een budget deficit. Om evenwicht te hebben, moet productie gelijk zijn aan de vraag Z: Y = Z = C + I + G Y T C = I + G T S = I + G T = I = S + (T G) De laatste vergelijking geeft weer dat investeringen gelijk zijn aan privaat plus publiek sparen, er wordt dus gesteld dat op de goederenmarkt een evenwicht is indien investeringen gelijk zijn aan sparen: de ISrelatie. Wat firma s willen investeren moet gelijk zijn aan wat consumenten en de overheid willen sparen. Er zijn dus 2 equivalente manieren om het evenwicht op de goederenmarkt te benoemen: Productie Y = Vraag Z Investeringen I = Sparen S Beide vergelijkingen leiden tot hetzelfde resultaat, maar volgend een andere denkwijze. Spaar- en investeringsbeslissingen komen op hetzelfde neer, aangezien gegeven het beschikbare inkomen wat niet geconsumeerd wordt wel gespaard wordt. S = Y T C S = Y T c 0 c 1 (Y T) S = c 0 + (1 c 1 )(Y T) Hierbij is (1-c 1 ) de marginale spaarquote. In woorden is het de behoefte om te sparen, deze ligt vanzelfsprekend tussen 0 en 1. Indien we investeringen gelijk stellen aan privaat plus publiek sparen: Hieruit komt voort: I = c 0 + (1 c 1 )(Y T) + (T G) I = S + (T G) : De productie Y is gelijk aan de vraag Z, er is evenwicht I > S + (T G) : De productie Y is kleiner dan de vraag Z, er wordt te weinig gespaard en teveel geconsumeerd I < S + (T G) : De productie Y is groter dan de vraag Z, er wordt teveel gespaard en te weinig geconsumeerd Vergelijking omgevormd naar Y: 14

17 Y = 1 1 c 1 [c 0 + I + G c 1 T] Deze vergelijking is dus exact hetzelfde als diegene we eerder afleidden. Focus: Spaar-paradox Stel dat bij een gegeven inkomen consumenten beslissen meer te sparen, c 0 daalt. Als mensen meer sparen op hun zelfde inkomen, daalt hun consumptie. Hierdoor daalt de vraag, waarop de productie ook daalt. S = c 0 + (1 c 1 )(Y T) Hierdoor wordt c 0 positiever, en Y-T negatiever. Wanneer we kijken naar de vergelijking voor I; I = S + (T-G); zien we dat alle variabelen onveranderd blijven. Aangezien de gelijkheid moet blijven gelden, zal S dus ook onveranderd blijven. Dit impliceert dat door het gevolg van dit extra sparen, het inkomen dalt en het sparen onveranderd is. Dit geldt op korte termijn. Door bovenstaande determinaties lijkt het of output makkelijk te beïnvloeden valt door bestedingen te laten dalen of stijgen. Volgende factoren bemoeilijken het echter: G of T is niet in een handomdraai aanpasbaar I, C,.. zijn variabelen die moeilijk met zekerheid te voorspellen zijn Er kunnen altijd onverwachte nevenwerkingen optreden Door begrotingstekort kan alles omgekeerd werken 15

18 4.Financial markets 4.1. De vraag naar geld In dit hoofdstuk wordt er aandacht besteed aan twee mogelijke manieren waarop je geld kan aanhouden: Geld: wordt gebruikt voor transacties, brengt geen intrest op. Twee soorten: I. Chartaal geld : Munten en biljetten (tastbaar) II. Giraal Geld : Zichtrekeningen/deposito accounts bij de bank Obligaties: Niet bruikbaar voor transacties, betalen wel intrest (i). Indien in deze sectie gesproken wordt over obligaties, wordt overheidsobligaties bedoeld. Enerzijds is er nood aan geld om transacties mee te doen, maar anderzijds is intrest ook gewenst. Al je geld aanhouden in of geld of obligaties is logischerwijs niet aan te raden, hoe het dan wel moet hangt af van volgende variabelen: 1. Transactiehoeveelheid: je wilt genoeg geld om je dagelijkse transacties ruimschoots te voldoen. 2. Intrest op obligaties: De enige reden waarom mensen obligaties zouden willen, is omdat hun geld zo geld opbrengt. Hoe meer dit is, dus hoe hoger de intrest i, hoe meer mensen obligaties zullen willen aanhouden. Veel mensen hebben echter geen directe obligaties, nog minder hebben een broker. Het is echter zo dat via Money market funds mensen indirect obligaties aanhouden doordat ze een money market account hebben bij een financiële instelling. Deze fondsen verzamelen alle fondsen van individuen samen, om hier dan overheidsobligaties mee te kopen. Hier wordt dan toch een intrest op betaald, deze ligt echter wel iets lager dan de marktrente van deze obligaties, om de administratieve kost te dekken. Inkomen: Wat je krijgt door te werken + intrest + dividenden Sparen: Na belastingen inkomst die je niet uitgeeft Focus: Money, income and wealth Wealth (rijkdom): Waarde van al je financiële activa min al je financiële verplichtingen. Is een stock variabele. Kan alleen veranderen over tijd als je spaart of ontspaart, of als de waarden van je activa veranderen. JE kan de compositie wel veranderen, bv een schuld afbetalen me een cheque zodat je balans verandert. De vraag naar geld 16

19 De geldhoeveelheid die mensen willen aanhouden is de geldvraag M d. De som van alle individuele vraag naar geld is de totale geldvraag in een economie. Dit hangt af van de totale transactiehoeveelheid, wat gerelateerd is aan het nominaal inkomen: M d = YL (i) De geldvraag is gelijk aan het nominaal inkomen 3 vermenigvuldigd door een functie van de intrestvoet L(i). Het minteken beschrijft het feit dat de intrest een negatieve invloed heeft op de vraag naar geld: hoe hoger de intrest, hoe minder vraag naar geld, men prefereert aanhouden van obligaties. Hoe lager de intrestvoet, hoe meer vraag naar geld omdat obligaties relatief weinig opbrengen. ( ) Het is hier dus niet het reële maar het nominale inkomen dat telt. Indien het reële inkomen niet zou veranderen maar de prijzen verdubbelen wel, wat leidt tot een verdubbeling van het nominaal inkomen, zullen mensen twee keer zoveel geld moeten aanhouden om dezelfde consumptiegoederen te kunnen aankopen Determineren van de intrestvoet: deel 1 Nu bekijken we geld langs de aanbodzijde. In de realiteit zijn er zoals eerder vermeld 2 soorten geld. Enerzijds deposito accounts, die worden aangeboden door banken, en anderzijds chartaal geld, aangeboden door de Centrale Bank. In het verder verloop van deze sectie wordt verondersteld dat deposito accounts niet bestaan. De Centrale Bank maakt een beslissing over de hoeveelheid geld het zal aanbieden: M s = M In het evenwicht is de geldvraag gelijk aan het geldaanbod, M s = M d : M = YL(i) Deze vergelijking vertelt ons dat de intrestvoet i zodanig gekozen moet worden dat mensen een hoeveelheid geld willen aanhouden die gelijk is aan hoe bestaande geldaanbod M. Deze relatie is de LM-relatie. L = liquidity, het meet hoe makkelijk een activa kan worden omgewisseld 3 Inkomen dat niet gecorrigeerd is voor prijsstijgingen, het houdt geen rekening met de koopkracht. 17

Proefexamen Macro-economie: verbetering

Proefexamen Macro-economie: verbetering Proefexamen Macro-economie: verbetering Deel 1: Drie open vragen op telkens 6 punten. 1. H9 a) Leid wiskundig de Philipscurve af uit de prijszettingsrelatie op de arbeidsmarkt. Verklaar de gebruikte symbolen.

Nadere informatie

0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus

0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus Economie De basis 0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus Slide #2 2.0 Wat is macro-economie Slide

Nadere informatie

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Vraag 1 Bin. Munt/Buit. munt Hoeveelheid buitenlandse munt Beschouw bovenstaande grafiek met op de Y-as de hoeveelheid binnenlandse

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE DEEL : Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 8 punten). Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een jaar

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. De grafiek hieronder geeft de participatiegraad voor Nederland, de V.S. en de 12 kernlanden

Nadere informatie

20.1 Wat is economische groei?!

20.1 Wat is economische groei?! 20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van

Nadere informatie

Economie (TEW) - Formule blad

Economie (TEW) - Formule blad Economie Formuleblad Hoofdstuk 1. Marginaal product van arbeid = de toename in de productie van een goed bij inzet van één extra eenheid arbeid. MPL = X/ L of MPL = dx/dl Hoofdstuk 2. Prijselasticiteit

Nadere informatie

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015 Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert 11-14 december 2015 1. Wat wordt niet meegerekend in het netto nationaal inkomen (nni) van België? A. Lonen van Belgische grensarbeiders

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

Inleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en het nationaal inkomen bestaat.

Inleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en het nationaal inkomen bestaat. Bestedingsevenwicht - 1 van 15 MACRO-ECONOMISCH BESTEDINGSEVENWICHT Welke factoren bepalen de grootte van het nationaal inkomen? Inleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

EconomieeenInleiding. 1: Wereldreis. o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht

EconomieeenInleiding. 1: Wereldreis. o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht EconomieeenInleiding 1: Wereldreis o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht o Wat is macro-economie? o Concepten, variabelen o Overzicht boek = structuur cursus en lessen #1 1 Op wereldreis Inleiding

Nadere informatie

4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:

4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot: Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. dr. Jan Bouckaert Prof. dr. André Van Poeck 12-15 december 2014 1. Stel dat het bruto nationaal inkomen 200 miljard euro bedraagt. Hoeveel bedraagt

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) 1. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? I. Voorraadinvesteringen kunnen negatief

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets

Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets December 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus een lijst

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model 1. Opbouw van de AV-lijn A. Relatie tussen reële bbp en rente Fragment: Belgische glansprestatie (Tijd, 31/12/2004) Bestedingen De consumptie van de gezinnen groeide

Nadere informatie

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER 1 HOOFDSTUK 21: DE VRGZIJDE DE REELE SFEER Uitgangspunt: J. M. Keynes Bestaan van werkloosheid en niet benutte productiecapaciteit productie kan stijgen zonder dat de prijzen van de productiefactoren stijgen

Nadere informatie

Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1

Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1 Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1 Januari 2009 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten met

Nadere informatie

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,

Nadere informatie

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag. Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit

Nadere informatie

HOOFDSTUK 21: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 21: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 21: OEFENINGEN 1 In een gesloten economie zonder overheid, en waar de ondernemingen niet afschrijven noch winst reserveren, geldt : BNP = Y = consumptie + investeringen, BNP = Y = consumptie

Nadere informatie

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...

Nadere informatie

Macro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1

Macro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1 Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1 November 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten

Nadere informatie

Macro-economie examenvragen

Macro-economie examenvragen Macro-economie examenvragen Deel II 1. Indien de reële productie en het arbeidsaandeel constant blijven, dan kan het aantal tewerkgestelde personen van het ene jaar op het andere slechts toenemen indien.

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod 6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod Opgave 1 a Noem vier factoren die bij een gegeven prijsniveau tot een verandering van de Effectieve Vraag kunnen leiden. b Met welke (macro-economische) instrumenten

Nadere informatie

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden Paragraaf 1 Nationaal inkomen en welvaart Economie samenvatting H8 Om de welvaart in een land te meten gebruik je het bbp (bruto binnenlands product). Dat is de omvang van de totale productie in het hele

Nadere informatie

Macro-economische gegevens

Macro-economische gegevens Macro-economische gegevens In de handreikingen en de opgaves voor de werkstukken die je voor deze cursus moet maken, zal je kennismaken met enkele belangrijke bronnen voor macro-economische gegevens. De

Nadere informatie

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11 OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk Open Vragen OEFENING a) i. De vraagcurve van arbeid verschuift naar rechts. ii. Daar we in de korte termijn zijn, kan de kapitaalstock niet worden aangepast aan de stijging

Nadere informatie

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij

Nadere informatie

1ste bach PSW. Economie. 2de semester. uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be B14 6.00 EUR

1ste bach PSW. Economie. 2de semester. uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be B14 6.00 EUR 1ste bach PSW Economie 2de semester Q uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be B14 6.00 EUR Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be Zie vorig semester Werkcolleges,

Nadere informatie

Macro-economie. Oefenpakket ECONOMIE & BEDRIJFSKUNDE, JAAR 1

Macro-economie. Oefenpakket ECONOMIE & BEDRIJFSKUNDE, JAAR 1 Macro-economie Oefenpakket ECONOMIE & BEDRIJFSKUNDE, JAAR 1 JoHo Samenvattingen Hoe te verkrijgen? JoHo biedt een compleet pakket samenvattingen aan. In dé studentenwinkels van Nederland vind je bijvoorbeeld

Nadere informatie

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2 Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2 Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus

Nadere informatie

: Macro-economie voor Bedrijfseconomie

: Macro-economie voor Bedrijfseconomie TENTAMEN inclusief antwoorden Vaknaam : Macro-economie voor Bedrijfseconomie Vakcode : 330091 Datum tentamen : donderdag 16 mei 2013 Duur tentamen : 3 uur Docent : Dr. B.J.A.M. van Groezen ANR : 649627

Nadere informatie

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. 1 De wisselmarkt 1.1 Begrip Wisselkoers = de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. bv: prijs van 1 USD = 0,7

Nadere informatie

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud: Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 & h2 samengevat 2 h3 samengevat 3 h4 samengevat 4 wat moet weten 5 Begrippen 6 & 7 Links 7 Test je

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl Keuzeonderwerp Keynesiaans model Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt Vraag op de goederenmarkt Alleen gezinnen en bedrijven kopen op de goederenmarkt. C = 0,6 Y Aa = 4 mln mensen

Nadere informatie

Macro-economische gegevens

Macro-economische gegevens Macro-economische gegevens Luc Hens 9 februari 2015 In de handreikingen en de opgaves voor de werkstukken die je voor deze cursus moet maken, zal je kennismaken met enkele belangrijke bronnen voor macro-economische

Nadere informatie

Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen

Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen Hoofdstuk 1 + 2 Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Bedoeld om de werkelijkheid te verklaren Bedoeld om voorspellingen

Nadere informatie

Keynesiaanse modellen hebben betrekking op de korte termijn, klassieke modellen op de lange termijn.

Keynesiaanse modellen hebben betrekking op de korte termijn, klassieke modellen op de lange termijn. Samenvatting door E. 2316 woorden 27 april 2013 9 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie Hoofdstuk 8: Een model van een economie 8.1 Verschillende modellen Macro-economische modellen kunnen

Nadere informatie

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Categoriale inkomensverdeling

Categoriale inkomensverdeling Categoriale inkomensverdeling - 1 van 5 Categoriale inkomensverdeling 1. Verdeling Het nationaal inkomen dat ontstaat wordt verdeeld over de productiefactoren arbeid, kapitaal en ondernemingsinitiatief.

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Wil jij het gehele verslag ontvangen van deze en de andere vakken? Ga dan naar onze website:

Wil jij het gehele verslag ontvangen van deze en de andere vakken? Ga dan naar onze website: Voorwoord Beste Bedrijfskundestudent, Voor je ligt een voorbeeldverslag van SlimStuderen. SlimStuderen weet als geen ander, wij zijn immers zelf ook studenten, dat je als student niet hele dagen met je

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

UIT theorie ASAD

UIT theorie ASAD Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm

Nadere informatie

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 14

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 14 OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 14 Open vragen OEFENING 1 1) Op de markten van individuele goederen en diensten (inbegrepen de diensten van arbeid en kapitaal) wordt de vraag naar individuele goederen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1

Nadere informatie

Doorblader allereerst dit examenboekje: dit bevat 60 juist-fout -vragen. Controleer of het volledig is en vraag zo nodig een nieuw boekje.

Doorblader allereerst dit examenboekje: dit bevat 60 juist-fout -vragen. Controleer of het volledig is en vraag zo nodig een nieuw boekje. EXAMEN GLOBALE ECONOMIE 2 september 2017 Reeks 1 Instructies Controle Doorblader allereerst dit examenboekje: dit bevat 60 juist-fout -vragen. Controleer of het volledig is en vraag zo nodig een nieuw

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Michiel Verbeek, januari 2013

Michiel Verbeek, januari 2013 Michiel Verbeek, januari 2013 1 2 Eens of oneens? De bankiers zijn schuldig aan de kredietcrisis. De huidige economische crisis is het gevolg van de kredietcrisis van 2008. Als een beurshandelaar voor

Nadere informatie

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren

Nadere informatie

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten Economie, een Inleiding Hoofdstuk 7: Productie en Kosten 1 Productie en Kosten Constructie van kostenfunctie Resultaat van optimale keuze van productiefactoren gegeven prijzen gegeven te produceren output

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Inflatie

Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische-opdracht door een scholier 1658 woorden 20 juni 2005 6,9 44 keer beoordeeld Vak Economie Wat is Inflatie? Wat is inflatie en wat is een prijsindexcijfer?

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Samenvatting Economie Rekonomie

Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting door een scholier 1570 woorden 24 oktober 2011 5,3 76 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Rekonomie Hoofdstuk 1 De cijfers achter de komma worden ook

Nadere informatie

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) 1. Hieronder zie je de bevolking in landen met een BBP per hoofd van de bevolking tussen x1

Nadere informatie

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land A. Inleidende begrippen 1. Het begrip BBP Het BBP is de som van alle bruto toegevoegde waarden geproduceerd door alle ondernemingen in 1 land in een

Nadere informatie

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte

Nadere informatie

Vijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5

Vijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5 ijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5 Opgave 1 Gegevens: q a = 0,6p ; q a : aanbod tarwe van boeren in de EU q v = -0,1p + 40; q v : vraag naar tarwe binnen de EU (q: hoeveelheid

Nadere informatie

Ga indien nodig naar het toilet voor je aan het examen begint. Tijdens het examen mag je het lokaal niet verlaten.

Ga indien nodig naar het toilet voor je aan het examen begint. Tijdens het examen mag je het lokaal niet verlaten. Voornaam ACHTERNAAM: Studentennummer: Omcirkel de correcte richting (WS = werkstudent): 1 Ba HI 1 Ba TEW 1 Ba TEW WS 2 Ba HI 2 Ba TEW 2 Ba TEW WS 3 Ba HI 3 Ba TEW 3 Ba TEW WS andere Scores: 1 2 3 4 Tot.

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Inflatie is de stijging van het algemeen prijspeil. De jaren 70 en 80 van de vorige eeuw waren periodes van relatief hoge inflatiecijfers in West-Europa, terwijl lage inflatie en deflatie

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting door een scholier 1385 woorden 6 mei 2006 6,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H. 1, Crisis. Conjunctuurtheorie = theorie over crisis met

Nadere informatie

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën. Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag voor leerlingen van het vak economie vwo, eerste tijdvak (2019). In dit examenverslag proberen we een zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie

Internationale macro-economische gegevens

Internationale macro-economische gegevens Internationale macro-economische gegevens Luc Hens 24 januari 2017 In de bijlages en de opgaven voor de werkstukken die je voor deze cursus moet maken, zal je kennismaken met enkele belangrijke bronnen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling

Nadere informatie

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschep Begrippenlijst door V. 902 woorden 8 juni 2013 3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Begrippenlijst economie hoofdstuk 10 10.1 geld

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld

Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld Deze lesbrief (derde druk, 2015) is een uitgave van De Nederlandse Bank en tot stand gekomen met medewerking van Gerrit Gorter en Han van Spanje (VECON). 1. Prijzen

Nadere informatie

HOOFDSTUK 17: DE GELDMARKT

HOOFDSTUK 17: DE GELDMARKT 1 HOOFDSTUK 17: DE GELDARKT 1. GELDSOORTEN 1.1. De geldhoeveelheid in enge zin (1) 1 = CP + D met CP = Chartaal geld, in handen van het Publiek D = giraal geld, in handen van het publiek Chartaal geld

Nadere informatie

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN

Nadere informatie

Geld en prijzen op de lange termijn

Geld en prijzen op de lange termijn Geld en prijzen op de lange termijn De geldvoorraad in de eurozone Cijfers over de geldvoorraad in de eurozone vind je in Europan Central Bank, Economic Bulletin, tabel 5.. Tabel geeft de opsplitsing van

Nadere informatie

UIT groei en conjunctuur

UIT groei en conjunctuur Economische groei. Economische groei drukken we uit in de procentuele groei van het BBP op jaarbasis. De groei van het BBP heeft twee oorzaken. Het BBP kan groeien omdat de prijzen van producten stijgen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het

Nadere informatie

Macro-economie (6011P0125) Proeftentamen 1

Macro-economie (6011P0125) Proeftentamen 1 Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie (6011P0125) Proeftentamen 1 Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus een blad met antwoordmogelijkheden

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rek in het arbeidsaanbod 1 maximumscore 2 Doordat het aanbod van

Nadere informatie

Auteursrechtelijk beschermd materiaal. De investeringen zijn dus gelijk aan het private sparen en het publieke sparen

Auteursrechtelijk beschermd materiaal. De investeringen zijn dus gelijk aan het private sparen en het publieke sparen OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 21 Open Vragen OEFENING 1 a) I. een gesloten economie zonder overheid AA = AV AA = Y = Yb = C + S AV = C + I C+I=C+S en bijgevolg S = I II. een gesloten economie met overheid

Nadere informatie

Hoofdstuk 5: De Consument

Hoofdstuk 5: De Consument Economie, een Inleiding Hoofdstuk 5: De Consument 1 De Consument Gedrag verklaren Van consumenten (gezinnen) Op goederenmarkt Algemeen kader: Maximaliseren van doelstellingsfunctie Onder beperkingen 2

Nadere informatie

Financieel Management

Financieel Management 3de bach TEW Financieel Management samenvatting : hoorcolleges aangevuld uit boek Q www.quickprinter.be uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen 162 6,00 Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be

Nadere informatie

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 18

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 18 OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 18 Open vragen OEFENING 1 a) Inkomen is de stroomvariabele, vermogen is de voorraadveranderlijke. Het vermogen is de optelsom van al je inkomens tot nog toe, die je gespaard

Nadere informatie

Examen januari De productiemogelijkhedencurve in luilekkerland ziet er als volgt uit

Examen januari De productiemogelijkhedencurve in luilekkerland ziet er als volgt uit Examen januari 2006 1. De productiemogelijkhedencurve in luilekkerland ziet er als volgt uit appelen 150 100 peren De alternatieve kost van één peer is A. 1,5 appelen B. 1 appel C. 0,666 appelen D. Onmogelijk

Nadere informatie

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in

Nadere informatie