inhoud voorwoord Verandering doet lezen 3 aan het woord Krijtlijnen of handboeien 5 Prima Vista Spelen met inzicht 8 Internationalisering 13

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "inhoud voorwoord Verandering doet lezen 3 aan het woord Krijtlijnen of handboeien 5 Prima Vista Spelen met inzicht 8 Internationalisering 13"

Transcriptie

1 1

2 inhoud Colofon FORUM, tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door het Koninklijk Conservatorium - Artesis Hogeschool Antwerpen issn Eindredactie Barbara Voets Redactie Pascale De Groote, Hans Dowit, Ann Lommelen, Wilma Schneider, Karla Verlie, Kevin Voets Tekstredactie Roger Quadflieg, Karla Verlie Werkten mee Jan Dewilde, Herman Mariën, Johan Sanctorum, Yves Senden, Bram Van Camp, Stein Verrelst Redactie-adres Desguinlei 25, 2018 Antwerpen Tel.: Fax: forum.ca@artesis.be website: Vormgeving en layout Barbara Voets Forum thuis ontvangen? neem contact via forum.ca@artesis.be Drukwerk Albatros Printing Copyright: overname van artikels en illustraties is slechts toegelaten mits uitdrukkelijke toestemming van de uitgever. voorwoord Verandering doet lezen 3 aan het woord Krijtlijnen of handboeien 5 Prima Vista Spelen met inzicht 8 O & O Internationalisering 13 Interview Bram Van Camp 18 Recensie The food of love Sanctorum Van digitale Rijn tot Lange Wapper 26 Kort 31 in memoriam Karel Van der Borght 38 applaus Levente Kende telt er 60! 40 Agenda 42 Coda 44 2

3 voorwoord Verandering doet lezen door Barbara Voets Geachte lezers, Dat het na 6 jaar hoog tijd werd om Forum een nieuw kleedje aan te meten hoeft geen betoog. De naamsverandering van de Hogeschool Antwerpen naar Artesis, het departement dramatische kunst, muziek en dans naar kortweg Koninklijk Conservatorium en de bijhorende herprofilering en huisstijlvernieuwing vormen hiervoor het uitgelezen moment. De start van een academiejaar is sowieso al een drukke, woelige en intense periode en dat maakte ook bij de Forumredactie extra inspiratie los. Dit leidde tot het kritisch herbekijken van de formule en de doelstellingen van Forum. Bovendien gaan we met dit academiejaar de laatste 20 maanden in waarin koortsachtig wordt gewerkt aan de bouw van de kunstcampus waar onze zes opleidingen en desingel meer dan ooit zullen samenwerken. Forum mag niet achterop blijven bij deze spannende evolutie. Sinds 16 jaargangen wil Forum in de eerste plaats aansturen op de interessante dialoog over podiumkunsten, onderwijs en onderzoek. De nieuwe vaste rubrieken Prima Vista en O & O zullen hierin voortaan de toon aangeven. Doordat we ons publiek, dat bestaat uit studenten en alumni, docenten, partners en gewaardeerde Vrienden, maar ook beleidsmakers en professio- 3

4 nele artiesten, zo persoonlijk mogelijk willen betrekken, nodigen we iedereen uit om te spreken wanneer men zich aangesproken voelt (bv. via artesis.be). We focussen in het bijzonder ook op de studenten, die toch de kunstenaars van morgen zijn (en soms ook al van vandaag) en we hopen dat zij zich herkennen in dit concept. Behalve voor de onderwerpen en standpunten die karakteristiek zijn voor het Hoger Kunstonderwijs willen we ook een Forum zijn voor meningen uit diverse invalshoeken die in het cultuurveld de dialoog weten op te starten of in stand houden. Door middel van Interview en kortere artikels ( kort ) en de column ( Sanctorum ) laten we regelmatig auteurs van diverse pluimage hun discours voeren. Het belooft weer een bewogen jaar te worden voor het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Mede door de vernieuwde vorm blijft Forum uw trouwe gids in de veelheid van activiteiten en projecten die nu al in de steigers staan. Ik ben blij u hierbij te mogen vergezellen. Barbara Voets eindredacteur en vormgever Reageer via forum.ca@artesis.be Concerten en voorstellingen van onze studenten zijn vaak vernieuwend en van hoogstaand niveau en mogen gerust na uitvoeringsdatum wat langer in ons geheugen blijven nazinderen. Dankzij regelmatige Recensie worden studenten met hun prestaties geconfronteerd op een meer onafhankelijke basis en krijgt u een verslag van wat u misschien heeft moeten missen. Omdat op een conservatorium elke dag wel iets te vieren valt, leest u voortaan tussen alle artikels door over de gewonnen wedstrijden, opgenomen cd s, geslaagde audities, uitzonderlijke producties en creaties van onze studenten, docenten en alumni. Agenda (in een vorig leven bekend als Data ) en het immer verrassende Coda sluiten het rijtje van de vaste rubrieken af. 4

5 aan het woord Krijtlijnen of handboeien Het wel en wee van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen door Stein Verrelst Mijn n a a m is St e i n Ve r r e l s t, s t u d e n t k l a s s i e k e g i t a a r a a n h e t Ko n i n k l i j k Co n s e r v a t o r i u m An t w e r p e n v a n d e Ar t e s i s Ho g e s c h o o l. Reeds enkele j a r e n b e n ik v o o r z i t t e r v a n d e d e p a r t e m e n t a l e St u d e n t e n r a a d en s i n d s d i t j a a r b e n ik in d e z e h o e d a n i g h e i d verbonden a a n enkele b e s t u u r s o r g a n e n v a n d e Ho g e s c h o o l An t w e r p e n, n a m e l i j k d e d e p a r t e m e n t s r a a d en d e Ra a d v a n Be s t u u r. Vo o r v e l e s t u d e n t e n en o o k docenten z i j n d e z e o r g a n e n een v e r v a n m i j n b e d s h o w. Met d i t s c h r i j v e n w i l ik een t o e l i c h t i n g geven o v e r h e t reilen en zeilen b i n n e n d e z e o r g a n e n. De Hogeschool Antwerpen werd op 2 juni 1995 opgericht als Vlaamse Autonome Hogeschool en omvat zeven departementen. Het bestuur van deze Hogeschool bestaat uit een Raad van Bestuur, een Bestuurscollege en departementen met departementsraden. De Hogeschool voorziet in een medebestuursmodel voor studenten. Dit wil zeggen dat studenten niet alleen advies kunnen verstrekken via de algemene en de departementale studentenraden, maar ook verkozen worden in de bestuursorganen. Dit is ook de rol die ik in dit verhaal vervul, namelijk die van studentenvertegenwoordiger binnen de Raad van Bestuur van de Hogeschool Antwerpen (recentelijk opgedoopt tot Artesis) en de departementsraad van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Voor de duidelijkheid schets ik snel beide organen en eveneens het Bestuurscollege. De Raad van Bestuur is het hoogste bestuursorgaan van de Hogeschool Antwerpen (HA) en wordt voorgezeten door dr. Rudi Verheyen. Deze Raad bepaalt de missie en het strategisch beleid van de Hogeschool Antwerpen, beslist over de personeelsformatie, keurt jaarlijks een begroting goed en neemt beslissingen over grote investeringen. De Raad van Bestuur is samengesteld uit personeelsleden en studenten van de Hogeschool Antwerpen, vertegenwoordigers van de vroegere inrichtende machten en externe leden. 5

6 De departementsraad is het bestuursorgaan dat het dichtst bij de student staat. Een departement wordt bestuurd door een departementsraad die bestaat uit zes verkozen personeelsleden, drie verkozen studenten en drie vertegenwoordigers van de sociale, economische en culturele milieus die bij het departement aansluiten. De departementsraad neemt alle beslissingen in verband met de organisatie en de coördinatie van de taken binnen het departement. Deze raad kan eigen reglementen opstellen en verleent advies over de begroting van het departement. De departementsraad wordt voorgezeten door het departementshoofd, in het geval van het Conservatorium Antwerpen, Pascale de Groote. Het dagelijks bestuur van de Artesis Hogeschool Antwerpen wordt uitgeoefend door het Bestuurscollege, dat naast de voorzitter ook de algemeen directeur en drie leden van de Raad van Bestuur omvat. Het Bestuurscollege bereidt de vergaderingen van de Raad van Bestuur voor. Anno 2008 blijkt de situatie echter slechter dan voorheen en verkeert onze departementsraad in een algemene staat van alarm. Als student binnen deze bestuursorganen trek je bij de eerste vergaderingen grote ogen. Het aanhoren van het gebruikte jargon, de te bespreken onderwerpen en ook de aanwezige mensen brengen je de eerste momenten wel van de wijs. Je zit tenslotte als student niet aan tafel met God en klein Pierreke. Na verloop van tijd en enkele infosessies over de ontstaansgeschiedenis van de Hogeschool Antwerpen, het huidig bestuur en begrotingszaken later, kun je alles echter in een beter perspectief plaatsen en zie je terug licht aan het einde van de tunnel. Je merkt ook hoe de kaarten onderling geschud zijn en hoe de administratieve vork van de Hogeschool Antwerpen aan de steel zit. Kleuren binnen de krijtlijnen Jaarlijks dient ieder departement een begroting in bij de Centrale Administratie die dan via het Bestuurscollege al dan niet wordt goedgekeurd. De begroting bevat de ter beschikking gestelde werkingsgelden en de gedetailleerde uitgave van deze gelden binnen één boekjaar dat loopt van januari tot december. Het is algemeen geweten dat het Koninklijk Conservatorium Antwerpen al jaren financieel op z n tandvlees zit. Met het oog op beterschap werd lang uitgekeken naar 2008, het jaar waarin het nieuwe Financieringsdecreet van kracht zou gaan. Dit decreet zou een herziening van het allocatiemodel betekenen, ofwel het herbekijken van de verdeelsleutel van de gelden binnen de Artesis Hogeschool Antwerpen. Mede dankzij het pedagogisch idealisme en eergevoel van de docenten bleef al die jaren de winkel draaien. Anno 2008 blijkt de situatie echter slechter dan voorheen en verkeert onze departementsraad in een algemene staat van alarm. De ter beschikking gestelde enveloppe voor het komende jaar blijkt zelfs kleiner te zijn dan ooit tevoren, wat een daling van de artistieke kwaliteit van onze instelling zou betekenen en zelfs de garantie voor onderwijs in vraag stelt. Een gesprek met het hogeschoolbestuur was dus dringend aan de orde. Begin juli stapten we met een delegatie van de departementsraad naar de bestuurszetel in de Keizerstraat om het probleem aan het Bestuurscollege voor te leggen en duidelijk te maken dat zonder financiële hulp van hun kant ons departement niet verder kan 6

7 functioneren. Het Bestuurscollege aanhoorde ons relaas en meldde vervolgens dat het huidige allocatiemodel niet definitief is en voor herziening vatbaar na een proefperiode van één academiejaar en tevens dat de mogelijkheid bestond om tot een externe audit over te gaan. Een externe audit betekent dat een onafhankelijk bedrijf de financieringsvorm van een instelling, in dit geval de Hogeschool Antwerpen, onder de loep neemt en eventuele onvolkomenheden aan het licht brengt. Aan de departementsraad werd tenslotte gevraagd toch een sluitende begroting binnen de krijtlijnen in te dienen. Twee maanden van windstilte en enkele voorstellen om tot een werkbare begroting te komen later werd een ultieme poging tot communicatie met het Bestuurscollege in het werk gesteld, in de hoop uit deze impasse te geraken. De algemeen directeur, de directeur personeel en de directeur facilitaire diensten en preventie kwamen in opdracht van het Bestuurscollege op woensdag drie september de uitspraak meedelen. In de drie kwartier die de algemeen directeur onafgebroken aan het woord was, werd gepraat over de nieuwe naam van de Artesis Hogeschool Antwerpen, de centrale administratie en de huidige bouwprojecten, maar met geen woord gerept over de problematiek binnen ons departement. Wel werden we gewezen op onze adviserende taak als Departementsraad en bijhorende verantwoordelijkheden. Wanneer de vraag werd gesteld hoe het met de toekomst van onze opleidingen zit, werd stilzwijgend een brief aan ons departementshoofd overhandigd die de beslissing van het Bestuurscollege bevatte. Ditzelfde college had eveneens de algemeen directeur opdracht gegeven niet verder over deze materie te praten. De brief bevatte de vraag om ten laatste op 10 september een sluitende begroting binnen de krijtlijnen in te dienen en de mededeling dat de vraag tot externe audit van de Artesis Hogeschool uitgesteld is naar een volgende zitting van het Bestuurscollege. Deze uitspraak zadelt ons op met een dubbel probleem: ondanks de zuiver adviserende bevoegdheid van de departementsraad, verwacht men dat deze voor een sluitende begroting zorgt. Als we dit zouden doen, snijden we letterlijk in ons eigen vel en ontkennen we gans het probleem. Het Bestuur geeft ons geen bevoegdheid, maar wel de volledige verantwoordelijkheid. Het tweede probleem is dat we binnen de Centrale Administratie geen gesprekspartner vinden in deze belangrijke kwestie. Het Bestuurscollege communiceert per ambtelijke brief twee maanden na onze dringende vraag en verbiedt blijkbaar de algemeen directeur in dialoog te gaan. Hierop heeft de departementsraad unaniem besloten op 10 september aanstaande geen sluitende begroting in te dienen binnen de krijtlijnen en alsnog te hopen op een constructief gesprek met het Bestuurscollege met het oog op het voortbestaan van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Met dit schrijven wil ik de mensen die nauw betrokken zijn bij ons departement alvast enige melding geven van de situatie die zich afspeelt aan de start van dit academiejaar en duidelijk maken aan de studenten dat ik steeds bereid ben tot verdere uitleg en hen ook op de hoogte zal houden van de verdere evolutie. Met vriendelijke groet, Stein Verrelst Voorzitter vzw Studentenraad van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen Reageren kan via of 7

8 Prima Vista Spelen met inzicht. door Yves Senden Sc h r i j v e n o v e r improvisatie is z o i e t s a l s een s c h r i f t e l i j k e c u r s u s h a r d l o p e n... Yv e s Senden o v e r t u i g t u v a n h e t tegendeel. Kom, speel eens iets voor ons! Het is groot feest bij je thuis. Je bent net 12 jaar geworden, en de hele familie is er om dat te vieren. Wanneer alle koekjes, taartjes en drankjes opgediend en genuttigd zijn, is het dan zo ver: je mag iets voorspelen. Je hebt een kleine vier jaar pianoles achter de rug en bent daar erg fier op. Heeft je leraar je immers niet gezegd dat je een heel behoorlijk niveau hebt voor iemand die nog maar vier jaar speelt? Je kijkt naar je vader die al pavloviaans bol van plaatsvervangende trots staat, en tegelijk wat weemoedig is omdat hij in jou iets gerealiseerd ziet dat hij altijd had willen leren maar nooit heeft mogen doen. Je kijkt naar je moeder die nu al in elke ooghoek een traantje heeft klaarstaan om die zo dadelijk 8

9 één voor één bij het opborrelen van de pianoklanken met het gepaste vertoon weg te pinken. En jij hebt voor jezelf al de keuze gemaakt: het menuet in G uit het boekje voor Anna Magdalena Bach een kaskraker, dat weet je op voorhand ; vervolgens Oh he is a jolly good fellow, en als klap op de vuurpijl het eerste gedeelte van Für Elise. Je stapt enthousiast naar de piano, slaat het deksel open en kijkt dan even verbaasd om je heen. Waar zijn je boeken naar toe? Die heb je wel nodig, want zonder boeken gaat het niet. Je speurt de bovenkant van de piano af, je kijkt in je muziektas en tussen de tijdschriften. Niets. Onder de piano dan maar, of erachter? Ook niets. Je werpt een beschuldigende blik naar je jongere broer. Hij zou toch niet het lef hebben gehad neen, zo jaloers is hij niet. Vertwijfeld kijk je in de doos voor oud papier. Je weet maar nooit. Een sluimerend gevoel van paniek maakt zich van je meester. Wat nu? Van buiten spelen? Je kent je stukken niet van buiten. Niet spelen? Je mag er niet aan denken. Je voelt traantjes in je ogen opwellen, en het zijn niet dezelfde als die bij je moeder. Kon je nu maar iets verzinnen, iets improviseren, kort en mooi, een minuutje zou voldoende zijn, Hier zijn ze! roept je vader, die het lumineuze idee had gekregen om even in de auto te neuzen. Met een staande ovatie wordt hij begroet. De stoelen worden gedraaid, iedereen kucht een keer, en na de obligate 15 seconden spanningsvolle stilte begin je te spelen. En het gaat goed: je speelt de pannen van het dak, het regent complimentjes, je moet de Für Elise nog een keertje spelen als bis, en je grootmoeder drukt je vertederd tegen zich aan. Deze anekdote, die wellicht niet geheel verzonnen is, wil de vinger leggen op een kleine, gevoelige plek in ons muziekonderwijs. Vele beginnende (en ook al iets gevorderde) leerlingen uit het klassiek georiënteerde deeltijds kunstonderwijs (DKO) voelen zich immers minder op hun gemak wanneer het op improvisatie aankomt. Ze zeggen dat ze het niet kunnen, en ook al zouden ze het willen kunnen, ze zouden niet weten hoe ze er aan moeten beginnen. En toegegeven, het is zeker niet evident. Want hoe kan je als leraar zoiets vluchtigs als improvisatie overbrengen aan een leerling? Vanuit die problematiek is het idee van het muzikaal receptenboek Spelen met Inzicht gegroeid. De term receptenboek mag verwondering opwekken. Het is evenwel een metafoor die vrij ver kan worden doorgetrokken. Laten we beginnen bij recept. We hebben in dat geval te maken met een reeks ingrediënten en instructies die tot een bepaald gerecht leiden. Als dat gerecht nu zou inhouden dat je een stuk moet maken op basis van een becijferde bas, kan je niet verwachten dat een doorsnee leerling DKO (middelbare of hogere graad) spontaan en gretig als een volleerde Bach met een aan het nirvana grenzende ingesteldheid fuga s uit zijn mouw schudt, en dat op basis van één notenbalk met een 9

10 paar cijfertjes erbij. Maar met een eenvoudig stukje als Sesamstraat, waarbij de begeleiding moet afgeleid worden uit de becijferde bas is die gretigheid zo blijkt er wel. In beide gevallen wordt een techniek geoefend, zij het via een verschillende weg, maar met eenzelfde doel voor ogen: verwerven van inzicht, dat dan weer de basis wordt voor eventuele improvisaties. De combinatie van geleidelijk opgebouwde ervaring, resultaten van onderzoek in het veld (o.a. gesprekken met collega s die dezelfde zoektocht doormaken) heeft uiteindelijk geleid tot een uitgebreide collectie procedés. Deze procedés (recepten) stellen in principe elke DKO-leerling in staat om, via een minimum aan inzicht, de nodige creativiteit aan de dag te leggen om tot een eenvoudige, bevredigende improvisatie te komen. Ook gevorderde leerlingen uit het klassiek georiënteerde DKO voelen zich minder op hun gemak wanneer het op improvisatie aankomt. Er dient natuurlijk enig voorbehoud gemaakt te worden en ook hier is de metafoor van het receptenboek op zijn plaats : immers, niet elke leerling heeft evenveel baat bij hetzelfde recept, en niet iedereen lust hetzelfde. Dit werd opgevangen door de talrijke, soms sterk verschillende procedés te groeperen in categorieën en in hoofdstukken onder te brengen, zoals men in een receptenboek gerechten groepeert volgens type: zo zijn hoofdstukken over de becijferde bas ontstaan, over ostinati en dansschema s, rockriffs en akkoordschema s, improvisatie-impulsen, technieken uit de 20ste eeuw, de traditionele harmonieleer, thema met variaties, en transpositie-oefeningen. De leerling kan in het begin proeven van de gerechten in de categorieën die hem het meest liggen; nadien kan hij overschakelen naar andere smaken. Indien er voldoende gevarieerd wordt in keuze van de hoofdstukken, heeft de leerling na verloop van tijd een gediversifieerd palet opgebouwd. In de layout van het boek werd in functie van de gebruiksvriendelijkheid aan elk hoofdstuk een eigen kleur toegewezen. Zo heeft de leerling in één oogopslag een overzicht van de hoofdstukken en navigeert hij gemakkelijk van de ene naar de andere categorie. Dat brengt ons bij een volgende parallel met een receptenboek. De hoofdstukken in Spelen met inzicht zijn niet hiërarchisch geordend. Het is niet de bedoeling dat eerst alle oefeningen op de becijferde bas ingestudeerd zijn voordat er mag overgegaan worden naar de ostinati. Wanneer je een kookboek raadpleegt, ga je ook niet eerst alle voorgerechten 10

11 klaarmaken voordat je aan de tussengerechten begint: je selecteert iets uit één of meer categorieën, en varieert regelmatig in je keuze. Psychologen zullen er wel een verklaring voor hebben: niet alleen kinderen, maar ook volwassenen zijn veel vlugger geneigd een stripverhaal te lezen dan een doorlopende tekst, ook al staat er inhoudelijk identiek hetzelfde. Daarom werden met behulp van cartoonist Sem Laerenbergh (student aan Sint-Lucas te Antwerpen) personages zoals de Cherry Boys, Stokko de peer, Pom Deter en Miss Berry maximaal ingezet om harmonische functies, minimal music, structureel denken, technische termen enzomeer te verduidelijken. De opgaven in het receptenboek zijn logischerwijze kort en summier, aangezien de leerling voor de aanvulling moet zorgen. Omdat het niet altijd meteen duidelijk is in welke richting een oefening kan uitgewerkt worden, is er voor de leerkracht een begeleidend handboek ( De geheimen van de chef ) opgesteld, waarin mogelijke oplossingen gesuggereerd worden en enkele methodische invalshoeken worden toegelicht. Aangezien het eigen is aan de aard van dit receptenboek dat er vaak niet één oplossing is, maar een veelheid aan mogelijke realisaties, staat het de leerkracht vanzelfsprekend vrij de voorgestelde oplossingen over te nemen, of ze als leidraad te gebruiken, of ze te laten voor wat ze zijn: een eenvoudige voorzet. Definitieve oplossingen van oefeningen vastleggen in een handboek over improvisatie is trouwens een paradox. En geen kleintje. klavierinstrumenten, maar met enkele kleine aanpassingen kan het onderliggend gedachtegoed van heel wat opgaven ook worden toegepast op andere instrumentgroepen, solistisch, als duo (leraar-leerling) of in samenspelverband, op voorwaarde dat de leerkracht bereid is de opgave te herinterpreteren in functie van het voorhanden zijnde instrumentarium. Spelen met inzicht. Leerlingenboek en Lerarenhandleiding verschijnen eind september bij Garant-Uitgevers. Meer info op Yves Senden doceert Muziekgeschiedenis en Filosofie van de muziek aan het conservatorium. Spelen met inzicht. Een muzikaal receptenboek is vanuit de lespraktijk tot stand gekomen. Elke oefening is minstens éénmaal door een leerling met succes gerealiseerd. Het betreft hier voornamelijk 11

12 Floris Uytterhoeven, Jennifer De Keersmaeker, Ine Kuypers en Gert-Jan Verbueken, samen ensemble Idee-Fixe, hebben in mei 2008 met hun afstudeerproject meer dan euro ingezameld voor het kankeronderzoeksfonds van het St.-Augustinus Ziekenhuis te Antwerpen. (zie p. 35). Voor de vijfde keer op rij winst een student woordkunst de RVU-radioprijs. Lotte Lesage won de prijs in de categorie cultureel/persoonlijk met de radiodocumentaire Wijn met een rietje. Het programma gaat over Jocelyne, een lichamelijk zwaar gehandicapte vrouw van 53. Ze kan haast niets zelf maar toch is ze ongelooflijk zelfstandig. Dit programma geeft een stem aan een vrouw die niet kan praten. Ook Marie Demaré (M), Sarah Claeys en Rebekka De Wit (B2) waren genomineerd. Beluister alle nominaties op Sophie Hallynck, Aldo Baerten, en Leo De Neve, leden van het ARPAE-ensemble, waren te gast bij het 10th World Harp Congress in Amsterdam, waar zij harpkwintetten van Jongen, Roussel, en Honegger ten gehore brachten. Ex-artistiek directeur van het conservatorium Jan Raes wordt algemeen directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest in Amsterdam. Sofie Verbeeck en Katelijne Franssens, studenten fluit van Aldo Baerten, werden geselecteerd voor de Internationale Zomercursus onder leiding van Peter-Lukas Graf in Sermonetta Italië. Martje Sermeus en Astrid Bossuyt kregen de prijs Cultuur Bindt Jeugd van de Koning Bou- 12 lees verder op p. 25

13 O & o Over internationalisering door Pascale De Groote Dit academiejaar komen de voorbereid i n g e n v o o r d e s a m e n k o m s t v a n d r i e p o d i u m k u n s t e n o p één k u n s t c a m p u s o p k r u i s s n e l h e i d. Het is vanzelfsprekend d a t o n s s t e r k i n t e r n a t i o n a a l p r o f i e l a a n b e l a n g w i n t. De p a r t e m e n t s h o o f d Pa s c a l e De Gr o o t e schetst d e b e l a n g r i j k s t e p i j l e r s h i e r v a n. Kijken naar de Olympische spelen maakt ons meer dan ooit bewust van de impact van internationale activiteit op het presteren van het individu. Persoonlijke, nationale en wereldrecords sneuvelen er bij de vleet. De confrontatie met de internationale top zet aan tot prestaties die het individu zichzelf laten overstijgen en maakt bovendien aan de verschillende naties duidelijk waarin ze tekort schieten, of beter gezegd, dat ze tekort schieten. Een grondige analyse kan uitwijzen waar het schoentje knelt: recrutering, opleiding, begeleiding enz. In de podiumkunsten is het niet anders. Net als sport is kunst per definitie internationaal. De podiumkunsten hebben een internationale taal, een internationaal gegroeide traditie, en dat op het vlak van repertoire, van techniek, van methodiek, enz. en zijn door een voortdurende confrontatie op het internationale podium evenzeer onderhevig aan een nooit aflatende internationale vergelijking en concurrentie. Ironisch genoeg was het op een studiedag van onze hogeschool waar wij als departement aan de kaak werden gesteld als bijzonder zwak scorend in Erasmusuitwisselingen dat de gastspreker er mij door zijn uiteenzetting op attent maakte dat wij op alle andere terreinen qua internationalisering net zeer sterk staan. In zijn boeiend exposé benadrukte Bernd Wächter, directeur van de Academic Cooperation Association, dat internationalisering veel meer betreft dan mobiliteit in het kader van Erasmus. Als mogelijke definitie stelde hij voorop: het proces van integratie van een internationale 13

14 dimensie in onderzoek, onderwijs en diensten, waarbij hij volgende aspecten belichtte: mobiliteit in de breedste zin van het woord, curricula, vreemde talen, networking, beleid, erkenning, marketing, research, waarvan een groot deel wordt waargemaakt in de zogenaamde internationalisation at home. voelen sommigen zich geroepen om zich in een volgende fase en niet als intermezzo bij een andere meester te gaan vervolmaken. Dit wordt bevestigd door het grote percentage buitenlandse studenten in het postgraduaat (cf. infra). Door een voortdurende confrontatie op het internationale podium zijn podiumkunsten onderhevig aan een nooit aflatende internationale vergelijking en concurrentie. foto KCA Mobiliteit binnen het Erasmuskader blijft in ons departement inderdaad beperkt. Wat de studenten betreft is er enerzijds weinig interesse, anderzijds kunnen kandidaten vaak niet naar de uitverkoren instelling wegens plaatsgebrek. Vooral in de opleiding Drama, die bovendien wegens haar taalgebondenheid niet op brede internationale mobiliteit aanstuurt, is het de holistische benadering van de opleiding die zich niet tot Erasmusuitwisseling leent. In de opleiding Muziek kiezen de studenten voor een basisopleiding bij een uitverkoren hoofdvakdocent. Indien de verwachtingen niet worden ingelost, gaan zij op zoek naar een andere hoofdvakdocent binnen de opleiding of verlaten zij het huis om hun studie elders verder te zetten. Pas na het afsluiten van hun basisopleiding In de opleiding Muziek stelt zich bovendien het probleem dat studenten die toch kiezen voor Erasmusuitwisseling niet altijd een plaats vinden bij de partnerinstelling, waar een strenge selectie wordt gehanteerd omdat het individuele onderwijs per definitie slechts een beperkt aantal studenten per meester toelaat. Dit individuele onderwijs is bovendien erg duur en wordt binnen het Erasmuskader niet gecompenseerd door een kostendekkende financiering. Aanvragen voor inkomende studenten stellen ons uiteraard voor hetzelfde probleem. Ook de docentenmobiliteit binnen het Erasmusuitwisselingssysteem is klein. Daar kan echter het financiële niet als verklaring gelden. Gebrek aan interesse, gebrek aan kennis, of ligt het aan de administratieve rompslomp waarmee men te maken krijgt? Voor het eerst hebben we dit jaar in samenwerking met I Solisti del Vento, een van onze ensembles in residentie, een grootschalig uitwisselingsproject met de Academy of Music and Drama van Tallinn. Vijf docenten trekken daarheen in het kader van een festival rond hedendaagse muziek en geven daar, naast concerten, lectures en masterclasses aan de studenten. In 14

15 de loop van het academiejaar zullen wij hun Estse collega s hier verwelkomen. Het internationale karakter inherent aan het kunstonderwijs uit zich voor onze opleidingen echter sterk in een aantal andere, permanente aspecten: - de aanwezigheid van een groot aantal buitenlandse studenten - de samenstelling van de staf en het docentenkorps - de inbedding in een breed internationaal netwerk - de inbedding in een internationale kunstencampus. Vooral door de internationale samenstelling van staf, studenten- en docentenbevolking en door de inbedding in de internationale kunstencampus wordt de internationalisation at home waargemaakt. Studenten Percentage buitenlandse studenten Bachelor 11,80% Master 17,88% Postgraduaat 94,11% Totaal 16,66% De aanwezigheid van de zogenaamde foreign degree seeking students heeft een belangrijk aandeel in de internationalisation at home. Het percentage op bachelor- en masterniveau wordt echter sterk afgeremd door het verplichte gebruik van de Nederlandse taal. Het aandeel studenten van buiten de Europese onderwijsruimte wordt sinds enkele jaren ernstig beperkt doordat het studiegeld dat zij bij inschrijving dienen te betalen tien maal hoger ligt dan dat van de reguliere student. foto KCA Docenten Buitenlandse docenten of docenten van buitenlandse origine Artistiek/ pedagogische staf 50% Docentenkorps 20% Masterclasses 90% Docenten met internationale praktijk in de kunst, in onderwijs of in onderzoek Artistiek/ pedagogische staf 90% Docentenkorps 70% Masterclasses 100% Het overgrote deel van staf en docentenkorps, al dan niet van buitenlandse origine, neemt deel aan internationale activiteiten op het vlak van artistieke praxis, onderwijs en onderzoek en verzekert daarmee de permanente internationale dimensie van onze opleidingen. 15

16 Netwerk Naast de buitenlandse expertise van individuele medewerkers en de vele contacten met individuele partnerinstellingen (ondertussen een 30-tal) participeert het departement aan de activiteiten van Elia (European League of the Institutes of the Arts) en AEC (Association Européenne des Conservatoires). In het kader hiervan wordt actief deelgenomen aan congressen, conferenties en werkgroepen. Naast de jaarlijkse congressen voor stafmedewerkers (artistiek-pedagogische leiding, coördinatoren kwaliteitszorg, internationalisering en onderzoek enz.) wordt meer en meer medewerking verleend aan thematische werkgroepen zoals het Socrates Thematic Network - Inter}artes dat de inhoud van de opleidingen op Europees niveau op elkaar probeert af te stemmen, het Quality Assurance for Higher Education Change Agenda, kortweg QAHECA-project, dat het Europees systeem voor kwaliteitszorg probeert te uniformiseren en te optimaliseren, het CEIHE-project dat een classificatiesysteem voor Europees hoger onderwijs wil opzetten, het Polifonia-project dat o.a. de professionalisering van het kunstonderwijsmanagement voor ogen heeft, het Cultural Platform van de Europese Commissie in functie van de brede toegankelijkheid van de kunst en cultuur en ga zo maar door. Daarnaast is ons departement reeds enkele jaren vertegenwoordigd in de Board van AEC. Verder werd door het departement, in samenwerking met het conservatorium van Maastricht, een eerste ontmoetingsdag van de Nederlandse en Vlaamse conservatoria georganiseerd in het Vlaams- Nederlands huis De Buren in Brussel, die reeds een opvolging heeft gehad in De Brakke Grond. De informatie verworven tijdens congressen en studiebezoeken wordt onderwerp van bespreking in de artistieke directievergaderingen en/of de departementale stuurgroepen onderzoek, onderwijs en kwaliteitszorg en wordt waar zinvol en mogelijk gebruikt om de eigen opleidingen te optimaliseren. Bovendien neemt het departement in de werkgroepen zijn verantwoordelijkheid op in het proactief sturen van verdere ontwikkelingen in de Europese hogere onderwijsruimte. foto Sarah Van Den Broeck Daarnaast zijn studenten en medewerkers van het departement regelmatig betrokken in artistieke internationale activiteiten, zoals het Fontys Dansfestival, het ITTS- en FIST-festival en natuurlijk de deelname aan internationale concours. De behaalde 16

17 prijzen zijn terug te vinden op onze website en in dit tijdschrift. Bovendien werd ik gevraagd als voorzitter van verschillende visitatiecommissies (de Master Muziek van de Hogeschool Zuyd en de Fontyshogeschool (Maastricht, Tilburg, Nl), van de Bachelor Dans en de Bachelor Docent Dans in de Fontysdansakademie (Tilburg, Nl) en de Hanzehogeschool (Groningen, Nl) en als lid van de visitatiecommissie van de Bachelor Drama van de Estonian Academy of Music and Drama en de Master of Choreography van de Estonian pedagogical University (Tallinn, Estland). Het inzicht in en de informatie over buitenlandse partnerinstellingen die hieruit voortvloeien hebben een niet te onderschatten impact op het bijsturen van de werking van het departement. Internationale kunstencampus De cohabitatie met het internationale kunstencentrum de Singel betekent reeds decennia lang een absolute meerwaarde in de opleiding van de studenten. Contacten allerhande met internationaal gerenommeerde kunstenaars en gezelschappen zijn legio. Studenten en docenten wonen repetities, concerten en voorstellingen bij van internationale ensembles. Lectures, workshops, projecten en masterclasses brengen hen rechtstreeks met elkaar in contact. Uiteraard wordt dit nog aangevuld met talrijke informele ontmoetingen. De uitbouw van een internationale kunstencampus opent nieuwe mogelijkheden tot uitbreiding en systematisering van de samenwerking op het vlak van artistiek-pedagogische activiteiten. Internationalisering in de kunst is van oudsher een drang, een must, een evidentie geweest en vandaag is dat niet anders. De taal van muziek en podiumkunsten is een internationale taal, de materie waar onze docenten en studenten zich dagelijks over buigen is internationaal, de wijzen waarop ze daarmee bezig zijn zijn internationaal gegroeid, maar daarnaast is internationalisering uitgegroeid tot een geïntegreerde pijler van het departementaal beleid. Via verschillende platformen en goed overleg wordt dit beleid geïmplementeerd en vormgegeven in de verschillende opleidingen. Net als de topsportsector tot zelfreflectie wordt aangezet door de internationale confrontatie op de Olympische Spelen, geven de internationale contacten ons de aangename plicht voortdurend de vinger aan de pols te houden en de actuele ontwikkelingen op de voet te volgen. Naast het optimaliseren van de huidige werking en het stimuleren van de Erasmusmobiliteit, wordt de grootste uitdaging om daar waar mogelijk te anticiperen en zelf invloed uit te oefenen op de toekomstige ontwikkelingen in Europese en misschien zelfs wereldwijde context. Pascale De Groote departementshoofd van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen 17

18 interview Bram Van Camp, componist door Kevin Voets Bram Van Camp is alumnus van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen, hij studeerde er viool en compositie, dit laatste bij Wim Henderickx. Nadien studeerde hij verder aan het Conservatorium van Amsterdam, waar hij zich als componist verder bekwaamde bij Theo Loevendie en Wim Henderickx. In 1999 won hij de Aquarius Compositiewedstrijd met zijn Rapsodie voor viool en orkest. In 2002 ontving hij de BAP-prijs (Belgische Artistieke Promotie) van SABAM met zijn Trio voor klarinet, altviool en piano. In 2007 werd hij bekroond met de Jeugd en Muziek Prijs voor Compositie. Hij schreef muziek in opdracht van het Festival van Vlaanderen, desingel en Ars Musica, en voor groepen als het NotaBene Ensemble, Syrinx Ensemble, Kandinsky Strijkkwartet, HERMESensemble, I Solisti del Vento, Beethoven Academie en defilharmonie. In 2007 werd zijn eerste symfonie Tetrahedron gecreëerd door defilharmonie, en in 2008 is hij componist in residentie van HERMESensemble, dat in het najaar een nieuw concerto voor viool en ensemble van zijn hand zal creëren. Kevin Voets had een gesprek met de jonge toondichter. Hoe zou je jezelf typeren als componist? Kader je jezelf als componist en je werk binnen een bepaalde beweging, zoals het minimalisme of de new complexity? Ik doe dat zeker niet bewust, en ik vind het vooral veel te vroeg om daar uitspraken over te doen. Eerder niet: ik wil niets bewust 18

19 overnemen van anderen, of muzikale ideeën of thema s recycleren. Stijl wordt voor mij vooral bepaald door je eigen persoonlijke geschiedenis, en ik vind mijn roots vooral bij componisten van grofweg een eeuw geleden. Ik denk dan vooral aan Béla Bartók, Alban Berg en Igor Stravinski omdat zij belangrijk waren in mijn vorming tot componist. Wat stijl betreft is dit drietal ook invloedrijker en belangrijker dan mijn compositieleraars: als je jong bent, en ernstig begint te componeren, dan zoek je je eigen weg, ontwikkel je een persoonlijke smaak, en deze blijft meer bepalend voor je stijl dan de pedagogische invloed van je compositieleraars die je de techniek bijbrengen. Het enige wat je als componist kan doen is vanuit jezelf vertrekken en verder werken waar je de vorige keer was gestopt. Betekent de muziek van de voorbije vijftig jaar dan niets voor jouw schriftuur en compositiestijl? Niet geheel niets, maar die recentere componisten waren op hun beurt ook vaak vertrokken van Berg, Bartók en Stravinski. Zo bouwde bijvoorbeeld György Ligeti ook voort op wat Bartók had ontwikkeld. Ik zie Bartók als een soort grootvader, en Ligeti dan als een vader van de eigentijdse gecomponeerde muziek. Ik grijp echter terug naar de grootvader, omdat Ligeti de uitgangspunten van Bartók tot in het extreme had verkend, en ook tot een zeer persoonlijk eindpunt had gebracht. Bartók is vooral stilistisch van grote invloed op mijn schrijven, Ligeti eerder filosofisch. Alban Berg beïnvloedde me meer op een technische manier; vanuit de vraag hoe je met een redelijk gesloten en complex muzikaal systeem toch je eigen zin kan doen en vrij kan zijn. En Igor Stravinski is voor mij de meest bepalende figuur voor de muziek van de twintigste eeuw. Niet al zijn werken vind ik even interessant, maar hij is binnen elke compositie wel uitermate consequent! Le Sacre du Printemps heeft mij eigenlijk de definitieve klik gegeven om componist te worden. Dat werk heeft mij enorm aangegrepen omwille van de impact die de compositie op een luisteraar heeft, en het werk blijft elke keer opnieuw spannend en verrassend. Maar de vraag wat nu echt mijn stijl is, zal ik waarschijnlijk pas als ik tachtig ben kunnen beantwoorden; tot dan is er enkel de hoogst persoonlijke zoektocht waarbij ik enkel de beginpunten kan aanduiden. Waarschijnlijk sta ik er ook niet ver genoeg af om hierover objectief te kunnen zijn. Is het eigenlijk nog mogelijk volgens jou om in de geschiedenis te staan als componist, of zie je jezelf verplicht of genoodzaakt -zoals Ligeti- om telkens een ultiem antwoord te geven, telkens een eindpunt te formuleren, op wat Bartók, Berg en Stravinski hadden aangebracht? Het enige wat je als componist kan doen is vanuit jezelf vertrekken en verder werken waar je de vorige keer was gestopt. Het is veeleer de taak en kunde van musicologen dan die van de componist om muziekhistorische of filosofische beschouwingen te formuleren op dit gebied. Ik componeer vanuit een persoonlijke interesse in wat ik nog niet weet, en wat mij muzikaal fascineert. Muzikale velden die door andere componisten verkend zijn en al dan niet door hen tot een eindpunt gebracht zijn, hoeven mijn denken daarom niet te bepalen. Ik vind het al moei- 19

20 lijk genoeg om antwoorden te formuleren op muzikale vragen die ik mezelf stel tijdens het componeren. Zijn er bepaalde componisten met wie je contact houdt over je werk, en die van mindere of meerdere invloed zijn? In de eerste plaats mijn leraars Wim Henderickx en Theo Loevendie, maar ook Luc Van Hove. Ik heb veel respect en bewondering voor hun muziek, en apprecieer enorm de mate waarin ze mij andere perspectieven en mogelijkheden kunnen laten zien, omdat ze zoveel ervaring hebben. Als een stuk van mij klaar is, vraag ik hen ook om commentaar of bedenkingen. Ook Luc Brewaeys is zo n componist die ik graag zijn oordeel vraag, en wiens visie ik zeer op prijs stel. Ik onderhoud ook regelmatig contact met Param Vir, een Indische componist die in Engeland woont. Ik leerde zijn werk kennen in desingel in 2001 en vind dat hij vooral interessante ideeën heeft over harmonie. Daarnaast correspondeer ik zelden over mijn werk, ook niet met generatiegenoten. Geen van mijn beste vrienden zijn overigens componist. Anders dan toen ik nog op het conservatorium zat, voel ik nu zelden behoefte om met mensen over mijn werk te spreken. Het uiteindelijke componeerproces blijft iets tussen mij en mijzelf en gebeurt volledig achter gesloten deuren. Het uiteindelijke resultaat, de muziek, moet volgens mij volledig voor zichzelf kunnen spreken zonder enige duiding. Is er volgens jou een soort Antwerpse School van componisten? Stilistisch gezien zeker niet: de Antwerpse componisten van mijn generatie studeerden allemaal bij Luc Van Hove en Wim Henderickx, maar wat hen als leraars nu juist typeert is het respect voor de eigen stijl en smaak van de leerlingen. Zij helpen vooral een technisch-muzikale taal te ontwikkelen die daarbij past, maar leggen nooit hun eigen voorkeuren of stijlen op. Ik heb dit aspect van vrijheid tijdens mijn opleiding zeer op prijs gesteld. Dit leidt er toe dat al hun leerlingen een persoonlijke weg kunnen bewandelen, waardoor er geen sprake kan zijn van een echte Antwerpse compositiestijl of school. Gewoon al het feit dat ik zeven jaar intensief les heb gevolgd bij Wim Henderickx, maar mij nooit met Indische muziek heb bezig gehouden zoals hij, zegt genoeg. En je bewondering voor Param Vir dan? Niet zijn Indische achtergrond, maar zijn individuele schrijfstijl en vondsten interesseren mij. Param Vir schrijft bovendien echt Westerse muziek. Mijn bewondering voor componisten heeft enerzijds te maken met een muzikale smaak : sommige muziek spreekt me gewoon meer aan dan andere; anderzijds met het begrip persoonlijkheid. Ik bewonder bijvoorbeeld ook Jonathan Harvey, die boeddhistisch denkt, leeft en schrijft, maar het is niet het boeddhisme maar zijn persoonlijkheid die me boeit omdat ze zo duidelijk doorklinkt in zijn muziek. Het begrip persoonlijkheid is voor mij wellicht de belangrijkste factor, ik ga er in elk geval telkens naar op zoek. Wat wil je eigenlijk bereiken met je composities, wat is je doel? Wat ik al wilde bereiken toen ik negen jaar was: eindelijk kunnen horen wat ik zo graag zou willen horen. Maar gaandeweg moest het ook telkens iets nieuws zijn ten opzichte van een vorig werk. Als dit proces op een integere manier gebeurt, zal een nieuwe compositie een zekere persoonlijkheid bevatten 20

21 en zich onderscheiden van mijn andere werken. Dit betekent ook dat je soms ruim de tijd moet nemen. Voor mijn orkestwerk Tetrahedron bijvoorbeeld heb ik gedurende een jaar geen noot geschreven, enkel nagedacht en ontwerpen gemaakt. Pas na één jaar werd duidelijk voor mij hoe het stuk zou moeten worden. Ik refereer hier niet naar het romantische begrip inspiratie, het gaat eerder om een zoektocht tussen enerzijds wat ik wil schrijven en anderzijds de vraag hoe ik dat voor elkaar moet krijgen. Het is telkens een nieuwe uitdaging waardoor je telkens weer van nul terug moet beginnen. Hoe is het om anno 2008 componist te zijn in Vlaanderen? Dat vul je in zoals je zelf wil. Ik probeer te doen wat ik wil, zonder al te veel compromissen te sluiten. t Is moeilijk om vanuit deze overtuiging ook genoeg geld te verdienen als componist, mijn bovenvermelde visie laat namelijk niet toe om marktgericht of commercieel te schrijven. Daarom heb ik ervoor gekozen om les te geven, maar ook dat is geen corvee: het is een tweede roeping gebleken, het is iets dat ik zeer belangrijk vind en ook zeer graag doe. Op zaterdag 4 oktober, tijdens de eendaagse happening Metamorfosen in Muziekcentrum AMUZ, brengt HERMESensemble in het concert The Times they are a-changin werken van zeer jonge componisten (tussen twaalf en twintig jaar), die (nog) geen conservatoriumopleiding genoten. Jij bent een soort peetvader en initiatiefnemer van dit concept. Hoe is dit ontstaan, en waarom? Er schuilt ontzettend veel jong talent in die leeftijdscategorie, en het is een doelgroep die niet vaak ondersteund wordt. Als ik een veertienjarige zie die net als ik niet op kamp gaat in de zomervakantie, maar thuis blijft om te componeren, dan breekt mijn hart als die composities niet uigevoerd kunnen worden. Het is bovendien de beste leerschool voor zo n jonge componist om zijn of haar werk deftig uitgevoerd te weten; dit zijn gebeurtenissen van fundamentele invloed, en er bestaan nauwelijks manieren of kanalen voor. Een veertienjarige violist kan terecht in één van de talrijke jeugdorkesten, maar er zijn geen vergelijkbare initiatieven voor componisten. Er bestaan natuurlijk verschillende compositiewedstrijden, maar daar wordt uiteindelijk steeds een winnaar gezocht. Meestal bestaat er in een wedstrijd een leeftijdscategorie van twaalf tot achttien. Tien tegen één zal de twaalfjarige deelnemer het moeten afleggen tegen de achttienjarige, wat sterk demotiverend kan werken, en waardoor er volgens mij vele waardevolle composities en muziekschrijvers hun kans missen. In aanvulling op initiatieven om de beste werken te bekronen, is er sterk nood aan evenementen waar dit werk gewoon professioneel kan uitgevoerd worden, en waar jongeren kunnen experimenteren. Voor een jonge componist is dit op zich al een uitgelezen buitenkans. The Times they are a-changin is dan ook niet als een wedstrijd opgevat: er vindt een selectie plaats met een jury, met het oog op een concert waarbij elke waardevolle bijdrage binnen verschillende leeftijdscategorieën - een plaats krijgt. Vanaf welke leeftijd ben je zelf beginnen componeren? Heb je zo n initiatief als The Times gemist in je jonge jaren? Ik ben beginnen schrijven vanaf mijn negen jaar. Ik kon experimenteren met samenklanken op de muziekacademie, maar ook in de Steinerschool waar ik les volgde. Ik speelde toen ook al viool, dus de stukjes die ik daarvoor schreef kreeg ik meestal zelf 21

22 wel gespeeld. Maar op den duur wil je wel eens voor andere instrumenten schrijven, of voor technisch meer onderlegde musici dan jezelf. Dan zit je vast als jonge snaak; pas vanaf achttien à negentien jaar kon ik meedoen aan wedstrijden, maar die hadden, zoals uitgelegd, dan weer een heel ander doel, terwijl je vooral nog wil experimenteren en ontdekken. Hoe vroeger echter de ervaring van een echte uitvoering plaats vindt, hoe sneller je daarvan kan leren, en hoe meer je daaraan hebt. Wat ik al wilde bereiken toen ik negen jaar was: eindelijk kunnen horen wat ik zo graag zou willen horen. Op zaterdag 29 november creeërt HERMESensemble tenslotte een nieuw Concerto voor viool en ensemble in AMUZ, waar je volop aan bezig bent. Waarom de keuze voor een vioolconcerto? Ik wilde al lang een vioolconcerto schrijven, ik ben ook zelf violist, en ben daardoor zeer vertrouwd met het genre. Het ligt dus opnieuw in de lijn van mijn persoonlijke geschiedenis: ik heb meer affiniteit met de viool dan met eender welk ander instrument. Wat mogen we verwachten van het concerto? Waar zal het over gaan? Qua vorm zijn veruit de meeste vioolconcerto s enerzijds drieledig, en anderzijds gedacht vanuit de tegenstelling viool versus ensemble of orkest. Die traditionele structuren wil ik doorbreken en verruimen. Mijn concerto wordt één deel, waarbij de viool de compositie aanstuurt, alle muzikale elementen aanbrengt, en het ensemble als het ware door de compositie leidt. De dirigent fungeert eerder als een ritmisch coördinator, de soloviolist is de echte aanvoerder in dit werk, zoals het bijvoorbeeld in de barokke concerto s gebeurde. Harmonisch bouw ik momenteel verder op wat ik in mijn orkestwerk Tetrahedron voor het eerst exploreerde: ik voel me nog steeds thuis in dezelfde harmonische constructie die gevisualiseerd wordt in een geometrische figuur. The Times they are a-changin (i.k.v. Metamorfosen ) 4 oktober, 18u30 Muziekcentrum AMUZ HERMESensemble i.s.m. Explorations en De Veerman Werk van jonge componisten, geselecteerd en begeleid door Bram Van Camp In Light of History 29 november, 21u Muziekcentrum AMUZ HERMESensemble o.l.v. Marco Angius (It.) Wereldcreatie van het Concerto voor viool en ensemble van Bram Van Camp (vioolsolo: Wibert Aerts)

23 Recensie The food of love... door Hans Dowit Onder de zeven afstuderende student e n v a n d e m a s t e r o p l e i d i n g d r a m a w a r e n in m e i t w e e m a s t e r s Kl e i n k u n s t d i e m e t hun concerten een interessant en veelbelovend d e b u u t m a a k t e n.( Sy m p t o m s o f Mo j o d o o r Liesa Va n d e r Aa, in He r m a n Teirlinck Za a l o p 22 t/m 24 m e i 2008 en La v r e n d a f f d o o r Ar n e Leurentop, o p 26 m e i in Ra t a p l a n, 27 m e i in Tr i x Ca f é, 30 m e i in Ze e z i c h t en 31 m e i en 1 j u n i 2008 in Sc h e l d Ap e n) Naast de soloartiesten die in de afgelopen jaren voortkwamen uit de afstudeerrichting Kleinkunst is er een gestage opvolging van muzikanten (het ene jaar al meer dan het andere), singer/songwriters in verschillende genres van lichte en niet zo heel lichte muziek. Vorig academiejaar nog vielen Tom Kets, Sam Wouters en -heel nadrukkelijk- Hannelore Bedert op, ieder met hun eigen stijl; dit jaar wordt de aandacht getrokken door Liesa Van der Aa (die dit voorjaar al een spelstage volbracht in de Toneelhuisproductie van Hugo Claus De Geruchten) en Arne Leurentop (wiens kindervoorstelling Stoppeltje (woke up this morning) een frisse impuls gaf aan het jeugdtheater). Vergelijking van de twee concertprogramma s doet misschien iets te kort aan beide, maar is hier ter zake, omdat Van der Aa en Leurentop aan dezelfde opleiding afstuderen. Een belangrijke opdracht die in alle fases van de Kleinkunstopleiding terugkomt is songwriting. Vanaf de eerste bachelor worden de studenten getraind in de muzikale en tekstuele technieken van de song en passen ze die toe op hun eigen composities. De bedoeling is dat die training hen een sterke basis geeft waarop ze hun eigen stijl kunnen ontwikkelen en waarmee ze hun repertoire toegankelijk kunnen maken. Getuige de songs van velen van de alumni levert die methode goed resultaat, maar ze is -noodzakelijkerwijs- ook rigide genoeg om weerstand op te roepen. En daaruit, uit een attitude van verzet tegen de grenzen van de song, komen concerten voort als die van Liesa Van der Aa en Arne Leurentop. 23