Afstudeeronderzoek. Een praktisch onderzoek naar de komst van de Seveso III richtlijn

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Afstudeeronderzoek. Een praktisch onderzoek naar de komst van de Seveso III richtlijn"

Transcriptie

1 Domaco Milieumanagement BV Darwinstraat TK Boskoop ad.koetsier@domaco.nl KvK Leiden: Afstudeeronderzoek Een praktisch onderzoek naar de komst van de Seveso III richtlijn Auteur : Shane Ruiten In opdracht van : Domaco Milieumanagement BV Onderwijsinstelling : Hogeschool INHolland Rotterdam Opleiding : Integrale Veiligheid voltijd 2013/2014 Studentennummer : Projectnummer : B Datum : Plaats : Heerjansdam Afstudeerbegeleider Vanuit onderwijsinstelling : Dhr. B. Nissen Vanuit afstudeerbedrijf : Dhr. A. Koetsier Versie : Definitief

2 EU NL Seveso II BRZO PGS 6 Seveso III RRZO Arbowet- Arbobesluit en ARIE Wet milieubeheer, Wabo en Bevi Wet veiligheidsregios s Besluit informatie inzake rampen en crises Afstudeeronderzoek: een praktisch onderzoek naar de komst van de Seveso III richtlijn Auteur : Shane Ruiten In opdracht van : Domaco Milieumanagement BV Onderwijsinstelling : Hogeschool INHolland Rotterdam Opleiding : Integrale Veiligheid voltijd 2013/2014 Studentennummer : Projectnummer : B Datum : Plaats : Heerjansdam Afstudeerbegeleider Vanuit onderwijsinstelling : Dhr. B. Nissen Vanuit afstudeerbedrijf : Dhr. A. Koetsier Versie : Definitief 2

3 Voorwoord Voor u ligt mijn afstudeeronderzoek in het kader van de opleiding Integrale Veiligheid aan de Hogeschool INholland te Rotterdam. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Ad Koetsier van Domaco Milieumanagement BV te Waddinxveen. Het betreft een onderzoek naar wat de opvolger van de Europese Seveso II richtlijn, de Seveso III, in kan gaan houden voor de Nederlandse situatie en op welke manier Brzo-bedrijven invulling kunnen geven aan de wijzigingen en consequenties die de richtlijn met zich mee brengt. Om dit te kunnen bepalen is onderzoek gedaan naar wat de Seveso richtlijn kan betekenen voor de Nederlandse situatie,de verschillen tussen beide richtlijnen, de mate van kennis en naleving van weten regelgeving door Brzo-bedrijven en de eventuele consequenties van de overgang voor zowel het bedrijfsleven, als de overheid. Uiteindelijk is inzicht verkregen in de wijze waarop Brzo- bedrijven invulling kunnen geven aan de wijzigingen/ consequenties. Met invulling wordt bedoeld hoe Brzobedrijven op een effectieve en efficiënte manier kunnen voldoen aan de veranderende wetgeving en inzicht kunnen verkrijgen in wat de Seveso III voor hen kan betekenen. Hier zijn aanbevelingen uit naar voren gekomen. De afgelopen tijd is voorbij gegaan voor ik het wist. Het was een intensieve en leerzame periode waarin ik veel heb kunnen leren van internationale wetgeving, externe veiligheid, milieu en vergunningen. Door mijn stage in het derde jaar bij IHC Merwede en deze afstudeerperiode bij Domaco, ben ik er achter gekomen dat ik de externe veiligheidsbranche erg interessant vind. Veiligheid beschouw ik als een van de belangrijkste waarden, iets waar ik dan ook graag een steentje aan wil bijdragen. Waar de wind mij zal brengen qua werkgever is mij nog niet duidelijk, dit ga ik aankomende tijd meemaken. Graag wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om mijn begeleiders tijdens het afstudeertraject: Ad Koetsier, Alice van Es en Bram Nissen, te bedanken voor hun inzet, geduld en begeleiding. Ook op momenten dat ik even de draad kwijt was wisten zij mij weer op het goede spoor te krijgen. Dank daarvoor. Hiernaast wil ik mijn dank uitspreken naar de bedrijven die mee hebben gewerkt aan dit onderzoek, zonder deze interviews was dit onderzoek niet mogelijk. Shane Ruiten Heerjansdam, 27 mei

4 Samenvatting Momenteel is de Seveso II richtlijn van kracht, welke in juni 2015 overgaat in de Seveso III richtlijn. In 2014 zal deze aanpassing van de wet invulling moeten gaan krijgen in de Nederlandse situatie, maar er is nog niet bekend wat dit precies gaat betekenen voor het Nederlandse bedrijfsleven, de zogenaamde Seveso of Brzo bedrijven. Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de veranderingen en consequenties die de overgang naar de Seveso III richtlijn met zich mee brengt voor Nederlandse Brzo-bedrijven en de overheid. Aan de hand van dit onderzoek moet duidelijk zijn hoe de Brzo-bedrijven (de risicobedrijven) in Nederland invulling kunnen geven aan deze veranderingen. De volgende hoofdvraag staat in dit onderzoek centraal: Op welke manier kunnen Brzobedrijven(risicobedrijven) invulling geven aan de veranderingen/consequenties die de overgang van Seveso II naar Seveso III met zich mee brengen? Om dit onderzoek uit te voeren is eerst relevante literatuur verzamelt door deskresearch en vervolgens geanalyseerd. De resultaten van de deskresearch zijn aangevuld met informatie uit de interviews van de fieldresearch bij Brzo-bedrijven en experts vanuit o.a. de overheid. De Seveso richtlijn is een op Europees niveau vastgestelde richtlijn die eisen en verplichtingen stelt aan lidstaten, omtrent de beheersing van risico s op, en de gevaren van, zware ongevallen met gevaarlijke stoffen. Na onderzoek blijkt dat de Seveso richtlijn in Nederland in verschillende wet- en regelgeving is geïmplementeerd, maar hoofdzakelijk in het Besluit risico s zware ongevallen. De Brzobedrijven en de overheid hebben op basis van de Seveso verschillende strenge verplichtingen. Een belangrijke conclusie van dit onderzoek is dat de intentie van de Seveso III richtlijn hetzelfde blijft. De Seveso III laat grotendeels de basisprincipes en verplichtingen van haar voorganger ongemoeid. Desondanks komt naar voren dat er wel degelijk wettelijke en inhoudelijke wijzigingen/verschillen bestaan tussen de twee richtlijnen. De belangrijkste is de aanpassing naar de indelingssystematiek van gevaarlijke stoffen naar de CLP-verordening. Het blijkt dat de geïnterviewde bedrijven over het algemeen goed op de hoogte zijn van de wet- en regelgeving die voor hen geldt. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het nalevinggedrag van de bedrijven over het algemeen goed is, maar dat er weinig ruimte bestaat voor discussie met het bevoegd gezag als het gaat om interpretatieverschillen omtrent de wet- en regelgeving. De consequenties van de wijzigingen zijn over het algemeen niet groot, maar kunnen voor individuele bedrijven een grote impact hebben. Dit komt vooral door de mogelijke verschuivingen in Seveso/Brzoregime, waardoor een bedrijf meer of minder verplichtingen kan krijgen. Hiernaast zal ook de overheid meer inspanning moeten leveren om haar Brzo-taken uit te voeren. Qua implementatie zal de Seveso III naar verwachting 1-op-1 worden overgenomen in het nieuwe Brzo en nauw aansluiten op de tekst. Bedrijven kunnen invulling geven aan de veranderingen/consequenties door de vergunde en aanwezige gevaarlijke stoffen te inventariseren en te toetsen aan de nieuwe indelingssystematiek van de Seveso III richtlijn. Dit is meteen een van de belangrijkste aanbevelingen die gedaan zijn ter invulling van de wijzigingen en consequenties. De bedrijven zijn wel zelf verantwoordelijk voor het inspelen op de veranderingen en consequenties die de Seveso III met zicht mee brengt. Uiteindelijk zijn aanbevelingen opgesteld voor manieren waarop Brzo-bedrijven invulling kunnen geven aan de wijzigingen/consequenties. Dit kunnen zij doen door onder andere: het uitvoeren van een Brzogapanalyse, het opstellen van een compliance-module, het volgen van een cursus omtrent de wijzigingen en het uitwisselen van best practices. 4

5 Inhoudsopgave Voorwoord 3 Samenvatting 4 1 Inleiding Aanleiding Probleemstelling Doelstelling Afbakening 8 2 Theoretisch kader Theoretische onderbouwing Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3 Methoden en technieken 10 4 Onderzoeksresultaten: De Seveso richtlijnen De verwerking van de Seveso in de Nederlandse situatie Het Brzo, Rrzo en Brzo-bedrijven Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen Arbeidsomstandighedenwet, Arbeidsomstandigheden besluit en ARIE-regeling Wet milieubeheer, Wabo en Bevi Wet veiligheidsregio s Besluit informatie inzake rampen en crises Betekenis voor Nederlandse bedrijven Verplichtingen voor Pbzo-bedrijven Verplichtingen voor Vr-bedrijven Verplichtingen van de overheid 22 5 Onderzoeksresultaten: Veranderingen in de wetgeving bij overgang Seveso II in Seveso III Reden voor overgang van Seveso II naar Seveso III richtlijn Verschillen/veranderingen tussen de Seveso II en Seveso III Wettelijke wijzigingen Inhoudelijke wijzigingen en nieuwe bepalingen Aanpassingen in de Nederlandse wet- en regelgeving 30 6 Onderzoeksresultaten: Consequenties voor het Nederlandse bedrijfsleven en de overheid Consequenties en impact voor het bedrijfsleven Consequenties en impact voor de overheid Invulling van verandering door Brzo-bedrijven Implementatie in het Brzo en status 36 7 Conclusies 37 8 Aanbevelingen 39 5

6 9 Afkortingen-en begrippenlijst Bronnenlijst 44 6

7 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan gebruik, transport of opslag risico s met zich meebrengen zoals explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit (risicokaart, 2014). In Nederland werken verschillende bedrijven met gevaarlijke stoffen, zij gebruiken dit als grondstof voor het produceren van producten of hebben gevaarlijke stoffen in opslag (risicobedrijven). Voor bedrijven die met de hoeveelheid gevaarlijke stoffen boven een gestelde drempelwaarde uitkomen, geldt het Besluit Risico s Zware Ongevallen(kortweg het Brzo). In dit besluit zijn eisen geïntegreerd op het gebied van rampenbestrijding, externe veiligheid en arbeidsveiligheid, waaraan de bedrijven moeten voldoen. Het doel van dit besluit is de kans op een zwaar ongeval of ramp met gevaarlijke stoffen zo klein mogelijk te maken en het effect hiervan zoveel mogelijk te beperken voor mens en milieu, de samenleving en de bedrijven (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2014). Het Brzo is de Nederlandse toepassing/implementatie van de Europese Seveso richtlijn. Deze Seveso richtlijn is vastgesteld door de Europese Unie en gaat om het beheersen van de risico s en de gevaren van zware ongevallen die gevaarlijke stoffen met zich meebrengen. De lidstaten van de EU zijn zelf verantwoordelijk voor het invullen van deze richtlijn, wat in Nederland is vertaald in het Besluit Risico s Zware Ongevallen. Hoe bedrijven deze regelgeving en eisen vanuit het Brzo kunnen invullen, is beschreven in de PGS 6. Dit is een handleiding waarin de eisen zijn toegelicht in de vorm van praktijk richtlijnen (LATrb, 2014). Momenteel is de Seveso II richtlijn van kracht, welke binnenkort overgaat in de Seveso III richtlijn. De Seveso III richtlijn is al wel gepubliceerd, maar zal in Juni 2015 geheel geïmplementeerd worden in Europa. In 2014 zal deze aanpassing van de wet invulling moeten gaan krijgen in de Nederlandse situatie, maar er is nog niet bekend wat dit precies gaat betekenen voor het Nederlandse bedrijfsleven, de zogenaamde Seveso of Brzo -bedrijven en de overheid. De verwachting is dat de overgang extra inspanningen en aanpassingen vraagt van overheid en bedrijfsleven. Hierdoor is het belangrijk om een goede voorbereiding te treffen en na te denken over de consequenties en veranderingen die de overgang naar Seveso III met zich meebrengt. Domaco is een adviesbureau dat bedrijven en overheid adviseert op het gebied van milieumanagement en externe veiligheid. Domaco ziet de overgang van de Seveso II naar de Seveso III richtlijn als een kans om aan de komende vraag omtrent dit onderwerp te voldoen en dus haar klanten van dienst te zijn. Om deze reden wil Domaco zich graag voorbereiden op wat komen gaat en onderzoek uitvoeren naar wat het verschil is tussen de Seveso II en de Seveso III richtlijn, welke consequenties de overgang met zich mee brengt voor het bedrijfsleven en hoe het bedrijfsleven(de Brzo-bedrijven) het best invulling kunnen geven aan deze wijzigingen/consequenties. Kortom: hoe kan dit alles gaan gebeuren voor de Nederlandse situatie? De gevolgen, wijzigingen en consequenties van de overgang van de Seveso II naar de Seveso III richtlijn zijn nog niet bekend, wat uiteraard wel nodig is om aan de komende vraag van de klant te voldoen. 7

8 1.2 Probleemstelling In 2015 wordt de Seveso III van kracht, de opvolger van de actuele Seveso II richtlijn. Momenteel zijn de gevolgen/ consequenties van de overgang en de manier waarop dit invulling kan krijgen voor de Nederlandse situatie, de zogenaamde Brzo-bedrijven, niet bekend. Domaco wil inspelen op de komende vraag van de klant en hen een gedegen advies kunnen uitbrengen omtrent dit onderwerp. Het is dus voor de hand liggend dat hier onderzoek naar gedaan wordt, anders is dit niet mogelijk. Om dit te bereiken en om dit onderzoek vorm te geven staat de volgende hoofdvraag in dit onderzoek centraal: De vraag vanuit Domaco: Op welke manier kunnen Brzo-bedrijven(risicobedrijven) invulling geven aan de veranderingen/consequenties die de overgang van Seveso II naar Seveso III met zich mee brengen? Om dit onderzoek gestructureerd uit te kunnen voeren en tot een volledige beantwoording van bovenstaande hoofdvraag te komen zijn vier deelvragen opgesteld: 1. Wat is de Seveso richtlijn en wat houdt deze in voor de Nederlandse situatie, de Brzobedrijven en de overheid? 2. Welke veranderingen doen zich voor in de wetgeving, als Seveso II in de Seveso III overgaat? 3. In hoeverre zijn Brzo-bedrijven op de hoogte van wet- en regelgeving die specifiek geldt voor risicobedrijven en in welke mate leven zij deze na? 4. Welke consequenties heeft de invoering van de Seveso III richtlijn voor het Nederlandse bedrijfsleven en de overheid? 1.3 Doelstelling Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de veranderingen en consequenties die de overgang naar de Seveso III richtlijn met zich mee brengt voor Nederlandse Brzo-bedrijven en de overheid in haar toezichthoudende functie (het bevoegd gezag). Aan de hand van dit onderzoek moet duidelijk zijn hoe de Brzo-bedrijven (de risicobedrijven) in Nederland invulling kunnen geven aan deze veranderingen. De uiteindelijke doelstelling is kundig zijn wat betreft dit onderwerp, hiermee kan Domaco inspelen op de komende vraag vanuit haar klanten omtrent de overgang en invulling van de veranderingen/consequenties binnen hun organisatie. Klanten van Domaco moeten op een optimale manier kunnen worden geadviseerd over de overgang van de Seveso II naar de Seveso III richtlijn. Het resultaat zal in de vorm van een rapport worden opgeleverd en in de vorm van een presentatie, waarbij praktische bruikbaarheid van de aanbevelingen voorop staat. 1.4 Afbakening Om duidelijkheid te scheppen over het onderzoek en tot waar deze reikt, is het onderzoek afgebakend. In dit onderzoek wordt alleen de Seveso II en de Seveso III richtlijn meegenomen en de invulling in de Nederlandse situatie. Andere Europese wetgeving omtrent dit onderwerp kan terug komen in dit onderzoek, maar staat niet centraal als het gaat om de beantwoording van de hoofdvraag. Verder richt dit onderzoek zich specifiek op bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen of deze opslaan, de zogenaamde Brzo-bedrijven. Bedrijven die niet werken met deze stoffen en waar deze richtlijn dus niet voor geldt, worden redelijkerwijs buiten beschouwing gelaten. Desalniettemin wordt de Nederlandse overheid (het bevoegd gezag) wel in dit onderzoek meegenomen, omdat zij in haar toezichthoudende functie ook te maken heeft met de Seveso richtlijn en het Besluit risico s zware ongevallen. Dit principe wordt uitgevoerd als de beantwoording van de desbetreffende deelvraag dit redelijkerwijs toelaat. Het onderzoek wordt binnen de kaders van Domaco Milieumanagement BV uitgevoerd en zal uiteindelijk gebruikt worden als basis voor het adviseren van klanten. 8

9 2 Theoretisch kader Seveso II- Seveso III- BRZO PGS6 Het Brzo 1999, en Rrzo, is de belangrijkste nationale wet- en regelgeving waarin de Seveso richtlijn is geïmplementeerd. Het Brzo wordt om deze reden dan ook gebruikt als belangrijke informatie bron en dient als deel van het wettelijk/juridisch kader waarbinnen dit onderzoek wordt uitgevoerd. In de PGS6 is de wet- en regelgeving welke voortkomt uit de Seveso richtlijn en het Brzo toegelicht en dient hiervoor als handleiding voor Brzo-bedrijven ter invulling van de eisen uit de wetgeving. Voor het uitvoeren van dit onderzoek dient de PGS6 als leidraad om de Seveso richtlijn en het Brzo te begrijpen. Voor het uitvoeren van dit onderzoek dienen deze wet- en regelgevingen als begin- en uitgangspunt. Deze kunnen dan ook gezien worden als een deel van de theoretische onderbouwing van dit onderzoek. Voor een omschrijving van de begrippen welke worden gebruikt in dit onderzoek, zie bijlage 1. 9

10 3 Methoden en technieken In dit hoofdstuk worden de methoden en technieken beschreven die in dit onderzoek worden gehanteerd om te komen tot beantwoording van de gestelde hoofdvraag. Per deelvraag is in een operationalisatiematrix aangegeven welke indicatoren en onderzoeksvragen er zijn gebruikt ter uitvoering van dit onderzoek. Hiernaast is beschreven welke interviewvragen bij de desbetreffende deelvraag horen en op welke manier en waar de deelvraag in dit rapport terug komt. De hoofdvraag van dit onderzoek: Op welke manier kunnen Brzo-bedrijven (risicobedrijven) invulling geven aan de veranderingen/consequenties die de overgang van Seveso II naar Seveso III met zich mee brengen? Dit is een praktijkgericht onderzoek naar de verschillen en consequenties die de overgang van de Seveso II naar de Seveso III richtlijn met zich mee brengt en hoe Brzo-bedrijven deze kunnen invullen. Het onderzoek is kwalitatief van aard, het beoogde resultaat van het onderzoek behoeft niet alleen cijfermatige onderbouwingen. Het onderzoek is ontwerpend van aard en heeft een beschrijvend/ vergelijkend karakter. In het onderzoek wordt gewerkt naar een probleemoplossend resultaat, om zo nieuwe oplossingen voor het probleem te achterhalen en te kunnen bepalen hoe de Brzo-bedrijven invulling kunnen geven aan de veranderingen. Voor een uitgebreide beschrijving van de methoden en technieken per deelvraag, zie bijlage 2. 10

11 Deelvraag Vraagstelling deelvraag Indicatoren Onderzoeksvraag Interviewvragen Manier en waar 1 Wat is de Seveso richtlijn en wat houdt deze in voor de Nederlandse situatie, de BRZO bedrijven en de overheid? Seveso Richtlijn Wet- en regelgeving Seveso richtlijn Verplichtingen uit wet- en regelgeving Wat is de Seveso richtlijn, hoe ziet deze er uit en welke regelgeving bevat deze? In welke wet- en regelgeving is de Seveso richtlijn geïmplementeerd? Wat houdt deze in voor Nederland, hoe is deze verwerkt in de Nederlandse situatie? Wat zijn de verplichtingen voor de overheid en de Brzo-bedrijven? -In welke Nederlandse wet- en regelgeving is de Seveso richtlijn geïmplementeerd? -Welke verplichtingen kan de Seveso/ Brzo een Brzo-bedrijf opleggen? -Welke verplichtingen heeft de overheid vanuit de Seveso/ het Brzo? -Welke verplichtingen legt de Seveso/Brzo uw organisatie op? Deskresearch In theoretisch kader Deskresearch/ interview experts in H 4 Deskresearch In H 4 Deskresearch/ interview experts In H 4 Deskresearch/ interview Brzobedrijven 2 Welke veranderingen doen zich voor in de wetgeving, als Seveso II in de Seveso III overgaat? Verschillenanalyse Verschillenanalyse Verschillenanalyse/ weten regelgeving Wat is de reden voor de overgang van Seveso II naar Seveso III? Wat zijn de veranderingen/verschillen tussen de Seveso II en Seveso III? Hoe worden de veranderingen in de Nederlandse situatie toegepast en wat houdt dit in betreffende de wetgeving? -Waarom wordt de Seveso II richtlijn aangepast naar de Seveso III? Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten en veranderingen die de overgang naar Seveso III met zich mee brengt ten opzichte van de Seveso II? (Weet u hier ook specifieke artikelen te benoemen?) -Welke gevolgen heeft de overgang voor Nederlandse wet- en regelgeving/ de Nederlandse situatie? (bv. het Brzo, de Arbowet, Wet Veiligheidsregio s en de Wet milieubeheer? Deskresearch/ interview experts In H 5 Deskresearch/ interview experts In H 5 Deskresearch/ interview experts In H 5 11

12 3 In hoeverre zijn Brzobedrijven op de hoogte van wet- en regelgeving die specifiek geldt voor risicobedrijven en in hoeverre leven zij deze na? Kennis wet- en regelgeving -Zijn bedrijven op de hoogte dat er specifieke wet- en regelgeving voor hen geldt? Bent u bekend met de geldende wet- en regelgeving welke geldt voor uw organisatie en is deze duidelijk? Interview Brzo-bedrijven In H 6 Theorie: Tafel van 11 Kennis wet- en regelgeving Theorie: Tafel van 11 Nalevinggedrag Kosten/baten Mate van acceptatie Normgetrouwheid Niet overheidscontrole - Zijn de Brzo-bedrijven op de hoogte van deze wet- en regelgeving en in welke mate? - In welke mate leven de Brzobedrijven de wet- en regelgeving na? (nalevinggedrag) -Met welke wet- en regelgeving heeft uw bedrijf te maken als Brzo-bedrijf zijnde? (controlevraag) - Bent u op de hoogte van de Seveso richtlijn en het Brzo? - Welke verplichtingen legt de Seveso/ Brzo uw organisatie op? (controlevraag) - Moet u een veiligheidsrapport opstellen en valt u onder de ARIE regeling? (controlevraag) - Bent u op de hoogte van het feit dat de Seveso III binnenkort wordt ingevoerd? - Als u de financiële en immateriële kosten en baten van goed nalevinggedrag zou moeten benoemen, wat zijn deze dan? - Vind u de regelgeving welke uw bedrijf is opgelegd vanuit de overheid en het beleid dat uw organisatie hierdoor voert, acceptabel? - Hoe gaat uw organisatie om met gezag vanuit de overheid en gezag voortkomend uit normen en waarden? - Hoe groot schat u de kans op positieve of negatieve sanctionering van gedrag binnen uw organisatie door iemand anders dan de overheid? (Controle door nietoverheden) Interview Brzo-bedrijven In H 6 Interview Brzo-bedrijven In H 6 12

13 4 Welke consequenties heeft de invoering van de Seveso III richtlijn voor het Nederlandse bedrijfsleven? Consequenties Impact Consequenties -Welke consequenties hebben de veranderingen van Seveso III voor Brzo-bedrijven? -Welke consequenties hebben de veranderingen van Seveso III voor de overheid? -Welke impact hebben de consequenties op Brzo-bedrijven en de overheid? (ernst en zwaarte) -Welke consequenties denkt u dat bedrijven en overheid zullen ondervinden door de veranderingen van de overgang van Seveso II naar Seveso III? - Welke consequenties denkt u dat de overgang van Seveso II naar III voor uw organisatie heeft? -Welke consequenties denkt u dat bedrijven en overheid zullen ondervinden door de veranderingen van de overgang van Seveso II naar Seveso III? -Welke impact zullen deze consequenties hebben denkt u? -Welke impact zullen de consequenties hebben voor uw organisatie? Deskresearch/ interview experts + Brzo-bedrijven Deskresearch/ interview experts Deskresearch/ interview experts + Brzo-bedrijven In H 7 Consequenties Invulling consequenties -Hoe worden de veranderingen die de Seveso III met zich meebrengt geïmplementeerd in het Brzo en wat is hier de huidige status van? -Hoe kunnen de Brzo-bedrijven invulling geven aan de veranderingen en consequenties? -Hoe wordt de Seveso III vertaald in het nieuwe Brzo?(met name de veranderingen) -Wat zijn momenteel de vorderingen wat betreft de vertaling van de nieuwe Seveso in de Nederlandse situatie? Dus: Wat is de huidige status van het Brzo? -Hoe kunnen bedrijven volgens u invulling geven aan de veranderingen/consequenties die de overgang met zich mee brengt? -Hoe denkt u invulling te kunnen geven aan de consequenties? - Hoe ver is uw bedrijf met de voorbereidingen/nieuwe aanpassingen om aan de nieuwe regelgeving te voldoen en waarom? Deskresearch/ interview experts In H 7 Deskresearch/ interview experts + Brzo-bedrijven In H 7 13

14 4 Onderzoeksresultaten: De Seveso richtlijnen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de Seveso richtlijn en hoe deze samenhangt met de Nederlandse situatie. De meest relevante wet- en regelgeving komt aan bod. Hiernaast wordt beschreven wat dit kan betekenen voor de Nederlandse bedrijven en de overheid. Hierbij wordt eveneens gekeken naar de verplichtingen die de overheid heeft en de verplichtingen die de Brzo-bedrijven vanuit de Seveso en dus het Besluit risico s zware ongevallen hebben. Dit wordt beschreven aan de hand van een schematische weergave welke is opgenomen in bijlage De verwerking van de Seveso in de Nederlandse situatie De wet- en regelgeving die voortvloeit uit de Seveso II richtlijn is in de Nederlandse situatie hoofdzakelijk geïmplementeerd in het Brzo Hiernaast is de Seveso geïmplementeerd in de Wet Milieubeheer, de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet Veiligheidsregio`s, het Besluit informatie inzake rampen en crisis en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (LATrb,2014). De implementatie moet gezien worden in samenhang met andere wetten en besluiten. De meest relevante wetten en besluiten zijn in figuur 4.1 schematisch weergegeven, met benoeming in welke paragraaf deze besproken worden. Voor een compleet beeld van de complexiteit van de samenhangende dimensie van de Seveso richtlijn in de Nederlandse situatie, zie bijlage 3. EU NL Seveso II BRZO PGS RRZO Arbowet- Arbobesluit en ARIE Wet milieubeheer, Wabo en Bevi Wet veiligheidsregios s Besluit informatie inzake rampen en crises Figuur 4.1: Implementatie Seveso richtlijn in Nederlandse wet- en regelgeving Bij de beschrijving van de verschillende wet- en regelgeving is rekening gehouden met de Seveso richtlijn en het Brzo. Zo is bij elke wet- en regelgeving de samenhang aangegeven en op welke manier de desbetreffende wetgeving in verband staat met het Brzo. 14

15 4.1.1 Het Brzo, Rrzo en Brzo-bedrijven Het Besluit Risico s Zware Ongevallen Het Besluit risico s zware ongevallen 1999 (hierna: Brzo) is de voornaamste Nederlandse implementatie en invulling van de internationale, Europese Seveso richtlijn. In het besluit zijn de eisen geïntegreerd op het gebied van rampenbestrijding, externe veiligheid en arbeidsveiligheid, in 1 juridisch kader (LATrb,2014). Het doel van de invoering van dit besluit is het voorkomen en beheersen van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het Brzo stelt strenge eisen voor bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren en/of opslaan en deze moeten dan ook aan strenge veiligheidseisen voldoen. (de zogenaamde risico bedrijven of Brzo-bedrijven ) Ook wordt de wijze waarop de overheid hierop moet toezien geregeld in het Brzo (LATrb,2014). De Seveso legt eisen en verplichtingen op aan lidstaten, het Brzo heeft deze verplichtingen en eisen specifiek vertaald naar het niveau van de Nederlandse situatie. In bijlage 8 is het Brzo opgenomen. De reikwijdte en het toepassingsgebied waarop het Brzo van toepassing is, wordt bepaald aan de hand van bijlage 1 van dit besluit. Dit zijn twee tabellen waarin gevaarlijke stoffen zijn opgenomen en drempelwaarden zijn vastgesteld. Deze komen direct overeen met de bijlagen van de Seveso richtlijn. Het toezicht op de Brzo-bedrijven wordt uitgevoerd door de overheid. In het kader van het Brzo wordt de overheid benoemd als bevoegd gezag. Drie partijen zijn hiervoor verantwoordelijk, namelijk: het bevoegd gezag Wet algemene bepalingen omgevingsrecht(wabo) vanuit milieu, de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid(SZW) vanuit de arbeidsinspectie en de brandweer vanuit de Veiligheidsregio omtrent brandveiligheid en rampenbestrijding. De coördinatie van het toezicht ligt bij het bevoegd gezag Wabo (LATrb,2014). De Regeling risico s zware ongevallen De regeling risico s zware ongevallen (hierna:rrzo) is een verdere uitwerking van het Brzo Een aantal onderdelen uit het Brzo worden in deze regeling verder uitgewerkt, zoals specifieke bepalingen en de lijst van gevaarlijke stoffen. In het Rrzo worden verplichtingen gesteld aan Brzo-bedrijven over hoe zij de eisen vanuit het Brzo invulling moeten geven zoals o.a.: criteria waarmee risico s worden bepaald, de aard en omvang van risico s en de informatie die aan het bevoegd gezag moet worden verstrekt. Brzo-bedrijven In het Brzo wordt onderscheid gemaakt tussen twee categorieën bedrijven: 1. Preventiebeleid zware ongevallen- plichtige bedrijven, de Pbzo-bedrijven; 2. Veiligheidsrapport-plichtige bedrijven, de Vr-bedrijven. In het kader van de Seveso richtlijnen worden de Pbzo-bedrijven Lagedrempel-inrichtingen genoemd en Vr-bedrijven Hogedrempel-inrichtingen. Dit onderscheid wordt gemaakt aan de hand van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen welke is vergund aan het bedrijf, in relatie tot de in bijlage I van de Seveso/ Brzo vermelde tabellen met vastgestelde drempelwaarden voor gevaarlijke stoffen. Dit resulteert in: Bedrijven die de eerste drempelwaarde (de lage drempelwaarde) niet overschrijden en niet te maken hebben met de sommatieregel, vallen niet onder het Brzo-regime. Bedrijven die alleen de lage drempelwaarde overschrijden, worden aangemerkt als Pbzobedrijf en moeten op basis van het Brzo aan specifieke basis eisen en verplichtingen voldoen. Bedrijven die de hoge drempelwaarde overschrijden worden benoemd als Vr-bedrijf. Deze hebben dezelfde basisverplichtingen als de Pbzo-bedrijven, maar zijn onderworpen aan een aantal extra eisen. Zij moeten o.a. een veiligheidsrapportage opstellen waarmee wordt aangetoond dat de beheersing en preventie van gevaarlijke stoffen goed is geregeld (LATrb,2014).De specifieke 15

16 verplichtingen voor de Pbzo-bedrijven, de Vr-bedrijven en de overheid zijn beschreven in paragraaf 4.2.1, en 4.3 van dit hoofdstuk Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen In de wetgeving omtrent gevaarlijke stoffen wordt veel verwezen naar de publicatiereeksen gevaarlijke stoffen(hierna: PGS). De Publicatiereeksen zijn handreikingen voor bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen en de overheid,omtrent het invulling geven van de eisen uit de verschillende weten regelgeving. Bedrijven kunnen ervoor kiezen om het anders aan te pakken dan voorgeschreven is in de publicatiereeks. Dit wordt het gelijkwaardigheidbeginsel genoemd. De handreiking omtrent de invulling van het Brzo 1999 is beschreven in de PGS 6: Aanwijzingen voor implementatie van het Brzo De Publicatiereeks is geen geldende wetgeving, maar een richtlijn (Ministerie van VROM,2006) Arbeidsomstandighedenwet, Arbeidsomstandigheden besluit en ARIE-regeling De Arbeidsomstandighedenwet (hierna:arbowet) is een kaderwet en geeft voorschriften, rechten en plichten op het gebied van de arbeidsveiligheid en gezondheid van werkgevers en werknemers. Deze wet is op iedereen in Nederland van toepassing die arbeid verricht, maar de werkgever is degene die eerste verantwoordelijke is als het gaat om zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving. Desalniettemin wordt in deze wet wel geregeld dat werknemers hierbij actief betrokken worden. Een belangrijk gegeven dat is vastgelegd in deze wet is dat ieder bedrijf een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RIE) opstelt, welke dient als grondslag voor het Arbobeleid. Artikel 6 van deze wet zorgt voor de connectie met het Brzo. Hierin is gesteld dat de werkgever bij het te voeren Arbobeleid maatregelen neemt ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen (LATrb,2014). Het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna:arbobesluit) komt voort uit de Arbowet en geeft verdere regels wat betreft de veiligheid en gezondheid van zowel werkgever, als werknemer. In hoofdstuk 2, afdeling 2 van dit besluit is regelgeving opgenomen om de risico s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen te beheersen. Dit betreft de ARIE, de Aanvullende Risico Inventarisatie en Evaluatie. Deze regeling is voor een deel van de Pbzo-bedrijven relevant. Wat van toepassing is op alle Brzo-bedrijven is beschreven in artikel 2.5f van dit besluit en gaat over het waarschuwen van naburige bedrijven over de gevaren van ongevallen met gevaarlijke stoffen (LATrb,2014). Naast het Brzo bestaat op het gebied van arbeidsveiligheid de ARIE-regeling. Deze regeling kan naast het Brzo van toepassing zijn op bedrijven die te maken hebben met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, de zogenaamde ARIE-bedrijven. Op basis van drempelwaarden van gevaarlijke stoffen wordt vanuit de arbeidsveiligheid bepaald of een bedrijf onder de ARIE-regeling valt. De regeling stelt soortgelijke eisen als het Brzo. Over het algemeen kan worden gesteld dat het Brzo voor de grotere bedrijven geldt en de ARIE-regeling voor de kleinere bedrijven (LATrb,2014). Desalniettemin kan een Brzo-bedrijf ook onder de ARIE vallen. Een Pbzo-bedrijf kan namelijk onder deze regeling vallen, een Vr-bedrijf kan dit niet. 16

17 4.1.4 Wet milieubeheer, Wabo en Bevi De Wet milieubeheer is de belangrijkste wet op het gebied van milieu. Het regelt hoe de overheid en het bedrijfsleven moeten omgaan met het milieu en de bescherming hiervan. De wet is ingegaan op 1 maart 2013 en geeft algemene regels ten aanzien van milieubeheer. Meer specifieke regelgeving is uitgewerkt in verschillende besluiten zoals het Activiteitenbesluit milieubeheer. In hoofdstuk 17, maatregelen in bijzondere omstandigheden van de Wet milieubeheer, is mede geregeld welke informatie een exploitant van een Brzo-bedrijf aan het bevoegd gezag moet aanleveren in geval van een zwaar ongeval. Hiernaast wordt de mate van openbaarheid van milieu-informatie in hoofdstuk 19 behandeld (LATrb,2014). De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht(hierna:wabo) is sinds 1 oktober 2010 van kracht en regelt de vergunningsplicht voor bedrijven. Voorheen moesten exploitanten verschillende vergunningen aanvragen voor bijvoorbeeld bouw- of sloopactiviteiten, maar met de komst van de Wabo is dit samengevoegd tot één vergunning: de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één vergunning voor bouwen, wonen, ruimte, monumenten, milieu en natuurbescherming (van den Dikkenberg,2013). Om de Wabo uit te voeren zijn twee regelingen opgesteld: het Besluit omgevingsrecht(hierna: BOR) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht(hierna: MOR). In het BOR is het bevoegd gezag genoemd naar vergunning-plichtige categorieën bedrijven en in het MOR is aangegeven welke informatie aangeleverd dient te worden bij een milieuvergunningsaanvraag. Het veiligheidsrapport (Vr) voor veiligheidsrapport- plichtige bedrijven is één van de vereisten. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna:bevi) is gekoppeld aan de Wet milieubeheer en schrijft veiligheidsnormen voor met betrekking tot inrichtingen die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het Bevi zorgt voor een gedeeltelijke implementatie van de Seveso richtlijn en verplicht de overheid om risicovolle situaties van bedrijven ten opzichte van andere objecten te beëindigen, als het plaatsgebonden risico groter is dan één op de miljoen. In artikel 2 van het BEVI worden soorten bedrijven genoemd waarvoor de risicoafstanden moeten worden bepaald, Brzobedrijven vallen hier ook onder (LATrb,2014). In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) is de uitvoering van het Bevi vastgesteld en zorgt voor een uitwerking van de wijze waarop de risicoafstanden kunnen worden berekend (Chorda, 2013) Wet veiligheidsregio s De Wet veiligheidsregio s is sinds 1 oktober 2010 van kracht en vervangt de Brandweerwet, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, door deze te integreren in deze wet. In de wet staan taken omschreven van de brandweer omtrent de voorbereiding op en het beperken en bestrijden van zware ongevallen en rampen. Hiernaast is in deze wet geregeld dat het bestuur van de veiligheidsregio aangewezen bedrijven kunnen verplichten tot het hebben van een goed werkende bedrijfsbrandweer en voor Vr-bedrijven het opstellen van een rampenbestrijdingsplan (NIFV,2014). Dit is verder uitgewerkt in het Besluit veiligheidsregio s. Vooral artikel 31 van de Wet veiligheidsregio s is van belang voor de samenwerking met betrekking tot het toezicht, omdat hier wordt geregeld dat het bestuur van de veiligheidsregio bevoegd is bedrijven aan te wijzen die verplicht zijn een bedrijfsbrandweer in te stellen Besluit informatie inzake rampen en crises In dit besluit wordt de informatieregeling- en verschaffing geregeld van de overheid naar de bevolking en van het bedrijf naar de overheid, bij de dreiging van een ramp, tijdens de ramp en na de ramp of zwaar ongeval. Voor bedrijven die onder het Brzo vallen geldt in het kader van dit besluit dat zij bij een (dreigende) ramp de burgemeester van bepaalde informatie moeten voorzien (LATrb,2014). 17

18 4.2 Betekenis voor Nederlandse bedrijven Het gebruiken en/of opslaan van gevaarlijke stoffen kan voor een bedrijf betekenen dat het onder het Seveso/Brzo-regime valt. Mocht dit zo zijn, dan is het bedrijf onderhevig aan verschillende verplichtingen. De verplichtingen draaien allemaal om de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Of een bedrijf onder het Seveso/ Brzo-regime valt en welke verplichtingen dit met zich mee brengt, hangt af van een aantal aspecten. Een bedrijf kan een aantal dingen doen om te weten te komen of het onder het Brzo-regime valt, en zo ja, onder welk regime. In figuur 4.2 is dit schematisch uitgewerkt: Zijn er gevaarlijke stoffen aanwezig binnen het bedrijf? Nee Brzo niet van toepassing Ja Zijn uitsluitingen van toepassing op basis van artikel 2 van het Brzo? Ja Brzo niet van toepassing Nee Hoeveelheid gevaarlijke stoffen Hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen is kleiner dan de lage drempelwaarden: Bijlage I, deel 1 en 2, kolom 2+ deel 3 sommatieregel van het Brzo n.v.t. Hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen is hoger dan de lage drempelwaarden: Bijlage I, deel 1 en 2, kolom 2 van het Brzo Hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen is hoger dan de hoge drempelwaarden: Bijlage I, deel 1 en 2, kolom 3 van het Brzo Type Brzo-bedrijf Brzo n.v.t : geen verlichtingen vanuit het Brzo Pbzo- bedrijf met Pbzo- verplichtingen. Zie paragraaf Vr- bedrijf met zowel Pbzo- verplichtingen als Vrverplichtingen. Zie paragraaf Figuur 4.2: stappenplan voor toepassing van het Brzo Zijn er gevaarlijke stoffen aanwezig binnen het bedrijf? De eerste stap voor een bedrijf om te bepalen of zij onder het Brzo-regime valt, is nagaan of er binnen de organisatie wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen. Op basis van artikel 6 van het Brzo zijn bedrijven verplicht de overheid in kennis te stellen van de aanwezige gevaarlijke stoffen bij het starten van een bedrijf, bij een vergunningaanvraag en bij wijzigingen binnen het bedrijf die van invloed kunnen zijn op het veiligheidsbeleid. Als er binnen het bedrijf geen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, dan is het Brzo niet van toepassing. 18

19 Zijn uitsluitingen van toepassing op basis van artikel 2 van het Brzo? Zijn er gevaarlijke stoffen aanwezig, dan kan bepaald worden of uitsluitingen van toepassing zijn. Het Brzo is specifiek niet van toepassing op een aantal soorten bedrijven, ook wel inrichtingen genoemd. In artikel 2 van het Brzo zijn deze opgenomen. De bedrijven waarop het Brzo niet van toepassing is, zijn: Inrichtingen in gebruik bij de krijgsmacht; Inrichtingen voor het opsporen en winnen van delfstoffen, zoals bedoeld in de Mijnbouwwet, met uitzondering van inrichtingen waar chemische en thermische verwerkingsactiviteiten plaats vinden en bijbehorende opslag van gevaarlijke stoffen; Inrichtingen voor het op of in de bodem brengen van afvalstoffen om ze daar te laten, met uitzondering van inrichtingen waarvan het residu dat zij gebruiken gevaarlijke stoffen bevat; Inrichtingen die geheel of nagenoeg geheel zijn bestemd voor de opslag in verband met vervoer van gevaarlijke stoffen; Spoorwegemplacementen, voor zover zij geen onderdeel zijn van een inrichting waarop het Brzo van toepassing is; Inrichtingen die krachtens de Mijnbouwwet zijn aangewezen als mijnbouwwerken, waarvan zowel de werkzaamheden als opslag plaatsvinden op een continentaal platform. Inventariseren van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen Zijn uitsluitingen niet van toepassing, dan kan geïnventariseerd worden welke gevaarlijke stoffen er aanwezig zijn en in welke hoeveelheid. Komt de hoeveelheid gevaarlijke stoffen niet boven de lage drempelwaarden uit van bijlage I, deel 1 en 2, kolom 2 van het Brzo, dan is het nog niet direct zo dat het Brzo niet van toepassing is. Wanneer de drempelwaarden niet overschreden worden, kan er namelijk alsnog sprake zijn van een Brzo-bedrijf vanwege de sommatieregel (Bijlage I,deel 3 van het Brzo). Drie groepen gevaarlijke stoffen worden gesommeerd: Alle ontplofbare, oxiderende en licht ontvlambare stoffen; Alle toxische stoffen, met inbegrip van de zeer toxische stoffen; Alle stoffen die gevaarlijk zijn voor het milieu: de milieugevaarlijke stoffen. Het Brzo is alsnog van toepassing op een bedrijf, als de lage drempelwaarden niet worden overschreden, maar de som zoals deze is beschreven in bijlage I, deel 3, groter of gelijk is aan 1 (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012). Bedrijven die onder de Seveso, en dus onder het Brzo-regime vallen, moeten op grond van verschillende wetten aan bepaalde verplichtingen voldoen. Hierin is een tweedeling te maken: 1. Bedrijven die de lage drempelwaarde overschrijden, dus bedrijven waarvan de hoeveelheid gevaarlijke stoffen groter is dan bijlage I, deel1/2, 2e kolom(pbzo-bedrijven/lagedrempelinrichtingen), moeten voldoen aan een aantal basis verplichtingen vanuit het Brzo, het Arbobesluit en het Besluit externe veiligheid inrichtingen; 2. Bedrijven die de hoge drempelwaarde overschrijden, dus bedrijven waarvan de hoeveelheid gevaarlijke stoffen groter is dan bijlage I, deel1/2, 3e kolom(vr-bedrijven/hogedrempelinrichtingen), moeten eveneens voldoen aan de basisverplichtingen, maar hebben een aantal extra verplichtingen. In paragraaf wordt ingegaan op de verplichtingen voor Pbzo-bedrijven, in paragraaf wordt ingegaan op verplichtingen voor Vr-bedrijven. In bijlage 4 is een schematisch overzicht opgenomen van de verplichtingen. 19

20 4.2.1 Verplichtingen voor Pbzo-bedrijven Pbzo-bedrijven moeten vanuit de Seveso II en het Brzo aan verschillende basisverplichtingen voldoen. In bijlage 8 is het Brzo 1999 opgenomen. 1. Kennisgeving: Op basis van artikel 6 van de Seveso II richtlijn en artikel 26,lid 1 van het Brzo, hebben bedrijven de plicht bij de aanvraag van een vergunning, en anders binnen een jaar, het bevoegd gezag op de hoogte te stellen van het bedrijf en de aanwezige gevaarlijke stoffen. Een bedrijf is zelf verantwoordelijk om na te gaan of het onder het Brzo-regime valt. Dit moeten zij aan het bevoegd gezag laten weten door kennisgeving. Aan de hand hiervan kan de overheid bepalen of het bedrijf inderdaad onder het Brzo-regime valt of niet. 2. Het nemen van maatregelen, zowel preventief als repressief: In artikel 5, lid 1 van het Brzo ligt de verplichting dat een ieder die een bedrijf exploiteert alle maatregelen treft die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken (BRZO,1999). 3. Opstellen van een Preventiebeleid Zware Ongevallen(PBZO) en invoeren van een Veiligheidsbeheerssysteem(VBS): Op basis van artikel 5, lid 2 van het Brzo 1999 en het Rrzo 1999, dient het bedrijf binnen een jaar een document voorhanden te hebben waarin de algemene doelstellingen en beginselen van het beleid staan beschreven omtrent de beheersing van de risico s op zware ongevallen (Pbzo). Om het vastgestelde preventiebeleid te bepalen en uit te voeren moet het bedrijf,op basis van artikel 5, lid 3 van het Brzo, een VBS invoeren en werkend houden. Bij wijziging van bedrijfsonderdelen welke voor de risico s van een zwaar ongeval belangrijke gevolgen kan hebben, moet het bedrijf er voor zorgen dat het veiligheidsbeheerssysteem wordt herzien en eventueel wordt aangepast. Een onderdeel van het veiligheidsbeheerssysteem is een intern noodplan, dat eens per drie jaar moet worden herzien en eventueel moet worden aangepast. De eisen van het interne noodplan zijn beschreven in bijlage IV van het Brzo en in bijlage II f omtrent de VBS eisen. In bijlage II van het Brzo zijn de specifieke eisen beschreven waaraan het VBS moet voldoen. Samen vormen deze het veiligheidsmanagementsysteem (Ministerie van VROM,2006). Voor Vr-bedrijven komt dit terug in het veiligheidsrapport. 4. Voorhanden hebben van een actuele stoffenlijst voor hulpdiensten: Artikel 14 van de Rrzo schrijft voor dat iedere exploitant van een bedrijf er voor moet zorgen dat hulpdiensten direct toegang hebben tot een lijst met aanwezige gevaarlijke stoffen per installatie. 5. Kennisgeving en melding bij verandering en incidenten: In artikel 6 van het Brzo is opgenomen dat exploitanten van bedrijven verplicht zijn het bevoegd gezag op de hoogte te stellen van elke significatie wijziging van de inrichting omtrent processen waarbij gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Dit geldt ook voor de risico s van zware ongevallen en de sluiting van een installatie. Hierbij komt dat de bedrijven moeten zorgen voor informatieverstrekking naar omgeving en hulpdiensten/overheid, voor, tijdens en na een ongeval. 6. Opstellen van installatiescenario s en informatie uitwisseling met buren: Dit zijn verplichtingen welke voortkomen uit het Arbobesluit hoofdstuk 2, afdeling 2 (ARIEregeling) vallen. Per installatie moeten mogelijke (ramp) scenario s worden opgesteld en informatie omtrent deze scenario s en risico s moeten met buurbedrijven worden uitgewisseld. De scenario s moeten voor handen zijn binnen het bedrijf, maar hoeven niet te worden gerapporteerd. Vr-bedrijven moeten dit wel rapporteren. 20

21 7. Uitvoeren kwantitatieve risicoanalyse: Artikel 2 van het Bevi stelt dat alle Brzo-bedrijven een kwantitatieve risicoanalyse dienen uit te voeren om risicoafstanden te bepalen met betrekking tot de ruimtelijke ordening (BEVI, 2004) Verplichtingen voor Vr-bedrijven De Vr-bedrijven moeten naast de basisverplichtingen van Pbzo-bedrijven, voldoen aan extra verplichtingen vanuit de Seveso/het Brzo: 1. Het opstellen van een veiligheidsrapport: In artikel 10 van het Brzo worden bedrijven verplicht er voor te zorgen dat er een veiligheidsrapport aanwezig is, met de actuele stand van zaken omtrent veiligheid binnen de gehele organisatie. Dit moet weergeven dat er o.a. een beleid wordt gevoerd ter voorkoming van zware ongevallen, dat er een veiligheidsbeheerssysteem is ingevoerd, dat de gevaren van zware ongevallen zijn geïdentificeerd en dat er een intern noodplan is opgesteld. Een onderdeel hiervan is het opstellen van installatiescenario s, welke moeten worden gerapporteerd. De eisen waaraan het veiligheidsrapport moet voldoen staan beschreven in bijlage III van het Brzo en moet eens per vijf jaar worden aangeleverd aan de overheid/het bevoegd gezag. Voor nieuwe bedrijven is dit bij aanvang van de bedrijvigheid (BRZO,1999). 2. Bijgewerkte stoffenlijst voor handen hebben voor een ieder te raadplegen: Artikel 21 van het Brzo en artikel 13 van het Rrzo stellen dat bedrijven een lijst met gevaarlijke stoffen moeten hebben die voor iedereen beschikbaar is en deze eenmaal per maand moeten bijwerken. 3. Aanvullende eisen op het intern noodplan: In artikel 22 van het Brzo is gesteld dat het noodplan eens per drie jaar moet worden geëvalueerd, beproefd en zo nodig moet worden aangepast. De eisen waaraan het intern noodplan moet voldoen zijn beschreven in bijlage IV van het Brzo. 4. Kwantitatieve risicoanalyse en milieurisicoanalyse: Vr-bedrijven zijn verplicht naast een kwantitatieve risicoanalyse ook een milieurisicoanalyse uit te voeren. Aan de hand van deze analyse moeten de risico s in kaart worden gebracht omtrent de gevaren voor het milieu (Chorda, 2012). 5. Informatie uitwisseling met buren indien het bedrijf is aangewezen als veroorzakend Dominobedrijf: Als het bedrijf is aangewezen als domino - bedrijf moet het op basis van artikel 7.3 van het Brzo en hoofdstuk 2,afdeling 2, artikel 2.5.f van het Arbobesluit, buren informeren over de gevaren en risico s in verband met de aanwezige gevaarlijke stoffen. Ook dienen er gegevens met andere bedrijven te worden uitgewisseld om samen met de naastgelegen bedrijven de risico s te beoordelen. Uit het Arbobesluit komt naar voren dat de werkgever uit eigen beweging, indien een zwaar ongeval gevolgen kan hebben voor de veiligheid van werknemers in naburige bedrijven/inrichtingen, algemene informatie moet verstrekken voor de beoordeling van de risico s die zij lopen (Arbobesluit,1997). 6. Aanstellen bedrijfsbrandweer: Op grond van artikel 31 van de Wet veiligheidsregio s kan het bestuur van de veiligheidsregio een Brzo-bedrijf aanwijzen als bedrijfsbrandweer-plichtig. Deze bedrijven moeten als gevolg hiervan een bedrijfsbrandweer aanstellen en de rapportages hiervan beschikbaar stellen voor het bevoegd gezag (VRR.e.a.,2013). Dit dient alleen te gebeuren als het bestuur van de veiligheidsregio het bedrijf heeft aangewezen als bedrijfsbrandweer-plichtig. 21

22 4.3 Verplichtingen van de overheid De overheid heeft in het kader van de Seveso II richtlijn, en het hieruit voortvloeiende Brzo, ook verplichtingen waar zij uitvoering aan moeten geven (BRZO,1999): 1. Beoordeling Brzo verplichting: Volgens een medewerker van het DCMR (persoonlijke mededeling, 1 april 2014) is een belangrijke verplichting van de overheid het beoordelen of een bedrijf onder het Seveso/ Brzoregime valt. Bij de aanvraag van bijvoorbeeld een omgevingsvergunning is het de taak van het bevoegd gezag om na te gaan of het Brzo van toepassing is op het desbetreffende bedrijf. Dit wordt uitgevoerd door te kijken naar de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, de hoeveelheid en de hoedanigheid hiervan. Aan de hand van de kennisgeving die bedrijven indienen wordt dit ook beoordeeld. Mocht er iets wijzigen in de hoeveelheid en vorm van bepaalde gevaarlijke stoffen, dan moet opnieuw herzien worden of dit consequenties met zich mee kan brengen omtrent de Seveso/ Brzo- verplichting. 2. Bekend maken conclusies veiligheidsrapport: Het bekend maken van de conclusies van het veiligheidsrapport is ook een verplichting van de overheid (BRZO,1999). Vr-bedrijven hebben de verplichting een veiligheidsrapport op te stellen en deze te sturen aan het bevoegd gezag. Na ontvangst van het veiligheidsrapport dient, op basis van artikel 15 van het Brzo, het bevoegd gezag deze toe te zenden aan de bestuursorganen: het bestuur van de veiligheidsregio, het Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid, de burgemeester en wethouders en de aangewezen toezichthouder. Deze beoordelen het veiligheidsrapport en stellen binnen 6 maanden, met tussenkomst van het bevoegd gezag, de exploitant hiervan op de hoogte. In artikel 18 van het Brzo is gesteld dat binnen twee weken nadat het bevoegd gezag de conclusies bekend heeft gemaakt, zij mededeling doet door terinzagelegging en kennisgeving in één of meer dagbladen of huisaan-huis bladen. 3. Bedrijven aanwijzen als Domino-bedrijf: Een andere verplichting van de overheid is dat zij, op basis van artikel 7 van het Brzo, Brzobedrijven aanwijzen als domino-bedrijven en hen hiervan in kennis stellen. Een Brzo-bedrijf kan worden aangewezen als domino-bedrijf als de risico s van een zwaar ongeval binnen het bedrijf een grote impact kunnen hebben op naburige bedrijven. Het bevoegd gezag dient de bestuurorganen hier ook over te informeren (Chorda,2013). 4. Inspectieprogramma opstellen en uitvoeren inspecties: Het bevoegd gezag dient, in overleg met voorgenoemde bestuursorganen, op grond van artikel 24 van het Brzo een inspectieprogramma vast te stellen en uit te voeren. Tijdens de inspecties wordt gecontroleerd of de verplichtingen worden nageleefd. Hiervan wordt een rapport opgemaakt en geëvalueerd. 5. Handhaving: Het bevoegd gezag heeft de taak om de wet- en regelgeving en de hieruit voortkomende verplichtingen te handhaven. Mocht er iets niet in orde zijn, niet volledig zijn of niet kloppen, dan zijn zij bevoegd om te waarschuwen. Als hier geen gehoor aan gegeven wordt, dan is het bevoegd gezag bevoegd tot het overgaan op sanctionering. Dit kan zover gaan als strafrechtelijke handhaving en sluiting van een inrichting, installatie of opslagplaats (Chorda,2013). 6. Aanwijzen bedrijfsbrandweer en rampenbestrijdingsplannen: Het bestuur van de veiligheidsregio heeft op grond van artikel 31 van de Wet veiligheidsregio s de verplichting om een bedrijf, die door een ongeval of brand bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid, aan te wijzen als bedrijfsbrandweer- 22