Als we iets weten... kunnen we ook iets doen. Wetenschapskatern 2010

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Als we iets weten... kunnen we ook iets doen. Wetenschapskatern 2010"

Transcriptie

1 Als we iets weten... kunnen we ook iets doen. Wetenschapskatern 2010

2 Voorwoord Voorwoord De Stichting MS Research subsidieert wetenschappelijk onderzoek naar multiple sclerose (MS) en geeft voorlichting over deze ziekte aan een breed publiek. Het overgrote deel van het MS-onderzoek binnen Nederland wordt gefinancierd door de Stichting MS Research. Om u een goed idee te geven van de stand van zaken van dit wetenschappelijk onderzoek en de verschillende gebieden waarop het door de Stichting MS Research gesubsidieerde onderzoek plaatsvindt, hebben wij dit Wetenschapskatern samengesteld. Het katern bestaat uit een algemene inleiding, waarin beschreven wordt op welke gebieden onderzoek naar MS wordt gedaan en waarom. Deze algemene inleiding wordt gevolgd door een beschrijving van de 37 projecten en programma s die momenteel worden uitgevoerd met door de Stichting MS Research verstrekte onderzoekssubsidies. De projecten met de laatste resultaten zijn door de onderzoekers zelf beschreven. Er is getracht om de projecten zoveel mogelijk in algemeen gangbaar Nederlands te beschrijven, zodat iedereen de essentie van de projecten kan begrijpen. Om deze reden is bovendien achter in dit katern een woordenlijst bijgevoegd. Er is een lijst bijgevoegd met functies binnen de wetenschap voor diegenen die graag meer willen weten over de wijze waarop wetenschappelijk onderzoek is georganiseerd. Colofon Grafische vormgeving: HollandDrive Fotografie: Renate Beense / Jelmer de Haas Drukwerk: Drukkerij Gramo, Rotterdam (Eind-)redactie: mw. Dorinda Roos 3

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Onderzoek naar multiple sclerose: algemene inleiding 6 2. MS-centra voor onderzoek Inleiding MS Centrum Amsterdam, onderzoeksprogramma s Neurodegeneratie en neuroprotectie in MS: van molecuul tot kliniek en Vroeg en op maat ErasMS, Rotterdams MS-centrum voor patiëntenzorg en onderzoek De Hersenbank voor Ms Inleiding De Nederlandse Hersenbank voor multiple sclerose Onderzoek naar klinische symptomen en nieuwe therapieën Inleiding Het functioneren van MS-patiënten tien jaar na de diagnose Effectiviteit van cliëntgerichte ergotherapie bij MS Proxy metingen bij MS Haalbaarheid en effecten van een zelfhulp cognitieve gedragstherapie via internet voor depressieve klachten bij MS-patiënten Met tryptofaan verrijkte voeding ter verbetering van stemming en cognitieve functies in MS patiënten Kunnen worm glycoproteïnen beschermen tegen MS? De diagnostische waarde van biomarkers van gliacellen voor het spectrum van neuromyelitis optica Onderzoek naar schade bij ontsteking en littekenvorming Inleiding Zuurstofradicalen in MS pathologie: van bron tot oplossing Biologische rol en therapeutische mogelijkheden van lichaamseigen antioxidant-enzymen bij MS Versterken van de delta werken van de hersenen Kleine hekkensluiters in de hersenen Mitochondriële dysfunctie in multiple sclerose De rol van het eiwit P-glycoproteïne in de onderdrukking van het immuunsysteem in MS Microgliale activatie en clustering: een kenmerk van vroege MS-laesies? Onderzoek naar myelinevormende cellen en stoffen die deze cellen beïnvloeden Inleiding Onderzoek naar het gedrag van uit stamcellen verkregen oligodendrocyten na transplantatie Het vervaardigen van oligodendrocyten uit induced pluripotenten stam (IPS) cellen Het identificeren van de stress markers voor oligodendrocyten, mogelijke toepassing van ips cellen? Onderzoek naar het transport van één van de belangrijkste myeline eiwitten, MBP naar het myelinemembraan Geslachtshormonen en MS: verminderde synthese van moleculen die zenuwcellen beschermen en remyelinisatie bevorderen? De rol van het enzym weefseltransglutaminase bij littekenvorming en bij de ontwikkeling van myelinevormende cellen Onderzoek naar lichaamseigen en erfelijke factoren Inleiding Onderzoek naar de bruikbaarheid van remmers van epigenetische processen voor de behandeling van MS Opheldering van het biomoleculaire mechanisme van de differentiële IFNß respons in RRMS MS en immunogenetische risicofactoren als markers voor ziekteverloop en therapeutische mogelijkheden Immunogenetica van MS Epigenetische modificatie van remyelinisatie activiteit Onderzoek van het immuunsysteem in MS Inleiding De rol van auto-antilichamen tegen neurofilamenten in het ontstaan van schade aan zenuwuitlopers en grijze stof in MS Mechanismen van myeline opname tijdens MS Bestudering van CD8 T lymfocyten in MS laesies: antigeen specificiteit en functie Onderzoek naar de oorzaak van klinische symptomen en ziektebeloop Inleiding Grijze stof pathologie in MS Het grijze gebied van MS: klinische relevantie van grijze-stofafwijkingen op MRI Cognitieve achteruitgang bij MS patiënten: de hippocampus en de thalamus in beeld Functieverlies in MS begrijpen door middel van in vivo maten van functionele connectiviteit en structurele schade De invloed van cortisol op de ernst van MS Karakterisatie van MS laesies van de Nederlandse Hersenbank Functies binnen de wetenschap Woordenlijst

4 Hoofdstuk 1 Onderzoek naar multiple sclerose: algemene inleiding Naam: Dr. Cindy Lieben Titel: Doctor Betrokken bij Stichting MS Research als: onderzoeker Waar: Orbis Medisch Centrum Onderzoek naar multiple sclerose: algemene inleiding MS: een auto-immuunziekte Het is nog niet bekend hoe MS precies ontstaat. Wel is duidelijk dat auto-immuniteit een grote rol speelt bij MS. Bij een auto-immuunreactie is het afweersysteem van het lichaam ontregeld en valt het behalve virussen en bacteriën ook lichaamseigen weefsel aan. Bij MS is myeline in de hersenen en het ruggenmerg (het centrale zenuwstelsel) het doelwit van het ontregelde afweersysteem. Myeline vormt een isolerende laag rondom de zenuwen en zorgt voor een snelle geleiding van signalen die nodig zijn voor het in stand houden of op gang brengen van processen in het menselijk lichaam. Beschadigingen in de myelinelaag leiden daarom tot het niet of minder goed functioneren van een zenuwcel. Afhankelijk van de plaats van de beschadiging en van het type zenuwcel dat beschadigd wordt, kunnen zich verschillende verschijnselen voordoen. De klachten (bijvoorbeeld slecht zien, spierzwakte, vermoeidheid) kunnen daarom sterk verschillen tussen de ene en de andere persoon met MS. Het afweersysteem: cellen en hormoonachtige stoffen De witte bloedcellen zijn de belangrijkste cellen van het afweersysteem. Er bestaan verschillende soorten witte bloedcellen die elk een eigen functie hebben binnen het afweersysteem. Voorbeelden van dergelijke functies zijn: het aanvallen en doden van cellen waarbinnen zich een virus bevindt, het maken van speciale eiwitten (antilichamen) die zich aan vreemde stoffen of bacteriën kunnen binden en het onschadelijk maken van vreemde stoffen waaraan antilichamen gebonden zijn door deze op te eten. De verschillende cellen van het afweersysteem kunnen elkaar beïnvloeden. Voor het grootste gedeelte gebeurt dit met behulp van hormoonachtige stoffen, die cytokinen worden genoemd. Als cellen actief worden, bijvoorbeeld door contact met een lichaamsvreemde stof, kunnen ze verschillende cytokinen maken en uitscheiden. Deze cytokinen kunnen elk weer verschillende typen cellen van het afweersysteem activeren of juist remmen. Door de verschillende typen cellen en de verschillende manieren waarop zij elkaar beïnvloeden vormt het afweersysteem een heel complex systeem. Hierdoor is het vaak moeilijk om uit te zoeken wat er precies mis is in een ontregeld immuunsysteem. MS en de bloed-hersenbarrière Het centrale zenuwstelsel is een uiterst belangrijk onderdeel van het lichaam. Daarom wordt het beschermd door een barrière die ervoor zorgt dat er geen binnendringers vanuit het bloed de hersenen binnenkomen, de zogenaamde bloed-hersenbarrière. Deze barrière bestaat uit een aaneengesloten rij cellen die samen de wand van het bloedvat vormen. Dit bloedvat wordt extra verstevigd door een netwerk van speciale eiwitmoleculen. Cellen en de meeste eiwitten uit het bloed kunnen deze bloed-hersenbarrière niet passeren. Dit betekent dat activering van het afweersysteem van het lichaam in normale gevallen niet zal leiden tot ontstekingen in de hersenen. Voor gevallen dat er ondanks de bloed-hersenbarrière toch iets in de hersenen is gekomen dat daar niet thuishoort, beschikken de hersenen over een eigen, beperkt immuunsysteem. Bij MS blijken er lekken op te treden in de bloed-hersenbarrière waardoor de afweercellen uit het bloed toch de hersenen binnen kunnen komen, daar ontstekingen veroorzaken en myeline beschadigen. 6 7

5 Onderzoek naar multiple sclerose: algemene inleiding Onderzoek naar multiple sclerose: algemene inleiding Myelinevormende cellen in het centrale zenuwstelsel Het centrale zenuwstelsel is opgebouwd uit zenuwcellen en begeleidende cellen. De uitlopers van de zenuwcellen, de zenuwvezels, worden beschermd door myeline. Myeline wordt gemaakt door een bepaald type hersencel: de oligodendrocyt. Uitlopers van de oligodendrocyt met daarin myeline wikkelen zich om de zenuwuitloper en vormen zo de myelineschede. Oligodendrocyten kunnen gedood worden tijdens de aanval op myeline. In het centrale zenuwstelsel blijken in de aangedane gebieden soms nog cellen te zijn die in principe tot oligodendrocyten uit kunnen groeien. Op MRI-scans is te zien dat er in aangedane gebieden soms gedeeltelijk myeline teruggevormd wordt. Er wordt daarom veel onderzoek gedaan naar de reden dat myeline niet of slechts gedeeltelijk wordt teruggevormd in de aangedane gebieden. ondersteund door de Stichting MS Research. De MS-Hersenbank verzamelt hersenmateriaal van mensen met en zonder MS, die tijdens hun leven een speciaal donorcodicil hebben getekend. Dit zeer goed omschreven hersenmateriaal wordt beschikbaar gesteld aan MS-onderzoekers en maakt het hen mogelijk het ziekteproces en de aangedane gebieden te onderzoeken in hersenmateriaal van mensen. Onderzoek naar MS Zoals boven aangegeven spelen vele verschillende processen een rol bij het ontstaan en voortschrijden van MS. Om het ziekteproces van MS te leren begrijpen, wordt er op al deze gebieden onderzoek gedaan. Meer kennis over de wijze waarop MS ontstaat, is een voorwaarde voor een gerichte zoektocht naar mogelijkheden om deze ziekte in de toekomst te behandelen en te voorkomen. Beschadigingen van zenuwen Naast verlies van myeline treedt er bij MS ook beschadiging op van de zenuwen zelf. Deze beschadigingen spelen een belangrijke rol in het ontstaan van blijvende schade en lichamelijke beperkingen door MS. Om deze reden vindt er onderzoek plaats naar de rol van beschadigingen aan zenuwcellen in het voortschrijden van MS, de wijze waarop de zenuwcellen worden beschadigd en hoe men dit eventueel zou kunnen voorkomen of herstellen. De rol van omgevings- en erfelijke factoren Helaas is nog niet bekend waarom en op welke wijze MS ontstaat. Wel is door bestudering van de verspreiding van de ziekte bekend dat zowel omgevings- als erfelijke factoren de kans op het krijgen van MS beïnvloeden. Het feit dat deze factoren nog steeds niet bekend zijn, wordt veroorzaakt doordat er vermoedelijk een combinatie van vele factoren een rol speelt en dat bovendien deze factoren waarschijnlijk voor verschillende personen anders kunnen zijn. Mogelijk kunnen omgevings- en erfelijke factoren ook het verloop van de ziekte beïnvloeden. Het feit dat erfelijke factoren een rol spelen bij de gevoeligheid voor het krijgen van MS betekent overigens niet dat MS erfelijk is in de gebruikelijke zin van het woord. De kans dat kinderen van personen met MS ook MS krijgen is heel klein en mensen met precies hetzelfde erfelijke materiaal (eeneiïge tweelingen) ontwikkelen vaker niet dan wel allebei MS. Wel kan de kans op MS in sommige families hoger zijn dan het gemiddelde van 1 op Verschillende vormen van MS MS kan bij verschillende personen een sterk verschillend verloop hebben. Er kunnen verschillende typen van MS onderscheiden worden. Ook binnen deze typen kan het verloop sterk variëren. De meest voorkomende variant van MS is relapsing-remitting MS. Ongeveer 85% van de mensen bij wie MS wordt vastgesteld hebben deze variant van MS. Relapsing-remitting MS is een vorm van MS waarbij opflakkeringen (exacerbaties of schubs) worden afgewisseld met perioden van herstel waarin de klachten verminderen of verdwijnen. Vaak gaat deze relapsing-remitting MS op den duur over in secundair progressieve MS. In deze 2e fase is er sprake van geleidelijke achteruitgang en treedt er geen tussentijds herstel meer op. Bij 10-15% van de mensen met MS treedt er meteen vanaf het begin verslechtering op zonder tussentijds herstel. Er is dan sprake van primair progressieve MS. Magnetic resonance imaging (MRI) en de MS-Hersenbank Onderzoek naar en diagnose van MS zijn lange tijd bemoeilijkt omdat je niet bij levende mensen in de hersenen kunt kijken. Sinds 20 jaar beschikt men echter over de MRI-techniek, die gebruik maakt van magnetische velden en waarmee het wel mogelijk is om een beeld te maken van de hersenen van een levend persoon. Deze techniek is zeer belangrijk voor zowel de diagnose als het onderzoek naar MS. In 2005 zijn de diagnostische MRI-criteria aangepast, zodat de diagnose MS in de toekomst sneller en met meer zekerheid gesteld kan worden met behulp van MRI. Bovendien wordt deze techniek voortdurend verder ontwikkeld om op deze wijze zo veel mogelijk gegevens over de ziekte MS te kunnen achterhalen. Sinds 1990 wordt veel MS-onderzoek mogelijk gemaakt door de MS-Hersenbank, die financieel wordt bron: VUmc, MS Centrum Amsterdam 8 9

6 Hoofdstuk 2 MS-centra voor onderzoek 2.1 Inleiding De zorg voor MS-patiënten wordt in toenemende mate uitgevoerd in MS-centra. Dat wil zeggen dat ziekenhuizen proberen de zorg te optimaliseren door het opzetten van een samenwerkingsverband van neurologen, verpleegkundigen en andere deskundigen op het gebied van MS. In analogie hiermee heeft de Stichting MS Research besloten tot het oprichten van MS-centra voor onderzoek (en zorg). Hierbij krijgen medische centra die zelf veel investeren in onderzoek naar MS, een langdurige en structurele ondersteuning van de Stichting MS Research, die bedoeld is om het onderzoek nog verder te stimuleren en uit te breiden. Daarnaast is het de bedoeling dat met de toename van dit onderzoek ook de zorg voor MS-patiënten in deze centra toeneemt. Momenteel worden 3 MS-centra in Nederland door de Stichting MS Research gefinancierd, maar het streven is op korte termijn meerdere centra te ondersteunen. 2.2 VUmc MS Centrum Amsterdam Onderzoeksprogramma d MS Neurodegeneratie en neuroprotectie in MS: van molecuul tot kliniek Onderzoeksprogramma c MS Vroeg en op maat MS-centra voor onderzoek Naam: Prof. dr. R.Q. Hintzen Titel: Hoofd MS Centrum ErasMS Betrokken bij Stichting MS Research als o.a.: lid wetenschappelijke raad Waar: Rotterdam Het VUmc MS Centrum Amsterdam, in 1998 opgericht, is uitgegroeid tot 1 van de top 5 MS centra van de wereld en is met al haar expertise hét aanspreekpunt in Nederland voor wetenschappelijke informatie over MS, zowel voor mensen met MS en hun omgeving als voor zorgverleners. Ongeveer de helft van alle nieuwe MS-patiënten in Nederland komt naar het VUmc MS Centrum Amsterdam voor een behandeling of second opinion. Doel van het centrum Het VUmc MS Centrum Amsterdam is een toonaangevend (inter)nationaal centrum op het gebied van MS waar hoogwaardig onderzoek, zorg voor patiënten en opleiding van talenten centraal staan. Het centrum richt zich op de vroege opsporing van MS en behandeling op maat. Bij verschillende afdelingen binnen het VUmc wordt onderzoek gedaan naar MS. De samenwerking tussen de verschillende vakgebieden is één van de sterke punten van het MS centrum. Samen werken de afdelingen binnen het VUmc MS Centrum Amsterdam aan het verbeteren van de diagnostische mogelijkheden voor het vaststellen en typeren van MS en aan het zoeken naar effectievere behandeling van mensen met MS. Daarnaast werken ze aan het ontrafelen van factoren die bijdragen aan de ziekte MS. De samenwerkende afdelingen zijn: moleculaire celbiologie en immunologie, radiologie, neurologie, pathologie, revalidatie geneeskunde, epidemiologie en biostatistiek, klinische chemie en anatomie en neurowetenschappen. Achtergrond van het centrum Het VUmc MS Centrum Amsterdam is in 1998 opgericht met steun van de Stichting MS Research. De stichting verzorgde de subsidiëring van verschillende onderzoekslijnen in een programmasubsidie, die de basis vormden van het centrum ( ). De continuering van het centrum werd gewaarborgd door een tweede programmasubsidie ( ). In de 2e programmasubsidie is ook het MS- MRI Centrum van het VU medisch centrum opgenomen. Dit centrum wordt sinds 1995 gesubsidieerd door de Stichting MS Research. In 2006 is door de Stichting MS Research een 3e programmasubsidie voor het centrum gehonoreerd ( ), gevolgd door een 4e programmasubsidie in 2010 ( ). Een substantieel deel van het wetenschappelijk onderzoek van het MS Centrum Amsterdam wordt financieel ondersteund door de Stichting MS Research. Ofwel via structurele steun aan het centrum 10 11

7 MS-centra voor onderzoek MS-centra voor onderzoek (de programmasubsidies) ofwel via de subsidies voor onderzoeksprojecten. Een substantieel deel van het wetenschappelijk onderzoek van het MS Centrum Amsterdam wordt financieel ondersteund door de Stichting MS Research. Ofwel via structurele steun aan het centrum (de programmasubsidies) ofwel via de subsidies voor onderzoeksprojecten. Nieuwe centrumsubsidie d Het centrale thema Het VUmc MS Centrum Amsterdam is een innovatief onderzoeksprogramma gestart naar de bescherming van hersencellen bij mensen met MS. MS werd tot voor kort gezien als een pure ontstekingsziekte van het centrale zenuwstelsel. De huidige geneesmiddelen zijn er dan ook op gericht om de ontsteking bij MS-patiënten sterk te verminderen. Dit helpt, maar geneest de ziekte niet. De laatste jaren is duidelijk geworden waarom de therapie niet voldoende is: het verlies van functie van de hersencellen en de verbindingen tussen hersencellen zorgt ervoor dat MS-patiënten steeds verder achteruit gaan. Door de schade en het verlies van hersencellen tegen te gaan, verwachten de onderzoekers van het VUmc MS Centrum Amsterdam dat zowel de neurologische achteruitgang als het geheugenverlies, dat zo kenmerkend is voor MS, kan worden aangepakt. Het VUmc MS Centrum Amsterdam heeft er voor gekozen om gezamelijk onderzoek te doen naar het voorkomen en herstellen van beginnende schade aan hersencellen bij MS. Als één van de weinige MS centra in de wereld beschikt het centrum in Amsterdam over alle benodigde expertise om dit lastige, maar heel belangrijke onderzoek aan te pakken. Om schade aan hersencellen te voorkomen is het van belang beter te begrijpen hoe deze schade ontstaat. Hiervoor is nog veel onderzoek nodig. Hopelijk komen we met het onderzoek van de komende jaren tot een behandeling die niet alleen het aantal ontstekingen vermindert, maar ook hersencellen beschermt of beschadigde hersencellen herstelt. Daarnaast willen we graag onderzoeken hoe we de gevolgen van vergevorderde schade aan hersencellen voor mensen met MS zoveel mogelijk kunnen beperken. Zo hopen we voor alle mensen met MS, of ze nu pas de diagnose te horen hebben gekregen of al lang met de gevolgen van MS leven, kennis te vergaren die voor hen van belang is. De onderzoekslijnen 1. Vernieuwing We zoeken in deze innovatieve onderzoekslijn naar potentiële aangrijpingspunten voor behandelingen om hersenschade te herstellen of hersencellen te beschermen tegen schade. In deze onderzoekslijn zal gebruik gemaakt worden van diverse cel- en weefselkweekmodellen die relevant zijn voor MS om het proces van celschade en -verlies in elk detail te onderzoeken. 2. Vertaling De resultaten van onderzoekslijn 1 worden in deze onderzoekslijn vertaald naar de mens. Tegelijkertijd wordt gestart met het bestuderen van de effectiviteit van bestaande geneesmiddelen. Deze middelen worden ook met succes gebruikt bij andere ziektes met hersenschade, zoals de ziekte van Parkinson en Alzheimer. Ook wordt er gekeken naar het effect van brain training om het geheugenverlies bij MS-patiënten te beperken. 3. Verbeelding In deze onderzoekslijn wordt neurodegeneratie via MRI in beeld gebracht en bestudeerd. 4. Verbetering In deze onderzoekslijn wordt gezocht naar nieuwe manieren om neurodegeneratie bij mensen met MS te meten. Zo wordt onderzoek gedaan naar het gebruik van OCT. Met deze oogscan kan in zeer korte tijd de schade van de oogzenuw in beeld gebracht worden. De hoeveelheid schade aan de oogzenuw in de tijd zou een maat kunnen zijn voor de hoeveelheid schade in de hersenen en dus voor neurodegeneratie. Verder wordt er gekeken welke biomarkers (meetbare stoffen in het bloed) een maat zijn voor de hoeveelheid schade in de hersenen. Ook worden de verschillende testen voor het meten van geheugenverlies onderzocht op hun effectiviteit voor het meten van geheugenverlies bij mensen met MS. s programmasubsidie d MS (vanaf 1 oktober 2010) Drs. Daphne Vogel, afdeling Moleculaire celbiologie en immunologie Drs. Philip Nijland, afdeling Pathologie Drs. Melissa Pinheiro, afdeling Moleculaire celbiologie en immunologie Drs. Martijn Steenwijk, afdeling Radiologie Drs. Oliver Wiebenga, afdeling Radiologie Drs. Lisanne Balk, afdeling Neurologie Drs. Eva Strijbis, afdeling Neurologie Dr. Axel Petzold, afdeling Neurologie Instituten VU medisch centrum, Amsterdam Startdatum (oktober 2010) Het VUmc MS Centrum Amsterdam is ontstaan uit een fusie van het MS-MRI Centrum, dat sinds mei 1995 wordt ondersteund door de Stichting MS Research, en het MS Centrum voor Onderzoek en Zorg, dat sinds oktober 1998 wordt ondersteund door de Stichting MS Research. Van oktober 2010 tot oktober 2014 krijgt het centrum de 4e programmasubsidie van de Stichting MS Research d. vanaf 1 oktober ,- voor 2 jaar, met uitzicht op jaarlijkse verlenging tot 1 oktober 2014 Programma subsidie c Onderzoekslijnen en bereikte resultaten 1. Biologie van de ziekte: aangrijpingspunten voor nieuwe therapieën Doel: het vinden van mogelijkheden voor de ontwikkeling van nieuwe therapieën die ingrijpen op twee ziekteprocessen: 1. Het remmen van het binnendringen van witte bloedcellen in het centrale zenuwstelsel. Er wordt onderzocht welke eiwitten op de endotheelcellen die de bloedvaten in de hersenen bekleden, betrokken zijn bij het binnendringen van ontstekingscellen in de hersenen. Daarnaast wordt bestudeerd of het blokkeren van signalen in endotheelcellen kan voorkomen dat ontstekingscellen de bloed-hersenbarrière passeren, wat mogelijk een nieuw aangrijpingspunt kan zijn voor therapie. Drs. Ruben van Doorn houdt zich als promovendus bezig met dit onderwerp onder begeleiding van dr. Elga de Vries. 2. Het verminderen van beschadiging van zenuwvezels. Zenuwcellen raken beschadigd en gaan dood door stoffen die uitgescheiden worden door bepaalde ontstekingscellen, de macrofagen. In dit project wordt onderzocht welke stoffen dit zijn en hoe je hierop met nieuwe therapieën kunt ingrijpen. Daarnaast wordt onderzocht wat de gevolgen van 12 13

8 MS-centra voor onderzoek MS-centra voor onderzoek beschadiging van de zenuwvezel zijn en of dit proces geremd kan worden door therapieën. Drs. Elly Vereyken verdiept zich als promovendus in dit onderdeel onder begeleiding van dr. Charlotte Teunissen. 2. Neuropathologie: de vorming van laesies en heterogeniteit van de ziekte Doel Onderzoek naar ziekteprocessen die een rol spelen bij de vorming van MS-laesies. Hierbij worden de afwijkingen die onder de microscoop zichtbaar zijn in de witte en grijze stof van zowel hersenen als ruggenmerg vergeleken met MRI-beelden van dezelfde laesies. 2 projecten vallen onder deze onderzoekslijn: 1. Verdeling van laesies in de grijze en witte stof van onder andere de hippocampus (onderdeel van de hersenen dat een rol speelt bij het opslaan van nieuwe herinneringen) en het verband met verschillende vormen van MS. 2. Ziekteprocessen die een rol spelen bij het ontstaan van laesies in de grijze stof. Hierbij zal gekeken worden naar de rol van beschadiging van de bloed-hersenbarrière, naar de rol van ontstekingen en de rol van reactieve zuurstofdeeltjes en enzymen die deze deeltjes onschadelijk kunnen maken. Tevens zal gekeken worden of verstoringen van de energiehuishouding van cellen of overprikkeling van zenuwcellen aanwezig zijn en een rol spelen. Dr. Jeroen Geurts houdt zich bezig met het eerste project in nauwe samenwerking met dr. Jack van Horssen, die zich met het 2e project bezighoudt. Resultaten We hebben aangetoond dat het gebruiken van een MRI-scanner met een hele sterke magneet de grijze stof laesies niet beter in beeld brengt. Dit komt doordat een grijze stof laesie over het algemeen geen ontsteking is, waardoor weinig contrast zichtbaar is op de MRI-scans. We hebben nieuwe MRI-technieken ontwikkeld om grijze stof laesies beter zichtbaar te maken. Hiermee hebben we aangetoond dat er weinig schade is in de grijze stof buiten de aangedane gebieden, de laesies, en dat als een patiënt veel laesies heeft er ook meer zichtbaar zijn. Uit onze studies naar de hippocampus komt, dat in de gehele hippocampus afwijkingen te vinden zijn. Ook hebben we gevonden dat de hersenvliezen van MS-patiënten ontstoken zijn en er zich myeline eiwitten bevinden in de hersenvliezen. Daarnaast hebben we laten zien dat de bloed-hersenbarrière niet verstoord lijkt te zijn in grijze stof laesies. Ook blijkt dat in bepaalde grijze stof laesies meer antioxidant eiwitten tot expressie worden gebracht dan in normale grijze stof. Tevens hebben we in een kweekmodel aangetoond dat stoffen die de productie van beschermende antioxidant eiwitten bevorderen, de migratie van de ontstekingscellen, monocyten, over de bloedhersenbarrière remmen. Resultaten Binnen ons centrum wordt hard gewerkt aan het moderniseren van nieuwe methoden voor het analyseren van verkregen MRI-beelden. Deze onderzoekslijn is ondersteunend aan zeer veel verschillende projecten. Enkele resultaten van de afgelopen jaren zijn: De mate van hersenweefselverlies en de hoeveelheid ontstekingshaarden vroeg in de ziekte zijn bepalend voor de snelheid waarmee hersenweefsel afneemt in de periode daarna en daarmee voor de ontwikkeling van invaliditeit op langere termijn. Mensen die na een periode van 15 maanden, waarin ze gestopt waren, weer met het nieuwe medicijn Tysabri begonnen, blijken meer plekjes te laten zien op de MRI-scan, dan toen ze 15 maanden eerder moesten stoppen met het middel. Dit betekent dat het stoppen van een behandeling kan leiden tot hogere ziekteactiviteit op de MRI dan vóór de behandeling. 2 studies, 1 met MRI en 1 op hersenmateriaal van hersendonoren, laten zien dat in de witte stof van het hersenweefsel dat nauwelijks afwijkend oogt toch al behoorlijke schade heeft plaatsgevonden. In een ander onderzoek bleek de verdeling van de ontstekingshaarden door de hersenen verband te houden met het ziektetype en enkele klinische ziektematen. Verder hebben we laten zien dat de anatomische verdeling van nieuwe ontstekingshaarden door de hersenen verband houdt met de latere klinische ontwikkeling. 4. Meetinstrumenten: ziekteverloop meten bij MS-patiënten Doel Het ontwikkelen van een goed meetinstrument, waarmee de ernst van de ziekte en het ziekteverloop gemeten kan worden. Omdat bij MS de klachten per persoon verschillen en in de tijd veranderen, is het moeilijk om patiënten met elkaar te vergelijken. Een goede meetschaal is van belang bij onderzoek naar medicijnen en bij de behandeling van patiënten. Dr. Femke van der Linden zal zich met deze onderzoekslijn bezig houden. Resultaten We hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar de samenhang tussen 4 meetinstrumenten op 1 tijdstip en naar de veranderingen in de verschillende metingen in de loop van de tijd. We hebben gevonden dat de EDSS met een onderdeel van de MSFC, namelijk de loop functietest (25-foot Timed Walk Test), de beste combinatie is om veranderingen binnen een korte periode te meten bij patiënten met primair progressieve MS. Daarnaast zijn we een itembank aan het ontwikkelen. Een itembank is een uitgebreide verzameling van vragen met betrekking tot 1 onderwerp, in dit geval armfunctie bij MS. Patiënten hoeven alleen die vragen in te vullen die van toepassing zijn op hun situatie. Dat gaat met behulp van computer adaptive testing (CAT): een techniek waarbij de patiënt begint met een algemene vraag uit die grote verzameling vragen en het antwoord daarop bepaalt welke volgende vraag uit die verzameling vragen gesteld wordt. 3. MRI: diagnose, prognose en ziekteprocessen Door de hoge kosten van het maken en analyseren van MRI-scans is bijna de helft van de programmasubsidie aan deze onderzoekslijn besteed. Behalve voor het maken en analyseren van MRI-scans zal het geld ook worden gebruikt voor het optimaliseren van de analysemethoden. Deze onderzoekslijn is ondersteunend aan zeer veel verschillende projecten, zoals diverse langlopende studies met patiënten (o.a. gebruiken van MRI voor het voorspellen van het verloop van de ziekte en het volgen van laesies in de tijd). Dr. ir. Hugo Vrenken zal zich bezig houden met de analyse van MRI-beelden voor de verschillende projecten. s programmasubsidie c MS (vanaf 1 oktober 2006) Drs. Ruben van Doorn, afdeling Moleculaire Celbiologie en Immunologie, VUmc Dr. Jeroen Geurts, afdeling Radiologie, VUmc (2,5 dag per week) Dr. Jack van Horssen, afdeling Moleculaire Celbiologie en Immunologie, VUmc (2,5 dag per week) Dr. Femke van der Linden, afdeling Neurologie Drs. Elly Vereyken, afdeling Moleculaire Celbiologie en Immunologie, VUmc Dr. Hugo Vrenken, afdeling Radiologie, VUmc (2,5 dag per week) Instituten VU medisch centrum, Amsterdam 14 15

9 MS-centra voor onderzoek MS-centra voor onderzoek Startdatum oktober 2006 Het VUmc MS Centrum Amsterdam is ontstaan uit een fusie van het MS-MRI Centrum, dat sinds mei 1995 wordt ondersteund door de Stichting MS Research, en het MS Centrum voor Onderzoek en Zorg, dat sinds oktober 1998 wordt ondersteund door de Stichting MS Research. Van oktober 2006 tot oktober 2010 heeft het centrum een programmasubsidie van de Stichting MS Research ontvangen c. Vanaf oktober 2010 ontvangt het centrum de vierde programmasubsidie van de Stichting MS Research d MS. vanaf 1 oktober 2006: ,- voor 2 jaar, met jaarlijkse verlenging tot 1 oktober ErasMS, Rotterdams MS-centrum voor patiëntenzorg en onderzoek en Biologische factoren die oorzaak en beloop MS en b van MS beïnvloeden Doel van het centrum In juli 2002 ging het Rotterdamse Centrum ErasMS van start. Een polikliniek met 2 MS-verpleegkundigen en enkele artsen zijn aan de slag gegaan om de zorg voor patiënten te verbeteren. Belangrijk hierbij is de ondersteuning van een revalidatieteam. Speciale aandacht gaat uit naar families waarin meerdere mensen MS hebben, naar erfelijkheid, naar zwangerschap bij MS en naar (agressieve) varianten van MS. Op het gebied van onderzoek is er een team samengesteld van wetenschappers en artsen die zich ten taak hebben gesteld de snelle biotechnologische ontwikkelingen en mogelijkheden te vertalen naar de wereld van de patiënt. In toenemende mate fungeert ErasMS als kennis- en expertisecentrum voor MS, zowel op regionaal als op (inter)nationaal niveau. In Nederland werd veel informatie verleend aan de MS-patiëntenvereniging en andere organisaties en de media. Met diverse mensen uit de media werd meegewerkt ten aanzien van vragen uit het publiek over allerlei aspecten rond MS, met name verschillende nieuwe mogelijkheden tot behandeling in het reguliere- en ook alternatieve circuit. De programmasubsidie van de Stichting MS Research ondersteunt meerdere onderzoeksprojecten. Achtergrond van het centrum De initiatiefnemers van het MS-centrum hebben Rotterdam uitgekozen vanwege de grote kennis die hier aanwezig is op het gebied van het immuunsysteem, erfelijkheid en virussen. Het MS-onderzoek is grotendeels ingebed in de Rotterdamse onderzoeksscholen NIHES (epidemiologie, de leer van de verspreiding van ziekten) en Molecular Medicine (biomedisch translationeel onderzoek, gericht op toepassing van in het laboratorium verkregen onderzoeksresultaten in de gezondheidszorg). Sinds januari 2005 werden door de onderzoeksscholen cursussen MS voor biomedische onderzoekers en symposia over MS georganiseerd, waar wetenschappers uit diverse Europese landen aan deelnamen. Voorts participeert het MS-centrum uiteraard in klinische studies naar nieuwe behandelingsvormen die ziekteprocessen bij MS moeten afremmen. De 2e programmasubsidie voor het MS Centrum ErasMS ging van start op 1 maart Het betreft een ondersteuning voor het nieuwe onderzoek dat de laatste jaren in Rotterdam werd opgestart op het gebied van het thema Biologische factoren die oorzaak en beloop van MS beïnvloeden. Het onderzoek omvat de vakgebieden genetica, epidemiologie, immunologie (de leer van het afweersysteem), klinische neurologie en kinderneurologie. Centraal staat hierbij de patiënt die het centrum bezoekt op zoek naar goede zorg. Veelal betreft het een second opinion, met name over de diagnose of over het behandel beleid. Van alle patiënten wordt materiaal verzameld zoals serum en cellen uit het bloed, hersenvocht en DNA. Met dit programma wordt beoogd zoveel mogelijk koppeling te krijgen tussen aan de ene kant de situatie die wordt waargenomen bij de patiënt en aan de andere kant de nieuw te meten biomarkers in het laboratorium. Onderzoekslijnen en bereikte resultaten 1. Heel sterk is ingezet op het identificeren van kinderen en jongeren met MS in Nederland. Van een deel van de subsidie werd drs. Immy Ketelslegers als arts onderzoeker aangesteld. Dit onderzoek naar MS bij kinderen wordt vanwege de zeldzaamheid van de aandoening direct gekoppeld aan onderzoeksprojecten in Amerika en elders in Europa. De International Pediatric MS Study Group van de Multiple Sclerosis International Federation (MSIF) heeft hierbij een coördinerende functie. Op dit moment ligt de aandacht op het onderzoeken van het DNA van Nederlandse en Canadese kinderen met MS op bepaalde risicogenen zoals die nu bekend zijn bij MS. Dit gebeurt in samenwerking met de afdeling Genetische Epidemiologie van het Erasmus MC. In 2009 werd een artikel gepubliceerd in een kinder-neurologisch tijdschrift over de aanwezigheid van vermoeidheid en depressie bij kinderen met MS, in tegenstelling tot bij kinderen met ADEM (Acute Disseminated EncephaloMyelitis). Verder werden er 2 artikelen geaccepteerd in een gerenommeerd neurologisch tijdschrift over de waarde van de verschillende MRI criteria om aan de hand van de eerste MRI de diagnose MS bij kinderen te voorspellen en te onderscheiden van ADEM. ADEM is een zeldzame variant van MS. Deze aandoening komt meestal maar één keer in een leven voor en frequenter bij kinderen. Er wordt onderzoek verricht naar de overeenkomsten en verschillen van ADEM bij volwassenen en kinderen. Momenteel wordt ingezoomd op de erfelijke factoren die het risico op ADEM en MS bij kinderen verhogen, samen met het Sick Children Hospital in Toronto. Een andere zeldzame variant van MS (bij kinderen en volwassenen) waar onderzoek naar wordt verricht is neuromyelitis optica (NMO of de ziekte van Devic). ErasMS heeft hiervoor een expertisecentrum opgericht en samen met Sanquin een bloedtest ontwikkeld. Deze test wordt nu landelijk ingezet om het stellen van de diagnose neuromyelitis optica te vereenvoudigen en deze te kunnen onderscheiden van MS. Onderscheid tussen MS en NMO is belangrijk aangezien de therapie verschilt. 2. Op het gebied van omgevingsfactoren denken we dat vitamine D en zonlicht, het Epstein-Barr Virus (EBV, de veroorzaker van de ziekte van Pfeiffer) en roken belangrijk zijn. EBV is reeds door meerdere studiegroepen geassocieerd met MS, hoewel de precieze rol binnen het ontstaan van MS nog steeds onduidelijk is. Drs. Naghmeh Jafari heeft samen met anderen gekeken naar aanwijzingen voor de aanmaak van antistoffen tegen EBV in het hersenvocht. In deze studie vonden zij hier geen aanwijzingen voor. De resultaten hiervan zijn in september 2010 gepubliceerd in een virologisch tijdschrift. In een ander reeds gepubliceerd onderzoek is gekeken of het roken van sigaretten van invloed is op het ontstaan van MS bij mensen met meerdere MS-patiënten in de familie. Verder is er onderzoek verricht naar de relatie tussen specifieke risico-genen en EBV en de combinatie hiervan. Er zijn aanwijzingen dat er gemeenschappelijke genen bestaan die zorgen dat mensen zowel hoger risico op MS als op EBV infectie hebben. Deze resultaten zijn door drs. Naghmeh Jafari en haar collega s in november 2010 gepubliceerd. Drs. Tessel Runia onderzoekt de rol van vitamine D op het ziektebeloop MS. Het blijkt dat een laag vitamine D-gehalte in het bloed de kans op een MS-schub vergroot. Deze resultaten zullen binnenkort worden gepubliceerd. Momenteel wordt een groot onderzoek voorbereid waarbij patiënten met een 1ste aanval van MS behandeld worden met een hoge dosis vitamine D. Dit in de hoop om een 2e aanval, dus de diagnose MS, uit te stellen. Bovenstaande factoren beïnvloeden MS waarschijnlijk ten dele via het afweersysteem. Daarom werd een postdoc immunoloog, dr. Marvin van Luijn, aangesteld teneinde het samenspel van deze omgevingsfactoren met het afweersysteem te onderzoeken. De afgelopen tijd werd vooral besteed aan het ontwikkelen van moderne technieken om de functies van belangrijke cellen in het immuunsysteem beter te kunnen uitlezen. Meer specifiek lijkt een recent ontdekt type witte bloedcel (T helper 17 cel) van grote invloed te zijn op het ontstekingsproces bij MS. De postdoc zet zich momenteel in om met de modernste technieken de karakteristieken en functie van onstekingscellen in het bloed van MS patiënten beter in kaart te brengen. Remming van dit soort cellen is tot nog toe de enige 16 17

10 MS-centra voor onderzoek MS-centra voor onderzoek waardevolle therapie gebleken voor MS. Maar het moet nog veel beter. Bovendien proberen we om meting van specifieke bloedcellen aan te wenden als biomarkers voor de ziekte, bijvoorbeeld voor voorspelling van een goed of slecht beloop. 3. MS wordt beïnvloed door erfelijke factoren. Op het gebied van DNA variaties zijn inmiddels een aantal bekende genen geïdentificeerd. Deze variaties verhogen het risico om MS te krijgen een beetje. Ook werd aannemelijk gemaakt dat MS veel sterker door moeders dan door vaders aan het nageslacht wordt doorgegeven. Onder leiding van prof. dr. Hintzen heeft een internationale groep onderzoekers een nieuw gen gevonden dat mogelijk betrokken is bij de ontwikkeling van MS, echter moet validatie van deze bevinding nog plaatsvinden. Inmiddels is ook een familielid van dit gen geassocieerd met MS. Deze vondst is een doorbraak, omdat het gen mogelijk een rol speelt bij de aftakeling die optreedt in de loop van de ziekte. Genen waarvan eerder een relatie met MS is aangetoond, zijn allen gerelateerd aan het immuunsysteem. De nieuw ontdekte genen, Kif-1b en Kif21b, komen echter met name tot expressie in het zenuwstelsel. Het speelt een rol bij het transport van moleculen over de lange zenuwvezels in de hersenen en het ruggenmerg. Dit draagt bij aan het bewijs dat neurodegeneratieve processen bij MS een rol spelen en biedt belangrijke uitgangspunten voor verder onderzoek. Deze onderzoekslijn is nauw verweven met het onderzoek van drs. Karim Kreft. Dr. Evert Verbraak en drs. Karim Kreft hebben onderzoek verricht naar de expressie en lokalisatie van de neuronale Kif-1b en Kif-21b MS-risicogenen. Hiervoor werd hersenmateriaal van gezonde niet demente controles, MS-patiënten en patiënten met de ziekte van Alzheimer verzameld met behulp van de Nederlandse Hersenbank in Amsterdam. In dit materiaal werd in drie patiëntengroepen onderzocht of de genen verschillen in de hoeveelheid waarin het aangemaakt wordt. Tevens hebben we gekeken of de verschillen in hoeveelheid mogelijk veroorzaakt worden door de gevonden genetische variatie in deze genen. Verder werd onderzocht waar het eiwit product van dit gen tot expressie komt in de hersenen van deze patiëntengroepen. Daarnaast is in samenwerking met dr. Casper Hoogenraad en drs. Robert van den Berg van de afdeling Neuroscience van het Erasmus MC een project gestart om te onderzoeken of neuronale stress invloed heeft op de expressie en functie van het Kif1b gen. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van neuronen en deze in het lab te behandelen met voor MS belangrijke stress factoren. Dit onderzoek moet leiden naar een beter inzicht in de functie van het Kif1b gen in relatie met MS. Verder blijven we onderzoek doen naar nieuwe MS genen. Mede gezien de snelle ontwikkelingen op dit gebied komen er telkens nieuwe genen bij welke een relatie lijken te hebben met het ontwikkelen en verloop van MS. De vraag blijft of een combinatie van al deze genen ons dichter zal brengen bij de ontknoping van de oorzaak van MS. Drs. Naghmeh Jafari en collega s kijken hiernaar en zullen de uitkomst binnenkort publiceren. 4. In september 2006 werd een samenwerkingsverband gestart met 10 Nederlandse academische ziekenhuizen om mensen na een 1ste aanval van mogelijke MS (CIS) systematisch te vervolgen en te kijken of nieuwe testen het verdere beloop kunnen voorspellen. Dit samenwerkingsverband heet de PROUD studie groep (Predicting the OUtcome of a Demyelinating event). In dit onderzoek worden zowel klinische gegevens van patiënten als MRI, bloed en hersenvocht van patiënten verzameld en bewaard voor latere analyse. Ruim 160 mensen zijn momenteel opgenomen in het onderzoek. Op dit moment is drs. Naghmeh Jafari bezig met het vergelijken van de ernst van vermoeidheid binnen deze groep met gezonde controles. Naast deze recent opgezette studie, hebben we ook een al langer bestaand cohort van CIS-patiënten verzameld binnen ons centrum. Bijna al deze patiënten hebben MRI-scans gehad en zijn poliklinisch vervolgd. Een recent MRI-onderzoek binnen dit patiëntencohort heeft onder andere de voorspellende waarde van bepaalde MS-criteria na CIS bevestigd en een nieuw MRI-criterium onder de aandacht gebracht. 5. De huidige programmasubsidie vloeit voort uit de vorige programmasubsidie ( MS) die heeft gelopen van juli 2002 tot juli Eén van de onderzoekslijnen van deze subsidie, uitgevoerd door dr. Marcel Stoop, liep van september 2004 tot begin In zijn onderzoek maakte hij gebruik van hypermoderne analyse technieken die het mogelijk maken in één keer het scala aan eiwitten op te sporen dat in een bepaalde vloeistof zit (proteomics). Doel van dit onderzoek is het opsporen van eiwitten die kunnen worden gebruikt voor de diagnose of voor voorspelling van het verloop van de ziekte (biomarkers) en die ook meer informatie geven over biologische processen die een rol spelen bij MS. Hieruit zijn eerder diverse eiwitten geïdentificeerd die in de ruggenmergvloeistof van patiënten met MS verhoogd voorkwamen. Dit heeft recentelijk geleid tot publicaties in wetenschappelijke tijdschriften. Verscheidene eiwitten die betrokken zijn bij ontstekingsreacties, zoals clusterine en complement C3 en eiwitten die van invloed zijn op neurodegeneratie, zoals chromogranine A, zijn in verhoogde concentratie aanwezig in de ruggenmergvloeistof van patiënten met MS. Voor chromogranine A is dit ook op een kwantitatieve manier bepaald door middel van een immuunassay. Daarnaast zijn met de meest geavanceerde proteomics-technieken experimenten gedaan om verschillen te ontdekken tussen patiënten met verschillende soorten MS (Primair Progressief versus Relapsing Remitting). Hieruit bleek dat er eigenlijk weinig verschillen te vinden zijn in de eiwitten in ruggenmergvloeistof bij de verschillende soorten MS, alhoewel de gevonden verschillen wel zeer interessant zijn. Onder andere een eiwit dat belangrijk zou kunnen zijn bij het remyelinisatie proces in MS alsmede een eiwit gerelateerd aan de vitamine-d homeostase in het lichaam werden namelijk in veel lagere concentraties aangetroffen in Primair Progressieve MS. Deze resultaten zijn inmiddels gevalideerd met andere analyse technieken. Marcel Stoop promoveerde op dit onderzoek in 2010 bij prof. R.Q. Hintzen. Management en aansturing onderzoek Prof. dr. Rogier Hintzen, neuroloog/immunoloog Prof. dr. Jon Laman, immunoloog s Dr. Marvin van Luijn, post-doc, afdeling Immunologie Drs. Naghmeh Jafari, neurologe, afdeling Neurologie Drs. Karim Kreft MSC, aio, afdeling Neurologie Drs. Tessel Runia, arts onderzoeker, afdeling Neurologie Drs. Immy Ketelslegers, arts onderzoeker, afdeling Neurologie Drs. Marcel Stoop, post-doc,, afdeling Neurologie Erasmus MC, universitair medisch centrum Rotterdam Startdatum van het centrum (Juli 2002) Van juli 2002 tot juli 2006 heeft het centrum een programmasubsidie van de Stichting MS Research ontvangen ( MS). In 2006 is een verlenging van de programmasubsidie toegekend. Het onderzoek gefinancierd door de nieuwe subsidie (05-490b) is per maart 2007 gestart. Vanaf 1 maart ,- voor 4 jaar 18 19

11 Hoofdstuk 3 De Nederlandse Hersenbank voor MS 3.1 Inleiding Onderzoek naar en diagnose van MS zijn lange tijd bemoeilijkt, omdat het niet mogelijk is om bij levende mensen in de hersenen te kijken. Om onderzoek aan menselijk materiaal mogelijk te maken, ondersteunt de Stichting MS Research sinds 1990 de Nederlandse Hersenbank voor Multiple Sclerose. De Hersenbank verzamelt hersenmateriaal van mensen met en zonder MS, die tijdens hun leven een speciaal donorcodicil hebben getekend. Dit zeer goed omschreven hersenmateriaal wordt beschikbaar gesteld aan MS-onderzoekers en maakt het hen mogelijk het ziekteproces en de aangedane gebieden te onderzoeken in hersenmateriaal van mensen. In de afgelopen jaren heeft bij vele MS-onderzoeksprojecten materiaal van de Hersenbank een essentiële rol gespeeld. 3.2 de Nederlandse Hersenbank voor multiple sclerose e MS De Nederlandse Hersenbank (NHB) is sterk actief op het gebied van MS en heeft tot doel om wereldwijd goed gedocumenteerd humaan hersenweefsel (hersenen, ruggenmerg en hersenvloeistof) van MS patiënten en controles uit te geven aan MS onderzoek. De Nederlandse Hersenbank voor MS Naam: Inge Huitinga Titel: directeur Nederlandse Hersenbank Betrokken bij Stichting MS Research als o.a: onderzoeker Waar: Amsterdam De NHB onderscheidt zich op meerdere vlakken van andere Europese hersenbanken: 1. De NHB heeft een nationaal donorprogramma, waarbij mensen zich bij leven registreren als hersendonor. Mede hierdoor kan de hersenobductie snel na overlijden plaatsvinden. 2. Het weefsel wordt verkregen door middel van snelle obducties met een zeer korte tijd tussen het overlijden en de obductie van gemiddeld 6,5 uur. Door deze korte tijd is het hersenmateriaal van de NHB van hoge kwaliteit, een voorwaarde voor de recente onderzoekstechnieken die veranderingen in eiwit- en genexpressie in MS blootleggen. 3. Het hersenweefsel wordt op zodanige wijze voor onderzoekers uitgenomen, dat zij precies die gebieden krijgen die zij nodig hebben voor hun onderzoek. Ook de bewerking van het weefsel is aangepast aan de wensen van de onderzoekers zodat het materiaal geschikt is voor hun onderzoek. Bovendien worden de hersenen van mensen met MS na het overlijden met MRI gescand, zodat de MRI beelden kunnen worden vergeleken met microscopische beelden en MS afwijkingen, die niet met het blote oog zichtbaar zijn, kunnen worden uitgenomen voor de NHB. Het huidige donorbestand van de NHB bestaat uit geregistreerde donoren, waarvan 445 MSen controle registraties. De afgelopen 2 jaar hebben 78 mensen met MS zich geregistreerd als hersendonor (14% van het totaal), wat relatief veel is in vergelijking met het aantal registraties van mensen met andere hersenaandoeningen en de incidentie van MS in Nederland. Vorig jaar heeft de Nederlandse Hersenbank een algemene voorlichtings-dvd gemaakt over de hersenbank en het belang van hersenonderzoek, wat mogelijk meehelpt het aantal donoren te vergroten. De NHB heeft in de afgelopen 25 jaar meer dan obducties verricht, waarvan 218 MS en controle obducties. De laatste 15 jaar had de NHB gemiddeld 10 MS obducties per jaar. Eigenlijk zijn veel meer donoren nodig om aan alle onderzoeksvragen te kunnen voldoen, vooral omdat het aantal aanvragen voor MS weefsel toeneemt. In de afgelopen twee jaar heeft de NHB meer dan stukjes MS weefsel kunnen uitgeven (15% van het totaal) aan 22 MS projecten in binnen- en buitenland. Onderzoek richt zich op vele onderwerpen, zoals het zoeken naar een mogelijke betrokkenheid van virussen bij MS, functie van de bloed-hersenbarrière en mechanismen van ontstaan en herstel van MS ontstekingen zoals demyelinisatie en remyelinisatie, grijze stof laesies, B- en T-cellen in MS, stamcellen, man- vrouw verschillen in MS, gen- en eiwitexpressie studies, etc

12 De Nederlandse Hersenbank voor MS De Nederlandse Hersenbank voor MS Deelnemers Dr. Inge Huitinga, directeur Hersenbank, projectleider Michiel Kooreman, coördinator analisten Afra van den Berg, analist Paul Evers, analist Marleen Rademaker, management assistent Petra Brom, secretaresse De Nederlandse Hersenbank is onderdeel van het Nederlands voor Neurowetenschappen in Amsterdam Startdatum (januari 1990) De subsidie is per december 2009 met 2 jaar verlengd ,50 voor 2 jaar, met intentie tot verlenging van 2 jaar In een soort oven worden cellen voor onderzoek gekweekt Bron: VUmc MS Centrum Amsterdam 22 23

13 Hoofdstuk 4 Onderzoek naar klinische symptomen en nieuwe therapieën 4.1 Inleiding Bij onderzoek naar mogelijk nieuwe geneesmiddelen en behandelingen is het belangrijk dat dit zo min mogelijk risico s met zich meebrengt voor de aan het onderzoek deelnemende persoon. Daarom wordt dit onderzoek voorafgegaan door zeer uitgebreid onderzoek in het laboratorium. Bovendien vindt onderzoek naar mogelijke nieuwe behandelingen in het algemeen in 3 fasen plaats. In de 1ste fase wordt een mogelijk geneesmiddel getest bij een aantal gezonde personen om te bepalen welke hoeveelheid van de stof kan worden ingenomen zonder ernstige bijwerkingen. Als de resultaten van dit fase I-onderzoek veelbelovend zijn, wordt de behandeling in de 2e fase getest bij een beperkt aantal patiënten. Deze relatief kleine test is bedoeld om een aanwijzing te krijgen of de behandeling wel een gunstig effect heeft op de ziekte en tevens of dit gunstige effect groter is dan eventuele nadelige effecten. Indien ook het fase II-onderzoek veelbelovend is, wordt het middel vervolgens getest bij een grote groep patiënten. Het doel van dit fase III onderzoek is om de in het fase II-onderzoek gevonden aanwijzingen voor een gunstig effect van het geneesmiddel te bevestigen. Indien ook het fase III-onderzoek gunstig is verlopen, kan registratie van het geneesmiddel worden aangevraagd. Vanwege de zorgvuldigheid die vereist is bij onderzoek naar een mogelijke nieuwe behandeling of geneesmiddel, neemt dit onderzoek meer dan 10 jaar in beslag. Na de registratie van een geneesmiddel kan eventueel nog een fase IV-onderzoek plaatsvinden. Dit onderzoek heeft ten doel om te bepalen of het geneesmiddel ook een gunstig effect heeft op andere groepen patiënten (met bijvoorbeeld andere vormen of stadia van MS of zelfs met andere ziektes) dan waarvoor het in eerste instantie geregistreerd is. Onderzoek naar klinische symptomen en nieuwe therapieën Naam: Jonathan Vinet Titel: doctor Betrokken bij Stichting MS Research als: onderzoeker Waar: Universitair Medisch Centrum Groningen Het bepalen van de juiste (revalidatie)behandeling hangt veelal af van de specifieke situatie van de patiënt zelf. Het onderzoek beschreven in paragraaf 4.2 is erop gericht inzicht te krijgen in de relatie tussen neurologische functies en loopafwijkingen van mensen met MS. Paragraaf 4.3 beschrijft een studie, waarin wordt gekeken naar het effect van een klantgerichte ergotherapie ten opzichte van de traditionele ergotherapie. Vragenlijsten worden vaak gebruikt om van MS-patiënten te horen hoe het met hen gaat. Uit een kleine studie bleek dat de uitkomsten hiervan vaak niet betrouwbaar zijn en dat mensen uit de directe omgeving vaak beter kunnen beoordelen wat de invloed is van de ziekte op het dagelijks leven van de persoon met MS. In het onderzoek beschreven in paragraaf 4.4 wordt uitgebreider gekeken of het betrekken van zogenaamde proxy-respondenten bij de beoordeling van de gezondheidstoestand leidt tot betrouwbaardere gegevens voor een arts. In het onderzoek in paragraaf 4.5 worden de effecten van een internetzelfhulpcursus bij klachten van depressie en angst geëvalueerd. In paragraaf 4.6 gaat het om een heel ander soort onderzoek. Hierin wordt gekeken of depressie en problemen met geheugen en concentratie verminderd kunnen worden door mensen voeding met daarin veel tryptofaan te geven. Er zijn aanwijzingen dat worminfecties beschermend kunnen werken bij MS. Aangezien het niet erg aantrekkelijk is om mensen te behandelen met levende wormen, wordt in de studie in paragraaf 4.7 onderzocht welke bestanddelen van de worm werkzaam zijn tegen de ontstekingen. Neuromyelitis optica (NMO) is een aandoening die veel op MS lijkt, maar niet hetzelfde is. Het is belangrijk om onderscheid te kunnen maken tussen MS en NMO, omdat de behandeling van NMO anders is. In de studie in paragraaf 4.8 wordt een nieuwe test onderzocht waarmee de diagnose NMO gesteld kan worden