ZONNESTELSEL. Jaargang 35 - december 2010

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ZONNESTELSEL. Jaargang 35 - december 2010"

Transcriptie

1 Stichting De Koepel Zonnenburg 2, 3512 NL Utrecht tel , fax Jaargang 35 - december 2010 Productie: Bert de Bruijn Mat Drummen Eddy Echternach Coos Haak Wendy Majoor Marga Trienekens Edwin Mathlener (red.) STICHTING DE KOEPEL ISSN ZONNESTELSEL Mini-planetoïde leverde tien soorten meteorieten Wetenschappers van over de hele wereld hebben nog eens goed gekeken naar de brokstukken van een kleine planetoïde, die in 2008 boven de woestijn van Noord-Soedan ontplofte. In de maanden na de explosie van het 59 ton wegende gevaarte uit de ruimte zijn bijna duizend meteorieten in het gebied gevonden alles bij elkaar een kilo of veertig. Vastgesteld is dat planetoïde 2008 TC3 zeker tien verschillende soorten meteorieten heeft afgeleverd. Uit chemisch onderzoek blijkt dat een aantal daarvan zogeheten polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK s) bevatten een teerachtige substantie. Maar de opmerkelijkste ontdekking is die van aminozuren. Net als PAK s worden deze organische verbindingen beschouwd als bouwstenen van het leven zoals wij dat kennen. Doorgaans gaan wetenschappers ervan uit dat aminozuren alleen onder gematigde temperaturen ontstaan, in een omgeving waar ook water is. Dezelfde meteorieten bevatten echter ook mineralen die alleen onder temperaturen van meer dan 1000 graden worden gevormd. Volgens de onderzoeker kan dit erop wijzen dat er meer manieren zijn waarop aminozuren ontstaan. Mogelijk kunnen zulke moleculen ook ontstaan uit reacties tussen de hete gassen in een planetoïde die met een soortgenoot in botsing is gekomen. (NASA, 15 dec 2010) Water onder oppervlak van Mars? Er is een theoretische mogelijkheid dat enkele tientallen meters onder de bodem van Mars holtes voorkomen met vloeibaar water, ook nu nog. Aan het oppervlak van Mars is geen vloeibaar water mogelijk, maar onder de grond kunnen op sommige plaatsen de omstandigheden warm genoeg zijn. Aldus een internationaal onderzoek onder leiding van J. Rodriguez van het Planetary Science Institute in Arizona. Het resultaat is verschenen in het novembernummer van het vakblad Icarus. De theorie is gebaseerd op bestudering van stroomgeulen in het gebied Chryse Planitia die zich over honderden km uitstrekken. De oude stroomgeulen zijn ontstaan door grote rivieren van water. Die waterstromen kwamen vermoedelijk uit ondergrondse bronnen. Blijkbaar kwam er vroeger veel water voor in de bovenste korstlaag van de planeet. Ingestorte gebiedjes op de bodem van de stroomgeulen wijzen volgens de onderzoekers op (inmiddels lege) oude waterreservoirs. Enkele tientallen meters dik poreus en fijnkorrelig gesteente, zoals duinen of andere sedimenten, kunnen fungeren als een plaatselijke deken die voldoende warmte vasthoudt voor vloeibaar water. De warmte die vanuit het binnenste van de planeet naar boven komt is momenteel vier keer zo klein als toen de stroomgeulen 3 miljard jaar geleden ontstonden. Daarom is er nu een dikke laag gesteente (in de orde van 120 meter) nodig om voldoende warmte te kunnen vasthouden. Maar dat is nog steeds een diepte die gezien de omstandigheden (sedimenten, geen rotsgesteente) binnen bereik van eventuele astronauten op Mars kan komen. Deze grondwaterreservoirs zijn volgens de onderzoekers vergelijkbaar met waterbronnen onder het permafrost-ijs op aarde. Als deze ondergrondse plekken inderdaad ook op Mars voorkomen, zijn dat tevens de plaatsen waar je zou kunnen zoeken naar eventueel microscopisch leven. Het lijkt in ieder geval de moeite waard om bij toekomstige Marsmissies naar dergelijke ondergrondse waterreservoirs te zoeken. Andere onderzoekers, zoals R. Grimm en S. Painter, zijn er echter van overtuigd dat de marsbodem kurkdroog is en dat er geen sprake is van ondergrondse waterreservoirs. Al het oorspronkelijke water op Mars is volgens hen gesublimeerd en verdampt. Het enige water dat nu nog op Mars aanwezig is, is er in de vorm van ijs, voornamelijk in de permafrost nabij de polen

2 van de planeet. De discussie zal wellicht pas beslecht worden als onderzoek ter plaatse uitsluitsel heeft gebracht. (National Geographic News, 14 dec 2010) Grootste Saturnusmaan heeft wellicht ijsvulkanen Op 3D-radarbeelden van de Amerikaanse ruimtesonde Cassini zijn op het oppervlak van de grote Saturnusmaan Titan twee vulkaanachtige structuren ontdekt. Volgens wetenschappers zouden dat vulkanen kunnen zijn die in plaats van lava ijs uitbraken. Ze vertonen overeenkomsten met bijvoorbeeld de vulkaan Etna op Sicilië. Wetenschappers discussiëren al jaren over het bestaan van ijsvulkanen op de koude manen van de verre reuzenplaneten. Daarvoor is het nodig dat er ondergrondse geologische activiteit is, die het inwendige van zo n ijsmaan deels doet smelten, waarna de gesmolten ijsdrab door een opening in de korst naar buiten stroomt. Dat dit proces niet altijd tot het ontstaan van een vulkaanachtige structuur leidt, bewijst de kleinere Saturnusmaan Enceladus, die wel water en ijs uitstoot, maar daarbij geen bergen vormt. In een gebied op Titan zijn nu echter twee diepe kraters ontdekt, omgeven door bergpieken van een kilometer hoog. Over de omgeving lijkt een ijsmassa te zijn uitgestroomd, maar vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de vulkanen momenteel actief zijn. (NASA/JPL, 14 dec 2010) Planetoïde Scheila blijkt een komeet te zijn Ergens begin december is planetoïde 596 Scheila zich als een komeet gaan gedragen. Dat blijkt uit opnamen van de Catalina Sky Survey die op 11 december zijn vrijgegeven. Dat er met Scheila iets bijzonders aan de hand is, bleek pas op 11 dec. Het 113 kilometer grote hemellichaam, dat deel uitmaakt van de planetoïdengordel tussen de planeten Mars en Jupiter was opeens twee keer zo helder als normaal. Op foto s was te zien dat hij zich had gehuld in een wolk van waterdamp en een kleine komeetstaart had gevormd. Theoretisch is het niet onmogelijk dat de planetoïde in botsing is gekomen met een kleinere soortgenoot. Maar het is waarschijnlijker dat Scheila geen normale planetoïde is een object dat grotendeels uit gesteente bestaat maar een komeet die zich sinds zijn ontdekking in 1906 koest gehouden heeft. Blijkbaar is de zon er pas nu weer eens in geslaagd om een hoeveelheid bevroren water onder het komeetoppervlak voldoende op te warmen om deze te laten verdampen. De afgelopen jaren zijn in de planetoïdengordel meer van die verdwaalde kometen ontdekt. Zo gaat de voormalige planetoïde 1979 OW7 door het leven als komeet 133P/Elst-Pizarro. (Universe Today, 12 dec 2010) Oorsprong Geminiden raadselachtig De bekende Geminiden-meteorenzwerm (13-14 dec) is weer achter de rug. De omstandigheden in Nederland waren vrij gunstig. Hoeveel meteoren hebt u gezien? Peter van Leuteren zag er in vijf uur 156 en Koen Miskotte in elf uur waarnemen maar liefst 594. Volgens een voorlopige berekening van het IMO (de International Meteor Organization) werd de maximale ZHR bereikt in de vroege ochtend van 14 december met een waarde van 127. Als oorsprong van de Geminiden wordt doorgaans de Apollo-type planetoïde 3200 Phaethon genoemd omdat de baan van deze aardscheerder overeenkomt met die van de meteoroïden. Probleem bij deze verklaring is dat Phaeton momenteel maar zeer weinig stofdeeltjes verliest en dat het onzeker is of het ooit een komeet is geweest, c.q. of het wel een uitgedoofde komeetkern is. De Geminidenzwerm is verreweg de meest massarijkste van alle meteoorzwermen: het betreft 5 tot 500 meer massa dan die van andere zwermen. Dat maakt een bron als Phaethon des te onwaarschijnlijker. Phaethon werd in 1983 ontdekt door de Nederlands-Amerikaanse infraroodsatelliet IRAS en is van meet af aan als planetoïde geclassificeerd. Van een coma of staart was en is geen sprake. De baan van Phaethon brengt haar dichtbij de aardbaan maar ook diep in de hoofdgordel van de planetoïden. De baanhelling is met 22 groot. De omvang van Phaethon ligt in de orde van 5 km met een rotatieperiode van 3,6 uur. De kleur is niet als van een komeet (heel donker) maar relatief licht zoals van planetoïden. Phaethon lijkt in veel opzichten op de grote planetoïde 2 Pallas met een diameter van 544 km. Sommige onderzoekers denken dat het een afsplitsing van Pallas is. De Geminiden zijn dan de restanten van dat afbreken. Maar andere waarnemingen zijn daar niet mee in overeenstemming. Zo is gebleken dat de Geminiden-meteoroïden zijn vrijgekomen toen Phaethon dichtbij de zon was, niet toen de planetoïde zich in de planetoïdengordel (ver van de zon) bevond. De excentrische baan van Phaethon is zodanig dat ze bij iedere omloop van 1,43 jaar binnen de baan van Mercurius komt, tot op 0,14 AE (21 miljoen km) van de zon. De planetoïde krijgt dus iedere omloop veel zonnehitte over zich heen en dat is misschien genoeg om stofdeeltjes vrij te geven. Om die laatste theorie te testen is met de twee STEREO-satellieten (die vooral de zon waarnemen) Phaethon in juli 2009 waargenomen, toen de planetoïde op slechts 15 zonsdiameters de zon passeerde. Phaethon bleek toen twee maal zo helder als verwacht. Volgens David Jewitt and Jing Li van de Universiteit van Californië te Los Angeles (UCLA) betekent dit dat de planetoïde stof verliest, 387-2

3 waarschijnlijk door afbraak van gesteente door verhitting en door het uiteenvallen van waterhoudend gesteente. Maar er is toch nog een probleem: de hoeveelheid stof die zo vrijkomt is slechts 0,01% van de massa van de Geminiden. Dat is veel te weinig om de zwerm op peil te houden. Mogelijk was de stofkomeet Phaethon vroeger actiever? Wie zal het zeggen. Het raadsel van de oorsprong van de Geminiden is steeds nog niet opgelost. (Science/NASA, 6 dec 2010) Jupiterband verschijnt weer Begin 2010 verdween de zuidelijke equatoriale band op Jupiter. De donkere banden op Jupiter worden in stand gehouden door neerdalende drogende winden. Maar na enkele tientallen jaren zwakt die wind af en wordt de band voor 1 tot 3 jaar afgedekt door hoge lichtgekleurde wolken van ammoniak. Zie o.a. de opnamen gemaakt door amateurs in Zenit, januari Sinds november 2010 lijken die wolken weer op te lossen en komen de donkere lager gelegen en warmere wolken weer tevoorschijn en daarmee verschijnt de band weer. Dat is op 18 november in het infrarood (1,7 tot 4,7 µm) waargenomen met een van de 8-meter Gemini telescopen. (NASA/JPL en Gemini-News, 24 nov 2010) EXOPLANETEN Wereldwijde planetenjacht gestart Sterrenkundigen die naar planeten bij andere sterren speuren, roepen de hulp in van vrijwilligers. Iedereen met een computer en interverbinding kan nu de gegevens helpen uitpluizen die met de NASA-satelliet Kepler zijn verzameld. De Kepler-satelliet houdt sinds een jaar de helderheden van ongeveer sterren in de gaten. In de berg gegevens die dat oplevert, zoeken computers naar de regelmatige fluctuaties zoals die worden veroorzaakt door planeten die voor hun moederster langs trekken. Dat heeft al honderden potentiële exoplaneten opgeleverd. Computer zoek programma s werken echter volgens een aangeleerd stramien en zien daardoor nog wel eens wat over het hoofd. Het is de bedoeling dat de deelnemers aan het Planet Huntersproject die missers opsporen. Het menselijk brein in nu eenmaal beter in patroonherkenning dan een computer. Deelnemers hoeven niets van sterrenkunde of exoplaneten af te weten. Ze krijgen chaotisch ogende grafiekjes te zien, waarin de meest opmerkelijke helderheidsdips moeten worden aangegeven. Sterrenkundigen zorgen voor de verdere verwerking van deze meetpunten. (Universe Today, 15 dec 2010) Astronomen uit Qatar ontdekken exoplaneet Een internationaal team van astronomen heeft een planeet ontdekt bij een naamloze ster op een afstand van 550 lichtjaar. Dat is op zich niet zo bijzonder, ware het niet dat de exoplaneet op naam komt van de oliestaat Qatar. De planeet is opgespoord met het automatische camerasysteem Alsubai, een opstelling van een handjevol digitale camera s, die zich overigens niet in Qatar bevindt, maar in de Amerikaanse staat New Mexico. Vergelijkbare systemen staan op La Palma en in Zuid- Afrika. Met Alsubai worden de helderheden van honderdduizenden sterren gemeten. Daarbij houdt een computer bij of daar sterren tussenzitten die regelmatige helderheidsveranderingen vertonen. In veel gevallen zullen deze fluctuaties een andere oorzaak hebben, maar zo af en toe wordt er op die manier een ster ontdekt waar een planeet omheen draait die (vanaf de aarde gezien) steeds voor zijn ster langs trekt. Vervolgwaarnemingen met grote telescopen in de VS en Groot-Brittannië hebben aangetoond dat één van de sterren die het Alsubai-systeem op deze manier heeft opgespoord inderdaad van die planeetovergangen vertoont. Planeet Qatar-1b is bijna een kwart groter en tien procent zwaarder dan de planeet Jupiter. Hij draait op een afstand van slechts 3,5 miljoen kilometer om zijn ster en heeft daardoor een oppervlaktetemperatuur van ongeveer 1100 graden Celsius. Zulke planeten worden ook wel hete Jupiters genoemd. (Harvard-Smithsonian CfA, 14 dec 2010) Exoplaneet WASP-12b bevat veel koolstof Een internationaal team van sterrenkundigen heeft voor het eerst aanzienlijke hoeveelheden koolstof waargenomen in de atmosfeer van een exoplaneet. De atmosfeer van de zware exoplaneet WASP-12b bevat zelfs zo veel koolstof, dat het aannemelijk lijkt dat de planeet zelf niet uit siliciumhoudend gesteente is opgebouwd, maar uit pure koolstof, bijvoorbeeld in de vorm van diamant of grafiet (Nature, 9 december). De koolstofrijke planeet draait op een afstand van slechts 4 miljoen kilometer om de 1200 lichtjaar verre ster WASP-12, die iets heter is dan onze zon. Met een oppervlaktetemperatuur van meer dan 2200 graden is hij de heetste exoplaneet die we kennen. De samenstelling van WASP-12b is afgeleid uit de warmtestraling die hij op verschillende golflengten uitzendt. Theorieën over de samenstelling van hete Jupiters zoals WASP-12b gaan ervan uit dat hun atmosferen veel (zuurstofhoudende) waterdamp en weinig (koolstofhoudende) methaan bevatten. Maar uit dit onderzoek blijkt dat er in de atmosfeer van WASP-12b juist veel methaan zit, en minder waterdamp dan verwacht

4 Volgens de onderzoekers kan dat betekenen dat de bouwstenen waaruit WASP-12b en eventuele soortgenoten miljarden jaren geleden zijn samengeklonterd uit een teerachtige substantie hebben bestaan. Als dat zo is, verschilt het planetenstelsel van WASP- 12 sterk van het onze, dat uit ijzige, waterrijke bouwstenen is opgebouwd. (NASA/JPL en MIT, 8 dec 2010) STERREN EN STEREVOLUTIE Zirkoniumrijke ster ontdekt Sterrenkundigen van de Armagh-sterrenwacht in Noord-Ierland hebben bij een onderzoek van kleine sterren met een afwijkende chemische samenstelling een exemplaar ontdekt dat opmerkelijk veel zirkonium bevat. Op aarde wordt zirkonium gebruikt om nepdiamanten te maken. Bij de ster LS IV hangt het in wolkensluiers boven het steroppervlak. LS IV maakt deel uit van een groepje hete sterren dat het einde van zijn bestaan nadert. Bekend was al dat deze sterren veel minder waterstof aan hun oppervlak vertonen dan soortgelijke sterren. Het Noord-Ierse onderzoek had tot doel om de chemische samenstelling van de sterren nader te onderzoeken. Zoals verwacht vertoonde het spectrum van LS IV de vingerafdrukken van diverse normale elementen, waaronder strontium en germanium. Maar enkele opvallende spectraallijnen lieten zich niet zo gemakkelijk identificeren. Nadere analyse heeft nu uitgewezen dat ze afkomstig zijn van een vorm van zirkonium die alleen voorkomt bij temperaturen boven de graden. Het zirkoniumgehalte van LS IV is tienduizend keer zo hoog als dat van de zon. Volgens de onderzoekers betekent dat niet dat de ster als geheel zo veel zirkonium bevat. Waarschijnlijk heeft het element zich, samen met andere metalen, opgehoopt in wolkensluiers rond de ster. Deze bijzondere wolken zouden ontstaan doordat de ster bezig is te krimpen, waardoor een soort toverbaleffect ontstaat: er komen steeds weer andere elementen bovendrijven. (Royal Astronomical Society, 6 dec 2010) Leeftijd van sterren meten met radioactief verval Net zoals archeologen het verval van radioactieve koolstof gebruiken om de ouderdom van organische materialen te bepalen, hebben astronomen het radioactieve verval van radioactief aluminium gebruikt om de leeftijd van sterren in een nabije sterrenhoop vast te stellen. Daaruit blijkt dat de zware sterren van de zo geheten Scorpius- Centaurus-associatie slechts enkele miljoenen jaren oud zijn. Het radioactieve isotoop aluminium-26, dat onder meer vrijkomt bij supernova-explosies, heeft een vervaltijd van ongeveer een miljoen jaar. Bij dat verval ontstaat naast stabiel magnesium ook gammastraling van een specifieke golflengte. Hierdoor kan vervalproces van grote afstand worden waargenomen in dit geval met de Europese gammasatelliet INTEGRAL. De Scorpius-Centaurus-associatie bevindt zich op een afstand van 325 tot 500 lichtjaar en is daarmee de meest nabije verzameling van jonge, zware sterren. Uit de INTEGRAL-metingen blijkt dat een van de subgroepen van de associatie slechts ongeveer vijf miljoen jaar geleden is ontstaan. (ESA, 26 nov 2010) Magnetisme in jets Sterrenkundigen hebben voor het eerst het bewijs gevonden dat in de hete gasbundels die jonge sterren uitstoten magnetische velden aanwezig zijn (Science, 26 november). Daarmee is aangetoond dat jonge sterren zich in dat opzicht niet onderscheiden van de superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels en de kleinere zwarte gaten en neutronensterren die materie van een naburige ster opslokken. Ook die andere objecten stoten bundels of jets van heet gas uit waarin magnetische velden gedetecteerd zijn. De jonge ster waarvan de jets met de Very Large Array-radiotelescoop (VLA) zijn waargenomen, heet IRAS Hij is tot wel tienmaal zo zwaar als onze zon en bevindt zich op een afstand van ongeveer 5500 lichtjaar. De radiostraling die van zijn jets af komt is karakteristiek voor de straling die snel bewegende elektronen uitzenden als zij in een magnetisch veld verstrikt zijn geraakt. De onderzoekers hopen dat het onderzoek van deze stellaire jets meer duidelijkheid zal geven over de rol die magnetische velden bij de vorming van nieuwe sterren spelen. Ook levert zulk onderzoek naar verwachting meer inzicht op over de werking van de jets zelf. (NRAO, 25 nov 2010) MELKWEG Zeldzame moleculen opgespoord Met de speciale APEX-radiotelescoop op een hoogvlakte in het noorden van Chili is de zwakke straling waargenomen van bijzondere moleculen in een donkere interstellaire gaswolk op 400 lichtjaar van de aarde. De moleculen, die onder meer deuterium (zwaar waterstof) bevatten, spelen een belangrijke rol bij het onderzoek van de omstandigheden waaronder sterren worden geboren. Sterren ontstaan uit verdichtingen in grote wolken van gas en stof. De temperatuur ter plaatse is dermate laag (260 graden onder nul) dat het meeste gas aan de aanwe

5 zige stofdeeltjes vastvriest. Hierdoor produceren zulke interstellaire wolken maar weinig moleculaire straling, wat hen lastig waarneembaar maakt. In het overgebleven gas kunnen echter bijzondere chemische reacties optreden waaruit bijzondere moleculen, bestaande uit twee waterstofatomen en één deuteriumatoom, voortkomen. Het onderzoek van deze bijzondere moleculen kan interessante informatie opleveren over de omstandigheden kort voor de stervorming. Het probleem is echter dat de toch al schaarse deuteriummoleculen straling uitzenden op een golflengte die door de waterdamp in de aardatmosfeer wordt geabsorbeerd. Om het ijle gas te kunnen waarnemen, moet daarom worden uitgeweken naar hoge en, vooral, droge waarnemingslocaties. Vandaar dat de APEX-telescoop op een hoogvlakte in de woestijn staat. Uit de APEX-waarnemingen van een koude gaswolk in het sterrenbeeld Slangendrager is nu gebleken dat de deuteriummoleculen niet zoals verwacht alleen in het koude hart van de gaswolk te vinden zijn. Ook meer naar buiten toe zijn de bijzondere verbindingen aangetroffen. Daaruit leiden de onderzoekers af dat het aanvriezen van gasmoleculen aan stofdeeltjes een extreem efficiënt proces is. (MPI für Radioastronomie, 16 dec 2010) MELKWEGSTELSELS Herschel ontdekt reusachtige sterfabrieken Een internationaal team van astronomen heeft een verre populatie van sterrenstelsels ontdekt die grote aantallen sterren produceren. De ontdekking bevestigt het idee dat de productie van nieuwe sterren ongeveer 11 miljard jaar geleden 3 miljard jaar na de oerknal zijn top bereikte. De verre sterfabrieken zijn ontdekt met de vorige jaar gelanceerde Europese infraroodsatelliet Herschel. De sterrenstelsels zenden weinig zichtbaar licht uit, doordat de sterren die zij bevatten nog omgeven zijn door de restanten van de dichte wolken van gas en stof waaruit zij gevormd zijn. Dat kosmische stof, dat een temperatuur van ongeveer 240 graden onder nul heeft, is alleen waarneembaar op infrarode golflengten. De gevonden sterrenstelsels bevatten nog voldoende gas om hun sterproductie nog honderden miljoenen jaren voort te zetten. (Royal Astronomical Society, 16 dec 2010) Aantal rode dwergen onderschat Astronomen hebben ontdekt dat het aantal kleine, lichtzwakke sterren in het heelal tot nog toe flink is onderschat. Hierdoor zouden er wel eens drie keer zo veel sterren kunnen zijn dan tot nog toe werd aangenomen (Nature, 2 december). Omdat rode dwergen maar weinig licht geven, waren ze tot nog toe alleen waargenomen in ons eigen Melkwegstelsel en enkele naburige sterrenstelsels. Nu heeft een team astronomen onder leiding van de Nederlander Pieter van Dokkum echter ook rode dwergen opgespoord in acht grote sterrenstelsels op afstanden van 50 tot 300 miljoen lichtjaar. Daarbij is vastgesteld dat er in deze zogeheten elliptische sterrenstelsels twintig keer zo veel rode dwergen zijn als in sterrenstelsels als het onze. Deze ontdekking impliceert niet alleen dat andersoortige sterrenstelsels blijkbaar een heel andere sterrenpopulatie hebben. Ze kan ook consequenties hebben voor het onderzoek van donkere materie de mysterieuze substantie in het heelal die wel aantrekkingskracht uitoefent, maar niet rechtstreeks waarneembaar is. Mogelijk bestaat een flink deel van die materie in werkelijkheid gewoon uit rode dwergsterren. (Harvard-Smithsonian CfA en Yale Univ., 1 dec 2010) KOSMOLOGIE Donkere gammaflitsen Gammaflitsen behoren tot de meest energierijke verschijnselen in het heelal, maar sommige produceren merkwaardig weinig zichtbaar licht. Bij het tot nog toe grootste onderzoek van deze zogeheten donkere gammaflitsen, uitgevoerd met het GROND-instrument van de 2,2- meter MPG/ESO-telescoop op La Silla in Chili, is ontdekt dat hun geringe helderheid het gevolg is van een combinatie van oorzaken, waarvan de aanwezigheid van stof tussen de aarde en de explosie de belangrijkste is. Gammaflitsen zijn kortstondige gebeurtenissen die soms minder dan een seconde, maar soms ook enkele minuten duren. Ze worden gedetecteerd door satellieten die gevoelig zijn voor hun energierijke straling. Dertien jaar geleden ontdekten astronomen dat deze hevige uitbarstingen ook een stroom van minder energierijke straling produceren, die nog tot weken of zelfs jaren na de eigenlijke explosie blijft nagloeien. Alle gammaflitsen vertonen een nagloeien van röntgen - stra ling. Maar slechts de helft daarvan zendt ook zichtbaar licht uit. Sommige astronomen dachten dat deze donkere exemplaren een geheel nieuwe klasse van gammaflitsen vertegenwoordigden, anderen meen den dat het gammaflitsen op zeer grote afstanden betrof. Uit eerder onderzoek was echter ook gebleken dat verduisterend stof tussen de gammaflits en ons een rol zou kunnen spelen. Bij het nieuwe onderzoek hebben astronomen gegevens van de gammasatelliet Swift van NASA gecom

6 bineerd met waarnemingen die gedaan zijn met GROND (Gamma-Ray Optical and Near-infrared Detector), een detector specifiek bedoeld voor waarnemingen van nagloeiende gammaflitsen. GROND is gekoppeld aan de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop op La Silla in Chili. Wat GROND zo geschikt maakt voor het onderzoek van het nagloeien is zijn zeer snelle reactietijd. Hij kan binnen enkele minuten nadat Swift een gammaflits heeft gemeld met waarnemen beginnen. Daarbij bekijkt hij het object gelijktijdig door zeven filters die zowel het zichtbare als het nabij-infra - rode deel van het spectrum bestrijken. Door de combinatie van gegevens waren astronomen in staat om nauwkeurig te meten hoeveel licht van het nagloeien op verschillende golflengten van energierijke röntgenstraling tot het nabij-infrarood binnenkwam. Daaruit kon men rechtstreeks afleiden hoeveel verduisterend stof het licht van een gammaflits onderweg naar de aarde moest zijn tegengekomen. Het onderzoeksteam gebruikte naast hun eigen GRONDmetingen de waarnemingen van andere grote telescopen, zoals ESO s Very Large Telescope, om de afstanden van bijna alle gammaflitsen in hun steekproef te schatten. Hoewel daarbij bleek dat verduisterend stof een aanzienlijk aantal gammaflitsen tot ongeveer 60 à 80 procent van de oorspronkelijke intensiteit afzwakt, bleek het effect op de verste gammaflitsen nóg groter. Daarvan komt slechts 30 tot 50 procent van het licht op aarde aan. De astronomen concluderen daaruit dat de donkerste gammaflitsen simpelweg die gammaflitsen zijn waarvan het zichtbare licht onderweg compleet geabsorbeerd is. (ESO, 16 dec 2010) Aanwijzingen voor een multiversum? Twee kosmologen claimen dat zij concentrische structuren in de komische achtergrondstraling hebben ontdekt die zouden wijzen op een botsing van zwarte gaten in een heelal dat voorafging aan het huidige heelal! Het betreft Roger Penrose van de universiteit van Oxford en Vahe Gurzadyan van de universiteit van Armenië. Volgens twee andere groepen astronomen zijn de ringen weliswaar reële verschijnselen, maar gaat het toch om gebeurtenissen in het ons bekende heelal. De kosmische achtergrondstraling is vrijwel uniforme straling die is waargenomen door satellieten als de Cosmic Background Explorer en de Wilkinson Micro - wave Anisotropy Probe en die momenteel ook door de Europese Planck satelliet wordt waargenomen. Hele kleine temperatuursvariaties in die achtergrondstraling zouden voortkomen uit microscopische fluctuaties in een krachtenveld dat bekend staat als de inflatie, toen het heelal slechts een fractie van een seconde oud was. De nu gevonden ringen zijn smalle banden waar het patroon opgetekend door de Wilkinson satelliet iets afwijkt van de omgeving. Volgens de kosmoloog en wiskundige Penrose is de structuur een aanwijzing voor het bestaan van een cyclische kosmologie, waarbij het ene universum uit het andere voortkomt. Andere kosmologen zeggen dat er al veel kleine anomalieën zijn ontdekt in de kosmische achtergrondstraling en dat die net als deze ringstructuren ook verklaard kunnen worden zonder een andere universum aan te nemen dan dat waarin wij leven. Een universum met donkere materie en donkere energie is al bijzonder genoeg. Maar claims van andere universa blijven komen. Zo is er een groep onder leiding van Stephen Feenay van de universiteit van Londen die andere kleine concentraties van de achtergrondstraling interpreteert als botsingen van universa die tijdens de inflatie hebben plaatsgehad. Mogelijk dat nieuwe observaties van de Planck satelliet de waarnemingen zodanig verfijnen dat de claims bevestigd dan wel ontkracht kunnen worden. De resultaten van Planck worden in 2012 verwacht. (New York Times, dec 2010) Nieuw zicht op het vroegste heelal Dertien miljard jaar geleden was het heel donker. Er waren geen sterren en geen sterrenstelsels. Er was alleen waterstof overgebleven uit de periode kort na de Big Bang. Dat oudste tijdvak eindigde toen de eerste sterren ontstonden en de straling daarvan de waterstofatomen tot ionen afbrak. Deze fase wordt de fase van de reïonisatie genoemd, waarin niet alleen de eerste sterren maar ook de eerste sterrenstelsels werden gevormd. Om daar iets van te kunnen waarnemen hebben Judd Bowman van de sterrenwacht van Arizona en Alan Rogers van het Massachusetts Institute of Technology een eenvoudig type radiotelescoop ontworpen en een prototype daarvan getest. Het instrument kreeg de naam EDGES en werd geplaatst bij de Murchison Radiosterrenwacht in Australië. EDGES doet waarnemingen op de lage frequenties van 100 tot 200 MHz c.q. van de metergolven. Het is een simpel apparaat dat lijkt op een van de LOFARantennes in Drenthe. De onderzoekers proberen straling op te vangen van het neutrale oerwaterstofgas tussen sterrenstelsels dat straling uitzond op 21 cm golflengte. Die golflengte van de straling is inmiddels sterk verschoven tot in de buurt van de 2 meter. Toen de eerste sterren en melkwegstelsels werden gevormd werd het gas geïoniseerd en stopte de straling van het neutrale gas. Uit de aan- of afwezigheid van die lijn kunnen we zien hoe en wanneer de eerste stelsels ontstonden. Er zou een overgang te zien 387-6

7 moeten zijn in de meetgegevens van het radiospectrum. Probleem is dat die vroegste straling extreem zwak is in vergelijking met andere stralingsbronnen aan de hemel. Andere bronnen zijn tot wel maal sterker dan het gezochte signaal. De onderzoekers moesten de waarnemingen gedurende een lange periode (maanden) bij elkaar optellen om het gezochte signaal te vinden. De bron die het meest stoort is ons eigen Melkwegstelsel. Daar komen de vele kunstmatige bronnen van TV en radio en van satellieten bij. Volgens de onderzoekers heeft het experiment al aangetoond dat de ionisatie van het oergas tussen de eerste stelsels niet al te snel kan zijn verlopen. De volgende generatie radiotelescopen zal dit oergas met veel grotere nauwkeurigheid kunnen waarnemen. Een van die telescopen is de Murchison Widefield Array, andere zijn LOFAR en SKA. (Arizona State University, 10 dec 2010) TELESCOPEN LBT als interferometer De Large Binocular Telescope in Arizona bestaat uit twee 8,4 meter spiegels op één montering die tot nu toe onafhankelijk van elkaar opnamen maakten van de hemel. Nu heeft men met succes voor het eerst een opname gemaakt waarbij beide spiegels als interferometer samenwerken. Het betreft een testopname van de ster beta Pictoris. Dat is een relatief nabije ster (63 lj) met een stofschijf en met tenminste één planeet met een massa van 8 maal die van Jupiter. Met deze nieuwe interferometer kan men diverse reuzenplaneten bij andere sterren direct fotograferen, maar geen planeten ter grootte van de aarde. Wel zal men stofschijven rond sterren kunnen zien waarin planeten worden gevormd. Deze telescoop kan op dit terrein complementair werken met de beide 10 meter Keck Telescopen, met de Hubble en met andere telescopen in de ruimte. Meer over de Large Binocular Telescope vinden we in Zenit, januari (Astronomy.com, 7 dec 2010 Nieuwe radio-interferometer In Engeland is de e-merlin radio-interferometer in gebruik genomen. Het is een al langer bestaand netwerk van zeven telescopen met een basislengte van 217 km, het Multi-Element Radio-Linked Inter fero - meter Network. Merlin staat onder leiding van de Universiteit van Manchester. Nieuw is dat de gegevensuitwisseling nu per glasvezel gaat, waardoor veel meer gegevens met een veel hogere snelheid kunnen worden verzameld. Het first light plaatje betrof een bekende dubbelquasar die ontdekt was door de radioschotel van Jodrell Bank, een van de deelnemende telescopen van e-merlin. Het nieuwe beeld van de quasar(s) toont ongekende details. Het betreft een meervoudig beeld van dezelfde quasar op 9 miljard lichtjaar versterkt door een voorgrondstelsel. Er is dus sprake van een gravitatielens. De quasar wordt ge - voed door een superzwaar zwart gat dat een dubbele jet uitzendt waarin de materie met bijna de lichtsnelheid beweegt. Een van de jets is te zien als een grote boogvormige uitstulping van de quasar. Het voorgrondstelsel dat het lenseffect veroorzaakt is eveneens zichtbaar. De radio-emissie daarvan wijst erop dat ook dat stelsel een superzwaar zwart gat heeft. E-Merlin zal in de toekomst vooral worden ingezet bij het onderzoek van stervorming en het sterven van sterren, pulsars en zwarte gaten, evolutie van stelsels en vorming van planeten bij nabije sterren. Mike Garrett, directeur van ASTRON in Nederland ziet e- Merlin als een voorloper ( pathfinder ) van de nog te bouwen internationale radio telescoop, de Square Kilometre Array (SKA).(e-Merlin News, 9 dec 2010) RUIMTEONDERZOEK Japanse Venussonde had brandstofprobleem Het is mislukt om de Japanse ruimtesonde Akatsuki in een baan om de planeet Venus te brengen. Dit lijkt te zijn veroorzaakt door een gebrekkige brandstoftoevoer in de remraket. Dat heeft het Japanse ruimteagentschap JAXA bekendgemaakt. Uit de technische gegevens die Akatsuki heeft geregistreerd, blijkt dat de druk in de brandstoftank van de ruimtesonde direct na het starten van zijn raketmotor begon weg te vallen. Hierdoor werd de sonde niet alleen onvoldoende afgeremd om in een baan om Venus te komen, hij raakte ook uit evenwicht. Dat laatste zorgde ervoor dat Akatsuki zijn raketmotor uitschakelde en zichzelf in veilige modus bracht. Waarschijnlijk zat er een defect in een van de leidingen of kleppen die ervoor moesten zorgen dat de druk in het brandstofsysteem op peil bleef. Bovendien vrezen JAXA-technici dat door de mislukte poging om de raketmotor op starten zijn keramische straalpijp ( uitlaat ) beschadigd is geraakt. Het begint er dus op te lijken dat ook de tweede Japanse poging om een ruimtesonde in een baan om een planeet te brengen definitief mislukt is. In 1998 strandde de missie van de Marssonde Nozomi al in een vroeg stadium. Saillant detail is dat ook toen de druk in het brandstofsysteem wegviel. (Daily Yomiuri Online, 11 dec 2010) Amerikaanse Marssonde bereikt duurrecord Op 15 december bereikte de Amerikaanse Mars Odyssey een mijlpaal. De Marssonde heeft langer gewerkt dan 387-7

8 al zijn voorgangers. De Mars Odyssey werd op 24 oktober 2001 in een baan om Mars gebracht. Op 15 december was dat precies 3340 dagen geleden, en daarmee passeerde hij het duurrecord van zijn voorganger, de Mars Global Surveyor, die van 11 september 1997 tot 2 november 2006 in bedrijf was. De belangrijkste ontdekking die de Mars Odyssey op zijn naam heeft staan, is die van de grote hoeveelheden bevroren water dicht onder het Marsoppervlak. Daarnaast vormt hij een belangrijke schakel in het radioverkeer tussen de beide Marswagentjes Spirit en Opportunity en de aarde. Deze functie moet hij ook gaan vervullen bij de volgende mobiele Marslander Curiosity, die in augustus 2012 wordt gelanceerd. (NASA/JPL, 9 dec 2010) ZON-AARDE-MAAN Nieuwe NASA-terreinkaart van de maan Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA heeft een nieuwe nauwkeurige maankaart gepresenteerd. De kaart is gebaseerd op gegevens van de Lunar Reconnaissance Orbiter (LRO), die sinds een jaar om de maan draait. Voor de LRO-kaart is niet alleen het maanoppervlak gedetailleerd gefotografeerd, ook zijn met behulp van een laser hoogtemetingen gedaan. Sommige delen van de maan, zoals de achterkant en de diepe kraters rond de polen, werden nooit eerder zo nauwkeurig in kaart gebracht. Het landschap van de poolkraters spreekt tot de verbeelding, omdat veel van de kraters zo diep zijn, dat de bodem nooit zonlicht ziet. Het was tot nog toe dan ook niet helemaal duidelijk hoe steil de hellingen van de kraterwanden waren. Op sommige plaatsen blijken deze over enkele kilometers onder hoeken van maar liefst 36 graden te staan. (NASA, 17 dec 2010) Magnetisch veld in aardkern direct gemeten Een geofysicus van de universiteit van Californië in Berkeley is er als eerste in geslaagd om de sterkte van het magnetische veld in de vloeibare buitenkern van de aarde te meten. Daarbij is hij geholpen door de maan en door quasars extreem heldere, verre sterrenstelsels. De veldsterkte in de buitenkern blijk 25 gauss te bedragen, wat vijftig keer zo sterk is als het magnetische veld aan het aardoppervlak (Nature, 16 december). De aarde heeft een ongeveer 2600 kilometer grote binnenkern van gestold ijzer en nikkel. Deze is omgeven door een ongeveer 2250 kilometer dikke laag waar de metalen nog vloeibaar zijn dankzij de warmte die onder meer afkomstig is van het verval van radioactieve stoffen. Stromingen in deze buitenkern veroorzaken een dynamo-effect, dat de bron is van het aardmagnetische veld. De aantrekkingskracht van de maan heeft een afremmende werking op de binnenkern van de aarde. Deze afremmende werking wordt echter weer gedempt door de magnetische velden die in de vloeibare buitenkern worden gegenereerd. Die dempende werking is nu indirect gemeten. Radio - waarnemingen van quasars, die als vast referentiekader fungeerden, hebben zeer exacte getallen opgeleverd over de invloed van de maan op de stand van de aardas. Met behulp van een computermodel kon daaruit de grootte van het dempende effect van de buitenkern worden gemeten en daarmee ook de sterkte van het magnetische veld ter plaatse. (UC Berkeley, 16 dec 2010) SOHO- en SDO-zonsbeelden bekijken ESA en NASA hebben de beelden van de zonnesatellieten SOHO en SDO (Solar Dynamic Observatory) beter toegankelijk gemaakt. Iedereen kan beelden en films bekijken en bewerken door de speciale software JHelioviewer te downloaden (jhelioviewer.org). Het betreffen beelden van de zon, dagelijks gemaakt gedurende 15 jaar tot en met vandaag. Het kan deels ook online via de site Helioviewer.org. Met het programma JHelioviewer kan men zelfgemaakte films van de zon samenstellen, de golflengten kiezen en de kleuren aanpassen. Ook is het mogelijk bijzondere verschijnselen te labelen. De J van JHelioviewer staat voor Java -applicatie. Deze applicatie wordt inmiddels ook al gebruikt voor het analyseren van beelden van Mars en voor medisch onderzoek. (ESA, 14 dec 2010) Kolossale uitbarsting deed zon schudden Op 1 augustus van dit jaar vond er een kolossale uitbarsting plaats op de zon. Uit het onderzoek van dat verschijnsel met de NASA-satellieten SDO en STEREO blijkt dat explosies op de zon geen lokale, op zichzelf staande gebeurtenissen zijn. Op de zon hangt alles met alles samen: verspreid over afstanden van duizenden kilometers kunnen gelijktijdig allerlei explosieve verschijnselen plaatsvinden, zonder dat helemaal duidelijk is wat gevolg is, en wat oorzaak. De grote uitbarsting van 1 augustus bestond uit meer dan tien afzonderlijke schokgolven, zonnevlammen en coronale massaejecties die bijna de helft van de zon omspanden en 28 uur aanhielden. Op het eerste gezicht leek er geen patroon in de reeks verschijnselen te zitten, maar uit metingen van het magnetische veld van de zon blijkt dat de verschillende verschijnselen direct met elkaar in verband stonden. Volgens de zonneonderzoekers die de grote uitbarsting hebben geanalyseerd, onder 387-8

9 wie de Nederlander Karel Schrijver, is het voor het voorspellen van uitbarstingen op de zon dus niet voldoende om je tot de meest actieve gebieden te beperken. In feite moet voortdurende het magnetische veld van vrijwel de complete zon in de gaten worden gehouden. Dat betekent dat er veel meer werk aan de winkel is voor wetenschappers die zich bezighouden met het ruimteweer de invloed die de zon heeft op de naaste omgeving van de aarde. (NASA, 13 dec 2010) Goud in aardmantel is afkomstig van planetoïden Het goud en platina in de mantels van de aarde, de maan en Mars zijn daar waarschijnlijk gedeponeerd tijdens grote inslagen in de begintijd van het zonnestelsel. De beide metalen kunnen niet van oudsher in de aardmantel zitten. Direct na haar ontstaan was de aarde immers vloeibaar en zouden deze zware elementen samen met ijzer naar haar kern zijn gezakt. Dat er toch goud en platina in de mantel van de aarde zit, wijst er dus op dat deze metalen later zijn toegevoegd. Computermodellen laten zien dat een reeks inslagen van forse planetoïden, tientallen miljoenen jaren na het ontstaan van de aarde, de gemeten hoeveelheden goud en platina in de aardkorst goed kunnen verklaren. De grootste objecten die onze planeet troffen hadden waarschijnlijk een middellijn van 2400 tot 3200 kilometer. Alles bij elkaar zou ongeveer een half procent van de massa van de aarde aan deze inslagen kunnen worden toegeschreven. Deze theorie is in goede overeenstemming met de bestaande inzichten over het ontstaan van de planeten. Na de vorming van aarde, maan, Mars en de overige planeten wemelde het zonnestelsel van het overgebleven bouwmateriaal. De grootste van deze planetesimalen zouden hun kleinere soortgenoten hebben opgeslokt, waardoor een populatie van grote planetoïden ontstond. (NASA/SwRI, 9 dec 2010) OVERIG NIEUWS Adriaan Blaauw ( ) Op 1 december 2010 is, 96 jaar oud, de Nederlandse astronoom Adriaan Blaauw na een kort ziekbed overleden. Blaauw speelde een sleutelrol bij de oprichting van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in Chili, en was van 1968 tot 1974 achtereenvolgens wetenschappelijk directeur en algemeen directeur van deze organisatie. Vervolgens was hij van 1976 tot 1979 president van de Internationale Astronomische Unie (IAU). Adriaan Blaauw werd in 1914 in Amsterdam geboren en studeerde sterrenkunde in Leiden onder befaamde astronomen als Willem de Sitter, Ejnar Hertzsprung en Jan Hendrik Oort. Zijn doctorsgraad behaalde hij aan het Kapteyn Laboratorium in Groningen. Tijdens zijn wetenschappelijke carrière hield Blaauw zich onder meer bezig met zogeheten OB-associaties groepen van jonge, hete sterren. Hij vond de oorzaak van de opvallend grote snelheid waarmee sommige van deze sterren door de ruimte bewegen. Blaauw ging in 1981 met pensioen, maar is altijd actief gebleven. Zo heeft hij veel energie gestoken in het organiseren van de historische archieven van de ESO en de IAU. Zie ook: Zenit, januari (NOVA, 2 dec 2010) AGENDA Publiekslezing Prof.Dr. C. de Jager Op zondag 23 januari om uur en op maandag 24 januari om uur spreekt prof. dr. Kees de Jager over IJs en water op de manen van de buitenplaneten. Water is in het heelal het meest voorkomende molecuul. Meestal in de vorm van waterdamp of ijs, zelden als vloeibaar water. De talloze manen van de buitenplaneten tonen een bijzondere diversiteit; raadselachtige objecten die vragen stellen aan geologen zowel als aan chemici als aan biologen. Sommige manen hebben een droog vulkanisch oppervlak, andere zijn met ijsvlaktes bedekt. In een enkel geval vermoedt men water onder het ijs, zoals bij Europa. Dat geeft aanleiding tot speculaties of zich in die oceanen leven heeft kunnen ontwikkelen. We zien natrium en argon in gas dat uit planeetmanen ontsnapt. Waar komt dat vandaan? We bespreken de wisselwerking tussen het inwendige en het oppervlak van de manen en dit leidt mede tot een antwoord op de vraag hoe de oceanen van de aarde hebben hunnen ontstaan. Locatie: collegezaal Sonnenborgh, Zonnenburg 2, 3512 NL Utrecht. Organisatie: Stichting De Koepel. Entree 6,-. Reservering verplicht: tel ; fax ; Publiekslezing Prof.Dr. H. Lamers Op zondag 13 februari om 16:30 uur en in herhaling op maandag 14 februari om uur houdt prof.dr. Henny Lamers in de collegezaal van Sonnenborgh een publiekslezing over Op zoek naar de oorsprong - van de aarde tot de oerknal. Iedereen heeft wel eens gehoord over het 'Uitdijend Heelal' en de 'Oerknal'... Maar wat is die uitdijing nou eigenlijk? Worden de sterren steeds groter? Of neemt de afstand van de sterren onderling steeds toe? Komt daardoor ook de aarde steeds verder van de zon af? En dan die Oerknal: Wat knalde er nou eigenlijk uit 387-9

10 elkaar? Waarom, waar en wanneer? Wat er dan voor de oerknal? Minstens even zo interessant is de vraag: Hoe weten astronomen dat? Wie heeft dat ontdekt? Hoe kun je dat meten? In deze lezing maken we met grote telescopen een zoektocht door het heelal. We beginnen met de aarde en kijken dan steeds verder. We komen de zon en sterren tegen, melkwegstelsels (dat zijn verzamelingen van miljarden sterren) en groepen van melkwegstelsels. Naarmate we verder weg kijken, kijken we ook steeds verder terug in de tijd omdat het licht er steeds langer over heeft gedaan om ons te bereiken. Zo kunnen we vele miljarden jaren in het verleden kijken. Tot we uiteindelijk aankomen bij de oerknal waarmee het allemaal begon. De spreker zal op een eenvoudige manier met veel mooie opnamen laten zien en uitleggen wat er gebeurt in het heelal en hoe we daarachter zijn gekomen. Zoals Einstein ooit zei: "Het meest onbegrijpelijke van het heelal is dat we het kunnen begrijpen!" Locatie: collegezaal Sonnenborgh, Zonnenburg 2, 3512 NL Utrecht. Organisatie: Stichting De Koepel. Entree 6,-. Reservering verplicht: tel ; fax ; Studium Generale in Maastricht Studium Generale van de Universiteit van Maastricht organiseert een lezingenserie over de fysica van ruimte en tijd. Sprekers zijn : Prof. dr. ir S. Bais (Amsterdam), 13 jan, Van Kepler via Einstein naar de nieuwste opvattingen van ruimte en tijd. Prof. R. Loll (Utrecht), 17 jan, Quantum Gravity and the Nature of Time. Prof. dr. E. Verlinde (Amsterdam), 20 jan, Zwaartekracht en de ruimte-tijd. Prof. dr. J. van den Brand, 27 jan, Over de zwaartekrachtsgolven. Prof. dr. J. Heise, 10 feb, Grenzen aan ruimte en tijd. De lezingen worden gehouden in de Aula, Minderbroedersberg 4-6, Maas tricht. Aanvang 20 uur. Op maandag 24 jan, uur, start een serie van zes colleges over Waar orde heerst, is de chaos nooit ver weg, gegeven door Gerard Bodifée. Locatie: Karl Dittrichzaal, Studenten Service Centrum, Bonne - fantenstraat 2. Voor meer informatie over lezingen en collegeserie, kijk op: Tel.: (ma-do, 9-17 uur), sgmail@maastrichtuniversity.nl. Doe mee met Missie Maan! Haal de maan naar het schoolplein en laat kinderen nader kennis maken met deze naaste buur in ons fascinerende heelal. In de periode van 26 januari tot en met 26 maart 2011 wil Missie Maan zoveel mogelijk kinderen de gelegenheid bieden door een telescoop naar de maan te kijken, s ochtends voor schooltijd op het schoolplein of in de late middag of vroege avond. Heeft u een telescoop en/of kunt u een leuke gastles geven over de maan, dan kunnen wij uw hulp goed gebruiken. Meldt u aan bij Missie Maan en help schoolkinderen door heel Nederland de maan op een unieke wijze te beleven. Kijk voor meer informatie op of stuur een mailtje aan missiemaan@gmail.com. Landelijke Sterrenkijkdagen 2011 De 35-ste Landelijke Sterrenkijkdagen worden gehouden op vrijdag 11, zaterdag 12 en zondag 13 maart De maan is dan rond Eerste Kwartier en de planeet Saturnus is mooi te zien. Fraaie winterobjecten als de Pleiaden en de Orionnevel zijn ook goed zichtbaar. Een mooie kans om een breed publiek kennis te laten maken met de sterrenhemel. Publieks - sterrenwachten, KNVWS-afdelingen en andere amateurs (alleen of als groep) worden uitgenodigd om één of meer dagen mee te doen. Deelnemers kunnen posters en folders aanvragen. Vraag een inschrijfformulier aan bij Stichting De Koepel : coos.haak@dekoepel.nl. KNVWS-Afdelingen Alkmaar, 28 jan, drs. C. Floor, Lichtverschijnselen aan de hemel, Amstelstraat 1, uur. Amsterdam, 25 jan, John Heise, Hebben zwarte gaten stoppelbaarden? Volkssterrenwacht Amsterdam, Wethouder Verheij Sporthal, Polderweg 300, uur. Arnhem, 26 jan, prof. dr. Stan Bentvelsen, Waarom het Higgsdeeltje gevonden moet worden, De Coehoorn, Coehoornstraat 17, uur. Breda, 19 jan, vergadering, De Overakker, Overakkerstraat 204, uur. Delft, 11 jan, dr. M. Nepveu, Moderne hemelmechanica: chaotische systemen, zaal C van het TU gebouw voor Lucht- en Ruimtevaart, Kluyverweg 1, uur. Den Bosch, 19 jan, prof. H.J.G.L.M. Lamers, Het nieuwe heelal: resultaten van de Hubble-ruimtetelescoop, De Vlieger, Henri Bayensstraat 3, Hintham, uur. Den Haag, 21 jan, Jaarvergadering en 1e contactbijeenkomst, Het Kalhuis, Badhuisstraat 177, Scheveningen, uur. Den Helder, 10 feb, prof. dr. Robert Rutten, Zonnezang: muziek als meetinstrument van het zonsinwendige, Lezing i.s.m. VERON, Statenhof 22, uur. Eindhoven, 12 jan, contactavond. 27 jan, Algemene ledenvergade

11 ring. 17 feb, Anne van Weerden, Het inflatie-heelal. Augustinianum, Wassenhovenstr. 26, uur. t Gooi, 27 jan, dr. Henk Olthof, ESA en haar Wetenschappelijk Programma, Alberdingk Thijmcollege, Hilversum, uur. Groningen, 14 jan, lezing, Het Vinkhuys, Diamantlaan 94, uur. Leeuwarden, Gemma Frisius, 29 jan, Algemen Ledenvergadering, Rolf de Groot, Planetaire Exploratie Europa op weg naar de Maan, Mars en verder, Eden Oranje Hotel, Leeuwarden, uur. Nijmegen, 18 jan, lezing, Gravitatiestraling: wachten op botsende zwarte gaten, Collegezaal HG van het Huygensgebouw, Faculteit NWI, Heyendaalseweg 135, uur. Noord-Drenthe, 21 jan, dr. I. Kamp, Ontstaan van het Zonnestelsel, De Kroezehof, Weth. Bergerweg 26, Assen, uur. Putten, Astra Alteria, 28 feb, Carlo Jenniskens, Afstandsmeting in het heelal door de eeuwen heen, Parkhotel, Harderwijkstraat 14, Putten, uur. Rotterdam, 21 jan, lezing, Nenijto, Bentincklaan, uur. Tilburg, 4 jan, Jaarvergadering, Natuurmuseum Brabant, Spoorlaan 434, uur. Triangulum, 13 jan, prof. dr. H. Lamers, Het nieuwe heelal: ontdekkingen door de Hubble ruimtetelescoop, Zalencentrum t Hart van Eefde, Jolinkweg 2, Eefde, uur. 27 jan, Wim Schuur, De geometrie van het heelal, De Kosmos, Voldersdreef 301, Apeldoorn, uur. Twente, 11 jan, lezing, Sterrenwacht Coenraad ter Kuile, Twentse Welle, Het Rozendaal 11, Enschede, uur. Utrecht, 11 jan, prof. dr. E.P. Verlinde, onderwerp nog niet bekend, Zaal 208 (Zonnezaal) van het Minnaertgebouw, De Uithof, uur. Venlo, 28 jan, Edmond Fledderus, presentatie over de bouw van zijn Ritchey-Chrétien telescoop, Het Nieuwe Baken, Grote Kerkstraat 17, uur. Zaanstreek, 27 jan, drs. Klaas Jan Mook, Terra Nova: een zoektocht naar een tweede aarde, Publiekssterrenwacht Vesta, Zuideinde 195, Oostzaan, uur. Zuid-Drenthe, VAS, 21 jan, prof. H. Lamers, Laatste resultaten Hubble, De Weideblik, De Ploeger 10, Hoogeveen, uur. Zuid-Holland Zuid, 7 jan, Nieuwjaarsreceptie, Streeknatuurcentrum Alblasserwaard van de NVWA, Matenaweg 1, tussen Papendrecht en Wijngaarden, uur. Zuid-Limburg, Galileo, 22 jan, Rob Rutten, Zonnezang (Zonneseismologie): Muziek als meetinstrument van het zonsinwendige, Aan de Kirk, Sibbekerkstraat 46, Sibbe, uur. Zwolle, Thales, 20 jan, prof. dr. H. Lamers, Hallo, is daar iemand? Speuren naar leven in het heelal, De Weijenbelt, Campherbeeklaan 82, Zwolle-Berkum, uur. Jongerenwerkgroep Tilburg, 21 jan, bijeenkomst, De Tiendesprong, G. de Wetstraat 31, uur. Stichting Weer- en Sterrenkunde Eemsmond 5 jan, dr. A.G.A. (Anthony) Brown, De Gaia-missie. Egyptisch Restaurant Nefertari, Wijkstraat 68, Appingedam, uur. Wilnis, Astrovereniging Omega Centauri 21 jan, verenigingsavond, Vossestaart 1, uur. Planetaria, publiekssterrenwachten en musea Bussloo, Volkssterrenwacht Bussloo Open op vrijdag vanaf uur kijkavond. Lezing om 20 uur. 7 jan, Hendrik Beijeman, Op Reis met Celestia. 14 jan, Jo Sanders, De Maan. 21 jan, gastspreker, Klimaatverandering Lattrop, Cosmos sterrenwacht Frensdorferweg jan, Kinder-doe-middag, uur. 10 t/m 31 jan, Vervolgcursus sterrenkunde. Vijf maandagavonden een cursus waarin enkele astronomische onderwerpen uitgebreid worden behandeld. De cursus is bedoeld voor diegenen die geïnteresseerd zijn in sterrenkunde of al iets van de basisbegrippen weten. Nadere informatie en aanmelden: Oostzaan, Publiekssterrenwacht Vesta Zuideinde , lezing om uur. 7 jan, Het het leven begon II. 14 jan, Onopgeloste raadsels. 21 jan, Ontstaan van het zonnestelsel. 28 jan, Naar het einde van het heelal I. Overveen, Sterrenwacht Copernicus Open op vrijdag vanaf 20 uur. Elke 1e zaterdag van de maand uur. 20 jan, 20 uur, Dr. J. de Bruine, Van oog tot supertunneljunction. Utrecht, Sonnenborgh museum & sterrenwacht Elke vrijdag- en zaterdagavond staan de telescopen van Sonnenborgh bij helder weer op de hemel gericht. De Orionnevel, de ringen van Saturnus en de manen van Jupiter zijn, afhankelijk van de tijd van het jaar, van dichtbij te bestuderen. De vrijwilligers van de sterrenwacht vertellen over het heelal tijdens de lezing en rondleiding. De sterrenkijkavonden duren van 20 tot uur. Kaarten zijn te koop op: Tot april zijn op elke tweede zaterdag in de maand de sterrenkijkavonden speciaal voor de kids. Kinderen van 6 tot 12 jaar en hun ouders speuren met de telescopen van Sonnenborgh het heelal af naar gasnevels of planeten. Tijdens de proeven en activiteiten is van

12 alles over de maan en de sterren te ontdekken tot 21 uur. (Er zijn extra kijkavonden voor kids in de schoolvakanties.) Kaarten zijn te koop op: Elke zondagmiddag is de sterrenwacht open van 13 tot 17 uur, met een lezing over de zon om 14 en 15 uur. De expositie Ruimtebeelden toont fraaie foto s van het heelal. Sonnenborgh is open zonder afspraak van di t/m vr uur, zo uur. Voor meer informatie: (di t/m vrij, uur). Groepen op afspraak. Een cursus Inleiding in de sterrenkunde wordt gegeven op 10 woensdagavonden van 2 feb t/m 20 apr. Een jeugdcusus wordt gegeven op 6 donderdagavonden van 10 feb t/m 24 mrt. Zie de website voor meer informatie. Ieper, AstroLAB IRIS Tentoonstelling Zonnewijzers, de zon als klok. Tot 30 jan Meer informatie: Den Haag, Omniversum President Kennedylaan 5. Tot april 2011 draait de nieuwe IMAX-productie Hubble, een spectaculaire ruimtereis door het heelal. Hubble is één van de hoogtepunten in het jubileumjaar van het Haagse koepeltheater, dat in 2010 zijn 25ste verjaardag viert. Utrecht, Universiteitsmuseum Lange Nieuwstraat 106. Op expeditie met Utrechtse Nobelprijswinnaar Gerard t Hooft in de tentoonstelling Master the Universe! Noordwijk Space Expo Expositie Snoopy in Space tot en met 31 december. Speciale expositie ter gelegenheid van het 20 jarig bestaan van Space Expo. Deze unieke tentoonstelling met origineel werk van tekenaar Charles M.Schulz is afkomstig uit het naar hem genoemde museum in de VS en is dit jaar voor het eerst buiten de VS te zien bij Space Expo in Noordwijk. Leiden, Museum Boerhaave Lange St. Agnietenstraat 10. Ter gelegenheid van de 400ste geboortedag van Georg Marcgraf ( ) is er een tentoonstelling over Georg Marcgraf: ontdekkingsreiziger in Nederlands-Brazilië. Tot 9 jan Winsum, Cursus Astronomie, Jacobijnenhuis Monique Ankoné, Jan de Boer en Paul Wesselius alle drie professionele astronomen zullen in 8 avonden, van 10 januari t/m 7 maart 2011 de stand van zaken bij de astronomie uiteenzetten in het Jacobijnenhuis in Winsum. Het is de bedoeling dat ook personen zonder exacte opleiding of voorkennis de cursus kunnen volgen. De cursus is op maandagavond, inclusief excursies naar de Blaauw Sterrenwacht in Groningen en de LOFAR radioantennes in Oost-Drenthe. Kosten 115,-. Opgave via info@jacobijnenhuis.nl of bij de familie Elzinga: De Bilt, KNMI Colloquia Buys Ballotzaal, Wilhelminalaan 10, uur. 13 januari, Jan Gutteling: Risicocommunicatie: een kwestie van aanbod en vraag. 20 januari, Stephen Tjemkes: Preparing for the MTG- IRS Atmospheric State Product Extraction Chain (ASPEC). Openingstijden De Koepel De winkel van Stichting De Koepel is geopend van maandag tot en met vrijdag van 9.30 uur tot uur en is gevestigd op sterrenwacht Sonnenborgh, Zonnenburg 2 te Utrecht. Informeer voor uw komst eventueel of de door u gewenste artikelen in voorraad zijn: tel ; info@dekoepel.nl. Let op: Op vrijdag 24 december sluiten winkel en bureau van De Koepel om 13 uur. Ook tussen kerst en nieuwjaar zijn winkel en bureau gesloten. Op maandag 4 januari 2011 gaan winkel en bureau weer open. In de tussenliggende tijd kunt u wel bestellingen plaatsen via: Maar bestellingen zullen pas in het nieuwe jaar in behandeling worden genomen. Bibliotheek De Koepel ruimt op De boeken- en tijdschriftencollectie van Stichting De Koepel is te groot gegroeid. Het past niet meer in de bibliotheek van Sterrenwacht Sonnenborgh. Daarom wordt de collectie nu tegen het licht gehouden en vooral beroepstijdschriften zullen worden afgestoten. Verenigingen en publiekssterrenwachten, maar ook particulieren, die interesse hebben om jaargangen van oude tijdschriften gratis over te nemen, kunnen contact opnemen: info@dekoepel.nl. De lijst met beschikbare tijdschriften is hier te zien: Wacht niet te lang, want midden januari moet het materiaal zijn opgeruimd of gereserveerd