Zitting

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Zitting 1973-1974 - 11 742"

Transcriptie

1 Zitting Achtergronden en risico's van druggebruik VERSLAG VAN EEN OPENBAAR GEHOOR Nr. 4 De bijzondere commissie voor het drugbeleid achtte het zinvol om, in het kader van het voorbereidend onderzoek van kamerstuk 11742, waarmede zij belast is, een openbare hoorzitting over de onderwerpelijke materie te houden. In een mededeling in de Staatscourant van 11 januari 1974 kondigde de commissie de openbare hoorzitting aan en nodigde zij de organisaties en instellingen, die zich wensten te doen horen, uit zich bij haar aan te melden. De openbare hoorzitting vond plaats op 8 maart Aan de zitting nam een dertigtal organisaties en instellingen deel. Onder dankzegging aan al diegenen, die met de informatie die zij in het kader van de hoorzitting verstrekten hebben bijgedragen tot een verdere meningsvorming in de commissie met betrekking tot het onderhavige vraagstuk, heeft de commissie de eer over de hoorzitting als volgt verslag uit te brengen. Vermeld zij dat in dit verslag aandacht wordt besteed zowel aan hetgeen is uiteengezet in de samenvatting die elke ter zitting vertegenwoordigde organisatie vooraf aan de commissie deed toekomen als aan hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren werd gebracht. x ) VERSLAG 1. Het Nationaal Centrum voor de Geestelijke Volksgezondheid, de Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn, de Nederlandse Jeugdgcmeenschap, de Federatie van Instellingen voor Alcohol en Drugs De bovengenoemde organisaties maakten gevieren hun zienswijze ten aanzien van een aantal aspecten van het drugbeleid kenbaar. De organisaties oordeelden positief over een aantal ontwikkelingen in de opvattingen der Regering sinds de totstandkoming van de eerste nota inzake het drugvraagstuk (kamerstuk 11742, nr. 2). Dit positieve oordeel betrof met name de volgende punten: - de mening van de Regering om ook andere stoffen dan drugs (alcohol, psychofarmaca) in de standpuntbepaling ten aanzien van drugs te betrekken; - de bereidheid van de Regering om met het oog op de voorkoming van het gebruik van drugs te zoeken naar andere wegen dan die van het strafrecht. De organisaties meenden dat het gebruik en het bezit voor eigen gebruik van drugs met aanvaardbare risico's 2 ) zo spoedig!) De door de deelnemende organisaties ingediende schriftelijke stukken alsmede de van de hoorzitting gemaakte bandopname zijn voor belangstellenden in de bibliotheek van de Tweede Kamer neergelegd ter inzage resp. afluistering. 2 ) Zonder op deze stellingname te willen afdingen worden in dit verslag de termen drugs met aanvaardbare c.q. onaanvaardbare risico's gebezigd, in aansluiting op het woordgebruik in de regeringsnota's en ter hoorzitting, alsmede om een algemene gedachtenbepaling mogelijk te maken (3 vel)

2 mogelijk uit de sfeer van het strafrecht dienen te worden gelicht. Zij vroegen zich af of de Regering voldoende de mogelijkheid heeft onderzocht om binnen het kader van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen (New York, 30 maart 1961, Trb. 1963, 81) te komen tot een decriminalisering van het gebruik van deze drugs. Gewezen werd in dit verband op de opvattingen van de Amerikaanse commissie Schaefer en de werkgroep Ruimte in het drugbeleid". Indien duidelijk zou worden dat het Enkelvoudig Verdrag geen ruimte laat voor het voeren van een zodanig beleid, zou de Regering in afwachting van de resultaten van internationaal overleg over een verdragswijziging in het praktische beleid verder gaan dan het terugbrengen van dit gebruik van misdrijf tot overtreding, door navolging van het in Denemarken toegepaste systeem van niet-vervolgen. Ten aanzien van de handel in drugs met aanvaardbare risico's pleitten de vier organisaties eveneens voor legalisering, als logische consequentie van de legalisering van het gebruik, doch zij meenden dat deze legalisering eerst dient plaats te vinden nadat het gebruik van deze drugs uit de strafwet is gelicht. Als redenen voor deze gefaseerde legalisering van drugs met aanvaardbaar risico's noemden de organisaties de onrustgevoelens die een snelle algehele legalisering van deze drugs in de samenleving zou wekken, en de noodzaak zich voor te bereiden op de legalisering van de handel door het treffen van een aantal praktische maatregelen; daarnaast vermoedden de organisaties dat de legalisering van de handel weilicht moeilijker zou overeenstemmen met internationale verdragsverplichtingen dan de legalisering van het gebruik. De organisaties deelden de opvatting gehuldigd in de regeringsnota dat het zwaartepunt van het politiële en justitiële beleid dient te liggen bij het bestrijden van de handel in drugs met onaanvaardbare risico's. De verhoging van de strafbedreiging tegen de handel in deze drugs achtten de organisaties niet onaanvaardbaar, mits de Regering zich terdege realiseert dat dit beleid met name voor de afhankelijke gebruiker ernstige gevolgen kan hebben, die dienen te worden ondervangen met een pakket van maatregelen (beter geoutilleerde hulpverlening, verstrekking van vervangende middelen). Op een vraag uit de commissie hoe het onderscheid is aan te geven tussen het bezit van drugs voor eigen gebruik en het bezit van drugs voor de handel, antwoordden de organisaties dat de grens hiertussen een vloeiende is, doch dat met name in het vervolgingsbeleid wellicht gewerkt zou kunnen worden met richtlijnen waarin aangegeven wordt welke hoeveelheden drugs geacht worden bestemd te zijn voor eigen gebruik dan wel voor de handel. Het plan van de Regering om drugadviescommissies in te stellen riep bij de vier organisaties een aantal bedenkingen op. Zij meenden dat deze commissies een ander aanhakingspunt dienen te hebben dan de justitie, die zij in de opvatting van de Regering moeten adviseren; de organisaties gaven toe dat een ander aanhakingspunt niet gemakkelijk te vinden is, maar deden niettemin een aantal suggesties met betrekking tot opzet en functie van de commissies. Onderzocht zou moeten worden of instelling van de commissies in alle arrondissementen zinvol is. De instelling van de commissies dient sterk samen te hangen met de behoefte die in een regio gesignaleerd wordt aan een adviesorgaan; bij de instelling zou kunnen worden aangesloten op overlegkaders die ter plaatse reeds bestaan. De drugadviescommissies moet een selectief takenpakket worden opgedragen, waarbij als een van de taken bij voorbeeld gezien kan worden de begeleiding van de hulpverlening in het algemeen en behandelingsexperimenten in het bijzonder. Op het terrein van de hulp- en dienstverlening achtten de organisaties de regeringsnota weinig concreet; zij drongen sterk aan op de spoedige totstandkoming van een drugbeleid dat geïntegreerd is in het welzijnsbeleid. Ernstige lacunes constateerden de organisaties in de opvangmogelijkheden voor gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's. In het resumé dat wordt gegeven van de 2 bijdrage van de Federatie van Instellingen voor Alcohol en Drugs (zie onder 2) wordt hierop nader ingegaan. Een probleem achtten de organisaties de omstandigheid dat in de hulpverlening vrijwilligers en ex-gebruikers een belangrijke rol spelen zonder dat zij via de geëigende subsidiekanalen naar behoren gesalarieerd kunnen worden. Een mogelijke oplossing zagen de organisaties in het verschuiven van de financieringstaak van het Departement van Justitie naar het Departement van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Vele hulpverlenende instanties zouden alsdan financieel gesteund kunnen worden, bij voorbeeld via de toepassing van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), waarbij dan criteria gehanteerd kunnen worden die gelden voor sociaal-psychiatrische diensten (SPD). Financiële problemen bemoeilijken, volgens de organisaties, de hulpverlening in aanzienlijke mate. Met name het inzetten van gekwalificeerde krachten, het aanwenden van medicijnen alsook de kritische begeleiding van de noodzakelijke behande- Hngsexperimenten laten door hun financiële implicaties veel te wensen over. Veel aandacht vroegen de organisaties voor de ontwikkeling van een systematisch voorlichtingsbeleid, waarin naast kennisoverdracht ook meningsvorming en gedragsbeïnvloeding een plaats innemen. De voorlichting met betrekking tot drugs en ook alcohol dient geïntegreerd te zijn in het geheel van de gezondheidsvoorlichting en dient verzorgd te worden met inschakeling van de vertrouwde kaders, die per groep variëren (onderwijs, wijkcentra, massamedia e.a.). In het kader van het streven naar een netwerk van voorzieningen is het noodzakelijk, zo stelden de organisaties ten slotte, om te komen tot een betere beleidscoördinatie tussen de betrokken departementen. De totstandkoming van de benodigde voorzieningen op regionaal en locaal niveau zal echter moeilijk kunnen slagen zonder dat ook op regionaal niveau coördinatie-organen worden ingeschakeld met duidelijke stuur - of regiebevoegdheden. Of de thans bestaande hulpverleningsinstellingen en de in het leven te roepen drugadviescommissies deze taken op zich kunnen nemen, betwijfelden de organisaties. 2. De Federatie van Instellingen voor Alcohol en Drugs (FZA) De FZA ging, in aansluiting op het onder 1 weergegevene, in het bijzonder in op het vraagstuk van de hulp- en dienstverlening. De federatie constateerde dat zich sedert mei 1972 een aanzienlijke verandering voltrekt in het gebruikerspatroon. Het gebruik van heroïne neemt toe, terwijl in enkele gebieden ook het gebruik van amfetaminen stijgt. Met deze wijziging van het gebruikerspatroon hangt de toename in de hulpvraag samen. Illustratief in dit verband zijn de overzichten die de federatie verschafte van het cliëntenbestand bij haar consultatiebureaus voor alcohol en drugs (CAD's) in de jaren 1968 tot 1973; de verstrekte overzichten zijn als bijlage aan dit verslag toegevoegd. De toename van de hulpvraag stelt de CAD's voor grote problemen; ten einde deze het hoofd te kunnen bieden is een arbeidsintensief hulpaanbod vereist, terwijl daarnaast goede relaties met andere hulpverlenende instellingen nodig zijn alsook toereikende voorzieningen in de eerste, tweede en derde lijn. De consultatiebureaus moeten vooral gezien worden als tweede-lijnsvoorzieningen, behalve in de grote steden, waar de bureaus ook in de eerste lijn werkzaam zijn. De opvang van druggebruikers dient zoveel mogelijk plaats te vinden via de eerste-lijnsvoorzieningen. In de eerste lijn zijn voornamelijk werkzaam, vaak in een plaatselijk samenwerkingsverband, de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD), de sociaal-psychiatrische dienst (SPD) en drugteams. Ten aanzien van de tweedeen eerste-lijnshulp kampen de CAD's met grote financieringsmoeilijkheden. Een verruiming van de subsidiemogelijkheden achtte de federatie dringend gewenst.

3 3 In de poliklinische hulpverlening nemen methadonprogranv ma's een belangrijke plaats in; de federatie meende dat deze programma's slechts uitgevoerd mogen worden onder supervisie van hiertoe uitgeruste instellingen. Wat betreft de derde-lijnshulpvoorzieningen merkte de FZA op dat in de regio de CAD's in hoofdzaak zijn aangewezen op de psychiatrische afdelingen van de algemene ziekenhuizen. De opnamecapaciteit van deze ziekenhuizen is vaak te gering, terwijl niet zelden een geringe bereidwilligheid opvalt om drugverslaafden op te nemen. Daarnaast zijn bij de FZA enkele klinieken aangesloten (o.a. de Jellinekkliniek), die in toenemende mate met elkaar samenwerken op het gebied van het opnamebeleid, behandelingsprogramma's en nazorg. De in de derde lijn werkzame klinieken hebben behoefte aan een intensieve opleiding van de staf voor het werken met drugvrije en methadon-programma's; in ruimere mate dienen voor deze gerichte opleiding middelen beschikbaar te zijn. Binnen en buiten de FZA ontwikkelen zich behandelingsexperimenten die niet geschoeid zijn op medische leest, doch zich veeleer kenmerken door de actieve deelneming hieraan van vrijwilligers en ex-verslaafden (b.v. de Emiliehoeve te Loosduinen). Het is noodzakelijk dat deze experimenten, die wijzen op het bestaan van een behoefte aan verbetering van het behandelingsaanbod, kritisch begeleid en geëvalueerd worden. De financiering van de opname in klinieken en met name in de niet strikt medische behandelingscentra is voortdurend problematisch, hetgeen veroorzaakt wordt door een weinig soepele toepassing van de AWBZ en de Algemene Bijstandswet (ABW). De FZA was van mening dat in het kader van het voorkomen van druggebruik en de nazorg voor druggebruikers de regeringsnota te weinig aandacht besteedt aan lacunes in de welzijnssector; de federatie dacht hierbij aan problemen in de huisvesting en de werkvoorziening, de scholing en de recreatie, die het druggebruik in de hand kunnen werken. Ook bij de voorziening in deze noden doen zich financiële problemen voor. De federatie drong aan op de spoedige ontwikkeling van een samenstel van maatregelen op dit terrein. 3. De Stichting Samenwerkende ReclasseringsinsteUingen en de afdeling Reclassering van het Leger des Heils In grote trekken sloten deze instellingen zich aan bij de opvattingen verkondigd door de organisaties genoemd onder 1 en 2. Ter aanvulling stelden de twee instellingen dat zij de legalisering van het gebruik van alle drugs alsmede van de handel in drugs met aanvaardbare risico's gewenst achtten. Indien internationale verdragsverplichtingen zich tegen een dergelijk beleid zouden verzetten, dienen alle pogingen te worden aangewend om tot wijziging van deze verplichtingen te geraken. Aan de verscherping van het justitieel en politieel beleid tegen de handel in drugs met onaanvaardbare risico's kleven volgens deze instellingen aanzienlijke gevaren, terwijl de effectiviteit van een dergelijk scherper beleid twijfelachtig is. Als mogelijke gevaren werden gememoreerd: - het professioneler worden van de handel in drugs met onaanvaardbare risico's; - een prijsstijging van de drugs met onaanvaardbare risico's, hetgeen voor de afhankelijke gebruikers de noodzaak zal vergroten op illegale wijze aan de middelen te komen om deze drugs te kunnen verkrijgen; - een verslechtering van de kwaliteit van de drugs met onaanvaardbare risico's, met alle gevaren van dien. De instellingen waren van mening dat de handel in drugs met onaanvaardbare risico's het effectiefst kan worden bestreden door middel van het op medische of sociale indicatie ter beschikking stellen aan verslaafde gebruikers van alternatieve middelen. In het algemeen meenden de instellingen dat, wanneer als uiteindelijk doel van het drugbeleid de voorkoming van het druggebruik wordt gezien, het strafrecht het minst geëigende middel is om dit doel te bereiken; integendeel het strafrecht heeft een sterk stigmatiserende werking, die de druggebruiker in een groter isolement brengt en zijn problemen verzwaart. De middelen ter nastreving van het gestelde doel moeten veeleer worden gezocht in het vlak van de geestelijke gezondheidszorg. Aan de oprichting van een landelijk adviesorgaan voor het drugbeleid hadden de instellingen geen behoefte; zij meenden dat voor de oprichting van adviescomités gebruik kan worden gemaakt van reeds bestaande instellingen en overlegkaders. Een levensvoorwaarde voor deze adviescomités achtten de instellingen hun samenstelling uit personen die dagelijks met de materie van het druggebruik werken. De instellingen merkten ten slotte op dat in de voorbereiding en uitvoering van een effectief drugbeleid het druggebruik niet te zeer geïsoleerd dient te worden van de maatschappelijke context, waarin dit gebruik zich afspeelt. Problemen op het gebied van scholing, huisvesting, arbeidsvoorziening dienen in dit beleid betrokken te zijn. Een goede coördinatie tussen die instanties die zich met deze facetten van het drugvraagstuk bezig houden lijkt zeer gewenst voor het welslagen van het te voeren beleid. 4. De Stichting Samenwerkende Landelijke Centrale Organen voor Wijk-, Buurt- en Clubhuiswerk (Salco) De instellingen die bij deze stichting zijn aangesloten worden in aanzienlijke mate geconfronteerd met het gebruik van drugs met name van de drugs met aanvaardbare risico's. In dit verband merkte de Salco op dat in ca. 24 pet. van de bij haar aangesloten instellingen druggebruik voorkomt. Nadere gegevens omtrent de regionale spreiding van het druggebruik in haar instellingen verklaarde de stichting, in antwoord op een verzoek vanuit de commissie, te zullen verstrekken. De Salco bekritiseerde de traagheid waarmee het overheidsbeleid ten aanzien van het drugvraagstuk tot stand komt. Ook in de regeringsnota van 4 januari 1974 trof de stichting vrijwel geen concrete beleidsvoorstellen aan. In de huidige situatie is er naar de mening van de stichting sprake van een grote rechtsonzekerheid voor de gebruiker, vanwege het verschil tussen de wettelijke bepalingen en de praktische toepassing van de bepalingen. Het te voeren beleid dient, zo merkte de stichting op, te gaan in de richting van legalisering van het gebruik en de handel (onafscheidelijk aan elkaar verbonden) van drugs met aanvaardbare risico's. De bestempeling van het gebruik van deze drugs tot overtreding in plaats van tot misdrijf wees de stichting af; de rechtsonzekerheid en onduidelijkheid duurt hiermede in versterkte mate voort. Het gebruiken van drugs met aanvaardbare risico's dient volgens de stichting te worden overgelaten aan een ieders eigen verantwoordelijkheid, zoals dit ook geldt voor het gebruik van tabak en alcohol; wel moet er een goede voorlichting op dit terrein bestaan. Ook het gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's zou de Salco aan de strafsfeer onttrokken willen zien. Over de mogelijkheden en effecten van een verscherpte strafrechtelijke repressie tegen de handel in drugs met onaanvaardbare risico's sprak de stichting haar twijfels uit; zij achtte niet uitgesloten dat de handel hierdoor nog aantrekkelijker zou worden gemaakt, vanwege de prijsstijging waarin het verhoogde handelsrisico tot uiting komt. Over de voorgenomen instelling van drugadviescommissies liet de stichting zich in positieve zin uit, al miste zij concrete voorstellen aangaande de samenstelling en bevoegdheden van deze commissies. Een spoedige totstandkoming van een goed functionerend netwerk van hulp- en dienstverlening (te organiseren in overleg met particuliere instanties) en van een geïntegreerd voor (2)

4 lichtingsbeleid achtte de Salco zeer gewenst. De stichting meende dat bij de beleidsvoorbereiding ter zake ook jeugdleiders betrokken dienen te zijn, zoals thans reeds het geval is met maatschappelijk werkers. 5. De Raad voor de Jeugdvorming De regeringsnota van 4 januari 1974 gaf de raad aanleiding tot waardering alsook tot een aantal kritische kanttekeningen. Enkele belangrijke uitspraken in de nota kwamen de raad onduidelijk voor: bedoelen de bewindslieden te zeggen dat de strafbedreiging tegen de handel in drugs met aanvaardbare risico's tot één jaar wordt teruggebracht; wordt een proefperiode van twee jaar voor een nieuwe regeling ingesteld; wordt gebruik van drugs met aanvaardbare risico's niet langer aangemerkt als misdrijf, maar als overtreding? Aan een aantal uitgangspunten en stellingen in de nota wijdde de raad speciale aandacht. - Het voorkomen van het gebruik van drugs, dat de Regering beschouwt als uitgangspunt van haar drugbeleid, achtte de raad als doelstelling van een beleid te weinig gedifferentieerd. De raad zou de doelstelling van het drugbeleid liever formuleren als het voorkomen van het gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's en van het misbruik van drugs met aanvaardbare risico's, waarbij het begrip misbruik" volgens de raad meer kan omvatten dan slechts het misbruik in medische zin. Dit impliceert reeds dat de raad de opvatting was toegedaan dat het verantwoorde gebruik van alsmede de handel in drugs met aanvaardbare risico's in beginsel vrij gelaten dienen te worden, zoals ook het gebruik van tabak, alcohol en koffie vrij gelaten is. - De raad deelde de mening van de bewindslieden dat de bestrijding van de handel in drugs met onaanvaardbare risico's een hoge prioriteit toegekend dient te worden. De wetgeving dient op dit doel afgestemd te zijn. Daarom meende de raad dat het onjuist is het gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's te kwalificeren als misdrijf. Aannemende immers, dat het opsporen van de handel dikwijls plaats vindt via de gebruiker, is het onjuist de gebruiker van deze drugs een aanleiding te geven zijn gedrag te verheimelijken, doordat hij riskeert voor een misdrijf te worden vervolgd. Beter ware het naar de mening van de raad om het gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's niet strafbaar te stellen of hooguit aan te merken als overtreding. De overtreder dient dan bij constatering van zijn overtreding bewogen te worden zich te laten behandelen; ook deze omstandigheid, dat een gebruiker gemakkelijker bereikt kan worden voor het verlenen van hulp aan hem, vormde voor de raad een overweging de Regering te ontraden het gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's te blijven aanmerken als misdrijf. Een algemene opmerking maakte de raad over de hulpverlening. Hij constateerde dat in de hulpverlening bij sociale en psychische noden de neiging bestaat om slechts curatief op te treden. De belangrijkste oplossing voor het vraagstuk van het ongewenste druggebruik is naar 's raads mening gelegen in het geven van een bevrijdend, verantwoording oproepend perspectief, een educatieve grondregel, waarvan de raad overigens besefte dat zij in haar toepassing niet eenvoudig is. De raad voegde daaraan de opmerking toe dat medische, psycho-sociale en maatschappelijke dienstverlening zo nauw mogelijk op elkaar dienen aan te sluiten. De raad besloot met te stellen dat hij de opstelling van een stelselmatig, beleidsverbonden onderzoekprogramma dringend gewenst achtte. 6. Het Drugs Informatie en Service Centrum (DISC) Vermeld zij, dat het DISC een samenwerkingsverband is tussen een aantal zelfstandige Amsterdamse instellingen voor 4 hulpverlening aan druggebruikers, te weten het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs, de Jellinekkliniek, het Jongeren Advies Centrum, de GGD, het sociaal-agogisch centrum de Laurier, de stichting Streetcornerwork, het opvangcentrum de Princenhof, de Stichting Drugs Informatie, de Stichting Kontaktcentrum voor verslaafden, Drugs Anonymous en de Vuurtoren. De organisatie wees op de gevaren die verbonden zijn aan het gebruik van de begrippen drugs met aanvaardbare c.q. onaanvaardbare risico's". Aan de vele nuanceringen die binnen deze categorieën drugs bestaan wordt zodoende geen recht gedaan, terwijl bovendien uit het oog wordt verloren dat bepaalde risico's die men onaanvaardbaar noemt niet zozeer veroorzaakt worden door het karakter van de desbetreffende drug alswel door het beleid dat ten aanzien van deze drug wordt gevoerd. De organisatie beval aan de aanvaardbaarheid van het risico voor elk middel afzonderlijk te bepalen. De organisatie was van oordeel dat zo spoedig mogelijk tot legalisering van drugs met aanvaardbare risico's moet worden overgegaan. Het gebruik van deze drugs brengt, afgezien van door het gevoerde beleid opgeworpen problemen van secundaire aard, niet zodanige moeilijkheden met zich mee, dat de gebruiker zich wendt tot hulpinstellingen. Als een belangrijk neveneffect van de legalisering van deze drugs zag de organisatie de loskoppeling die op deze manier wordt bevorderd van de handel in deze drugs van die in de drugs met onaanvaardbare risico's. In dit verband merkte de organisatie op dat het gebruik en de handel in drugs nauwelijks te scheiden is, doordat vele gebruikers tevens kleine handelaars zijn. De scheiding tussen de handel en het gebruik die in de regeringsnota wordt aangebracht noemde de organisatie ongefundeerd. De organisatie was van mening dat het opsporingsbeleid al te zeer de gemakkelijke weg kiest en zich concentreert op de kleinhandelaar/gebruiker, terwijl de grote handel nagenoeg ongemoeid wordt gelaten. De bestrijding van de handel in drugs met onaanvaardbare risico's vervulde de organisatie met zorg, indien deze gelicht zou worden uit het gehele complex van produktie, handel op verschillende niveaus, gebruik en achtergronden van het gebruik. De bestrijding van de handel in drugs met onaanvaardbare risico's heeft, zo stelde de organisatie, onmiddellijke gevolgen voor de gebruiker. Derhalve dient naast de bestrijding van deze handel een pakket van voorzieningen beschikbaar te zijn voor een snelle en doeltreffende hulpverlening aan de afhankelijke gebruiker. In dit pakket zal ook opgenomen dienen te zijn de mogelijke verstrekking van vervangende middelen, waarbij de organisatie de verstrekking van heroïne in onderhoudsdoses" volstrekt afwees, doch zich uitsprak voor het gebruik van methadon. Een ander gevolg van de bestrijding van de handel in drugs met onaanvaardbare risico's bestaat volgens de organisatie uit het duurder worden van de desbetreffende drugs. Deze prijsstijging zal de afhankelijke gebruiker dwingen om op andere dan legale wijze aan de financiële middelen te komen ter voldoening aan zijn dagelijkse behoefte. Een verhoogde criminaliteit is het resultaat. De gebruiker kan als alternatief zelf gaan handelen in drugs, hetgeen het druggebruik doet toenemen en voor de afhankelijke gebruiker zelf kan betekenen dat hij als handelaar wordt vervolgd. Volgens de organisatie ontstaat zo een onaanvaardbare situatie en dient in dergelijke gevallen geen strafvervolging plaats te vinden. Overigens vormt de strafbaarstelling van het gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's een extra probleem voor de afhankelijke gebruiker, aangezien hij zich hierdoor afgeschrikt niet licht tot hulpverlenende instanties zal wenden. In dit licht beval het DISC aan een onderzoek te doen instellen naar het effect van een buiten de strafwet brengen van drugs met onaanvaardbare risico's. Het huidige vervolgingsbeleid ten opzichte van bezitters en gebruikers van drugs met aanvaardbare risico's noemde het DISC onduidelijk. Het pleitte voor een grotere rechtszeker-

5 5 heid. Deze kan op korte termijn worden bewerkstelligd, wanneer de Minister van Justitie bereid is om, in afwachting van voorgenomen wetswijzigingen, openbare richtlijnen te geven aan het openbaar ministerie om de bezitters en gebruikers van drugs met aanvaardbare risico's niet te vervolgen. Het DISC deelde de mening van de Regering dat prioriteit moet worden gegeven aan de opvang van gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's. Het beleid in dezen zal zich niet alleen dienen te richten op de hulpverlening bij specifieke problemen van druggebruik, doch tevens op de maatschappelijke problemen waarmede de druggebruiker te kampen heeft (huisvesting, tewerkstelling, recreatie); een gevarieerd pakket van welzijnsvoorzieningen is daarvoor noodzakelijk. Voorzieningen van preventieve en hulpverlenende aard dienen zo dicht mogelijk bij de gebruiker te staan. De totstandkoming van activiteiten in woon- en werkgemeenschappen van voormalige gebruikers, de inschakeling van vrijwilligers en ex-gebruikers in de hulpverlening, ontwenningsklinieken zijn enkele punten die de organisatie aanstipte. In dit verband werd aandacht gewijd aan het streetcornerwork, dat ernaar streeft een groep gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's te bereiken die de aansluiting bij de maatschappij verloren hebben. Het voornaamste middel hiervoor is het kweken van een vertrouwensrelatie. Het DISC zegde toe aan de commissie omtrent het streetcornerwork alsmede omtrent de werkzaamheden van het dagverblijf Princenhof" nadere informatie te verstrekken. Het DISC constateerde dat hier te lande nog geen systematisch voorlichtingsbeleid wordt gevoerd. De voorlichting dient behalve de overdracht van kennis mede gedragsbeïnvloeding en meningsvorming te omvatten. Zij dient een onderdeel te zijn van de gezondheidsvoorlichting als geheel. De financiering van deze voorlichtingsactiviteiten door of vanuit de regio achtte de organisatie niet acceptabel. Het DISC was van mening dat wetenschappelijk onderzoek in het kader van het drugbeleid zich in eerste instantie zal moeten richten op de achtergronden van het druggebruik en de leefsituatie van gebruikersgroepen; daarnaast op de evaluatie van het effect van de voorlichting en van hulpverleningsmethoden. Een voortdurende analyse van de op de markt aangeboden drugs is gewenst. 7. De Stichting Drugs Informatie (SDI) De stichting kon zich verenigen met het uitgangspunt van de regeringsnota's dat het drugbeleid geplaatst dient te worden in het kader van de risico-gedachte (punt 1.1. van de nota van 4 juli 1972). Wat betreft het voorkomen van druggebruik als onderdeel van de totale welzijnszorg meende de stichting dat de primaire taak is gelegen bij de overheid. De regeringsnota's zijn naar de mening van de stichting onduidelijk ten aanzien van de drugproblematiek, de hulpverlening en de preventie. De SDI toonde zich voorstandster van de spoedige legalisering van alle drugs met aanvaardbare risico's. De verplichtingen op grond van het Enkelvoudige Verdrag mogen geen reden voor ons land zijn om de noodzakelijke maatregelen niet te treffen, aangezien andere landen (zoals Turkije, Thailand, Spanje) zich aan de bepalingen van het verdrag niet blijken te storen. Een mogelijkheid van tegengaan van de handel zag de stichting in het terugdringen van de produktie in de landen van herkomst door middel van financiële ondersteuning door ons land van de verbouwers van de basis-gewassen, ten einde deze te bewegen iets anders te gaan verbouwen. Om de handel in drugs met onaanvaardbare risico's effectief te bestrijden stelde de SDI voor deze drugs tegen kostprijs aan verslaafde gebruikers ter beschikking te stellen. Dit impliceert dat gebruikers van deze drugs niet strafbaar gesteld kunnen worden. De stichting meende dat drugvoorlichting als maatschappijoriëntatie opgenomen dient te zijn in het leerpakket op de scholen. Alvorens dit gerealiseerd is, dienen particuliere initiatieven op het gebied van de voorlichting financieel geruggesteund te worden. 8. Begeleidingscommissie Drugvoorlichtingsproject Overijssel Deze instelling wenste in het bijzonder in te gaan op het voorlichtingsaspect van het drugvraagstuk. De instelling oordeelde positief over het standpunt van de bewindslieden in de nota, dat het drugvraagstuk, ook voor wat de voorlichting aangaat, niet geïsoleerd benaderd kan worden. Drugvoorlichting dient ondergebracht te zijn in een geheel van gezondheids voorlichting en -opvoeding. Het stelde de begeleidingscommissie echter teleur dat in de nota nauwelijks gesproken wordt over de uitwerking van dit uitgangspunt, over het doel, de inhoud en de intentie van de drugvoorlichting; ook over de in deze voorlichting te hanteren methodieken en met name over de relatie tot de algemene gezondheidsvoorlichting is de nota onduidelijk. De instelling pleitte voor de aansluiting van de druevoorlichting bij en mogelijk de integratie in bestaande vormen van onderwijs, vorming en communicatie; ook hierover is in de regeringsnota niets te vinden. Gezien de sterke relatie tussen voorlichting en onderwijs betreurde de instelling dat de regeringsnota niet mede is ondertekend door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen. De begeleidingscommissie was van mening dat de voorlichtingsactiviteiten regionaal van opzet moeten zijn en dat hierbij het accent moet liggen op het procesmatige karakter: een weioverwogen voorlichting op lange termijn is noodzakelijk. De resultaten van de voorlichting dienen vervolgens centraal te worden gebundeld en geëvalueerd. De voorlichting dient volgens de begeleidingscommissie aan te sluiten op hetgeen in de groep leeft. Voor de voorlichting in het kader van het onderwijs betekent dat derhalve dat zij gegeven wordt door de leraar. Deze heeft daarvoor scholing nodig, waarbij de instelling met name dacht aan een scholing in het communiceren met de leerlingen. Immers, naast de kennisoverdracht speelt de meningsvorming en gedragsbeïnvloedine een grote rol. De Overijsselse instelling vroeg zich af of de bewindslieden er juist aan doen de in te stellen drugadviescommissies zo sterk binnen het justitiële kader te plaatsen. Het feit dat zij de officier van justitie van advies moeten dienen is hiervoor nog geen reden. De instelling achtte een band van de drugadviescommissies met de Departementen van Volksgezondheid en Milieuhygiëne en van C.R.M, wenselijker. De wijzigingen die de Regering voorstelt in de strafwetgeving juichte de instelling toe. Zij was van mening dat deze wijzigingen kunnen plaatsvinden zonder in strijd te geraken met de verdragsverplichtingen. Wel vragen de wijzigingen om zeer duidelijke instructies aan het openbaar ministerie. 9. De Werkgroep Geïntegreerd Drugbeleid van de Raad voor Jeugd en Jongeren te Utrecht De werkgroep stelde dat het drugbeleid niet slechts een samenstel is van juridische maatregelen en evenmin bestaat uit het aanpassen van hulpverleningsmogelijkheden aan nieuwe eisen. Hoewel zij het treffen van een aantal nieuwe juridische maatregelen op zich zelf gewenst achtte, meende de werkgroep dat het effect ervan meer op de lange duur merkbaar zal zijn, zeker waar in de huidige situat'e reeds snrake is van een soepele toepassing van de wettelijke bepalingen. Resultaten op korte termijn worden bereikt met andere maatregelen, met name door een drugbeleid, dat zich uitstrekt tot vele facetten van de maatschappij, die alle met het drugvraagstuk verband houden. In het bijzonder moet hierbij gedacht worden aan facetten als huisvesting, werkgelegenheid en gezondheidsvoorlichting en -opvoeding. Het grootste probleem voor de drugvoorlichting vormt naar de mening van de werkgroep de financiering. Er is behoefte

6 aan een beleidsmatige aanpak van de voorlichting, doch de regeringsnota geeft hiertoe geen aanzet. De werkgroep besteedde bijzondere aandacht aan de hulpen dienstverlening aan druggebruikers. Het meest omvangrijke probleem wordt hierbij gevormd door de huisvesting. Goede, betaalbare woonruimte voor jongeren is broodnodig, doch nauwelijks te vinden. Op een structurele aanpak van dit probleem op plaatselijk (vergunningenbeleid, garantieverlening bij aankoop) en landelijk niveau (subsidies voor bouw en aankoop) werd sterk aangedrongen. De instellingen die zich met de opvang van en eerste hulp aan druggebruikers bezighouden moeten op andere leest geschoeid zijn dan de consultatiebureaus. Als voorbeeld noemde de werkgroep een drugteam" (zoals dat bij voorbeeld in Utrecht functioneert). In een drugteam werken vrijwilligers en zo mogelijk ex-gebruikers; betaalde en gekwalificeerde krachten werken op gelijke voet met de andere medewerkers. Salariëring en specifieke scholing van de medewerkers in een drugteam zijn vaak problematisch. Subsidie-technisch dient er veel verbeterd te worden; in de huidige situatie worden de benodigde voorzieningen zoveel mogelijk gefinan cierd door middel van de subsidieregelingen voor de CAD's en SPD-en. Om te kunnen voorzien in de behoefte aan opname en behandeling dienen er meer op medische leest geschoeide voorzieningen te komen; de psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen zijn dikwijls te weinig afgestemd op druggebruikers. Opname- en behandelingsmogelijkheden, die niet een medisch karakter dragen, zijn eveneens dun gezaaid; ook hier spelen financieringsproblemen een grote rol. Financiering van deze centra achtte de werkgroep mogelijk door middel van een dagprijsvergoeding, die in het kader van de ABW wordt uitbetaald door de Gemeentelijke Sociale Dienst. Naar de mening van de werkgroep wordt deze wet echter in dit verband te restrictief toegepast. Een ander probleem waarmee druggebruikers en de hulpverlenende instellingen geconfronteerd worden is dat van de werkgelegenheid. Bureaus voor aanvullende of alternatieve arbeidsbemiddeling hebben tot nu toe weinig succesvol gefunctioneerd. De werkgroep was van mening dat de Wet Sociale Werkvoorzieningen (WSW) op dit terrein mogelijkheden biedt. Zij doelde daarbij niet op de tewerkstelling van druggebruikers in sociale werkplaatsen, die daarvoor weinig geschikt zijn gebleken, doch op zelfstandig functionerende werkprojecten die als zodanig binnen het kader van de wet vallen. 10. Vereniging Algemene Bond van Ouders en Opvoeders" (VABOO) De vereniging constateerde dat in de regeringsnota een onderscheid wordt aangebracht tussen drugs met aanvaardbare en met onaanvaardbare risico's. Zij vroeg zich af of men kan spreken van drugs met aanvaardbare risico's. Naar de mening van de vereniging is dit niet het geval. Het grote gevaar van hennepprodukten, waarom het hier gaat, achtte zij gelegen in de schijnbare onschadelijkheid. De vereniging meende dat voldoende is aangetoond, dat in werkelijkheid deze drugs de waarneming, het denken en de wil aantasten. De veranderingen die in de gebruiker optreden kunnen worden samengevat onder de naam cannabisme", een ziektebeeld met de volgende symptomen: achteruitgang in de geestelijke en lichamelijke prestaties, verwaarlozing van zich zelf en zijn omgeving en geestelijke verslaving. Chronisch gebruik van hennepprodukten veroorzaakt een blijvende beschadiging van de hersenen. Op grond hiervan meende de vereniging zich scherp te moe ten verzetten tegen een mogelijke legalisering van het gebruik van de zogenaamde drugs met aanvaardbare risico's. De vereniging stelde voor om in samenwerking met de Europese regeringen te streven naar een drugbeleid dat als kenmerken draagt: de versterking van politie en douane, lande üjke voorlichting met behulp van ieugdorganisaties en doeltreffende opvang van drug-slachtoffers De Bond van Gescheiden Vrouwen Divortium" De bond zag aan het druggebruik grote gevaren verbonden. Hij maakt daarbij in beginsel geen onderscheid tussen het gebruik van drugs met aanvaardbare en met onaanvaardbare risico's. Het gebruik van drugs doet naar de mening van de bond de criminaliteit toenemen (o.a. verkeers- en gewelddelicten gepleegd onder invloed van drugs). De nadelige werking van drugs met aanvaardbare risico's achtte de bond niet voldoende onderzocht, evenmin als het veronderstelde overstappen van gebruikers van drugs met aanvaardbare risico's op het gebruik van drugs met onaanvaardbare. Daarnaast blijkt dat de samenstelling en kwaliteit van de drugs die op de markt worden aangeboden voortdurend variëren, waardoor de gebruiker niet precies weet, wat hij inneemt. Gezien deze omstandigheden meende de bond dat ten aanzien van het druggebruik thans een afwijzende houding geboden is, zeker zolang de nodige informatie betreffende drugs niet aanwezig is. Dit houdt in concreto in, dat de strafbaarheid van de handel in drugs, van welke omvang dan ook, gehandhaafd dient te blijven. De verslaafde gebruiker dient bij voorbeeld behandeld te worden in plaats van gestraft, doch dient strafbaar te zijn wanneer hij onder invloed van drugs een delict pleegt. In aansluiting op wat van de zijde van andere organisaties ter hoorzitting werd opgemerkt meende de bond dat het geven van drugvoorlichting, geïntegreerd in het onderwijs, gewenst is. Hij wees ten slotte op de gebodenheid van een onderzoek onder druggebruikers naar de motivering van het gebruiken van drugs. 12. De Coornhert Liga Ter inleiding merkte deze organisatie op, dat de regeringsnota van 4 januari 1974 zich naar haar mening teveel concentreert op de juridische aspecten en de juridische benadering van het drugvraagstuk. Zij meende dat aan het strafrecht slechts een ondergeschikte rol toegekend mag worden wanneer het gaat om de voorkoming van het ongecontroleerd invoeren en verspreiden van gevaarlijke stoffen. De strafrechtspleging als middel om bij te dragen tot de oplossing van het drugvraagstuk moet gezien worden in relatie tot andere middelen, zoals maatregelen op medisch gebied en op het terrein van de geestelijke volksgezondheid en het maatschappelijk welzijn. De liga constateerde dat de regeringsnota weinig concrete beleidsvoorstellen bevat (nl. slechts een tweetal wetswijzigingen en de instelling van drugadviescommissies) en met name met betrekking tot belangrijke facetten van het drugvraagstuk als voorlichting en hulpverlening vaag is. Zonder aan het voorgaande iets af te willen doen wenste de liga hierna haar aandacht te richten op de juridische aspecten van de drugproblematiek. Uitgaande van de opvatting dat drugs met aanvaardbare risico's door de wet niet anders tegemoet moeten worden getreden dan andere, volledig geaccepteerde genotmiddelen, sprak de organisatie als haar mening uit dat het gebruik van en de handel in drugs met aanvaardbare risico's volledig buiten het kader van de strafwet dienen te worden gebracht. Een daadwerkelijke decriminalisatie van het gebruik kan slechts bereikt worden door ook de handel te decriminaliseren. De liga meende dat het Enkelvoudig Verdrag zich niet verzet tegen de decriminalisering van het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's. Zij verwees ter ondersteuning van deze opvatting naar het rapport van de Amerikaanse National Commission on Marihuana and Drug Abuse" (het rapport Schaefer) en het proefschrift van K. H. Meyring: Recht en verdovende middelen", blz De organisatie adstrueerde ter zitting haar stelling met de redenering dat artikel 36 van het genoemde verdrag onder vele andere handelingen ten aanzien van drugs met zoveel woorden wel het bezit verbiedt maar niet het gebruik; gelet op de geest en de inhoud van het verdrag

7 7 betekent bezit hier niet bezit voor eigen gebruik, doch bezit om te verspreiden. Ten einde ook de handel te kunnen decriminaliseren achtte de liga de wijziging van het verdrag nodig; zij drong erop aan dat de Regering met kracht een wijziging van het verdrag in deze zin zal nastreven. Het voornemen van de Regering om het justitieel en politieel beleid ten aanzien van de handel in drugs met onaanvaardbare risico's te verscherpen, riep bij de liga de vrees op dat deze verscherping uitsluitend zal leiden tot een escalatie van ongewenste effecten. Naar aanleiding van een vraag uit de commissie of zij aan de hand van onderzoekingen de escalerende effecten van een verscherping van het justitieel beleid (zwaardere wettelijke maatregelen en een striktere toepassing van de strafwet tot uiting komend in een streng vervolgingsbeleid) kon aantonen, zegde de liga toe de commissie dienaangaande nader te zullen informeren. De liga sprak als haar mening uit, dat in het algemeen de strafrechtspleging op haar effectiviteit kan worden beoordeeld aan de mate waarop zij ingrijpt in het mechanisme dat betrekking heeft op handel en gebruik. Het strenger optreden tegen de handel in drugs met onaanvaardbare risico's (in economische termen te vertalen als het aanvatten van de aanbodzijde op de markt) ontmoedigt de handel niet, doch maakt haar veeleer nog aantrekkelijker. Dit beleid doet immers de vraag niet afnemen, hetgeen betekent dat de handel andere wegen zal zoeken, waarbij de vergroting van het handelsrisico tot uiting komt in een verdere professionalisering van de handel en in prijsstijging en kwaliteitsverslechtering van de verhandelde produkten. De gebruiker wordt de dupe van dit beleid. De kwaliteitsvermindering van de drugs die hij gebruikt brengt grote risico's voor hem mee en om in staat te zijn de gestegen prijzen van zijn drugs te betalen zal hij in toenemende mate zijn toevlucht nemen tot crimineel gedrag. Om de handel in drugs met onaanvaardbare risico's niet aan te moedigen maar te ontmoedigen zal de Regering haar beleid moeten richten op het onaantrekkelijker maken van de handel. Een strafrechtelijk beleid in deze acht de liga slechts functioneel in samenhang met een zorgvuldig afgewogen pakket maatregelen in de medische en sociale sfeer. Zij dacht hierbij onder meer aan de verstrekking via klinieken of jeugdcentra van gecontroleerde preparaten aan verslaafde gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's waarmee de handel de wind uit de zeilen wordt genomen. 13. De Bond voor Vrijheidsrechten In de regeringsnota van 4 januari 1974 constateerde de bond een zekere innerlijke tegenstrijdigheid. Enerzijds wordt in de nota gesteld, dat het tegengaan van het druggebruik door middel van het strafrecht onwerkzaam is gebleken. Anderzijds meent de Regering kennelijk toch dat het strafrecht een functie heeft bij de oplossing van het drugvraagstuk, getuige bijvoorbeeld de implicatie van de zinsnede op blz. 2, linkerkolom, dat het strafrecht mogelijkheden zou bieden de gebruiker de hulp te verschaffen die hij behoeft". In feite maakt de Regering zich niet los van het onwerkzame middel dat het strafrecht is gebleken te zijn. De bond meende het drugvraagstuk primair te moeten benaderen vanuit de optiek van de vrijheid van elk individu te handelen zoals hem goed dunkt. Men kan verschillende vormen van risicodragende vrijetijdsbesteding opsommen. In bepaalde gevallen kan men trachten een vorm van vrijetijdsbesteding te beperken vanwege de consequenties die zij kan hebben voor de betrokkenen of de maatschappij, doch men dient dan te beseffen dat men afwijkt van het algemene beginsel zoals dat hierboven is weergegeven. Desgevraagd spitste de bond dit uitgangspunt toe in de volgende omschrijving: elk individu heeft de vrijheid zich zelf leed toe te brengen of te laten toebrengen. De bond sprak zich uit voor een stringente wetswijziging om te komen tot een depenalisering van het gebruik van alle drugs, en tot het decriminaliseren in ruimere zin van drugs met aanvaardbare risico's. De niet-strafbaarheid van druggebruik komt niet in strijd met het bepaalde in het Enkelvoudige Verdrag, zo betoogde de bond, waarbij hij kortheidshalve verwees naar het proefschrift van K. H. Meyring (o.c.) Ook het Verdrag inzake psychotrope stoffen, dat in tegenstelling tot het Enkelvoudig Verdrag wel het gebruik van de desbetreffende stoffen expliciet verbiedt vormt een argument tot ondersteuning van de opvatting dat het Enkelvoudig Verdrag het gebruik van drugs niet heeft willen verbieden. De bond wees de voorgenomen verscherping van de stratrechtelijke repressie van de handel in drugs met onaanvaardbare risico's met klem van de hand. De hierdoor veroorzaakte verhoging van het risico in de handelssfeer zal gepaard gaan met een prijsverhoging van deze drugs, hetgeen een stimulerende werking op de handel zal hebben. Het middel om de markt in drugs met onaanvaardbare risico's effectief te bestrijden bestaat volgens de bond in de verstoring van het marktmechanisme door de verslaafde gebruikers de desbetreffende drugs gratis of tegen kostprijs ter hand te stellen. De overheid zal daarmee in staat zijn het marktmechanisme te reguleren en tevens de kwaliteit van de geleverde drugs te controleren. 14. De Bond voor Wetenschappelijke Arbeiders (de werkgroep psychofarmaca) De organisatie wees op een aantal opvallende parallellen tussen het gebruik van drugs en het gebruik van psychofarmaca, met name de minor tranquillizers zoals valium en librium. De organisatie achtte de ontwikkeling van een totaalvisie op het gebruik van psychotrope stroffen en de maatschappelijke achtergronden van dit gebruik zeer gewenst. Terwijl over de lichamelijke afhankelijkheid van minor tranquillizers weinig bekend is, kan men toch een sterke psychische afhankelijkheid bij vele gebruikers constateren. Dit doet de vraag rijzen of voor het ontstaan van en de neiging tot deze vorm van verslaving niet veeleer de sociale configuratie van het gebruik bepalend is dan de aard van de al dan niet gelegaliseerde drug". Uit onderzoekingen blijkt dat het gebruik van psychofarmaca in het algemeen voorkomt onder bevolkingsgroepen behorende tot de zogenaamde middenklassen en voorts dat psychofarmaca in overheersende mate gebruikt worden in de leeftijdsgroep van 40 tot 65 jaar. De organisatie betreurde te moeten constateren dat in de wetgeving tot nu toe de farmaceutische industrie, die men met enig recht kan betitelen als de dealer van de gelegaliseerde drugs", nagenoeg ongemoeid wordt gelaten. Van een beleid dat gericht is op het voorkomen en in ieder geval niet aanmoedigen van een vlucht in welke psychotrope stof dan ook (vide de regeringsnota van 4 januari 1974, blz. 3, rechterkolom), is momenteel nog geen sprake. Uitgaande van de boven geschetste overweging dat het drugvraagstuk gezien moet worden als een onderdeel van het meer omvattende vraagstuk van hoe onze maatschappij met psychotrope stoffen omgaat, beklemtoonde de organisatie de volgende beleidspunten: - de instelling van sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de maatschappelijke achtergronden van de verslavingsetiologie, en naar nieuwe vormen van hulpverlening; - het geven van een algemene gezondheidsvoorlichting, waarvan drugvoorlichting in ruime zin een natuurlijk onderdeel uitmaakt; - de onderkenning van het feit dat het decriminaliseren van het druggebruik en het brengen van dit gebruik in de medische sfeer op zich zelf geen oplossing van het vraagstuk van de psychotrope stoffen kan zijn, indien niet tegelijkertijd een beleid wordt gevoerd dat gericht is op het terugdringen van de commercie en de bureaucratie in de medischfarmaceutische sfeer. Dit houdt in ieder geval een sterke stimulering in van de eerstelijns-gezondheidszorg.

8 15. De Vereniging De Jonge Balie te Amsterdam De vereniging sprak haar ongerustheid uit over de regeringsnota van 4 januari Zij meende dat de nota teveel getuigt van een strafrechtelijke benadering van het drugvraagstuk. Belangrijke beleidsaspecten zoals hulpverlening en voorlichting worden slechts terloops aangeduid. De praktijk leert volgens de vereniging dat overtreders van de Opiumwet eerder hulp behoeven die gelegen is in de sociaalmedische sfeer dan specifiek juridische hulp. Herhaaldelijk moet geconstateerd worden dat verslaafde gebruikers, die toch als patiënten gezien moeten worden, wegens het gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's worden ingesloten en daarmee een toereikende hulpverlening en verzorging moeten ontberen. Hulpverlenende instellingen blijken ongaarne haar medewerking te verlenen aan de hulpverlening aan de gebruiker, wanneer deze eenmaal in de molen van de strafrechtspleging verzeild is geraakt, aangezien zij bij de gebruiker, die zich op aandringen van de justitiële instanties wil laten behandelen, in het algemeen de motivatie missen die voor het weislagen van de behandeling zo essentieel is. Opvallend in dit verband is het feit dat het merendeel van de gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's niet wordt ingesloten vanwege het gebruiken van deze drugs, doch vanwege het plegen van delicten voornamelijk in de vermogenssfeer. Een en ander pleit naar de mening van de vereniging voor de bestempeling van het gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's tot overtreding in plaats van tot misdrijf. De vereniging stelde zich op het standpunt dat het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's uit de strafwet dient te worden gelicht. Het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen levert hiervoor geen belemmering op. Wanneer men immers inhoud geeft aan het in het verdrag gebezigde doch niet nader uitgewerkte begrip bezit", kan men in overeenstemming met de context van het verdrag komen tot een definitie van dit begrip, die zich beperkt tot het bezit om te verspreiden. Dit zou betekenen dat het verdrag zich niet verzet tegen het straffeloos stellen van het bezit om te gebruiken. Decriminalisering van het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's heeft in de opvatting van de vereniging de consequentie dat ook de handel in deze drugs gedecriminaliseerd dient te worden. Aangezien het Enkelvoudig Verdrag wel de handel in drugs verbiedt, kan de handel in drugs met aanvaardbare risico's alsdan aangemerkt worden als overtreding in plaats van als misdrijf. De vereniging besloot met op te merken dat het gevoerde vervolgingsbeleid ten aanzien van gebruikers van en handelaren in drugs onduidelijk is. Een grote rechtsonzekerheid bestaat bij de betrokkenen over de hoeveelheid drugs waarvan het bezit kan leiden tot vervolging wegens gebruik dan wel handel. Blijkens de praktijk wordt hiervoor nauwelijks een vaste richtlijn gehanteerd, al moet men aanemen dat er wel richtlijnen bestaan. Soms wordt een tamelijk opportunistisch beleid gevoerd, in die zin dat wanneer aangenomen wordt dat er gehandeld is in grote hoeveelheden drugs, zonder dat deze handel bewezen kan worden, de justitie zich niet zelden richt op een betrokken kleine handelaar, die dan vervolgd wordt wegens het bezit van een hoeveelheid, waarvoor hij in een andere situatie niet vervolgd zou zijn. 16. Natuur en Leven, federatie van werkgroepen voor gezondheidszorg De federatie stelde dat het wezenlijke van het drugvraagstuk bestaat in een aanklacht van de jongere generatie tegen de onnatuurlijke technische maatschappij, waarin wij leven. In de gehele maatschappij valt een neiging te constateren naar het gebruik van medicamenten ter ontvluchting van de dorre werkelijkheid. De essentie van de verslavingsziekte, die van het druggebruik een gevolg is, is gelegen in de persoonlijkheid en het milieu. 8 De verschillende persoonlijkheidstypen vragen bij behandeling en preventie verschillende maatregelen. Verslaafde gebruikers zoeken in de eerste plaats een centrum waar zij houvast kunnen krijgen, waar zij niet alleen kunnen afkicken, maar waar hun ook werk kan worden toebedacht, waar zij zich zelf kunnen worden en de verantwoordelijkheid voor hun eigen bestaan kunnen terugwinnen. De federatie trok hieruit de conclusie dat in ons land momenteel onderzoekingen worden verricht waarvoor geen overheidsgelden uitgetrokken zouden mogen worden. Zij noemde in dit verband onderzoekingen die verricht worden door het Rudolf Magnus Instituut voor Farmacologie dat verbonden is aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Het betreft hier, aldus de federatie, onderzoeken, waarvoor dieren worden gebruikt en die gericht zijn op de bepaling van de verslavende werking van bepaalde stoffen en tevens op de vaststelling van de wijze waarop en de mate waarin bepaalde stoffen op het menselijk lichaam ingrijpen. De resultaten van deze proeven met dieren kan men naar de mening van de federatie niet kritiekloos op mensen toepassen, alleen al omdat de psyche van de mens een essentiële rol speelt. 17. De Stichting Onafhankelijk Denken en de Politieke Partij voor Aristocratie. De Stichting was van mening dat de term drug" dubbelzinnig is en niet past in het wetenschappelijk taalgebruik. Onder deze term wordt ook - naar de mening van de stichting ten onrechte - Indische hennep begrepen. Indische hennep is echter geen verdovend middel in tegenstelling tot drugs en tranquillizers en heeft derhalve ook geen verslavende werking. Het risico van het gebruik van hennep is volgens de stichting wel krankzinnigheid door de venenvernauwende werking van dit produkt. Dit risico kan worden weggenomen door trepanatie mogelijk te maken. Wanneer dit heeft plaatsgevonden bestaat er aldus de stichting geen bezwaar meer tegen Iegalisering van hennepprodukten. Het gebruik van deze produkten moet vrijstaan aan al diegenen die een trepanatie hebben ondergaan. De Partij voor Aristocratie was het hiermee oneens. Het gebruik moet worden toegestaan aan wie een rookbewijs kan overleggen als blijk dat hij zijn huiswerk gemaakt heeft. 18. De Federatie van Open Jongeren Centra te Amsterdam De federatie meende het druggebruik in de eerste plaats te moeten zien als een symptoom van de problematiek van de jongeren. Deze problematiek bestaat met name in de geringe bewegingsvrijheid en ontplooiingskansen die het wonen, werken en de vrijetijdsbesteding aan de jeugd van vandaag bieden. De oplossing van deze problemen moet niet zozeer gezocht worden in het bestrijden van de symptomen doch veeleer in het voeren van een algemeen jeugdbeleid waarin deze problemen onderkend worden. Uit de regeringsnota had de federatie de indruk dat de overheid geneigd is zich teveel op de symptoombestrijding te richten. Een drugbeleid waarin de bestrijding van de handel centraal staat zal weinig effect hebben of zelfs een negatief effect, vanwege de grotere isolatie van het gebruikersmilieu waartoe dit beleid kan leiden. Bij het zoeken naar een positief alternatief voor de jongeren hebben de jeugdcentra naar de mening van de federatie een duidelijke taak door de recreatie èn de vorming die zij jongeren kunnen verschaffen. Veel tijd en energie van de jeugdcentra moet thans besteed worden aan het beteugelen van het druggebruik en het agressieprobleem, ofwel van symptomen van het jongerenprobleem. Tijd en energie die vaak nauwelijks opgebracht kunnen worden door de onderbezetting waarmee de jeugdcentra in het algemeen kampen. Een betere bezetting van de centra en algemener gesteld een uitbreiding van de voorzieningen voor vrijetijdsbesteding zijn derhalve zeer gewenst. De federatie stelde dat de centra echter via de functies die zij hebben als ontmoetingsplaats en centrum voor recreatie en

9 9 vorming, in de bestrijding van het drugprobleem een belangrijke taak kunnen vervullen in de preventieve sfeer, nl. door de jongeren te behoeden voor verveling en een verder afglijden, alsook in de sfeer van de feitelijke hulpverlening en voorlichting aan de druggebruikers. Hulpverlenende instellingen hebben hier uiteraard een specifieke taak, doch om voor druggebruikers de drempel voor het vragen van hulp te verlagen lijkt het zinvol om hulpverleners juist op die plaatsen te stationneren die door deze jongeren bezocht worden, i.c. jeugdcentra. Medewerkers van hulpverlenende instellingen kunnen via de jeugdcentra mensen met drugproblemen bereiken, waarbij de jeugdcentra niet zelden een signalerende functie kunnen vervullen. 19. De Vereniging Tot Heil des Volks" te Amsterdam Het toenemende gebruik van drugs, zo stelde de vereniging, en de vlucht voor de verantwoordelijkheid in het algemeen is het gevolg van het wegvallen van het levensbeschouwelijk fundament van de westerse samenleving. Het seculariseringsproces en de immer groter wordende maatschappelijke vrijheden brengen een steeds grotere groep ertoe aan haar verantwoordelijkheid te ontvluchten in een of andere roes. Het gestelde in de regeringsnota dat in de bepaling van het drugbeleid het risico van het gebruik van drugs tot uitgangspunt moet dienen onderschreef de vereniging, al meende zij dat hieronder niet enkel het risico voor de samenleving moet worden verstaan, doch wel degelijk ook het risico voor het individu: in de christelijke visie staat het een ieder niet vrij zich zelf schade toe te brengen; de overheid heeft in dit opzicht een beschermende taak. De vereniging verzette zich tegen de alom verkondigde opvatting dat gebruik van hennepprodukten geen risico's met zich brengt. Over de werking van deze drugs op lichaam en geest is het laatste woord nog niet gesproken. Er zijn vele aanwijzingen dat deze drugs op de geest een specifieke werking hebben, in die zin dat zij met name de passieve kanten van de psyche activeren en het isolement van de gebruiker bevorderen. De Regering heeft voor deze risico's te weinig oog, zoals bij voorbeeld blijkt uit de opmerking in de nota dat bij de legalisatie van drugs met aanvaardbare risico's wel maatregelen nodig zijn ter waarborging van de verkeersveiligheid. De gevaren voor de gebruiker zijn naar de mening van de vereniging dermate reëel, dat de Regering, ten einde de mensen tegen zich zelf te beschermen, het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's onder geen voorwaarde mag legaliseren. De veel gehoorde opvatting dat de legalisatie van drugs met aanvaardbare risico's deze uit de scène" zou halen en zo zou bewerken dat gebruikers van deze drugs niet overgaan op gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's, wees de vereniging af, aangezien het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's juist een scène" creëert, die gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's in de hand werkt. De vereniging stelde dat de preventie van druggebruik in het te voeren beleid hoogste prioriteit dient te hebben. Daartoe is essentieel een goed functionerend jeugd- en jongerenwerk. Het werken met gekwalificeerde krachten dient financieel mogelijk te worden gemaakt. 20. De Kommunc I Tjing De organisatie pleitte voor de volledige legalisering van drugs met aanvaardbare risico's. Legalisering van de handel in deze drugs heeft het voordeel dat de overheid de handel kan beheersen met als consequentie dat de kwaliteit van de drugs gewaarborgd wordt. 21. Het Comité Wij roken hasjies, nou en" te Groningen Het comité, dat zich presenteerde als een belangengroep van gebruikers van hennepprodukten, was van mening dat in de bepaling van het drugbeleid de gebruiker zelf te weinig gehoord wordt. Voor de gebruiker zijn deze drugs normale genotmiddelen, die hij vrij moet kunnen gebruiken, zonder het idee te hebben dat hij iets illegaals doet en zonder de angst te voelen dat hij vervolgd kan worden. Het comité pleitte voor de spoedige legalisering v^n het gebruik en het bezit voor eigen gebruik van drugs met aanvaardbare risico's. Wanneer dit niet mogelijk zou zijn in verband met onze internationale verplichtingen, hetgeen het comité betwijfelde en betitelde als een formele redenering, dan zou de Regering op korte termijn het gebruik en het bezit voor eigen gebruik van drugs met aanvaardbare risico's althans kunnen aanmerken als een overtreding, waaraan een minimumboete is verbonden. In dat geval dient de Regering te streven naar een wijziging van het Enkelvoudig Verdrag. Tevens zou zij de mogelijkheid moeten onderzoeken om desnoods met enkele gelijkgezinde staten het verdrag op te zeggen. Op korte termijn dient naar de mening van het comité als logische consequentie van het legaliseren van het gebruik ook de handel in drugs met aanvaardbare risico's tot overtreding te worden gemaakt. Dit kan leiden tot een minder criminele zwarte markt in deze drugs. Een staatsmonopolie leek het comité een aantrekkelijke vorm om de gelegaliseerde drugs te verspreiden. 22. De Emiliehoeve te 's-gravenhage De Emiliehoeve is een boerderij in Loosduinen, waar exverslaafden elkaar helpen om een nieuw leven zonder drugs op te bouwen. De boerderij is formeel verbonden met het Psychiatrisch Ziekenhuis Bloemendaal. In de behandeling op de Emiliehoeve worden in het geheel geen drugs gebruikt. De instelling liet zich afkeurend uit over het gebruik van methadon en psychofarmaca bij de opvang en behandeling van verslaafden. Hiermee wordt de verslaving slechts in stand gehouden. Overheidssteun aan behandelingsprogramma's als deze zou verminderd moeten worden. De instelling constateerde dat er een grote behoefte bestaat aan radicale projecten als de Emiliehoeve, waarbij de nadruk ligt op het direct en algeheel stoppen met druggebruik. De Emiliehoeve heeft een lange wachtlijst en zou dringend moeten uitbreiden om aan de vraag naar behandeling te kunnen voldoen. De instelling drong met klem aan op de verruiming van overheidssteun aan projecten als deze. Voor de behandeling op de Emiliehoeve is een essentiële factor dat de verslaafde gemotiveerd om hulp komt vragen. Verslaafden die tegen hun wil naar de Emiliehoeve worden gedirigeerd kunnen moeilijk geholpen worden. In de behandelingsmethode die op de Emiliehoeve toepassing vindt spelen ex-gebruike"rs een uiterst belangrijke rol. Hun ervaring en kennis draagt in hoge mate bij tot het welslagen van de behandeling van de verslaafden. De ex-gebruikers vervullen tevens een belangrijke functie in het kader van drugvoorlichtingsprogramma's. De salariëring van deze ex-gebruikers is doorgaans problematisch, aangezien zij in het algemeen niet beschikken over de diploma's die in de subsidieregelingen worden genoemd. Een regeling voor deze situatie achtte de instelling geboden. 23. Het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs te Haarlem De instelling was van mening dat het gebruik van drugs, dat vroeger meer te beschouwen was als het symbool van een subcultuur, die zich afzet tegen de gevestigde orde, zich geleidelijk ontwikkeld heeft tot een maatschappelijk gebeuren, dat nauw samenhangt met de persoonlijkheidsstructuur en de persoonlijke problematiek van de gebruiker. De overgang van gebruik van drugs met aanvaardbare risico's op dat van drugs met onaanvaardbare risico's is een sociaal proces dat met name gestimuleerd wordt door de handelaars. Niet het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's als zodanig leidt tot deze overgang, doch het is de

10 10 situatie, waarin drugs verhandeld worden, die provocerend en stimulerend werkt. De legalisering van het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's brengt, aldus de instelling, een scheiding teweeg tussen de markt van deze drugs en de markt van drugs met onaanvaardbare risico's. Indien internationale verplichtingen een dergelijk beleid in de weg staan kan op korte termijn reeds worden vastgelegd dat het gebruik en het bezit voor eigen gebruik van drugs met aanvaardbare risico's een overtreding is, terwijl aan het openbaar ministerie wordt geadviseerd in een zodanig geval niet tot vervolging over te gaan. Een groot probleem vormen volgens de instelling de verslaafden aan de drugs met onaanvaardbare risico's. Deze verslaafden dienen als patiënt beschouwd te worden. In de huidige situatie hebben zij reeds het stigma van criminaliteit doordat zij gebruiken of klein-handelen om zich hun eigen onderhoudsdoses" te garanderen. Daarbij komt dat zij tot criminaliteit worden gedreven om in staat te zijn de noodzakelijke drugs te verwerven. Strafrechtelijke vervolging van deze verslaafden is, zo meende de instelling, zinloos; er moet gestreefd worden naar hun genezing. Daartoe dienen er voldoende opvangcentra te zijn. In dit kader moet ook gedacht worden aan het gratis, of tegen kostprijs, aan verslaafden ter beschikking stellen van vervangende middelen (methadon) of van de drugs, waarvan zij afhankelijk zijn. Deze verstrekkingen maken geen onderdeel uit van de behandeling, doch beogen de verslaafde en de maatschappij tegen de criminele handelingen die de verslaving met zich meebrengt te beschermen, alsook de zwarte markt in drugs met onaanvaardbare risico's te treffen. De verstrekkingen dienen vergezeld te gaan van een intensieve psychosociale begeleiding. De instelling achtte het inzetten van teams van hulpverleners voor de opvang en begeleiding van verslaafden van groot belang. Deze teams zouden in hun ideale samenstelling moeten bestaan uit een ex-verslaafde, een medicus, een sociaal werker, een groepstherapeut en een voorlichter; alle aspecten van de problematiek van de verslaafde kunnen op deze manier in de hulp aan hem betrokken worden. De instelling suggereerde dat de vele hulpverlenende instanties, door middel van een regelmatige uitwisseling van gegevens en ervaringen, met elkaar een belangrijke taak kunnen hebben in de kritische begeleiding van de experimenten in de hulpverlening die noodzakelijk zijn. In het kader van de preventie van het druggebruik legde de instelling sterke nadruk op de voorlichting over drugs. De drugvoorlichting dient plaats te vinden als onderdeel van de gezondheidsvoorlichting en zou als zodanig een vaste plaats moeten hebben in het onderwijs (in dit verband worden onder drugs tevens verstaan tranquillizers, slaapmiddelen, tabak en alcohol). Scholing van bijzondere groepen achtten de instellingen wenselijk. Zij dacht daarbij aan ouders van scholieren, druggebruikers, medewerkers van sociaal-culturele instellingen, jongerencentra en vormingsinstituten voor werkende jongeren. 24. Release Utrecht Deze organisatie richtte haar aandacht speciaal op de problematiek van de gebruiker van drugs met onaanvaardbare risico's, al was zij wel van mening dat drugs met aanvaardbare risico's gelegaliseerd dienen te worden. Het hoofdprobleem van de gebruiker van drugs met onaanvaardbare risico's is volgens de organisatie niet zijn verslaafdheid aan een bepaalde drug, maar veeleer de samenleving rondom hem. De samenleving maakt een probleem van het feit dat de druggebruiker zich anders wenst te gedragen. Wat dit betreft stelde de organisatie dat een ieder vrij moet zijn in zijn handelen, zolang hij maar geen schade berokkent aan zijn omgeving. Zeer vele gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's komen, aldus de organisatie, uit inrichtingen of gebroken gezinnen, van waaruit hun persoonlijke basisproblemen zijn af te leiden. Zij moeten geholpen worden door hen te accepteren. Een afstandelijke, ambtelijke benadering helpt de geïsoleerde druggebruiker niet effectief. In haar hulpverlening, waarbij zij van dit beginsel uitgaat, wordt de organisatie geconfronteerd met een aantal maatschappelijke problemen, waarmee de gebruiker te kampen heeft, die de hulp bemoeilijken (de huisvesting van de druggebruiker, het sociale contact met zijn omgeving, de werkgelegenheid). Daarnaast spelen financiële moeilijkheden een rol, met name voor de gebruiker die dikwijls tot criminaliteit vervalt om aan het geld voor de drugs, waarvan hij afhankelijk is, te geraken. Specifieke drugproblemen, waarmee de organisatie te maken heeft, bestaan voornamelijk uit de gevolgen van de onhygiënische toediening van drugs alsmede de onzuiverheid van de drugs wat betreft hun samenstelling. Een geringer probleem vormt dat van de over-dosering. De organisatie drong aan op een wijze van hulpverlening waarbij een relatie wordt opgebouwd met de druggebruiker. Daarbij kan er naar gestreefd worden om alle betrokkenen te trainen in interdisciplinaire groepen om te komen tot leefgroepen" met een leerdoel" en een gemeenschappelijke huishouding. Bij wijze van experiment kunnen in dat kader centra worden opgericht waar druggebruikers altijd welkom zijn en kunnen blijven zolang zij geen andere oplossing kunnen vinden. Gratis verstrekking van drugs, waarvan de gebruiker afhankelijk is, kan hierbij een rol spelen, al dient deze verstrekking te zijn ingebouwd in een groter programma dat gericht is op het verhelderen van de relatieproblemen waarmee de gebruiker te kampen heeft. Voorlichtingsprogramma's zijn dringend noodzakelijk en kunnen in het bijzonder ingebouwd worden in de maatschappijvoorlichting die op de scholen wordt gegeven. Aldus vastgesteld 18 aptil LAMBERTS KLEISTERLEE ABMA VOOGD VAN LEEUWEN VAN SCHAIK VEDER-SMIT GOUDSMIT GEURTSEN VONHOFF VAN DER LEK ROETHOF VERBRUGH HAAS-BERGER VAN DAM VAN LEIJENHORST DU CHATINIER VAN VEENENDAAL- VAN MEGGELEN HONIG VAN DEN BOSSCHE BEUKER COPPES DE LEEUW SALOMONS LÜCKERS-BERGMANS.

11 11 Verzamel-overzicht van de opgegeven aantallen van de cliëntenbestanden op de aangegeven data Consultatie- 1/1/ 1/1/ 1/1/ 31/12/ 30/9/ 31/12/ 30/9/ 31/12/ 30/9/ 31/12/ 30 sept sept bureau te: T T D T D T D T D T A D T A D T Almelo Amsterdam Arnhem Assen Breda Deventer Eindhoven 's-gravenhage Groningen Haarlem Helmond 's-hertogenbosch Leeuwarden Maastricht Middelburg Rotterdam Utrecht Sub. totaal: Nijmegen Totaal: alcohol D = drugs totaal

12 12 BIJLAGE Overzicht van de Federatie van Instellingen voor Alcohol en Drugs (F.Z.A.) betreffende het cliëntenbestand bij de consultatiebureaus voor alcohol en drugs in de jaren 1968 t/m i Ingeschreven cliënten alcohol Ingeschreven cliënten drugs

A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993

A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993 Bijlage A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993 De Voorzitter van de Gezondheidsraad ontving de volgende brief, gedateerd 6 april 1993, nr

Nadere informatie

151/2015 KlRz RAPPORT. inzake de klacht van. Verzoeker. tegen. de Minister van Justitie

151/2015 KlRz RAPPORT. inzake de klacht van. Verzoeker. tegen. de Minister van Justitie RAPPORT inzake de klacht van Verzoeker tegen de Minister van Justitie 1. Inleiding Verzoeker heeft op 16 juli 2015 een verzoekschrift ingediend bij de Ombudsman van Curaçao waarin verzocht is om een onderzoek

Nadere informatie

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst Aan: De samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel vertegenwoordigd in de Sectorcommissie Onderwijs en Wetenschappen De voorzitter van de Sectorcommissie Onderwijs

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073 Rapport Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073 2 Klacht DE ONDERZOCHTE GEDRAGING Het in strijd met het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht niet informeren van betrokkene over de mogelijkheid

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241 Rapport Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241 2 Klacht Verzoeksters klagen erover dat zij geen contact konden krijgen met de Visadienst kort verblijf van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Emmen. Datum: 12 december 2011. Rapportnummer: 2011/358

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Emmen. Datum: 12 december 2011. Rapportnummer: 2011/358 Rapport Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Emmen. Datum: 12 december 2011 Rapportnummer: 2011/358 2 Klacht Verzoekster klaagt erover, dat de gemeentesecretaris

Nadere informatie

Reactie op internetconsultatie: Wijziging Arbobesluit i.v.m. het stellen van regels aan de raadpleging van een andere bedrijfsarts (second opinion)

Reactie op internetconsultatie: Wijziging Arbobesluit i.v.m. het stellen van regels aan de raadpleging van een andere bedrijfsarts (second opinion) Datum 19 december 2016 Aan De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.k.n. Van Coen van der Veer, lid Dagelijks Bestuur FNV Contact: Rik van Steenbergen (rik.vansteenbergen@fnv.nl) Onderwerp Reactie

Nadere informatie

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11 Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11 Klachtenregeling IGZ Artikel 1 1 Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop de inspectie zich in een bepaalde aangelegenheid jegens

Nadere informatie

QUICK SCAN PROGRAMMABEGROTING 2008 LEIDSCHENDAM-VOORBURG EN RIJSWIJK

QUICK SCAN PROGRAMMABEGROTING 2008 LEIDSCHENDAM-VOORBURG EN RIJSWIJK 1 (2007/28317) QUICK SCAN PROGRAMMABEGROTING 2008 LEIDSCHENDAM-VOORBURG EN RIJSWIJK 1. ONDERZOEKSVRAGEN 1. Kan de raad met de programmabegroting beoordelen of de voorgenomen beleidsmaatregelen doeltreffend

Nadere informatie

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol P5_TA(2002)0269 Toekomstige ontwikkeling van Europol Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de toekomstige ontwikkeling van Europol en zijn volledige opneming in het institutioneel bestel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 Rapport Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 2 Klacht Op 18 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Groningen, met een klacht over een gedraging van regionale

Nadere informatie

Beleidsregel handhaving Wet Damocles

Beleidsregel handhaving Wet Damocles 1 "Al gemeente f(s Heemskerk Beleidsregel handhaving Wet Damocles 15 december 2014 BIVO/2014/30108 Illill Hl lllll lllll lllll lllll Z015994FE86 fë BELEIDSREGEL HANDHAVING WET DAMOCLES Inhoudsopgave Beleidsregel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136 Rapport Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen de vorderingsprocedure op grond van de artikelen 130-134a van de Wegenverkeerswet

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248 Rapport Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in haar brief aan verzoekster van 25 februari 2000 heeft

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. M.J. van Rijn Besluit houdende wijziging van lijst I, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op deze lijst van hasjiesj en hennep met een gehalte aan tetrahydrocannabinol (THC) van 15 procent of meer. Daartoe

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 68712 20 december 2016 Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 december 2016, kenmerk

Nadere informatie

Minister van Justitie. Naar aanleiding van uw verzoek bericht ik u als volgt.

Minister van Justitie. Naar aanleiding van uw verzoek bericht ik u als volgt. R e g i s t r a t i e k a m e r Minister van Justitie..'s-Gravenhage, 30 april 1999.. Onderwerp Wijziging van het Wetboek van Strafvordering Bij brief met bijlage van 9 maart 1999 (uw kenmerk: 750136/99/6)

Nadere informatie

R e g i s t r a t i e k a m e r. Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal

R e g i s t r a t i e k a m e r. Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal R e g i s t r a t i e k a m e r Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal..'s-Gravenhage, 2 november 1998.. Onderwerp Wetsvoorstel onderwijsnummer

Nadere informatie

29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005

29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005 vra2005vws-10 29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld... 2005

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Noord op 14 juli 2008 heeft geweigerd de aangifte van diefstal van haar kat op te nemen. Beoordeling

Nadere informatie

JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE-

JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE- 4. JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE- ZONDHEmSZORG. Soms rijst bij hulpverleners binnen de sector van de jeugdhulpverlening een vermoeden dat een kind slachtoffer is (geweest) van ritueel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329 Rapport Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) de gegevens van het arrest van het gerechtshof Arnhem van 20

Nadere informatie

Tweede Kamer, vergaderjaar , (R2114), nr. 9 2

Tweede Kamer, vergaderjaar , (R2114), nr. 9 2 samen te werken. Volgens de fractie is artikel 12a van het Statuut gebaseerd op twee waarden: gelijkwaardigheid van de landen en de vrijheid van de landen om samen te werken. De fractie citeert uit de

Nadere informatie

Kenmerk: 18023/ Betreft: verstrekken en verzilveren van waardebonnen bij verkoop van boeken

Kenmerk: 18023/ Betreft: verstrekken en verzilveren van waardebonnen bij verkoop van boeken Sanctiebeschikking Kenmerk: 18023/2009011273 Betreft: verstrekken en verzilveren van waardebonnen bij verkoop van boeken Sanctiebeschikking van het Commissariaat voor de Media betreffende overtreding van

Nadere informatie

Camera-toezicht op de werkplek

Camera-toezicht op de werkplek Camera-toezicht op de werkplek december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden gesteld

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 230 Besluit van 18 mei 2009, houdende wijziging van het Besluit afbreking zwangerschap (vaststelling duur zwangerschap) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 200702235/2. Datum uitspraak: 1 2 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083 Rapport Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083 2 Klacht Op 11 juli 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Amerongen, met een klacht over een gedraging van de griffie

Nadere informatie

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 Dit hoofdstuk presenteert in vogelvlucht de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De bedoeling van dit hoofdstuk is een beeld te geven van hoe de wet in elkaar

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2960/ 24 Betreft zaak: Abegg - CZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het tegen zijn

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 341 Besluit van 25 augustus 2003, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 Rapport Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 2 Klacht Op 11 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Y, ingediend door de heer mr. G. Meijers, advocaat

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401 Rapport Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401 2 Klacht Het niet opnemen van een rechtsmiddelenclausule conform artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht in de beslissing van 17 december 2003

Nadere informatie

P r o v i n c i e F l e v o l a n d

P r o v i n c i e F l e v o l a n d Adviescommissie bezwaar en beroep bij Provinciale Staten Aan: Provinciale Staten Onderwerp: Bezwaarschrift op grond van de Algemene wet bestuursrecht ingediend door de heer A.J.J. van Dam namens Stichting

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221 Rapport Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december 2013 Rapportnummer: 2013/221 2 Feiten Verzoeker komt oorspronkelijk uit Afghanistan en heeft in Nederland een

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie Rolnummer: RP98.041 DE BEDRIJFSCOMMISSIEKAMER VOOR RIJK EN POLITIE, ADVISERENDE NAAR AANLEIDING VAN EEN VERZOEK OM BEMIDDELING INZAKE EEN GESCHIL

Nadere informatie

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Juridisch kader Op basis van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en II, dan wel aangewezen

Nadere informatie

Regeling ambtelijke bijstand aan raadsleden

Regeling ambtelijke bijstand aan raadsleden Gemeente Haarlem Regeling ambtelijke bijstand aan raadsleden Verordening nr. Datum in werking 15 Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. bijstand: het ambtelijke

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/422

Rapport. Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/422 Rapport Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/422 2 Klacht Op 17 mei 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Zaandijk, met een klacht over een gedraging van de Minister

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249 Rapport Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum in zijn beslissing van 15 november 2004 niet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 33 662 Wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en enige andere wetten in verband met de invoering van een meldplicht bij de doorbreking

Nadere informatie

Klokkenluidersregeling

Klokkenluidersregeling REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN MISSTAND HOOFDSTUK 1. DEFINITIES Artikel 1. Definities In deze regeling worden de volgende definities gebruikt: betrokkene: degene die al dan niet in

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508 ECLI:NL:CBB:2004:AR3508 Instantie Datum uitspraak 05-10-2004 Datum publicatie 08-10-2004 Zaaknummer AWB 03/647 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

Regeling melding misstand woningcorporaties

Regeling melding misstand woningcorporaties Regeling melding misstand woningcorporaties Regeling van de procedure voor het melden van een vermoeden van een misstand en van de (rechts)bescherming van de melder en de vertrouwenspersoon integriteit.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 18623 Verslagen van de Commissie voor de Verzoekschriften Nr. 314 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR Aan de

Nadere informatie

Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015 (hierna: verordening)

Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015 (hierna: verordening) Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015 (hierna: verordening) 1. Algemene toelichting 1.1 Inleiding Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

De Registratiekamer voldoet hierbij gaarne aan uw verzoek.

De Registratiekamer voldoet hierbij gaarne aan uw verzoek. R e g i s t r a t i e k a m e r Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid..'s-Gravenhage, 19 januari 1999.. Onderwerp AMvB informatieplicht banken Bij brief van 8 oktober 1998 heeft u de Registratiekamer

Nadere informatie

DBK: Het Gents Model Concept & implementatie Organisatie vanuit Justitie en vanuit Hulpverlening

DBK: Het Gents Model Concept & implementatie Organisatie vanuit Justitie en vanuit Hulpverlening DBK: Het Gents Model Concept & implementatie Organisatie vanuit Justitie en vanuit Hulpverlening 1 INHOUD PRESENTATIE I. Belgisch drugbeleid II. O.M. en problematisch druggebruik III.De rechtbank en problematisch

Nadere informatie

Klachtenregeling. Directeur De directeur van Pool Management & Organisatie b.v.

Klachtenregeling. Directeur De directeur van Pool Management & Organisatie b.v. Klachtenregeling Inleiding Klachtenregeling Pool Management Academy inzake cursussen, trainingen, opleidingen, coaching of begeleidingstrajecten, uitgevoerd door Pool Management Academy in opdracht van

Nadere informatie

2. Bij brieven van 9 mei en 11 september 2008 en per van 12 september 2008 heeft StudieBoeken.com de gevraagde informatie verstrekt.

2. Bij brieven van 9 mei en 11 september 2008 en per  van 12 september 2008 heeft StudieBoeken.com de gevraagde informatie verstrekt. Sanctiebeschikking Kenmerk: BVB-006686-mvk Betreft: prijsstelling bij verkoop studieboeken Sanctiebeschikking van het Commissariaat voor de Media betreffende overtreding van artikel 6, tweede lid, van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Advies 7 april 2010 1 2 Inhoudsopgave Samenvatting 5 Aanbevelingen 7 Aanleiding en context voor dit advies 9 Algemeen 11 Opmerkingen bij tekst en opzet van

Nadere informatie

Protocol ongewenst gedrag, inclusief klachtenregeling

Protocol ongewenst gedrag, inclusief klachtenregeling Protocol ongewenst gedrag, inclusief klachtenregeling Redactie XpertHR Actueel - Arbo Een werkgever is verplicht te zorgen voor een werkomgeving die vrij is van agressie, (seksuele) intimidatie, discriminatie,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 Rapport Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) incorrecte informatie heeft verschaft in de brochure en op de

Nadere informatie

2. De klacht is behandeld ter zitting van de Raad op 20 juni 2014. Ter zitting waren aanwezig klager in persoon alsmede O. Z. namens beklaagde.

2. De klacht is behandeld ter zitting van de Raad op 20 juni 2014. Ter zitting waren aanwezig klager in persoon alsmede O. Z. namens beklaagde. RAAD VAN TOEZICHT s GRAVENHAGE Niet voldoen aan wens van opdrachtgever: verkoop van appartementen apart én als geheel. Zorgdragen voor vertrek huurder. Beweerdelijke druk op verkoper om accoord te gaan

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014 > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22 Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 T

Nadere informatie

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Mw. mr. F.G Schoe 070 381 1413 27 april 2004 ACVZ/VZL/04/016 Advies wijziging Vb2000 i.v.m.

Nadere informatie

Datum 10 juni 2009 Onderwerp Antwoorden kamervragen over onrust onder aspirant-adoptiefouders

Datum 10 juni 2009 Onderwerp Antwoorden kamervragen over onrust onder aspirant-adoptiefouders > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Justitieel

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5159/02 STUP 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5159/02 STUP 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5159/02 STUP 4 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de Groep drugshandel Ontwerp-aanbeveling van de Raad over de noodzakelijke

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 Rapport Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 2 Klacht Op 4 november 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Voorburg, met een klacht over een gedraging van het Korps

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

BIBOB beleidslijn horeca- en seksinrichtingen. Gemeente Voorst

BIBOB beleidslijn horeca- en seksinrichtingen. Gemeente Voorst BIBOB beleidslijn horeca- en seksinrichtingen Gemeente Voorst 1 Doel van de Wet BIBOB De wet BIBOB, de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur, is op 1 juni 2003 in werking getreden

Nadere informatie

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 818 Wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en

Nadere informatie

Gelet op artikel 19, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel;

Gelet op artikel 19, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel; Wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met het meerpersoonscelgebruik en de flexibilisering van het dagprogramma Gelet op artikel 19, derde lid, van

Nadere informatie

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS ADVIES 2015-39 17 februari 2016 De school had ernstige zorgen over de leerlinge en haar zuster. De commissie kijkt naar de vraag of een

Nadere informatie

Rapport. Op het verkeerde been

Rapport. Op het verkeerde been Rapport Op het verkeerde been Een onderzoek naar aanleiding van een klacht over de voorlichting door de gemeente Bloemendaal en de Immigratie-en Naturalisatiedienst bij een naturalisatieverzoek. Oordeel

Nadere informatie

Belangenbehartiging opdrachtgever. Voormalige echtelijke woning, Instemming echtgenoot met verkoop.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Voormalige echtelijke woning, Instemming echtgenoot met verkoop. Belangenbehartiging opdrachtgever. Voormalige echtelijke woning, Instemming echtgenoot met verkoop. Een ex-echtgenote bewoont de voormalige echtelijke woning sinds 1993. De bedoeling bij de echtscheiding

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180 Rapport Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180 2 Klacht Verzoeker klaagt over de lange duur van de behandeling van zijn aanvraag van 16 oktober 1997 om toelating als vluchteling door de Immigratie-

Nadere informatie

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Tegenstrijdige opdrachten.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Tegenstrijdige opdrachten. Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Tegenstrijdige opdrachten. Klager heeft een woning gekocht. Beklaagde trad daarbij op als makelaar voor verkoper B. Verkoper B weigerde

Nadere informatie

Klachtenregeling Kelderwerk

Klachtenregeling Kelderwerk Klachtenregeling Kelderwerk (Seksuele) intimidatie, agressie, geweld, discriminatie en/of onbehoorlijk gedrag Advies Platformoverleg d.d. 6 februari 2008 Vastgesteld d.d. 28 februari 2008 Op grond van

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres: Postbus 20350, 2500 EJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 2515 XP Den Haag www.rijksoverheid.nl 157617-111785-VGP

Nadere informatie

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Invoerrechten en accijnzen over de periode Raad voor Cultuur Aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen p/a de algemene rijksarchivaris Postbus 90520 2509 LM 's-gravenhage Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein

Nadere informatie

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Juridisch kader Op basis van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en lijst II, dan wel

Nadere informatie

CONVENANT. Veiligheid op scholen van het Voortgezet en Middelbaar Beroepsonderwijs in LELYSTAD

CONVENANT. Veiligheid op scholen van het Voortgezet en Middelbaar Beroepsonderwijs in LELYSTAD CONVENANT Veiligheid op scholen van het Voortgezet en Middelbaar Beroepsonderwijs in LELYSTAD Partijen komen het volgende overeen: De scholen zijn op grond van de Wet op de Arbeidsomstandigheden verantwoordelijk

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING December 2012 INLEIDING Het beleidsplan Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) 2008-2011 heeft een wettelijk bepaalde werkingsduur van vier jaren. In 2012 is besloten dit beleidsplan met één jaar te

Nadere informatie

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Algemeen verbindend voorschrift,

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus 2011. Rapportnummer: 2011/233

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus 2011. Rapportnummer: 2011/233 Rapport Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/233 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de directeur van Bureau Jeugdzorg

Nadere informatie

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn. Advies conceptwijziging Besluit gebruik BSN in de zorg

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn. Advies conceptwijziging Besluit gebruik BSN in de zorg POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Volksgezondheid,

Nadere informatie

1. De Horizontale Groep drugs heeft het bovengenoemde voorstel op 5 september 2007 besproken.

1. De Horizontale Groep drugs heeft het bovengenoemde voorstel op 5 september 2007 besproken. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 12 december 2007 (18.12) (OR. en) 12970/1/07 REV 1 CORDROGUE 68 SAN 168 NOTA I-PUNT van: aan: Betreft: de Horizontale Groep drugs het Coreper/de Raad Voorstel voor een

Nadere informatie

Protocol Ongewenste Omgangsvormen. Van. De Banketgroep. en haar dochtervennootschappen

Protocol Ongewenste Omgangsvormen. Van. De Banketgroep. en haar dochtervennootschappen Protocol Ongewenste Omgangsvormen Van De Banketgroep en haar dochtervennootschappen van toepassing vanaf 1 december 2013 Inleiding De Banketgroep wil ongewenste omgangsvormen zoals seksuele intimidatie,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173 Rapport Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat hij, nadat hij op 3 oktober 2006 van Doetinchem naar de legalisatieafdeling van het Ministerie van Buitenlandse

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258 ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258 Instantie Datum uitspraak 05-04-2001 Datum publicatie 02-08-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 99/3213 AW Bestuursrecht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 6 juni 2007 Rapportnummer: 2007/109

Rapport. Datum: 6 juni 2007 Rapportnummer: 2007/109 Rapport Datum: 6 juni 2007 Rapportnummer: 2007/109 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf in zijn persbericht van 13 april 2006 stelt de bevindingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 410 Kabinetsformatie 2012 Nr. 1 BRIEF VAN DE VERKENNER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 18 september 2012

Nadere informatie

Aan het bestuur van de Sociale Dienst NW Fryslân.

Aan het bestuur van de Sociale Dienst NW Fryslân. Aan het bestuur van de Sociale Dienst NW Fryslân. Franeker, 22 november 2016 Betreft: Advies lokale regelgeving WMO 2015 Geacht bestuur, Op 20 oktober jl. ontvingen wij uw verzoek om advies over de volgende

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374 Rapport Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Limburg-Noord onvoldoende onderzoek heeft verricht naar aanleiding van zijn aangifte

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 451 Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg Zeeland: hem niet heeft betrokken bij de totstandkoming van het indicatiebesluit dat is opgesteld met betrekking tot zijn minderjarige kind;

Nadere informatie

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, september 2007 (2.09) (OR. en) 2494//07 REV COPEN 23 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36/het COREPER/de Raad nr. vorig doc.: 257/07 COPEN 7 Betreft:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 38 Besluit van 21 december 1995 regelende de deponering van informatie betreffende preparaten (Warenwetbesluit deponering informatie preparaten)

Nadere informatie

Regeling melding misstand woningcorporaties (klokkenluidersregeling)

Regeling melding misstand woningcorporaties (klokkenluidersregeling) Regeling melding misstand woningcorporaties (klokkenluidersregeling) Regeling van de procedure voor het melden van een vermoeden van een misstand en van de (rechts)bescherming van de melder en de vertrouwenspersoon

Nadere informatie

Protocol. de Inspectie voor de Gezondheidszorg. de Nederlandse Zorgautoriteit

Protocol. de Inspectie voor de Gezondheidszorg. de Nederlandse Zorgautoriteit Protocol tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Nederlandse Zorgautoriteit inzake samenwerking en coördinatie op het gebied van beleid, regelgeving, toezicht & informatieverstrekking en andere

Nadere informatie