Milieuhandhavingscollege

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Milieuhandhavingscollege"

Transcriptie

1 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/33-VK van 18 april 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor wie optreedt mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, hierna de verwerende partij te noemen, ingeschreven in het register van de beroepen op 7 september 2012 onder nummer 12/MHHC/59-M, MHHC-13/33-VK 18 april

2 heeft het Milieuhandhavingscollege het volgende overwogen: 1. Voorwerp van het beroep Het beroep is gericht tegen de beslissing 11/AMMC/20-M/TR van 24 juli Met deze beslissing legt de gewestelijke entiteit aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 233,54 euro, vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten, aldus gebracht op euro, dit wegens het overschrijden van het maximum toegelaten geluidsniveau van 90 db(a), voortgebracht door muziek in openbare en private inrichtingen. 2. Verloop van de rechtspleging 2.1. Op 14 december 2010 beslist de procureur des Konings van Ieper om het milieumisdrijf niet strafrechtelijk te behandelen. Met een brief van 4 maart 2011 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. Op 24 juli 2012 legt de gewestelijke entiteit de voormelde bestuurlijke geldboete op. De kennisgeving van deze beslissing aan de verzoekende partij gebeurt op 8 augustus Met een brief van 6 september 2012 stelt de verzoekende partij beroep in tegen de beboetingsbeslissing. Het verzoekschrift bevat een inventaris van de overtuigingsstukken. De geïnventariseerde stukken zijn eraan toegevoegd. De verwerende partij dient op 17 september 2012 bij de griffie een dossier in met een kopie van de bestreden beslissing en de stukken op grond waarvan de gewestelijke entiteit haar beslissing heeft genomen. De verwerende partij dient op 5 november 2012 een memorie van antwoord in Bij beschikking 12/MHHC/59-M/B1 van 1 februari 2013 heeft de kamervoorzitter de behandeling van het beroep vastgesteld op de zitting van 7 maart De verzoekende partij, hoewel regelmatig opgeroepen, is op de zitting niet aanwezig noch vertegenwoordigd. De verwerende partij is vertegenwoordigd door de heer Pieter CALLEBAUT, beleidsmedewerker van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid. Bestuursrechter Peter SCHRYVERS brengt verslag uit. De verwerende partij wordt gehoord. De debatten worden gesloten en de zaak wordt voor uitspraak in beraad genomen. MHHC-13/33-VK 18 april

3 3. Ontvankelijkheid 3.1. Onder verwijzing naar artikel 7, 1, 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 2011 houdende vaststelling van de rechtspleging voor het Milieuhandhavingscollege (hierna Procedurebesluit) werpt de verwerende partij op dat het beroep onontvankelijk is omdat het verzoekschrift geen kopie van de bestreden beslissing bevat De artikelen 6 en 7 Procedurebesluit bepalen de vereisten waaraan het verzoekschrift, in voorkomend geval op straffe van onontvankelijkheid, moet voldoen. Bij deze vereisten is er geen die de toevoeging vergt van een kopie van de bestreden beslissing. De exceptie faalt in rechte Het beroep dat op 6 september 2012 is ingesteld met een aangetekende brief, is tijdig en regelmatig naar vorm. Er stellen zich geen problemen met betrekking tot andere aspecten van de ontvankelijkheid ervan en de verwerende partij werpt desbetreffend geen bijkomende excepties op. Het beroep is ontvankelijk. 4. Feiten De feiten die vaststaan en relevant zijn voor de beoordeling van het beroep kunnen als volgt worden samengevat Op 6 november 2010 organiseert de verzoekende partij een optreden met muziekgroepen in het Jeugdontmoetingscentrum (hierna JOC) van Ieper. Om 23:50 uur, tijdens een live-optreden van een muziekband, voert een hoofdinspecteur van de lokale politie een geluidsmeting uit in de zaal. Op de geluidsmeter leest hij een waarde af van 111,1 db(a) en hij stelt hiervoor proces-verbaal op. In het Besluit van dit proces-verbaal vermeldt de verbalisant het volgende: Conform art. 2 van het KB 24/02/1977 mag het geluidsniveau in een openbare inrichting de 90 db(a) niet overschrijden. Dit betekent dat het geluidsniveau dat gemeten werd in de zaal van het JOC een inbreuk vormt op de geldende wettelijke norm met een overschrijding van 21,1 db(a) De gemeente Ieper is exploitant van het JOC en beschikt voor dit lokaal met dansgelegenheid over een milieuvergunning van de deputatie van West-Vlaanderen van 11 september Deze milieuvergunning vermeldt de rubriek Ontspanningsinrichtingen: feestzalen en dansgelegenheden met een tot. oppervlakte van 100 m² en meer en de omschrijving een danszaal en een instuifruimte met een totale oppervlakte van de lokalen van 470 m². De burgemeester van Ieper verleende op 28 oktober 2010 de toelating tot het maken van muziek in JOC (zaal) tijdens optredens en afterparty op 6 november 2010 mits: 1) voldaan is aan de bepalingen van het K.B. van 24 februari 1977, gevoegd in bijlage; 2) het maximum geluidsniveau, gemeten op gelijk welke plaats waar zich in normale omstandigheden personen kunnen bevinden, de 90 db(a) niet overschrijdt; 3) het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door de installatie zal in open lucht en in de nabijheid van gebouwen vreemd aan de inrichting en niet aan de straatzijde gesitueerd het gemeten achtergrondniveau met niet meer dan 5 db(a) overtreffen; 4) geen muziek meer gemaakt wordt na u cfr. milieuvergunningsvoorwaarden en bijzondere voorwaarde; 5) de maximale zaalcapaciteit niet wordt overschreden. Deze toelating werd verleend gelet op de bepalingen van het Algemene Politiereglement van de stad Ieper, vastgesteld in de Gemeenteraad van 22 november 1982 en gelet op de bepalingen van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van geluidshinder en uitvoeringsbesluiten. MHHC-13/33-VK 18 april

4 5. Beoordeling 5.1. De gewestelijke entiteit kwalificeert de vastgestelde feiten als een milieumisdrijf overeenkomstig artikel , 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna DABM), meer bepaald als een schending van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 februari 1977 houdende vaststelling van geluidsnormen voor muziek in openbare en private inrichtingen (hierna K.B. Geluidsnormen Muziek). Zij legt met toepassing van de artikelen tot en met DABM en artikel 76 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het DABM de voormelde alternatieve bestuurlijke geldboete op De verzoekende partij betwist zowel de wettelijke basis waarop de beslissing is gebaseerd, nl. het KB van 24 februari 1977, als de wijze waarop de geluidsmeting werd uitgevoerd, nl. in de inrichting en niet in de open lucht. Zij verwijst hiervoor naar de milieuvergunning van de zaal en de volgens haar van toepassing zijnde artikelen , 1, en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna VLAREM II). De verzoekende partij vraagt om de bestreden beslissing te schorsen De verwerende partij stelt dat de verzoekende partij de feiten niet betwist, maar wel de rechtsgrond op basis waarvan het proces-verbaal werd opgesteld. Zij meent echter dat het milieumisdrijf in hoofde van de verzoekende partij niet ter discussie staat en verwijst daarvoor naar het besluit van de burgemeester van Ieper van 28 oktober 2010 waarin uitdrukkelijk gesteld wordt dat er toelating wordt verleend voor het houden van een optreden en een afterparty in het JOC mits voldaan is aan de bepalingen van het KB 24/02/1977 en mits het maximum geluidsniveau, gemeten op gelijk welke plaats waar zich in normale omstandigheden personen kunnen bevinden, de 90 db(a) niet overschrijdt. De feiten maken volgens de verwerende partij een schending uit van artikel 2 van het KB 24/02/1977, wat overeenkomstig artikel DABM een milieumisdrijf is waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd Het bezwaar dient begrepen te worden als een schending van artikel , tweede lid, DABM. Luidens deze bepaling kan de gewestelijke entiteit een alternatieve bestuurlijke geldboete uitsluitend opleggen voor milieumisdrijven vermeld in de artikelen tot en met septies DABM. Artikel DABM vormt ter zake een essentiële achtergrondbepaling. Dit artikel bevat een exhaustieve oplijsting van de wetten en decreten die ressorteren onder het toepassingsgebied van titel XVI DABM. Voor de beoordeling van dit bezwaar zijn de volgende bepalingen relevant. Luidens artikel , 1, VLAREM II, in de versie ten tijde van het plegen van de feiten, zijn, op de inrichtingen bedoeld in rubriek 32 van de indelingslijst, de bepalingen van hoofdstuk 4.5 VLAREM II van toepassing. Het artikel preciseert uitdrukkelijk: De bepalingen van het [K.B. Geluidsnormen Muziek] zijn niet van toepassing op [deze] inrichtingen ( ). Hoofdstuk 4.5. VLAREM II bepaalt voor deze inrichtingen voorwaarden voor het specifieke geluid in open lucht en, voor de inrichtingen die een gemene muur en/of vloer hebben met bewoonde vertrekken, voorwaarden voor het specifieke geluid binnenshuis Het Milieuhandhavingscollege stelt vast dat de bestreden beslissing een schending bestraft van artikel 2 K.B. Geluidsnormen Muziek. MHHC-13/33-VK 18 april

5 Nu de feiten zich voordeden in een danszaal, die vergund is voor rubriek 32 van de indelingslijst van bijlage I van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, is, zoals de verzoekende partij terecht voorhoudt, artikel , 1, VLAREM II van toepassing en bestaat er dienvolgens geen wettelijke basis voor de rechtstreekse toepasbaarheid van het K.B. Geluidsnormen Muziek. De naleving van de bepalingen van het K.B. Geluidsnormen Muziek werd, zoals de verwerende partij aangeeft, opgenomen als voorwaarde in de toelating van de burgemeester van 28 oktober Deze toelating werd verleend volgens de bepalingen van het Algemene Politiereglement van de stad Ieper, vastgesteld in de Gemeenteraad van 22 november Aldus vormt dit politiereglement in casu de wettelijke basis voor de gelding van artikel 2 K.B. Geluidsnormen Muziek, waarvan de bestreden beslissing de schending beboet. Overeenkomstig de bepalingen van artikel DABM valt de handhaving van een gemeentelijk politiereglement in verband met geluid echter niet onder het toepassingsgebied van titel XVI DABM. Er zijn in dit dossier dan ook geen vaststellingen die wijzen op een milieumisdrijf vermeld in de artikelen tot en met septies DABM, bijvoorbeeld schendingen van de normen bepaald in Hoofdstuk 4.5 VLAREM II, zodat de gewestelijke entiteit geen alternatieve bestuurlijke geldboete kon opleggen. De bestreden beslissing is dan ook genomen met bevoegdheidsoverschrijding en is dienvolgens onwettig. Het bezwaar is gegrond De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. MHHC-13/33-VK 18 april

6 Om deze redenen beslist het Milieuhandhavingscollege: 1. Het door de verzoekende partij ingestelde beroep is ontvankelijk en gegrond. 2. De beslissing 11/AMMC/20-M/TR van 24 juli 2012 van de gewestelijke entiteit wordt vernietigd. Dit arrest is uitgesproken in Brussel op de openbare zitting van 18 april 2013 door het Milieuhandhavingscollege, dat samengesteld is uit: Jan HEYMAN Carole M. BILLIET Ludo DE JAGER Luk JOLY Josef NIJS Peter SCHRYVERS voorzitter ondervoorzitter bijgestaan door Xavier VERCAEMER griffier. De griffier, De voorzitter, Xavier VERCAEMER Jan HEYMAN MHHC-13/33-VK 18 april