Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari

Transcriptie

1 Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN FRANK VANDENBROUCKE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN WERK, ONDERWIJS EN VORMING Vraag nr. 112 van 14 januari 2007 van ANNE MARIE HOEBEKE Jongeren en ondernemen - Sensibilisering Het VBO (Verbond van Belgische Ondernemingen) heeft in het kader van de campagne Je eigen bedrijf een enquête georganiseerd bij Belgische jongeren tussen 18 en 25 jaar die studies hoger onderwijs volgen. De resultaten tonen het volgende aan. Het onderwijs zet jongeren niet aan tot ondernemen. Bijna 75 % van de ondervraagden zegt onvoldoende gesensibiliseerd te zijn geweest voor ondernemen in het secundair onderwijs. Slechts 43 % van de jongeren weet waar ze moeten aankloppen indien ze een eigen onderneming willen opstarten. Studenten ervaren de financiering van een zaak als een belangrijk knelpunt. Om deze reden had ik graag van de minister vernomen wat er wordt gedaan op Vlaams niveau, ter aanvulling van privé-initiatieven zoals van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), wat betreft: - voorlichting en sensibilisering van de studenten in het secundair onderwijs; - voorlichting betreffende financieringsmogelijkheden van startende bedrijven; - eventuele tegemoetkomingen en/of leningen aan jonge starters? N.B. Deze vraag werd gesteld aan de ministers Vandenbroucke (vraag nr. 112) en Ceysens (nr. 39).

2 -126- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari 2008 FRANK VANDENBROUCKE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN WERK, ONDERWIJS EN VORMING GECOÖRDINEERD ANTWOORD op vraag nr. 112 van 15 januari 2008 van ANNE MARIE HOEBEKE Minister Frank Vandenbroucke Op 22 november 2006 werd het actieplan Ondernemend Onderwijs gelanceerd. Dit is een gezamenlijk initiatief van het departement Onderwijs en vorming en het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie. Ter gelegenheid van de lancering werden die dag ten behoeve van directies, leraren en lesgevers workshops en een infomarkt met als thema Ondernemerscompetenties in de Klas georganiseerd. Op die manier konden zij kennis maken met het ruime aanbod aan inititiatieven specifiek voor onderwijs. In het kader van het actieplan vertrouwde ik aan de Koning Boudewijnstichting een studieopdracht toe over de mogelijke rol van het onderwijs bij het stimuleren van ondernemerschap in Vlaanderen. Het rapport ondernemend leren en leren ondernemen werd bekendgemaakt tijdens een druk bijgewoond symposium op 24 oktober 2007 (we voegen het toe als bijlage). In het rapport worden een groot aantal reeds bestaande initiatieven voor jongeren in onderwijs van verschillende organisaties rond ondernemen, opgesomd. Een alsmaar stijgend aantal scholen maakt dankbaar gebruik van deze initiatieven om het ondernemend gedrag bij jongeren te bevorderen. In het rapport worden ook een aantal aanbevelingen geformuleerd. Mijn administratie is op dit ogenblik bezig om het actieplan Ondernemend Onderwijs te actualiseren, rekening houdend met een aantal van die aanbevelingen. Dit zal resulteren in een aantal acties die op korte termijn kunnen gerealiseerd worden. Bovendien wordt ook nagegaan welke acties er op lange termijn kunnen gepland worden. Dit rapport geeft antwoord op een zorg die is verwoord in de Competentieagenda, een pakket maatregelen voor het beleidsdomein Werk en het beleidsdomein Onderwijs om (op middellange termijn) de competenties van de Vlaamse beroepsbevolking aan te passen aan de wijzigende vragen van de arbeidsmarkt. Initiatieven rond ondernemerschap vormt een van de hoofdstukken van genoemnde Competentieagenda. Van 18 tot 22 februari wordt dit jaar al voor de tweede keer de ondernemersklasseweek in onderwijs georganiseerd. Tijdens deze week wordt aan scholen en leerlingen gevraagd extra aandacht te besteden aan ondernemingszin en ondernemerschap. Uit een speciaal daarvoor opgestelde brochure kunnen zij hiervoor één of meerdere events kiezen. Bij de Dienst Beroepsopleiding van mijn departement lopen op dit ogenblik 3 grote projecten die het ondernemerschap bij jongeren stimuleren. Binnen het project Ondersteuning voor Micro-Ondernemers in Opleiding (OMOO) werd een website ontwikkeld die kan gebruikt worden als elektronische leeromgeving door zowel leraren als leerlingen. Heel wat nieuw lesmateriaal en e-learningtoepassingen kunnen er gratis gedownload worden. De jaarlijkse ondernemingsplanwedstrijd Beloftevolle Ondernemer zet jongeren aan om na te denken over een startersidee. Op een leuke maar vooral ook praktische manier leren zij een

3 Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari ondernemingsplan opstellen. Deze wedstrijd richt zich naar leerlingen in het secundair onderwijs en cursisten in het volwassenenonderwijs Op 18 februari strijden meer dan 300 jongeren uit 47 scholen voor de titel Schoolteam met de beste ondernemerskwaliteiten. De scholencompetitie is een initiatief van het project COOS voor alle leerlingen in het secundair onderwijs. Aan Syntra-Vlaanderen gaf ik de opdracht een virtueel kenniscentrum voor het vormen van ondernemerscompetenties op te zetten: COMPETENTO. De website is reeds meer dan een jaar actief en telt een alsmaar stijgend aantal bezoekers. Een doelgroep die moeilijker te bereiken is, vormen de jongeren in niet economisch georiënteerde studierichtingen binnen het secundair onderwijs. Toch kunnen zij via de vakoverschrijdende eindtermen werken rond algemene ondernemerscompetenties. Ik gaf mijn administratie de opdracht om hierover een informatiebrochure samen te stellen. Ook ondersteunen we acties van UNIZO (om leerondernemingen in het tso en het hoger onderwijs tot stand te laten komen, met didactisch verantwoording) ten belope van ongeveer en investeren we voor een iets lager bedrag in NFTE (Network for Training Entrepeneurship), een initiatief van ex-ondernemers om in deeltijds onderwijs het ondernemerschap aan te moedigen. Tenslotte zijn er heel wat proeftuinen die aandacht besteden aan ondernemingszin. Er wordt dus heel wat gedaan om het ondernemerschap bij jongeren binnen onderwijs te stimuleren. Daarnaast werken Mevrouw Ceyssens en ikzelf samen in een aantal dossiers rond dit thema. Minister Patricia Ceysens 1. Vanuit de beleidsdomeinen economie en ondernemen worden volgende acties ondernomen Brugprojecten economie-onderwijs Met de brugprojecten economie-onderwijs wil de Vlaamse Overheid samenwerkingsverbanden tussen het onderwijs en de bedrijfswereld steunen, die tot doel hebben het ondernemerschap bij de schoolgaande jeugd te stimuleren. Om de kloof tussen theorie (de school) en praktijk (het bedrijf) te overbruggen, zijn zowel de onderwijs- als de bedrijfswereld vragende partij naar meer structurele samenwerking. Bij de brugprojecten economie-onderwijs ligt de focus op: - Het aanleren van attitudes, competenties en vaardigheden ter stimulatie van de ondernemingszin; - Sensibiliseringsprojecten ter bevordering van het imago van ondernemers, bedrijven en ondernemerschap. De steun wordt toegekend op basis van een wedstrijdprocedure. De steun van de Vlaamse Overheid wordt per brugproject beperkt tot 50% van de aanvaardbare kosten met een absoluut maximum van euro (exclusief BTW). De overige 50% komt van de private sector. Er wordt telkens 2.5 miljoen euro voor de oproep brugprojecten voorzien. Een eerste oproep werd in 2003 gelanceerd. Er werden 17 projecten gunstig gerangschikt. In 2006 werd een licht bijgestuurde tweede oproep gelanceerd, die zich richtte tot innovatieve projecten of pilootprojecten. In 2006 werden 14 projecten gunstig gerangschikt (op een totaal van 32 ingediende aanvragen). De specifieke beleidsdoelstellingen van de oproep brugprojecten 2006 waren: - Aanzetten tot "ethisch en duurzaam ondernemen"; - Aanzetten tot "internationaal ondernemen".

4 -128- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari Inspelen op het actieplan Ondernemend Onderwijs (afstemming en samenwerking met bestaande initiatieven / invulling van leemtes in het onderwijs- en ondernemerslandschap). In 2007 startte het Agentschap Economie met netwerkbijeenkomsten voor de gunstig gerangschikte brugprojecten. Gezien de brugprojecten zich op alle onderwijsniveau kunnen richten, spelen niet alle projecten zich af in het secundair onderwijs. In vergelijking met de oproep 2003 werden in de oproep 2006 weinig projecten in het secundair onderwijs goedgekeurd. Volgende goedgekeurde brugprojecten in de oproep 2006 richten zich op het secundair onderwijs (naam, uitvoerder, subsidie): - GLOBUS, Internationaal ondernemen voor mini-ondernemingen. Vlaamse Jonge Ondernemingen Onbekend is onbemind, ondernemerschap in de sociale economie Beschutte Werkplaats Klein-Brabant Wissel, waar industrie en scholen samenwerken en leren. Vionu vzw Onbis, ondernemen binnen de school. Scholengemeenschap Sint-Michiel Innovatief onderwijs en creatief ondernemen. Unizo vorming Voor 2008 voorziet de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, opnieuw een budget van 2,5 miljoen euro voor een oproep brugprojecten economie-onderwijs in het voorjaar Oproep Ondernemerschap Via de oproepen Ondernemerschap steunt de Vlaamse overheid ondernemerschapsprojecten die: - Attitudes, competenties en vaardigheden ter stimulatie van ondernemingszin aanleren; - Sensibiliseren over ondernemers, bedrijven en ondernemerschap. Ook hier wordt de steun middels een wedstrijdformule toegekend. Het budget van de oproep wordt voor de lancering van elke oproep bepaald. De steun wordt per project beperkt tot 50% van de aanvaardbare kosten met een maximum van euro (exclusief BTW). De minister bevoegd voor het economisch beleid bepaalt voor elke oproep Ondernemerschap een specifiek thema, hoewel projecten rond andere thema s eveneens kunnen ingediend worden. Zo lag in 2006 het beleidsaccent op allochtoon ondernemen. Hoewel de projecten zich niet uitsluitend tot het onderwijs richten, kunnen ook onderwijsondernemersprojecten worden ingediend. In 2006 was dat echter minder het geval. Er werden bovendien geen projecten die zich richtten tot het secundair onderwijs goedgekeurd (de goedgekeurde projecten situeerden zich in de verdere levensfases van de onderneming) Vlaamse Jonge Ondernemingen vzw (Vlajo) Vlajo ontwikkelt doe-leer programma s als aanvulling op het reguliere onderwijsaanbod. Vlajo biedt in elke fase van de schoolloopbaan krachtige programma's aan die jongeren in staat stellen ondernemende competenties te ontwikkelen in een realiteitsbenaderende context. Studerende jongeren sensibiliseren voor ondernemerszin en ondernemerschap is m.a..w. de missie van Vlajo. Naast haar vaste waarde de mini-onderneming in het secundair onderwijs, heeft Vlajo de voorbije jaren haar gamma aan leer- en doeformules uitgebreid. Zij richt zich niet enkel meer op de laatste jaren van het secundair onderwijs, maar ook op de vroegere jaren, hoger, lager en kleuteronderwijs. De programma s staan telkens open voor alle onderwijsniveaus.

5 Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari Via het welbekende concept van de mini-onderneming worden momenteel jongeren tussen 16 en 18 jaar bereikt. In 2004 werd Jieha!, een compacte doe-formule dat staat voor Jong Initiatief voor Ethische Handel, gericht op de jarigen, opgestart. Dankzij het partnerschap met Oxfam Wereldwinkel en Fair Trade Organisation worden de jongeren in contact gebracht met ethisch ondernemen. Vlajo beoogt in 2008, jongeren via Jieha! te bereiken. In 2007 heeft Vlajo een nieuwe formule opgestart, namelijk BLIK dat staat voor Beroep-Loopbaan en IK. Hiermee doelt Vlajo op de 13- en 14-jarigen. BLIK is een studie- en beroepsoriënteringsprogramma dat 2 à 3 jaar loopt. In 2008 zullen jongeren aan BLIK deelnemen. De Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid steunt de werking van Vlajo door middel van een jaarlijkse ad nominatim subsidie. In 2008 is die gestegen t.o.v en bedraagt die 1 miljoen euro. Vlajo heeft als doelstelling om minimum leerlingen in het secundair onderwijs, via de vermelde programma s, te bereiken in 2008 in Vlaanderen Dream Via contacten tussen bedrijfsleiders en studenten wil Dream de afstand tussen beide werelden verkleinen en studenten (16 19 jaar) doen nadenken over latere studie- en beroepskeuzes. Het beroep van ondernemer wordt via inspirerende rolmodellen in een positief daglicht geplaatst. Dream ontvangt in subsidie en bereikt jongeren via de jaarlijkse Dream day in maart Actieplan ondernemend onderwijs Omwille van de bevoegdheidsoverstijgende relevantie hebben de ministers van Economie en Onderwijs een structureel overleg- en actieplatform via het actieplan ondernemend onderwijs. Verschillende maatregelen die scholen helpen om meer aandacht aan ondernemen te besteden, werden sinds de start van het actieplan in 2006 uitgewerkt. Het actieplan omvat volgende initiatieven: - Oprichting van een kenniscentrum voor ondernemerscompetenties ( dat alle informatie rond mogelijke ondernemerschapsactiviteiten op school bevat en aldus een nuttige informatietool aan leerkrachten biedt. - Onderzoeksopdracht naar de mogelijkheden en lacunes op vlak van ondernemend onderwijs. Voorstelling van dit rapport van de Koning Boudewijnstichting in oktober Jaarlijkse ondernemersklasseweek. (februari 2007 en 2008) waarrond scholen prioritair aandacht aan ondernemerschap besteden. - Tweejaarlijkse infomarkt ondernemerscompetenties in de klas (februari 2007) waarbij ondernemerschapsprojecten voor scholen aan leerkrachten, directies, pedagogische begeleidingsdiensten worden voorgesteld. - Inhoudelijke vernieuwing van het programma bedrijfsbeheer via een regionale vertaling van het KB bedrijfsbeheer. Het actieplan biedt tevens een inhoudelijk en financieel kader voor de ondersteuning van ondernemerschapsinitiatieven op school. Het actieplan is geen statisch gegeven en wordt in 2008 op basis van de aanbevelingen van de studie van de Koning Boudewijnstichting aangevuld.

6 -130- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari 2008 Concreet komen de secundaire scholen (en sinds 2008 ook de hogescholen) in Vlaanderen van 18 tem 22 februari in aanraking met de Ondernemersklasseweek. De doelstellingen van deze week zijn: - ondernemen te stimuleren in het onderwijs via contacten tussen onderwijs en bedrijfsleven; - de netwerkvorming tussen onderwijs en bedrijfsleven te vergemakkelijken; - een positieve beeldvorming rond ondernemen te bevorderen; - de sociale cohesie te versterken (o.a. via rol ouders-ondernemers); - de bestaande initiatieven breder kenbaar te maken; - de leerlingen die kiezen voor een opleiding tot zelfstandige er goed op voor te bereiden. 2. Opdat jonge starters beter hun weg zouden vinden naar de ondersteuningsmogelijkheden die de Vlaamse overheid aanbiedt bij de opstart van hun onderneming, wordt gebruik gemaakt van de huidige moderne communicatiemiddelen. Om snel en duidelijk informatie te kunnen verschaffen, hebben zowel PMV, BAN Vlaanderen als het Agentschap Economie elk een eigen website opgebouwd waarop jonge starters op een toegankelijke en overzichtelijke manier aan de benodigde gegevens kunnen geraken. De betrokken instellingen binnen het beleidsdomein economie, wetenschap en innovatie en hun ondersteuningsmaatregelen krijgen meer zichtbaarheid door hun aanwezigheid op relevante beurzen en evenementen. Zo werd in 2007 de beurs Ondernemen opgefleurd met een gezamenlijke stand van de Vlaamse overheid en de gerelateerde instellingen zoals PMV, Agentschap Economie, Ban Vlaanderen, FIT, Op regelmatige tijdstippen worden ook in de media campagnes gevoerd om de nodige ruchtbaarheid te geven aan de beschikbare middelen. Om het soms complexe financieringsprobleem van ondernemers, dus ook starters op te vangen lanceerde het Agentschap Economie vorig jaar de oproep Ondernemerschap rond geïntegreerde financiering. De geselecteerde projecten bieden een traject aan met de bedoeling een ondernemer sneller en efficiënter naar de juiste financieringskanalen te verwijzen. Het Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) tenslotte zorgt, als aanspreekpunt van de Vlaamse Overheid, voor de nodige begeleiding voor o.a. starters doorheen het overheidslandschap. 3. Eén van de cruciale elementen om te ondernemen, is inderdaad de beschikbaarheid van financiële middelen. Door startende en groeiende bedrijven toegang te geven tot deze financiële middelen, kan op een kostenefficiënte manier de economische groei worden aangezwengeld en kunnen jobs worden gecreëerd. Het is dus in het belang van de dynamiek van Vlaanderen dat alle complementaire financieringsinstrumenten voldoende aanwezig en toegankelijk zijn voor de ondernemingen. Hiermee rekening houdend werden diverse instrumenten gecreëerd om het ondernemersinitiatief in Vlaanderen te valoriseren. Deze instrumenten, de Winwinlening, BAN Vlaanderen, het Vlaams Innovatiefonds; de vernieuwde Waarborgregeling, de ARKimedesregeling en het NRC-fonds dekken het hele spectrum van financieringsbehoeften van de KMO af, gaande van de prille start tot en met de doorgroeifase en zijn op vandaag allen operationeel Winwinlening Op 1 september 2006 werd de Winwinlening toegevoegd aan het productengamma van PMVkmo, de business unit KMO-financiering van ParticipatieMaatschappij Vlaanderen NV (PMV).

7 Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari De Winwinlening is een achtergestelde lening van maximaal euro, met een vaste looptijd van 8 jaar. Jaarlijks dient de kredietnemer interesten te betalen en de hoofdsom wordt in één keer terugbetaald op het einde van de looptijd. De ontlener geniet een dubbel belastingvoordeel: jaarlijks 2,5 % van het geleende bedrag, en ingeval van een niet-terugbetaling krijgt hij een eenmalige belastingsvermindering van 30 % van de openstaande schuld. Midden augustus 2007 werden 340 Winwinleningen geregistreerd voor een totaalbedrag van 8,4 miljoen euro. Tegen eind 2007 worden 700 geregistreerde Winwinleningen verwacht aan een gemiddeld lening-bedrag van euro. Dat zal het totaalbedrag aan uitstaande leningen op 21 miljoen euro brengen. Het is de bedoeling dat het mechanisme in 2008 op kruissnelheid komt. Eenmaal dat het geval is, zullen jaarlijks naar verwachting 800 tot nieuwe starters van een Winwinlening gebruik kunnen maken BAN Vlaanderen Ban Vlaanderen, het business Angel Netwerk Vlaanderen, is een platform waarbinnen startende of groeiende ondernemingen op zoek naar risicokapitaal in contact worden gebracht met informele private investeerders. Sinds de start van Ban Vlaanderen in 2004 tot juli 2007 werden 59 ondernemingen met middelen van business angels ondersteund en dit voor een totaalbedrag van euro. Uit een evaluatie van de Business Angel Netwerken is gebleken dat overheidsmiddelen aan business angel netwerken goed zijn besteed gezien op deze manier wel degelijk investeerders en ondernemingen worden samengebracht die elkaar anders niet hadden gevonden. Op basis van deze ondervindingen besliste de Vlaamse Regering voor de periode opnieuw een gedeeltelijke resultaatsgebonden steun te verstrekken ad per jaar Vlaams innovatiefonds Op 10 maart 2006 ging binnen PMV-kmo het Vlaams Innovatiefonds (Vinnof) van start. Voor dit fonds werd 150 miljoen euro gereserveerd waarvan één derde is toegewezen aan het NRC-fonds. Met de resterende 100 miljoen euro verstrekt Vinnof risicokapitaal onder de vorm van incubatiefinanciering en zaaikapitaal aan innovatieve starters in Vlaanderen. Daarnaast kan Vinnof projectfinanciering onder de vorm van achtergestelde leningen toekennen voor innovatieprojecten van KMO s die reeds langer actief zijn en die van het IWT een subsidie ontvangen hebben voor een KMOinnovatieproject of een O&O-bedrijfsproject. Zoals dat het geval is voor elk investeringsfonds, geldt ook voor Vinnof een investeringsperiode van 5 jaar en een opvolgingsperiode die zich veel verder in de tijd zal uitstrekken. Rekening houdend met de beheerskost van het fonds, zijn er in totaal 85 miljoen euro aan middelen beschikbaar voor daadwerkelijke investeringen. Het investeringsbedrag zal de komende 5 jaar jaarlijks in omvang toenemen. Tijdens het eerste anderhalf jaar werd al euro geïnvesteerd. Er blijven dus nog heel wat middelen beschikbaar voor investeringen gedurende de komende 4 jaar, maar dat is volledig conform de praktijken van een investeringsfonds. Met de opbouw van een investeringsportefeuille van 69 ondernemingen in anderhalf jaar is het Vlaams Innovatiefonds veruit de meest dynamische risicokapitaalverschaffer van Vlaanderen. Het is de bedoeling van Vinnof om in de periode de belangrijke rol die het fonds heeft opgenomen, verder kracht bij te zetten Waarborgregeling

8 -132- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari 2008 Sinds juli 2005 vervangt de nieuwe waarborgregeling de tussenkomst van het vroegere Vlaams Waarborgfonds, dat in maart 2004 werd ondergebracht in Waarborgbeheer NV, een 100% dochtervennootschap van PMV. Sinds de lancering van de waarborgregeling heeft een totaalbedrag van euro aan overheidswaarborgen ervoor gezorgd dat voor euro kredieten werden toegekend aan KMO s. Die kredieten hebben samen aanleiding gegeven tot investeringen voor een bedrag van euro. Voor de periode wordt uitgegaan van een groei in het verbruikte waarborgbedrag van 20% op jaarbasis. Die verwachting vloeit voort uit de vaststelling dat, dankzij diverse communicatie-inspanningen, steeds meer ondernemers over het bestaan van de Waarborgregeling afweten en hun bankier vragen er een beroep op te doen. Verder zullen ook de communicatieacties worden opgedreven naar de commerciële medewerkers van de financiële instellingen toe, zodat zij hun klanten beter over de voordelen van het mechanisme kunnen inlichten. Bovendien zal het decreet betreffende een waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat momenteel onder de Europese KMO-verordening valt, worden aangemeld onder de Europese de minimis -verordening. Dit moet ervoor zorgen dat zowel de Waarborgregeling voor Investeringskredieten als de Waarborgregeling voor KMO s die hinder ondervinden van openbare werken cumuleerbaar worden met andere steunmaatregelen. Aangezien de Waarborgregelingen in 2008 drie jaar van kracht zijn, zullen deze aan een evaluatie worden onderworpen ARKimedes Het ARKimedes-fonds werd opgericht om de toegang voor ondernemingen die hun expansie willen financieren te vereenvoudigen. Het fonds biedt erkende private risicokapitaalfondsen (ARKIV s) tot één euro extra voor elke euro die ze investeren in een Vlaamse KMO. Tot nog toe stapte het ARKimedes-fonds in het kapitaal van 11 ARKIV s. Daarvan waren 9 fondsen al in 2005 erkend, en werden 2 partijen begin 2007 erkend. Het ARKimedes-Fonds werd in juni 2005 opgericht en haalde in september van dat jaar 110 miljoen euro op bij het grote publiek door een gecombineerde uitgifte van aandelen en obligaties. Sinds het voorjaar van 2006 is het ARKimedes-initiatief daadwerkelijk voelbaar binnen de KMOwereld in Vlaanderen. Midden september waren al 46 ondernemingen erin geslaagd om een totaalbedrag van 31,5 miljoen euro aan te trekken vanuit de ARKIV s. Daarnaast hebben de ARKIV s nog eens 15 term sheets afgeleverd, voor een totaalbedrag van 8,3 miljoen euro. De resultaten die tot nog toe met ARKimedes behaald werden, liggen in lijn met wat bij de start van de regeling vooropgesteld werd. Conform het klassieke investeringsritme van een risicokapitaalfonds zijn er ook bij een ARKIV twee verschillende periodes die de tienjarige duurtijd van een ARKIV uitmaken. Vooreerst kent elke ARKIV een investeringsperiode die zo n vier à vijf jaar duurt en waarin de eigenlijke investeringen worden genomen. Voor de daaropvolgende vijf à zes jaar wordt gemiddeld een kwart van het totale kapitaal gereserveerd om opvolgingsinvesteringen te doen in ondernemingen waarin al werd geïnvesteerd tijdens de eerdere investeringsperiode. Rekening houdend met dit investeringsritme, kunnen we stellen dat alle ARKIV s samen in totaal net geen 90% van hun doelstelling halen. Dit is bijzonder goed, zeker wanneer we ook de gebruikelijke belemmeringen eigen aan een opstartfase in acht nemen. In de periode zullen de ARKIV s naar alle verwachtingen hun investeringsritme in versneld ritme voortzetten.

9 Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari Begin juli 2007 besliste de Vlaamse Regering het ARK-besluit van 3 december 2004 houdende uitvoering van het ARK-decreet van 19 december 2003 bij te sturen gezien het wettelijk kader op een beperkt aantal punten onduidelijk was of niet langer in overeenstemming was met de Europese regelgeving. Zo werd het ARK-besluit afgestemd op het ARK-decreet en werd onder voorbehoud van goedkeuring door de Europese Commissie beslist dat het maximumbedrag dat een ARKIV per investeringsronde in een doelonderneming mag investeren wordt opgetrokken van 1 miljoen euro tot 1,5 miljoen euro. Verder zijn er nog een aantal partijen die een aanvraag tot erkenning als ARKIV hebben ingediend. Als zij aan de gestelde voorwaarden voldoen, kunnen zij op korte termijn erkend worden en investeringskapitaal van het ARKimedes-Fonds ontvangen. Die verhoogde inzet van investeringsmiddelen kan de impact van ARKimedes in de KMO-wereld in Vlaanderen verder versterken NRC-fonds In december 2006 gingen de activiteiten van het NRC-Fonds van start. In de maanden die daaraan vooraf gingen, werden de financieringsmodaliteiten in lijn gebracht met het Europese mededingingsrecht. Dat gebeurde op verzoek van de Vlaamse Regering, die op 22 juli 2005 instemde met de oprichting van het NRC-Fonds binnen PMV. NRC staat voor Non-Recurring Costs. Het NRC-Fonds verstrekt tegen marktconforme voorwaarden langetermijnfinanciering voor innovatieprojecten van hoogtechnologische bedrijven. Die projecten moeten verbonden zijn aan een specifiek (functioneel) identificeerbaar eindproduct waarvan de afzet al voldoende kan worden aangetoond. Doorgaans neemt het innovatieproject een periode van meerdere jaren in beslag, tijdens welke met het eindproduct geen opbrengsten gegenereerd worden. De afzet van het eindproduct waaraan het innovatieproject verbonden is, neemt zelf ook meerdere jaren in beslag. Het is de bedoeling dat tijdens de afzetperiode de NRC volledig kunnen worden terugbetaald. Midden september werden door het fonds 3 dossiers goedgekeurd voor een totaal investeringsbedrag van euro. In de periode zal het NRC-Fonds verder bekend gemaakt worden bij innovatieve groeibedrijven in Vlaanderen, met de ambitie een eerste reeks van beloftevolle projecten te kunnen financieren Tegemoetkomingen in de vorm van investeringssteun De groeipremie is een financiële tegemoetkoming aan ondernemingen die investeringen zullen realiseren in het Vlaamse Gewest. Voor het toekennen van een groeipremie wordt gebruik gemaakt van een oproepsysteem (call) waarbij tijdens een bepaalde periode steunaanvragen kunnen worden ingediend. Deze aanvragen worden na de indieningperiode in een wedstrijdformule met elkaar vergeleken en aan de bestscorende projecten wordt een groeipremie toegekend, tot uitputting van de vooraf vastgestelde budgettaire steunenveloppe. Naar starters toe - dat zijn ondernemingen tot 5 jaar oud- is er een gunstregime voorzien: - enkel ondernemingen tot 5 jaar komen in aanmerking voor het beoordelingscriterium leeftijd; hoe jonger de onderneming, hoe beter ze scoort op dit criterium; - startende ondernemingen kunnen al een groeipremie aanvragen voor investeringsprojecten vanaf euro, daar waar de instapdrempel voor ondernemingen ouder dan 5 jaar op een investeringsbedrag van euro ligt. De ecologiepremie is een financiële tegemoetkoming aan ondernemingen die ecologieinvesteringen realiseren in het Vlaamse Gewest. Onder ecologie-investeringen worden milieuinvesteringen en investeringen op energiegebied verstaan. De bedoeling is om bedrijven er toe aan te zetten hun productieproces milieuvriendelijker en energiezuiniger te organiseren.

10 -134- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari 2008 Met de ecologiepremie neemt de Vlaamse overheid een gedeelte van de extra kost die een dergelijke investering met zich brengt, en die op korte termijn een concurrentieel nadeel oplevert, voor haar rekening. De ecologiesteunverlening verloopt via een oproep met wedstrijdformule. Via de maatregel BEA (Budget voor Economisch Advies) kunnen kleine en middelgrote ondernemingen een financiële tegemoetkoming krijgen voor de aankoop van ondernemerschapsbevorderende diensten ten behoeve van hun vestigingen in het Vlaamse Gewest. Elke onderneming beschikt hiervoor via over een ondernemerschapsportefeuille die uit de volgende pijlers bestaat: opleiding, advies, kennis en mentorschap voor talentvolle ondernemers. De tegemoetkoming bedraagt 35% van de in aanmerking komende kosten met een maximum van euro per pijler én euro voor alle pijlers samen. Een ondernemerschapsportefeuille heeft een duurtijd van twee kalenderjaren. Na deze periode kan een nieuwe portefeuille worden geopend. BIJLAGE Ondernemend leren en leren ondernemen Pleidooi voor meer ondernemerschap in het onderwijs Bijlage(n):