Project MER. Hervergunning en uitbreiding productie caprolactam en polyamide. LANXESS nv - vestiging Lillo PR2126

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Project MER. Hervergunning en uitbreiding productie caprolactam en polyamide. LANXESS nv - vestiging Lillo PR2126"

Transcriptie

1 Project MER Hervergunning en uitbreiding productie caprolactam en polyamide LANXESS nv - vestiging Lillo PR2126 LANXESS NV SCHELDELAAN 420 HAVEN 507 B-2040 ANTWERPEN UITGAVE : 07/2015 REF. : ESM KVH MER LANXESS DEFMER REV. : DEFMER EV Sertius CVBA Environmental & Safety Services Kantoor Gent Deinsesteenweg 114 B-9031 Drongen (Gent)

2 - 1 - INLEIDING LANXESS nv (Lillo) baat te Lillo diverse chemische installaties uit. De huidige milieuvergunning voor de activiteiten verstrijkt op 2 augustus Daar LANXESS nv (Lillo) zijn activiteiten te Lillo wenst verder te zetten na deze datum en haar activiteiten wenst uit te breiden, zal het bedrijf dan ook een milieuvergunningsaanvraag in dienen. Onderhavig milieueffectenrapport heeft dan ook tot doel om de mogelijke milieuimpact van de hervergunning en de geplande uitbreiding in kaart te brengen. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Het m.e.r.-proces is een juridisch-administratieve procedure waarbij vooraleer een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te beslissen of een bepaald project zal toegelaten of vergund worden en onder welke voorwaarden. Het milieueffectrapport maakt deel uit van de aanvraag tot hernieuwing en uitbreiding van de milieuvergunning die zal ingediend worden bij de Deputatie van de provincie Antwerpen. Het decreet betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (B.S. 13 februari 2003) voorziet in een MER-procedure opgebouwd uit verschillende stappen: - Opstellen van een kennisgeving door een team van deskundigen. De kennisgeving omvat naast een beschrijving van het project en de relevante randvoorwaarden, een voorstel inzake te onderzoeken disciplines en samenstelling van een team van deskundigen en per discipline een beschrijving van de methodologie die in het MER zal gehanteerd worden bij de inhoudelijke uitwerking van de disciplines. De kennisgeving is een openbaar document dat ter inzage wordt gelegd aan het publiek. De kennisgeving voor onderhavig project werd op 14/10/2014 volledig verklaard door de Dienst Mer. - De opmaak van richtlijnen door de Dienst MER op basis van opmerkingen geformuleerd naar aanleiding van de terinzagelegging en de adviezen van de bevoegde instanties. De richtlijnen voor onderhavig project-mer werden op 21/01/2015 betekend aan de initiatiefnemer. - Opmaak een ontwerp-mer dat voorgelegd wordt voor advies aan de bevoegde instanties. De ontwerpteksbespreking vond plaats op 15/07/ Opmaak van een finaal MER, rekening houdend met de opmerkingen van de bevoegde instanties, dat dient goedgekeurd te worden door de bevoegde overheid, de Dienst MER. Het finaal MER wordt een publiek document na goed- of afkeuring. Het goedgekeurd project-mer maakt tevens deel uit van de vergunningsaanvraag.

3 - 2 - Initiatiefnemer: LANXESS nv KBO-nummer VE-nummer Adres: Gedelegeerd bestuurder Scheldelaan 420, Haven 507, 2040 Antwerpen L. Varigas Tel.: +32 (3) Contactpersoon: Kris Devoldere, Procesingenieur HPM OPS INT kris.devoldere@lanxess.com Regine Keymeulen, Milieucoördinator regine.keymeulen@lanxess.com

4 - 3 - E X T E R N E D E S K U N D I G E N MER-coördinatie (discipline bodem) Katrien Van Haecke Sertius cvba Deinsesteenweg Drongen katrien.vanhaecke@sertius.be ref. erkenningsbesluit: MER/EDA/643/V2 einddatum erkenning: onbepaalde duur Discipline lucht (luchtverontreiniging) Discipline geluid Johan Versieren Milieubureau Joveco Kriesberg 29b 3121 Holsbeek joveco@scarlet.be ref. erkenningsbesluit: MER/EDA/059 einddatum erkenning: onbepaalde duur Discipline water (oppervlaktewater) Guy Putzeys dba-plan Poststraat 1 b Diepenbeek guy.putzeys@dba-plan.be ref. erkenningsbesluit: MER/EDA/393/V-3 einddatum erkenning: onbepaalde duur Discipline geluid Rilke Raes Sertius cvba Deinsesteenweg Drongen rilke.raes@sertius.be ref. erkenningsbesluit: MER/EDA-777 einddatum erkenning: onbepaalde duur Sven Loridan dba-plan Poststraat 1 b Diepenbeek sven.loridan@dba-plan.be ref. erkenningsbesluit: AMV/ERK/MER/EDA-798 einddatum erkenning: onbepaalde duur

5 - 4 - Discipline fauna en flora Discipline mens Mia Janssen Milieustudies M. Janssen Kastanjelaan Oud-Heverlee miajanssen@skynet.be ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA-372/V-5 einddatum erkenning: onbepaalde duur Ulrik Van Soom Mensura Italiëlei Antwerpen Ulrik.Vansoom@mensura.be ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA-351 einddatum erkenning: onbepaalde duur De disciplines Bodem en grondwater, Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden behandeld door de MER-coördinator.

6 - 5 - I N T E R N E D E S K U N D I G E N De volgende personen verleenden hun medewerking bij de opmaak van voorliggend project-mer: Kris Devoldere, Procesingenieur HPM OPSINT voor LANXESS nv (Lillo) Regine Keymeulen, Milieucoördinator voor LANXESS nv

7 INHOUDSTAFEL INHOUD I ALGEMEEN 1. L AN XESS NV... I.1 2. B E K N O P T E B E S C H R I J V I N G V A N H E T P R O J E C T... I.3 3. V E R A N T W O O R D I N G V A N H E T P R O J E C T... I.4 4. E V A L U A T I E ME R - P L I C H T V A N H E T P R O J E CT... I.4 5. V E R D E R E B E S L U I T V O R M I N G S P R O C E S... I.5 II RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING 1. A L G E M E N E S I T U E R I N G... I I.1 2. T O E G A N G S W E G E N... I I Via de weg... II Via het spo o r... II Via waterwegen... II.2 3. ( R U I M E R E ) O M G E V I N G... I I Gebieden m et woo nfunctie vo lgens bestemmingsplan... II Bedrijven... II.2 III ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN IV BESCHRIJVING VAN HET PROJECT 1. O P B O U W V A N D E S I T E... I V.1 2. B E S C H R I J V I N G V A N D E H U I D I G E A C T I V I T E I T E N E N I N S T A L L A T I E S... I V Inleiding... IV Zwavelzuurbedrijf... IV Verbranding tot zwaveldioxide... IV Omzetting naar zwaveltrioxide... IV Absorptie van zwaveltrioxide... IV Geplande situatie... IV Hydraminebedr ijf... IV Oxidatie van ammoniak... IV Absorptie van nitrosegassen... IV De hydraminesynthese... IV De ammoniakkoelkringloop... IV De ammoniakverdunning... IV Geplande situatie... IV Anonbedrijf... IV De cyclohexaanoxidatie... IV Anoloninstallatie... IV Geplande situatie... IV Caprolactam bedrijf... IV Hydrolyse... IV.14

8 INHOUDSTAFEL Oximering... IV Oxime-terugwinning... IV Omlegging... IV Tolueenextractie... IV Recuperatie van de stabilisator... IV Tolueendestillatie... IV Caprolactamdestillatie... IV Caprolactamkristallisatie... IV Caprolactamafvulling... IV Warmteafvoer... IV Geplande situatie... IV Ammo nium sulfaatinstallatie... IV Geplande situtatie... IV Polyam idebedrijf... IV Polymerisatie... IV Granulering... IV Extractie... IV Droging... IV Indamping... IV Silering... IV Tankpark polyamidebedrijf... IV Geplande situatie... IV Hoofdtankenpark Zuid... IV Gewijzigde referentiesituatie... IV Stoom pro ductie - stoo kinstallaties... IV P R O D U C T I E C I J F E R S... I V W A T E R H U I S H O U D I N G... I V Algemeen... IV Waterverbruik... IV Bedrijfsafvalwater... IV Algemeen... IV Herkomst... IV Afvoer en behandeling... IV Karakteristieken... IV Huishoudelijk afvalwater... IV Lozingskarakteristieken R I S I C O - A C T I V I T E I T E N M. B. T. B O D E M - E N G R O N D W A T E R V E R O N T R E I N I G I N G... I V L U C H T E M I S S I E S... I V Emissiebronnen... IV Hydramine-installatie... IV Zwavelzuurbedrijf... IV Ammoniumsulfaat-installatie... IV Cyclohexanon-installatie... IV Caprolactam-installatie... IV Polyamide-installatie... IV Stookinstallaties... IV Op- en overslag in het hoofdtankenpark Zuid en in tanks bij de productie... IV.42

9 INHOUDSTAFEL Te beschouwen param eters... IV G E L U I D S E M I S S I E S... I V E N E R G I E... I V T R A N S P O R T... I V A F V A L S T O F F E N... I V T E W E R K S T E L L I N G, I N V E S T E R I N G E N G E B R U I K T E M A T E R I A L E N... I V.45 V BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIE EN GEPLANDE SITUATIE VI BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN VII INGREEP-EFFECT ANALYSE VIII EFFECTVOORSPELLING EN BEOORDELING 1. O P P E R V L A K T E W A T E R... V I II Inleidend gedeelte... VIII Te onderscheiden stappen bij de uitwerking van de discipline... VIII Toetsingswaarden... VIII Gehanteerd beoordelingskader... VIII Afbakening en beschrijving ontvangend oppervlaktewater... VIII Algemene beschrijving en afleiding debiet Zeeschelde IV... VIII Beschrijving huidige kwaliteit Zeeschelde IV... VIII FYSICOCHEMISCHE KWALITEIT... VIII ECOLOGISCHE KWALITEIT... VIII BESLUIT HUIDIGE KWALITEIT ZEESCHELDE IV... VIII Analyse referentiesituatie... VIII Gehanteerde gegevens... VIII Jaargemiddelde/structurele impact lozing bedrijfsafvalwater in de referentiesituatie (2013) VIII METHODIEK... VIII BEREKENING STRUCTURELE IMPACT LOZING BEDRIJFSAFVALWATER IN DE REFERENTIESITUATIE... VIII Tijdelijke/worstcase impact lozing bedrijfsafvalwater in de referentiesituatie (2013) VIII METHODIEK... VIII BEREKENING TIJDELIJKE/WORSTCASE IMPACT LOZING BEDRIJFSAFVALWATER IN DE REFERENTIESITUATIE... VIII Thermische impact lozing afval- en koelwater in de referentiesituatie (2013)... VIII METHODIEK... VIII BEREKENING EN EVALUATIE THERMISCHE IMPACT... VIII Analyse huidige vergunde situatie... VIII Jaargemiddelde/structurele impact lozing bedrijfsafvalwater in de huidige vergunde situatie VIII Tijdelijke/worstcase impact lozing bedrijfsafvalwater in de huidige vergunde situatie VIII METHODIEK... VIII BEREKENING TIJDELIJKE/WORSTCASE IMPACT LOZING BEDRIJFSAFVALWATER IN DE HUIDIGE VERGUNDE SITUATIE... VIII Thermische impact lozing bedrijfsafvalwater in de huidige vergunde situatie... VIII.29

10 INHOUDSTAFEL Analyse geplande situatie: scenario 1, scenario 2... VIII Impact van de wijzigingen op de karakteristieken van het bedrijfsafvalwater... VIII Jaargemiddelde/structurele impact lozing bedrijfsafvalwater LANXESS nv (Lillo) in de geplande situatie... VIII Tijdelijke/worstcase impact lozing bedrijfsafvalwater LANXESS nv (Lillo) in de geplande situatie... VIII METHODIEK... VIII BEREKENING TIJDELIJKE/WORSTCASE IMPACT LOZING BEDRIJFSAFVALWATER LANXESS NV (LILLO) OP DE ZEESCHELDE IN DE GEPLANDE SITUATIE... VIII Thermische impact lozing afval- en koelwater in de geplande situatie... VIII METHODIEK... VIII BEREKENING EN EVALUATIE THERMISCHE IMPACT... VIII Samenvatting im pactberekeningen + bespreking relevante param eters VIII Samenvattende tabel relevante impacten... VIII Samenvatting no rmen geplande situatie... VIII Waterbesparende en impactbeperkende maatregelen... VIII Milderende maatregelen... VIII L U C H T... V I II Afbakening van het studiegebied en reikwijdte... VIII Geografische afbakening... VIII Inhoudelijke afbakening... VIII Onderzoeksmetho dolo gie... VIII Vastleggen van de te hanteren luchtkwaliteitsdoelstellingen... VIII Beschrijving studiegebied... VIII Lozingen in de referentiesituatie... VIII Lozingen in de geplande situatie... VIII Effectvoorspelling en beoordeling... VIII Beoordelingskader... VIII Milderende maatregelen... VIII Actuele kwaliteit van het studiegebied... VIII Referentiesituatie... VIII Emissies... VIII Impact op luchtkwaliteit... VIII IMPACT VIII IMPACT GEWIJZIGDE REFERENTIESITUATIE (= VERGUNDE SITUATIE)... VIII Geplande situatie... VIII Emissies... VIII Impact op luchtkwaliteit... VIII SCENARIO 1... VIII SCENARIO 2... VIII Beoo rdeling em issieniveaus versus reductie doelstellingen... VIII Milderende maatregelen... VIII Verbeteren dispersie... VIII Onderzoek reductie N 2O... VIII Weerhouden reductiemaatregel... VIII Besluit m.b.t. onderzoek milderende maatregelen... VIII.85

11 INHOUDSTAFEL Monito ring... VIII G E L U I D... V I II Metho dolo gie... VIII Technische begrippen... VIII Algemene begrippen... VIII Meetparameters... VIII Gebruikte meetapparatuur... VIII Toetsingskader (wettelijk en wetenschappelijk) en beo ordelingskader VIII Vlarem II... VIII Significantiekader... VIII Afbakening en beschrijving van het studiegebied... VIII Afbakening studiegebied... VIII Huidig akoestisch klimaat studiegebied... VIII IMMISSIEMETINGEN EN MEETSITUATIE GELUID... VIII RESULTATEN CONTINUE IMMISSIEMETING... VIII BEOORDELINGSPUNTEN EN TOEPASBARE RICHTWAARDEN VOOR HET SPECIFIEKE GELUID... VIII Geluidsemissie LANXESS nv (Lillo)... VIII AANPAK... VIII GELUIDSVERMOGENNIVEAU LANXESS NV (LILLO)... VIII Effectvoo rspelling... VIII Methodiek... VIII Resultaten van de overdrachtsberekeningen conform ISO VIII AANLEGFASE... VIII EFFECT HUIDIGE SITUATIE (= GEWIJZIGDE REFERENTIESITUATIE) EN GEPLANDE SITUATIE SCENARIO 1... VIII EFFECT GEPLANDE SITUATIE SCENARIO 2... VIII Bijdrage transport... VIII HUIDIG SITUATIE (= GEWIJZIGDE REFERENTIESITUATIE) EN GEPLANDE SITUATIE (SCENARIO 1)... VIII GEPLANDE SITUATIE (SCENARIO 2)... VIII Effectbeoo rdeling... VIII Huidige situatie (= gewijzigde referentiesituatie) en geplande situatie (scenario 1) VIII GELUIDSBRONNEN TE BESCHOUWEN ALS BESTAANDE INRICHTING... VIII GELUIDSBRONNEN TE BESCHOUWEN ALS NIEUWE INRICHTING... VIII Geplande situatie (scenario 2)... VIII GELUIDSBRONNEN TE BESCHOUWEN ALS BESTAANDE INRICHTING... VIII GELUIDSBRONNEN TE BESCHOUWEN ALS NIEUWE INRICHTING... VIII Milderende maatregelen... VIII M E N S... V I II Afbakening en beschrijving van het studiegebied... VIII Gezondheidsrisico analyse... VIII Identificatie van de relevante wijzigingen in het milieu... VIII SCHEIKUNDIGE AGENTIA... VIII FYSISCHE AGENTIA... VIII BIOLOGISCHE AGENTIA: LEGIONELLABESTRIJDING... VIII Beschrijving van het studiegebied en van de populatie... VIII GEBIEDEN MET WOONFUNCTIE... VIII TERREINEN MET KWETSBARE LOCATIES... VIII COMMUNICATIE MET OVERHEID / OMWONENDEN / GEHINDERDEN... VIII Identificatie van relevante gezondheidseffecten in de bestudeerde populatie. VIII STIKSTOFDIOXIDEN (NO 2)... VIII.126

12 INHOUDSTAFEL SO 2... VIII BENZEEN... VIII TOLUEEN... VIII CYCLOHEXAAN... VIII GELUID EN TRILLINGEN... VIII Conclusie gezondheidsevaluatie... VIII Mobiliteitsanalyse... VIII Bereikbaarheidsprofiel (huidige en toekomstige situatie)... VIII HUIDIGE BEREIKBAARHEID VAN DE SITE... VIII CAPACITEIT EN INTENSITEIT VAN DE GESELECTEERDE WEGEN... VIII Mobiliteitsprofiel... VIII VERKEERSGENERATIE WERKNEMERS... VIII VERKEERSGENERATIE VRACHTVERKEER... VIII IMPACT VAN DE TRANPORTEN VAN LANXESS NV (LILLO) OP HET WEGVERKEER... VIII Milderende m aatregelen... VIII F A U N A E N F L O R A... V I II Afbakening van het studiegebied en reikwijdte... VIII Onderzoeksmetho dolo gie... VIII Methodiek beschrijving referentiesituatie... VIII Methodiek effectvoorspelling en beoordeling... VIII Milderende maatregelen... VIII Beschrijving van de referentiesituatie... VIII Beschrijving belangrijkste gebieden rond LANXESS nv (Lillo)... VIII Effectvoo rspelling en beoo rdeling... VIII Verzurende depositie... VIII ALGEMEEN... VIII EFFECTEN IN DE REFERENTIESITUATIE... VIII EFFECTEN IN DE GEPLANDE SITUATIE (SCENARIO 2)... VIII Vermestende depositie... VIII ALGEMEEN... VIII EFFECTEN IN DE REFERENTIESITUATIE... VIII EFFECTEN IN DE GEPLANDE SITUATIE (SCENARIO 2)... VIII Effecten door rustverstoring... VIII ALGEMEEN... VIII EFFECTEN IN DE REFERENTIESITUATIE... VIII EFFECTEN IN DE GEPLANDE SITUATIE (SCENARIO 2)... VIII Effecten door wijziging waterkwaliteit... VIII EFFECTEN IN DE REFERENTIESITUATIE... VIII EFFECTEN IN DE GEPLANDE SITUATIE... VIII Samenvatting effecten en globale beoordeling... VIII.159

13 INHOUDSTAFEL Toetsing natuurdecreet, soo rtenbesluit en soortenbescherm ings - programm a Haven Antwerpen... VIII B O D E M E N G R O N D W A T E R... V I II L A N D S C H A P, B O U W K U N D I G E R F G O E D E N A R C H E O L O G I E... V I II.162 IX GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN 1. O P P E R V L A K T E W A T E R... I X.1 2. L U C H T... I X.1 3. G E L U I D... I X.1 4. M E N S... I X.1 5. F A U N A E N F L O R A... I X.1 X LEEMTEN IN DE KENNIS 1. O P P E R V L A K T E W A T E R... X.1 2. L U C H T... X.1 3. G E L U I D... X.1 4. M E N S... X.1 5. F A U N A E N F L O R A... X.1 XI POSTMONITORING EN -EVALUATIE XII INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE 1. E M I S S I E S N A A R W A T E R... X II Afbakening en reikwijdte van het o nderzo ek... XII Effectbeoo rdeling... XII Milderende maatregelen... XII.1 2. E M I S S I E S N A A R L U C H T... X II Afbakening en reikwijdte van het o nderzo ek... XII Effectbeoo rdeling... XII Impact gewijzigde referentiesituatie (= vergunde situatie)... XII Impact geplande situatie... XII.3

14 INHOUDSTAFEL Milderende maatregelen... XII.3 3. G E L U I D S E M I S S I E S... X II Afbakening en reikwijdte van het o nderzo ek... XII Effectbeoo rdeling... XII Milderende maatregelen... XII.5 4. M E N S... X II Afbakening en reikwijdte van het o nderzo ek... XII Effectbeoo rdeling... XII Milderende maatregelen... XII.6 5. F A U N A E N F L O R A... X II Afbakening en reikwijdte van het o nderzo ek... XII Effectbeoo rdeling... XII Milderende maatregelen... XII.8 6. E L E M E N T E N T E N B E H O E V E V A N D E W A T E R T O E T S... X II.8 XIII NIET TECHNISCHE SAMENVATTING

15 INHOUDSTAFEL LIJST VAN BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage W1 Bijlage W2 Bijlage W3 Bijlage W4 Bijlage L1 Bijlage L2 Bijlage L3 Bijlage L4 Bijlage L5 Bijlage L6 Bijlage L7 Bijlage L8 Bijlage G1 Bijlage G2 Overzicht van de verleende milieuvergunningen/meldingen en de milieurelevante bijzondere voorwaarden Motivatie opsplitsing bestaande nieuwe installaties Overzicht uitgevoerde bodemonderzoeken BBT-toetsing Meetresultaten VMM Karakterisatiefiche Zeeschelde IV Uittreksel uit studie van Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen: Samenvatting waterhuishouding Rechter oever, 2012 Toelichting koelwater Juridisch en beleidsmatig kader lucht en geur gebruik bij impactevaluatie Luchtkwaliteit in het studiegebied Overzicht emissiebronnen en berekende emissies Voorstelling impactberekeningen op topografische kaarten Impact schouwhoogte wastoren hydramine eenheid Overzicht resultaten depositie berekeningen Overzicht maatregelen ter beperking van de emissies vanuit opslagtanks Gegevens N 2O emissies Meetresultaten geluid Geluidscontouren huidige situatie Bijlage G3 Geluidscontouren geplande situatie (scenario 2) Bijlage M1 Bijlage F1 Klachtenregister Passende beoordeling LIJST VAN FIGUREN Hierna wordt een overzicht gegeven van de figuren die in dit document vervat zijn. Figuren aangeduid met vindt men terug op het einde van dit document. Deel I - Deel II Figuur II.1 Gewestplan Figuur II.2 Topografische kaart

16 INHOUDSTAFEL Figuur II.3 Overstromingsgevoelige gebieden (2011) Figuur II.4 Orthofotoplan/stratenplan Figuur II.5 Biologische waarderingskaart Figuur II.6 Habitat- en vogelrichtlijngebieden Figuur II.7 VEN-gebieden nabij projectgebied Deel III - Deel IV Figuur IV.1 Plattegrond LANXESS nv (Lillo) Figuur IV.2 Stroomschema Cyclohexaanoxidatie Figuur IV.3 Stroomschema Anoloninstallatie Figuur IV.4 Schema waterbalans Deel V - Deel VI - Deel VII - Deel VIII Oppervlaktewater Figuur VIII.1.1 Meetpunten VMM Figuur VIII.1.2 Figuur VIII.1.3 Figuur VIII.1.4 Sulfaat/chloride en boor/chlorideverhoudingen i.f.v. chloridenconcentratie op meetpunt stroomafwaarts en stroomopwaarts lozingspunt LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde Verloop Prati-indices meetpunt VMM op Zeeschelde stroomopwaarts (links) en stroomafwaarts (rechts) lozingspunt LANXESS nv (Lillo). Verband tussen temperatuur geloosd afvalwater en ontvangend oppervlaktewater (Schelde) Figuur VIII.1.5 Verband temperatuur koelwater en ontvangend oppervlaktewater (Kanaaldok B1) Lucht Figuur VIII.2.1 Figuur VIII.2.2 Figuur VIII.2.3 Figuur VIII.2.4 Ligging studiegebied en gehanteerde beoordelingspunten mbt bewoning (wi), natura 2000 gebieden (Ni) en meetposten luchtkwaliteit (Mi) voorgesteld op topografische kaart Effectenladder voor neutrale geuren in functie van de geurgevoeligheid van het toetsingsobject/-gebied (bron LNE, RLB lucht, 2012) Jaargemiddelde NO2 impact emissies 2013, in µg/m³ P99,79 NO2 impact in onmiddellijke omgeving van het bedrijf door de NOx emissie wastoren hydramine eenheid na realisatie van 85% emissiereductie, op basis van worst case berekening (outputfiguur IFDM)

17 INHOUDSTAFEL Figuur VIII.2.5 Verhouding P99,79 impact NO2 voor scenario 1 tussen toegepaste modelkarakteristieken en aanpassing modelkarakteristieken voor wastoren (schouwhoogte 50m en afgastemperatuur van 90 C) Geluid Figuur VIII.3.1 Figuur VIII.3.2 Figuur VIII.3.3 Figuur VIII.3.4 Figuur VIII.3.5 Figuur VIII.3.6 Figuur VIII.3.7 Figuur VIII.3.8 Beslissingstabel voor bestaande inrichtingen Beslissingstabel voor het bepalen van de toegelaten waarden Gewestplan met aanduiding LANXESS nv (Lillo) en meetpunt geluid Gewestplan projectgebied LANXESS nv (Lillo) + beoordelingspunten geluid Geluidscontouren op het terrein van LANXESS nv (Lillo) sector zuid op basis van rastermetingen anno 2015 Geluidscontouren op het terrein van LANXESS nv (Lillo) biologie + energie midden op basis van rastermetingen anno 2015 Overdrachtsberekening conform ISO 9613 huidige situatie Overdrachtsberekening conform ISO 9613 geplande situatie Mens - Fauna en Flora Figuur VIII.5.1 Detail BWK-kaart ter hoogte van LANXESS nv (Lillo) Deel IX - Deel X - Deel XI - Deel XII - LIJST VAN TABELLEN Hierna wordt een overzicht gegeven van de tabellen die in dit document vervat zijn. Tabellen aangeduid met vindt men terug op het einde van dit document. Deel I Tabel I.1 Tabel I.2 Tabel I.3 Overzicht historische ontwikkelingen van de inrichting De opsplitsing1 bestaande - nieuwe bronnen Overzicht van uitgevoerde milieu-studies Deel II 1 Opsplitsing voor wat betreft discipline geluid en trillingen

18 INHOUDSTAFEL Tabel II.1 Buurbedrijven van LANXESS nv (Lillo) Deel III - Deel IV Tabel IV.1 Tabel IV.2 Tabel IV.3 Tabel IV.4 Algemene situering van de blokvelden binnen de inrichting Overzicht Hoofdtankpark Zuid Overzicht stookinstallaties voor de productie van stoom in de referentiesituatie Overzicht stookinstallaties voor de productie van stoom in de geplande situatie Tabel IV.5 Productiehoeveelheid in Tabel IV.6 Verbruiken per waterbron voor referentiejaar 2013 Tabel IV.7 Tabel IV.8 Tabel IV.9 Tabel IV.10 Overzicht van de hoeveelheid geloosd afvalwater in de referentiesituatie, vergunde situatie en geplande situatie (scenario s 1 en 2) per productie-eenheid en per afvalwatertype Samenstelling gezuiverd afvalwater (mg/l) gemiddelden, 90-percentielwaarden en maxima van referentiejaar 2013 Overzicht van de actuele Vlarebo-rubrieken Overzicht van de relevante emissiepunten en polluenten Tabel IV.11 Overzicht van de energieverbruik 2013 Tabel IV.12 Overzicht goederentransporten 2013 Tabel IV.13 Overzicht afgevoerde hoeveelheden afvalstromen ( ) Deel V Tabel V.1 Overzicht van de productiecapaciteiten in de verschillende scenario s Deel VI - Deel VII Tabel VII.1 Samenvattende ingreep-effect matrix Deel VIII Oppervlaktewater Tabel VIII.1.1 Vergelijking met de geldende milieukwaliteitsnormen voor de algemene verontreinigende parameters van de meetwaarden van VMM (2013) van de kwaliteit van de Zeeschelde t.h.v. meetpunten stroomopwaarts en stroomafwaarts het lozingspunt van LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv. Tabel VIII.1.2 Tabel VIII.1.3 Tabel VIII.1.4 Tabel VIII.1.5 Vergelijking met de geldende milieukwaliteitsnormen voor de relevante gevaarlijke stoffen van de meetwaarden van VMM (2013) van de kwaliteit van de Zeeschelde stroomopwaarts en stroomafwaarts het lozingspunt van LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv. Klasse-indeling van de Prati-index. Prati-indices op VMM-meetpunten voor en na lozingspunt LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv. Bepaling gemiddelde structurele impact van de lozing van het bedrijfsafvalwater van

19 INHOUDSTAFEL LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in de referentiesituatie voor de niet-gevaarlijke stoffen. Tabel VIII.1.6 Tabel VIII.1.7 Tabel VIII.1.8 Tabel VIII.1.9 Tabel VIII.1.10 Tabel VIII.1.11 Tabel VIII.1.12 Tabel VIII.1.13 Tabel VIII.1.14 Tabel VIII.1.15 Tabel VIII.1.16 Bepaling gemiddelde structurele impact van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in de referentiesituatie voor de niet-gevaarlijke stoffen. Bepaling worstcase impact voor niet-gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in de referentiesituatie. Bepaling worstcase impact voor gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in de referentiesituatie. Berekening temperatuurseffect lozing afvalwater en koelwater in de referentiesituatie Bepaling worstcase-impact voor niet-gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) op de Zeeschelde o.b.v. de huidige lozingsnormen Bepaling worstcase-impact voor gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) op de Zeeschelde o.b.v. de huidige lozingsnormen Bepaling verwacht gemiddeld debiet voor structurele impactberekening in de geplande situatie Bepaling gemiddelde structurele impact van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in de geplande situatie voor de niet-gevaarlijke stoffen. Bepaling gemiddelde structurele impact van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in de geplande situatie voor de niet-gevaarlijke stoffen. Bepaling worstcase impact voor niet-gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in de geplande situatie. Bepaling worstcase impact voor gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in de geplande situatie. Tabel VIII.1.17 Temperatuurseffect lozing bedrijfsafvalwater en koelwater op ontvangend oppervlaktewater in de geplande situatie. Tabel VIII.1.18 Tabel VIII.1.19 Tabel VIII.1.20 Samenvatting impactberekeningen referentiesituatie en geplande situatie. Overzicht huidige lozingsnormen en aangevraagde lozingsnormen voor gezamenlijke lozing bedrijfsafvalwater LANXESS nv (Lillo) Bayer Antwerpen nv Relevante aspecten m.b.t. water uit de BREF-toetsing en de maatregelen die LANXESS nv (Lillo) uitvoert om hieraan te voldoen Lucht Tabel VIII.2.1 Tabel VIII.2.2 Tabel VIII.2.3 Beoordelingskader N-depositie in habitat gebieden zoals vastgelegd in een beslissing van de Vlaamse Regering van 23 april 2014 Toetsingskader voor geur, waarden uitgedrukt in equivalente geureenheden/m³ als 98P waarde (equivalente geureenheden zoals afgeleid uit geurdrempelwaarde) Link tussen vereist onderzoek naar milderende maatregelen en impactbeoordeling op

20 INHOUDSTAFEL basis van jaargemiddelde impact op luchtkwaliteit zoals gehanteerd in RLB-lucht Tabel VIII.2.4 Emissieniveaus berekend voor 2013, voor de referentiesituatie en de gewijzigde referentiesituatie (exclusief emissies broeikasgassen) Tabel VIII.2.5 Aandeel berekende impactbijdrage van de emissies 2013 van LANXESS nv (Lillo) in % t.o.v. de meetwaarden 2013 Tabel VIII.2.6 Tabel VIII.2.7 Tabel VIII.2.8 Tabel VIII.2.9 Tabel VIII.2.10 Tabel VIII.2.11 Tabel VIII.2.12 Berekende impactbijdrage van emissies 2013 van LANXESS nv (Lillo) t.h.v. de verschillende beoordelingspunten, en relatieve impactbijdrage t.o.v. de luchtkwaliteitsdoelstelling Verhouding van de emissies van de verschillende polluenten t.o.v. 60% van de NOx emissies Impact berekend t.h.v. een aantal beoordelingspunten in de vergunde situatie Relatief verschil berekend t.o.v. de beoordelingscriteria, tussen de vergunde situatie en de situatie 2013 Emissieniveaus berekend voor 2013, de referentiesituatie, de vergunde situatie (=gewijzigde referentiesituatie) en de geplande situatie (exclusief emissies broeikasgassen) Impact berekend t.h.v. een aantal beoordelingspunten in de geplande situatie (volledige invulling van de capaciteit bij scenario 2) en de relatieve impactbijdrage berekend t.o.v. de luchtkwaliteitsdoelstellingen Relatief verschil berekend t.o.v. de beoordelingscriteria, tussen de geplande situatie (scenario 2) en de gewijzigde referentiesituatie (=vergunde situatie) Tabel VIII.2.13 Overzicht jaarvrachten in vergelijking met de NEC 2010 en Göteborg 2020 emissiereductie doelstellingen Tabel VIII.2.14 Tabel VIII.2.15 Tabel VIII.2.16 Tabel VIII.2.17 Tabel VIII.2.18 Tabel VIII.2.19 Overzicht emissies broeikasgassen Invloed van potentiële NOx emissiereductie van de wastoren hydramine op de NO2 impact in de omgeving (op basis van worst case berekening), uitgedrukt in µg/m³ Berekende NO2 impactreductie in geplande situatie scenario 2, met 85% NOx emissiereductie op de wastoren Overzicht jaarvrachten NOx en N2O bij verschillende scenario s NO2 impact in gepland scenario 1 met emissie van 2 kg NOx/ton caprolactam, en verschil t.o.v. de referentie situatie Relatieve NO2 impact in % berekend t.o.v. grenswaarde, in gepland scenario 1 met emissie van 2 kg NOx/ton caprolactam Tabel VIII.2.20 Overzicht NOx emissies en reductie percentages in functie van de verwijderingsefficiëntie van de RTO/SCR op de afgassen van de wastoren Geluid Tabel VIII.3.1 Tabel VIII.3.2 Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht Richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen Tabel VIII.3.3 Significantiekader discipline geluid (definitieve versie dd. 2011) Tabel VIII.3.4 Tabel VIII.3.5 Overzicht immissiemeetpunten geluid Milieukwaliteitsnorm / richtwaarden en grenswaarden voor mpt gelegen rond LANXESS nv (Lillo) conform de ligging volgens het gewestplan

21 INHOUDSTAFEL Tabel VIII.3.6 Tabel VIII.3.7 Richt- en grenswaarden fluctuerend geluid voor mpt gelegen rond LANXESS nv (Lillo) conform de ligging volgens het gewestplan Meteocondities meetcampagne geluid Tabel VIII.3.8 Meetresultaten immissiemeting mpt 1 Tabel VIII.3.9 Tabel VIII.3.10 Tabel VIII.3.11 Tabel VIII.3.12 Tabel VIII.3.13 Tabel VIII.3.14 Tabel VIII.3.15 Tabel VIII.3.16 Tabel VIII.3.17 Tabel VIII.3.18 Tabel VIII.3.19 Tabel VIII.3.20 Richt- en grenswaarden voor het continue specifieke geluid in open lucht voor de geselecteerde beoordelingspunten volgens bijlage bij Vlarem II Voorbeeld van berekening geluidsvermogenniveau Anonbedrijf Overzicht geluidsvermogenniveaus o.b.v. rastermetingen / EMOLA-methode Geluidsvermogenniveaus van in te zetten materieel Afstand van bron tot de respectievelijke geluidscontour tijdens werkzaamheden aanlegfase (zonder afscherming) Geluiddrukniveaus van verschillende methodes Amplitudes in functie van de afstand tot het impactpunt Toetsing van het berekende specifieke geluidsniveau van LANXESS nv (Lillo) aan de richt / grenswaarden voor de huidige situatie Toetsing van het berekende specifieke geluidsniveau van LANXESS nv (Lillo) aan de richt / grenswaarden voor de geplande situatie Berekend LAeq,1h veroorzaakt door vrachtwagens gerelateerd aan LANXESS nv (Lillo) in de huidige vergunde situatie Berekend LAeq,1h veroorzaakt door vrachtwagens gerelateerd aan LANXESS nv (Lillo) in de geplande situatie (= scenario 2) BP 2 Ranking bijdrage bestaande geluidsbronnen Mens Tabel VIII.4.1 Tabel VIII.4.2 Toetsing van de relevante luchtemissies aan de selectiecriteria voor discipline mens Verband tussen Lnight (buiten) en waargenomen gezondheidseffecten Fauna en Flora Tabel VIII.5.1 Tabel VIII.5.2 Tabel VIII.5.3 Natura 2000 gebieden in het studiegebied rond LANXESS nv (Lillo) VEN-gebieden in het studiegebied rond LANXESS nv (Lillo) Streefwaarden voor verzurende depositie volgens Vlarem II Tabel VIII.5.4 Beleidsdoelstellingen volgens MINA-plan 3 Tabel VIII.5.5 Tabel VIII.5.6 Tabel VIII.5.7 Tabel VIII.5.8 Tabel VIII.5.9 Tabel VIII.5.10 Tabel VIII.5.11 Kritische last verzuring (zuurequivalenten/ha/jaar) per habitattype en ecosysteem Significantiekader (gebieden buiten het Natura 2000 netwerk) Significantiekader NOx voor de overgangsperiode Bijdrage verzurende depositie en toetsing aan de kritische last, voor de referentietoestand, geplande toestand en na mildering Streefwaarden voor vermestende depositie volgens Vlarem II Kritische last vermesting (kg N/ha.jaar) Significantiekader vermesting (enkel voor gebieden buiten de habitatrichtlijngebieden) Tabel VIII.5.12 Significantiekader vermesting door NOx voor de overgangsperiode (voor

22 INHOUDSTAFEL habitatrichtlijngebieden) Tabel VIII.5.13 Bijdrage vermestende depositie en toetsing aan de kritische depositiewaarde vermesting in de referentietoestand, geplande toestand en na mildering Deel IX - Deel X - Deel XI - Deel XII -

23 TERMINOLOGIE VERKLARENDE WOORDENLIJST Terminologie verklarende woordenlijst AC-oplossing AC-toren AOX AWW BBO BBT BKG-inrichting BPA BPA-brandstof BREF BS BSI BWK BZV CAR Vlaanderen CPL CZV DABM db(a) diffuse emissie DOV eko EOX fugitieve emissies ammoniumcarbonaatoplossing ammoniumcarbonaattoren adsorbeerbare gehalogeneerde koolwaterstoffen Antwerpse Waterwerken (Waterlink) beschrijvend bodemonderzoek Beste Beschikbare Technieken BroeiKasGas-inrichting, zijnde een vergunningsplichtige inrichting die als zodanig is aangeduid door de Vlaamse Regering bijzonder plan van aanleg Residuele brandstof gevormd tijdens de productie van Makrolon bij Bayer Antwerpen nv BBT referentiedocument Belgisch Staatsblad Bayer-Shell Isocyanates biologische waarderingskaart biochemisch zuurstofverbruik, maat voor biologisch afbreekbare organische verontreiniging software pakket ontwikkeld door het Vlaamse Gewest om de luchtverontreiniging ingevolge verkeer te begroten caprolactam chemisch zuurstofverbruik, maat voor organische verontreiniging Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Eenheid waarin het geluidsdrukniveau van een geluid wordt uitgedrukt, met correctie voor de subjectieve gehoorgewaarwording bij de mens volgens de A-curve niet geleide emissie, andere dan fugitieve (lek-) emissies databank ondergrond Vlaanderen directe warmtewisselaar (economiser) extraheerbare gehalogeneerde koolwaterstoffen alle emissies die niet via een daarvoor ontworpen route in de omgevingslucht terechtkomen. Het betreft hier emissies die plaats vindt via lekken t.h.v. installaties; vooral via afdichtingen zoals flenzen, pompen, ; deze worden ook lekemissies genoemd en maken deel uit van de niet geleide emissies geleide emissie is een emissie waarvoor welbepaalde fysische kenmerken bestaan (ligging, hoogte, diameter) en een in een principe meetbare volume stroom ha HO-brandstof HTP IC IFDM jato hectare ( m²) residuele brandstof gevormd tijdens de productie van anolon bij LANXESS nv (Lillo) Hoofdtankenpark indelingscriterium gevaarlijke stoffen Immissie Frequentie Distributie Model ton per jaar

24 TERMINOLOGIE VERKLARENDE WOORDENLIJST K.B. koninklijk besluit KA-olie mengsel van cyclohexanol en cyclohexanon (of anolon 90/10) kpa kwh LA95 1h LTD m.e.r. mbar MER mhoo MKN MLTD MTE MWe MWh MWth NEC NH3 niet geleide emissie NOx NPOC OBO OVAM OVR P98 Pa pae PAK's PAS percentiel PJ kilopascal, éénheid van druk (= 1000 Pa) kilowatt uur, een eenheid van elektrische energie het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende 95% van een tijdsinterval van 1 uur wordt overschreden lange termijn doeltstelling milieueffectrapportage millibar, éénheid van druk milieueffectrapport met het oog op milieukwaliteitsnorm middellange termijn doelstellingen milieutechnische eenheid megawatt elektrisch, een eenheid van elektrisch vermogen megawatt uur, een eenheid van energie megawatt thermisch, een eenheid van warmtevermogen National Emission Ceilings (Nationale Emissie Plafonds) ammoniak elke emissie die minstens één van de kenmerken van een geleide emissie mist stikstofoxiden Niet purgeerbare organische koolstof oriënterend bodemonderzoek Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest Omgevingsveiligheidsrapport 98-percentiel, dit zijn de waarden waaronder 98% van de (meet)waarden gelegen zijn Pascal, eenheid van druk personenauto equivalent polycyclische aromatische koolwaterstoffen zijnde organische stoffen opgebouwd uit twee of meer aromatische ringen Programmatische Aanpak Stikstofdepositie aanduiding, bij evaluatie van meetwaarden, met welke frequentie een bepaalde waarde overschreden wordt; een specifieke 98P waarde wordt bvb. op jaarbasis gedurende 2 % van de tijd overschreden petajoule (= joule) PM10 fijne stofdeeltjes met diameter kleiner dan 10 µm PM2,5 fijne stofdeeltjes met diameter kleiner dan 2,5 µm

25 TERMINOLOGIE VERKLARENDE WOORDENLIJST PNEC Predicted No Effect Concentration, waarde die aangeeft bij welke concentratie in een bepaald compartiment er geen effecten optreden voor mens, plant of dier Q1-4 1ste-4de kwartaal RIE RLB RSV RTO RUP SBZ-H SBZ-V SNCR SCR VEN VEN-gebied Vl. Reg. VMM VOS Richtlijn Industriële Emissies (2010/75/EU) Richtlijnenboek Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Regenerative thermal oxidizer (regeneratieve thermische oxidator) Ruimtelijk UitvoeringsPlan, legt de stedenbouwkundige bestemming vast (cfr. de gewestplannen) speciale beschermingszone voor natuurbehoud vastgelegd onder uitvoering van de Habitatrichtlijn speciale beschermingszone voor natuurbehoud vastgelegd onder uitvoering van de Vogelrichtlijn Selective No Catalytic Reduction (Selectieve niet-katalytische reductie) Selective Catalytic Reduction (Selectieve Katalytische Reductie) Vlaams Ecologisch Netwerk gebied dat opgenomen is in het Vlaams Ecologisch Netwerk Vlaamse Regering Vlaamse Milieumaatschappij vluchtige organische stoffen WGO (WHO) wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organisation ) WKK WZI warmtekrachtkoppeling waterzuiveringsinstallatie

26 I. ALGEMEEN I ALGEMEEN

27 I. ALGEMEEN p. I.1 1. LANXESS NV LANXESS nv heeft twee vestigingen, nl. deze te Lillo en Kallo. Er zijn drie productie-entiteiten: De Business Line Caprolactam bevindt zich binnen de vestiging te Lillo en omvat een aantal productiebedrijven, nl. Anon, Caprolactam, Anorganisch Zuid (met daaronder Zwavelzuur, Hydramine, HTP-Zuid, Ammoniumsulfaat), Polyamide (vanaf derde kwartaal 2014) en een afdeling Energie. De afdeling Energie opereert a.h.w. tussen de verschillende productieafdelingen. Ze is o.a. verantwoordelijk voor de buizenbruggen, de energiecentrales en de verdeling van energieën. Glasvezel (HPM OPS INT) bevindt zich binnen de vestiging te Kallo en omvat het glasvezelbedrijf. Rubber Chemicals (AXX) bevindt zich binnen de vestiging te Kallo en omvat een aantal bedrijven, waar vulcanisatieversnellers en anti-oxidantia worden geproduceerd en een afdeling energie. Het project, nl. de hervergunning en uitbreiding van de productiecapaciteit, dat binnen het kader van dit MER wordt voorgesteld, betreft enkel de vestiging te Lillo van LANXESS NV met de activiteiten van Caprolactam (HPM OPS INT), telkens verder aangeduid als LANXESS nv (Lillo). ADM INISTRATIEVE VOOR G ESCHIE DE NI S Bayer Antwerpen nv werd opgericht als een dochtermaatschappij van het Duitse Bayer AG met zetel te Leverkusen. In 1961 werd het ca. 180 ha grote industrieterrein op de rechter Scheldeoever aangekocht. In 1965 werd de bouw gestart van de eerste productie-installaties en in 1967 werd het caprolactambedrijf en haar nevenbedrijven als eerste opgestart. De vestiging werd in de loop der jaren stelselmatig uitgebreid. In 2004 werd Bayer Antwerpen nv opgesplitst in Bayer Antwerpen N.V. en LANXESS nv. Door deze opsplitsing werden wat betreft de vestiging te Lillo de installaties verbonden aan de productie van caprolactam, de waterzuivering en de energiebedrijven eigendom van LANXESS nv (Lillo). De historische ontwikkelingen van de inrichting worden weergegeven in tabel I.1. Tabel I.1 Jaar Overzicht historische ontwikkelingen van de inrichting Historische ontwikkeling 1967 Opstart van het caprolactambedrijf en van de daaraan verbonden nevenbedrijven, van het zwavelzuurbedrijf en van het ammoniumsulfaatbedrijf. Ammoniumsulfaat is een nevenproduct van de caprolactamproductie Opstart van het Dorix bedrijf. Dorix is een synthetische vezel op basis van caprolactam Oprichting van Bayer-Shell Isocyanates (BSI) voor de productie van isocyanaten voor de polyurethaanindustrie. De fabriek werd opgestart in Opstart van de titaandioxideproductie Opstart van het polyetherbedrijf. Tevens aankoop van een 200 ha groot industrieterrein op de linker Scheldeoever. Hier bevindt zich heden de technische bedrijfseenheid te Kallo (LO) van LANXESS nv 1977 Opstart van het anilinebedrijf en de reformer

28 I. ALGEMEEN p. I.2 Jaar Historische ontwikkeling 1979 Opstart van het nitrobenzeenbedrijf 1989 Opstart van het Makrolonbedrijf 1991 Opstart van het dihydroxidifenylpropaan-bedrijf (DDP-bedrijf) 1998 Overdracht van het titaandioxidebedrijf aan Kerr-McGee 1999 Stopzetting productie Dorix 2001 Stopzetting productie titaandioxide (Kerr-McGee) 2003 Stopzetting productie BSI 2004 Opsplitsing van Bayer Antwerpen N.V. in Bayer Antwerpen N.V. en LANXESS nv 2014 Opstart polyamidebedrijf MILIEUVERGU NNI NGEN De huidige milieuvergunning van LANXESS nv (Lillo) dateert van 6/06/1996 en is geldig voor een termijn van 20 jaar eindigend op 2/08/2016. De basisvergunning werd verleend aan Bayer Antwerpen NV. Deze basisvergunning werd in de loop der jaren meermaals geactualiseerd. De opsplitsing van de vergunning in twee aparte vergunningen, één op naam van Bayer Antwerpen NV en één op naam van LANXESS nv, gebeurde met het besluit dd. 10/03/2005. Bijlage 1 geeft een overzicht van de vigerende vergunningen en mededelingen. BIJZO NDERE VOORWAAR D E N De milieurelevante bijzondere voorwaarden opgelegd aan LANXESS nv (Lillo) worden opgelijst in bijlage 1.O P L I J ST I NG BEST AA ND - NIEUW In tabel I.2 wordt de opsplitsing weergegeven van de nieuwe en de bestaande installaties. In de discipline geluid zal de deskundige zich hierop baseren om de toetsing en effectbeoordeling uit te voeren. Tabel I.2 De opsplitsing 2 bestaande - nieuwe bronnen Bedrijf/installatie Zwavelzuurbedrijf Hydraminebedrijf (oxidatie ammoniak, hoofd-en nevenabsorpties, AC-toren, kuipen, wastoren en koelkringen) Hydraminebedrijf (DeNOx en productie 30% ammoniakwateroplossing) Cyclohexaanoxidatie en anonbedrijf Caprolactambedrijf Ammoniumsulfaatbedrijf Bestaand/nieuw Bestaand Bestaand Nieuw Bestaand Bestaand Bestaand 2 Opsplitsing voor wat betreft discipline geluid en trillingen

29 I. ALGEMEEN p. I.3 Bedrijf/installatie Polyamidebedrijf Krachtcentrale Midden (Ketel 1) Krachtcentrale Midden (Ketel 6 en 7) Energie Zuid Koeltorens Energie Zuid (ketel 3 en 4) Biologie Stoomketels (gebouw 3201) Ontspanstation 35 bar->20 bar en 20 bar->6 bar (gebouw 3201) Stoomturbine 35 bar->20 bar en 35 bar->6 bar met generator (gebouw 3209) Bestaand/nieuw Nieuw Bestaand Nieuw Bestaand Bestaand Nieuw Bestaand Nieuw (2 extra beluchtingsbekkens) Nieuw Nieuw Nieuw 2. BEKNOPTE BE SCH RIJVING VA N HE T PROJECT Zoals hoger gesteld verstrijkt de milieuvergunning van LANXESS nv (Lillo) op 2/08/2016. Het bedrijf wenst na deze datum haar activiteiten in Antwerpen verder te zetten en daarvoor een nieuwe milieuvergunning te verkrijgen. Tevens wenst LANXESS nv (Lillo) de productiecapaciteiten van een aantal deelbedrijven te verhogen. Gezien dit in verschillende stappen zal gebeuren, zal de geplande uitbreiding in dit MER in twee scenario s beschouwd worden. In Scenario 1 wenst het bedrijf - de productiecapaciteit voor caprolactam van ton/jaar te behouden, - de productiecapaciteit voor ammoniumsulfaat te verhogen van ton/jaar tot ton/jaar, - de productiecapaciteit voor polyamide te verhogen van ton/jaar tot ton/jaar en - een vergunning voor de lozing van gezuiverd bedrijfsafvalwater te bekomen.. In Scenario 2 wenst het bedrijf - de productiecapaciteit voor caprolactam te verhogen van ton/jaar tot ton/jaar, - de productiecapaciteit voor cyclohexanon te verhogen van ton/jaar tot ton/jaar, - de productiecapaciteit voor ammoniumsulfaat te verhogen van ton/jaar tot ton/jaar, - de productiecapaciteit voor polyamide te verhogen van ton/jaar tot ton/jaar en - een vergunning voor de lozing van gezuiverd bedrijfs-afvalwater te bekomen. In de kennisgeving was ook opgenomen dat in de geplande scenario s de bouw en de exploitatie van een ammoniakterminal mee zou bekenen worden. Intussen werd reeds een vergunning toegekend

30 I. ALGEMEEN p. I.4 voor deze terminal (dd. 18/06/2015). De mogelijke impacten van deze terminal worden alsnog als optie mee bekeken voor beide uitbreidingsscenario s. De hervergunning van de huidige activiteiten van LANXESS nv (Lillo) en de geplande uitbreiding vormt dan ook het project in de zin van art , 1,5 van titel IV van het DABM. Een meer gedetailleerde projectbeschrijving is opgenomen in deel IV. 3. VERANTW OORDING VA N HE T PROJECT De LANXESS groep is een wereldspeler in het domein van engineering plastics op basis van polyamide. De site van LANXESS nv (Lillo) is de enige productie-eenheid van caprolactam (grondstof voor polyamide-6) binnen de LANXESS groep. Vandaar dat LANXESS nv (Lillo) in de toekomst zeker verder caprolactam wil blijven produceren op deze site.de capaciteitsverhogingen in scenario 1 (beperkte uitbreiding van ammoniumsulfaat en polyamide) reflecteren de reële productiecapaciteit van de bestaande eenheden en zijn in het geval van ammoniumsulfaat ook noodzakelijk om de vergunde caprolactamcapaciteit van ton te kunnen realiseren. Uitbreidingsscenario 2 is op dit ogenblik, in een oververzadigde Europese caprolactammarkt, niet relevant, maar kan over enkele jaren wel realistisch worden. De gevraagde capaciteitsverhogingen voor cyclohexanon, ammoniumsulfaat en polyamide volgen de capaciteitsverhoging voor caprolactam. Voor de overige tussenproducten (hydramine, 30% ammoniakwater, oleum) volstaat de momenteel vergunde capaciteit om ton caprolactam te kunnen produceren. De ammoniakterminal zou de toegang tot de internationale ammoniakmarkt openen voor LANXESS nv (Lillo), dat momenteel voor ammoniak afhankelijk is van één enkele leverancier. 4. EVALU ATIE MER- PLIC HT VAN HET PROJE CT De activiteiten van LANXESS nv (Lillo) vallen onder het toepassingsgebied van categorie 6) van bijlage I van het m.e.r.-besluit 3 : Geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van: o organische basischemicaliën; o anorganische basischemicaliën; o fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen) De opslagactiviteiten van LANXESS nv (Lillo) vallen onder het toepassingsbeid van categorie 6 c) van bijlage II van het m.e.r.-besluit: Opslagruimten voor aardolie, petrochemische en chemische producten met een opslagcapaciteit van ton tot ton De stookinstallaties van LANXESS nv (Lillo) vallen onder het toepassingsgebied van categorie 3 a) van bijlage II van het m.e.r.-besluit: Industriële installaties voor de productie van elektriciteit, stoom of warm water met uitzondering van kernenergiecentrales, met een warmtevermogen van 100 tot 300 MWth 3 Besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 houdende de vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S. 17/05/2005)

31 I. ALGEMEEN p. I.5 In het m.e.r.-besluit is voorzien dat voor projecten die opgenomen zijn in bijlage II, er een gemotiveerde aanvraag tot ontheffing van de m.e.r.-plicht kan ingediend worden. Evenwel wordt er afgezien van het indienen van een dergelijk verzoek tot ontheffing. 5. VERDERE BE SLUITV ORMINGSPROCES Het goedgekeurde MER zal deel uitmaken van een aanvraag tot hernieuwing van de milieuvergunning. Voor het voorgenomen project is geen stedenbouwkundige vergunning vereist.

32 II. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING II RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING

33 II. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING p. II.1 1. ALGEMENE SITUE RING LANXESS nv (Lillo) is gelegen in Antwerpen, op de percelen kadastraal gekend als Afdeling 16, Sectie F, perceelnummers 234b2, 234d2, 234e2, 234g2, 234h2, 241e2, 241f2, 241g2, 241n2, 241r2, 241z. SITUERI NG VOLGE NS BE S T EMMI NGSPL ANNE N De bestemming ter hoogte van het bedrijfsterrein wordt bepaald door het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening Zeehavengebied Antwerpen zoals vastgesteld door de Vlaamse regering op 30 april Globaal betreft de bestemming van de hier betrokken bedrijventerreinen gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. De belangrijkste wijziging in vergelijking met de gewestplanbestemming is het vervangen van het gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen ter hoogte van de Boudewijnsluis en de Van Cauwelaertsluis ten zuiden LANXESS nv (Lillo) door een gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur (dat nu ook paars is ingekleurd (zie figuur II.1 )). SITUERI NG OP TOPO GR AFISCHE KAART De site van LANXESS nv (Lillo) te Lillo is gelegen langs de Scheldelaan. Op figuur II.2 is de ligging van weergegeven op de topografische kaart. SITUERI NG T.O.V. OVER ST ROMI NG SGEBIEDE N LANXESS nv (Lillo) is gelegen aan de rand van het Scheldebekken en ligt volgens de watertoetskaarten niet in mogelijk overstromingsgevoelig gebied (van nature overstroombaar gebied). Voor de situering van deze overstromingsgevoelige gebieden wordt verwezen naar figuur II.3. SITUERI NG T.O.V. WATER WINGEBIEDE N Er zijn geen beschermingszones voor grondwaterwinningen gelegen in de omgeving van LANXESS nv (Lillo). Het dichtste beschermingsgebied voor waterwinning is gelegen op meer dan 10 km ten noordoosten van het projectgebied. AFST ANDE N T.O.V. GEWE ST-/LANDSGRE NS De meest nabijgelegen gewestgrens ten opzichte van de site van LANXESS nv (Lillo) langs de Scheldelaan is de grens met Nederland. Het Nederlands grondgebied situeert zich in vogelvlucht op ca. 7,5 km in noordelijke richting en ca. 9 km in noordwestelijke richting van de inrichting. 2. TOEGANGSWE GEN 2.1 V I A D E W E G De inrichting is gesitueerd langs de Scheldelaan op de rechter Scheldeoever. De meest nabijgelegen hoofdweg betreft de Antwerpse Ring R2 (tussen N49/A11 en A12), die zich in noordelijke en westelijke richting uitstrekt op een afstand van minimaal 2,3 km van de inrichting. De wegeninfrastructuur in de omgeving van de inrichting wordt weergegeven op figuur II V I A H E T S P O O R In de omgeving (binnen een straal van 3,8 km) van de inrichting worden geen hoofdspoorwegen voor personenvervoer aangetroffen. Langs de westzijde van het terrein bevindt zich een spoorlijn, welke

34 II. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING p. II.2 buiten het bedrijfsterrein aansluiting geeft op het Infrabel-spoornet. Het goederentransport op dit traject is vooral bestemd voor de diverse petrochemische bedrijven in de omgeving. 2.3 V I A W A T E R W E G E N LANXESS nv (Lillo) grenst in oostelijke richting aan het Kanaaldok B1 waar vooral doorgaand scheepsverkeer plaatsvindt. Het Kanaaldok B1 is toegankelijk vanuit de Schelde via het complex van de Van Cauwelaert- en de Boudewijnsluis op een afstand van ca. 750 meter ten zuiden van de site (figuur II.4 ). Grote zeeschepen, die de havendokken aandoen, komen via het complex van de Zandvliet- en de Berendrechtsluis, gelegen op een afstand van ca. 6,7 km ten noorden van de inrichting t.h.v. de gelijknamige bruggen. Figuur II.4 situeert de oppervlaktewateren (Zeeschelde en kanaaldokken) in de omgeving van de inrichting. 3. (RU IME RE) OMGEV ING 3.1 G E B I E D E N M E T W O O N F U N C T I E V O L G E N S B E S T E M M I N G S P L A N Als gebied met woonfunctie worden enerzijds gebieden bedoeld die op het gewestplan of ruimtelijke uitvoeringsplannen, worden aangegeven als woonzone, en anderzijds groepen van minimum vijf bestaande woningen (wooneenheden) in gebieden andere dan woongebied volgens de gewestplannen. Hierbij valt op te merken dat individuele of wijd verspreide woningen, zoals bijvoorbeeld geïsoleerd gelegen landbouwwoningen en conciërgewoningen hierin niet vervat zijn. Het meest nabije woongebied, m.n. binnen het industriegebied van de Antwerpse haven, is de kleine woonkern van Lillo ten noordwesten van LANXESS nv (Lillo) op een afstand van ca. 3,2 km. 3.2 B E D R I J V E N In de onmiddellijke omgeving van LANXESS nv (Lillo) te Lillo zijn verschillende bedrijven gevestigd. In tabel II.1 wordt een oplijsting gegeven van de buurbedrijven van de inrichting. De ligging van de bedrijven wordt getoond op figuur II.1. Tabel II.1 Buurbedrijven van LANXESS nv (Lillo) Bedrijf Activiteit Ligging t.o.v. LANXESS nv (Lillo) Afstand tot terreingrens LANXESS nv (Lillo) [m] Bayer Antwerpen nv Productie van diverse chemicaliën N, W aangrenzend Vopak Chemical Terminals Belgium (terminal VTA) Op- en overslag van diverse vloeibare chemicaliën Fabricom GTI Leverancier technische diensten / mechanische werkplaats Z W aangrenzend aangrenzend Peeters Verf- en straalwerken W aangrenzend Antwerp Supply Welding Verhuur/verkoop van en adviesverlening m.b.t. lasapparatuur, generatoren en compressoren W 50 Intertek Testing Controlelaboratoria ZW 100

35 II. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING p. II.3 Bedrijf Activiteit Ligging t.o.v. LANXESS nv (Lillo) Services Caleb Brett (ITS) Afstand tot terreingrens LANXESS nv (Lillo) [m] In de nabijheid van de Boudewijnsluis d.i. ten zuiden van LANXESS nv (Lillo) situeert zich INDUSS, een producent van proceswater voor o.m. bedrijven aan de Scheldelaan. Aan de overzijde van de Scheldelaan werd door het Havenbedrijf een concessie verleend aan Hydro Cleaning International (HCl), met als activiteit industriële reiniging. De vergunningsaanvragen zijn in voorbereiding. 3.3 Biologisc h w aardevolle gebieden Het dichtstbijgelegen gebied gekarteerd in de biologische waarderingskaart 4 omvat de spoorwegberm die grenst aan LANXESS nv (Lillo) en is aangeduid als biologisch waardevol. De Scheldeoever is aangeduid als biologisch zeer waardevol. Tussen beide bevindt zich een biologisch waardevol gebied en een gebied aangeduid als een complex van biologisch minder waardevol. Het grootste deel van het bedrijfsterrein is bebouwd of verhard. De biologische waarde van de nog onbebouwde zones op de site LANXESS nv (Lillo) is zeer beperkt. Er komen volgens de BWK-kaart (versie 2014) geen biologisch waardevolle percelen meer voor op de site LANXESS nv (Lillo). In een straal van meer dan 1 km liggen her en der kleine eilandjes van biologisch waardevolle gebieden verspreid rondom het bedrijfsterrein (zie figuur II.5 ). 3.4 Natura 2000 en natuurgebieden De Schelde ter hoogte van het studiegebied is ingedeeld als natuurgebied en maakt deel uit van het habitatrichtlijngebied Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent. Ten westen van de inrichting, aan de overzijde van de Schelde, strekt zich het vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de Benedenschelde uit op een minimale afstand van 0,75 km van de inrichting. In noordoostelijke richting, op ca. 1 km, is het vogelrichtlijngebied De Kuifeend en de Blokkersdijk gelegen. Figuur II.6 toont de ligging van de vogel- en habitatrichtlijngebieden in de omgeving van de inrichting. 3.5 VEN-gebieden (GEN en GENO -gebieden) Beide Scheldeoevers, ten westen van LANXESS nv (Lillo) zijn aangeduid als VEN-gebied, nl. Slikken en schorren langsheen de Schelde. In noordoostelijke richting, op ca. 1 km, ligt het VEN-gebied De Kuifeend. Figuur II.7 toont de ligging van deze VEN-gebieden in de omgeving van de inrichting. 3.6 Natuurgebieden volgens gewestplan Delen van de Scheldeoever zijn op het gewestplan (zie figuur II.1 ) aangeduid als natuurgebied. Het Vogelrichtlijngebied De Kuifeend is tevens aangeduid als natuurgebied op het gewestplan. 4 Bron: biologische waarderingskaart versie 2

36 II. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING p. II Landschapsatlas De twee dichtstbijzijnde ankerplaatsen bevinden zich op meer dan 2,5 km afstand ten noordwesten en ten noordoosten van LANXESS nv (Lillo). 3.8 Besc hermingen onroerend erfgoed Er zijn geen beschermde dorpsgezichten binnen een straal van 5 km in de omgeving van LANXESS nv (Lillo).

37 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN III ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN

38 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.1 R U I M T E L I J K O R D E NINGSR E C H T Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie Gewestplan De gewestplannen leggen de bestemmingen van de gronden in Vlaanderen vast. Ja Volgens het gewestplan is het projectgebied gelegen in een industriezone, meer bepaald in het Antwerpse havengebied. Vlaamse codex ruimtelijke ordening (in voege sedert 1/9/2009) De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is een coördinatie van het vroegere decreet ruimtelijke ordening. In deze codex en bijhorende uitvoeringsbesluiten is o.a. bepaald voor welke activiteiten een stedenbouwkundige vergunning dient aangevraagd te worden. ja Het project betreft een hervergunning met beperkte uitbreiding van de productiecapaciteit. Hiervoor is geen stedenbouwkundige vergunning vereist. Voor de eventuele bouw van een ammoniakterminal is wel een stedenbouwkundige vergunning vereist. Stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, (5/07/2013) De verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden. Ja In kader van het project (hervergunning) worden er geen nieuwe verhardingen aangelegd. Voor de eventuele bouw van de ammoniakterminal worden wel bijkomende verhardingen aangelegd.

39 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.2 M I L I E U B E H E E RR E C H T Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie Decreet natuurbehoud (d.d. 21/10/1997 en latere wijzigingen) incl. bijhorende uitvoeringsbesluiten Het decreet vormt de basis voor de afbakening van VEN-gebieden en legt verbods- en gebodsbepalingen op voor handelingen in VEN-gebied, vogelrichtlijngebied en habitatrichtlijngebied alsmede de verplichting tot het uitvoeren van een habitattoets m.b.t. speciale beschermingszones. Ja Het projectgebied is niet gelegen in een VEN-gebied of een speciale beschermingszone. Het meest nabije VEN-gebied ( Slilkken en schorren langsheen de Schelde ) is gelegen aan de overkant van de Scheldelaan langs de Schelde Vogelrichtlijn (79/409/EEG met uitbreiding 85/411/EEG) De vogelrichtlijn heeft tot doel de instandhouding te bevorderen van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied. Hiertoe worden speciale beschermingszones afgebakend en maatregelen voor deze zones opgelegd. Ja Het projectgebied is niet gelegen in een Vogelrichtlijngebied. Het meest nabije Vogelrichtlijngebied (Schorren en polders van de Beneden-Schelde) ligt op < 1 km ten westen van het fabrieksterrein (overkant Schelde) Habitatrichtlijn (92/43/EEG) De habitatrichtlijn heeft tot doel om de biologische diversiteit te waarborgen door het in stand houden van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora. Hiertoe worden speciale beschermingszones afgebakend en maatregelen voor deze zones opgelegd. Ja Het projectgebied is niet gelegen in een Habitatrichtlijngebied. Het meest nabije Habitatrichtlijngebied (Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent) ligt op < 1 km ten westen van het fabrieksterrein (overkant Schelde) Soortenbesluit (dd. 15/05/2009 Het soortenbesluit regelt de bescherming van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, ongewervelde dieren, planten, korstmossen en zwammen. In uitvoering van het soortenbesluit kan de bevoegde minister of de Vlaamse regering voor specifieke soorten of gebieden een soortbeschermingsprogramma opmaken. Ja In het soortenbesluit is de slechtvalk opgenomen als een beschermde soort van categorie 2. Binnen het havengebied komen er 5 broedparen voor, waarvan 1 ter hoogte van LANXESS nv (Lillo). Alle slechtvalken broeden er in opgehangen nestkasten, verspreid over het havengebied. De soort jaagt binnen een gebied van 5 km.

40 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.3 Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie Onbevaarbare waterlopen Regelt ondermeer de bepalingen betreffende de buitengewone werken van verbetering of wijziging aan waterlopen. Neen Het project omvat geen werken of wijzigingen van een onbevaarbare waterloop. Decreet houdende de bescherming archeologisch patrimonium (30/06/1993 en latere wijzigingen) Regelt de bescherming, het behoud en de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium. Via dit decreet wordt o.m. de vondst-meldingsplicht en de zorgplicht van archeologische vondsten geregeld Neen Er zijn geen indicaties dat een archeologische waardevolle site zich t.h.v. of in de nabijheid van het projectgebied bevindt. Decreet tot bescherming van monumenten, stadsen/of dorpsgezichten (20/3/1976 en latere wijzigingen) en het decreet tot bescherming van landschappen (16/04/1996). Via dit decreet wordt de beschermingsplicht van monumenten, stads- en/of dorpsgezichten en landschappen geregeld. Neen Het project heeft geen directe impact op de eventueel beschermde monumenten, stad- en of dorpsgezichten en landschappen in de omgeving.

41 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.4 M I L I E U B E SCHERMING SREC HT Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie Bodemdecreet (27/10/06) en Vlarebo (14/12/2007) Via het bodemsaneringsdecreet en het Vlarebo worden kwaliteitsnormen voor bodem en grondwater vastgelegd, alsmede de regeling m.b.t. uitvoeren van onderzoeken en sanering van gronden. Hoofdstuk X van het Vlarebo stelt de regeling m.b.t. het hergebruik van uitgegraven bodem vast. Ja Op het terrein zijn verschillende inrichtingen aanwezig die beschouwd worden als risico-inrichting m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging. Een oriënterend bodemonderzoek is verplicht om de 10 jaar. Grondwaterdecreet (24/1/1984) Vaststellen principes inzake bescherming en beheer van grondwater. Neen Het dichtstbijzijnde waterwingebied ligt op meer dan 10 km afstand. Er is geen winning van grondwater in kader van dit project. Besluit m.b.t. het afleveren van een vergunning voor watervang (3/5/1991) Via dit besluit worden de procedures en regelingen m.b.t. het winnen van oppervlaktewater vastgelegd. Ja Er wordt dokwater uit het Kanaaldok B1 gecapteerd. Besluit Milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewateren, waterbodems en grondwater (21/5/2010) Dit besluit bepaalt de nieuwe milieukwaliteitsnormen, waaraan dient te worden voldaan inzake oppervlaktewater, waterbodems en grondwater. Ja LANXESS nv (Lillo) loost gezuiverd bedrijfsafvalwater in de Zeeschelde. In de referentiesituatie valt deze lozing onder de vergunning van Bayer Antwerpen NV. In de geplande situatie wordt LANXESS nv (Lillo) houder van de lozingsvergunning. Decreet integraal waterbeleid (18/7/2003) Via het decreet worden de doelstellingen en instrumenten m.b.t. integraal waterbeleid vastgelegd. Dit omvat o.m. het verplicht uitvoeren van een watertoets in het kader van de vergunningverlening. Ja Zie hoger.

42 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.5 Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie Milieuvergunningendecre et (28/6/1985) & VLAREM I (6/2/1991) Het decreet en VLAREM bepalen de inrichtingen waarvoor een milieuvergunning dient aangevraagd te worden en bepalen ook de procedures voor het aanvragen van een milieuvergunning. Ja Het project omvat diverse vergunningsplichtige activiteiten. VLAREM II (1/6/1995) Voorwaarden voor vergunningsplichtige inrichtingen. Ja Het project omvat diverse activiteiten die dienen te voldoen aan de voorwaarden van VLAREM II. Kaderrichtlijn Lucht - richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (P.B. 11/06/2008) De kaderrichtlijn lucht legt oa. kwaliteitsdoelstellingen op. Opm. Voor diverse parameters zijn de kwaliteitsdoelstellingen opgenomen in de richtlijn reeds opgenomen in VLAREM II. Ja Het project geeft aanleiding tot emissies van polluenten waarvoor in de richtlijn en VLAREM II kwaliteitsdoelstellingen zijn vastgelegd.

43 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.6 Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie Materialendecreet en Vlarema (van kracht 1 juni 2012) (vervangt het afvalstoffendecreet 1981 en Vlarea) Op 14 december 2011 werd het nieuwe materialendecreet goedgekeurd. Het implementeert de Europese kaderrichtlijn (EG) 2008/98 voor het beheer van afvalstoffen in Vlaanderen en verankert het duurzaam materialenbeheer. Het decreet veronderstelt dat een integrale kijk op de materiaalketen onontbeerlijk is om een blijvende oplossing te vinden voor het afvalvraagstuk. Het Materialendecreet gaat in op 1 juni Parallel aan het decreet, is er een nieuw uitvoeringsbesluit dat het VLAREA volledig vervangt. Het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA), is goedgekeurd op 17 februari 2012 en bevat meer gedetailleerde voorschriften over (bijzondere) afvalstoffen, grondstoffen, selectieve inzameling, vervoer, de registerplicht en de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Het materialendecreet en het VLAREMA zijn gelijktijdig inwerking getreden vanaf 1 juni 2012, mits enkele uitzonderingen of overgangsbepalingen. Ja Ten gevolge van de activtiteit van LANXESS nv (Lillo) ontstaan er afvalstoffen die extern worden verwerkt.

44 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.7 Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie Richtlijn industriële emissies (RIE) (2010/75/EU) (17 december 2010) De RIE is in werking getreden op 6 januari 2011 en moest door de lidstaten binnen de twee jaar in de nationale wetgeving omgezet worden (uiterlijk op 7 januari 2013). Met uitzondering van een aantal bepalingen voor welbepaalde bestaande installaties waarvoor de toepassing van de nationale omzettingsmaatregelen mag worden uitgesteld tot op een in de RIE bepaald tijdstip, moeten de nationale omzettingsmaatregelen worden toegepast vanaf 7 januari De RIE herziet en herschikt de volgende afzonderlijke richtlijnen tot één enkel juridisch instrument: de GPBV-richtlijn, de drie TiO 2-richtlijnen, de VOS/oplosmiddelenrichtlijn, de afvalverbrandingsrichtlijn, de GSI-richtlijn. Hierin wordt bepaald dat de conclusies uit BREF s een referentie vormen voor de vergunning van R.I.E.-inrichtingen. Ja Voor bepaalde installaties van LANXESS nv (Lillo) (stookinstallaties) worden in de RIE emissiegrenswaarden vastgelegd. Voor andere activiteiten van LANXESS nv (Lillo) zijn BREF documenten van toepassing. Besluit energieplanning (14/5/2004) Het besluit legt specifieke voorwaarden vast voor zogenaamde energie-intensieve inrichtingen (inrichtingen met een primair energieverbruik van meer dan 0,1 PJ/jaar). Een van de voorwaarden is de verplichting tot het opstellen van een energieplan of een energiestudie. Ja Het primaire energieverbruik van LANXESS nv (Lillo) is groter dan 0,5 PJ/jaar Besluit verhandelbare emissierechten (14/5/2004) Vaststellen van specifieke voorwaarden voor BKGinrichtingen en het vastleggen van een regeling m.b.t. het toekennen van emissierechten. Ja LANXESS nv (Lillo) is een BKG-inrichting.

45 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.8 G E W E ST E L I J K B E L E I D Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (2011) Korte inhoud Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst. Relevant? Neen Bespreking relevantie Er zijn geen directe maatregelen of beperkingen van toepassing op het project. De ontwikkelingsperspectieven van bedrijven en economische activiteiten buiten de bedrijventerreinen worden vooral bepaald door de aard en het karakter van het bedrijf zelf en nog meer door de ruimtelijke draagkracht van de omgeving. Omwille van de verantwoordelijkheid van de gemeente inzake verlening en/of advisering van de milieuvergunning, de kennis en inschatting van de plaatselijke toestand komt het de gemeente toe om ontwikkelingsperspectieven te formuleren voor bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen. Diverse thema s uit het Mina-plan zijn relevant voor het project. Minaplan 4 ( ) Legt de krachtlijnen vast van het Vlaamse milieubeleid naar de toekomst. Ja Protocol van Kyoto (1997) Protocol ter reductie van emissie broeikasgassen Ja LANXESS nv (Lillo) wordt beschouwd als een energieintensieve inrichting. Vlaams Ja Zie protocol van Kyoto Klimaatsbeleidsplan (VPK) 2de plan /3de plan ) Beleidsplan ter uitvoering van Kyoto-protocol. Het Vlaams klimaatbeleid na 2012 zal voortbouwen op het VKP met een derde Vlaams Klimaatbeleidsplan Hierin zullen twee afzonderlijke maar onderling goed afgestemde luiken aanwezig zijn: Het Vlaams mitigatieplan (VMP) en het Vlaams adaptatieplan (VAP)

46 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.9 Protocol van Göteborg / NEC-richtlijn 2001/81/EG (23/10/2001; pub. Nr /11/2001) NEC-reductieprogramma (2006) Vlaams stofplan (2005) Korte inhoud Protocol / richtlijn ter reductie van o.m. emissies VOS en NOx en legt per lidstaat emissieplafonds op die moeten gehaald worden in 2010 De Europese commissie heeft begin juli 2010 bekend gemaakt dat ze de herziening van de richtlijn nationale emissieplafonds van de Europese Unie uitstelt tot 2013, het jaar waarin ook de luchtkwaliteitsrichtlijn herzien zal worden. Naar verwachting zal dit beleid zorgen voor een verdere daling van de Europese uitstoot van verontreinigende componenten in de periode tot Beleidsplan ter beperking van de concentratie aan fijn stof Relevant? Ja Ja Bespreking relevantie De activiteiten van de LANXESS nv (Lillo) kunnen aanleiding geven tot relevante emissies van relevante polluenten in kader van dit protocol. Er zijn potentiële bronnen van (fijn) stof op de site. Actieplan fijn stof en NO 2 in Actie in uitvoering van het Vlaams stofplan Ja Er zijn bronnen van NO 2 en (fijn) stof op de site. de Antwerpse haven en de stad Antwerpen (november 2008) Actieplan fijn stof en NO 2 in Actie in uitvoering van het Vlaams stofplan Ja Er zijn bronnen van NO 2 en (fijn) stof op de site. de Antwerpse haven en de stad Antwerpen ( ) Visiedocument 'De weg Het visiedocument beschrijft de visie van het ja LANXESS nv (Lillo) heeft verschillende geurbronnen binnen het naar een duurzaam departement Leefmilieu, Natuur en Energie met bedrijf. De geurimpact wordt onderzocht volgens het geurbeleid' (sept. 2008) betrekking tot het geurbeleid. Het is het resultaat van heel wat beleidsvoorbereidend werk en intensief visiedocument. overleg op diverse niveaus en met diverse stakeholders. De aanbevelingen vermeld in het document omvatten de belangrijkste maatregelen die

47 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.10 Reductieprogramma gevaarlijke stoffen (2005) Besluit Vlaamse regering inzake milieukwaliteitsnormen (B.S. 21/05/2010) Waterbeleidsnota (8/04/2005) Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse haven (B.S 1 juni 2014) Korte inhoud op korte termijn (periode ) kunnen gerealiseerd worden. Zo worden o.m. beleidsopties naar voor geschoven m.b.t. het aanpassen van VLAREM II (o.a. het vastleggen van geurkwaliteitsnormen en emissiegrenswaarden m.b.t. geurstoffen). Het Reductieprogramma gevaarlijke stoffen kadert de diverse elementen van het beleid inzake lozing van gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater. De waterbeleidsnota legt de krachtlijnen vast van de visie van de Vlaamse Regering op het integraal waterbeleid in het Vlaamse Gewest. Dit is het eerste gebiedsgericht programma dat per ministrieel besluit op 23 mei 2014 werd goedgekeurd door de Vlaamse minister van Leefmilieu. Het ministerieel besluit trad op 1 juni 2014 in werking en geldt voor 5 jaar. Het is een bundeling van acties voor de ontwikkeling en de instandhouding van paraplusoorten en meelifters. Het Gemeentelijk Havenbedrijf van Antwerpen heeft zich in een onvereenkomst met de Vlaamse overheid geëngageerd om borg te staan voor de uitvoering van de acties. Relevant? Ja Ja Ja Bespreking relevantie Het bedrijf loost gezuiverd afvalwater in de Zeechelde. In de referentiesituatie valt deze lozing onder de vergunning van Bayer Antwerpen nv. In de geplande situatie wordt LANXESS nv (Lillo) houder van de lozingsvergunning. Het bedrijf loost gezuiverd afvalwater in de Zeechelde. In de referentiesituatie valt deze lozing onder de vergunning van Bayer Antwerpen nv. In de geplande situatie wordt LANXESS nv (Lillo) houder van de lozingsvergunning. Daar LANXESS nv (Lillo) in de Antwerpse haven gelegen is, moet zij rekening houden met de bepalingen in het programma.

48 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.11 P R O V I NCIAAL B E L E I D Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie Ruimtelijk structuurplan provincie Antwerpen (10/07/2001) en addendum (4/05/2011) Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie Antwerpen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst. Neen De haven wordt op rechteroever beperkt in haar uitbreidingscapaciteiten. De provincie vraagt daarom met nadruk dat de bestaande en toekomstige terreinen efficiënt worden benut. Verdichten, snel beschikbaar maken en hergebruiken van oude terreinen zijn prioriteiten. Door de oudere havendelen te benutten, kunnen de voortgaande verschuiving en verwijdering van de haven ten opzicht van de stad Antwerpen worden tegengegaan. Er zijn geen directe maatregelen of beperkingen van toepassing op het project. Provinciaal milieubeleidsplan Antwerpen ( ) Legt de krachtlijnen vast van het provinciaal milieubeleid naar de toekomst. Neen Er zijn geen concrete projecten in dit milieubeleidsplan die relevant zijn in kader van dit MER.

49 III. ONDERZOEKSSTURENDE RANDVOORWAARDEN p. III.12 G E M E E NT E L I J K B E L E I D Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Antwerpen (eind 2006) Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst. Neen Er zijn geen directe maatregelen of beperkingen van toepassing op het projectgebied. Beleidsnota Antwerpen, duurzame stad voor iedereen vanuit de focus energie en milieu Legt de krachtlijnen vast van het gemeentelijk milieubeleid naar de toekomst. Neen De beleidsnota focust op rationeel energieverbruik, mobiliteit, voorkomen van lucht- en geluidsemissies, uitbreiden groenoppervlakte, beperken van drinkwaterverbruik, materialen(her)gebruik, minimale ruimte-inname en voorkomen en saneren van bodemverontreiniging. Er zijn geen directe maatregelen van toepassing op het project Gemeentelijk mobiliteitsplan Antwerpen (2005) Op 4 april 2014 nam het college van burgemeester en schepenen van de stad Antwerpen kennis van het voorontwerp-mobiliteitsplan voor de stad. Het voorontwerp-mobiliteitsplan beoogt een verbreding en verdieping van het Mobiliteitsplan Antwerpen dat in februari 2005 werd vastgesteld. De kennisname van het college vormt de start voor de uitwerking van een ontwerp-mobiliteitsplan in de schoot van de Gemeentelijke Begeleidingscommissie. Neen Er zijn geen directe maatregelen van toepassing op het project

50 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT IV BESCHRIJVING VAN HET PROJECT

51 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.1 1. OPBOUW VAN DE SITE Op figuur IV.1 wordt een schematisch overzicht getoond van de activiteiten die binnen de inrichting plaatsvinden. Tevens wordt de samenhang tussen de verschillende installaties op het terrein enerzijds en externe toeleveranciers en afnemers anderzijds verduidelijkt. Deze samenhang wordt in meer detail besproken in de volgende paragrafen. De inrichting is ingedeeld in verschillende blokvelden bestemd voor de oprichting van productieinstallaties, opslagplaatsen, gebouwen, enz. Deze blokvelden worden onderling gescheiden door brede fabriekstraten waardoor ieder bedrijf minstens langs drie zijden bereikbaar is. Tussen de blokvelden, parallel met de fabriekstraten, lopen verschillende bovengrondse leidingsystemen waarlangs grondstoffen, producten en energieën getransporteerd worden. Tabel IV.1 bevat een overzicht van de blokvelden en installaties die zich binnen de inrichting bevinden. Op figuur IV.1 worden de in onderstaande tabel vermelde blokvelden gesitueerd. Tabel IV.1 Blokveld Z00-Z01 Z02 Z03 Z04 Z05 Z06 Algemene situering van de blokvelden binnen de inrichting Beschrijving Hoofdtankenpark Zuid Zwavelzuur 3 en caprolactamopslaghal Ammoniumsulfaatbedrijf en enkele opslaghouders behorende tot het anon- en caprolactambedrijf Opslagmagazijn, werkplaatsen en nutsvoorzieningen Polyamide Energie Zuid en tankenpark behorende tot het Hoofdtankenpark Zuid Z07 Zwavelzuur 2 Z08 Z09 Z10 Z11 Z14 H2O Hydramine Caprolactam Anon Energie Zuid (koeltorens, bluswaterpompen e.d. o.a. tbv. Anon) en Anonbedrijf (restgasreiniging, noodaflaat- en noodontspansysteem) Werkplaatsen, nutsvoorzieningen en bureaugebouwen Energie Zuid (opslag van water) Voor de discipline geluid en trillingen is er een verschillende effectbeoordeling voor nieuwe en bestaande bronnen. Een opsplitsing tussen bestaande bronnen (vergund vóór 1 jan. 1993) en nieuwe bronnen in het kader van m.e.r.-beoordeling aspect geluid is weergegeven in tabel I.2. In bijlage 2 wordt de opsplitsing bestaand-nieuw inzake geluid met een gedetailleerde motivatie per bedrijf opgenomen.

52 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.2 2. BESC H RIJVING VA N DE H UIDIGE A CTIVITEITEN E N INSTALLA TIE S 2.1 I N L E I D I N G Caprolactam is bij kamertemperatuur een vaste, witte stof. Na polymerisatie wordt het verwerkt tot granulaat of tot kunstvezel (polyamides), o.a. voor de textielindustrie. De aanmaak van caprolactam gebeurt in twee stappen. Door inwerking van een hydroxylaminediammoniumsulfonaatoplossing, aangeleverd door het hydraminebedrijf ( IV2.3), op cyclohexanon, dat aangemaakt wordt in het anonbedrijf ( IV2.4), wordt cyclohexanonoxime geproduceerd. Met behulp van oleum, dat geproduceerd wordt in het zwavelzuurbedrijf ( IV2.2), wordt het cyclohexanonoxime omgezet tot caprolactam. Grondstoffen, tussenproducten en afgewerkte producten worden tijdelijk opgeslagen in de bedrijfstankparken van de betroffen bedrijven en/of het hoofdtankpark Zuid ( IV2.8). Het caprolactambedrijf genereert een grote hoeveelheid in water opgelost ammoniumsulfaat. In het ammoniumsulfaatbedrijf ( IV2.6) wordt dit verwerkt tot ammoniumsulfaatzout dat extern verkocht wordt. Vanaf Q wordt een deel van het caprolactam op de site zelf gepolymeriseerd en omgezet tot polyamidegranulaat. In de hierna volgende procesbeschrijving wordt telkens meegegeven per bedrijf wat de huidige vergunde productiecapaciteit is (= gewijzigde referentiesituatie) en wat de geplande capaciteit is voor de verschillende scenario s. In hoofdstuk V.1 Geplande situatie worden deze capaciteiten nogmaals schematisch weergegeven. 2.2 Z W A V E L Z U U R B E D R I J F Zwavelzuur is een belangrijke hulpstof in de productie van Caprolactam. Een eerste stap bij de fabricatie van zwavelzuur bestaat uit de productie van zwaveldioxide door de verbranding van zwavel met lucht. Het verkregen zwaveldioxide wordt langs katalytische weg verder met lucht geoxideerd tot zwaveltrioxide dat op zijn beurt in verdund zwavelzuur geabsorbeerd wordt ter vorming van geconcentreerd zwavelzuur en oleum (rokend zwavelzuur). De exotherme reacties zijn: De verbranding: S vl + O 2 SO ,9 kcal/mol De omzetting: SO 2 + ½ O 2 SO kcal/mol De absorptie: SO 3 + H 2O H 2SO ,8 kcal/mol De verdunning: 100% H 2SO 4 + H 2O H 2SO 4verd+ 1,6 kcal/mol LANXESS nv (Lillo) te Lillo beschikt over 2 zwavelverbrandingsinstallaties. Van één eenheid (Zwavelzuur 2) wordt het gevormde SO 2 rechtstreeks naar de hydraminesynthese gestuurd, terwijl uit het SO 2 van de andere zwavelverbrandingsinstallatie (Zwavelzuur 3) zwavelzuur en oleum wordt geproduceerd. Bij het opstarten worden de installaties op temperatuur gebracht door middel van aardgas- of stookoliebranders.

53 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.3 Het geproduceerde oleum en zwavelzuur is hoofdzakelijk bestemd voor de productie van caprolactam. De zwavelzuureenheden (2 en 3) hebben een vergunde productiecapaciteit van ton/jaar (uitgedrukt als SO 3), waarvan maximum ton/jaar als zwavelzuur (H 2SO 4) Verbranding tot zwaveldioxide In de beide zwavelverbrandingsinstallaties wordt verbrandingslucht gedroogd in de drogertoren, een met vullichamen gevulde kolom waarover 96% zwavelzuur uit het droger buffervat gepompt wordt. Daarbij wordt waterdamp uit de lucht geabsorbeerd in geconcentreerd zwavelzuur. ZWAVELZUUR 2 De gedroogde lucht wordt aangezogen door een ventilator en naar de verbrandings-oven gestuurd. In de verbrandingsoven wordt vloeibare zwavel, die wordt verneveld met behulp van perslucht, met een kleine overmaat lucht verbrand tot SO 2. De hete afgassen van de verbrandingsoven (1300 C) worden in de afkoelketel gekoeld tot 500 C. In deze afkoelketel wordt natte stoom op 35 bar geproduceerd. De afgassen gaan vervolgens doorheen een oververhitter en een economiser (opwarmen van ketelvoedingswater). Na de economiser is de temperatuur van de gassen nog te hoog om te gebruiken in de hydraminesynthese (zie IV2.3.3). Daarom worden de gassen verder gekoeld in de SO 2-luchtkoeler en de SO 2-gaskoeltoren. De SO 2-luchtkoeler is een gas-gas warmtewisselaar waarin de afgassen met omgevingslucht tot onder 180 C worden gekoeld. In de SO 2-gaskoeltoren worden de afgassen met dokwater verder gekoeld tot onder 50 C. In de SO 2-gaskoeltoren worden de afgassen ook gewassen met verdund zwavelzuur om sporen van SO 3, die bij de verbranding worden gevormd maar in de hydraminesynthese ongewenst zijn, te verwijderen. ZWAVELZUUR 3 De gedroogde lucht wordt aangezogen door een ventilator, met procesgas voorverwarmd in tussenwarmtewisselaar 3 en verdeeld over de verbrandings- en de naverbrandingsoven. In de verbrandingsoven wordt vloeibare zwavel onderstochiometrisch verbrand tot zwaveldioxide. Dit procesgas, waarin zich onverbrande zwavel in dampvorm bevindt, wordt gekoeld in de afkoelketel/stoomketel. Hierbij wordt 43 bar stoom geproduceerd, welke verder - na warmtewisseling - ais 35 bar stoom wordt geëxporteerd (via de stoomtrommel). In de naverbranding wordt gedroogde lucht in overmaat toegevoegd en wordt de resterende zwavel bij lagere temperatuur (500 C) omgezet. De onderstochiometrische verbranding verhindert de vorming van stikstofoxide vrijwel volledig Omzetting naar zw aveltrioxide De omzetting van SO 2 tot SO 3 is een exotherme evenwichtsreactie. De reactie gebeurt in de contacttoren op horden of katalysatorbedden (contactbedden) met een katalysator (zoals vanadiumpentoxide 6-8%) in vaste vorm op een drager. Het evenwicht van de exotherme omzettingsreactie wordt door lage temperatuur begunstigd, maar dan neemt de reactiesnelheid af. Tussen deze twee mechanismen dient steeds een compromis gevonden te worden. Het procesgas uit de naverbrandingsoven dat SO 2, stikstof en voldoende O 2 (ca. 10 %) bevat, stroomt onderaan binnen in de contacttoren. Door de vorming van SO 3 warmt het daarbij sterk op (warmte die

54 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.4 wordt afgegeven aan de oververhitters 3 (na horde 1) en 2 (na horde 2). Na het derde contactbed doorstroomt het procesgas eerst twee tussenwarmtewisselaars om het inkomende procesgas op te warmen, daarna wordt in een derde warmtewisselaar de eerder vermelde gedroogde lucht uit de droogtoren voorverwarmd. Vervolgens doorstroomt het gas twee absorptietorens, nl. de oleumtoren en de tussenabsorber, waarin uit het procesgas het SO 3 geabsorbeerd wordt. Tenslotte stroomt het procesrestgas (SO 2, O 2, N 2) na opwarming terug naar de contacttoren, teneinde in de laatste horde vrijwel alle SO 2 in SO 3 om te zetten. Het procesgas dat de contacttoren verlaat, staat zijn warmte af in de economiser en stroomt door de eindabsorber waarin het SO 3 wordt geabsorbeerd en wordt vervolgens via de ca. 90 m hoge schouw (AZ-ZW-AL01) in de atmosfeer geloosd. Bovenaan de schouw is er een centrifugaalafscheider (type axiaal cycloon) aanwezig om eventueel aanwezige druppels te verwijderen Absorptie v an zw aveltrioxide Zwavelzuur en oleum worden geproduceerd door absorptie van SO 3 in water, zwavelzuur of oleum. In de oleumtoren wordt oleum rondgepompt en verdeeld over een pakket van Raschig-ringen teneinde een efficiënte stof- en warmteuitwisseling met de procesgasstroom te bewerkstelligen. Aldus wordt ca. 60% van het SO 3 uit het procesgas geabsorbeerd. Om de concentratiestijging van het oleum die daarmee gepaard gaat op te vangen, wordt het oleum verdund met 98,5 % zwavelzuur (onttrokken uit de kringloop van de eindabsorber). Tussenkoeling van de kringloopvloeistof is nodig om de absorptie te bevorderen. Uit het systeem van de oleumtoren wordt de oleumproductie (met ca. 26% vrij SO 3) via tussenbuffers naar de oleumtanks in het hoofdtankpark gepompt. Het SO 3 dat in de oleumtoren niet werd geabsorbeerd, moet in de tussenabsorber volledig worden opgenomen. Analoog met de oleumtoren treedt ook hier een temperatuur- en concentratiestijging op, die de absorptie negatief beïnvloeden. Daarom wordt de absorptievloeistof gekoeld en met water verdund om de zwavelzuurconcentratie (ca 99,2%) in de hand te houden. Het zuuroverschot dat in dit systeem ontstaat, stroomt naar het kringloopsysteem van de eindabsorber. Een laatste absorptiestap vindt plaats in de eindabsorber en is analoog aan de vorige. Verdunning met 96% zuur uit het systeem van de drogertoren houdt de concentratie van de kringloopvloeistof op 98,5%. Ook hier wordt het kringlooopsysteem gekoeld om de absorptie te bevorderen. De twee absorptietorens (tussen- en eindabsorber) zijn bovenaan uitgerust met kaarsenfilters. Het procesrestgas stroomt door deze filters waardoor zeer fijne nevels worden afgescheiden en het emissiepunt (AZ-ZW-AL01) dus niet belasten. De absorptie van waterdamp uit de omgevingslucht in de drogertoren gebeurt eveneens door middel van een gekoelde kringloop en met 98,5% zwavelzuur uit het systeem van de eindabsorber. Dit resulteert in de zwavelzuurproductie (96% H 2SO 4, technisch). Dit wordt verpompt via een buffervat naar de voorraadtanks in het hoofdtankpark Geplande situatie In Scenario 1 blijft de productie van de beide zwavelzuurbedrijven onveranderd in vergelijking met de gewijzigde referentiesituatie (=vergunde situatie), nl ton/jaar als SO 3.

55 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.5 In Scenario 2 stijgt de productie van de beide zwavelzuurbedrijven. De momenteel vergunde capaciteit van beide zwavelzuurbedrijven ( ton/jaar als SO 3) is voldoende om de productiestijging op te vangen. Volgende technische aanpassingen moeten doorgevoerd worden om de hogere productie in Scenario 2 te kunnen realiseren: Zwavelzuur 2: nieuwe afkoelketel en stoomtrommel Zwavelzuur 3: nieuwe zwavelbranders, nieuwe tussenwarmtewisselaars en oververhitters 2.3 H Y D R A M I N E B E D R I J F In het hydraminebedrijf wordt de tweede grondstof voor de productie van caprolactam aangemaakt, m.n. hydroxylamine (NH 2OH). Dit gebeurt onder de vorm van hydroxylaminediammoniumsulfonaat (HON(SO 3NH 4) 2). De productie van het hydroxylaminediammoniumsulfonaat vindt plaats in meerdere parallelle straten. Het productieproces bestaat uit drie stappen: Oxidatie van ammoniak met luchtzuurstof tot nitrosegas (NO + NO 2); Absorptie van het nitrosegas in een waterige ammoniumcarbonaatoplossing met vorming van ammoniumnitriet (absorptie). Omzetting van ammoniumnitriet tot hydroxylaminediammoniumsulfonaat met behulp van SO 2-gas (hydraminesynthese). De productiestappen worden in onderstaande paragrafen toegelicht. In het hydraminebedrijf wordt verder ook een waterige ammoniakoplossing aangemaakt. De vergunde productiecapaciteit van de ammoniakwateroplossing (30%-ig) bedraagt ton/jaar (als stikstof) Oxidatie van ammoniak Omgevingslucht wordt met ventilatoren aangezogen en met ammoniakgas gemengd. Dit gasmengsel, dat ca. 11% ammoniak bevat, wordt voorverwarmd tot 120 C en vervolgens toegevoerd naar de verbrandingsovens. In deze ovens wordt ammoniak geoxideerd tot nitrosegas: 4 NH O 2 4 NO + 6 H 2O + warmte De oxidatiereactie wordt gekatalyseerd door platina. Elke verbrandingsoven is daartoe met een aantal platinanetten uitgerust. Bij de verbranding komt heel wat warmte vrij. De temperatuur die de gassen bereiken, bedraagt ongeveer C 5. De reactiewarmte wordt in afkoelketels gerecupereerd door de productie van 5 bar stoom. De gassen verlaten de afkoelketels bij ± 200 C. Deze gassen worden verder afgekoeld in de NO-koelers tot ± 50 C 6 vooraleer ze naar de absorptietorens geleid worden. Bij het transport tussen de NO-koelers en de absorptietorens wordt een gedeelte van het NO verder geoxideerd tot NO 2. De (5) De oxidatie gebeurt onder een lichte overdruk van ca. 300 mbaro. De andere productiestappen zijn nagenoeg drukloos of worden, om gasemissies te vermijden, zelfs onder een lichte onderdruk bedreven. (6) Bij deze afkoeling ontstaat condensaat dat 4 à 5% salpeterzuur bevat. Dit wordt gerecupereerd in de wastoren van de hydraminesynthese.

56 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.6 oxidatie van ammoniak gebeurt immers met een overmaat lucht om een volledige omzetting van het ammoniak tot een equimolair mengsel NO/NO 2 te bereiken Absorptie v an nitrosegassen De nitrosegassen worden in een waterige ammoniumcarbonaatoplossing (AC-oplossing) geabsorbeerd waarbij ammoniumnitriet wordt gevormd: N 2O 3 + (NH 4) 2CO 3 2 NH 4NO 2 + CO 2 + warmte Ook deze reactie is exotherm. De procestemperatuur wordt m.b.v. een ammoniakkoelkringloop op ± 0 C gehouden. Aangezien het gevormde ammoniumnitriet ontbindt in zuur milieu, wordt het geheel alkalisch gehouden door de gepaste toevoer van AC-oplossing. De absorptie gebeurt in twee stappen. In de hoofdabsorptietorens wordt ongeveer 90% van het aangeboden nitrosegas geabsorbeerd. De rest wordt geabsorbeerd in de na-absorptietorens. De absorptietorens zijn met Raschig-ringen gevuld om het contact tussen vloeistof en gas te bevorderen. Tussen de hoofd- en na-absorptie worden de gassen door lege torens geleid waarin na-oxidatie (2 NO + O 2 2 NO 2) van het niet-geabsorbeerde NO-gas gebeurt. De restgassen, die uit de na-absorptietorens komen, zijn rijk aan CO 2, dat wordt gerecupereerd in de AC-toren. In deze toren worden de restgassen met ammoniakwater gewassen waarbij een 10%- oplossing van ammoniumcarbonaat ontstaat. Deze oplossing wordt gemengd met een 40%- ammoniumcarbonaatoplossing afkomstig van de reformer van het naburige anilinebedrijf van Bayer Antwerpen nv. De 17%- oplossing die bekomen wordt, wordt gebufferd in het bedrijfstankpark en wordt van daaruit naar de absorptietorens gepompt. De afgassen van de AC-toren worden verder nog gereinigd in een nageschakelde selectieve katalytische reductie (SCR; afbraak van NOx). De vloeistof uit de absorptietorens wordt naar zogenaamde productiemengvaten of aanzettanks gepompt. Hierin wordt de ammoniumnitrietoplossing binnen de gewenste specificaties gebracht: Het effluent van de absorptietorens bevat ca. 220 g/l NH 4NO 2 en ca. 10 g/l NH 3 als ammoniumcarbonaat of ammoniumbicarbonaat. De optimale samenstelling voor de synthese is een mengsel van ca. 200 g/l NH 4NO 2 en ca. 50 g/l NH 3. Om dit te bereiken, wordt in het effluent van de absorptietorens zuiver, vloeibaar ammoniak toegedoseerd. In de aanzettanks kan nog bijkomend ammoniakwater toegevoegd worden De hydraminesynthese De ammoniumnitrietoplossing wordt vanuit de aanzettanks naar de synthesekuipen gepompt. Daarin wordt het ammoniumnitriet door contact met SO 2-gas uit het zwavelzuur 2 bedrijf, omgezet tot hydroxylaminediammoniumsulfonaat : 2 NH 4NO NH SO H 2O 2 HON(SO 3NH 4) 2 + warmte De synthese gaat door bij een temperatuur van ± 10 C. De reactiewarmte wordt afgevoerd via de ammoniakkoelkringloop.

57 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.7 De synthesekuipen hebben elk een inhoud van ± 8 m 3. Het 18-19%- SO 2 gas wordt in de kuipen gebracht via zogenaamde spinnen (dwarsgeplaatste buizen met fijne openingen waaruit SO 2 borrelt). De voeding van de aanzetoplossing is ph-geregeld 7. Elke synthesekuip is van een overloop voorzien waarlangs de gevormde hydramine-oplossing naar een gezamenlijke tussentank van 130 m 3 afloopt. Vanuit deze tank wordt de oplossing naar de hydrolyse van het caprolactambedrijf gepompt. De synthesekuipen worden op een lichte onderdruk gehouden om te beletten dat SO 2 naar de omgeving ontsnapt. De onderdruk wordt met afgasventilatoren in stand gehouden. Het restgas wordt naar een wastoren gestuurd waarin het niet gereageerde SO 2 met ammoniakwater uitgewassen wordt. Het effluent van deze wastoren wordt naar de synthesekuipen gerecycleerd De ammoniakkoelkringloop Vloeibaar ammoniak wordt vanuit een buffervat via een ontspanningsvat aan de verschillende koelers (absorpties, synthesekuipen, ) geleverd. Door de warmteopname in deze koelers verdampt het ammoniak. Het gasvormig ammoniak wordt via een afscheider aan de tweetrapscompressorinstallaties gevoed. Met deze compressorinstallaties wordt het gas samengeperst en na condensatie terug naar het buffervat gepompt. De kringloop is gesloten. Een gedeelte van het ammoniakgas wordt aan de kringloop onttrokken en via een verdamper naar de verbrandingsovens, de verdunning (productie van ammoniakwater) en naar het caprolactambedrijf gestuurd. Vers, vloeibaar ammoniak wordt door Hoofdtankpark Zuid via een bovengrondse leiding aan de koelkringloop toegevoegd om dit verbruik te compenseren De ammoniakverdunning Ammoniakwater, een 30%- oplossing van ammoniak in water, dat in het hydraminebedrijf en in andere bedrijven gebruikt wordt, wordt in een oplossingsvat aangemaakt. De oplossingswarmte wordt afgevoerd via het dokwaterkoelsysteem of via een ammoniakverdamper. Inerte gassen die bij de bereiding ontstaan, worden naar de AC-kolom geleid Geplande situatie In Scenario 1 blijft de productie van het hydraminebedrijf onveranderd in vergelijking met de gewijzigde referentiesituatie (=vergunde situatie), nl ton/jaar 30% ammoniakwater (als stikstof). In Scenario 2 stijgt de productie van het hydraminebedrijf. De momenteel vergunde capaciteit (30% ammoniakwater (als stikstof)) is voldoende om de productiestijging op te vangen. Volgende technische aanpassingen moeten doorgevoerd worden om de hogere productie in Scenario 2 te kunnen realiseren: Ammoniakkoelkringloop: aanpassen ammoniakcompressor, extra condensor, aanpassen leidingen Hydraminesynthese: 1 of 2 extra synthesekuipen (7) De ph wordt tussen 3 en 4 gehouden. (8) Vloeibaar ammoniak wordt ook gebruikt voor de conditionering van de ammoniumnitrietoplossing.

58 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV A N O N B E D R I J F In het anonbedrijf wordt anon (cyclohexanon), de organische grondstof voor de productie van caprolactam aangemaakt. Het anonbedrijf bestaat uit twee technische onderdelen nl. de cyclohexaanoxidatie en de anoloninstallatie. In de installaties van de cyclohexaanoxidatie wordt cyclohexaan bij verhoogde druk en temperatuur in aanwezigheid van boorzuur met lucht geoxideerd tot een mengsel van cyclohexanol en cyclohexanon (ook KA-olie of anolon 90/10 genoemd). De reactie gebeurt in vijf in cascade geschakelde en grotendeels met kokend cyclohexaan gevulde reactoren. In de anoloninstallatie wordt de KA-olie, die aangemaakt wordt in de cyclohexaanoxidatie of extern wordt aangevoerd, door dehydrogenatie in cyclohexanon omgezet. Het anonbedrijf is vergund om ton cyclohexanon, ton cyclohexanol en ton anolon 90/10 per jaar te produceren De cyclohexaanoxida tie De cyclohexaanoxidatie bestaat uit twee delen, m.n. het hogedrukdeel en het lagedrukdeel. In het hogedrukdeel gebeurt de oxidatie van cyclohexaan tot anol, anon en een reeks nevenproducten. In het lagedrukdeel wordt KA-olie (anolon 90/10) uit het reactiemengsel afgescheiden. De procesbeschrijving die hierna volgt, wordt verduidelijkt met het vereenvoudigd stroomschema van figuur IV.2. HOGE DRUK DEEL REACTIE - Centraal in het hogedrukdeel staan de vijf in cascade geschakelde oxidatiereactoren. In deze reactoren, die uitgerust zijn met een roerwerk, gebeurt de oxidatie van cyclohexaan met luchtzuurstof bij temperaturen van ca. 175 C en onder een druk van 9,8 bar. De reactoren zijn grotendeels met cyclohexaan gevuld. Cyclohexaan wordt vanuit middeneco (zie verder) aan de eerste reactor gevoed en stroomt door de reactortrein langs de overlooptrechter die in elke reactor voorzien is. In de hete cyclohexaanvoeding wordt ook metaboorzuur gedoseerd vanuit de dehydrator. In elke reactor wordt een gedeelte van het cyclohexaan geoxideerd met luchtzuurstof. De lucht wordt onderaan in elke reactor ingeblazen en in het cyclohexaan/boorzuur-mengsel opgeroerd. Daarnaast wordt, om de zuurstofconcentratie in de reactoren te beperken, ook kringloopgas onderaan in de reactoren ingeblazen. Bij de oxidatie van cyclohexaan met luchtzuurstof worden cyclohexanol, cyclohexanon en een reeks nevenproducten gevormd. De nevenproducten ontstaan hoofdzakelijk door verdere oxidatie van cyclohexanon en cyclohexanol.

59 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.9 + O 2 OH O Nevenproducten Om de vorming van de nevenproducten tegen te gaan, wordt metaboorzuur toegevoegd. Het zuur reageert met het cyclohexanol en vormt het boorzuurcyclohexylester. OH + HO-B=O O-B=O + H 2O Deze estergroep wordt moeilijk verder geoxideerd. Om een zo groot mogelijke omzetting van cyclohexanol naar het ester te bekomen, wordt het in de veresteringsreactie gevormde water met kringloopgas uit het reactiemengsel geblazen. De vorming van nevenproducten wordt verder ook beperkt door de oxidatie stapsgewijs in de vijf reactoren te laten plaatsgrijpen, door de zuurstofconcentratie in de reactoren laag te houden (bijmengen van kringloopgas) en door de omzetting van cyclohexaan sterk te beperken. Van het cyclohexaan dat aan de oxidatiereactoren gevoed wordt, wordt minder dan 10% geoxideerd. CX-VERDAMPER Uit de reactoren worden continu grote hoeveelheden hete reactiegassen afgevoerd. Deze reactiegassen bestaan hoofdzakelijk uit stikstof (afkomstig van de toegevoerde lucht en van het kringloopgas), cyclohexaandampen en waterdamp (reactiewater). De warmte die via deze reactiegassen aan het reactiesysteem onttrokken wordt, is zodanig groot dat, niettegenstaande de oxidatie een exotherm proces is, dit systeem zich endotherm gedraagt. Om de reactietemperatuur op peil te houden, worden daarom ook hete cyclohexaandampen uit de CX-verdamper in de reactoren ingeblazen. PEROXIDETOREN Vanuit de trechter van de vijfde reactor wordt het reactiemengsel naar de peroxidetoren gedrukt. De peroxidetoren is een toren waarin het reactiemengsel zekere tijd onder hoge druk en temperatuur verblijft om de als nevenproduct gevormde peroxiden in nuttige producten te laten ontbinden. Het reactiemengsel dat de peroxidetoren verlaat, wordt, via een warmterecuperator, aan de ontspanningskolom van het lagedrukdeel aangeboden. EKO EN DEHYDR ATOR De eko is een directe warmtewisselaar waarin het cyclohexaan, dat vanuit de kringlooptank of vanuit het eerste en tweede ontspanningskolom naar de reactoren stroomt, opgewarmd wordt door de afgassen die uit de reactoren komen. De warme cyclohexaandampen uit de reactie worden daardoor maximaal terug gecondenseerd, terwijl het vers toegevoegde cyclohexaan ermee wordt opgewarmd.

60 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.10 De eko bestaat uit vier delen: de onder-eko (ref. EO), de midden-eko (ref. EM), de tussen-eko en de boven-eko (ref. BO). Na de EKO gaan de afgassen naar de HD-scrubber en vervolgens naar de RTO. In de dehydrator wordt het boorzuur ontwaterd en van de ortho-vorm (H 3BO 3) naar de meta-vorm (HBO 2) omgezet. Het ortho-boorzuur uit het slikreservoir wordt met cyclohexaan vermengd, voorverwarmd in de slikvoorverwarmer en dan in de dehydrator 0 gepompt. Uit deze dehydrator 0 loopt het dan over in de dehydrator. Bij ongeveer 150 C wordt hier de ontwatering tot 5% ortho- / 95% meta-boorzuur doorgevoerd. Dit cyclohexaan / meta-boorzuurmengsel loopt in de trechter over en wordt met een pomp naar de oxidatiereactor 0 gegeven. LAGE DRUKDEEL ONTSPANNING - Om het reactiemengsel uit de peroxidetoren verder te kunnen verwerken, dient het eerst op lage druk gebracht te worden. Dit gebeurt in de ontspanningskolom. Bij de ontspanning, die op ca. 2 bar gebeurt, flasht een deel van het cyclohexaan af en verlaat, samen met lichter kokende en niet-condenseerbare (9) componenten, de kolom via de top. Deze dampen worden in warmterecuperatoren en in luchtkoelers tot 60 à 70 C afgekoeld. Het condensaat wordt opgevangen in het opvangvat. In deze tank wordt de organische fase gescheiden van de waterige fase. De organische fase, die hoofdzakelijk uit cyclohexaan bestaat, wordt terug naar het hogedrukdeel gepompt. De waterige fase wordt elders in het proces ingezet. De afgassen van het opvangvat worden na behandeling (LD-scrubber + RTO) in de atmosfeer geleid. Door de ontspanning koelt het reactiemengsel af. Een mengsel van cyclohexaan, boorzuuresters, cyclohexanon en hogerkokende nevenproducten verzamelt zich in de bodem van de ontspanningskolom die als buffer tussen de reactie en de afwerking dienst doet. Een omloopverdamper houdt de bodem op een temperatuur van ca. 110 C, wat zorgt voor een bijkomende cyclohexaanverdamping. HYDROLYSE - Het opgeconcentreerde reactiemengsel uit de bodem van de ontspanningskolom wordt vervolgens aan de hydrolyse gevoed. Hierin wordt het mengsel in een aantal stappen met moederloog (10) en vers water gewassen. Door de reactie met het water worden de boorzuuresters van het reactiemengsel terug omgezet tot cyclohexanol en boorzuur: O-B=O + 2 H 2O OH + H 3BO 3 Tevens wordt de organische fase gescheiden van de waterige fase, waarin het boorzuur achterblijft. De organische fase wordt naar de verzeping gepompt, de waterige fase naar de kristallisatie en centrifugatie. VERZEPING - In de organische fase uit de hydrolyse zijn nog steeds een aantal nevenproducten van de reactie aanwezig die cyclohexanol bevatten in een chemisch gebonden vorm, d.i. als organisch ester. Het breken van deze esters gebeurt in de verzeping door toevoeging van een 50%- (9) Bv. opgelost stikstof. (10) Water met een weinig boorzuur en nevenproducten.

61 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.11 natriumhydroxideoplossing. De eigenlijke omzetting gebeurt in serie geschakelde torens waarin de natriumhydroxideoplossing met roerders intens met de organische fase gemengd wordt. Na de omzetting wordt de waterige alkalifase in een reeks afscheiders terug van de organische fase gescheiden. De organische fase wordt naar de destillatiesectie gestuurd. De waterige fase kan, wegens de aanwezigheid van goed oplosbare organische zuren, niet volledig in het proces worden gerecupereerd. Uit het niet recupereerbaar deel van dit afvalwater wordt in de alkali-stripper de nog aanwezige KA-olie teruggewonnen. De afvalwaterstroom wordt vervolgens geneutraliseerd met H 2SO 4 en naar de afvalwaterzuiverings-installatie gestuurd voor finale zuivering. De in de voorbehandeling ontstane organische zuren worden samen met de lager kokende componenten en het residu uit de destillatiesectie als brandstof (de zgn. HO-brandstof) in de stoomketels gebruikt. DESTILLATIE - In de destillatie wordt de organische fase van de verzeping gesplitst in bruikbare stromen. Eerst wordt het cyclohexaan van het mengsel afgescheiden. Dit gebeurt in twee in serie geschakelde destillatiekolommen. In de eerste kolom wordt het grootste deel van het cyclohexaan (11) over de top afgedestilleerd. Het afgescheiden cyclohexaan wordt gecondenseerd en terug naar de kringlooptank F102 gepompt. Het aangerijkte bodemproduct van de eerste cyclohexaankolom wordt aan de tweede cyclohexaankolom gevoed waarin het rest-cyclohexaan eveneens afgedistilleerd, gecondenseerd en naar de kringlooptank gerecycleerd wordt. Het bodemproduct van de tweede (nageschakelde) cyclohexaankolom bestaat uit KA-olie en een kleine hoeveelheid hoger en lager kokende componenten. In de zogenaamde voorloopkolom worden de lager kokende componenten afgescheiden, gecondenseerd en elders in het proces terug ingezet. Het bodemproduct van voorloopkolom bestaat enkel nog uit KA-olie en hoger kokende componenten, residu genaamd. In de residukolom worden deze laatste afgescheiden. De KA-olie wordt afgedistilleerd, gecondenseerd en naar de inzettank van het Anolonbedrijf gepompt. Het bodemproduct van de kolom, het residu, wordt naar tussenopslagtanks F689 en F690 geleid en, na een behandeling, als HO-brandstof ingezet. KRISTALLISATIE EN CENTRIFUGATIE - In deze sectie wordt het boorzuur uit het waterig effluent van de hydrolyse herwonnen. In een kristallisator wordt het zuur van de opgeloste vorm omgezet in kristallen. Door het boorzuurmengsel onder verlaagde druk te brengen, verdampt een deel van het water en stijgt de boorzuurconcentratie. Door de onttrokken verdampingswarmte koelt het mengsel, waardoor de oplosbaarheid van boorzuur daalt. De combinatie van beide effecten leidt er toe dat de boorzuurconcentratie in de oplossing hoger wordt dan de verzadigingsconcentratie, waardoor spontaan kristalvorming en groei optreedt. Een gedeelte van de moederloog met boorzuurkristallen wordt continu onttrokken. De kristallen worden in een centrifuge afgescheiden, opnieuw met cyclohexaan gemengd en naar de dehydrator van het hogedrukgedeelte gepompt. De moederloog, die in de centrifuge van de kristallen afgescheiden wordt, wordt teruggevoerd naar de hydrolyse. (11) Het mengsel dat van de verzeping komt, bestaat nog voor ca. 90% uit cyclohexaan.

62 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV Anoloninstallatie In de Anoloninstallatie wordt KA-olie die geproduceerd werd in de Anon-installatie of met schepen aangevoerd werd van derden, opgewerkt tot cyclohexanon en eventueel tot cyclohexanol. De beschrijving kan gevolgd worden op het vereenvoudigd stroomschema van figuur IV.3. In een eerste stap wordt het cyclohexanol uit de KA-olie op een vaste katalysator tot cyclohexanon gedehydrogeneerd: OH O + ½ H 2 Deze reactie is endotherm. De warmte wordt grotendeels geleverd door de verbranding van een deel van het waterstofgas, dat bij de dehydrogenatie ontstaat. In een tweede stap wordt het gevormd cyclohexanon door destillatie gezuiverd, waarna het als grondstof naar het Caprolactambedrijf gestuurd wordt. DEHYDROGENATIE - De dehydrogenatie gebeurt in een aantal contactovens. Warme KA-olie (± 100 C) wordt naar de contactovens gepompt via warmterecuperatoren waarin de KA-olie met het reactiemengsel uit de ovens verder voorverwarmd wordt tot ongeveer 200 C. Na verdamping in een warmtewisselaar die in de contactovens (12) ingewerkt is, stromen de dampen doorheen de met vaste katalysator gevulde ovenbuizen. Door contact met de katalysator wordt een groot deel van het cyclohexanol gedehydrogeneerd tot cyclohexanon (13). De reactiegassen, die de contactovens verlaten, worden vervolgens in de eerder genoemde warmterecuperatoren afgekoeld tot ± 150 C. De gekoelde reactiedampen van de verschillende ovens worden dan tezamen naar een warmterecuperator geleid waarin ze verder afkoelen tot 110 C. Het bij deze temperatuur condenserend anolon wordt opgevangen in een afscheider. De afgassen van de afscheider worden over een reeks koelers en condensors gestuurd. Het anoloncondensaat loopt af in het ruw-anolon reservoir en wordt van daar standgeregeld naar tussentank F685 in het bedrijfstankpark gepompt. Het waterstofgas wordt als brandstof naar de contactovens en de energieproductie (stoomketels) geleid (14). KA-olie, die extern wordt aangevoerd, bevat enkele procenten water om stollen van het product tijdens het transport te voorkomen. Deze zgn. natte KA-olie wordt eerst onder vacuüm ontwaterd en vervolgens via tussentanks F404A-B in het bedrijfstankpark naar de dehydrogenatie gestuurd. DESTILLATIE - Tijdens de dehydrogenatiestap ontstaan bepaalde nevenproducten die in het cyclohexanon terecht komen en ongewenst zijn in de caprolactamproductie. Deze verbindingen worden met waterstof over een vaste katalysator gehydrogeneerd tot cyclohexanon (15). Dit gebeurt in de vloeistoffase bij een temperatuur van minder dan 110 C. Het gehydrogeneerd product wordt vervolgens naar de voorloopkolom gepompt. In de voorloopkolom worden de lichter kokende componenten onder partieel vacuüm uit de stroom afgedestilleerd. Deze (12) De contactovens zelf worden verwarmd met de hete rookgassen van verbrandingsovens. (13) Vóór de reactie anolon 90/10, na de reactie anolon 30/70. Een verdere omzetting is mogelijk, doch levert teveel nevenproducten op. (14) Bij de opstart van de verbrandingsovens, wordt aardgas als brandstof gebruikt. (15) Met een kleine compressor wordt ± 100 Nm 3 /u waterstof in deze toren gedoseerd. De overtollige waterstof wordt terug naar het net geleid.

63 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.13 dampen worden gecondenseerd en in een afscheider opgevangen. De organische fase wordt gedeeltelijk als reflux aan de voorloopkolom teruggegeven en gedeeltelijk naar de voorloopkolom van de cyclohexaanoxidatie gepompt. De waterige fase wordt elders in het proces ingezet. De bodemstroom van de voorloopkolom wordt vervolgens naar de cyclohexanonkolom gepompt. In deze kolom wordt het cyclohexanon onder vacuüm van het cyclohexanol en van de nevenproducten afgedestilleerd. De cyclohexanondampen worden in een luchtkoeler gecondenseerd en grotendeels als reflux naar de cyclohexanonkolom teruggevoerd. Een gedeelte wordt als zuiver cyclohexanon naar het bedrijfstankpark gepompt. Het bodemproduct van de anonkolom bestaat uit cyclohexanol, een weinig cyclohexanon en nevenproducten. In de cyclohexanolkolom (ref. 8) worden cyclohexanon en cyclohexanol onder vacuüm afgedestilleerd en, na condensatie, terug naar de dehydrogenatie gestuurd. De bodemfractie van de kolom bevat de nevenproducten. Deze fractie wordt naar tank F693 in het bedrijfstankpark gepompt in afwachting van de verdere verwerking. In de anoloninstallatie is een vierde destillatiekolom aanwezig, m.n. de residudestillatiekolom waarin discontinu verschillende producten verwerkt worden, zoals het residu van de anolonkolom en het residu van de residukolom van de Anon-installatie Geplande situatie In Scenario 1 en Scenario 2 blijft de productie van de cyclohexaanoxidatie ongewijzigd in vergelijking met de gewijzigde referentiesituatie (=vergunde situatie), nl ton/jaar KA-olie. In Scenario 1 blijft de productie van de anoloninstallatie ongewijzigd in vergelijking met de gewijzigde referentiesituatie (=vergunde situatie) nl ton/jaar cyclohexanon. In Scenario 2 stijgt de productie van de anoloninstallatie. De vergunde capaciteit wordt verhoogd tot ton/jaar cyclohexanon. De hiervoor noodzakelijke KA-olie zal op de markt worden aangekocht. Volgende technische aanpassingen moeten doorgevoerd worden om de hogere productie in Scenario 2 te kunnen realiseren: Extra dehydrogenatiereactor 2.5 C A P R O L A C T A M B E D R I J F Cyclohexanonoxime wordt gevormd door de reactie tussen hydroxylaminesulfaatoplossing en cyclohexanon. De hydroxylaminesulfaatoplossing ontstaat na de hydrolyse van hydroxylaminediammoniumsulfonaat uit het hydraminebedrijf (zie IV2.3). Cyclohexanon wordt aangevoerd vanuit het anonbedrijf (zie IV2.4). Caprolactamesters worden gevormd door cyclohexanonoxime (oxime) in contact te brengen met oleum. Oleum wordt aangevoerd vanuit het zwavelzuurbedrijf (zie IV2.2). Bij de hydrolyse van de hydroxylaminediammoniumsulfonaatoplossing komt zwavelzuur vrij. Dit wordt geneutraliseerd met ammoniak en / of ammoniakwater dat wordt aangevoerd uit het hydraminebedrijf. Daarbij wordt ammoniumsulfaat gevormd. Ook het oleum, dat als katalysator bij de omlegging van cyclohexanonoxime tot caprolactamester wordt gebruikt, wordt door reactie met ammoniak of ammoniakwater geneutraliseerd tot ammoniumsulfaat. De ammoniumsulfaatoplossingen worden afgevoerd naar het ammoniumsulfaatbedrijf (zie IV2.6). Het caprolactambedrijf heeft een vergunde productiecapaciteit van ton/jaar.

64 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV Hydrolyse De hydrolyse bestaat uit drie parallelle straten en één neutralisatie met watervrij NH 3. In de hydrolyse wordt de waterige hydroxyldiammoniumsulfonaatoplossing, afkomstig van de hydramine-installatie, gehydrolyseerd tot hydroxylaminesulfaat. Het bij deze reactie gevormde zwavelzuur wordt geneutraliseerd tot ammoniumsulfaat met een ammoniakwater-oplossing (30% NH 3) en/of watervrij NH 3. Het reactieschema ziet er als volgt uit: 2 HON(SO 3NH 4) H 2O + 2 NH 3 (NH 2OH) 2 H 2SO (NH 4) 2SO 4 De hydrolyse gebeurt in meerdere in serie geschakelde reactietorens en de neutralisatie in roerketels en een absorptiekolom. De hydroxylaminesulfaatoplossing wordt opgeslagen in een buffertank (tank A) in het bedrijfstankpark. De bij de exotherme hydrolysereactie ontstane waterdamp wordt gecondenseerd en geheel of gedeeltelijk gerecycleerd. Het afgevoerde water wordt verzameld en verder geleid naar de centrale afvalwaterzuiveringsinstallatie Oximering De oximering bestaat uit twee parallelle straten. In meerdere in serie geschakelde roerketels wordt cyclohexanon vanuit tank B in het bedrijfstankpark samengebracht met de waterige hydroxylaminesulfaatoplossing (vanuit tank A in het bedrijfstankpark) met vorming van cyclohexanonoxime (verder oxime genoemd). Het tijdens de reactie gevormde zwavelzuur, wordt in de roerketels gelijktijdig geneutraliseerd tot ammoniumsulfaat met waterig ammoniak (30%). 2 O + (NH 2OH) 2 H 2SO NH 3 2 NOH + (NH 4) 2SO 4 + H 2O Het oxime en de ammoniumsulfaatoplossing worden in meerdere in serie geschakelde scheidingskuipen ontmengd. De ammoniumsulfaatoplossing wordt naar het procesdeel oximeterugwinning gevoerd Oxime-terugwinning De ammoniumsulfaatoplossing uit de oximering bevat nog een restgehalte cyclohexanon en oxime. Deze worden in een meerplatenkolom door stoomdestillatie verwijderd. Het oxime wordt samen met het gecondenseerd water teruggevoerd naar het procesdeel oximering. De gereinigde ammoniumsulfaatoplossing kan gebufferd worden in tank C in het bedrijfstankpark, maar wordt meestal direct ter verwerking naar het naburige ammoniumsulfaatbedrijf gevoerd Omlegging De installatie bestaat uit meerdere parallelgeschakelde reactoren, neutralisaties en afscheiders. In de reactoren wordt het oxime in contact gebracht met oleum, waardoor het caprolactam wordt gevormd (omlegging). Het oleum, dat zich aan het caprolactam addeert (het zgn. caprolactamester), wordt geneutraliseerd met een waterige ammoniakoplossing vanuit tank D in het bedrijfstankpark. Ter stabilisatie van deze neutralisatie wordt een stabilisator toegevoegd. In een aantal afscheiders wordt de caprolactamolie van de ammoniumsulfaatoplossing gescheiden. De ontstane caprolactamolie en

65 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.15 ammoniumsulfaatoplossing (AS) worden gebufferd in het bedrijfstankpark, respectievelijk in tanks G 2-3 en H. De installaties zijn volledig gesloten. H N O NOH + H 2 SO 4 (SO 3 ) + 2 NH 3 + (NH 4 ) 2 SO Tolueenextrac tie De extractie bestaat uit vier parallelle straten. In de extractie wordt het caprolactam met tolueen (afkomstig uit buffertank E in het bedrijfstankpark) uit de caprolactamolie (vanuit de buffertanks G 2-3) en de ammoniumsulfaatoplossing (vanuit tank H) geëxtraheerd. Dit gebeurt in meerdere extractiekolommen en scheidingsketels. Het bij de extractie afgescheiden waterige tolueenlactamextract (wasextract) wordt gerecycleerd en gebufferd in het bedrijfstankpark (tank F). Het tolueenextract wordt gebufferd in tank K in het bedrijfstankpark. De caprolactamvrije ammoniumsulfaatoplossing wordt gebufferd in tank I in het bedrijfstankpark. De volledige installatie staat onder een N 2-atmosfeer. Alle beluchtingen, die eventueel tolueen kunnen bevatten, worden gecollecteerd afgevoerd naar de restgasreiniging waarin, bij middel van wassen en diepkoeling, het afgas van tolueen gereinigd wordt. Het tolueen wordt teruggevoerd naar de extractie. De afgassen van de restgasreiniging gaan naar de atmosfeer (centraal emissiepunt caprolactam). De koelinstallatie werkt met ammoniak als koelmiddel Recuperatie v an de stabilisator Uit de ammoniumsulfaatoplossing uit tank I (in het bedrijfstankpark) wordt met zwavelzuur en lucht de stabilisator verwijderd. Bij de gereinigde ammoniumsulfaatoplossing (ontdaan van de stabilisator) wordt gerecupereerd NH 3 (ca. 20%) toegevoegd. Dit NH 3 wordt met zwavelzuur geneutraliseerd. Het installatiedeel wordt belucht via de restgasreiniging, waarin de mogelijke tolueenresten in de afgassen verwijderd worden door wassen en diepkoeling, zoals hierboven beschreven. De ammoniumsulfaatoplossing wordt afgevoerd naar het naburige ammoniumsulfaatbedrijf. De stabilisator wordt gerecupereerd en via buffertank J in het bedrijfstankpark terug ingezet Tolueendestillatie De tolueendestillatie bestaat uit parallelle straten met meerdere in serie geschakelde verdampers. De stroom wordt eerst opgewarmd met een beschikbare warmwaterstroom. Hierbij verdampt reeds een deel van het tolueen (voorindamping). De tolueendestillaties geschieden onder vacuüm. De tolueendestillaties worden met tolueenlactamextract gevoed vanuit de buffertank K. De verdampers worden met gereduceerde stoom van energie voorzien. In de verdampers wordt het tolueen uit het caprolactam gedestilleerd en na condensatie teruggevoerd naar tank E (in het bedrijfstankpark), die van een stikstofatmosfeer is voorzien. Het caprolactam wordt via de buffertank M van het bedrijfstankpark verder verwerkt. De afgassen van de tolueendestillaties worden gereinigd in de restgasreiniging zoals beschreven in de voorgaande procesonderdelen.

66 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV Caprolac tamdestillatie De caprolactamdestillatie bestaat uit meerdere straten met meerdere in serie geschakelde verdampers en kolommen onder vacuüm. De verdampers worden d.m.v. gereduceerde stoom van energie voorzien. De caprolactamdestillatie wordt gevoed vanuit het bedrijfstankpark (buffertank M). Aan dit caprolactam worden tijdens de destillatie sporen NaOH toegevoegd vanuit tank W. Het gecondenseerde caprolactam wordt verpompt naar de tanks R3, R4, R5, R6, R7, R8, R9, T1-3. De caprolactamresten die uit het vacuümsysteem gerecupereerd worden, worden samen met caprolactam uit de destillatie opgeslagen in tank R5 en/of Q2 (Q2 bevindt zich in het productiegebouw) en intern verwerkt in de ammoniumsulfaatkristallisatie. Het opgeslagen caprolactam kan in tankwagens gevuld worden of verder geleid worden naar de kristallisatie. Het in de vacuümpompen gebruikte water wordt indien mogelijk gerecycleerd of eventueel na voorbehandeling afgevoerd naar de centrale afvalwaterzuiveringsinstallatie 16 (evt. via tank X). Dat is ook de enige afvalwaterstroom die ontstaat in de caprolactamafdeling. Uit het in de vacuümpompen gebruikte water wordt tolueen afgescheiden (voorbehandeling). Dit tolueen wordt alvorens het te recycleren gereinigd van alkylcyclohexaan dat met energieterugwinning verwerkt wordt in een naburige installatie Caprolac tamkristallisatie De caprolactamkristallisatie bestaat uit meerdere parallel geschakelde draaiende trommels. De trommels worden uitwendig gevoed met vloeibaar caprolactam vanuit de tanks T 1-3 / R7-8. Door inwendige bevloeiing van de trommels met koud water, wordt het vloeibaar caprolactam gekristalliseerd op de trommels, afgeschraapt in schilfervorm en direct in de gewenste verpakking afgevuld en opgeslagen alvorens te verzenden met vrachtwagens of containers. Alle caprolactamresten worden gerecupereerd Caprolac tamafv ulling Vanuit tanks R6, R7, R8, R3 wordt vloeibaar caprolactam afgevuld bij temperaturen tussen C, in geïsoleerde, verwarmbare tankwagens. Hiervoor zijn meerdere afvulstations ingericht Warmteafvoer De condensatie- en reactiewarmte uit de hydrolyse, oximering, oximeterugwinning, omlegging en tolueendestillatie worden afgevoerd via het ringkoelwaternet. De reactiewarmte van bepaalde omleggingen, de condensatiewarmte van de caprolactamdestillatie en de reactiewarmte van de oximering worden afgevoerd in de bedrijfsinterne warmwaterkringloop Geplande situatie In Scenario 1 blijft de productie van het caprolactambedrijf ongewijzigd in vergelijking met de gewijzigde referentiesituatie (=vergunde situatie), nl ton/jaar caprolactam. In Scenario 2 stijgt de productie van het caprolactambedrijf. De vergunde capaciteit wordt verhoogd tot ton/jaar caprolactam. Volgende technische aanpassingen moeten doorgevoerd worden om de hogere productie in Scenario 2 te kunnen realiseren: 16 Afhankelijk van de zuiverheidsgraad.

67 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.17 Extra koeler condensor in hydrolyse 2 Optimalisatie van de ammoniakverdeling in de omleggingen Extra condensor in de continue destillatie 2.6 A M M O N I U M S U L F A A T I N S T A L L A T I E De waterige ammoniumsulfaatoplossing (AS-oplossing) die in het caprolactambedrijf gegenereerd wordt, wordt in het ammoniumsulfaatbedrijf ingedampt, uitgekristalliseerd en gedroogd. Het geproduceerde zout wordt in de AS-hal opgeslagen. Vanuit deze hal wordt het met een bandsysteem naar de kade getransporteerd waar het in bulk op schepen geladen wordt. Het product wordt o.a. gebruikt als kunstmest of als bestanddeel van samengestelde kunstmeststoffen. De vergunde productiecapaciteit van AS in de referentiesituatie bedraagt ton/jaar ammoniumsulfaat als vaste stof Geplande situtatie In Scenario 1 wordt een uitbreiding van de te vergunnen productiecapaciteit tot ton/jaar ammoniumsulfaat als vaste stof aangevraagd. Deze uitbreiding kan worden gerealiseerd d.m.v. debottlenecking van de bestaande installaties. In Scenario 2 wordt een uitbreiding van de te vergunnen productiecapaciteit tot ton/jaar ammoniumsulfaat als vaste stof aangevraagd. Om deze productiecapaciteit te kunnen realiseren zal een extra eenheid (indamping + kristallisatie + droging) moeten worden gebouwd. 2.7 P O L Y A M I D E B E D R I J F Polyamide (nylon-6) is een condensatie-polymeer dat op basis van caprolactam wordt geproduceerd. In het productieproces van het polyamidebedrijf worden vier opeenvolgende processtappen onderscheiden: Polymerisatie: reactie van het monomeer (caprolactam) tot het polymeer (polyamide); Granulering: omvorming van de vloeibare polymeersmelt uit de polymerisatie tot korrels (granulaat); Extractie: verwijderen van niet omgezet monomeer en oligomeren (polymeer met een te korte ketenlengte) uit het granulaat zodat een zuiver polyamide wordt verkregen; Droging: drogen van het zuivere granulaat. Het gedroogde granulaat wordt opgeslagen in silo s (Silering) in afwachting van afvoer naar klanten. Het water uit de processtap Extractie dat de uit het granulaat verwijderde monomeren en oligomeren bevat, wordt in een indampingsinstallatie (Indamping) opgeconcentreerd tot dikloog (DL), die opnieuw als grondstof in de polymerisatie wordt ingezet. De vergunde productiecapaciteit voor polyamide in de referentiesituatie bedraagt ton/jaar.

68 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV Polymerisatie AANVOER E N VOORBEH AND ELING V AN DE GRO NDST OFFEN De grondstoffen van het polymerisatieproces zijn caprolactam, water, ketenstopper en additieven. Het vloeibare caprolactam wordt opgewarmd naar 250 C en vervolgens naar een mengkamer geleid. In de mengkamer wordt aan het caprolactam water en ketenstopper toegevoegd. Dit mengsel wordt vervolgens als een continue stroom naar de voorpolymerisatie geleid. Aan het reactiemengsel wordt ook gerecycleerde caprolactam (gehydrolyseerde "dikloog") toegevoegd. Dit gerecycleerd caprolactam wordt herwonnen uit een waterige reststroom van caprolactammonomeren en -oligomeren afkomstig van de extractie. POLYMERISATIERE ACTIE De polymerisatiereactie verloopt in twee stappen in twee verschillende apparaten. Beide apparaten werken volcontinu. Het volledige reactiemengsel (caprolactam, water, ketenstopper, gerecycleerde caprolactam "dikloog") wordt naar het eerste apparaat geleid waar de zogenaamde voorpolymerisatie plaatsvindt (ringopening en polyadditie van caprolactam vindt plaats als een zwak-exotherme reactie). Vervolgens komt het reactiemengsel terecht in een smeltdroger waar het nog verder wordt opgewarmd. Vanuit de smeltdroger gaat het reactiemengsel naar het tweede apparaat, de nacondensator. Het afgedampte water wordt gecondenseerd en het erin aanwezige caprolactam wordt afgescheiden. Vervolgens wordt dit water, eventueel na een behandeling in het indampingsdeel, naar het rioleringsstelsel voor industrieel afvalwater geleid. Na een bepaalde verblijftijd komt de smelt dan terecht in het middendeel van de nacondensator waar het gekoeld wordt. In de aansluitende homogeniseringsfase vinden dan de verdere reactiestappen (polycondensatie) plaats, waardoor het polyamide gevormd wordt in overeenstemming met de gewenste productkwaliteit (viscositeit en ketenlengte). DIPHYLSYSTEE M Tijdens de polymerisatie ligt het temperatuursniveau van het product bij maximaal ca. 300 C. Apparaten en leidingen worden hiertoe met diphyl (thermische olie) verwarmd. Het wordt via een centrale gesloten primaire kringloop opgewarmd d.m.v. een stookinstallatie Granulering De polyamide-6-smelt wordt bij een temperatuur van maximaal 270 C vanuit de nacondensatie naar twee automatische granuleringsinstallaties geleid. Aan de smeltstroom kunnen additieven en stabilisatoren in vloeibare of pasteuze toestand toegevoegd worden. De additieven en stabilisatoren worden hiertoe in verplaatsbare IBC's of vaatjes klaargemaakt en worden via een menger gedoseerd. Afgassen, die bij het opstarten of bij onderhoud (vervangen smeltfilter, openen granulator) vrijkomen, worden afgezogen en in een gaswasser (scrubber) gereinigd. Ook de ontluchtingen van het buffervat voor caprolactamwater is op deze scrubber aangesloten Extrac tie Het granulaat afkomstig uit de polymerisatie bevat nag ca. 10% caprolactammonomeren en oligomeren. In de Extractie worden deze wateroplosbare laagmoleculaire oligomeren en de

69 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.19 caprolactammonomeren uit het granulaat onttrokken om zo zuiver mogelijk polyamide-6 te verkrijgen. Het caprolactamwater wordt nadien in de lndamping verder verwerkt Droging In het procesdeel "Droging" wordt het granulaat uit de Extractie verder verwerkt en gedroogd Indampi ng In het procesdeel "lndamping" wordt het caprolactamwater uit de Extractie en Droging opgeconcentreerd door indamping, teneinde het caprolactam, aanwezig onder de vorm van monomeren en oligomeren, zo maximaal mogelijk in het proces terug te winnen om opnieuw te gebruiken in de Polymerisatie Silering In de Silering wordt het droge granulaat opgeslagen en verpakt Tankpark polyamidebedrijf In het tankpark bevinden zich drie tanks voor water: Buffertank voor proceswater, afkomstig van de indamping; Opslagtank voor caprolactamwater, hoofdzakelijk afkomstig van de Extractie; Buffertank voor industrieel afvalwater dat naar de centrale afvalwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd. De drie watertanks staan opgesteld in een inkuiping Geplande situati e In de geplande situatie (Scenario 1 en Scenario 2) wordt een uitbreiding van de te vergunnen productiecapaciteit van tot ton/jaar als polyamide aangevraagd. Deze uitbreiding kan worden gerealiseerd d.m.v. debottlenecking van de bestaande installaties. 2.8 H O O F D T A N K E N P A R K Z UID In het hoofdtankenpark Zuid (HTP Zuid of geb. 3100) worden grondstoffen, tussenproducten en eindproducten van de verschillende procesinstallaties in bulk opgeslagen. In het HTP Zuid worden naast vloeistoffen ook samengeperste gassen, (waterstof en stikstof) en tot vloeistof verdicht gas (ammoniak) opgeslagen. De opslag van gassen gebeurt in sferen. In tabel IV.2 wordt een overzicht gegeven van de tanken in hoofdtankpark Zuid. Tabel IV.2 Overzicht Hoofdtankpark Zuid Tank Product Volume (m³) 1.01 KA-olie Cyclohexaan Cyclohexaan KA-olie (droog) 5.000

70 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.20 Tank Product Volume (m³) % NH (sfeer) N (sfeer) 100% NH Wisseltank (sfeer) H % NaOH Oleum Oleum % H2SO AS spui Cyclohexanon Zwavel % H2SO % (NH4)2CO Gewijzigde referentiesituatie Op het bedrijventerrein wenst LANXESS nv (Lillo) een bijkomende opslag van vloeibaar ammoniak (- 32,5 C) te realiseren, met hieraan verbonden het lossen van vloeibaar ammoniak vanuit schepen naar deze opslag. Eveneens wordt de mogelijkheid voorzien om vanuit de opslag lichters te beladen met vloeibaar ammoniak. De bijkomende opslaghoeveelheid bedraagt ton. In de huidige situatie is de opslag van (tot vloeistof verdicht) ammoniak in sfeer 1,09 vergund tot een opslagcapaciteit van 600 ton. Het project omvat naast de opslagtank volgende bijbehorende installaties en emissiebeperkende maatregelen: de verlaadarm op steiger 2 (incl. breekkoppeling) met de verlaadleiding en dampretour de koeleenheid met het comprimeren en vloeibaar maken van ammoniak (om de druk in de opslagtanks te handhaven en bij verlading) voeding (incl. pompen) naar het proces met voorverwarmers fakkel als noodinstallatie om incidentele emissies van ammoniak te verbranden tot N 2-gas. MILIEURELEVANTE ASPE C T EN Voor de bouw van deze ammoniakterminal werd in februari 2015 een MER-screening uitgevoerd 17. De hierin berekende/ingeschatte milieueffecten per milieucompartiment worden hieronder samengevat: Water: Er zal bijkomend hemelwater opgevangen en vertraagd worden afgevoerd (ca m³/jaar) in het Kanaaldok B1. Er worden hierdoor geen aanzienlijke effecten verwacht t.o.v. de huidige situatie. 17 Als bijlage van de milieuvergunningsaanvraag deze milieuvergunning is inmiddels al verkregen dd.18/06/2015 (zie ook boven).

71 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.21 Bodem: Er is een inkuiping voor de opvang van ammoniak in vloeibare vorm. Bij lekken zal het ammoniak snel verdampen waardoor bodem- en grondwaterverontreiniging minder aan de orde zijn. Lucht: Door het nieuwe project komt er 1 emissiepunt bij, nl. de fakkel. Deze emissies worden echter verwaarloosbaar verondersteld in vergelijking met de reeds begrote jaarlijkse emissies. Geluid: Het project omvat een 4-tal nieuwe geluidsbronnen. Drie compressoren zullen worden voorzien van geluidsabsorberende behuizing indien vanuit de geluidsvermogenniveaus afgeleid wordt dat een wijziging van het geluidsniveau wordt verwacht. De fakkel fakkelt enkel af in noodsituaties. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke geluidseffecten door de nieuwe opslagtank verwacht. Energie: Door het project zal het energieverbruik stijgen, deze stijging is < 1% van het huidig energieverbruik. Transport: Door het project zullen er 50 scheepstransporten per jaar bijkomen van de site van LANXESS nv (Lillo). Gemiddeld betekent dit ca. 1 bijkomend scheepstransport per week. Afval: De impact van het project naar de hoeveelheid afvalstoffen is verwaarloosbaar. 2.9 S T O O M P R O D U C T I E - S T O O K I N S T A L L A T I E S Bij LANXESS nv (Lillo) zijn in de referentiesituatie vier verschillende stoomnetten beschikbaar nl. op 6, 20, 35 en 110 bar. In de referentiesituatie wordt stoom voor de verschillende productieprocessen geleverd op de volledige site (Bayer Antwerpen nv en LANXESS nv (Lillo)) door verschillende installaties (Ketel 1 en Ketel 6&7) die zich bevinden in het Energiebedrijf Midden. Deze geproduceerde stoom wordt via turbines van het hogedruknet naar de lagere druknetten ontspannen en wordt binnen de site voor de opwarming van de processen gebruikt. Het totaal van geproduceerde stoom kan 275 ton/uur bedragen. Ter hoogte van het Energiebedrijf Midden bevindt zich ook de WKK met nageschakelde ketel die onder exploitaite valt van Electrabel. Zowel in het Energiebedrijf Midden als Zuid produceren telkens twee vlampijpketels (Ketel 3&4), indien nodig stoom als back-up. De geproduceerde stoom bevoorraadt het 6 bar stoomnet. Deze vier ketels zijn stand-by ketels en werken dus normaal niet. Indien de noodzaak zich voordoet worden ze vol-automatisch gestart. De stand-by ketels van Energiebedrijf Midden worden met stoom warm gehouden om de opstartprocedure te versnellen. Daarnaast wordt in enkele exotherme processen warmte gerecupereerd als stoom (zwavelverbrandingen, ammoniakoxidatie), die eveneens in de verschillende stoomnetten wordt gevoed. In tabel IV.3 wordt een overzicht gegeven van de stookinstallaties die instaan voor de productie van stoom bij LANXESS nv (Lillo) in de referentiesituatie.

72 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.22 Tabel IV.3 Stookinstallatie Overzicht stookinstallaties voor de productie van stoom in de referentiesituatie Geïnstalleerd thermisch vermogen Brandstof Ketel MWth HO-brandstof 18, BPAbrandstof 19, waterstof, aardgas WKK-eenheid (Electrabel) Aardgas Stoomnet 110 bar 110 bar Ketel 3&4 44 MWth Aardgas 6 bar Ketel 6&7 70MWth HO-brandstof, BPAbrandstof, aardgas Een deel van de stoom op 110 bar, geproduceerd in Ketel 1 en de WKK-eenheid van Electrabel, wordt over een turbine (23,5 MW el) ontspannen tot 35 bar met productie van elektriciteit. In de gewijzigde referentiesituatie en in de geplande situatie wordt enkel nog stoom geproduceerd voor de processen van LANXESS nv (Lillo) en niet langer voor de volledige site. De stoomvoorziening in de gewijzigde referentiesituatie en in de geplande situatie wordt als volgt: 35 bar stoom: o Recuperatieketel zwavelverbranding zwavelzuur 2 o Recuperatieketel zwavelverbranding zwavelzuur 3 20 bar stoom: o 6 bar stoom: o o o 6 bar 2 nieuwe stoomketels (~37 MW th elk), gestookt op waterstof, HO-brandstof en aardgas Recuperatieketels ammoniakoxidatie Ketels 3 en 4 (44 MW th): back-up ketels, gestookt op aardgas Ketels 6 en 7 (70 MW th): back-up ketels, gestookt op HO-brandstof en aardgas Tevens wordt een nieuw turbine met generator (6,5 MW el) voorzien waarin stoom op 35 bar vanuit de zwavelzuurproducties wordt ontspannen tot het 20 bar of het 6 bar niveau. De turbine veroorzaakt geen emissies. In tabel IV.4 wordt een overzicht gegeven van de stookinstallaties die in de geplande situatie zullen instaan voor de productie van stoom. Tabel IV.4 Stookinstallatie Overzicht stookinstallaties voor de productie van stoom in de geplande situatie Geïnstalleerd thermisch vermogen Brandstof Stoomnet Ketel 3&4 44 MWth Aardgas 6 bar 18 HO-brandstof : residuele brandstof gevormd tijdens de productie van anolon bij LANXESS nv (Lillo) 19 BPA-brandstof : residuele brandstof gevormd tijdens de productie van Makrolon bij Bayer

73 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.23 Ketel 6&7 70MWth HO-brandstof, aardgas 6 bar 2 ketels 2 x 37 MWth HO-brandstof, waterstof, aardgas 20 bar 3. PRODUCTIECIJFE RS In tabel IV.5 wordt de productiehoeveelheid van de verschillende bedrijven weergegeven voor de 5 voorbije jaren. Tabel IV.5 Productiehoeveelheid in (ton/jaar) Anorganisch zuid Zwavelzuur 2 + zwavelzuur Ammoniumsulfaat Anonbedrijf KA-olie Cyclohexanon Cyclohexanol Caprolactambedrijf Caprolactam WATE RHUISH OU DING 4.1 A L G E M E E N Een schema van de waterbalans wordt weergegeven in Figuur IV.4. Op LANXESS nv (Lillo) wordt gebruik gemaakt van leidingwater en oppervlaktewater. Bedrijfsafvalwater, met inbegrip van potentieel verontreinigd hemelwater, wordt na zuivering geloosd in de Zeeschelde. Koelwater en niet verontreinigd hemelwater worden beide geloosd in Kanaaldok B1. De verschillende verbruiken en lozingen worden samengevat en toegelicht in onderstaande paragrafen. Op de site van LANXESS nv (Lillo) bevinden zich twee lozingspunten voor niet-verontreinigd hemelwater en voor dokwater (koelwater) in het Kanaaldok B1. Het bedrijfsafvalwater bestaat uit procesafvalwater en mogelijk verontreinigd hemelwater en wordt samen met het bedrijfsafvalwater van het buurbedrijf Bayer Antwerpen nv, afhankelijk van de samenstelling, gezuiverd in een gemeenschappelijke biologische afvalwaterzuiverings-installatie (AW3-net) of enkel beperkt fysicochemisch gezuiverd (AW2-net) (zie verder). Vervolgens worden beide afvalwaterstromen geloosd in de Zeeschelde. Het bedrijfsafvalwaternet en de lozingssituatie worden toegelicht in een verdere paragraaf.

74 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV W A T E R V E R B R U I K De watervoorziening gebeurt via verschillende bronnen, de respectievelijke hoeveelheden voor referentiejaar 2013 worden weergegeven in Tabel IV.6. LANXESS nv (Lillo) staat in voor de levering van water aan de volledige site, waarbij ook verschillende types al dan niet voorbehandeld water worden geleverd aan buurbedrijf Bayer Antwerpen nv (zie tabel IV.7). Leidingwater wordt gebruikt voor de aanmaak van bedrijfswater, volontzout water en ketelvoedingswater. Dokwater wordt gebruikt voor koeling en wordt, na gebruik, terug in Kanaaldok B1 geloosd. In volgende tabel staan naast de verbruiken per waterbron, ook de verbruiken per type water en bestemming aangegeven voor referentiejaar Tabel IV.6 Verbruiken per waterbron voor referentiejaar 2013 IN UIT Waterbron Verbruik 2013 Type uitgaande stroom Verbruik 2013 Water AWW m³ Levering aan derden m³ Processen LANXESS Afvalwater (incl. hemelwater) m³ Verdamping m³ In eindproduct m³ Hemelwater m³ Dokwater m³ Levering aan derden m³ LANXESS m³ TOTAAL m³ m³ In navolgende paragrafen wordt ieder type water kort toegelicht. DRINKW ATER Een klein deel van het ingenomen leidingwater wordt op de site verdeeld als drinkwater. Het drinkwater wordt voornamelijk gebruikt in een aantal specifieke gebouwen (keukens, labo s ) en voor de sanitaire voorzieningen. BEDRIJ FSW ATER Een ander deel van het ingenomen leidingwater wordt zonder voorbehandeling aan de bedrijven op de site geleverd als bedrijfswater. VOLONTZO UT W ATER Het grootste deel van het ingenomen leidingwater wordt gebruikt voor de aanmaak van volontzout water door behandeling over kationische en anionische ionenwisselaars. KETELVOEDINGSW ATER Ketelvoedingswater wordt aangemaakt uit volontzout water. Het volontzout water wordt door middel van een katalytische ontgassing zuurstofvrij gemaakt. KOELWATER Dokwater wordt rechtstreeks als koelwater ingezet. Ter hoogte van het innamepunt is enkel een grofen een fijnzeef voorzien.

75 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.25 Dokwater wordt op 1 punt gecapteerd in het Kanaaldok en over de volledige site (Bayer + LANXESS) verdeeld. Het door LANXESS gebruikte dokwater stroomt via 2 punten terug naar het Kanaaldok. Beide teruglooppunten situeren zich op ongeveer 500 m van elkaar, stroomopwaarts van het innamepunt voor dokwater (zie Bijlage W4). Daarnaast is er ook nog een gesloten koelcircuit met koeltorens. In dit koelcircuit wordt condensaat als aanvulwater voor de verdampingsverliezen gebruikt. Dit laat toe het gesloten koelcircuit met hoge indikkingsfactoren en lage spui te bedrijven. De spui van het gesloten koelcircuit wordt naar het afvalwatercircuit (AW2) gestuurd. In Bijlage W4 wordt in meer detail ingegaan op de werking en opvolging van beide koelwatercircuits (chemicaliëndosering, indikkingsfactor e.d.). BLUSW ATER Als bluswater wordt op het bedrijfsterrein van LANXESS nv (Lillo) gebruik gemaakt van dokwater dat wordt opgepompt uit het Kanaaldok B1 en via ondergrondse leidingen over de volledige site wordt verdeeld. De hoeveelheid bluswater op jaarbasis is klein en wordt samen met dokwater beschouwd. 4.3 B E D R I J F S A F V A L W A T E R Algemeen Op de site wordt een onderscheid gemaakt tussen biologisch behandelbaar (AW3) en niet biologisch behandelbaar (AW2) bedrijfsafvalwater. Het biologisch behandelbaar afvalwater van LANXESS nv (Lillo) wordt, samen met het biologisch behandelbaar (AW3) afvalwater van buurbedrijf Bayer Antwerpen nvv, in een gemeenschappelijke biologische waterzuivering behandeld. Deze biologische waterzuivering omvat volgende stappen: neutralisatie, voorbezinking, denitrificatie (2 bekkens in parallel), beluchting (2 bekkens in parallel), nabezinking (in parallel) en slibflotatie. Het niet biologisch behandelbaar afvalwater van LANXESS nv (Lillo) wordt samen met het niet biologisch behandelbaar afvalwater van Bayer Antwerpen nv via neutralisatie en voorbezinking behandeld. Beide behandelde afvalwaterstromen worden via één meetpunt in de Zeeschelde geloosd. Het debiet aan AW2 water van LANXESS nv (Lillo) bedraagt gemiddeld 45 m³/h en het debiet aan AW3 water van LANXESS nv (Lillo) gemiddeld 106 m³/h Herkomst In onderstaande tabel IV.7 wordt een overzicht gegeven van de afvalwaterstromen die ontstaan in de verschillende productie-eenheden met een inschatting van het huidige debiet. Gezien dit water gezamenlijk wordt gezuiverd en geloosd samen met dat van buurbedrijf Bayer Antwerpen nv, wordt in onderstaande tabel ook voor deze lozing een totaalcijfer opgenomen. Opm: De afvalwaterstroom van Bayer Antwerpen nv bevat tevens twee kleine stromen afkomstig van FRX nv en LBC-Cepsa Tank Terminals Antwerpen NV. Verder in dit MER wordt hier geen onderscheid meer in gemaakt. Wanneer er sprake is van afvalwater van Bayer Antwerpen nv zijn deze stromen mee inbegrepen. Voor de geplande situatie wordt voor het afvalwater van Bayer Antwerpen nv gebruik gemaakt van de gegevens voor de geplande situatie uit het MER voor de hervergunning van Bayer Antwerpen nv.

76 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.26 Tabel IV.7 Overzicht van de hoeveelheid geloosd afvalwater in de referentie-, de vergunde en de geplande situatie per productie-eenheid en per afvalwatertype Productie-eenheid Afvalwatertype Hoeveelheid (m³/h) LANXESS nv (Lillo) Referentie Vergund Scenario 1 Scenario 2 Cyclohexanon (ANON) AW3 20,8 22,3 22,3 22,3 Caprolactam Zwavelzuur/hydramine AW2 16,4 17,7 17,7 20,4 Caprolactam AW3 2,0 2,2 2,2 2,5 Ammoniumsulfaat* AW3 68,4 68,4 76,0 86,4 Hoofdtankenpark AW2 AW3 4,7 1,2 4,7 1,2 4,7 1,2 4,7 1,2 Polyamide (nog niet in dienst in 2013) AW3 / 10,0 12,0 12,0 Energiecentrale Zuid AW2 AW3 18,2 10,8 18,2 10,8 18,2 10,8 18,2 10,8 Sanitair afvalwater AW3 2,6 2,6 2,6 2,6 Overige AW2 AW3 ( 20 ) 5,7 0,2 5,7 0,2 5,7 0,2 5,7 0,2 TOTAAL LANXESS nv (Lillo) AW2 AW3 45,0 106,0 46,3 117,6 46,3 127,2 49,0 127,2 Bayer Antwerpen nv TOTAAL Bayer Antwerpen nv AW2 AW3 52,5 209,9 52,5 209,9 92,0 371,0 92,0 371,0 TOTAAL geloosd 413,4 426,4 636,6 649,9 * Veruit belangrijkskte bron van AW3 - zie aparte paragraaf hieronder. De deelstroom van het cyclohexanonbedrijf is de voornaamste bron van organische verontreiniging (BZV/CZV) en van boor voor de centrale waterzuivering. De deelstromen uit het ammoniumsulfaatbedrijf en uit het polyamidebedrijf zijn de voornaamste bron van stikstofhoudende componenten voor de centrale waterzuivering. 20 Dit getal wijkt in belangrijke mate af van het getal opgegeven in de kennisgeving van 25,6 m³/u. Op vraag van de adviesinstantie (VMM) werd immers een betere toewijzing doorgevoerd van deze overige debieten aan de verschillende productie-installaties (o.a. verontreinigd hemelwater, e.d.).

77 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.27 Het maximum vergunde lozingsdebiet bedraagt 773 m³/h. In het MER van Bayer Antwerpen nv wordt er met andere debieten gerekend dan in dit MER. Deze kunnen als volgt verklaard worden: - Het betreft een ander referentiejaar (2012 in het MER van Bayer Antwerpen nv en 2013 in het MER van LANXESS nv (Lillo). - Voor de toekomstige situatie is in het MER van Bayer Antwerpen nv enkel rekening gehouden met een verhoging van de productie bij Bayer Antwerpen nv en niet met een verhoging van de productie bij LANXESS nv (Lillo). - In de scenario s Vergund, Scenario 1 en Scenario 2 werd in het MER van LANXESS nv (Lillo) gebruik gemaakt van de waarden Geplande situatie Vergunde capaciteit uit het MER van Bayer Antwerpen nv voor de lozingssituatie van Bayer + FRX + LBC Cepsa. De scenario s in het MER van LANXESS nv (Lillo) geven het meest volledige beeld van de mogelijke toekomstige situatie. AFV ALWATER AMMO NI UM SU L FAAT Gezien de aanzienlijke bijdrage van het afvalwater vanuit het ammoniumsulfaatbedrijf aan het totale debiet aan bedrijfsafvalwater van het AW3-net, wordt deze deelstroom in iets meer detail besproken. Dit afvalwater wordt t.h.v. de productie-eenheid behandeld in een inverse osmose-installatie. Het retentaat (dat een aanzienlijke concentratie aan ammonium bevat en dat ca. 15 % van het afvalwaterdebiet van het ammoniumsulfaatbedrijf vertegenwoordigt) wordt momenteel integraal gerecycleerd in het Caprolactambedrijf. Het permeaat (gezuiverde water) gaat naar het AW3-net als afvalwater. Momenteel is een studie in uitvoering waarin de hergebruiksmogelijkheden van dit permeaat worden onderzocht. Zo bijvoorbeeld wordt bestudeerd of een deel van dit water kan hergebruikt worden als proceswater in het Caprolactambedrijf. Vooraleer dit zou kunnen worden toegepast dient echter eerst te worden nagegaan (1) of de aanwezige resten van organische stoffen in dit water kunnen geaccumuleerd worden in de Caproalctam-procesketen, (2) of deze organische resten een negatieve invloed kunnen hebben op de kwaliteit van het geproduceerde caprolactam en (3) of de lagere temperatuur die de toevoeging van dit gerecycleerde water zal veroorzaken in de proceswaterbuffertank aanleiding kan geven tot bacteriële contaminatie van dit proceswater Afvoer en behandeling AFVOER Niet verontreinigd hemelwater wordt via de hemelwaterriolering rechtstreeks naar Kanaaldok B1 afgeleid. LANXESS nv (Lillo) heeft 2 lozingspunten voor niet verontreinigd hemelwater in Kanaaldok B1. Niet-biologisch behandelbaar afvalwater (AW2) wordt via een bovengronds leidingnet naar de waterzuiveringsinstallatie geleid. Na behandeling (neutralisatie + voorbezinking) wordt dit afvalwater samen met het biologisch gezuiverde AW3 water in de Zeeschelde geloosd. Biologisch behandelbaar afvalwater (AW3) wordt via een bovengronds leidingnet naar de biologische zuivering geleid. Na behandeling (neutralisatie + voorbezinking + denitrificatie + aerobe biologische zuivering) wordt dit afvalwater samen met het fysicochemisch behandeld AW2 water in de Zeeschelde geloosd. BIOLOGI SCHE Z UIVERI NG De biologische zuiveringsinstallatie (zuivering AW3) is opgebouwd uit volgende behandelingsstappen:

78 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.28 Neutralisatie (110 m³) Voorbezinkingsbekken (1.000 m³) Calamiteitenbuffer (6.000 m³) Denitrificatiebekkens (2 x m³ in parallel) Beluchtingsbekkens (2 x m³ in parallel) Nabezinkers (2 x m³ in parallel) Flotatie (380 m³) Koeltorens Mechanische slibontwatering Neutralisatie De afvalwaterstromen uit de verschillende productie-eenheden die uiteindelijk (al dan niet na een passende voorbehandeling) biologisch kunnen gezuiverd worden (AW3-net), komen samen in de neutralisatiestap. De neutralisatie is opgebouwd als na elkaar geschakelde putten waarin onder continue menging stoffen zoals kalkmelk, natriumhydroxide of zwavelzuur worden toegevoegd om de ph zo in te stellen dat een goede biologische zuivering mogelijk is. Voorbezinking Het geneutraliseerde water komt vervolgens in het voorbezinkingsbekken, waar alle onopgeloste en bezinkbare stoffen naar de bodem zakken en met een schraper in een slibput worden verzameld (primair slib). Dit slib wordt samen het het spuislib verwerkt (zie verder). Denitrificatie Beluchting Nabezinking Het geklaarde water wordt vervolgens naar de denitrificatiebekkens van 2 x m³ gepompt, waarin de nitraten op biologische wijze verwijderd worden in een anoxische omgeving (omzetting in stikstofgas). In deze bekkens wordt het afvalwater voor de eerste maal gemengd met biologisch actief slib uit de nabezinkingsbekkens (de interne retour) en uit de flotatie en begint de eigenlijke biologische zuivering. In de (niet-beluchte) anoxische denitrificatiefase worden de aanwezige nitrieten en nitraten gereduceerd tot stikstofgas. In deze bekkens wordt tevens een deel van de organische vuilvracht afgebroken. Bezinking van het slib in deze niet-beluchte bekkens wordt vermeden door continue menging. Om het tekort aan fosfor in het afvalwater te compenseren wordt aan de ingang van de denitrificatiebekkens fosforzuur gedoseerd. Het mengsel van water en actief slib stroomt vervolgens naar de beluchtingsbekkens. Hierin wordt gedurende de volledige verblijftijd intensief belucht. De beluchting in de eerste bekkens gebeurt met zogenaamde injectoren, waarbij het water-slibmengsel wordt rondgepompt en, vermengd met lucht, door sproeiers onderaan in het bekken geblazen wordt. De organische vuilvracht (BZV en CZV) wordt in deze beluchtingsbekkens grotendeels verwijderd. In oktober 2014 werd de beluchting uitgebreid. Na elk bestaand beluchtingsbekken van m³ wordt een tweede beluchtingsbekken van m³ in serie geschakeld, wat de totale capaciteit van de beluchtingsbekkens op een m³ brengt. De nieuwe beluchtingsbekkens zijn uitgerust met een bellenbeluchting. Vanuit de beluchtingsbekkens wordt het mengsel afvalwater/slib via overstorten verdeeld over de nabezinkers. Deze hebben als functie het gezuiverde water van het slib te scheiden. De nabezinkers zijn rond uitgevoerd en hebben een nuttig volume van 2 x m³. De bodem is hellend uitgevoerd. Centraal bevindt zich een verdeelinlaat (voor de toevoer van het slib uit de beluchting) en een slibput (voor de afvoer van het bezonken slib). Deze tanks zijn verder uitgerust met een bodem- en oppervlakterakel en een overstortgoot. Een deel van het actief slib dat zich onderaan in de nabezinkingsbekkens opgeconcentreerd heeft, wordt teruggevoerd naar de denitrificatiebekkens (interne retour).

79 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.29 Flotatie Koeling en lozing Het geklaarde water uit de nabezinkers wordt in een nageschakelde flotatie-eenheid ontdaan van de laatste resten aan zwevende deeltjes, door het inblazen van microscopische luchtbellen. Om dit proces te bevorderen, kan bijkomend een polyelektroliet worden gedoseerd. Het gereinigde water kan indien nodig nog worden gekoeld over één van de twee koeltorens en wordt vervolgens, samen met het gezuiverde AW2-water (zie verder) via een meetgoot geloosd in de Zeeschelde. Slibverwerking Daar het aantal micro-organismen door de afbraak van organisch materiaal voortdurend aangroeit en in de totale kringloop een constant slibgehalte wordt nagestreefd, wordt van het retourslib een gedeelte, het zgn. spuislib, naar de slibverwerking gepompt. Dit spuislib wordt samen met het ingedikt primair slib uit de voorbehandeling (zie boven), gemengd en mechanisch ontwaterd. De mechanische ontwatering van het slib gebeurt, na dosering van polyelektroliet en ijzertrichloride, in een decantor (centrifuge), waarbij wordt ingedikt van +/- 1% DS (droge stof) tot meer dan 20% DS. Het hierbij afgescheiden water vloeit opnieuw naar de beluchtingsbekkens, het ingedikt slib wordt, afgevoerd voor externe verwerking. Calamiteitenopvang Om afvalwaterstromen in geval van storingen tijdelijk op te vangen, is een m³ grote buffertank (noodopvangbekken) geïntegreerd in de installatie. Bovendien werd voorzien in de mogelijkheid om actief kool in poedervorm op twee plaatsen te doseren, nl. in het voorbezinkingsbekken en in de overloop van de denitrificatie naar de beluchting, zodat wanneer nodig, storende organische componenten kunnen worden verwijderd. Het toegevoegde actief kool wordt, na bezinking, samen met het primair slib extern verwerkt. NIET-BIOLO GI SCHE ZU IVE RIN G Afvalwater (zowel van LANXESS nv (Lillo) als van Bayer Antwerpen nv) dat niet biologisch kan behandeld worden (het AW2-net), wordt, al dan niet na een passende voorbehandeling in de verschillende productie-eenheden (zie boven), door een afzonderlijke neutralisatie- en bezinkingsstap geleid. Deze neutralisatie is opgebouwd als na elkaar geschakelde putten waarin onder continue menging natriumhydroxide en/of zwavelzuur wordt toegevoegd. Het geneutraliseerde water komt vervolgens in een afzonderlijk bezinkingsbekken voor AW2-water, waar alle onopgeloste en bezinkbare stoffen naar de bodem zakken en met een schraper in een slibput worden gebracht (primair slib). Dit slib wordt samen met het primair slib van de voorbezinking van de biologische zuivering en het spuislib van de biologische zuivering verwerkt (zie boven). Het aldus gezuiverde water wordt, samen met het gezuiverde water van het AW3-net, geloosd in de Zeeschelde via hetzelfde lozingspunt Karakteristieken DEBIET Het vergunde lozingsdebiet voor de gezamenlijke lozing van LANXESS nv (Lillo) en Bayer Antwerpen nv bedraagt 773 m³/h of m³/dag (let wel: de vergunning staat momenteel op naam van buurbedrijf Bayer Antwerpen nv in de geplande situatie wordt deze overgezet op naam van LANXESS nv (Lillo)). Het effectieve lozingsdebiet bij de productiehoeveelheden in referentiejaar 2013 ligt tussen en m³/d met een gemiddelde van m³/d en voldoet m.a.w. aan de norm.

80 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.30 SAMENSTELLING Hieronder wordt een overzicht gegeven van de parameters / stoffen die in aantoonbare concentraties (kunnen) voorkomen in het geloosde afvalwater 21 : algemeen verontreinigende parameters (BZV, CZV en zwevende stoffen); nutriënten (vnl. stikstof en fosfor); zouten; metalen; detergenten; AOX; organische microverontreinigingen; boor; In tabel IV.8 worden de karakteristieken van het geloosde bedrijfsafvalwater aangegeven voor de relevante parameters en getoetst aan de vigerende lozingsnormen (vergunning in referentiesituatie op naam van Bayer Antwerpen nv). Tevens wordt een toetsing uitgevoerd t.o.v. de geldende indelingscriteria voor die parameters waarvoor geen lozingsnormen zijn opgelegd maar die wel zijn opgenomen in de lijst gevaarlijke stoffen in Vlarem II Bijlage betreffende de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater. Dit gebeurt uiteraard enkel voor die parameters waarvoor meetresultaten ter beschikking zijn. Dit zijn in eerste instantie de parameters opgenomen in de milieuvergunning. Daarnaast zijn nog een aantal parameters opgenomen waarvoor meetresultaten beschikbaar zijn en waarbij duidelijk is dat het indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) zoals opgenomen in Vlarem II Bijlage betreffende de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater wordt overschreden. Per parameter worden de gemiddelde en maximale meetwaarden die werden geregistreerd 22 in 2013, weergegeven in tabel IV H U I S H O U D E L I J K A F V A L W A T E R Het sanitair afvalwater van het bedrijf wordt samen met het industrieel afvalwater in de gemeenschappelijke biologische waterzuiveringsinstallatie behandeld en wordt bij de lozing beschouwd als (industrieel) bedrijfsafvalwater. 21 Op basis van metingen uitgevoerd in opdracht van het bedrijf. 22 Op basis van metingen uitgevoerd door erkende labo s, o.a. resultaten van meetcampagnes ter bepaling van de afvalwaterheffing, zelfcontrolemetingen, metingen uitgevoerd door VMM (schepstalen en meetcampagnes)

81 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag L O Z I N G S K A R A K T E R I S T I E K EN In onderstaande tabel wordt, zoals toegelicht in IV4.3.4, een overzicht gegeven van de beschikbare meetresultaten in referentiejaar 2013 van die parameters die worden opgevolgd door het bedrijf en die zijn opgenomen in de lozingsvergunning. In deze tabel worden de resultaten, zowel gemiddeld, 90-percentiel als maximum, getoetst t.o.v. de lozingsnorm en het geldende indelingscriterium. Tabel IV.8 Samenstelling gezuiverd afvalwater (mg/l) gemiddelden, 90-percentielwaarden en maxima van referentiejaar 2013 Parameter Aantal analyses Aantal analyses > dl Gemiddelde 90- percentiel Maximum Lozingsnorm (vanaf 7/02/2013) Indelingscriterium GS MKN* (P(G)S)** ph ,2 8,3 8,3 6,0 9,0-6,5-8,5 Temperatuur ,8 31,8 33,8 30 C 35 C (bij dokwater 20 C) 35 C (bij buitent 25 C) - - Biologische zuurstofvraag (en 860 kg/d) - 6 Chemische zuurstofvraag (en kg/d) - 30 Zwevende stoffen Fosfor totaal ,9 1,6 3,3 2-0,14*** Stikstof totaal (en 860 kg/d) - 2,5*** Arseen tot 14 0 < 0,015 < 0,015 < 0,015 0,06 0,005 0,003 Cadmium tot 10 0 < 0,0015 < 0,0018 < 0,0020 0,002 0,0008 0,0002 (PGS) Chroom tot ,019 0,028 0,041 0,1 0,05 0,005 Koper tot ,016 0,020 0,026 0,2 0,05 0,007 Lood tot 10 0 < 0,010 < 0,010 < 0,010 0,1 0,05 0,0072 PS) Nikkel tot ,015 0,022 0,026 0,3 0,03 0,02 (PS)

82 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. 32 Parameter Aantal analyses Aantal analyses > dl Gemiddelde 90- percentiel Maximum Lozingsnorm (vanaf 7/02/2013) Indelingscriterium GS MKN* (P(G)S)** Zilver tot 15 1 < 0,005 < 0,005 0,0095 0,05 0,0004 0,00008 Kwik tot 10 1 < 0,00025 < 0, , ,001 0,0003 0,00007 (PGS) Tin (anorganisch) 4 0 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,075 0,04 0,003 Zink tot ,039 0,054 0,089 1,25 0,2 0,02 Kobalt tot 8 0 < 0,010 < 0,010 < 0,010 0,03 0,0006 0,0005 Mangaan tot 4 4 0,035 0,048 0, Boor tot (en 925 kg/d) 0,7 0,7 Molybdeen 4 4 0,013 0,016 0,017 0,025 (< IC) 0,35 0,34 Antimoon tot 4 1 < 0,001 < 0,001 0,002 0,0075 (< IC) 0,1 0,1 Seleen totaal 4 0 < 0,002 < 0,002 < 0,002 0,02 0,003 0,002 Thallium totaal 4 0 < 0,002 < 0,002 < 0,002 0,017 0,0002 0,0002 Beryllium totaal 4 0 < 0,0004 < 0,0004 < 0,0004 0,002 0,0001 0,00008 Barium totaal 4 4 0,037 0,044 0, ,07 0,06 Vanadium totaal 4 3 0,004 0,005 0,005 0,05 0,005 0,004 Titanium totaal 4 1 < 0,001 < 0,001 0,005 0,06 (< IC) 0,1 0,2 Tellurium totaal 4 0 < dl < dl < dl 0,1 (= IC) 0,1 0,1 Chloriden Sulfaten n/a n/a n/a n/a n/a Sulfiet 12 0 < dl < dl < dl 0,5 - - Nitriet 5 0 < 0,1 < 0,1 < 0,1-0,2 0,2

83 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. 33 Parameter Aantal analyses Aantal analyses > dl Gemiddelde 90- percentiel Maximum Lozingsnorm (vanaf 7/02/2013) Indelingscriterium GS MKN* (P(G)S)** Fluoriden 9 9 0,66 0,86 0,92 2 0,9 (opgelost) 0,9 (opgelost) Totaal cyanide 6 3 0,0038 0,0085 0,009 0,15 0,05 AOX (als Cl) ,074 0,155 0,280 0,4 0,04 0,04 Anionische detergenten 2 2 0,188 n/a 0,280-0,1 0,1 Niet-ionische en kationische detergenten n/a n/a n/a n/a n/a Detergenten n/a n/a n/a n/a n/a TOC (en kg/d) - - Methyleenchloride ,009 0,019 0,075 0,1 0,02 0,02 (PS) Benzeen ,0012 0,002 0,0028 0,01 (= IC) 0,01 0,008 (PS) Tolueen ,0001 < 0,063 0,0017 0,01 (< IC) 0,09 0,09 Xyleen 54 1 < 0,0002 < 0,0002 0,0009 0,002 0,004 0,004 Fenolen totaal ,044 0,090 0,180 0,4 - - PCB n/a n/a n/a n/a n/a verbod 0,002 0,002 PCT n/a n/a n/a n/a n/a verbod - - BPA ,0043 0,0093 0,035 0,05 (jaargem. 0,02) - - Aniline **** ,0032 0,0049 0,0077 0,05 (jaargem. 0,02) - - MCB n/a n/a n/a n/a n/a 0, ODB n/a n/a n/a n/a n/a verbod - - Nitrobenzeen 12 0 < dl < dl < dl 0,05 - -

84 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. 34 Parameter Aantal analyses Aantal analyses > dl Gemiddelde 90- percentiel Maximum Lozingsnorm (vanaf 7/02/2013) Indelingscriterium GS MKN* (P(G)S)** DNT n/a n/a n/a n/a n/a verbod - - TDA n/a n/a n/a n/a n/a verbod - - Rood: overschrijding van de lozingsnorm of, bij ontbreken van norm, van het indelingscriterium. Oranje: overschrijding van het indelingscriterium GS maar niet van de lozingsnorm * Voor metalen is dit de MKN voor opgelost metaal (niet beschikbaar voor totaal metaal) ** Prioritair (gevaarlijke) stof *** Toetsingswaarde voor zwak brak macrotidaal laaglandestuarium (geen MKN voor brak macrotidaal laaglandestuarium, waartoe Zeeschelde IV behoort) **** Enkel de metingen met GC-MS werden in rekening gebracht. Metingen met HPLC bleken veel minder accuraat (geen WAC-methode vastgelegd)

85 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.35 Het is duidelijk uit bovenstaande tabel dat de lozingsnormen voor alle parameters uiterst zelden worden overschreden. Wanneer de normen en/of analyseresultaten worden vergeleken met de geldende indelingscriteria (zoals vastgelegd in Vlarem II bijlage 2.3.1), lijken er verschillende normen niet noodzakelijk of te hoog (norm kleiner dan IC of analyseresultaten steeds kleiner dan IC). ALGEMEE N VERO NTREINI G ENDE PAR AMETERS (PH, T, BZV, CZV, ZS) De waargenomen lozingsconcentraties voor BZV en CZV, maat voor de algemene organische verontreiniging, liggen relatief laag. Door de indienstname van de uitbreiding van de beluchting in de biologische zuivering, wordt dit verwacht nog verder af te nemen. Dit blijkt ook al duidelijk uit de resultaten vanaf december 2014 (na opstart bijkomende beluchtingsbekkens), met een gemiddelde van BZV gelijk aan 10 mg/l i.p.v. 16 mg/l in het referentiejaar. De waargenomen concentraties voor zwevende stoffen liggen, met uitzondering van een eenmalige overschrijding, allemaal binnen de opgelegde lozingsnorm, hetgeen voor een biologische zuivering van deze schaal, wijst op een doorgedreven en nauwgezette controle van de werking van de zuivering met een goed bezinkbaar slib als resultaat. De meetresultaten voor ph liggen allemaal binnen de geldende lozingsgrenzen voor lozing op oppervlaktewater. Grote ph-schommelingen worden opgevangen door autoneutralisatie, voorneutralisatie, een aparte neutralisatie-eenheid voor de biologische zuivering en verdere neutralisatie door biologische activiteit. Eventuele ph-overschrijdingen zouden ook onmiddellijk worden opgemerkt door de uitgebreide inline monitoring. De temperatuurmetingen op het geloosde water liggen binnen de geldende norm. Indien nodig, wordt (een deel van) het behandelde afvalwater voorafgaand aan de lozing gekoeld. Verderop zal worden geanalyseerd of de lozing van het afvalwater een effect heeft op de temperatuur van het ontvangende oppervlaktewater. NUTRIË NTEN Wanneer de waarden in Tabel IV.8 worden bekeken, blijken de normen voor stikstof en fosfor globaal gezien steeds te worden gehaald, met uitzondering van vier waargenomen overschrijdingen voor beide parameters. Op het grote aantal metingen (375 voor N, 167 voor P), is dit slechts een verwaarloosbare 1 à 2% van de metingen die niet conform zijn. De waargenomen overschrijdingen voor fosfor zijn bovendien beperkt en liggen vrijwel allemaal binnen de meetonzekerheidsgrenzen zoals opgelegd in Vlarem II, bijlage (in beide gevallen gelijk aan 30%). De overschrijdingen voor stikstof liggen slechts beperkt boven de norm en waren een gevolg van de opstart van de polyamideproductie, waardoor tijdelijk een te hoge N-vracht moest worden geloosd. ANIO NE N Het geloosde afvalwater van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv wordt gekenmerkt door een hoge concentratie aan chloriden. Deze zijn nagenoeg volledig afkomstig van het productieproces van buurbedrijf Bayer Antwerpen nv en worden dus niet verder besproken in dit MER. De beschikbare meetresultaten voor fluoriden liggen steeds ruimschoots onder de geldende norm en slechts beperkt boven het indelingscriterium. De beschikbare meetresultaten voor nitriet liggen steeds onder de detectielimiet en deze ligt onder het indelingscriterium. Sulfiet wordt nooit waargenomen in concentraties hoger dan de detectielimiet. Voor sulfaat is er geen lozingsnorm en deze parameter wordt dan ook niet gemeten.

86 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.36 METALEN (UITZ. BOOR) De beschikbare analyseresultaten voor lood, chroom, koper, nikkel, kwik, tin, zink, mangaan, molybdeen, antimoon, seleen, barium en titanium liggen steeds onder het indelingscriterium waardoor het aangewezen is om de normen voor deze parameters te laten schrappen. De waargenomen concentraties voor arseen, cadmium, zilver, kobalt, thallium en beryllium liggen steeds onder de detectielimiet (cfr. rapportagegrens zoals opgenomen in Vlarem II bijlage ), die op zijn beurt boven het indelingscriterium ligt. Ook voor deze parameters lijkt er geen noodzaak om de geldende norm te behouden. Een herevaluatie dringt zich op van zodra de rapportagegrenzen zouden wijzigen. In alle gevallen blijft het aangewezen om de respectievelijke parameters op regelmatige basis te blijven evalueren om eventuele wijzigingen te kunnen detecteren. De opgelegde meetfrequenties zoals weergegeven in Vlarem II bijlage kunnen hierbij de leidraad vormen. BOOR Uitzondering op de algemene waarneming van lage lozingsconcentraties voor metalen, is de lozingsconcentratie van boor, een element dat vrijkomt bij de cyclohexaanoxidatie in het Anongedeelte van de fabriek, waar boorzuur wordt gebruikt. Er lopen al verschillende procedures en maatregelen om de vrijstelling van boor zoveel mogelijk te beperken 23 en om dit vrijgekomen boor zo veel mogelijk te recupereren, maar de maximaal haalbare terugwinning houdt nog steeds een verlies, of lozing, in van een fractie van het in de reactie circulerende boor. Dit geeft aanleiding tot de waargenomen boorconcentraties in de lozing. In de biologische zuiveringsinstallatie wordt zo goed als geen boor verwijderd. De impact van de lozing van boor op het ontvangende oppervlaktewater zal worden besproken in deel Effectvoorspelling en beoordeling van dit MER. ORGANI SCHE M ICROV ERO NTREINI GI NGE N De beschikbare analyseresultaten voor benzeen, tolueen en xyleen liggen steeds ruimschoots onder het indelingscriterium. Er lijkt dus geen noodzaak te bestaan om deze normen te behouden. De concentraties aan fenolen liggen steeds onder de geldende norm. Voor methyleenchloride, PCB, PCT, MCB, ODB en TDA zijn geen analyseresultaten beschikbaar, waardoor de toetsing niet kan gebeuren. Voor AOX worden steeds relatief lage concentraties gemeten, die echter wel licht boven het indelingscriterium liggen. Momenteel geldt er een norm voor totaal detergenten, d.i. som van kationische, non-ionogene en anionische detergenten. Er zijn echter geen analyses ter beschikking van deze groepsparameter, waardoor de toetsing niet kan gebeuren. Enkel de deelparameter anionische detergenten werd tweemaal gemeten. 5. RISICO- ACTIVITEITEN M.B.T. BODE M- E N GROND WATE RVE RONTREINIGING De risico-activiteiten van LANXESS nv (Lillo) m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging omvatten diverse activiteiten (productie-activiteiten, transfo s, werkplaatsen, ) en de opslag van gevaarlijke producten in opslagtanks. 23 Door de optimalisatie van de moederloogextractie (ingezette stromen, debieten en temperaturen) en door het maximaal vermijden van bruuske productieschommelingen (productieproces zo stabiel mogelijk laten lopen) is LANXESS nv (Lillo) er in geslaagd om het boorverlies naar het afvalwater met 20% terug te dringen.

87 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.37 Alle opslagtanks 24 voldoen aan de wettelijke voorwaarden zoals opgenomen in hoofdstuk van Vlarem II. Ter hoogte van de productie-activiteiten zijn de nodige maatregelen genomen opdat bodem- en of grondwaterverontreiniging maximaal kan voorkomen worden. In geval van calamiteiten wordt er adequaat gehandeld zoals vastgelegd in verscheidene procedures. In tabel IV.9 wordt een overzicht gegeven van de actuele Vlarebo-rubrieken. Tabel IV.9 Overzicht van de actuele Vlarebo-rubrieken Rubriek Omschrijving Vlarebo-categorie 4.5 Opslagplaatsen voor bedekkingsmiddelen A Productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën (polyamide Chemische installaties voor fabricage van organisch-chemische basisproducten Chemische installaties voor fabricage van anorganischchemische basisproducten Chemische installaties voor de fabricage van fosfaat-, stikstofof kaliumhoudende meststofen B B, S B, S B, S Productie van organische bulkchemicaliën B Elektriciteitsproductie met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van kw A 16.1.b)3 Installaties voor de productie of omzetting van gassen B VR-plichtige inrichting B Opslag van zeer giftige, giftige en ontplofbare stoffen B Opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen B b Opslag van P3-producten (bovengronds) A b Opslag van P4-producten (bovengronds) A Opslag van milieugevaarlijke producten (niet-seveso) A c Installatie voor productie van polyamide-6-granulaat B 28.1.b)2 Productie van stikstofmeststoffen B 28.1.f)2 Opslag van kunstmeststoffen O a Werkplaats O a Werkplaats voor metaalbewerking O Stookinstallaties A 43.3 Stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer 43.4 Installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW A,S A 24 Een volledige lijst met alle opslagtanks en de toetsing van de Vlarem-voorwaarden zal opgenomen worden in de milieuvergunningsaanvraag waaraan dit MER wordt toegevoegd.

88 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.38 Rubriek Omschrijving Vlarebo-categorie 50 Opslagplaatsen van strooizout A UITGEVOERDE BODE MONDE RZOEKEN Op de terreinen van LANXESS nv (Lillo) werden reeds een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. In bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van al deze onderzoeken. Momenteel is een bodemsaneringsproject lopende voor de sanering van het grondwater. Op de site is een grond- en grondwaterverontreiniging aanwezig met benzeen, tolueen en vluchtige olie (cyclohexaan). Deze verontreiniging wordt gesaneerd door middel van een meerfase extractiesysteem. Voor dit bodemsaneringsproject werden reeds 4 tussentijdse rapporten opgemaakt. Tussentijds saneringsevaluatierapport Caprolactam-anonafdeling, dd. 15/01/2009, ref.: 11/ Tweede tussentijds saneringsevaluatierapport Caprolactam, dd. 14/04/2010, ref.: 11/ Derde tussentijds saneringsevaluatierapport Caprolactam, dd. 09/03/2011, ref.: Vierde tussentijds saneringsevaluatierapport Caprolactam, dd. 21/05/2012, ref.: In dit vierder tussentijds rapport worden volgende bevindingen vermeld: De inschatting gemaakt in het BSP wijst op een totale saneringsduur van 3 jaar met 2 jaar nazorg. Na het opstarten van de installatie is erongeveer 4 jaar verstreken. De vuilvrachtverwijdering via de luchtfase en via de waterfase begint duidelijk een asymptoot te bereiken. Gezien het beperkte rendement dient de zinvan het verder onttrekken in vraag gesteld worden. De onzekerheid van de aanwezige restverontreiniging dient geëvalueerd te worden. De sanering en de monitoring zullen verder gezet worden. In de verontreinigingszone met tolueen (caprolactam) zal nagegaan worden of de saneringsactiviteiten een positief effect hebben op de verontreinigingssituatie (CAP54 en CAP6) en zo de terugsaneerwaarde kan bereikt worden. Via vuilvrachtverwijdering zal geëvalueerd worden of het nog BATNEEC is om de saneringsactiviteiten verder te zetten in deze zone. Strengen B2 en A2 zullen ontkoppeld worden en de vrijgekomen saneringscapaciteit zal benut worden om de vuilvracht te optimaliseren. 6 maanden na de aanpassing zal in functie van de vuilvracht de stopzetting van de installatie overwogen worden. Inmiddels werden de strengen B2 en A2 ontkoppeld en wordt de vrijgekomen saneringscapaciteit ingezet op de overblijvende strengen. Het effect van deze wijziging op de vuilvrachtverwijdering zal nauwgezet worden opgevolgd. Sertius is in 2014 gestart met de uitvoering van de periodiek oriënterend bodemonderzoek op de percelen van LANXESS nv (Lillo). De resultaten zijn nog niet ter beschikking. 6. LUCH TEMISSIES Hierna worden de verschillende geleide en niet-geleide emissiepunten beschouwd. 6.1 E M I S S I E B R O N N E N In tabel IV.10 wordt een overzicht gegeven van de relevante emissiepunten en polluenten per installatie. Bij de aansluitende beschrijving van de installaties wordt ook ingegaan op het voorkomen

89 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.39 van niet geleide emissies. In bijlage L7 wordt bijkomend een overzicht gegeven van de maatregelen die getroffen zijn om de emissies vanuit opslagtanks te beperken. Tabel IV.10 Overzicht van de relevante emissiepunten en polluenten Hydramine -installatie GELEIDE EMISSIE S Bij de ammoniak oxidatie komt, na de hoofd- en na-absorptie, de AC-toren en de SCR (DeNOx) een restgas (AZ-HY-AL01) vrij waarin NOx, NH 3, CO 2 en N 2O aanwezig zijn. De synthesekuipen van de hydramine-synthese worden onder onderdruk gehouden door middel van afgasventilatoren die behalve voor het afzuigen van het restgas er eveneens voor zorgen dat bij eventuele lekken geen zwaveldioxide (SO 2) in de atmosfeer ontsnapt. Het restgas wordt met deze ventilatoren naar een wastoren gestuurd waar het SO 2 verregaand wordt uitgewassen d.m.v. een 30% NH 3-wateroplossing. Via een nevelafscheider verlaten de gezuiverde gassen de installatie (AZ-HY- AL02). Dit afgas bevat nog SO 2, NOx, NH 3, CO 2 en N 2O. NIET-GELEIDE E MI SSIE S Er zijn geen niet-geleide emissies in de hydramine-installatie Zwavelzuurbedrijf GELEIDE EMISSIE S Teneinde alle zwaveldioxide (SO 2) om te zetten tot zwaveltrioxide (SO 3) wordt het procesgas na de tussenabsorptie (bevat nog SO 2, O 2 en N 2), na opwarming, terug naar de contacttoren gestuurd over horde 4. Het procesgas dat de contacttoren verlaat, staat zijn warmte af in de economiser (=eko) en stroomt door

90 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.40 de eindabsorber waarin het SO 3 wordt geabsorbeerd met vorming van zwavelzuur. Het resterende gas wordt vervolgens langs de 90 meter hoge schouw (AZ-ZW-AL01) in de atmosfeer geleid. Bovenaan de schouw is een centrifugaalafscheider aanwezig om eventueel aanwezige druppels af te scheiden. In het afgas worden SO 2 en NO x gemeten. De twee absorptietorens (tussen- en eindabsorber) zijn bovenaan uitgerust met zogenaamde kaarsenfilters. Het procesrestgas stroomt door deze filters waardoor zeer fijne nevels worden afgescheiden die het emissiepunt AZ-ZW-AL01 dus niet belasten. Bij de opstart wordt de oven en de contacttoren warm gestookt met aardgasbranders. Dit geeft aanleiding tot emissie van CO 2 en NOx. NIET-GELEIDE E MI SSIE S Er zijn geen niet-geleide emissies in het zwavelzuurbedrijf Ammoniumsulfaat -installatie GELEIDE EMISSI ES In de drogers wordt het vochtige AS-zout tot 0,1 à 0,2% watergehalte gedroogd door middel van warmte welke ofwel direct door verbranding van lichte stookolie (drogers 1 en 2) ofwel indirect met stoom (droger 3) wordt toegevoerd. De restgassen welke ontstaan bij de droging worden in de atmosfeer geleid via de emissiepunten AZ-AS-AL01, AZ-AS-AL02 en AZ-AS-AL03. Op alle emissiepunten wordt stof bepaald. Op de emissiepunten van droger 1 en 2 wordt bijkomend SO 2, NO x, CO en CO 2 bepaald. De ammoniumsulfaat installatie bevat nog een aantal niet-relevante emissiepunten zoals de stofafzuiging van de zeefinstallatie, het afgas van het overstortpunt in de ammoniumsulfaat opslaghal (AZ-AS-AL08) en het afgas van het overstortpunt in de AS-verzending (AZ-AS-AL09). Al deze emissiepunten zijn voorzien van een mouwenfilter. Emissiemetingen geven aan dat de stofconcentratie steeds lager is dan de algemene emissiegrenswaarde en meestal zelfs lager is dan de detectielimiet. NIET-GELEIDE E MI SSIE S Ter hoogte van het stortpunt (valpijp naar ruim schip) kunnen zich tijdens de verlading niet geleide stofemissies voordoen Cyc lohexanon -installatie GELEIDE EMISSIE S De afgassen van het hoge druk gedeelte (oxidatie) worden in de HD-scrubber met wasolie uitgewassen. De afgassen van het lage druk gedeelte worden in de LD-scrubber met wasolie uitgewassen. De afgassen van HD- en LD-scrubber worden in een RTO (regeneratieve thermische oxidatie) met 5 verbrandingsbedden behandeld. Op het emissiepunt van de RTO (ANON-AL22) worden NOx, CO, VOS, CO 2 en CH 4 bepaald. Bij een incidentele uitval van de RTO worden de afgassen van de HD-scrubber (ANON-AL01) en de LDscrubber (ANON-AL02) rechtsreeks in de atmosfeer geloosd. Het betreft hier kortstondige incidentele emissies. Voor deze beide emissiepunten wordt op basis van de gassamenstelling en het aantal uren uitval van de RTO de emissie van CO, VOS en CH 4 bepaald. De 11 dehydrogenatieovens worden door verbranding van waterstof, afkomstig van de dehydrogenatie-reactie zelf, op temperatuur gehouden. Bij de opstart van de dehydrogenatieovens wordt tijdelijk gebruik gemaakt van aardgas als brandstof. Elke oven heeft zijn eigen emissiepunt (ANON-AL21.1 tot ANON-AL21.11). Op ieder emissiepunt wordt NOx, CO en CO 2 bepaald.

91 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.41 NIET-GELEIDE E MI SSIE S In de kristallertank wordt de waterige oplossing van boorzuur tijdelijk gebufferd alvorens naar de kristallisatie te worden gestuurd. Deze tank ademt vrij naar de atmosfeer. Op deze ontluchting wordt CO, VOS en CH 4 bepaald. Alle andere tanks in het bedrijfstankpark, waar VOS kunnen vrijkomen, zijn aangesloten op de LD-scrubber. De fugitieve lekverliezen in het cyclohexanon-bedrijf worden jaarlijks door middel van LDAR bepaald Caprolac tam -installatie GELEIDE EMISSLE S Grote delen van de Caprolactam-installatie (caprolactam-, tolueen- en cyclohexanonhoudende installaties) staan onder een stikstofatmosfeer. Alle beluchtingen, die eventueel tolueen kunnen bevatten, worden gecollecteerd en afgevoerd naar de restgasreiniging waarin, door middel van een oplosmiddelwasser en een diepkoeling, het afgas wordt behandeld. Het tolueen wordt teruggevoerd naar de extractie. Het restgas wordt na reiniging geëmitteerd via CPL-AL01. Op dit restgas worden VOS en N 2O gemeten. Op verschillende, vroeger niet relevante emissiepunten, werden recent emissies van N 2O vastgesteld. Het betreft hier de afgassen van de condensors van de hydrolyses, de gasvormige neutralisatie, de neutralisatie van de hydrolyses, de neutralisatie van de omlegging en de adem-verliezen van de hydrotank. NIET-GELEIDE E MI SSIE S De fugitieve lekverliezen in de tolueendestillatie worden jaarlijks via LDAR bepaald Polyamide -installatie In de gewijzigde referentiesituatie en de geplande situatie dient rekening gehouden te worden met de emissies van het polyamidebedrijf. De diphylolie, die gebruikt wordt om de reactoren op temperatuur te houden, wordt in een stookinstallatie opgewarmd. Deze stookinstallatie wordt gestookt met waterstof, afkomstig van de dehydrogenatie in het cyclohexanonbedrijf, of met aardgas. Deze stookinstallatie is een emissiebron van NO x en CO. De afgassen, die bij de granulering ontstaan, worden behandeld in een gaswasser alvorens in de atmosfeer te worden geloosd. Het emissiepunt van deze gaswasser is een mogelijke bron van VOS. Het granulaat wordt gedroogd d.m.v. een warme stikstofkringloop. Om aanrijking van verontreinigingen in deze kringloop te vermijden, wordt continu een kleine hoeveelheid stikstof naar de atmosfeer geloosd. Dit ontluchtingspunt is een mogelijke bron van VOS Stookinstallaties In de referentiesituatie moet rekening gehouden worden met de emissies van Ketel 1 (SO 2, NOx, CO, stof en CO 2), Ketels 3&4 (NOx, CO en CO 2) en Ketels 6&7 (SO 2, NOx, CO, stof en CO 2). In de gewijzigde referentiesituatie en de geplande situatie vervallen de emissies van Ketel 1 maar dient bijkomend rekening gehouden te worden met de emissies van de nieuwe ketels (SO 2, NOx, CO, stof en CO 2).

92 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV Op- en ov er slag in het hoofdtankenpark Zuid en in tanks bij de produc tie De afgassen van alle vrachtwagenverlaadplaatsen worden via meerdere, in serie geschakelde actief kool vaten in de atmosfeer geloosd. De gemeten concentraties aan VOS zijn altijd lager dan de detectielimiet. Bij emissiemetingen wordt ook altijd na het eerste actief kool vat gemeten. Aanwezigheid van VOS in detecteerbare hoeveelheden op deze locatie, leidt tot vervanging van het actief kool vat. De verlaadplaatsen zijn een niet relevante bron van VOS emissies. De opslagtanks van cyclohexaan (1.02 en 1.03) zijn voorzien van een vlottend dak. Beide vlottende daken zijn recent voorzien van nieuwe dubbele afdichtingen, waardoor de emissies in vergelijking met een vast dak tank met meer dan 98% worden gereduceerd. De emissies van de cyclohexaan-tanks worden berekend aan de hand van de API-methode. Bij het verladen van KA-olie vanuit schepen naar de opslagtanks doen zich verdrijvingsverliezen van cyclohexanon en cyclohexanol voor. De dampen worden over twee actief kool filters in serie gestuurd. De VOS concentratie na de eerste actief kool filter wordt regelmatig gemeten. Bij doorslag wordt deze actief kool filter vervangen. Aan de hand van emissiemetingen tijdens de verlading en de jaarlijks verladen hoeveelheid KA-olie, kunnen deze verliezen worden ingeschat. De opslagtanks voor oleum in het hoofdtankpark staan in verbinding met een scrubber. Eventueel vrijkomende SO 3-dampen worden met 96% zwavelzuur uitgewassen. De opslagtank voor 30% ammoniakwater in het hoofdtankpark is uitgerust met een scrubber waarin eventueel vrijkomende ammoniakdampen worden uitgewassen. Tanks in het Anonbedrijf, die vluchtige organische stoffen bevatten, worden met stikstof geïnertiseerd. De stikstofstroom wordt afgeleid naar de LD-scrubber en vervolgens naar de RTO. Tanks in in het Caprolactambedrijf, die vluchtige organische stoffen bevatten, worden met stikstof geïnertiseerd. De stikstofstroom wordt afgeleid naar de centrale afgaswassing (gekoelde scrubber). 6.2 T E B E S C H O U W E N P A R A M E T E R S In hoofdstuk VIII.39 wordt beschreven welke parameters er zullen beschouwd worden voor de effectbeoordeling. 7. GELUIDSE MISSIE S Bij de beoordeling van het specifieke geluid van een inrichting dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen bestaande en nieuwe inrichtingen. Een inrichting kan als bestaand beschouwd worden, indien: de exploitatie op 1/1/1993 was vergund, of waarvoor vóór 1/9/1991 een vergunningsaanvraag is ingediend, of de inrichting op 1/1/1993 in bedrijf is gesteld, vóór 1/1/1991 niet vergunningsplichtig was, en waarvoor vóór 1/3/1993 een vergunningsaanvraag is ingediend. Ingedeelde inrichtingen die niet voldoen aan de voorwaarden van een bestaande inrichting, worden als nieuwe inrichting beschouwd. Bestaande inrichtingen die een capaciteitsverhoging hebben ondergaan van meer dan 100% (= aanzienlijke verandering) en bestaande inrichtingen die zijn verplaatst naar een andere locatie binnen

93 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.43 het bedrijf dienen volgens het Vlarem ook als nieuwe installaties te worden beschouwd (zie Vlarem II hoofdstuk 3.2 Overgangsmaatregelen, art paragraaf 1 & 2). In Bijlage 2 wordt aangegeven welke installaties als nieuwe en welke als bestaand dienen beschouwd te worden. 8. ENERGIE De belangrijkste thermische verbruiken worden weergegeven in tabel IV.11 voor het referentiejaar Hieruit blijkt dat LANXESS nv (Lillo) een energie-intensieve inrichting is (totaal energieverbruik > 0,5PJ). Tabel IV.11 Overzicht energieverbruiken 2013 Energiedrager Verbruik Eenheid Primair energieverbruik (PJ) Aardgas Nm³ 0, MWhbvw HO brandstof ton BPA brandstof ton Elektriciteit MWh 3,527 Totaal primair energieverbruik PJprim 3, TRA NSPORT Het vervoer van producten van en naar LANXESS nv (Lillo) verloopt ofwel via pijpleiding, ofwel over de weg of over het water. Over de weg is er aansluiting van de Scheldelaan op de R2 (Tijsmans- en Liefkenshoektunnel) naar alle grote autosnelwegen rond Antwerpen. De aan- en afvoer van producten over het water gebeurt langs het Kanaaldok B1. Vloeistoffen worden overgeslagen via de steiger en vaste stoffen via de kade die zich ter hoogte van het ammoniumsulfaatbedrijf bevindt. Verder worden producten aan- en afgevoerd via pijpleidingen. In tabel IV.12 wordt een overzicht gegeven van de transporten die hebben plaatsgevonden in het referentiejaar 2013 en hoeveel er zullen zijn in de geplande situatie

94 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV.44 Tabel IV.12 Overzicht goederentransporten Referentiesituatie (2013) Geplande situatie scenario 1 Geplande situatie scenario 2 Aanvoer Afvoer Aanvoer Afvoer Aanvoer Afvoer # # Hoeveelheid Hoeveelheid # transporten Hoeveelheid Hoeveelheid Hoeveelheid Hoeveelheid transporten transporten Aardgas Nm³ Nm³ Nm³ - Vrachtwagen Schip Pijpleiding Ammoniak ton ton ton - Stikstof Nm³ Nm³ Nm³ - Zwavel ton ton ton - NaOH ton ton ton KA-olie ton ton ton 84 Cyclohexaan ton ton ton 133 Cyclohexanon ton ton ton ton ton ton 8 AS grof ton ton ton 93 AS standaard ton ton ton 222 AS oplossing ton ton ton 57 Totaal schip Caprolactam vloeibaar ton ton ton Caprolactam vast ton ton ton 869 Polyamide ton ton Cyclohexanon ton 197 ton ton 197 ton ton 197 ton 749 Cylochexanol 981 ton ton ton 40 Afval ton ton ton 650 Hulpstoffen ton ton ton 189 Totaal vrachtwagen

95 IV. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Pag. IV AFVA LSTOFFE N De activiteiten van LANXESS nv (Lillo), geven aanleiding tot het ontstaan van specifieke afvalstromen. De verschillende afvalstromen worden op het terrein tijdelijk gescheiden opgeslagen en vervolgens via erkende overbrengers afgevoerd naar verschillende vergunde verwerkers. In tabel IV.13 wordt een overzicht gegeven van de afgevoerde hoeveelheden van de grootste afvalstromen in de voorbije drie jaar. Deze vertegenwoordigen samen ruim 90% van de totale hoeveelheid afvalstoffen. Tabel IV.13 Overzicht afgevoerde hoeveelheden afvalstromen ( ) Afvalstof Biologisch slib (decanter) (NG) (ton) Biologisch slib (reiniging voorbezinking) (NG) (ton) AmmoniumSulfaat-extractieresidu (G) (ton) Verontreinigde grond (NG) (ton) Schroot (NG) (ton) Bouw- en sloopafval (NG) (ton) Actief kool (G) (ton) Straalgrit van buizen (NG) (ton) Bedrijfsafval (NG) (ton) NG: niet gevaarlijke afvalstoffen; G: gevaarlijke afvalstoffen De afvalstoffen worden gepast afgevoerd en daarna gerecycleerd, gestort of verbrand. 11. TEWERKSTELLING, INVE STERING E N GEBRU IKTE MATE RIA LE N In de actuele situatie (2013) zijn 410 personen (392,9 FTE s) tewerkgesteld bij LANXESS nv (Lillo). In de geplande situatie zullen ten gevolge van de geplande uitbreidingen geen extra personen tewerkgesteld worden. In 2013 werd voor euro geïnvesteerd. Gemiddeld gezien werd de laatste 5 jaar euro/jaar geïnvesteerd. Voor een overzicht van de gebruikte materialen wordt verwezen naar tabel IV.12 waarin een overzicht is opgenomen van de belangrijkste aangevoerde grond- en hulpstoffen.

96 V. BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIE EN GEPLANDE SITUATIE V BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIE EN GEPLANDE SITUATIE

97 V. BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIE EN GEPLANDE SITUATIE V.1 Als referentiejaar wordt 2013 genomen. In de gewijzigde referentiesituatie wordt de vergunde toestand anno 2015 beschouwd. Er wordt dus rekening gehouden met: - De productie van polyamide (opstart juli 2014) - De nieuwe stoomketels ter vervanging van ketel 1 en de WKK (operationeel februari 2015) - De twee extra beluchtingsbekkens van de WZI In de geplande situatie worden twee scenario s beschouwd: - scenario 1: o o o verhoging productie ammoniumsulfaat tot ton/jaar verhoging productie polyamide tot ton/jaar lozingsvergunning voor afvalwater - scenario 2: o o o o o verhoging productie cyclohexanon tot ton/jaar verhoging productie ammoniumsulfaat tot ton/jaar verhoging productie caprolactam tot ton/jaar verhoging productie polyamide tot ton/jaar lozingsvergunning voor afvalwater De NH 3-terminal zal als een gestuurd ontwikkelingsscenario worden bekeken voor beide geplande scenario s. Voor elk gepland scenario zal de situatie bekeken worden zowel met als zonder de NH 3- terminal. In tabel V.1 wordt een overzicht gegeven van de productiecapaciteiten die in verschillende scenario s zullen beschouwd worden. Tabel V.1 Overzicht van de productiecapaciteiten in de verschillende scenario s Productie Eenheid Vergund Referentie situatie (2013) Gewijzigde referentie situatie Gepland scenario 1 Gepland scenario 2 Zwavelzuur 2&3 ton SO3/jaar Hydramine Anon ton 30% NH3/jaar als N ton cyclohexanon/jaar ton cyclohexanol/jaar ton KA-olie /jaar Caprolactam ton CPL/jaar Ammoniumsulfaat ton AS vast/jaar Polyamide ton PA/jaar

98 V. BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIE EN GEPLANDE SITUATIE V.2 Productie Eenheid Vergund Referentie situatie (2013) Gewijzigde referentie situatie Gepland scenario 1 Energiecentrale Ketel 1 (MWth) Turbine (MWel) 23,5 23, Ketels 3&4 (MWth) Ketels 6&7 (MWth) Nieuwe (MWth) Nieuwe (MWel) ketels turbine ,5-6,5 6,5 6,5 Gepland scenario 2 NH3-terminal ton

99 VI. BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN VI BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN

100 VI. BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN VI.1 1. NULALTERNATIEF Het nulalternatief is in beginsel de situatie waarbij er geen hervergunning voor de huidige activiteiten verleend wordt. Gezien er op basis van onderhavig MER geen effecten verwacht worden die niet te milderen zijn, wordt dit alternatief niet verder in overweging genomen. 2. LOCATIEALTERNATIEF Daar het in beginsel een hervergunning van de bestaande activiteiten van LANXESS nv (Lillo) betreft en de productie-uitbreiding gerealiseerd wordt met bestaande installaties, zou het locatiealternatief de integrale delokalisatie van LANXESS nv (Lillo) zou omvatten, en gezien er op basis van onderhavig MER geen effecten verwacht worden die niet te milderen zijn, wordt het locatiealternatief niet verder in overweging genomen. 3. UITVOERINGSALTERNATIEVEN EN BBT Daar het project enkel handelt over de hervergunning en de uitbreiding van bestaande installaties zijn uitvoeringsalternatieven in beginsel niet aan de orde. Wel worden de huidige / te hervergunnen activiteiten getoetst aan de relevante aspecten uit de BREFen BBT-studies - BREF Bulk organische chemie (februari 2003) en BBT Organische bulkchemie (jan 2009) - BREF Bulk anorganische chemie (augustus 2007) - BREF Afvalwater-, gasbehandeling en beheer in de chemische sector (februari 2003) - BREF Emissies uit opslag (juli 2006) - BREF Grote stookinstallaties (juli 2006) en BBT Stookinstallaties en stationaire motoren (grote) (mei 2002) - BBT Stookinstallaties en stationaire motoren (nieuwe, kleine en middelgrote) (jan 2012) Een toetsing aan deze studies is in bijlage 4 terug te vinden.

101 VII. INGREEP-EFFECT ANALYSE VII INGREEP-EFFECT ANALYSE

102 VII. INGREEP-EFFECT ANALYSE VII.1 Tabel VII.1 Omschrijving Productie Aanvoer grondstoffen Samenvattende ingreep-effect matrix van Bodem en grondwater Oppervlakte water Lucht LANXESS nv (Lillo) Geluid en trillingen Mens Flora en fauna x x Productie-installaties x Opslagvoorzieningen + x + x + + x Afvoer van afgewerkt product Ondersteunende installaties Energieproductie (geleide emissies) x x x x Waterzuivering x x Captatie dokwater x + x x x + x Codering: + er is een direct negatief effect, waarschijnlijk minder relevant ++ er is een direct negatief effect, waarschijnlijk relevant x niet relevant Landschappen, bouwkundig erfgoed en archeologie

103 VIII EFFECTVOORSPELLING EN BEOORDELING

104 VIII.1 1. OPPE RV LA KTEW ATE R 1.1 I N L E I D E N D G E D E E L T E Te onderscheiden stappen bij de uitw erking van de disc ipline Bij de uitwerking van de discipline oppervlaktewater kunnen volgende stappen worden onderscheiden: a) Afbakening en beschrijving van het studiegebied (in functie van de te onderzoeken elementen) bespreking huidige kwaliteit ontvangende oppervlaktewater; Het bespreken van de huidige kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater omvat het in kaart brengen van de huidige fysicochemische en ecologische kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater, zijnde de Zeeschelde, en dit a.d.h.v. beschikbare meetresultaten. Dit heeft o.m. tot doel om: (1) informatie aan te leveren m.b.t. de al bestaande belasting van het watersysteem, een element waarmee rekening wordt gehouden bij de effectvoorspelling en beoordeling; (2) een kader te vormen waartegen resultaten van modelmatige effectvoorspellingen kunnen worden afgewogen. In dit deel zullen ook de debieten, op basis waarvan de impactberekening zal worden uitgevoerd, worden afgeleid en besproken. b) Analyse en beoordeling effecten in de referentiesituatie: Dit onderdeel omvat het modelmatig begroten van de bijdragen van de lozingen in de referentiesituatie. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds een ogenblikkelijke, tijdelijke impact, die zich enkel manifesteert bij uitzonderlijke omstandigheden, en anderzijds een jaargemiddelde impact, die een beeld geeft van de structurele impact van de lozingen op de ontvangende wateroppervlakken in de referentiesituatie. Bij deze toetsing wordt rekening gehouden met de huidige immissiekwaliteit van de Zeeschelde, de berekende bijdrage wordt vergeleken met vooraf vastgelegde toetsingswaarden en de verhouding wordt afgewogen t.o.v. een beoordelingskader voor de bepaling van de graad van significantie. De bedoeling van deze analyse is om een referentiekader te vormen waartegen de resultaten van de effectbeoordeling in de geplande situatie kunnen worden afgewogen. c) Effectvoorspelling en beoordeling in de geplande situatie: Dit onderdeel omvat het modelmatig begroten van de bijdragen van de vooropgestelde lozingen, in de geplande situatie. Ook hier wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds een ogenblikkelijke, tijdelijke impact, die zich enkel zal manifesteren bij uitzonderlijke omstandigheden, en anderzijds een jaargemiddelde impact, die een beeld geeft van de structurele impact van de lozingen op de ontvangende wateroppervlakken in de geplande situatie. Bij deze toetsing wordt rekening gehouden met de huidige immissiekwaliteit van de Zeeschelde. De berekende bijdrage wordt vergeleken met vooraf vastgelegde

105 VIII.2 toetsingswaarden en de verhouding wordt afgewogen t.o.v. een beoordelingskader voor de bepaling van de graad van significantie. d) Milderende maatregelen: Afhankelijk van de resultaten van de effectvoorspelling en beoordeling wordt geoordeeld of het al dan niet voorstellen van milderende maatregelen aangewezen is om de omvang van de potentiële effecten in de geplande situatie terug te dringen. De toetsingswaarden die worden gehanteerd voor de beoordeling van de huidige kwaliteit en voor de afweging van de effecten in de geplande en de referentiesituatie worden besproken in volgende paragraaf ( VIII1.1.2). Het beoordelingskader dat wordt gebruikt om de significantie van de berekende effecten te wegen, wordt besproken in de daaropvolgende paragraaf ( VIII1.1.3) Toetsingsw aarden Binnen de verschillende onderdelen bij uitwerking van de discipline worden (meet- en gemodelleerde) gegevens getoetst aan toetsingswaarden (wettelijk vastgelegde kwaliteitsdoelstellingen en/of wetenschappelijke doelstellingen). ALGEMEE N VERO NTREINI G ENDE PAR AMETERS (CZV, BZV, ZS, PH, TEMPER ATUUR) parameter waarde evaluatiecriteria BZV CZV 6 mg/l 30 mg/l 90-percentielwaarde Zwevende stoffen / / ph 7,5 9,0 minimum maximum Temperatuur 25 C maximum Bovenstaande toetsingswaarden zijn allen kwaliteitsdoelstellingen zoals opgenomen in Vlarem II, bijlage voor het type brak macrotidaal laaglandestuarium (O1b), waartoe het betreffend gedeelte van de Zeeschelde behoort. Merk op dat voor zwevende stoffen geen milieukwaliteitsnorm werd gedefinieerd voor dit type water. Bij de impacttoetsing verderop zal voor zwevende stoffen de immissieconcentratie worden gebruikt om de bijdrage te kunnen beoordelen. NUTRIË NTEN parameter waarde evaluatiecriteria Kjeldahl-stikstof / / Nitraat+nitriet+ammoniumstikstof 0,49 mg/l wintergemiddelde Totaal stikstof / Totaal fosfor / / Orthofosfaatfosfor 0,07 mg/l gemiddelde Bovenstaande toetsingswaarden zijn allen kwaliteitsdoelstellingen zoals opgenomen in Vlarem II, bijlage voor het type brak macrotidaal laaglandestuarium (O1b), waartoe het betreffend gedeelte van de Zeeschelde behoort. Voor totaal stikstof en totaal fosfor zijn geen milieukwaliteitsnormen gedefinieerd voor dit type water. Bij de impacttoetsing verderop zal voor deze elementen de immissieconcentratie worden gebruikt om de bijdrage te kunnen beoordelen.

106 VIII.3 ZOUTGEH ALTE Voor het zoutgehalte zijn geen kwaliteitsdoelstellingen opgenomen in Vlarem II, bijlage voor het type brak macrotidaal laaglandestuarium (O1b), waartoe het betreffend gedeelte van de Zeeschelde behoort. Bij de impacttoetsing verderop zal de immissieconcentratie worden gebruikt om de bijdrage voor de zouten te kunnen beoordelen. METALEN Voor metalen bestaat het toetsingskader uit de algemene kwaliteitsdoelstellingen voor overgangswater, opgenomen in Vlarem II, bijlage De in deze bijlage opgenomen kwaliteitsdoelstellingen voor metalen refereren in beginsel naar de opgeloste fracties van metalen. De doelstellingen voor opgeloste fracties kunnen evenwel m.b.v. de evenwichtspartitiemethode omgerekend worden naar waarden die betrekking hebben op totale gehaltes 25. Deze laatste zijn in het besluit opgenomen in de kolom indelingscriterium GS. Er wordt hier enkel ingegaan op die metalen die relevant zijn i.k.v. de vergunningsaanvraag waar dit MER deel van uitmaakt. Alle toetsingswaarden refereren naar een jaargemiddelde waarde. parameter opgelost (µg/l) totaal (µg/l) antimoon arseen 3 5 barium beryllium 0,08 0,1 boor cadmium 0,25* 0,8 chroom 5 50 kobalt 0,5 0,6 koper 7 50 kwik 0,05 0,3 lood 7,2 50 mangaan n/a 500** molybdeen nikkel seleen 2 3 vanadium 4 5 tellurium thallium 0,2 0,2 titaan Rekening houdend met de partitiecoëfficiënten voor zwevend stof en een standaard zwevend stofgehalte van 30 mg/l (cfr. mondelinge communicatie VMM).

107 VIII.4 parameter opgelost (µg/l) totaal (µg/l) zilver 0,08 0,4 zink * Rekening houdend met een hardheid van het kanaalwater > 20 F of > 200 mg CaCO3/l ** Geen gevaarlijke stof niet opgenomen in lijst Vlarem II, bijlage Toetsingswaarde afgeleid van de drinkwaterkwaliteit - deze geeft een indicatieve norm van 0,4-0,5 mg/l. Echter, ongewenste kleurwijzigingen brengen de indicatieve kwaliteitsnorm voor consumptie terug tot slechts 0,1 mg/l. Als toetsingswaarde voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en de beoordeling van de lozingen lijkt, gezien het hier geen drinkwaterwingebied betreft, een waarde van 500 µg/l zeker afdoende. Merk op: er wordt gerekend met de toetsingswaarden voor het totale gehalte, daar de lozingsnormen worden uitgedrukt in totale gehaltes aan metalen. Om de impact te berekenen bij de lozing aan de lozingsnormen, is het dus logischer om te vergelijken met de toetsingswaarde voor het totale gehalte. Het is duidelijk uit bovenstaande tabel dat er niet zomaar kan worden vergeleken met de milieukwaliteitsnorm voor opgeloste metalen, daar deze laatste in bepaalde gevallen heel sterk afwijken van de totale concentraties. OVERIGE VERO NTREINIGI NGSPAR AMETERS (LIJ ST GEVAARLIJKE ST O FFEN) Tenslotte worden nog enkele andere parameters (o.a. AOX) getoetst aan de geldende milieukwaliteitsnormen zoals opgenomen in Vlarem II, bijlage of, bij ontstentenis hiervan, aan andere toetsingswaarden, zoals bvb. PNEC, LOAEC, MAC, De belangrijkste toetsingswaarden die verderop aan bod komen, staan in onderstaande tabel opgesomd.eventuele andere toetsingswaarden die relevant worden in de loop van de studie zullen, waar nodig, verderop worden toegelicht. parameter toetsingswaarde (mg/l) oorsprong AOX 0,04 MKN Vlarem II, bijlage Aniline 0,0015 PNEC * Monochloorbenzeen (MCB) 0,006 PNEC * Bisfenol-A (BPA) 0,0015 PNEC * Nitrobenzeen 0,038 PNEC ** * Predicted No Effect Concentration vastgesteld op Europees niveau (cfr. richtlijnen in MER van buurbedrijf Bayer Antwerpen nv ** Predicted No Effect Concentration Gehanteerd beoordelingskader BEOORDELING STRUCTURE LE IMP ACT De berekende gemiddelde concentratieverhogingen worden vergeleken met kwaliteitsdoelstellingen (of andere toetsingswaarden bij ontstentenis en/of in aanvulling van wettelijke milieukwaliteitsdoelstellingen) alsook met de huidige immissieconcentraties van het ontvangende oppervlaktewater. Om de significantie van de impact of bijdrage van de lozing te duiden, zal onderstaand beoordelingskader gehanteerd worden Het vermelde beoordelingskader gaat ervan uit dat een lozing steeds aanleiding geeft tot een toename van immissieconcentraties aan polluenten in een waterloop. In bepaalde gevallen kan een lozing, bvb. door een verhoging van het afvoerdebiet van de waterloop, ertoe leiden dat immissieconcentraties afnemen. In dergelijke gevallen kan een analoog beoordelingskader worden gehanteerd waarbij: + 1: beperkte afname; +2: relevante afname; +3: belangrijke afname.

108 VIII.5 Totale concentratieverhoging lozingen (X) vs. toetsingswaarde 1% < X 10% 10% < X 20% X > 20% Huidige, immissiekwaliteit (Y) vs. toetsingswaarde Y < 50% % Y < 75% Y 75% : beperkte bijdrage / -2: relevante bijdrage / -3: belangrijke bijdrage Y = gemiddelde immissiekwaliteit stroomopwaarts de lozing Bij bovenstaand kader dient opgemerkt te worden dat dit betrekking heeft op de totale impact in de geplande situatie en niet enkel op de bijkomende impact t.g.v. de geplande wijzigingen. Dit verschil is immers belangrijk bij het vastleggen van de gradaties in significantiebeoordeling. Het significantiekader verwijst naar de bijdrage tot de gehanteerde toetsingswaarden, m.a.w. de significantie van de lozing wordt bepaald door de mate waarin de lozing al dan niet aanleiding kan geven tot het overschrijden van de toetsingswaarden. Als algemene regel geldt dat een bijdrage van meer dan 10% minstens als relevant beoordeeld wordt, tenzij uit beschikbare gegevens blijkt dat de huidige immissieconcentratie lager is dan de helft van de toetsingswaarde. In dit geval wordt een bijdrage van meer dan 20% als relevant beoordeeld. Bovenstaande benadering impliceert eveneens dat wanneer er voor een parameter geen gegevens m.b.t. de huidige immissieconcentratie gekend zijn, er automatisch beoordeeld wordt t.o.v. de 10% bijdrage. Bij X < 1% wordt de bijdrage als verwaarloosbaar beoordeeld. Deze beoordelingsmethodiek laat afdoende toe om te oordelen of de totale in de toekomst geloosde vuilvrachten op zich al dan niet (mede) een potentieel knelpunt vormen m.b.t. het overschrijden van doelstellingen, wat het beoordelingscriterium blijft om aanvullende (milderende) maatregelen voor te stellen. BEOORDELING T IJDELIJK E / WORSTCASE I MPACT De beoordeling van de worstcase impact is erop gericht om na te gaan of de lozing onder bepaalde, tijdelijke omstandigheden aanleiding kan geven tot een relevant / onaanvaardbaar effect. Hiertoe worden de berekende concentratieverhogingen voor een worstcase situatie getoetst aan: - Wettelijke milieukwaliteitsdoelstellingen; - Andere toetsingswaarden (MTR-waarden, wetenschappelijk onderbouwde PNECwaarden, ) bij ontstentenis of in aanvulling van wettelijke milieukwaliteitsdoelstellingen. - Specifiek voor gevaarlijke stoffen: No Observed Effect Concentrations of ernstige risiconiveaus. Het per definitie tijdelijk karakter van de begrote concentratieverhogingen in achtnemend, wordt voor de beoordeling van de worstcase impact onderstaande beoordelingswijze gehanteerd, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen gevaarlijke en niet gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen: In eerste instantie wordt nagegaan of de lozing van gevaarlijke stoffen onder worstcase omstandigheden aanleiding zal geven tot acuut ecotoxicologische effecten. Hiertoe wordt onderstaand kader gehanteerd: Concentratieverhoging Gemodelleerde concentratieverhoging 0,5 x TW Gemodelleerde concentratieverhoging > 0,5 x TW en TW Beoordeling Beperkt tijdelijk effect Aanvaardbaar tijdelijk effect

109 VIII.6 Concentratieverhoging Beoordeling Gemodelleerde concentratieverhoging > TW Onaanvaardbaar tijdelijk effect potentieel risico op acuut toxische effecten TW: toetsingswaarden cfr. supra In tweede instantie kan ook worden nagegaan of de concentratieverhogingen die onder worstcaseomstandigheden voorkomen, dermate hoog zijn dat jaargemiddelde kwaliteitsdoelstellingen niet bereikt of in belangrijke mate ingevuld worden. Hiervoor kan een analoog beoordelingskader als voor de structurele impact gehanteerd worden, maar dient wel de frequentie van voorkomen van de worstcase impact verrekend te worden*. * Indien de worstcase impact zich slechts gedurende 10% van de tijd voordoet (frequentie van voorkomen is af te leiden uit de gehanteerde uitgangsgegevens) kan vereenvoudigd gesteld worden dat de worstcase situatie voor 10% bepalend is voor de invulling van de jaargemiddelde doelstelling. Niet gevaarlijke stoffen: Voor niet gevaarlijke stoffen wordt nagegaan of onder worstcase omstandigheden de lozing aanleiding zal geven tot regelmatige overschrijdingen van de kwaliteitsdoelstelling waardoor op jaarbasis de kwaliteitsdoelstelling meer dan 10% van de tijd overschreden wordt. Om dit te beoordelen kan volgend kader gehanteerd worden: Concentratieverhoging Gemodelleerde concentratieverhoging 0,5 x TW Gemodelleerde concentratieverhoging > 0,5 x TW en TW Gemodelleerde concentratieverhoging > TW en frequentie van voorkomen < 10% op jaarbasis Gemodelleerde concentratieverhoging > TW en frequentie van voorkomen > 10% op jaarbasis Beoordeling Verwaarloosbaar tijdelijk effect Aanvaardbaar tijdelijk effect Relevant tijdelijk effect Onaanvaardbaar tijdelijk effect tijdelijk effect vormt op zich aanleiding tot het niet respecteren van de kwaliteitsdoelstelling op jaarbasis BEOORDELING THER MI SCH E IMP ACT De beoordeling van de warmtelozing is er in eerste instantie op gericht om na te gaan of de warmtelozing kan leiden tot onaanvaardbare temperatuurstoenames voor aquatische fauna. Voor de beoordeling van de geloosde thermische vracht, kan volgend beoordelingskader worden gehanteerd: temperatuursstijging (X) X 1 C Beoordeling Beperkte thermische impact 1 C < X 3 C Relevante (aanvaardbare) thermische impact X > 3 C Belangrijke thermische impact GLOBALE BE MERKI NG BIJ GEHANTEER DE BEOORDEL I NG SKADER S De beoordeling op basis van bovenstaande kaders dient als een eerste beoordeling beschouwd te worden om potentiële knelpunten te identificeren. Nuancering, bijstelling of verdere uitwerking van deze eerste beoordeling op basis van bvb. immissiegegevens, verfijning van gehanteerde basisgegevens, is uiteraard steeds mogelijk en in bepaalde gevallen zelfs aangewezen.

110 VIII.7 MILDERENDE M AATREGEL E N Wordt op basis van bovenstaand toetsingskader de impact als belangrijk beoordeeld, dan is, volgens het Richtlijnenboek Water, het voorstellen van milderende maatregelen vereist. Voor een beperkte of relevante bijdrage is verder onderzoek naar milderende maatregelen minder dwingend, maar kunnen desgevallend milderende maatregelen worden voorgesteld die eventueel gekoppeld zijn aan een lange of middellange termijn. Indien een project de lozing van prioritair (gevaarlijke) stoffen (P(G)S) omvat, moeten conform de wettelijke bepalingen 27 - milderende maatregelen ook onderzocht / voorgesteld worden, los van de eigenlijke impact van de lozing van deze stoffen op de watersystemen. De concentratie van alle P(G)S, die in het gezuiverde afvalwater van LANXESS nv (Lillo) / Bayer Antwerpen nv voorkomen, is ofwel lager dan de detectielimiet ofwel lager dan het indelingscriterium. 1.2 A FBA K E N I N G E N B E S C H R I J V I N G O N T V A N G E N D O P P E R V L A K T E W A T E R Algemene beschrij ving en afleiding debiet Zeeschelde IV LANXESS nv (Lillo) loost zijn gezuiverd afvalwater in de Zeeschelde. Het studiegebied van de effecten van deze lozing op oppervlaktewater omvat dus de Zeeschelde. Het betreft meer bepaald Zeeschelde IV, met waterlichaamcode VL08_43: dit is het gedeelte van de getijdegevoelige Schelde tussen de Schelde ter hoogte van de Kennedytunnel en de rijksgrens met Nederland inclusief het Deurganckdok en een aantal getijdehaventjes. Zeeschelde IV wordt tevens gekenmerkt als sterk veranderd omwille van scheepvaart met inbegrip van havenfaciliteiten. Het betreft een overgangswater en wordt getypeerd in de karakterisatiefiches als een brak macrotidaal laaglandestuarium ( O1b ). De geldende milieukwaliteitsnormen voor dit type water werden beschreven in een bovenstaande paragraaf ( VIII1.1.2). Gezien de Schelde t.h.v. LANXESS nv (Lillo) een getijderivier is, zijn er twee types debieten, enerzijds de tijdebieten (vloed en eb), anderzijds de (resulterende) afvoer van bovendebiet vanuit het hydrografisch achterland naar zee. De tijdebieten zijn zeer groot en variëren met het getijverschil. Volgens informatie van het Waterbouwkundig Laboratorium passeren bij een gemiddeld getij te Liefkenshoek vloed en eb met een gemiddeld debiet van resp m³/s. De duurtijden zijn verschillend: vloed duurt iets langer dan 5,5 uur, terwijl eb bijna 7 uur duurt. Bij een gemiddeld tij is er een ogenblikkelijk maximaal debiet van m³/s (vloed) en m³/s (eb) vast te stellen. In totaal gaat het om een vloedvolume van 110 Mm³ en een ebvolume van 113 Mm³. Uit het verschil van vloed- en ebvolume over de tijd, kan het gemiddeld bovendebiet worden afgeleid van 70 m³/s 28. Dit debiet kan worden beschouwd als een worstcasedebiet gezien dit enkel optreedt tijdens de (korte) kering van eb en vloed. Daarnaast wordt in het bekkenbeheersplan van de Benedenschelde melding gemaakt van een vloedvolume van m³/s en een meerjarige gemiddelde jaarafvoer van 100 m³/s. Dit laatste debiet komt ook overeen met het gemiddelde opgemeten debiet t.h.v. Schelle door het Waterbouwkundig Laboratorium. In het MER van naburig bedrijf Bayer Antwerpen nv wordt voor de gemiddelde impact gebruik gemaakt van het vloedvolume zoals opgenomen in het bekkenbeheersplan. 27 Voor prioritaire stoffen wordt volgens het decreet IWB een progressieve vermindering van de emissies beoogd. Voor prioritaire gevaarlijke stoffen wordt volgens het decreet IWB een geleidelijke beëindiging / stopzetting van de emissies beoogd. 28 D.i. (113 Mm³ Mm³) gedeeld over (7 uur + 5,5 uur) uitgedrukt in m³/s

111 VIII.8 Samengevat zal voor de impactberekening worden gerekend met volgende debieten 29, analoog aan de gehanteerde debieten in het MER (PR2155) voor de hervergunning van buurbedrijf Bayer Antwerpen nv: Gemiddeld dagdebiet: m³/s - gehanteerd voor gemiddelde impactberekeningen 10-percentiel dagdebiet: 70 m³/s - gehanteerd voor worstcase-impactberekeningen De Zeeschelde IV maakt deel uit van het Benedenscheldebekken en wordt beheerd door MOW, Afdeling Maritieme Toegang Besc hrij ving huidige kwaliteit Zeeschelde IV Fysico chem ische kwaliteit OORSPRO NG GE GEVE NS De huidige fysicochemische en biologische kwaliteit van het oppervlaktewater waarop LANXESS nv (Lillo) loost, meer bepaald Zeeschelde IV, wordt besproken aan de hand van metingen uitgevoerd door de Vlaamse Milieumaatschappij t.h.v. het stroomopwaarts gelegen meetpunt en het stroomafwaarts gelegen meetpunt De gebruikte meetpunten zijn weergegeven op Figuur VIII.1.1. De gehanteerde meetresultaten op deze punten zijn opgenomen in Bijlage W1. De beschikbare meetresultaten worden allen getoetst aan de milieukwaliteitsnormen zoals opgenomen in Vlarem II, bijlage betreffende de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater (zie ook VIII1.1.2). De beschrijving van de huidige kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater zal net als de impactberekening worden toegespitst op die parameters waarvoor in het kader van de hervergunning waar het MER deel van uitmaakt een norm zal worden aangevraagd. Er is geopteerd voor een simultane bespreking van de meetpunten stroomopwaarts en stroomafwaarts. ALGEMEE N VERO NTREINI G ENDE PAR AMETERS - NIET-GEV AARL IJKE STO FFEN In eerste instantie wordt de kwaliteit van het ontvangende wateroppervlak beoordeeld voor de algemene verontreinigingsparameters. Ter vergelijking wordt telkens de opgelegde milieukwaliteitsnorm vermeld (voor het type brak macrotidaal laaglandestuarium (O1b) 32 ). De opgegeven waarden zijn gebaseerd op maandelijkse metingen door VMM in referentiejaar 2013 voor beide meetpunten ( en ). Opgegeven is het gemiddelde, het maximum, de percentielwaarde, afhankelijk van de toetsingswijze van de MKN. 29 Het gemiddeld debiet wijkt hierbij significant af van het oorspronkelijk veronderstelde debiet (cfr. KGD) en dit gezien de recente algemene consensus dat t.h.v. Liefkenshoek nog een significante impact optreedt van de getijden op het doorgaande debiet van de Zeeschelde, waarbij met dit (netto-)getijdedebiet mag rekening worden gehouden bij de berekening van de gemiddelde impact. 30 Meetpunt Zeeschelde: Vaargeul, Scheldebocht t.h.v. Kallosluis. 31 Meetpunt Zeeschelde: Lillo, vaargeul, t.h.v. Fort Liefkenshoel en Fort van Lillo. 32 Zoals opgenomen in de karakterisatiefiche Zeeschelde IV ( en Bijlage W2).

112 VIII.9 Tabel VIII.1.1 Vergelijking met de geldende milieukwaliteitsnormen voor de algemene verontreinigende parameters van de meetwaarden van VMM (2013) van de kwaliteit van de Zeeschelde t.h.v. meetpunten stroomopwaarts en stroomafwaarts het lozingspunt van LANXESS nv (Lillo) Parameter Eenheid Toetsingswijze Meetpunt stroomopwaarts lozing LANXESS nv (Lillo) Biologische zuurstofvraag Chemische zuurstofvraag Meetpunt stroomafwaarts lozing LANXESS nv (Lillo) mg O2/l 90-percentiel mg O2/l 90-percentiel Zwevende stoffen mg/l gemiddelde / O2 mg O2/l 10-percentiel 6,0 6,7 6 O2 verz. % maximum Temperatuur C maximum 24 23,5 25 ph Sörensen min. max. 7,1 8,0 7,1 8,0 7,5-9,0 Totaal stikstof mg N/l gemiddelde 5,2 4,7 / Nitraat-, nitriet-, ammoniumstikstof MKN mg N/l wintergemiddelde 4,7 4,5 0,49 Totaal fosfor mg P/l gemiddelde 0,53 0,38 / Orthofosfaatfosfor Rood: overschrijding MKN mg P/l gemiddelde 0,12 0,12 0,07 Uit bovenstaande tabel blijkt dat er van de algemeen verontreinigende parameters, verschillende kritisch zijn in de ontvangende waterloop. Zo worden beperkte overschrijdingen van de milieukwaliteitsnormen vastgesteld voor de stikstofhoudende componenten, CZV en orthofosfaatfosfor. Het betreffen de waarnemingen zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van het lozingspunt van LANXESS nv (Lillo). In de karakterisatiefiches van VMM voor de Zeeschelde IV 32, wordt dezelfde vaststelling gedaan. Er is een specifieke vermelding van de knelpuntparameter totaal fosfor en van de slechte kwaliteit in termen van zuurstofconcentratie. OVERIGE VERO NTREINIGINGSPAR AMETERS - GEV AAR LIJKE STOFFE N In tweede instantie wordt de actuele waterkwaliteit getoetst voor de overige verontreinigingsparameters, de zgn. gevaarlijke stoffen. Hier wordt enkel ingegaan op die parameters waarvoor in het kader van de vergunningsaanvraag waar dit MER deel van uitmaakt een norm zal worden aangevraagd (en waarvoor later in de tekst een impactberekening zal worden uitgevoerd). Merk op: sommige parameters waarvoor een norm zal worden aangevraagd, worden niet door VMM gemeten op de Zeeschelde. In tabel VIII.1.2 wordt de huidige kwaliteit van de Zeeschelde voor betreffende gevaarlijke stoffen weergegeven stroomop- en stroomafwaarts van de lozing van LANXESS nv (Lillo), samen met de geldende milieukwaliteitsnorm (jaargemiddelde). Ook hier worden die waarden waarvoor een overschrijding van de milieukwaliteitsnorm wordt waargenomen, weergegeven in het rood/vet.

113 VIII.10 Tabel VIII.1.2 Vergelijking met de geldende milieukwaliteitsnormen voor de relevante gevaarlijke stoffen 33 van de meetwaarden van VMM (2013) van de kwaliteit van de Zeeschelde stroomopwaarts en stroomafwaarts het lozingspunt van LANXESS nv (Lillo) Parameter Eenheid Meetpunt stroomopwaarts lozing LANXESS nv (Lillo) Metalen Antimoon Arseen Barium Beryllium Boor Cadmium Chroom Kobalt Koper Kwik Lood Mangaan Molybdeen Meetpunt stroomafwaarts lozing LANXESS nv (Lillo) MKN* totaal 1,3 1, µg/l opgelost 1,1 1,0 100 n/a totaal 8,3 6, µg/l opgelost 3,0 3,3 3 n/a totaal µg/l opgelost n/a totaal < 0,4 < 0,4 0,1 n/a µg/l opgelost < 0,4 < 0,4 0,08 n/a totaal µg/l opgelost n/a totaal 0,64 0,43 0,8 2 µg/l opgelost 0,16 0,19 0,2 n/a totaal 14 1, µg/l opgelost < 1 9,0 5 n/a totaal 2,6 1,7 0,6 10 µg/l opgelost 0,56 0,61 0,5 n/a totaal 10 7, µg/l opgelost < 3 7,5 7 n/a totaal 0,11 0,06 0,3 0,25 µg/l opgelost < 0,015 < 0,015 0,05 n/a totaal 15 9, µg/l opgelost < 0,5 1,0 7,2 n/a totaal n/a n/a µg/l opgelost n/a n/a totaal 4,1 4, µg/l opgelost 4,0 4,4 340 n/a Rapportagegrens VLAREM II Bijlage Dat zijn die stoffen waarvoor later in de tekst een impactberekening zal worden uitgevoerd, waarvoor een norm bestaat of een norm zal worden aangevraagd i.k.v. de vergunningsaanvraag waar dit MER deel van uitmaakt.

114 VIII.11 Parameter Eenheid Meetpunt stroomopwaarts lozing LANXESS nv (Lillo) Nikkel Seleen Tellurium Tin Titaan Thallium Vanadium Zilver Zink Overige Nitrieten Meetpunt stroomafwaarts lozing LANXESS nv (Lillo) MKN* totaal 6,3 5, µg/l opgelost < 4 < 4 20 n/a totaal 2,8 2,5 3 5 µg/l opgelost < 2 < 2 2 n/a totaal < 1 < n/a µg/l opgelost < 1 < n/a totaal 1,5 1, µg/l opgelost < 1 < 1 3 n/a totaal µg/l opgelost < 1 < 1 20 n/a totaal < 1 < 1 0,2 n/a µg/l opgelost < 1 < 1 0,2 n/a totaal n/a µg/l opgelost 3,0 3,8 4 n/a totaal < 0,5 < 0,2 0,4 10 µg/l opgelost < 0,15 < 0,15 0,08 n/a totaal µg/l opgelost < 10 < n/a µg NO2- N/l Totaal cyanide µg CN/l < 1,4 < 1,4 50 Parameter Eenheid Meetpunt stroomafwaarts lozing LANXESS nv (Lillo) MKN* Benzeen µg/l n/a < 0, Tolueen µg/l n/a < 0, Xyleen µg/l n/a < 0,2 4 1 PCB ng/l n/a < Fluoriden (opgelost) mg/l n/a 0,45 0,9 0,2 Overige relevante parameters n/a n/a Rood: overschrijding MKN * Gemiddelde MKN voor overgangswater. Rapportagegrens VLAREM II Bijlage Rapportagegrens VLAREM II Bijlage

115 VIII.12 Voor metalen gelijkgesteld aan het indelingscriterium voor totaal metaal - zie ook VIII Uit bovenstaande tabel blijkt dat, uitgezonderd voor arseen, vanadium, kobalt en (in beperkte mate) boor, voor geen enkele van de beschouwde parameters in de huidige situatie een overschrijding wordt waargenomen van de milieukwaliteitsnorm in het ontvangende oppervlaktewater. Voor de meeste parameters worden, m.u.v. een lichte stijging voor boor, ook geen opvallende trends waargenomen tussen het meetpunt stroomopwaarts en stroomafwaarts van de lozing door LANXESS nv (Lillo). De waargenomen overschrijdingen van de MKN voor boor en arseen kunnen beschouwd worden als beperkt (net boven MKN), voor kobalt en vanadium is de overschrijding relevant (> 2 x MKN). Enkele parameters lijken de geldende milieukwaliteitsnorm te overschrijden (o.a. zilver), doch de meetwaarden voor deze parameters liggen steeds onder de detectielimiet en deze is conform de rapportagegrens zoals vastgelegd in Vlarem II bijlage (zie ook laatste kolom). Boor in de Zeeschelde is hoofdzakelijk afkomstig van instroom van zeewater als gevolg van de tijwerking. Zeewater bevat gemiddeld mg/l chloride, mg/l sulfaat en 4,6 mg/l boor (7,5 maal hoger dan de MKN). Dit leidt tot een sulfaat/chlorideverhouding van 0,14 mg/mg en een boor/chlorideverhouding van 0,24 µg/mg. In figuur VIII.1.2 wordt de sulfaat/chloride-verhouding en de boor/chlorideverhouding voor de verschillende metingen, uitgevoerd in 2013 en 2014 t.h.v. de meetpunten en , weergegeven. Hoe hoger de chlorideconcentratie, hoe dichter de B/Cl- en de SO 4/Cl-verhouding bij de gemiddelde waarde van zeewater gelegen zijn. Stroomafwaarts van het lozingspunt is de bijdrage van zeewater het hoogst (hoogste chlorideconcentratie en bijgevolg ook hoogste boor- en sulfaatconcentratie). De hogere B/Cl- en SO 4/Cl-verhouding bij lagere chlorideconcentratie wijst op een bijdrage van het bovenstroomdebiet voor de parameters boor en sulfaat. Deze bijdrage is merkbaar zowel stroomopals stroomafwaarts van het lozingspunt. De variatie in chlorideconcentratie op de meetpunten zelf is dan weer te wijten aan het feit dat de stalen op verschillende tijdstippen werden genomen (hogere bijdrage zeewater tijdens vloed, lagere bijdrage zeewater tijdens eb). De laagste chlorideconcentraties (en hierdoor ook de hoogste verhoudingen) worden vermoedelijk waargenomen op de kering van eb naar vloed.

116 VIII.13 Figuur VIII.1.2 Sulfaat/chloride en boor/chlorideverhoudingen i.f.v. chloridenconcentratie op meetpunt stroomafwaarts en stroomopwaarts lozingspunt LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde. Er worden voor dit oppervlaktewater in de karakterisatiefiches van de VMM 34 bepaalde specifieke knelpunt-parameters opgegeven, nl. de PAK s benzo(g,h,i)peryleen, indeno(1,2,3-c,d)-peryleen, benzo(b+k)fluorantheen, pyreen en de metalen arseen en kwik. Voor arseen wordt dit bevestigd door de gegevens in bovenstaande tabel (Tabel VIII.1.2). Wanneer de meetresultaten op meetpunt (verder stroomafwaarts van het lozingspunt) worden bekeken, wordt een overschrijding vastgesteld voor de som van benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-c,d)-peryleen, met een gemiddelde waarde van 23 ng t.o.v. een milieukwaliteitsnorm van 2 ng/l. Voor kwik wordt geen overschrijding vastgesteld in Ook de meetresultaten voor benzo(b+k)fluorantheen en pyreen overschrijden de norm niet, met een gemiddelde van 27 ng/l en 28,5 ng/l t.o.v. een milieukwaliteitsnorm van 30 ng/l, respectievelijk 40 ng/l. Gezien geen van deze PAK s in meetbare hoeveelheden 35 worden teruggevonden in het afvalwater van LANXESS nv (Lillo) en voor deze parameters m.a.w. ook geen normen zullen worden aangevraagd, is dit hier echter minder van belang. Vooral arseen, en in mindere mate kobalt en vanadium zullen bij een relevante impact dus met bijzondere aandacht moeten worden bekeken bij de impact-. PRATI-I NDE X De Prati-index is een bijkomende parameter die de kwaliteit van het oppervlaktewater aangeeft in termen van de algemene fysicochemische parameters. Aan de hand van transformatieformules wordt aan deze parameters een cijfer tussen 0,1 en > 16 toegekend. De resulterende cijfers worden 34 zie ook bijlage W2 35 Hiertoe werd een eenmalige analyse uitgevoerd op het bedrijfsafvalwater in opdracht van LANXESS nv (Lillo) waarbij o.a. alle BTEX en PAK s onder de respectievelijke detectielimieten lagen.

117 VIII.14 vervolgens in klassen ingedeeld (1 6), die een beoordeling inhouden van de kwaliteit van het water, van niet verontreinigd (klasse 1) tot zeer zwaar verontreinigd (klasse 6). Dit wordt ook weergegeven in Tabel VIII.1.3. Tabel VIII.1.3 Klasse-indeling van de Prati-index Klasse Index Kleur Beoordeling 1 0,1 1 Blauw Niet verontreinigd Groen Aanvaardbaar Geel Matig verontreinigd Oranje Verontreinigd Rood Zwaar verontreinigd 6 > 16 Zwart Zeer zwaar verontreinigd In Figuur VIII.1.3 worden de Prati-indices weergegeven voor de in beschouwing genomen meetpunten. Er is voor gekozen om i.p.v. het referentiejaar, de volledige periode op te nemen, en dit om de positieve evolutie duidelijk aan te geven. Figuur VIII.1.3 Verloop Prati-indices meetpunt VMM op Zeeschelde stroomopwaarts (links) en stroomafwaarts (rechts) lozingspunt LANXESS nv (Lillo). In tabelvorm geeft dit het volgende: Tabel VIII.1.4 Prati-indices relevante meetpunten op Zeeschelde (periode ) Meetpunt (stroomopwaarts) (stroomafwaarts) 5,51 3,75 4,45 3,29 3,13 2,42 2,40 1,99 1,96 2,16 4,72 2,75 3,04 2,5 2,51 1,95 1,8 1,5 1,5 1,53 Uit figuur VIII.1.3 en tabel VIII.1.4 blijkt dat de kwaliteit van de Zeeschelde IV volgens de Prati-index globaal gezien duidelijk is verbeterd de voorbije jaren en dat de huidige kwaliteit kan beschouwd worden als matig verontreinigd tot aanvaardbaar. Het meetpunt stroomopwaarts van LANXESS nv vertoont hierbij een iets mindere kwaliteit dan het punt stroomafwaarts. In 2013 verkreeg het punt stroomopwaarts zelfs opnieuw de beoordeling matig verontreinigd na een tweetal jaar als

118 VIII.15 aanvaardbaar te zijn beoordeeld. Stroomafwaarts van LANXESS nv (Lillo) blijft de kwaliteit al een aantal jaren aanvaardbaar Eco lo gische kwaliteit BEOORDELING VMM BE LGI SCH B IOTISCHE I NDEX Het ecologisch potentieel en de ecologische toestand van de Zeeschelde IV wordt als ontoereikend beoordeeld in de karakteriseringsfiches van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), en dit vnl. door de slechte toestand van de macrofyten. Voor macro-invertebraten en vis wordt een matige kwaliteit opgegeven. Fytoplankton en fytobenthos werden niet bepaald. De indicator BBI is enkel bedoeld voor zoetwater en zoetwaterorganismen en heeft dus geen betekenis voor brak of zout water. Deze werd dan ook niet bepaald voor dit stuk van de Zeeschelde Besluit huidige kwaliteit Zeeschelde IV Aan de hand van de beschikbare gegevens kan besloten worden dat de kwaliteit van de Zeeschelde IV, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van het lozingspunt van LANXESS nv (Lillo) matig tot goed is. Enkele kritische parameters, meer bepaald kwik, boor, kobalt, arseen en bepaalde PAK s, worden geïdentificeerd, met regelmatige doch beperkte overschrijdingen van de milieukwaliteitsnormen. Voor de fosforhoudende stoffen worden grotere overschrijdingen waargenomen van de geldende kwaliteitsnorm, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van LANXESS nv (Lillo). Met betrekking tot de Prati-index, wordt sinds 1995 een geleidelijke verbetering waargenomen, die de voorbije jaren stagneert rond een matige (stroomopwaarts) tot zelfs aanvaardbare (stroomafwaarts) kwaliteit. Het ecologisch potentieel en de ecologische toestand worden echter door VMM als ontoereikend beoordeeld. Dit verschil in beoordeling wordt verklaard door het feit dat de Prati-beoordeling een niet typespecifieke beoordeling omvat terwijl bij het vastleggen van het ecologisch potentieel en de ecologische toestand volgens de VMM-methodiek rekening wordt gehouden met het type waterloop. 1.3 A N A L Y S E R E F E R E N T I E S I T U A T I E Gehanteerde gegevens Voor de analyse van de impact van de lozing van LANXESS nv (Lillo) in de referentiesituatie, wordt gebruik gemaakt van de gegevens, samengevat in Tabel IV.8 in het beschrijvend gedeelte (Hoofdstuk IV4.5) van dit MER. Merk op: de betreffende lozingsgegevens zijn de gegevens van de totale lozing t.h.v. het lozingspunt van LANXESS nv (Lillo). Hier zit ook het behandeld afvalwater bij van Bayer Antwerpen nv, dat in dezelfde zuivering wordt behandeld en via hetzelfde lozingspunt wordt geloosd. Er wordt gekozen om in het kader van dit MER in eerste instantie een impactanalyse uit te voeren voor de totale lozing van LANXESS nv (Lillo) en Bayer Antwerpen nv. Slechts indien op basis van deze eerste toetsing een relevante impact wordt berekend, kan worden genuanceerd met lozingsgegevens van LANXESS nv (Lillo) of Bayer Antwerpen nv.

119 VIII Jaargemiddelde/struc turele impac t lozing bedrij fsafvalwater in de referentiesituatie (2013) Methodiek Er wordt een inschatting gemaakt van de bijdrage van de lozing tot de waterkwaliteit van de Zeeschelde. Er wordt uitgegaan van de immissieconcentraties van het oppervlaktewater van meetcampagnes van VMM in 2013 (referentiejaar). De bijdrage van de gezamenlijke lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv wordt op basis van volgende formule berekend: Cv, gem = C LXS,gem x Q LXS,gem + C Zeeschelde,gem x Q Zeeschelde,gem Q LXS,gem + Q Zeeschelde,gem C Zeeschelde,gem Waarbij: C v, gem = gemiddelde bijdrage in de conc. van de Zeeschelde door lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv C LXS,gem = gemiddelde effluentconcentratie lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv C Zeeschelde, gem = gemiddelde immissieconcentratie stroomopwaarts lozing Q LXS, gem = gemiddeld geloosd dagdebiet = m³/d (d.i. gemiddeld dagdebiet in 2013 gegevens VMM) Q Zeeschelde, gem = gemiddeld doorstroomdebiet Zeeschelde t.h.v. lozingspunt = m³/s 259,2 Mm³/d De berekende bijdragen zullen vervolgens worden getoetst aan de toetsingswaarden voor de betrokken parameters waarbij, zoals duidelijk in bovenstaande formule, ook rekening wordt gehouden met de gemiddelde immissieconcentraties zoals gemeten t.h.v. het stroomopwaartse meetpunt (voor zover immissiegegevens ter beschikking zijn) Berekening structurele im pact lozing bedrijfsafvalwater in de referent iesituatie In volgende overzichtstabellen wordt de berekende structurele impact van de relevante parameters op de Zeeschelde weergegeven. Er wordt hier enkel ingegaan op die stoffen waarvoor n.a.v. de vergunningsaanvraag een norm zal worden aangevraagd of waarvoor al (algemene, sectorale en/of bijzondere) normen gelden. Er wordt telkens gerekend met het gemiddelde geloosde debiet en de gemiddelde lozingsconcentratie van de lozing en het gemiddelde debiet en de gemiddelde concentratie van de Zeeschelde. Alle cijfers hebben betrekking op het referentiejaar 2013 (zie VIII ). NIET-GEVAARLIJ KE STOFFE N Tabel VIII.1.5 Bepaling gemiddelde structurele impact van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) op de Zeeschelde in de referentiesituatie voor de niet-gevaarlijke stoffen parameter immissieconc. (mg/l) gem. conc. LXS* (mg/l) gem. vracht LXS* (kg/d) Y- waarde (%) X-waarde (%) beoordeling impact Biologische zuurstofvraag Chemische zuurstofvraag Zwevende stoffen 1, , , ,023 verwaarloosbare bijdrage verwaarloosbare bijdrage verwaarloosbare bijdrage

120 VIII.17 parameter immissieconc. (mg/l) gem. conc. LXS* (mg/l) gem. vracht LXS* (kg/d) Y- waarde (%) X-waarde (%) beoordeling impact Stikstof tot Fosfor tot 5, ,19 0,53 0,9 9,1-0,19 verwaarloosbare bijdrage verwaarloosbare bijdrage * D.i. gecombineerde lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv. Vracht o.b.v. gemiddeld lozingsdebiet van m³/d Cursief: geen toetsingswaarde ter beschikking voor dit type water, als toetsingswaarde wordt hier de huidige immissieconcentratie in acht genomen (zie ook VIII1.1.2). Uit bovenstaande tabel kan worden besloten dat er voor de niet-gevaarlijke beschouwde stoffen, de structurele bijdragen van de gecombineerde lozing van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde verwaarloosbaar zijn. Verderop zal worden geëvalueerd of dit in de geplande situatie hetzelfde blijft. GEVAARLIJKE STO FFEN Tabel VIII.1.6 Bepaling gemiddelde structurele impact van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) op de Zeeschelde in de referentiesituatie voor de gevaarlijke stoffen parameter immissieconc. (µg/l) gem. conc. LXS* (µg/l) gem. vracht LXS* (kg/d) Y- waarde (%) X-waarde (%) beoordeling impact Arseen tot 8,3 < 15 < 0, < 0,012 verwaarloosbare bijdrage Cadmium tot 0,64 < 1,5 < 0, < 0,0073 verwaarloosbare bijdrage Chroom tot , ,0015 verwaarloosbare bijdrage Koper tot , ,0013 verwaarloosbare bijdrage Lood tot 15 < 10 < 0,10 30 < 0,00078 verwaarloosbare bijdrage Nikkel tot 6,3 15 0, ,0020 verwaarloosbare bijdrage Zilver tot < 0,5 < 5 < 0,051 < 125 < 0,049 verwaarloosbare bijdrage Kwik tot 0,11 < 0,25 < 0, < 0,0033 verwaarloosbare bijdrage Tin (anorganisch) < 1,5 < 1 < 0,010 < 3,9 < 0,00010 verwaarloosbare bijdrage Zink tot , ,00076 verwaarloosbare bijdrage Kobalt tot 2,6 < 10 < 0, < 0,065 verwaarloosbare

121 VIII.18 parameter immissieconc. (µg/l) gem. conc. LXS* (µg/l) gem. vracht LXS* (kg/d) Y- waarde (%) X-waarde (%) beoordeling impact bijdrage Mangaan tot , ,00027 verwaarloosbare bijdrage Boor tot ,21 verwaarloosbare bijdrage Molybdeen 4,1 13 0,13 1,2 0,00015 verwaarloosbare bijdrage Antimoon tot 1,3 < 1 < 0,010 1,3 < 0, verwaarloosbare bijdrage Seleen totaal 2,9 < 2 < 0, < 0,0026 verwaarloosbare bijdrage Thallium totaal < 1 < 1 < 0,010 < 5 < 0,020 verwaarloosbare bijdrage Beryllium totaal < 0,4 < 0,4 < 0,0041 < 400 < 0,016 verwaarloosbare bijdrage Barium totaal , ,0021 verwaarloosbare bijdrage Vanadium totaal , ,0031 verwaarloosbare bijdrage Titanium totaal < 1 < 1 < 0, < 0, Tellurium totaal < 1 < 1 < 0,010 < 1 < 0, verwaarloosbare bijdrage verwaarloosbare bijdrage Fluoriden ,7 71 0,0029 verwaarloosbare bijdrage Cyaniden < 1,4 3,8 0,039 < 2,8 < 0,00030 verwaarloosbare bijdrage Nitriet-N 24 < 100 1,0 12 < 0,0020 verwaarloosbare bijdrage AOX (als Cl) n/a 74 0,75 n/a 0,0072 verwaarloosbare bijdrage Anionische detergenten n/a 188 1,91 n/a 0,0074 verwaarloosbare bijdrage Methyleenchloride < 0,1 9 0,091 < 0,50 0,0018 verwaarloosbare bijdrage Benzeen < 0,063 1,2 0,0122 < 0,79 0,00059 verwaarloosbare bijdrage Tolueen < 0,063 0,1 0,001 < 0,070 0, verwaarloosbare bijdrage

122 VIII.19 parameter immissieconc. (µg/l) gem. conc. LXS* (µg/l) gem. vracht LXS* (kg/d) Y- waarde (%) X-waarde (%) beoordeling impact Xyleen < 0,2 < 0,2 < 0,0020 < 5 < 0,00020 verwaarloosbare bijdrage Aniline n/a 0,0032 0,032 n/a 0,0084 verwaarloosbare bijdrage BPA n/a 0,0043 0,044 n/a 0,011 verwaarloosbare bijdrage Fenolen n/a 0,044 0,45 n/a gezien kleine absolute bijdrage te beschouwen als verwaarloosbaar (geen toetsingswaarde ter beschikking). PCB, PCT, MCB, ODB, detergenten, kat/non-ionische detergenten, Nitrobenzeen, DNT, TDA Toetsing niet uitvoerbaar (geen MKN en/of analyseresultaten ter beschikking) * D.i. gecombineerde lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv. Vracht o.b.v. debiet van m³/d. Het is duidelijk uit bovenstaande tabel dat de gecombineerde lozing van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv, ook voor wat betreft de beschouwde gevaarlijke stoffen, een verwaarloosbare gemiddelde impact heeft Tij delij ke/wo rstcase impact loz ing bedrijfsafvalw ater i n de referentiesituatie (2013) Methodiek Er wordt een inschatting gemaakt van de worstcase bijdrage van de lozing tot de waterkwaliteit van de Zeeschelde. Dit gebeurt a.d.h.v. de maximumconcentraties en het maximum lozingsdebiet in het referentiejaar (2013). Merk op dat voor de gebruikte immissieconcentraties met dezelfde concentraties wordt gerekend als bij de gemiddelde impact om de complexiteit niet onnodig hoog te maken. Dat zijn dus de gemiddelde immissieconcentraties van het oppervlaktewater van meetcampagnes van VMM in 2013 op de respectievelijke meetpunten. De bijdrage van de lozing wordt als volgt berekend: Cv, wc, Zeeschelde = Cwc x Qe, max + Cgem, Zeeschelde x Qd, Zeeschelde, wc Cgem, Zeeschelde Qd, Zeeschelde, wc + Qe, max Waarbij: C v, wc, Zeeschelde = worstcase bijdrage in de conc. van Zeeschelde door lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv C wc = worstcase effluentconc. LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv = maximum conc. in referentiejaar (2013) C gem = gemiddelde immissieconcentratie stroomopwaarts Q e,max = maximum geloosd dagdebiet LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv = m³/d (d.i. maximum dagdebiet in 2013 gegevens VMM)* Q d, Zeeschelde, wc = bovenstroomdebiet Zeeschelde = 70 m³/s m³/d

123 VIII.20 De berekende bijdragen zullen vervolgens worden getoetst aan de toetsingswaarden voor de betrokken parameters en dit volgens het beoordelingskader zoals uiteengezet in VIII Berekening tijdelijke/ worstcase im pact lozing bedrijfsafvalwater in de referentiesituatie Er wordt verder enkel ingegaan op die stoffen waarvoor n.a.v. de vergunningsaanvraag een norm zal worden aangevraagd of waarvoor al normen gelden. Er wordt telkens met het volgende worstcase scenario gewerkt: het maximum lozingsdebiet in het referentiejaar ( m³/d), de maximum lozingsconcentraties in het referentiejaar en het bovenstroomdebiet van het ontvangende oppervlaktewater (zie VIII ). NIET-GEVAARLIJ KE STOFFE N In tabel VIII.1.7 wordt de worstcase impact op de Zeeschelde van de niet-gevaarlijke stoffen, waarvoor een (bijzondere, sectorale of algemene) norm geldt of dient te worden aangevraagd, berekend. Tabel VIII.1.7 Bepaling worstcase impact voor niet-gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) op de Zeeschelde in de referentiesituatie parameter worstcase conc. LXS* (mg/l) worstcase vracht LXS* (kg/d) berekende (worstcase) bijdrage (mg/l) toetsingswaarde (TW) (mg/l) bijdrage t.o.v. TW (%) beoordeling tijdelijke impact Biologische zuurstofvraag Chemische zuurstofvraag , ,1 verwaarloosbaar , ,2 verwaarloosbaar Zwevende stoffen , ,11 verwaarloosbaar Stikstof tot ,067 5,2 1,3 verwaarloosbaar Fosfor tot 3,3 46 0,0076 0,53 1,4 verwaarloosbaar * D.i. gecombineerde lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv. Vracht o.b.v. het maximum geloosde debiet in 2013, nl m³/d Cursief: geen toetsingswaarde ter beschikking voor dit type water, als toetsingswaarde wordt hier de huidige immissieconcentratie in acht genomen (zie ook VIII1.1.2). Uit bovenstaande tabel blijkt dat voor de beschouwde parameters bij de niet-gevaarlijke stoffen enkel verwaarloosbare effecten wordt veroorzaakt door de gecombineerde lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in het worstcasescenario in de referentiesituatie. Dit behoeft dan ook geen meer gedetailleerde toelichting. Verderop zal worden nagegaan of dit in de geplande situatie hetzelfde blijft. GEVAARLIJKE STO FFEN In tabel VIII.1.8 wordt de worstcase impact op de Zeeschelde van de gevaarlijke stoffen, waarvoor een norm geldt of dient te worden aangevraagd, berekend, en dit voor de referentiesituatie. Er wordt hier, zoals toegelicht in VIII , gerekend met de maximum lozingsconcentraties en het maximum lozingsdebiet in het referentiejaar.

124 VIII.21 Tabel VIII.1.8 Bepaling worstcase impact voor gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) op de Zeeschelde in de referentiesituatie parameter worstcase conc. LXS* (µg/l) worstcase vracht LXS* (kg/d) berekende (worstcase) bijdrage (µg/l) toetsingswaarde (TW) (µg/l) bijdrage t.o.v. TW (%) beoordeling tijdelijke impact Arseen tot < 15 < 0,21 < 0,034 5 < 0,69 < beperkt Cadmium tot < 1,5 < 0,021 < 0,0034 0,8 < 0,43 < beperkt Chroom tot 41 0,57 0, ,19 beperkt Koper tot 26 0,36 0, ,12 beperkt Lood tot < 10 < 0,14 < 0, < 0,046 < beperkt Nikkel tot 26 0,36 0, ,20 beperkt Zilver tot 9,5 0,13 0,022 0,4 5,5 beperkt Kwik tot 0,27 0,0038 0, ,3 0,21 beperkt Tin (anorganisch) < 1 < 0,014 0, ,0057 < beperkt Zink tot 89 1,2 0, ,10 beperkt Kobalt tot < 10 < 0,14 0,023 0,6 3,8 beperkt Mangaan tot 53 0,74 0, ,024 beperkt Boor tot beperkt Molybdeen 17 0,24 0, ,011 beperkt Antimoon tot 2 0,028 0, ,0046 beperkt Seleen totaal < 2 < 0,028 < 0, < 0,15 < beperkt Thallium totaal < 1 < 0,014 < 0,0023 0,2 < 1,2 < beperkt Beryllium totaal < 0,4 < 0,0056 < 0, ,1 < 0,92 < beperkt Barium totaal 45 0,63 0, ,15 beperkt Vanadium totaal 5 0,070 0, ,23 beperkt Titanium totaal 5 0,070 0, ,013 beperkt Tellurium totaal < 1 < 0,014 < 0, < 0,0025 < beperkt Fluoriden , ,24 beperkt Cyaniden 8,5 0,12 0, ,039 beperkt Nitriet-N < 100 < 1,4 0, < 0,11 < beperkt AOX (als Cl) 280 3,9 0, ,6 beperkt Anionische detergenten 280 3,9 0, ,64 beperkt Methyleenchloride 75 1,04 0, ,86 beperkt Benzeen 2,8 0,039 0, ,080 beperkt Tolueen 1,7 0,024 0, ,0043 beperkt

125 VIII.22 parameter worstcase conc. LXS* (µg/l) worstcase vracht LXS* (kg/d) berekende (worstcase) bijdrage (µg/l) toetsingswaarde (TW) (µg/l) bijdrage t.o.v. TW (%) beoordeling tijdelijke impact Xyleen 0,9 0,013 0, ,052 beperkt Aniline 7,7 0,11 0,018 1,5 1,2 beperkt BPA 35 0,49 0,080 1,5 5,4 beperkt Fenolen 180 2,5 0,41 n/a geen toetsingswaarde gezien lage bijdrage ook te beschouwen als beperkt PCB, PCT, MCB, ODB, detergenten, kat/non-ionische detergenten, Nitrobenzeen, DNT, TDA Toetsing niet uitvoerbaar (geen MKN en/of analyseresultaten ter beschikking) * D.i. gecombineerde lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv. Vracht o.b.v. het maximaal geloosde debiet in 2013, nl m³/d. Hieruit blijkt al snel dat voor alle beschouwde gevaarlijke stoffen slechts een beperkt tijdelijk effect wordt veroorzaakt door de gecombineerde lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in het worstcasescenario in de referentiesituatie. Dit hoeft dan ook niet verder in detail te worden bekeken. Verderop zal worden nagegaan of dit in de geplande situatie gelijk blijft Thermisc he impact loz ing afval - en koelwater in de referentiesituatie (2013) Methodiek Het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv heeft, gezien het productieproces en de afvalwaterzuiveringsmethode en ondanks de passage doorheen twee koeltorens, nog een relatief warm effluent dat de fabriek verlaat via het lozingspunt in de Zeeschelde. Daar deze temperatuur soms dicht bij toegelaten lozingslimiet ligt en hiervoor tevens een milieukwaliteitsnorm geldt, wordt ook de thermische impact van het geloosde bedrijfsafvalwater berekend. Daarnaast vindt er ook een lozing plaats van koelwater in Kanaaldok B1, waar eveneens een temperatuurseffect van wordt berekend. De bepaling van de thermische impact gebeurt a.d.h.v. volgende formule 36 : ΔTx = P Qv. ρ. Cp. e k.b.x Qv.ρ.Cp Waarbij: ΔT = verwachte temperatuurstijging van de Zeeschelde door lozing afvalwater/koelwater (in C) P = warmtevracht (W) = debiet afvalwater (m³/s) x C p x ρ x (T afval/koelwater - T oppervlaktewater) Q v = afvoer watersysteem (m³/s) ρ = dichtheid water (1000 kg/m³) C p = soortelijke warmte (4.180J/kg. C) B = breedte watersysteem (m) x = afstand tot het lozingspunt (m) hier gelijk genomen aan de minimale afstand van 1 m 36 Beoordelingssystematiek voor warmtelozingen, Ministerie van Verkeer en Waterstaat (NL), 25 november 2004.

126 VIII.23 k = warmteoverdrachtscoëfficiënt (40 W/m². C) Berekening en e valuatie therm ische im pact De uitgangsgegevens en de berekeningsresultaten worden samengevat in Tabel VIII.1.9 en dit zowel voor de lozing van bedrijfsafvalwater als van koelwater op respectievelijk de Zeeschelde en Kanaaldok B1 in gemiddelde en worstcasescenario in het referentiejaar De geloosde warmtevracht van het dokwater (gemiddeld en worst case) is berekend op basis van een tijdsreeks van uurgemiddelde waarden van debiet en ingangs- en uitgangstemperatuur van elke deelstroom over een volledig jaar. De som van beide deelstromen werd beschouwd voor de berekening van de totale warmtevracht van het geloosde koelwater door LANXESS nv (Lillo). Tabel VIII.1.9 Temperatuurseffect lozing bedrijfsafvalwater en koelwater op ontvangend oppervlaktewater in de referentiesituatie Eenheden Temperatuurseffect lozing bedrijfsafvalwater op Zeeschelde Temperatuurseffect lozing koelwater op Kanaaldok B1 Gemiddeld effect Uitgangsgegevens Pgem W Qv, gem = Qoppervlaktewater, gem m³/s ,8 (37) B = breedte watersysteem m Berekend temperatuurseffect C 0, ,77 >> Beoordeling beperkte thermische impact beperkte thermische impact Worstcase-effect Uitgangsgegevens P90-perc W Qv, 10-perc = Qoppervlaktewater, 10-perc m³/s 70 16,8 (10-percentiel n/a) B = breedte watersysteem m Berekend temperatuurseffect C 0,038 0,86 >> Beoordeling beperkte thermische impact beperkte thermische impact In volgende figuren wordt het verband geïllustreerd tussen de temperatuur van geloosd afvalwater en koelwater t.o.v. de temperatuur van het ontvangende oppervlaktewater. Er blijkt een duidelijk 37 Voor de afleiding van dit gemiddelde debiet wordt gebruik gemaakt van het meest recente rapport over de waterhuishouding van de dokken op de Antwerpse rechteroever (daterend van 2012*) van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen. Daarin brengt het havenbedrijf de voornaamste debieten in kaart die het dokkencomplex in- en uitstromen (via Albertkanaal, sluizen, pompstations, zuiveringsstations, ). Het gaat hier steeds over jaardebieten en, zoals het rapport zelf aangeeft, zijn diverse kleinere stromen niet in rekening gebracht, alsook bv. niet het regenwater dat in de dokken terechtkomt of verdamping vanuit de dokken. Uit dit rapport blijken de dokken een volume water te hebben van 203 miljoen m³ waar jaarlijks 530 miljoen m³ in- en uitstroomt. Het gemiddeld debiet in de doorgaande dokken waar Kanaaldok B1 deel van uitmaakt, kan hiervan worden afgeleid. * Samenvatting Waterhuishouding Rechteroever 2012 Beknopte versie 1.0, Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, Dienst Maritieme Infrastructuur (Annex bij bijlage 6) - zie bijlage W3

127 VIII.24 verband te bestaan tussen de temperatuur van het koelwater en het ontvangende dok, hetgeen echter volledig toe te schrijven is aan seizoenale variaties (ook het ingenomen water is op dat moment immers warmer) en niet aan een effect van de lozing van koelwater op het kanaaldok. Ook het afvalwater zal iets warmer zijn in de zomermaanden, doch dit effect is veel minder uitgesproken dan bij het koelwater. Figuur VIII.1.4 Verband tussen temperatuur geloosd afvalwater en ontvangend oppervlaktewater (Schelde)

128 VIII.25 Figuur VIII.1.5 Verband temperatuur koelwater en ontvangend oppervlaktewater (Kanaaldok B1) De berekende thermische impact van de lozing van bedrijfafvalwater op de Zeeschelde is volgens bovenstaande waarden en volgens het beoordelingskader zoals beschreven in VIII1.1.3 te beschouwen als beperkt tot verwaarloosbaar klein. Dit hoeft dan ook niet meer verder in detail te worden besproken. De lozing van koelwater op het Kanaaldok heeft gemiddeld een grotere thermische impact dan de lozing van bedrijfsafvalwater op de Zeeschelde, maar is gemiddeld nog te beschouwen als beperkt in de referentiesituatie. 1.4 A N A L Y S E H U I D I G E V E R G U N D E S I T U A T I E Naast de referentiesituatie, wordt hier tevens de impact besproken van de lozing in de huidige vergunde situatie en dit gezien dit een betere referentiebasis betreft bij de hervergunnings- /uitbreidingsaanvraag waar dit MER deel van uitmaakt. Het grootste verschil met de referentiesituatie, is de volledige ingebruikname van de polyamideproductie, zoals deze nu al vergund is en het hiermee gepaard gaande lozingsdebiet. Het geschatte lozingsdebiet in de huidige vergunde situatie werd reeds samengevat in het beschrijvend gedeelte van dit MER, o.b.v. de deeldebieten van de verschillende afdelingen. Hieruit bleek het te verwachten lozingsdebiet toe te nemen mat +/- 8,6%, van gemiddeld 151 m³/h (45 m³/h AW2 en 106 m³/h AW3) naar gemiddeld 164 m³/h (46,3 m³/h AW2 en 117,6 m³/h AW3), waarbij deze toename voor het grootste deel (77%) toe te schrijven is aan de polyamideproductieplant Jaargemiddelde/struc turele impac t lozing bedrij fsafvalwater in de huidige v ergunde situatie Voor de gemiddelde impactberekeningen in de huidige vergunde situatie, kan worden uitgegaan van dezelfde gemiddelde concentraties als in de referentiesituatie. De concentraties in het effluent wijzigen niet significant als gevolg van de bijkomende afvalwaterstroom uit de polyamideproductie.

129 VIII.26 Het gemiddelde debiet in de vergunde situatie werd afgeleid in Tabel IV.7. Hieruit blijkt een toename van ongeveer 13 m³/h t.o.v. een totaaldebiet van 413 m³/h in de referentiesituatie of een toename van +/- 3%. De gemiddelde impact in de referentiesituatie is voor alle beschouwde parameters dusdanig klein dat een dergelijk bijkomend debiet geen significante wijzigingen met zich mee zal brengen voor de beoordeling. Alle berekende X-waarden zullen ruimschoots onder de 1% blijven, waardoor ook in de huidige vergunde situatie kan worden besloten dat enkel verwaarloosbare gemiddelde bijdragen zijn te verwachten voor de beschouwde lozingsparameters Tij delij ke/w orstcase impac t loz ing bedrijfsafv alw ater in de huidige vergunde situatie Voor de inschatting van de tijdelijke/worstcase impact in de huidige vergunde situatie, wordt gewerkt met de huidige lozingsnormen, zowel voor debiet als voor concentraties. Daar waar vrachtnormen gelden, wordt uiteraard met deze gewerkt Methodiek Er wordt een inschatting gemaakt van de worstcase-bijdrage van de lozing tot de waterkwaliteit van de Zeeschelde in de huidige vergunde situatie. Dit gebeurt a.d.h.v. de maximum vergunde concentraties en debieten of vrachten zoals opgenomen in de huidige vergunning. Merk op dat voor de gebruikte immissieconcentraties opnieuw met dezelfde concentraties wordt gerekend als bij de gemiddelde impact om de complexiteit niet onnodig hoog te maken. Dat zijn dus de gemiddelde immissieconcentraties van het oppervlaktewater van meetcampagnes van VMM in 2013 op de respectievelijke meetpunten. De bijdrage van de lozing wordt als volgt berekend: Cv, wc, Zeeschelde = Cwc x Qe, max + Cgem, Zeeschelde x Qd, Zeeschelde, wc Cgem, Zeeschelde Qd, Zeeschelde, wc + Qe, max Waarbij: C v, wc, Zeeschelde = worstcase bijdrage in de conc. van Zeeschelde door lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv C wc = worstcase effluentconc. LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv = huidige lozingsnorm* C gem = gemiddelde immissieconcentratie stroomopwaarts Q e,max = max. geloosd dagdebiet LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv = vergund debiet = 773 m³/h = m³/d* * indien vrachtnorm, wordt debiet x concentratie vervangen door vrachtnorm. Q d, Zeeschelde, wc = bovenstroomdebiet Zeeschelde = 70 m³/s m³/d De berekende bijdragen zullen vervolgens worden getoetst aan de toetsingswaarden voor de betrokken parameters en dit volgens het beoordelingskader zoals uiteengezet in VIII Berekening tijdelijke/ worstcase im pact lozing bedrijfsafvalwater in de huidige vergunde situatie Er wordt verder enkel ingegaan op die stoffen waarvoor n.a.v. de vergunningsaanvraag een norm zal worden aangevraagd of waarvoor al normen gelden. Er wordt telkens met het volgende worstcase scenario gewerkt: het huidige vergunde lozingsdebiet ( m³/d), de huidige concentratie-

130 VIII.27 lozingsnormen of vrachtnormen en het bovenstroomdebiet van het ontvangende oppervlaktewater (zie VIII ). NIET-GEVAARLIJ KE STOFFE N In tabel VIII.1.10 wordt de worstcase-impact op de Zeeschelde van de niet-gevaarlijke stoffen, o.b.v. de huidige lozingsnormen, berekend. Tabel VIII.1.10 Bepaling worstcase-impact voor niet-gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) op de Zeeschelde o.b.v. de huidige lozingsnormen parameter worstcase conc. LXS* (mg/l) worstcase vracht LXS* (kg/d) berekende (worstcase) bijdrage (mg/l) toetsingswaarde (TW) (mg/l) bijdrage t.o.v. TW (%) beoordeling tijdelijke impact Biologische zuurstofvraag Chemische zuurstofvraag (40) 860 0,14 6 2,4 verwaarloosbaar (200) , ,4 verwaarloosbaar Zwevende stoffen , ,15 verwaarloosbaar Stikstof tot (15) 860 0,14 5,2 2,7 verwaarloosbaar Fosfor tot ,0061 0,53 1,2 verwaarloosbaar * D.i. gecombineerde lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv. Vracht = vrachtnorm (indien van toepassing), anders o.b.v. de huidige debietsnorm, nl m³/d Cursief: geen toetsingswaarde ter beschikking voor dit type water, als toetsingswaarde wordt hier de huidige immissieconcentratie in acht genomen (zie ook VIII1.1.2). Uit bovenstaande tabel blijkt al snel dat voor de beschouwde parameters bij de niet-gevaarlijke stoffen enkel verwaarloosbare effecten wordt veroorzaakt door de gecombineerde lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in het worstcasescenario in de referentiesituatie. Dit behoeft dan ook geen meer gedetailleerde toelichting. Verderop zal worden nagegaan of dit in de geplande situatie hetzelfde blijft. GEVAARLIJKE STO FFEN In tabel VIII.1.11 wordt de worstcase impact op de Zeeschelde van de gevaarlijke stoffen, waarvoor een norm geldt of dient te worden aangevraagd, berekend, en dit o.b.v. de huidige lozingsnormen. Tabel VIII.1.11 Bepaling worstcase-impact voor gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) op de Zeeschelde o.b.v. de huidige lozingsnormen parameter worstcase conc. LXS* (µg/l) worstcase vracht LXS* (kg/d) berekende (worstcase) bijdrage (µg/l) toetsingswaarde (TW) (µg/l) bijdrage t.o.v. TW (%) beoordeling tijdelijke impact Arseen tot 60 1,1 0,18 5 3,7 beperkt Cadmium tot 2 0,037 0,0061 0,8 0,77 beperkt Chroom tot 100 1,9 0, ,61 beperkt Koper tot 200 3,7 0, ,2 beperkt

131 VIII.28 parameter worstcase conc. LXS* (µg/l) worstcase vracht LXS* (kg/d) berekende (worstcase) bijdrage (µg/l) toetsingswaarde (TW) (µg/l) bijdrage t.o.v. TW (%) beoordeling tijdelijke impact Lood tot 100 0,19 0, ,061 beperkt Nikkel tot 300 5,6 0, ,1 beperkt Zilver tot 50 0,93 0,15 0,4 38 beperkt Kwik tot 1 0,019 0,0031 0,3 1,0 beperkt Tin (anorganisch) 75 1,4 0, ,58 beperkt Zink tot , ,9 beperkt Kobalt tot 30 0,56 0,092 0,6 15 beperkt Mangaan tot , ,2 beperkt Boor tot (50.000) beperkt Molybdeen 25 0,46 0, ,022 beperkt Antimoon tot 7,5 0,14 0, ,023 beperkt Seleen totaal 20 0,37 0, ,0 beperkt Thallium totaal 17 0,32 0,052 0,2 26 beperkt Beryllium totaal 2 0,037 0,0061 0,1 6,1 beperkt Barium totaal ,1 70 4,4 beperkt Vanadium totaal 50 0,93 0,15 5 3,1 beperkt Titanium totaal 60 1,1 0, ,18 beperkt Tellurium totaal 100 1,9 0, ,31 beperkt Fluoriden , ,68 beperkt Cyaniden 150 2,8 0, ,92 beperkt Nitriet-N** < 100 < 1,4 0, < 0,11 beperkt AOX (als Cl) 400 7,4 1,2 40 3,1 beperkt Anionische detergenten** 280 3,9 0, ,64 beperkt Methyleenchloride 100 1,4 0, ,1 beperkt Benzeen 10 0,19 0, ,38 beperkt Tolueen 10 0,19 0, ,034 beperkt Xyleen 2 0,037 0, ,15 beperkt Aniline 50 0,93 0,15 1,5 10 beperkt BPA 50 0,93 0,15 1,5 10 beperkt Fenolen 400 7,4 1,2 Geen toetsingswaarde gezien beperkte absolute bijdrage wordt effect ook als beperkt beschouwd.

132 VIII.29 parameter worstcase conc. LXS* (µg/l) worstcase vracht LXS* (kg/d) berekende (worstcase) bijdrage (µg/l) toetsingswaarde (TW) (µg/l) bijdrage t.o.v. TW (%) beoordeling tijdelijke impact MCB 60 1,1 0,18 6 3,1 beperkt Nitrobenzeen 50 0,93 0, ,40 beperkt PCB, PCT, ODB, detergenten, kat/non-ionische detergenten, DNT, TDA, Toetsing niet uitvoerbaar (geen MKN en/of analyseresultaten ter beschikking 38 * D.i. gecombineerde lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv. Vracht berekend o.b.v. de huidige debietsnorm, nl m³/d ** Max. concentratie in referentiejaar 2013 (geen lozingsnorm) Hieruit blijkt al snel dat voor alle beschouwde gevaarlijke stoffen slechts een beperkt tijdelijk effect wordt veroorzaakt door de gecombineerde lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in het worstcasescenario waarbij aan de huidige vergunde lozingsvrachten, lozingsconcentraties en aan het huidige vergunde maximum debiet wordt geloosd, en dit bij het bovenstroomdebiet van de Zeeschelde. Dit hoeft dan ook niet verder in detail te worden bekeken. Verderop zal worden nagegaan of dit in de geplande situatie, bij de aangevraagde normen i.k.v. de hervergunnings/uitbreidingsaanvraag waar dit MER deel van uitmaakt, gelijk blijft Thermisc he impac t lo z ing bedrij fsafv alwater in de huidige v ergunde situatie Voor de thermische impact van de lozing van bedrijfsafvalwater en koelwater wordt verwezen naar de referentiesituatie. Er wordt immers, naar analogie met de impacten voor de polluenten, t.o.v. de berekende impact in de referentiesituatie, geen significanta stijging verwacht in het debiet aan afvalwater. Daarnaast wordt ook geen impact op het koelwater verwacht van de omzetting huidige vergunde situatie t.o.v. de referentiesituatie, waardoor ook de impact voor de lozing van koelwater gelijk zal blijven als in de referentiesituatie. 1.5 A N A L Y S E G E P L A N D E S I T U A T I E : S C E N A R I O 1, S C E N A R I O Impac t v an de w ij zigingen op de karakteristieken v an het bedrijfsafv alw ater De toename van de productiehoeveelheden in de geplande situatie kan een zekere invloed hebben op de geproduceerde vuilvracht en het afvalwaterdebiet naar de waterzuiveringsinstallatie en op zijn beurt naar het lozingspunt. Het gemiddelde debiet in de geplande situatie werd, zowel voor scenario 1 als scenario 2, al afgeleid in Tabel IV.7 in het beschrijvend gedeelte van dit MER. Gemiddeld wordt een toename van het lozingsdebiet verwacht van m³/h of 54-57% t.o.v. het gemiddeld debiet in de referentiesituatie (telkens scenario 1 - scenario 2). Uit de afgeleide debieten van de deelstromen opgenomen in de tabel blijkt deze toename zich slechts in beperkt mate te situeren op niveau van LANXESS nv (Lillo), nl. een bijkomende lozing van gemiddeld m³/h of 15% van de verwachte 38 Voor verschillende van deze parameters geldt een lozingsverbod.

133 VIII.30 toename, daar waar buurbedrijf Bayer Antwerpen nv het gros van de toename zal bepalen, meer bepaald een bijkomende lozing van gemiddeld 200 m³/h of 85% van de verwachte toename. Gezien er o.b.v. deze cijfers wordt verwacht dat Bayer Antwerpen nv de belangrijkste wijzigingen met zich mee zal brengen op het niveau van geloosde vrachten en concentraties, wordt verwezen naar het MER van Bayer Antwerpen nv voor de inschatting van de gemiddelde concentraties en vrachten in de geplande situatie(s). Hierin wordt uitgegaan van dezelfde gemiddelde concentraties als in de referentiesituatie. Er wordt m.a.w. vanuit gegaan van de worstcasehypothese dat de gemiddelde concentraties ongeveer dezelfde zullen blijven in de geplande situatie als in de referentiesituatie. In realiteit is, door het in dienst nemen van 2 bijkomende beluchtingsbekkens na de stilstand bij LANXESS nv van 2014, de concentratie in het effluent van CZV, NPOC en in mindere mate BZV verder afgenomen Jaargemiddelde/struc turele impac t lozing bedrij fsafv alw ater LANXESS nv (Lillo) in de geplande situatie Voor de gemiddelde impactberekeningen in de geplande situatie, wordt, naar analogie met de veronderstellingen in het MER van Bayer Antwerpen nv, uitgegaan van van de worstcasehypothese van onveranderde gemiddelde concentraties t.o.v. de referentiesituatie. Het gemiddelde debiet in de vergunde situatie werd afgeleid in Tabel IV.7. Hieruit blijkt een toename van ongeveer m³/h of 54-57% t.o.v. het gemiddeld debiet in de referentiesituatie (telkens scenario 1 - scenario 2). De gemiddelde impact in de referentiesituatie is voor alle beschouwde parameters dusdanig klein dat een dergelijk bijkomend debiet in de geplande situatie, zowel in scenario 1 als in scenario 2, geen significante wijzigingen met zich mee zal brengen voor de beoordeling. Alle berekende X-waarden zullen ruimschoots onder de 1% blijven, waardoor ook in de geplande situaties kan worden besloten dat enkel verwaarloosbare gemiddelde bijdragen zijn te verwachten voor de beschouwde lozingsparameters Tij delij ke/wo rstcase impac t lozing bedrijfsafvalwater LANXESS nv (Lillo) in de geplande situatie Methodiek Er wordt een inschatting gemaakt van de worstcasebijdrage van de lozing tot de waterkwaliteit van de Zeeschelde. Dit gebeurt a.d.h.v. de aan te vragen maximum lozingsconcentraties en het aan te vragen maximum vergunde lozingsdebiet in de geplande situatie (zowel scenario 1 als 2, zelfde normenkader). Daar waar een vrachtnorm zal gelden, wordt gerekend met deze vrachtnorm. Merk op dat voor de gebruikte immissieconcentraties met dezelfde concentraties wordt gerekend als bij de gemiddelde impact om de complexiteit niet onnodig hoog te maken. Dat zijn dus de gemiddelde immissieconcentraties van het oppervlaktewater van meetcampagnes van VMM in 2013 (referentiejaar). De bijdrage van de lozing wordt dan als volgt berekend: Cv, wc, Zeeschelde = Cwc x Qe, max + Cgem, Zeeschelde x Qd, Zeeschelde, wc Cgem, Zeeschelde Qd, Zeeschelde, wc + Qe, max

134 VIII.31 Waarbij: C v, wc, Zeeschelde = worstcase bijdrage in de conc. van Zeeschelde door lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv C wc = worstcase effluentconc. LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv = aan te vragen lozingsnorm* C gem = gemiddelde immissieconcentratie stroomopwaarts Q e,max = aan te vragen norm debiet LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv = 773 m³/h = m³/d * indien vrachtnorm, wordt debiet x concentratie vervangen door vrachtnorm. Q d, Zeeschelde, wc = bovenstroomdebiet Zeeschelde = 70 m³/s m³/d De berekende bijdragen zullen vervolgens worden getoetst aan de toetsingswaarden voor de betrokken parameters en dit volgens het beoordelingskader zoals uiteengezet in VIII Bereke ning tijdelijke/ wor stcase im pact lozing bedrijfsafvalwater LANXESS nv (Lillo) op de Zeeschelde in de geplande situatie Er wordt verder enkel ingegaan op die stoffen waarvoor n.a.v. de hervergunning een norm zal worden aangevraagd en waarvoor algemene en/of sectorale normen gelden. Er wordt telkens met het volgende worstcasescenario gewerkt: de aan te vragen lozingsconcentraties of vrachten, het aan te vragen maximum vergund lozingsdebiet (773 m³/h of m³/d) en het bovenstroomdebiet van de Zeeschelde (zie VIII ). Gezien de aangevraagde lozingsnormen dezelfde zullen zijn in scenario 1 en 2, is de impactberekening en beoordeling dezelfde voor beide scenario s. NIET-GEVAARLIJ KE STOFFE N In Tabel VIII.1.15 wordt de worstcase impact berekend op de Zeeschelde van de niet-gevaarlijke stoffen, waarvoor een norm zal worden aangevraagd bij de hervergunning waarbinnen dit MER kadert. Tabel VIII.1.15 Bepaling worstcase impact voor niet-gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in de geplande situatie parameter worstcase conc. LXS* (mg/l) worstcase vracht LXS* (kg/d) berekende (worstcase) bijdrage (mg/l) toetsingswaarde (TW) (mg/l) bijdrage t.o.v. TW (%) beoordeling tijdelijke impact Biologische zuurstofvraag Chemische zuurstofvraag , ,3 verwaarloosbaar , ,3 verwaarloosbaar Zwevende stoffen , ,15 verwaarloosbaar Stikstof tot ,046 5,2 0,89 verwaarloosbaar Fosfor tot ,0061 0,53 1,2 verwaarloosbaar * D.i. gecombineerde lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv. Vracht = bij hervergunning aangevraagde vrachtnorm (indien van toepassing), anders o.b.v. de aangevraagde debietsnorm, nl m³/d Cursief: geen toetsingswaarde ter beschikking voor dit type water, als toetsingswaarde wordt hier de huidige immissieconcentratie in acht genomen (zie ook VIII1.1.2). Uit bovenstaande tabel blijkt dat voor geen enkele van de beschouwde parameters een relevant tijdelijk effect wordt veroorzaakt door de lozing van al het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo)

135 VIII.32 op de Zeeschelde in het worstcasescenario in de geplande situatie, waarbij met aan te vragen vergunde concentraties en het vergund debiet wordt gerekend. Hieruit blijkt dat de aan te vragen normen op basis van de impact op het ontvangende wateroppervlak voor de betreffende nietgevaarlijke stoffen zeker aanvaardbaar zijn. GEVAARLIJKE STO FFEN In Tabel VIII.1.16 wordt de worstcase-impact op de Zeeschelde van de gevaarlijke stoffen, waarvoor een norm zal worden aangevraagd, berekend, en dit voor de geplande situatie. Er wordt hier, zoals toegelicht in VIII , gerekend met het aan te vragen maximum vergund lozingsdebiet (5.280 m³/d), en de aan te vragen maximum lozingsconcentraties. Tabel VIII.1.16 Bepaling worstcase-impact voor gevaarlijke stoffen van de lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in de geplande situatie parameter worstcase conc. LXS* (µg/l) worstcase vracht LXS ** (kg/d) berekende (worstcase) bijdrage (µg/l) toetsingswaarde (TW) (µg/l) bijdrage t.o.v. TW (%) beoordeling impact Chroom tot 100 1,9 0, ,61 beperkt Koper tot 100 1,9 0, ,61 beperkt Nikkel tot 100 1,9 0, ,0 beperkt Zilver tot 50 0,93 0,15 0,4 38 beperkt Kwik tot 1 0,019 0,0031 0,3 1,0 beperkt Zink tot , ,5 beperkt Mangaan tot , ,61 beperkt Boor tot (50.000) beperkt Barium totaal 500 9,3 1,5 70 2,2 beperkt Vanadium totaal 50 0,93 0,15 5 3,1 beperkt Fluoriden , ,68 beperkt Cyaniden 150 2,8 0, ,92 beperkt AOX (als Cl) 400 7,4 1,2 40 3,1 beperkt Anionische detergenten , ,6 beperkt Aniline 50 0,93 0,15 1,5 10 beperkt BPA 20 0,37 0,061 1,5 4,1 beperkt Fenolen 400 7,4 1,2 Geen toetsingswaarde gezien beperkte absolute bijdrage wordt effect ook als beperkt beschouwd. MCB 60 1,1 0, ,1 beperkt Nitrobenzeen 20 0,37 0, ,16 beperkt Methyleenchloride 100 1,4 0, ,1 beperkt

136 VIII.33 * D.i. gecombineerde lozing LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv. ** O.b.v. de aangevraagde debietsnorm, nl m³/d. Indien vrachtnorm van toepassing, wordt hiermee gerekend (enkel voor boor) Hieruit blijkt dat voor alle beschouwde parameters een beperkt tijdelijk effect wordt veroorzaakt door de gecombineerde lozing van het bedrijfsafvalwater van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde in het worstcasescenario in de geplande situatie, waarbij wordt gerekend met aan te vragen vergunde concentraties voor de betreffende parameters, samen met het aan te vragen vergund lozingsdebiet. Voor boor werd hierbij met de vrachtnorm gerekend. Hieruit kan worden besloten dat alle betreffende aan te vragen lozingsnormen, wanneer wordt gekeken naar de impact op het ontvangende oppervlaktewater, zeker aanvaardbaar zijn Thermisc he impac t loz ing afval - en koelw ater in de geplande situatie Methodiek Analoog aan de evaluatie van de referentiesituatie, wordt ook voor de geplande situatie de impact van de lozing van afvalwater en koelwater op de temperatuurhuishouding van de Zeeschelde, respectievelijk Kanaaldok B1 berekend en geëvalueerd. Dit gebeurt a.d.h.v. volgende formule 39 : ΔTx = P Qv. ρ. Cp. e k.b.x Qv.ρ.Cp Waarbij: ΔT = verwachte temperatuurstijging van de Zeeschelde door lozing afvalwater/koelwater P = warmtevracht (W) = debiet afvalwater x ρ x C p x (T afval/koelwater - T oppervlaktewater) Q v = afvoer watersysteem (m³/s) ρ = dichtheid water (1.000 kg/m³) C p = soortelijke warmte (4.180 J/kg. C) B = breedte watersysteem (m) x = afstand tot het lozingspunt (m) hier gelijk genomen aan de minimale afstand van 1 m k = warmteoverdrachtscoëfficiënt (40 W/m². C) Berekening en e valuatie therm ische im pact De uitgangsgegevens en de berekeningsresultaten worden samengevat in Tabel en dit zowel voor de lozing van bedrijfsafvalwater als van koelwater op respectievelijk de Zeeschelde en Kanaaldok B1 in gemiddelde en worstcasescenario in de geplande situatie voor scenario 2. Voor scenario 1 wordt geen significante wijziging verwacht t.o.v. de referentie- en de huidig vergunde situatie, gezien de beperkte capaciteitswijzingen die worden aangevraagd. Voor het bedrijfsafvalwater werd uitgegaan van de invulling van het vergunde debiet (773 m³/uur), gecombineerd met de gemeten temperatuursverschillen in 2013 (geen significante wijziging lozingstemperatuur in de geplande situatie). Voor het koelwater werd rekening gehouden met een debietsstijging evenredig met de capaciteitstoename, gecombineerd met de gemeten temperatuursverschillen in 2013 (grotere af te voeren warmtevracht wordt opgevangen door hoger debiet). 39 Beoordelingssystematiek voor warmtelozingen, Ministerie van Verkeer en Waterstaat (NL), 25 november 2004.

137 VIII.34 Tabel VIII.1.17 Temperatuurseffect lozing bedrijfsafvalwater en koelwater op ontvangend oppervlaktewater in de geplande situatie (Scenario 2) Gemiddeld effect Uitgangsgegevens Eenheden Temperatuurseffect lozing bedrijfsafvalwater op Zeeschelde P gem W Q v, gem = Q oppervlaktewater, gem m³/s ,8 ( 40 ) Temperatuurseffect lozing koelwater op Kanaaldok B1 B = breedte watersysteem m Berekend temperatuurseffect C 0,0010 0,96 >> Beoordeling verwaarloosbaar beperkt Worstcase-effect Uitgangsgegevens P 90-perc W Q v, 10-perc = Q oppervlaktewater, 10-perc m³/s 65 16,8 (10-percentiel n/a) B = breedte watersysteem m Berekend temperatuurseffect C 0,060 1,08 >> Beoordeling verwaarloosbaar relevant (aanvaardbaar) De berekende bijdragen kunnen volgens bovenstaande waarden en volgens het beoordelingskader zoals beschreven in VIII1.1.3 worden beschouwd als verwaarloosbaar klein voor de lozing van afvalwater op de Zeeschelde en dit zowel in de gemiddelde als de worstcasesituatie. Voor de lozing van koelwater op Kanaaldok B1 wordt een beperkt gemiddeld temperatuurseffect en een relevant maar aanvaardbaar tijdelijk effect berekend voor de lozing op Kanaaldok. Dit hoeft dan ook niet meer verder in detail te worden besproken. Gezien de algemene lozingsvoorwaarde (Art punt 4 ) voor temperatuur voor de lozing van bedrijfsafvalwater, gelijk aan 30 C, af en toe wordt overschreden, zal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid (voorzien in diezelfde algemene voorwaarde) om hierop een afwijking te verkrijgen in functie van de temperatuur van het opgenomen water. Dit wordt verderop toegelicht bij de milderende maatregelen. Merk op: Dit is enkel toegestaan indien de milieukwaliteitsnorm door de lozing niet wordt overschreden, wat hier duidelijk niet het geval is. 1.6 S A M E N V A T T I N G I M P A C T B E R E K E N I N G E N + B E S P R E K I N G R E L E V A N T E P A R A M E T E R S Samenvattende tabel relevante impacten In onderstaande tabel worden de parameters waarvoor een beperkte, aanvaardbare of relevante impact werd berekend, samengevat voor de verschillende beschouwde scenario s. De overige berekende bijdragen waren verwaarloosbaar. 40 Voor de afleiding van dit gemiddelde debiet wordt verwezen naar de toelichting bij VIII

138 VIII.35 Tabel VIII.1.18 Samenvatting impactberekeningen referentiesituatie en geplande situatie Beoordeeld scenario Impact op de Zeeschelde / Kanaaldok B1 (enkel voor koelwater) Referentiesituatie Gemiddelde structurele impact Worstcase impact - alle berekende impacten van geloosde polluenten verwaarloosbaar - thermische impact lozing afvalwater verwaarloosbaar - thermische impact lozing koelwater beperkt - alle berekende bijdragen van geloosde polluenten beperkt tot verwaarloosbaar - thermische impact lozing afvalwater verwaarloosbaar - thermische impact lozing koelwater relevant / aanvaardbaar Geplande situatie (scenario 1 en scenario 2) Gemiddelde structurele impact Worstcase impact - alle berekende impacten van geloosde polluenten verwaarloosbaar - thermische impact lozing afvalwater verwaarloosbaar - thermische impact lozing koelwater beperkt - alle berekende bijdragen van geloosde polluenten beperkt tot verwaarloosbaar - thermische impact lozing afvalwater verwaarloosbaar - thermische impact lozing koelwater relevant / aanvaardbaar Het is duidelijk uit bovenstaande samenvattende tabel dat al de berekende impacten van de gecombineerde lozing van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv op de Zeeschelde, zowel in de referentie- als in de geplande situaties, te beschouwen zijn als beperkt of verwaarloosbaar. Conform het richtlijnenboek water (zie ook.viii1.1.3) moeten in principe dus geen milderende maatregelen worden overwogen en/of voorgesteld op korte noch middellange termijn. Los van de bepaling tot vaststelling van milderende maatregelen o.b.v. de effectbeoordeling, dient ook voor de lozing van prioritair gevaarlijke stoffen, steeds de mogelijkheid tot milderende maatregelen te worden bekeken. Het uitvoeren van een dergelijke evaluatie is hier weinig zinvol aangezien er in het afvalwater van LANXESS nv (Lillo) - Bayer Antwerpen nv geen prioritair gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in concentraties die hoger zijn dan de rapportagegrens of het indelingscriterium. 1.7 S A M E N V A T T I N G N O R M E N G E P L A N D E S I T U A T I E In volgende tabel wordt tenslotte een overzicht gegeven van de huidige normen en de aan te vragen normen n.a.v. de vergunningsaanvraag waar deze MER deel van uitmaakt. De laatste zijn tevens de normen gehanteerd voor de worstcase-impactberekeningen in de geplande situatie. Tabel VIII.1.19 Overzicht huidige lozingsnormen en aangevraagde lozingsnormen voor bedrijfsafvalwater LANXESS nv (Lillo) Parameter Huidige norm Voorstel norm Toelichting Debiet 773 m³/h of m³/dag 773 m³/h of m³/dag ph 6,0 9,0 6,0 9,0 geen wijziging

139 VIII.36 Parameter Huidige norm Voorstel norm Toelichting Temperatuur 30 C 35 C (bij dokwater 20 C) 35 C (bij buiten-t 25 C) 30 C 35 C (bij dokwater 20 C) 35 C (bij buiten-t 25 C) geen wijziging Biologische zuurstofvraag Chemische zuurstofvraag 40 mg/l (en 860 kg/d) 25 mg/l daling tot algemene norm oppervlaktewater. 200 mg/l (en kg/d) 125 mg/l schrappen vrachtnorm. Zwevende stoffen 60 mg/l 60 mg/l geen wijziging Totaal fosfor 2 mg/l 2 mg/l geen wijziging Totaal stikstof 15 mg/l 15 mg/l geen wijziging Arseen tot 0,06 mg/l - schrapping norm (steeds < IC) Cadmium tot 0,002 mg/l - schrapping norm (steeds < IC) Chroom tot 0,1 mg/l 0,1 mg/l geen wijziging Koper tot 0,2 mg/l 0,1 mg/l strengere norm (2 x IC) Lood tot 0,1 mg/l - schrapping norm (steeds < IC) Nikkel tot 0,3 mg/l 0,1 mg/l strengere norm (3,3 x IC) Zilver tot 0,05 mg/l 0,05 mg/l geen wijziging Kwik tot 0,001 mg/l 0,001 mg/l geen wijziging Tin (anorganisch) 0,075 mg/l - schrapping norm (steeds < IC) Zink tot 1,25 mg/l 1,0 mg/l strengere norm (5 x IC) Kobalt tot 0,03 mg/l - schrapping norm (steeds < IC) Mangaan tot 2,0 mg/l 1,0 mg/l strengere norm Boor tot 50 mg/l (en 925 kg/d) 50 mg/l (en 450 kg/d) behoud concentratienorm strengere vrachtnorm Molybdeen 0,025 mg/l (< IC) - schrapping norm (steeds < IC) Antimoon tot 0,0075 mg/l (< IC) - schrapping norm (steeds < IC) Seleen totaal 0,02 mg/l - schrapping norm (steeds < IC) Thallium totaal 0,017 mg/l - schrapping norm (steeds < IC) Beryllium totaal 0,002 mg/l - schrapping norm (steeds < IC)

140 VIII.37 Parameter Huidige norm Voorstel norm Toelichting Barium totaal 1 mg/l 0,5 mg/l strengere norm (7,1 x IC) Vanadium totaal 0,05 mg/l 0,05 mg/l geen wijziging Titanium totaal 0,06 mg/l (< IC) - schrapping norm (steeds < IC) Tellurium totaal 0,1 mg/l (= IC) - schrapping norm (steeds < IC) Fluoriden 2,0 mg/l 2,0 mg/l geen wijziging AOX (als Cl) 0,4 mg/l 0,4 mg/l geen wijziging Anionische detergenten - 1,5 mg/l nieuwe norm (15 x IC) Detergenten 3 mg/l 3 mg/l geen wijziging TOC / NPOC mg/l (en kg/d) 50 mg/l strengere norm + schrapping vrachtnorm Methyleenchloride 0,1 mg/l 0,1 mg/l geen wijziging Benzeen 0,01 mg/l (= IC) - schrapping norm (steeds < IC) Tolueen 0,01 mg/l (< IC) - schrapping norm (steeds < IC) Xyleen 0,002 mg/l (< IC) - schrapping norm (steeds < IC) Fenolen totaal 0,4 mg/l 0,4 mg/l geen wijziging PCB verboden verboden schrappen norm PCT verboden verboden schrappen norm BPA 0,05 mg/l (jaargem. 0,02) 0,02 mg/l strengere norm wegvallen jaargem. norm Aniline 0,05 mg/l (jaargem. 0,02) 0,05 mg/l jaargem. norm vervalt MCB 0,06 mg/l 0,06 mg/l geen wijziging ODB verboden verboden schrappen norm Nitrobenzeen 0,05 mg/l 0,02 mg/l strengere norm DNT verboden verboden schrappen norm TDA verboden verboden schrappen norm 1.8 W A T E R B E S P A R E N D E E N I M P A C T B E P E R K E N D E M A A T R E G E L E N In het kader van het MER werden de verschillende BREF-studies, van toepassing op het bedrijf getoetst. Hierbij komt ook het aspect water in belangrijke mate aan bod, waarbij de nadruk in eerste instantie ligt op een reductie van het waterverbruik en in tweede instantie op een beperking van de lozing. Meer bepaald wordt in de BREF s LVIC en LVOC (hoofdactiviteiten op LANXESS nv (Lillo) gesteld dat het waterverbruik dient geminimaliseerd worden door zoveel mogelijk afvalwater te hergebruiken 41 Wat tot hiertoe gemeten werd als TOC, is in principe NPOC dat wordt bij deze aanvraag rechtgezet.

141 VIII.38 of door zoveel mogelijk waterverbruik te beperken in het proces. Op het niveau van lozing wordt het als BBT beschouwd om zoveel mogelijk de verontreiniging van het (geloosde) afvalwater te vermijden met grondstoffen, product of afval. Ook het apart houden en dedicated zuiveren van bepaalde stromen wordt beschouwd als BBT, wat op LANXESS nv (Lillo) zeker toepassing heeft in de specifieke zuiveringen op niveau van de procesonderdelen en ook de opsplitsting in AW2 en AW3 water verderop in de centrale waterzuivering (waarbij enkel AW3 biologisch wordt gezuiverd). Uit de BREF-toetsing is duidelijk dat LANXESS nv (Lillo) meerdere maatregelen uitvoert om op beide niveaus in te grijpen. De meest relevante aspecten uit deze toetsing die betrekking hebben op het aspect water, worden in volgende tabel samengevat: Tabel VIII.1.20 Relevante aspecten m.b.t. water uit de BREF-toetsing en de maatregelen die LANXESS nv (Lillo) uitvoert om hieraan te voldoen Procesonderdeel Verbruiksreducerende maatregel Lozingsbeperkende maatregel Cyclohexanon Geen vers water gebruikt in reactieproces Caprolactam Hergebruik proceswater in hydrolyse Gebruik condensaat en Brüdenwater uit ammoniumsulfaatplant als verdunningswater Condensatie en recyclage (deel) water uit de hydrolyse Optimale sturing voor maximaliseren stroom naar ammoniumsulfaatbedrijf Ammoniumsulfaat Hergebruik proceswater in straat 1 en 2 Inzet condensaat als warmtebron RO voor reiniging en hergebruik condenswater in straat 3 Beperkte hoeveelheid afvalwater via stripping en extractie ontdaan van organica, verder gezuiverd in centrale biologische WZI. Beperkte en discontinue stroom spoelwater + condensaat gezuiverd in de centrale biologische WZI. Afvalwater van lekken wordt opgevangen in interne afvalwatertank. Condenswater uit straat 3 wordt gezuiverd in de centrale biologische WZI. Condenswater uit straat 1 en 2 wordt hergebruikt. Hydramine Geen proceswater Beperkte hoeveelheid condenswater geen proceswater Salpeterzuurcondensaat (4-5%) dat ontstaat bij koeling in de stikstofoxidekoeler wordt gezuiverd in de centrale WZI. Zwavelzuur Geen proceswater Beperkte hoeveelheid condenswater geen proceswater Continu opgeconcentreerd ketelvoedingswater uit stoomproductie wordt gespuid naar de staalname (ca. 1 m³/h) en loopt dan naar de centrale waterzuiverings-installatie voor neutralisatie en voorbezinking (geen biologische zuivering).

142 VIII M I L D E R E N D E M A A T R E G E L E N Conform het richtlijnenboek dienen milderende maatregelen te worden bekeken voor die parameters waarvoor de impact als belangrijk wordt beoordeeld. Zoals duidelijk uit tabel VIII.1.18 in VIII1.6 worden geen dergelijke impacten waargenomen of verwacht. Voor een beperkte of relevante bijdrage is verder onderzoek naar milderende maatregelen minder dwingend, maar kunnen desgevallend milderende maatregelen worden voorgesteld die eventueel gekoppeld zijn aan een lange of middellange termijn. Er worden in de impactstudie enkel beperkte bijdragen berekend, en dit enkel in de worstcasescenario s. Indien een project de lozing van prioritair (gevaarlijke) stoffen (P(G)S) omvat, moeten conform de wettelijke bepalingen 42 milderende maatregelen ook onderzocht / voorgesteld worden, los van de eigenlijke impact van de lozing van deze stoffen op de watersystemen. Zoals eerder gesteld bevat het afvalwater geen prioritaire stoffen in concentraties die hoger zijn dan de rapportagegrens of het indelingscriterium, bijgevolg is een onderzoek naar milderende maatregelen weinig zinvol. Voor nikkel en kwik, respectievelijk een prioritaire en prioritair gevaarlijke stof, wordt echter, gezien de waargenomen schommelingen in de concentraties, in de geplande situatie gevraagd om de geldende normen te behouden. Deze componenten moeten m.a.w., conform het richtlijnenboek, worden besproken bij de milderende maatregelen. NIKKEL Daar nikkel niet wordt aangewend bij de processen te LANXESS nv (Lillo), is de aanwezigheid van dit metaal in het geloosde effluent integraal toe te schrijven aan de aanwezigheid van nikkel in de roestvrijstalen legeringen, in belangrijke mate aanwezig in de installaties op het bedrijf. Bij intensief gebruik en/of reiniging van deze oppervlakken, kan het aanwezige nikkel in deze legeringen in beperkte mate uitlogen en terechtkomen in het afvalwater. In principe zijn er technieken beschikbaar om nikkel uit afvalwater te verwijderen, doch deze zijn gericht op concentraties die veel hoger zijn, voor afvalwaters uit metaalverwerkende nijverheid en oppervlaktebehandeling. Bovendien zijn de concentraties die hiermee worden bereikt in het effluent dikwijls hoger dan de concentratie die hier wordt aangevraagd als norm. Gezien de veroorzaakte effecten, zoals berekend in bovenstaande paragrafen, bovendien zeer laag tot verwaarloosbaar zijn, behoeft dit geen verder gedetailleerd onderzoek. KWIK Ook kwik wordt niet aangewend door LANXESS nv (Lillo) in de processen. Een duidelijke toewijzing van de bron van kwik in het afvalwater is niet mogelijk. Een eventuele bijdrage zou kunnen worden geleverd door het gebruik van natronloog. Afhankelijk van het toegepaste procedé, kan kwik vrijkomen bij de productie van natronloog 43 (door gebruik van een kwikelektrode bij de elektrolyse). De betreffende concentraties aan kwik in het effluent zijn van die grootteorde dat de inzetting van eventuele zuiveringstechnieken niet als haalbaar kan worden beschouwd. De hoeveelheid chemicaliën die hiervoor zouden moeten worden aangewend en het slib dat hierbij zou worden gevormd, wegen niet op tegen de milieumeerwaarde van de (beperkte) kwikverwijdering. 42 Voor prioritaire stoffen wordt volgens het decreet IWB een progressieve vermindering van de emissies beoogd. Voor prioritaire gevaarlijke stoffen wordt volgens het decreet IWB een geleidelijke beëindiging / stopzetting van de emissies beoogd. 43 Bijproduct van de chloorindustrie.

143 VIII LUCH T 2.1 A F B A K E N I N G V A N H E T S T U D I E G E B I E D E N R E I K W I J D T E Geografische afbakening Het studiegebied wordt bepaald tot de zone rond het projectgebied waar een impact op de luchtkwaliteit te verwachten is. Omwille van de relevante NOx emissies en de emissie-karakteristieken van de bronnen, treden grensoverschrijdende effecten op, en hiermee wordt dan ook rekening gehouden bij de afbakening van het studiegebied. Op basis hiervan wordt een gebied van 25 x 25 km afgebakend. In noordelijke en oostelijke richting tot op 15 km van het bedrijf, en zuidelijke en westelijke richting tot op 10 km. Daarbij wordt rekening gehouden met de impact van de overheersende west-tot zuidwesten winden. Figuur VIII.2.1 Ligging studiegebied en gehanteerde beoordelingspunten mbt bewoning (wi), natura 2000 gebieden (Ni) en meetposten luchtkwaliteit (Mi) voorgesteld op topografische kaart

144 VIII Inhoudelijke afbakening In het MER worden de emissies in kaart gebracht voor de actuele situatie (gegevens 2013), de (gewijzigde) referentiesituatie (in gebruikname van nieuwe ketels en extra emissiepunten gekoppeld aan de vergunde situatie) en de geplande situatie (uitbreiding productiecapaciteiten). Op basis van de actuele en de te verwachten emissies worden de te bestuderen parameters vastgelegd. Gezien de aard van het project worden als relevante parameters aanzien: NH 3, SO 2 en NO x, met de hieraan gekoppelde verzurende en vermestende depositie; Vluchtige organische stoffen (VOS), en meer in het bijzonder cyclohexaan, cyclohexanol, cyclohexanon, benzeen, tolueen; Geur gelinkt aan VOS emissie (relevantie te beoordelen op basis van geurdrempelwaarden en berekende emissies); Stof; CO; CO 2 en N 2O (deze parameters worden louter op emissieniveau onderzocht). Bij het in kaart brengen van de emissies worden zowel de geleide als de diffuse bronnen beoordeeld. Omwille van het feit dat LANXESS nv (Lillo) in de geplande situatie geen stoom van de WKK-installatie van Electrabel meer zal verbruiken,worden de emissies van deze installatie niet mee in de beoordeling van de impact in de referentiesituatie opgenomen. 2.2 O N D E R Z O E K S M E T H O D O L O G I E Vastleggen van de te hanteren luc htkwaliteitsdoelstellingen In bijlage L1 wordt een overzicht opgenomen m.b.t. de luchtkwaliteit- en beleidsdoelstellingen welke bij de impactbeoordeling in rekening gebracht worden Besc hrij ving studiegebied Bij de beschrijving van het studiegebied wordt specifieke aandacht besteed aan de actuele luchtkwaliteit. Ten aanzien van de relevante parameters wordt een inventaris opgemaakt van de huidige luchtkwaliteit van de beschouwde regio en van de waargenomen trends en de te verwachten evolutie bij autonome ontwikkeling. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de resultaten van het Vlaamse meetnet luchtkwaliteit, specifieke meetcampagnes uitgevoerd in de regio (voor zover deze gegevens door de desbetreffende opdrachtgevers ter beschikking gesteld worden) en eventueel andere beschikbare studies (bv. studies uitgevoerd in opdracht van het Havenbedrijf Antwerpen). Bijkomend worden de resultaten van modelberekeningen mee opgenomen. Dit betreft berekende waarden inzake PM10, NO 2 en verzurende depositie (bronnen jaarrapporten VMM, website VMM, Havenbedrijf van Antwerpen, en Nederlandse gegevens, waaronder de GCN-achtergrondwaarden). Voor die parameters waarvoor geen specifieke achtergrondconcentraties in het projectgebied bekend zijn, wordt gerefereerd naar interpolatiegegevens van VMM zoals opgenomen in de jaarrapporten luchtkwaliteit, literatuurgegevens en/of meetgegevens van meetstations t.h.v. vergelijkbare locaties of achtergrondgebieden.

145 VIII.42 De huidige luchtkwaliteit wordt getoetst t.o.v. beschikbare kwaliteitsdoelstellingen. Dit omvat enerzijds de vergelijking met de wettelijk vastgelegde luchtkwaliteitdoelstellingen en, voor die parameters waarvoor geen wettelijke grenswaarden opgenomen zijn, vergelijking met internationale richtwaarden (bv. WGO, Nederlandse MTR waarden,.) Loz ingen in de referentiesituatie Bij voorkeur worden de berekeningen van de emissies gebaseerd op de resultaten van uitgevoerde metingen. Bij ontstentenis hiervan wordt rekening gehouden met ofwel emissiegrenswaarden, berekende emissies en/of inschattingen. De lozingen in de referentiesituatie worden berekend uitgaande van de emissiegegevens van Uitgaande van de gegevens van 2013, de (geplande) ingebruikname van nieuweinstallaties, het in rekening brengen van meetresultaten over langere termijn voor een aantal specifieke bronnen, en extrapolatie naar de maximaal vergunde capaciteiten, worden de emissies in de gewijzigde referentiesituatie en de vergunde situatie begroot. Om de geuremissies van de VOS in kaart te brengen worden de berekende vrachten omgerekend naar geurequivalenten rekening houdend met geurdrempelwaarden welke in de literatuur zijn terug te vinden van de meest relevante VOS emissie Loz ingen in de geplande situatie Rekening houdend met de geplande wijzigingen (capaciteiten/installaties) worden de te verwachten emissies in de geplande situatie in kaart gebracht bij volledige invulling van de geplande situatie. Hierbij wordt rekening gehouden met enerzijds een wijziging van het aantal effectieve uren productie en/of wijziging van de emissiedebieten/vrachten Effectv oorspelling en beoordeling Voor de beoordeling van de effecten wordt gebruik gemaakt van de meest recente versie van het Richtlijnenboek milieueffectenrapportage Richtlijnenboek voor de discipline lucht. Voor de beoordeling van de effecten worden voor de relevante emissies impactberekeningen voorzien m.b.v. het model IFDM. Op basis van de berekende vrachten en de te gebruiken beoordelingswaarden, worden deze berekeningen uitgevoerd voor de: immissies van VOS (inclusief afgeleide impactbeoordeling geur), NO 2 en SO 2 verzurende en vermestende deposities Voor de evaluatie van de impact van de transportemissies wordt gebruik gemaakt van het screening model CAR-Vlaanderen. Op basis van het aantal transporten en de route die hierbij gevolgd wordt, kan m.b.v. dit model de impact op de luchtkwaliteit geschat worden van de uitlaatemissies. De bekomen gegevens worden gerelateerd t.o.v. concentratie- /kwaliteitsdoelstellingen. Hierbij worden algemeen aanvaarde luchtkwaliteitsdoelstellingen of internationale doelstellingen als toetsingskader beschouwd. Ten aanzien van de impactberekeningen voor verzurende en vermestende depositie wordt gebruik gemaakt van de depositiefactoren zoals opgenomen in het Richtlijnenboek lucht.

146 VIII.43 Bij de depositiefactoren zoals opgenomen in het RLB dient de NH 3 depositie als een worst case benadering beschouwd te worden (cfr. extract RLB-lucht zoals hierna opgenomen). Om het conservatief karakter van de N-depositie uitgaande van de ammoniakemissie te duiden kan verwezen worden naar enkele specifieke depositiefactoren zoals door VMM gehanteerd: 3,06 voor naaldbossen 1,95 voor loofbossen 1,61 voor heide 0,73 voor gras 0,50 voor bebouwing De gehanteerde factor 3 ligt grootte orde op het niveau van de depositie voor naaldbossen. Voor de volledigheid kan hier ook nog verwezen worden naar de depositiefactor die in de Duitse TAluft, 2002 voorgeschreven wordt. Deze ligt met een waarde van 1 cm/s een factor 3 lager dan de waarde in het Vlaamse Richtlijnenboek lucht. Dit impliceert in feite dat bij berekeningen cfr. TA-luft de N-depositie uitgaande van NH 3 zeer aanzienlijk lager is dan de berekeningen uitgevoerd cfr. RLBlucht. Eénzelfde emissie (met dezelfde bronkarakteristieken) zal in Duitsland dan ook veel minder snel aanleiding vormen tot het overschrijden van kritische depositiewaarden of tot het bereiken van een significant aandeel t.o.v. de KDW. Ook natte depositie wordt bij de impactberekeningen met IFDM in rekening gebracht Beoordelingskader IMP ACT I NDIVIDUELE P A R AMETER S EXCLUSIE F D EPO SITIE S E N GEUR Op basis van de berekende impactbijdragen van de emissies tot de luchtkwaliteitsdoelstellingen wordt een effectbeoordeling uitgevoerd. In eerste instantie wordt deze beoordeling uitgevoerd voor alle parameters waarvoor het effect kwantitatief werd berekend. Ten aanzien van de cijfermatige beoordeling van de impactniveaus wordt per parameter het hierna vermelde schema gehanteerd bij de evaluatie van de jaargemiddelde bijdragen van het bedrijf, overeenkomstig het toetsingskader opgenomen in het Richtlijnenboek Lucht: Geen relevant negatief effect: bijdrage minder dan 1 % van de doelstelling 0 Gering negatief effect: beperkte bijdrage van max. 3 % van de doelstelling - 1 Matig negatief effect: relevante bijdrage van min. 3 maar max. 10 % v/d doelstelling - 2 Groot negatief effect: belangrijke bijdrage van meer dan 10 % v/d doelstelling - 3

147 VIII.44 Indien de wijzigingen gepaard gaan met een afname van de impact wordt een vergelijkbaar beoordelingskader ingevoerd: Geen relevant positief effect: afname bijdrage minder dan 1 % van de doelstelling 0 Gering positief effect: afname bijdrage max. 3 % van de doelstelling 1 Matig positief effect: afname bijdrage min 3 maar max. 10 % v/d doelstelling 2 Groot positief effect: afname bijdrage meer dan 10 % v/d doelstelling 3 Bij de beoordeling van de impact inzake VOS wordt een globale beoordeling uitgevoerd (beoordeling als somparameter), gezien geen aanzienlijke emissies optreden voor parameters waarvoor strenge doelstellingen dienen gehanteerd te worden en met de beoordeling als somparameter rekening gehouden wordt met een mogelijke cumulatieve impact van de afzonderlijke VOS. Als toetsingswaarde wordt hierbij 200 µg/m³ gehanteerd. Deze waarde wordt afgeleid uit gegevens opgenomen in het rapport Gezondheidsaspecten van woningen in Nederland (TNO, 2007; studie in opdracht van het Ministerie van VROM). In deze studie wordt vermeld dat de Nederlandse Gezondheidsraad van mening is dat vermeden moet worden dat de totaal VOS-concentratie boven de 200 µg/m³ komt. De emissie van benzeen bij LANXESS nv (Lillo) bedraagt grootte orde slechts 1/150 ste van de totale VOS emissie bij LANXESS nv (Lillo), terwijl de grenswaarde voor benzeen (5 µg/m³) slechts 1/40 ste van de gebruikte toetsingswaarde van VOS bedraagt. Inzake tolueen ligt de WGO toetsingswaarde hoger dan de in dit MER gebruikte beoordelingswaarde voor de som van de VOS. Voor de andere doelstellingen die bij de beoordeling gehanteerd worden kan verwezen worden naar bijlage L1. Voor parameters waarvoor geen kwantitatieve evaluatie mogelijk zou zijn wordt eveneens bovenstaand 7-delig kader gebruikt. Deze beoordeling wordt gebaseerd op een experten inschatting. Bij het toekennen van de beoordeling per parameter kan ook rekening worden gehouden met andere elementen welke niet vervat zitten in de kwantitatieve beoordelingskaders, maar die toch als voldoende belangrijk beoordeeld worden, zonder dat hierbij tot een afzwakking van de eerder vastgelegde kwantitatieve beoordeling te komen. Dit kan bv. betrekking hebben op emissieniveaus welke als zeer belangrijk aanzien worden zonder dat deze aanleiding vormen tot een relevante impact

148 VIII.45 op de luchtkwaliteit, of op emissies die aanleiding vormen tot de vorming van secundair fijn stof,. Deze beoordeling wordt eveneens gebaseerd op een expertinschatting. IMP ACT VER ZURE NDE EN VERMESTE NDE DEPO SITI ES M.b.t. de verzurende en vermestende depositie worden wel impactberekeningen voorzien en besproken, maar de impactevaluatie wordt uitgevoerd in de discipline Fauna & Flora. Bij de beoordeling dient echter wel rekening gehouden te worden met een wettelijk kader dat vastgelegd werd bij een beslissing van de Vlaamse Regering van 23 april 2014 (VR DOC.0467/4TER Programmatische aanpak van stikstofdeposities (PAS), 4.2.4). Voor de overgangsperiode (die momenteel van toepassing is) wordt daartoe onderstaand significantiekader voor beoordeling van de bijdrage van de industriële NOx-emissies tot de vermestende depositie opgelegd. De methode die moet gevolgd worden voor het uitvoeren van deze passende beoordeling wordt beschreven in de praktische wegwijzer passende beoordeling eutrofiëring via lucht, uitgegeven door ANB. Dit kader heeft ook repercussies op het al of niet noodzakelijk zijn van milderende maatregelen (reductie van emissies van verzurende en vermestende polluenten). Tabel VIII.2.1 Beoordelingskader N-depositie in habitat gebieden zoals vastgelegd in een beslissing van de Vlaamse Regering van 23 april 2014 Het beoordelingskader voor verzurende depositie wordt afgestemd op de bepalingen opgenomen in Praktische wegwijzer passende beoordeling effectgroep 4.1: verzuring via lucht (ANB, 2015), zoals hierna overgenomen.

149 VIII.46 Merk op dat in de Praktische wegwijzer passende beoordeling effectgroep 4.1: verzuring via lucht een flagrante fout opgenomen staat gezien HCl klaarblijkelijk ingedeeld wordt bij de zwavel-houdende gassen. Tevens dient opgemerkt te worden dat bij de beoordeling van het totaal verzurend effect van zwavelverbindingen en stikstofverbindingen het verzurend effect van NH 3 niet meegenomen wordt. In het MER zal het verzurend effect van NH 3 echter wel mee genomen worden. HCl is in het kader van dit dossier niet relevant. IMP ACT GEUR M.b.t. de beoordeling ten aanzien van de impact inzake geur wordt rekening gehouden met bepalingen opgenomen in het Vlaamse geurbeleid (Visiedocument Op weg naar een duurzaam geurbeleid), en de doorvertaling hiervan zoals opgenomen in het RLB-lucht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naargelang de geurgevoeligheid van het te beoordelen gebied. Bij de beoordelingswaarden die in dit dossier gehanteerd zullen worden, wordt uitgegaan van geuren die te omschrijven zijn als eerder neutraal (zoals bv. deze van vernis, nagellak, verf op solventbasis waarvan de geur ook door de aanwezige VOS bepaald wordt). Ten aanzien van het beoordelingskader dat hierna voorgesteld wordt, dient wel aangegeven te worden dat de beoordelingswaarden geen wettelijke bepalingen zijn maar wetenschappelijk onderbouwde toetsingswaarden. In vergelijking met het RLB-lucht wordt er wel nog een extra tussenliggend beoordelingsniveau gehanteerd. Hierdoor wordt een meer onderscheidende beoordeling mogelijk gemaakt en worden mogelijke negatieve effecten, net zoals voor lucht, beoordeeld met scores van -1 à -3. Voor het bepalen van de mogelijke geurimpact wordt rekening gehouden met geurdrempelwaarden van de meest relevante VOS: geurdrempels ppm mg/nm³ cyclohexaan

150 VIII.47 cyclohexanol 0,068 0,3 cyclohexanon 0,019 0,1 Figuur VIII.2.2 Effectenladder voor neutrale geuren in functie van de geurgevoeligheid van het toetsingsobject/-gebied (bron LNE, RLB lucht, 2012) Tabel VIII.2.2 Berekende hoogste bijdrage bijdrage < richtwaarde (nuleffectniveau) richtwaarde < bijdrage < - tussenliggende beoordelingswaarde (hinderniveau) Tussenliggende beoordelingswaarde (hinderniveau) < bijdrage < grenswaarde (ernstig hinderniveau) Bijdrage > grenswaarde (ernstig hinderniveau) Toetsingskader voor geur, waarden uitgedrukt in equivalente geureenheden/m³ als 98P waarde (equivalente geureenheden zoals afgeleid uit geurdrempelwaarde) Hoog geurgevoelige bestemming (woongebied) Matig geurgevoelige bestemming Laag geurgevoelige bestemming (bedrijventerrein) < 1,5 < 3,0 < 5,0 0 Tussen 1,5 en 2,5 Tussen 2,5 en 3,0 Tussen 3,0 en 4,0 Tussen 4,0 en 5,0 Tussen 5,0 en 7,5-1 Tussen 7,5 en 10-2 > 3,0 > 5,0 > 10,0-3 Beoordeling bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen

151 VIII Milderende maatregelen Indien zou blijken dat de huidige en/of toekomstige activiteiten aanleiding geven tot mogelijke hinder en/of tot overschrijdingen van emissiegrenswaarden of luchtkwaliteitsdoelstellingen, worden bijkomende milderende maatregelen voorzien. Onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen maatregelen welke absoluut noodzakelijk zijn in het kader van vastgelegde wettelijke bepalingen, en anderzijds maatregelen die bv. voortvloeien uit het te hanteren beoordelingskader zoals opgenomen in het RLB-lucht. Milderende maatregelen worden voorzien indien: Emissiegrenswaarden of reeds vastgelegde toekomstige emissiegrenswaarden overschreden worden of zullen worden; De te verwachten bijdrage aan de immissieconcentraties, veroorzaakt door de activiteit, in combinatie met de achtergrondconcentraties, t.h.v. de dichtst bijgelegen woongebieden, hoger zal zijn dan de vastgelegde luchtkwaliteitsdoelstellingen. In dit geval kunnen de voorgestelde milderende maatregelen ook betrekking hebben op mogelijke oorzaken van hoge achtergrondconcentraties, indien de bijdrage van de activiteit zelf zeer beperkt is; De te verwachten bijdrage aan de kritische depositiewaarden voor verzurende of vermestende depositie in speciale beschermingszones als significant wordt beoordeeld (ter info : de impact van deze depositie wordt in de discipline Fauna & Flora beoordeeld). Verder wordt ook onderzoek uitgevoerd naar milderende maatregelen overeenkomstig de koppeling met de berekende impact zoals opgenomen in het RLB-lucht. Tabel VIII.2.3 Link tussen vereist onderzoek naar milderende maatregelen en impactbeoordeling op basis van jaargemiddelde impact op luchtkwaliteit zoals gehanteerd in RLB-lucht Link milderende maatregelen Jaargemiddelde: Voor een score van -1 geldt (beperkte bijdrage) : onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, tenzij de milieukwaliteitsnorm in referentiesituatie reeds voor 80% ingenomen is (link met milieugebruiksruimte). Score -2 : belangrijke bijdrage, milderende maatregelen moeten gezocht worden in het MER met zicht op implementatie ervan op korte termijn. Score -3 : zeer belangrijke bijdrage, milderende maatregelen zijn essentieel. Er wordt altijd verwacht dat het effect van de milderende maatregelen doorgerekend wordt en opnieuw getoetst. Hier kan nog opgemerkt worden dat aan een significante impact op hogere percentielwaarden geen koppeling met milderende maatregelen voorzien wordt in het RLB-lucht. 2.3 A C T U E L E K W A L I T E I T V A N H E T S T U D I E G E B I E D Met de meetlocaties van VMM in het studiegebied wordt enkel een beeld bekomen van een zeer lokale situatie. Deze meetwaarden zijn dan ook minder geschikt om een globale beoordeling van de luchtkwaliteit in het studiegebied uit voeren. Hiervoor is het gebruik van modelberekeningen meer aangewezen. Voor de luchtkwaliteit in het Nederlandse deel van het studiegebied wordt gebruik gemaakt van de GCN/GCD achtergrondkaarten die ook gebaseerd zijn op modelberekeningen.

152 VIII.49 Detailinformatie wordt opgenomen in bijlage L2. CONCL USIES M.B.T. DE ACTUELE GLOB ALE DE LUCHT KWAL ITEIT IN HET STUDIE G EBIED: Ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie PM10 wordt voldaan aan de grenswaarde. Het havengebied wordt wel gekenmerkt door verhoogde waarden. In het studiegebied worden voor 2013 overschrijdingen berekend van de daggemiddelde PM10 grenswaarde, zonder dat het maximum toegelaten aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde wordt overschreden (behoudens t.h.v. een zeer beperkt gedeelte van het havengebied waarvoor wel meer dan 35 overschrijdingen berekend werden). Het onderscheidend effect inzake PM 10 is veel kleiner dan dat van NO 2 (de impact van lokale PM 10 bronnen zorgt voor minder uitgesproken variaties en de concentraties zijn veel gelijkmatiger verspreid, mede door de meer uitgesproken bijdrage van verhoogde achtergrondconcentraties). Op specifieke locaties worden ook overschrijdingen van de uurgemiddelde NO 2-grenswaarde vastgesteld (o.a. op basis van metingen van VMM), zonder dat het maximum toegelaten aantal overschrijdingen van de uurgrenswaarde wordt overschreden. Hier dient wel aan toegevoegd te worden dat de maximale uur- of daggemiddelde waarden sterk beïnvloed worden door de meteo omstandigheden. Dit betekent dat bij jaren waarbij de emissies relatief gelijkaardig zijn er toch zeer sterke fluctuaties kunnen optreden m.b.t. de maximale waarden die worden gemeten. M.b.t. PM 2,5 worden er ook minder uitgesproken schommelingen vastgesteld in vergelijking met NO 2. Er worden geen overschrijdingen van de grenswaarde berekend die op 1/1/2015 van kracht is geworden. Inzake VOS worden in het havengebied verhoogde immissies gemeten, vooral afkomstig van enerzijds de (petro)chemie en anderzijds de verkeersemissies, zonder dat er hierbij overschrijdingen van de grenswaarden en van de kwaliteitsdoelstellingen worden vastgesteld. Het klassiek meetprogramma van VMM omvat echter slechts een relatief beperkt aantal componenten (50-tal). De gemeten SO 2 concentraties zijn zeer sterk afhankelijk van de locatie (aanwezigheid van lokale bronnen). Dit komt vnl. tot uiting bij de hogere percentielwaarden. Op een aantal locaties wordt de uurgemiddelde grenswaarde af en toe overschreden, zonder dat het maximum toegelaten aantal overschrijdingen van de uurgrenswaarde wordt overschreden.. Ten aanzien van andere parameters zoals CO, PAK s zijn er geen (of geen recente) modelgegevens beschikbaar. De resultaten van de meetposten en literatuurgegevens wijzen er wel op dat er hierbij geen overschrijdingen van grenswaarden te verwachten zijn. Bijkomend kan nog aangegeven worden dat op dagen met warm en zonnig weer overschrijdingen van ozondoelstellingen niet uit te sluiten zijn. Inzake verzurende en vermestende depositie wordt het studiegebied ook gekenmerkt door sterk verhoogde waarden. 2.4 R E F E R E N T I E S I T U A T I E Emissies Voor de berekende emissieniveaus voor de afzonderlijke bronnen wordt verwezen naar bijlage L3.

153 VIII.50 Hierbij worden zowel de waarden voor 2013 als voor de gewijzigde referentiesituatie opgenomen. De referentie situatie wordt hierbij beschouwd als de situatie uitgaande van de gegevens van 2013, aangevuld met de geschatte emissies van de in 2014 in gebruik genomen installaties, en invoering van enkele meer representatieve meetwaarden voor een aantal installaties in vergelijking met de meetgegevens van De gewijzigde referentie situatie omvat de referentie situatie inclusief een extrapolatie naar de vergunde capaciteiten. Behoudens inzake NH 3 en benzeen liggen de jaarvrachten in 2013 op niveaus die gelijkaardig zijn met de gewijzigde referentiesituatie. De sterke afwijking inzake NH 3 en benzeen is echter louter te wijten aan de beschikbaarheid van meer representatieve meetwaarden die gebruikt werden bij de berekening van de gewijzigde referentie situatie, en zijn dan ook als meer representatief te aanzien in vergelijking met de emissies berekend voor Tabel VIII.2.4 Emissieniveaus berekend voor 2013, voor de referentiesituatie en de gewijzigde referentiesituatie (exclusief emissies broeikasgassen) SO2 NOx CO Stof NH3 NMVOS cyclohexaan cyclohexanol cyclohexanon benzeen tolueen kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar Totaal referentie gewijzigde referentie SO2 NOx CO Stof NH3 NMVOS cyclohexaan cyclohexanol cyclohexanon benzeen tolueen % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref Totaal referentie gewijzigde referentie De meest relevante emissies hebben betrekking op NOx en SOx. Bij de impactevaluatie zal dan ook de nadruk gelegd worden op de impact inzake NO 2, SO 2 en verzurende en vermestende depositie. De gerapporteerde VOS emissies hebben ook betrekking op diffuse emissies (bv. tankenpark) en op de lekemissies (fugitieve emissies bij de afdelingen cyclohexanon en caprolactam, berekend op basis van LDAR). M.b.t. stof dient er aangegeven te worden dat de gerapporteerde emissies louter betrekking hebben op de geleide bronnen. De diffuse stofbronnen zijn zeer beperkt. Door de maatregelen genomen door het bedrijf wordt dan ook niet verwacht dat aanzienlijke diffuse stofemissies optreden. Als belangrijkste redenen dat zowel de geleide als de diffuse stofemissies als zeer beperkt te aanzien zijn kan aangehaald worden dat: de opslag van stuivende stoffen in een overdekte hal gebeurt; op diverse locaties puntafzuigingen voorzien van mouwenfilters in gebruik zijn; mogelijk stofbronnen (transportbanden) volledig ingekapseld zijn. Enkel bij het laden van schepen kan het optreden van diffuse stofemissies vanuit het ruim van de schepen niet volledig vermeden worden. Ten aanzien van de diffuse stofemissies kan ook verwezen worden naar de conclusies van het stofrapport (goedgekeurd door de erkende deskundige lucht Frank Van Daele):

154 VIII Impac t op luc htkw aliteit De impact wordt voor de meest relevante parameters berekend m.b.v. IFDM. Op basis van de bekomen resultaten wordt de impact t.h.v. een aantal beoordelingspunten opgelijst. De resultaten worden eveneens op topografische kaarten voorgesteld. Bij de berekeningen uitgevoerd met IFDM wordt rekening gehouden met de bepalingen opgenomen in het RLB-lucht m.b.t. het te gebruiken meteo-jaar, en de omzetting van 60% van de NOx naar NO 2. Het hanteren van deze omzetting leidt in de onmiddellijke omgeving van de bronnen tot een overschatting van de berekende NO 2 concentratie (gezien gemiddeld in de onmiddellijke omgeving van de bronnen nog geen 60% omzetting is opgetreden). De meetposten in de onmiddellijke omgeving van LANXESS nv (Lillo) zijn dan ook net de locaties waar de hoogste impact berekend wordt. Gezien de relatief beperkte verschillen tussen de situatie 2013, de referentiesituatie en de gewijzigde referentiesituatie (=vergunde situatie), wordt enkel voor de gewijzigde referentiesituatie een detailbeoordeling op basis van impactberekeningen voor de meest relevante parameters uitgevoerd. Om het verschil te duiden wordt voor de meest relevante parameter (i.c. NOx; met zowel een impact op NO 2, als op verzurende en vermestende deposities), ook de jaargemiddelde impactbijdrage NO 2 berekend voor Impact 2013 Zoals hierboven aangegeven wordt voor 2013 enkel de impact inzake NO 2 berekend. Dit laat toe om de berekende impact te vergelijken met de meetwaarden t.h.v. diverse meetstations. Uit deze berekeningen blijkt een zeer grote discrepantie tussen enerzijds de berekende hogere percentielbijdrage (P99,79 waarde) en de hoogste gemeten uurgemiddelde waarden t.h.v. verschillende meetstations. Voor één van de meetstations ligt de berekende bijdrage van LANXESS nv

155 VIII.52 (Lillo) niet minder dan een factor 2 hoger dan de hoogste gemeten uurwaarde! Voor een ander meetstation wordt de hoogste gemeten uurwaarde volledig ingevuld door enkel de bijdrage van LANXESS nv (Lillo). Indien deze berekende impactbijdragen realistisch zouden zijn, zouden op diverse plaatsen zeer aanzienlijke overschrijdingen van de hoogst toegelaten uurgemiddelde waarde moeten optreden. Gezien dit niet zo is, dienen de nodige bedenkingen geformuleerd te worden m.b.t. de nauwkeurigheid van deze berekende hogere percentielwaarden. Voor de impact-beoordeling wordt dan ook best enkel gebruik gemaakt van de berekende jaargemiddelde bijdragen. De hogere percentielwaarden kunnen dan in feite enkel gebruikt worden om de relatieve verschillen tussen de verschillende scenario s in kaart te brengen. Tabel VIII.2.5 Aandeel berekende impactbijdrage van de emissies 2013 van LANXESS nv (Lillo) in % t.o.v. de meetwaarden 2013 Actuele luchtkwaliteit 2013 % bijdrage LANXESS nv (Lillo) X Y Meetstation NO2 NO2 NO2 NO2 max. uurgemid. Jaargemid. max. uurgemid. Jaargemid. µg/m³ µg/m³ % % M M802-Antwerpen Luchtbal M R815-Zwijndrecht M R820-Kapellen M R821-Beveren M R822-Antwerpen- Polderdijkweg M R830-Doel M R831-Berendrecht M AL01-Antwerpen Linkeroever M R833-Stabroek M SA04-Hoevenen M R891-Antwerpen Scheurweg M R892 Kallo sluis M R893 Antwerpen Ekersedijk M R894 Antwerpen Muisbroeklaan M R897-Scheldelaan - Polderdijkweg M E804-Kallo Ketenislaan

156 VIII.53 Tabel VIII.2.6 Berekende impactbijdrage van emissies 2013 van LANXESS nv (Lillo) t.h.v. de verschillende beoordelingspunten, en relatieve impactbijdrage t.o.v. de luchtkwaliteitsdoelstellingen Actuele luchtkwaliteit 2013 Bijdrage LANXESS nv (Lillo) % bijdrage LANXESS nv (Lillo) NO2 NO2 NO2 NO2 NO2 NO2 max. gemid. 99,79P gemid. 99,79P gemid. X Y µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ % % VMM MEETSTATION M M802-Antwerpen Luchtbal ,5 21 1,3 M R815-Zwijndrecht ,2 8 0,5 M R820-Kapellen ,4 14 1,0 M R821-Beveren ,2 13 0,5 M R822-Antwerpen-Polderdijkweg ,7 95 4,3 M R830-Doel ,4 23 1,0 M R831-Berendrecht ,8 22 2,0 M AL01-Antwerpen Linkeroever 50 0,5 25 1,3 M R833-Stabroek ,6 35 4,0 M SA04-Hoevenen 55 1,0 28 2,5 M R891-Antwerpen Scheurweg ,7 33 1,8 M R892 Kallo sluis ,3 36 3,3 M R893 Antwerpen Ekersedijk ,3 47 3,3 M R894 Antwerpen Muisbroeklaan , ,3

157 VIII.54 Actuele luchtkwaliteit 2013 Bijdrage LANXESS nv (Lillo) % bijdrage LANXESS nv (Lillo) NO2 NO2 NO2 NO2 NO2 NO2 max. gemid. 99,79P gemid. 99,79P gemid. X Y µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ % % M R897-Scheldelaan - Polderdijkweg ,6 41 1,5 M E804-Kallo Ketenislaan 225 3, ,8 WOONZONES W Lillo 95 0,9 48 2,3 W Kallo 69 1,0 35 2,5 W Melsele 48 0,4 24 1,0 W Zwijndrecht 25 0,2 13 0,5 W Linkeroever 32 0,3 16 0,8 W St-Anna 45 0,4 23 1,0 W Eilandje 28 0,2 14 0,5 W Luchtbal 41 0,5 21 1,3 W Ekeren 57 0,7 29 1,8 W Hoevenen 64 0,9 32 2,3 W Kapellen 40 0,5 20 1,3 W Stabroek 63 1,4 32 3,5 W Berendrecht 48 0,8 24 2,0 W Zandvliet 31 0,4 16 1,0

158 VIII.55 Actuele luchtkwaliteit 2013 Bijdrage LANXESS nv (Lillo) % bijdrage LANXESS nv (Lillo) NO2 NO2 NO2 NO2 NO2 NO2 max. gemid. 99,79P gemid. 99,79P gemid. X Y µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ % % W Putte-Kapellen 32 0,7 16 1,8 W Putte-Nl 28 0,6 14 1,5 W Ossendrecht-Nl 21 0,3 11 0,8 W Hoogerheide-Nl 14 0,2 7 0,5 W Woensdrecht-Nl 11 0,2 6 0,5 Toetsingswaarden

159 VIII.56 Figuur VIII.2.3 Jaargemiddelde NO2 impact emissies 2013, in µg/m³ In de onmiddellijke omgeving van het bedrijf wordt een zeer belangrijke NO 2 impact berekend. Deze impact doet zich voor in het havengebied. T.h.v. de verschillende woongebieden in de omgeving kan de jaargemiddelde impact als beperkt beoordeeld worden. Enkel t.h.v. Stabroek wordt de drempel van beperkte impact naar belangrijke impact net overschreden. De jaargemiddelde impact voor de andere parameters kan zonder uitvoering van impactberekeningen afgeleid worden uitgaande van de onderlinge verhouding van de emissies t.o.v. 60% van de NOx emissies (gezien bij de impactberekening NO 2 er rekening gehouden wordt met 60% van de NOx emissies (cfr. RLB lucht en cfr. de Vlarem-II bepalingen inzake schouwhoogte), de berekende NO 2 impact en de verschillen inzake luchtkwaliteitsdoelstellingen. Uit die berekende verhoudingen kan bvb aangegeven worden dat de SO 2 emissies slechts de helft van 60% van de NOx emissies bedragen. Inzake CO is dit 10%, inzake NMVOS 3% en inzake stof slechts 1%.

160 VIII.57 Tabel VIII.2.7 Verhouding van de emissies van de verschillende polluenten t.o.v. 60% van de NOx emissies verhouding tov 60% NOx SO2 CO Stof NH3 NMVOS cyclohexaan cyclohexanol cyclohexanon benzeen tolueen Totaal ,5 0,1 0,01 0,07 0,03 0,002 0,0003 0,001 0, ,003 referentie 0,5 0,1 0,01 0,02 0,03 0,002 0,0003 0,001 0, ,003 gewijzigde referentie 0,5 0,1 0,01 0,02 0,03 0,002 0,0003 0,001 0, ,003 Gezien de emissies inzake NOx veruit het meest relevant zijn, en rekening houdend met de verhouding van de doelstellingen die gelden voor de andere polluenten t.o.v. deze van NO 2, kan dan ook gesteld worden dat de jaargemiddelde impact van de emissies van 2013 voor de andere polluenten t.h.v. de verschillende woongebieden eveneens als verwaarloosbaar tot hooguit beperkt te aanzien zijn. Ten aanzien van de hogere percentielwaarde NO 2 (P99,79) wordt, cfr de criteria gehanteerd in het RLB-lucht wel voor een aantal woongebieden een zeer belangrijke impact berekend. Zoals hierboven reeds aangegeven dient er wel rekening mee gehouden te worden dat de berekende P99,79 waarden (zeer) aanzienlijk overschat kunnen zijn Impact gewijzigde referentiesituatie (= vergunde situatie) In de onmiddellijke omgeving van het bedrijf wordt een zeer belangrijke NO 2 impact berekend. Deze impact doet zich hierbij voor in het havengebied. T.h.v. de verschillende woongebieden in de omgeving kan de jaargemiddelde impact als beperkt aanzien worden. Enkel t.h.v. Stabroek wordt de drempel van beperkte impact naar belangrijke impact net overschreden. Ten aanzien van de hogere percentielwaarde NO 2 (P99,79) wordt, cf. de criteria gehanteerd in het RLB-lucht, wel voor een aantal woongebieden een zeer belangrijke impact berekend. Zoals hierboven reeds aangegeven dient er wel rekening mee gehouden te worden dat de berekende P99,79 waarden (zeer) aanzienlijk overschat kunnen zijn. M.b.t. de berekening van de hogere percentielbelasting inzake SO 2 (P99,73 van de uurwaarden) dient ook vermeld te worden dat deze waarden, net als deze van NO 2, door een aanzienlijk hogere onzekerheid gekenmerkt worden. De hoogste belasting doet zich voor in het havengebied zelf. T.h.v. de omliggende woongebieden kan de belasting als beperkt beoordeeld worden. De impact inzake CO, VOS en PM kan t.h.v. de woongebieden als verwaarloosbaar aanzien worden. Rekening houdend met de relatief beperkte VOS emissies, het aandeel van de meest geur relevante stoffen, en de geurdrempelwaarden van deze stoffen, wordt t.h.v. de omliggende woongebieden geen enkele impact verwacht. Verder in het document wordt voor de geplande situatie, scenario 2, op basis van een modelberekening en beoordeling t.o.v. de geurdrempelwaarden van de VOS aangetoond dat er ook in die situatie, met nog iets hogere VOS emissies, geen geurimpact te verwachten is. T.o.v. de situatie in 2013 kan de toename van de impact in de vergunde situatie als verwaarloosbaar/beperkt aanzien worden. Enkel ten aanzien van de hogere percentielwaarden voor NO 2 (P99,79) wordt in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf (in het havengebied) een belangrijke extra impact berekend. Maar zoals eerder aangegeven dienen de resultaten van deze parameter als relatief onbetrouwbaar aanzien te worden. Ten aanzien van het ontwikkelingsscenario met realisatie van de NH 3-terminal wordt geen significante bijkomende impact op de luchtkwaliteit verwacht, omdat in normaal bedrijf geen emissies naar lucht vanuit de NH 3-terminal verwacht worden.

161 VIII.58 Tabel VIII.2.8 Impact berekend t.h.v. een aantal beoordelingspunten in de vergunde situatie Actuele luchtkwaliteit 2013 Bijdrage LANXESS nv (Lillo) (vergunde situatie) % bijdrage LANXESS nv (Lillo) Impactbeoordeling vergunde situatie SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS max. uur / dag max. gemid. gemid. 98P 99,73P uur 99,79P gemid. gemid. 98P 99,73P uur 99,79P gemid. gemid. 98P X Y µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ %M % % % % VMM MEETSTATION M M802-Antwerpen Luchtbal 61 / 10 M R815-Zwijndrecht 141 / 45 M R820-Kapellen 73 / 15 M R821-Beveren 83 / 15 M R822-Antwerpen-Polderdijkweg 212 / 55 M R830-Doel 447 / 88 M R831-Berendrecht 82 / ,5 < 1 < ,3 < 0,5 < ,2 < 1 < ,5 < 0,5 < ,4 < 1 < ,0 < 0,5 < ,3 < 1 < ,8 < 0,5 < ,0 < 1 < ,0 < 0,5 < ,4 < 1 < ,0 < 0,5 < ,9 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 M AL01-Antwerpen Linkeroever ,9 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 M R833-Stabroek ,8 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 M SA04-Hoevenen ,2 < 1 < ,0 < 0,5 < 3

162 VIII.59 Actuele luchtkwaliteit 2013 Bijdrage LANXESS nv (Lillo) (vergunde situatie) % bijdrage LANXESS nv (Lillo) Impactbeoordeling vergunde situatie SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS max. uur / dag max. gemid. gemid. 98P 99,73P uur 99,79P gemid. gemid. 98P 99,73P uur 99,79P gemid. gemid. 98P X Y µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ %M % % % % M R891-Antwerpen Scheurweg 116 / 35 M R892 Kallo sluis 175 / 37 M R893 Antwerpen Ekersedijk 87 / 21 M R894 Antwerpen Muisbroeklaan 157 / 38 M R897-Scheldelaan - Polderdijkweg 426 / ,8 < 1 < ,0 < 0,5 < ,4 < 1 < ,5 < 0,5 < ,4 < 1 < ,5 < 0,5 < ,1 < 1 < ,3 < 0,5 < ,7 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 M E804-Kallo Ketenislaan ,2 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 WOONZONES W Lillo ,9 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 W Kallo ,0 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 W Melsele ,4 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 W Zwijndrecht ,2 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 W Linkeroever ,4 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 W St-Anna ,4 < 1 < ,0 < 0,5 < 3

163 VIII.60 Actuele luchtkwaliteit 2013 Bijdrage LANXESS nv (Lillo) (vergunde situatie) % bijdrage LANXESS nv (Lillo) Impactbeoordeling vergunde situatie SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS max. uur / dag max. gemid. gemid. 98P 99,73P uur 99,79P gemid. gemid. 98P 99,73P uur 99,79P gemid. gemid. 98P X Y µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ %M % % % % W Eilandje ,3 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 W Luchtbal ,5 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 W Ekeren ,8 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 W Hoevenen ,9 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 W Kapellen ,6 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 W Stabroek ,6 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 W Berendrecht ,8 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 W Zandvliet ,5 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 W Putte-Kapellen ,7 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 W Putte-Nl ,6 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 W Ossendrecht-Nl ,3 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 W Hoogerheide-Nl ,2 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 W Woensdrecht-Nl ,2 < 1 < ,5 < 0,5 < 3

164 VIII.61 Tabel VIII.2.9 Relatief verschil berekend t.o.v. de beoordelingscriteria, tussen de vergunde situatie en de situatie 2013 Relatieve impact verschil vergunde situatie min situatie 2013 NO2 NO2 99,79P gemiddeld X Y % % VMM MEETSTATION M M802-Antwerpen Luchtbal 1,5 0,0 M R815-Zwijndrecht 2,0 0,0 M R820-Kapellen 1,0 0,0 M R821-Beveren 1,0 0,3 M R822-Antwerpen-Polderdijkweg 7,5 0,8 M R830-Doel 2,0 0,0 M R831-Berendrecht 2,0 0,3 M AL01-Antwerpen Linkeroever 2,0 1,0 M R833-Stabroek 3,0 0,5 M SA04-Hoevenen 2,5 0,5 M R891-Antwerpen Scheurweg 2,5 0,3 M R892 Kallo sluis 3,0 0,3 M R893 Antwerpen Ekersedijk 2,0 0,3 M R894 Antwerpen Muisbroeklaan 11,5 2,0 M R897-Scheldelaan - Polderdijkweg 3,0 0,3 M E804-Kallo Ketenislaan 7,0 0,8 WOONZONES W Lillo 3,5 0,0 W Kallo 3,0 0,0 W Melsele 2,0 0,0 W Zwijndrecht 1,5 0,0 W Linkeroever 1,0 0,3 W St-Anna 1,5 0,0 W Eilandje 3,0 0,3 W Luchtbal 2,0 0,0 W Ekeren 2,5 0,3 W Hoevenen 3,0 0,0 W Kapellen 1,5 0,3 W Stabroek 3,0 0,5

165 VIII.62 Relatieve impact verschil vergunde situatie min situatie 2013 NO2 NO2 99,79P gemiddeld X Y % % W Berendrecht 2,0 0,0 W Zandvliet 1,5 0,3 W Putte-Kapellen 1,0 0,0 W Putte-Nl 1,5 0,0 W Ossendrecht-Nl 1,0 0,0 W Hoogerheide-Nl 0,5 0,0 W Woensdrecht-Nl 0,5 0,0 IMP ACT TRANSPORT M.b.t. de impact van vrachtwagentransport kan aangegeven worden dat de transportroutes onmiddellijk aansluiten op het hoofdwegennet. Er zijn geen geconcentreerde vrachtwagentransporten van en naar het bedrijf via een woongebied, zodat een impactberekening hiervoor niet relevant is. 2.5 G E P L A N D E S I T U A T I E In de geplande situatie worden twee verschillende scenario s onderscheiden (zie projectbeschrijving) Emissies Voor de berekende emissieniveaus van de afzonderlijke bronnen wordt verwezen naar bijlage L3. Tabel VIII.2.10 Emissieniveaus berekend voor 2013, de referentiesituatie, de gewijzigde referentiesituatie (= vergunde situatie) en de geplande situatie (exclusief emissies broeikasgassen) SO2 NOx CO Stof NH3 NMVOS cyclohexaan cyclohexanol cyclohexanon benzeen tolueen kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar Totaal referentie gewijzigde referentie Totaal scenario Totaal scenario SO2 NOx CO Stof NH3 NMVOS cyclohexaan cyclohexanol cyclohexanon benzeen tolueen % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref Totaal referentie gewijzigde referentie Totaal scenario Totaal scenario

166 VIII.63 Scenario 1 wijkt nauwelijks af van de gewijzigde referentiesituatie (= vergunde situatie) en wordt dan ook niet meer in detail beoordeeld. Bij scenario 2 wordt een relevante toename van de emissies berekend voor de parameters: SOx NOx De relatieve wijziging inzake de emissies van stof en ammoniak is ook relevant, maar de toename qua absolute hoeveelheden wordt echter nog als beperkt beschouwd. Dus ook voor scenario 2 zal bij de impactevaluatie dan ook de nadruk gelegd worden op de impact inzake NO 2, SOx en verzurende en vermestende depositie Impac t op luc htkw aliteit Scenario 1 De impact bij scenario 1 kan gelijk gesteld worden met de impact in de gewijzigde referentiesituatie (= vergunde situatie) Scenario 2 De resultaten van de impactberekeningen worden voorgesteld met tabellen (beoordeling t.hv. diverse beoordelingspunten) en op topografische kaarten (zie bijlage L4). BEOORDELING V AN DE TO TALE GE CU MULEERDE IM P ACT T.h.v. de verschillende woongebieden in de omgeving kan de jaargemiddelde impact van NO 2 als beperkt aanzien worden. Enkel t.h.v. Stabroek wordt de drempel van beperkte impact naar belangrijke impact net overschreden. In de onmiddellijke omgeving van het bedrijf wordt een belangrijke jaargemiddelde NO 2 bijdrage berekend. Echter op die locaties in het havengebied is in feite geen sprake van een zeer langdurige blootstelling, gezien de verblijfstijd op die locaties beperkt is (er wordt in feite niet voldaan aan het zgn. blootstellingscriterium gezien de personen in dit deel van het studiegebied slechts een relatief beperkte tijd (uitgedrukt op jaarbasis) aanwezig kunnen zijn. In feite zijn op locaties in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf, die zich in het havengebied situeren, enkel de grenswaarden over kortstondige periodes, relevant te noemen. Ten aanzien van de impact van NO 2 valt het niet uit te sluiten dat de impactbijdrage van het bedrijf kan leiden tot het lokaal optreden van een overschrijding van het maximum toegelaten aantal overschrijdingen van de uurgrenswaarde. De berekende bijdragen worden echter wel gekenmerkt door een aanzienlijke onzekerheid (zoals eerder aangetoond is er een duidelijk vermoeden dat de berekende hogere percentielbijdragen een aanzienlijke overschatting zijn in vergelijking met de werkelijke bijdragen). M.b.t. de berekening van de hogere percentielbelasting inzake SO 2 (P99,73 van de uurwaarden) dient ook hier vermeld te worden dat deze waarden, net als deze van NO 2, door een aanzienlijk hogere onzekerheid gekenmerkt worden. In vergelijking met de referentiesituatie neemt de relatieve impact (uitgedrukt t.o.v. de grenswaarde), grootte orde met 1% toe t.h.v. de omliggende woongebieden. De hoogste belasting doet zich voor in het havengebied zelf, waar de relatieve impact met 1 à 2% toeneemt. T.h.v. de omliggende woongebieden kan de totale belasting nog steeds als beperkt beoordeeld worden, in het havengebied in de omgeving van het bedrijf als belangrijk (score -1 voor de nabij gelegen woongebieden, score -2 voor gedeelte havengebied).

167 VIII.64 De impact inzake CO, VOS en PM kan op alle locaties als verwaarloosbaar aanzien worden (score 0). Rekening houdend met de relatief beperkte VOS emissies, het aandeel van de meest geur relevante stoffen, en de geurdrempelwaarden van deze stoffen, wordt t.h.v. de omliggende woongebieden ook in de geplande situatie geen enkele impact verwacht. Op basis van een impactberekening met IFDM blijkt de 98P waarde van de som van VOS t.h.v. de omliggende woongebieden lager te zijn dan 10 µg/m³, dus lager dan 1/10 van de geurdrempelwaarde van de individuele component met de laagste geurdrempel (score 0). BEOORDELING V AN DE EXT RA I MP ACT TE W IJTEN AAN DE GEP L ANDE UITBRE IDI NG De uitbreiding op zich leidt t.o.v. de vergunde situatie ten aanzien van de jaargemiddelde impact tot een verwaarloosbare tot hooguit beperkte extra bijdrage. M.b.t. de hogere percentielwaarden kan de extra impact te wijten aan de geplande uitbreiding eveneens als beperkt tot verwaarloosbaar aanzien worden. Enkel in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf (op locaties gelegen in het havengebied) kan de drempel naar een belangrijke extra impact wel overschreden worden voor de P99,79 waarde inzake NO 2. In het geplande scenario 2 wordt een toename van de vermestende en zure depositie berekend van grootte orde 10 à 20%. De grootste toename situeert zich in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf. Voor de details en verdere bespreking van de verzurende en vermestende depositie wordt verwezen naar de discipline Fauna en Flora.

168 VIII.65 Tabel VIII.2.11 Impact berekend t.h.v. een aantal beoordelingspunten in de geplande situatie (volledige invulling van de capaciteit bij scenario 2) en de releatieve impactbijdrage berekend t.o.v. de luchtkwaliteitsdoelstellingen Actuele luchtkwaliteit 2013 Bijdrage LANXESS nv (Lillo) bij scenario 2 % Bijdrage LANXESS nv (Lillo) tov doelstellingen, bij scenario 2 Scenario 2 SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS max. uur / dag max. gemid gemid 98P 99,73P uur 99,79P gemid gemid 98P 99,73P uur 99,79P gemid gemid 98P X Y µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ % % % % % VMM MEETSTATION M M802-Antwerpen Luchtbal 61 / ,6 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 M R815-Zwijndrecht 141 / ,2 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 M R820-Kapellen 73 / ,5 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 M R821-Beveren 83 / ,3 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 M R822-Antwerpen-Polderdijkweg 212 / 55 M R830-Doel 447 / ,2 < 1 < ,5 < 0,5 < ,4 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 M R831-Berendrecht 82 / ,0 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 M AL01-Antwerpen Linkeroever ,9 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 M R833-Stabroek ,0 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 M SA04-Hoevenen ,2 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 M R891-Antwerpen Scheurweg 116 / ,9 < 1 < ,3 < 0,5 < 3

169 VIII.66 Actuele luchtkwaliteit 2013 Bijdrage LANXESS nv (Lillo) bij scenario 2 % Bijdrage LANXESS nv (Lillo) tov doelstellingen, bij scenario 2 Scenario 2 SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS max. uur / dag max. gemid gemid 98P 99,73P uur 99,79P gemid gemid 98P 99,73P uur 99,79P gemid gemid 98P X Y µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ % % % % % 35 M R892 Kallo sluis 175 / ,6 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 M R893 Antwerpen Ekersedijk 87 / ,6 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 M R894 Antwerpen Muisbroeklaan 157 / ,6 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 M R897-Scheldelaan - Polderdijkweg 426 / ,7 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 M E804-Kallo Ketenislaan ,7 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 WOONZONES W Lillo ,0 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 W Kallo ,0 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 W Melsele ,5 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 W Zwijndrecht ,3 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 W Linkeroever ,4 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 W St-Anna ,5 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 W Eilandje ,3 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 W Luchtbal ,6 < 1 < ,5 < 0,5 < 3

170 VIII.67 Actuele luchtkwaliteit 2013 Bijdrage LANXESS nv (Lillo) bij scenario 2 % Bijdrage LANXESS nv (Lillo) tov doelstellingen, bij scenario 2 Scenario 2 SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS SO 2 NO 2 NO 2 VOS VOS max. uur / dag max. gemid gemid 98P 99,73P uur 99,79P gemid gemid 98P 99,73P uur 99,79P gemid gemid 98P X Y µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ % % % % % W Ekeren ,9 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 W Hoevenen ,0 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 W Kapellen ,6 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 W Stabroek ,7 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 W Berendrecht ,0 < 1 < ,5 < 0,5 < 3 W Zandvliet ,5 < 1 < ,3 < 0,5 < 3 W Putte-Kapellen ,8 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 W Putte-Nl ,7 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 W Ossendrecht-Nl ,4 < 1 < ,0 < 0,5 < 3 W Hoogerheide-Nl ,3 < 1 < ,8 < 0,5 < 3 W Woensdrecht-Nl ,2 < 1 < ,5 < 0,5 < 3

171 VIII.68 Tabel VIII.2.12 Relatief verschil berekend t.o.v. de beoordelingscriteria, tussen de geplande situatie (scenario 2) en de vergunde situatie Relatieve impact verschil gepland min vergunde situatie SO2 NO2 NO2 99,73P 99,79P gemiddeld X Y %-tov beoordelings -waarde %-tov beoordelings -waarde %-tov beoordelings -waarde VMM MEETSTATION M M802-Antwerpen Luchtbal 0,6 3,0 0,3 M R815-Zwijndrecht 0,3 1,5 0,0 M R820-Kapellen 0,6 2,0 0,3 M R821-Beveren 0,3 2,0 0,0 M R822-Antwerpen-Polderdijkweg 1,4 11,0 0,5 M R830-Doel 0,6 3,0 0,0 M R831-Berendrecht 0,6 3,0 0,3 M AL01-Antwerpen Linkeroever 0,9 3,0 0,0 M R833-Stabroek 1,1 4,5 0,5 M SA04-Hoevenen 0,9 3,5 0,0 M R891-Antwerpen Scheurweg 0,9 4,5 0,3 M R892 Kallo sluis 0,9 4,5 0,5 M R893 Antwerpen Ekersedijk 1,7 7,5 0,5 M R894 Antwerpen Muisbroeklaan 2,6 18,5 1,3 M R897-Scheldelaan - Polderdijkweg 0,9 5,5 0,0 M E804-Kallo Ketenislaan 2,0 13,5 1,3 WOONZONES W Lillo 1,1 6,5 0,3 W Kallo 0,9 4,5 0,0 W Melsele 0,6 4,0 0,3 W Zwijndrecht 0,3 1,0 0,3 W Linkeroever 0,3 2,5 0,0 W St-Anna 0,6 3,0 0,3 W Eilandje 0,6 0,0 0,0 W Luchtbal 0,6 2,5 0,3 W Ekeren 0,9 4,0 0,3 W Hoevenen 0,9 4,0 0,3

172 VIII.69 Relatieve impact verschil X Y gepland min vergunde situatie SO2 NO2 NO2 99,73P 99,79P gemiddeld %-tov beoordelings -waarde %-tov beoordelings -waarde W Kapellen 0,6 2,5 0,0 W Stabroek 0,9 4,0 0,3 W Berendrecht 0,6 3,0 0,5 W Zandvliet 0,6 2,0 0,0 W Putte-Kapellen 0,6 2,5 0,3 W Putte-Nl 0,3 1,5 0,3 W Ossendrecht-Nl 0,3 1,5 0,3 W Hoogerheide-Nl 0,3 1,0 0,3 W Woensdrecht-Nl 0,3 1,0 0,0 %-tov beoordelings -waarde 2.6 B E O O R D E L I N G E M I S S I E N I V E A U S V E R S U S R E D U C T I E D O E L S T E L L I N G E N M.b.t. de polluenten wordt enkel inzake NOx een relevante toename berekend tussen de geplande situatie (scenario 2 met volledige invulling van de geplande capaciteiten), en de situatie in De totale NOx emissie bedraagt zowat 3% van de Vlaamse emissiedoelstellingen. Wat betreft de emissie van broeikasgassen blijkt de emissie van N 2O door LANXESS nv (Lillo) zeer substantieel te zijn. De belangrijkste bronnen inzake N 2O zijn in Vlaanderen veeteelt en landbouw chemie, en vnl. productie van caprolactam productie van salpeterzuur Het aandeel van de N 2O emissies van LANXESS nv (Lillo) in de emissies van de chemie is hierbij substantieel, en bedraagt voor 2013 grootte orde 60%. T.o.v. de totale N 2O emissies in Vlaanderen bedraagt het aandeel van LANXESS nv (Lillo) grootte orde 19%, wat uiteraard als zeer relevant te aanzien is. Bij uitbreiding van de productie in scenario 2, en bij realisatie van deze volledige capaciteit zal het aandeel toenemen tot grootte orde 20% van de totale Vlaamse N 2O emissies. Voor meer details m.b.t. de N 2O emissies wordt verwezen naar enerzijds bijlage L3 (waarin de emissies van LANXESS nv (Lillo) per bron worden opgenomen, en anderzijds naar de bijlage L8 waarin meer informatie over de N 2O emissies in Vlaanderen wordt opgenomen. Met betrekking tot de totale emissies van broeikasgassen (CO 2, N 2O en CH 4, uitgedrukt als CO 2eq), draagt LANXESS nv (Lillo) minder dan 1% bij tot de totale broeikasgasemissies op Vlaams niveau en 8,8% tot de broeikasgasemissies van de chemische sector in Vlaanderen.

173 VIII.70 Tabel VIII.2.13 Overzicht jaarvrachten in vergelijking met de NEC 2010 en Göteborg 2020 emissiereductie doelstellingen NEC 2010 Vlaanderen Göteborg 2020 Vlaanderen Emissies LANXESS nv (Lillo) 2013 Emissies LANXESS nv (Lillo) gepland scenario 2 Emissies LANXESS nv (Lillo) gepland scenario 2 Emissies LANXESS nv (Lillo) gepland scenario 2 Stationair Stationair (kton) (kton) kton kton % tov NEC % tov Göteborg 2020 NOx 58,3 56,9 1,5 1,8 3,1 3,1 SO2 65,8 44,5 0,4 0,5 0,8 1,2 PM2,5 6,7 VOS 70,9 63,5 0,03 0,03 0,04 0,04 NH ,2 0,06 0,03 0,06 0,07 T.o.v. de situatie 2013 wordt in de geplande situatie (bij maximale invulling van de geplande capaciteiten in scenario 2), een toename inzake equivalente broeikasgassen geschat van grootte orde 22%. Deze toename is hierbij het gevolg van de geschatte toename van methaan en lachgas emissies. T.o.v. de vergunde situatie kan deze toename geschat worden op zowat 13%. Tabel VIII.2.14 Overzicht emissies broeikasgassen CO2 N2O CH4 BKG kg/jaar kg/jaar kg/jaar kg/jaar Vergund Totaal scenario Totaal scenario CO2 N2O CH4 BKG % tov ref % tov ref % tov ref % tov ref Vergund Totaal scenario Totaal scenario

174 VIII M I L D E R E N D E M A A T R E G E L E N Bij het bepalen van de noodzaak tot het nemen van milderende maatregelen en/of tot het onderzoeken ervan, dient onderscheid gemaakt te worden tussen maatregelen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de wettelijke bepalingen enerzijds, en maatregelen die mogelijks aangewezen/te onderzoeken zijn cfr. de bepalingen opgenomen in het RLB-lucht en cfr. de Vlaamse beleidsdoelstellingen anderzijds (bvb. in het kader van de verwachte aanscherping van de NEC doelstellingen voor België/Vlaanderen). Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan gesteld worden dat er in elk geval voor NOx maatregelen vereist zijn teneinde te voldoen aan de wettelijke bepalingen inzake minimale schouwhoogte. Dit kan in principe op 3 manieren gebeuren, m.n. door: schouwverhoging; emissiereductie; combinatie schouwverhoging en emissiereductie. Op basis van de resultaten van de impactberekeningen is, cfr. het RLB-lucht, ook onderzoek naar milderende maatregelen vereist voor de component NO 2 (NOx emissies). Rekening houdend met de gecombineerde impact op de verzurende deposities van de NOx en SOx emissies wordt bij het onderzoek naar de milderende maatregelen ook de parameter SOx betrokken. Ook in het kader van de Vlaamse beleidsdoelstellingen en de te verwachten aanscherping van de NEC richtlijn, kan gesteld worden dat onderzoek naar emissiereducties inzake NOx aangewezen is. In het kader van mogelijke reductie van de emissies van broeikasgassen, en de relevantie van de emissie van N 2O, is bijkomend onderzoek naar deze parameter eveneens aangewezen. Uitgaande van eerder onderzoek (bron: Arcadis, 2009; Haalbaarheidsstudie emissiereductie Caprolactameenheid) bleek de kosteneffectiviteit van technisch haalbare maatregelen inzake SO 2 en NO 2 reductie hoger te liggen dan de criteria zoals opgenomen in het RLB-lucht. Hierbij werden volgende technieken onderzocht: Ammoniakale scrubber (SO 2) Peroxide scrubber (SO 2) Regeneratief Wellman-Lord (SO 2) Regeneratief CanSolv (SO 2) Katalytische denox (NOx) De onderzochte technieken om tot een significante NOx en SOx reductie te komen, werden in hoger vermelde studie (2009) dan ook als niet kosteneffectief aanzien. In wat volgt wordt meer in detail ingegaan op mogelijke milderende maatregelen, en op de resultaten van bijkomend onderzoek, dat sedert 2009 werd uitgevoerd. Tevens wordt in het kader van de wettelijke bepalingen opgenomen in Vlarem-II de mogelijke wijziging van de impact van NOx in kaart gebracht door toepassen van een schouwverhoging. Uiteraard wordt het meer aangewezen geacht om te voldoen aan de wettelijke bepalingen door het realiseren van een emissiereductie, gezien ditbijdraagt aan aan het realiseren van toekomstige emissiedoelstellingen op Vlaams/federaal niveau.

175 VIII Verbeteren dispersie Een impactreductie hoeft niet steeds door een emissiereductie geïnitieerd te worden maar kan in sommige gevallen ook door het verbeteren van de dispersie gerealiseerd worden. Hier kan aangestipt worden dat het realiseren van een significante verhoging van de schouw van het emissiepunt wastoren van de hydramine-eenheid (actuele hoogte: 35 m) kan leiden tot een relevante impactverlaging voor de parameter NO 2 (zie bijlage L5 met outputfiguren IFDM bij verschillende schouwhoogten). Er kan gesteld worden dat wanneer een NOx emissiereductie op deze locatie niet haalbaar zou zijn (omwille van technisch/economische redenen), een significante verhoging van de schouw noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de Vlarem-II bepalingen m.b.t. de minimale schouwhoogte. Op basis van verschillende IFDM berekeningen, en in de veronderstelling dat de impactbijdrage maximaal 50% van de doelstelling mag bedragen (zoals in Vlarem II aangehaald inzake SOx en zwevend stof; voor NO 2 wordt in Vlarem II geen specifiek criterium opgelegd), zou voor de geplande situatie scenario 2, bij volledige invulling van de geplande capaciteit, de schouwhoogte minimaal 100 m moeten bedragen. Toepassen van een verhoging van de schouw leidt echter niet tot een reductie van de emissies, enkel tot een reductie van de impact Onderzoek reduc tie N 2O Op vraag van LNE, Dienst Lucht en Klimaat, werd door het bedrijf in 2014onderzoek uitgevoerd om tot een significante N 2O-reductie te komen. Hierbij werd tevens nagegaan of het mogelijk was om ook de NOx emissies verder te reduceren. Mogelijke bijkomende maatregelen om tot een extra N 2O reductie te komen op de schouw van de DeNOx, zijn: Nieuwe menggasvoorverwarmers (geraamde investeringskost 2,3 M ) Secundaire katalysator (geraamde investeringskost 1,6 M ) Tertiaire techniek (EnviNOx, geraamde investeringskost 12,3 M ) Mogelijke bijkomende maatregelen om tot een extra N 2O reductie te komen op de schouw van de Wastoren, zijn: Tertiaire techniek (EnviNOx, geraamde investeringskost 21,7 M ) In wat volgt wordt meer in detail ingegaan op de vermelde technieken. MENG GASVOORVERW ARMERS In de menggasvoorverwarmers wordt het ammoniak-lucht mengsel voorverwarmd vooraleer op de Pt-netten de verbranding/omzetting tot NO gebeurt. De nettemperatuur wordt bepaald door de temperatuur van het voorverwarmde gas in combinatie met de exothermie van de verbrandingsreactie (evenredig met het vol% ammoniak in het mengsel). De vorming van N 2O daalt met stijgende nettemperatuur (lagere selectiviteit voor N 2O-vorming + thermische omzetting van N 2O tot N 2 en O 2 na de netten). Een lagere ammoniak/lucht-verhouding leidt eveneens tot een lagere vorming van N 2O (grotere overmaat zuurstof in de reactie bevoordeligt de vorming van het product met de hoogste oxidatiegraad, i.c. NO). Met de bestaande menggasvoorverwarmers op 5 bar stoom is de temperatuur na de voorverwarmers beperkt en kan een hogere nettemperatuur enkel gehaald worden door de ammoniak/lucht-

176 VIII.73 verhouding te verhogen. Het positieve effect van een hogere nettemperatuur op de N 2O vorming wordt daardoor teniet gedaan door het negatieve effect van een hogere ammoniak/ lucht-verhouding. Door het installeren van nieuwe menggasvoorverwarmers op 35 bar stoom kan het gas op een hogere temperatuur voorverwarmd worden, waardoor hogere nettemperaturen kunnen gerealiseerd worden bij lagere ammoniak/lucht-verhouding. Dit moet leiden tot een verlaging van de uitstoot van N 2O bij de ammoniakverbranding. De investeringskost en de technische uitdagingen van deze maatregel zijn echter aanzienlijk. SECU ND AIRE K ATALY SATO R Bij salpeterzuurproductie wordt in de ammoniakverbranding dikwijls gebruikt gemaakt van een secundaire katalysator, die onmiddellijk na de Pt-netten geplaatst wordt en die N 2O bij hoge temperatuur omzet tot N 2 en O 2. Deze techniek is slechts beperkt toepasbaar bij de ammoniakverbranding van LANXESS nv (Lillo) omwille van: Ammoniakverbrandingen bij salpeterzuurproductie lopen bij midden (4-6 bara) of bij hoge druk (9-15 bara), terwijl de ammoniakverbranding bij LANXESS nv (Lillo) bij 1,4 bara gebeurt. Het effect van bijkomende drukval (door de installatie van een secundaire katalysator) op de productiecapaciteit in het geval van salpeterzuurproductie is verwaarloosbaar, terwijl deze bijkomende drukval in het geval van LANXESS nv (Lillo) leidt tot een significant capaciteitsverlies. Om de drukval te beperken moet bij LANXESS nv (Lillo) gebruik gemaakt worden van katalysatoren met honingraatstructuur in plaats van katalysatorpellets. Het katalysatoroppervlak per volume-eenheid reactor is lager voor katalysatoren met honingraatstructuur, waardoor ook de omzettingsefficiëntie daalt. Katalysatoren met honingraatstructuur zijn veel duurder dan katalysator-pellets. Bovendien is er slechts 1 leverancier van secundaire katalysator die katalysator met honingraatstructuur aanbiedt (te beperkte markt). Bij de meeste ammoniakverbrandingen bij salpeterzuurproductie worden de Pt-netten van boven naar onder door de gassen doorstroomt. De netten worden daarbij ondersteund door een korf, gevuld met inerte ringen. Bij installatie van de secundaire katalysator kunnen de inerte ringen in dit geval eenvoudig vervangen worden door katalysatorpellets. In het geval van LANXESS nv (Lillo) worden de netten van onder naar boven doorstroomt. Dit betekent dat bijkomend een korf moet geïnstalleerd worden, die de secundaire katalysator en haar eigen gewicht moet kunnen dragen bij temperaturen van C, wat technisch en naar materiaalkeuze toe niet eenvoudig is. Als gevolg van de doorstroming van de netten van onder naar boven zouden bovendien katalysatorpellets met de gasstroom kunnen meegesleurd worden, wat een bijkomende reden is om gebruik te maken van de duurdere katalysatoren met honingraatstructuur. De ruimte tussen de Pt-netten en de stoomketel (warmterecuperatie) is beperkt. In deze beperkte ruimte moeten de korf en de katalysator worden ingebouwd. Omdat deze korf de secundaire katalysator en haar eigen gewicht moet kunnen dragen bij temperaturen van C, neemt de draag-structuur zelf al een aanzienlijk deel van de beschikbare ruimte in. Dit betekent dat de beschikbare ruimte voor de katalysator heel beperkt is. In één van de vier verbrandingsstraten loopt momenteel een test met een secundaire katalysator met honingraatstructuur. De efficiëntie van de omzetting van N 2O is beperkt tot 30% (omwille van alle redenen hierboven aangehaald), daar waar bij salpeterzuurproductie efficiënties van 80-90% gerealiseerd worden.

177 VIII.74 TERTIAIRE TE CHNIEK Het EnviNOx proces is een nageschakelde techniek waarbij N 2O en NOx katalytisch worden omgezet. Deze techniek wordt industrieel toegepast bij de salpeterzuurproductie. Meestal wordt deze techniek geplaatst voor de afgasexpander (hoge druk) waar de gassen zich in het optimale temperatuursbereik ( C) bevinden. Omwille van de hoge druk is het effect van de bijkomende drukval op de capaciteit van de installatie verwaarloosbaar. In de eerste plaats zou in het geval van LANXESS nv (Lillo) kunnen overwogen worden deze techniek toe te passen op de afgassen van de ammoniakverbranding, na de ammoniumcarbonaatabsorptietoren vlak voor de schouw (emissiepunt DeNOx) (atmosfeerdruk, 35 C en gassen verzadigd met waterdamp (5-6 vol%)). Dit geeft echter volgende knelpunten: bijkomende drukval over de end-of-pipe techniek leidt tot capaciteitsverlies van de installatie; een afgasstroom van Nm³/uur bij 35 C moet tot C opgewarmd worden (energieverbruik, dimensies warmtewisselaar); de gebruikte katalysatoren zijn metalen op zeolietdrager. Zeolieten zijn zeer gevoelig aan water, waardoor het niet vast staat dat de katalysator voldoende actief zou zijn. Sommige katalysatorfabrikanten willen geen enkele garantie op de katalysatoractiviteit voor de specifieke toepassing bij LANXESS nv (Lillo) geven. Ten tweede zou in het geval van LANXESS nv (Lillo) deze nageschakelde techniek kunnen toegepast worden op de afgassen van de hydraminesynthese na de Wastoren en de brinkmistfilter (atmosfeerdruk, 35 C en gassen verzadigd met waterdamp (5-6 vol%)) (emissiepunt Wastoren). Hier moet, naast de hierboven aangehaalde problemen bij implementatie op de schouw van de ammoniakverbranding, nog rekening gehouden worden met volgende bijkomende technische knelpunten: in deze afgasstroom zijn aerosolen, verzadigd met zouten, aanwezig. Deze zouten kunnen zich afzetten op de katalysator en aanleiding geven tot desactivering. deze afgasstroom bevat kleine hoeveelheden SO 2, wat een gif kan zijn voor de actieve metalen van de katalysator. Met de eerste twee technieken (nieuwe menggasvoorverwarmers en secundaire katalysator) wordt een beperkte N 2O reductie gerealiseerd (respectievelijk grootte orde 8 en 13% N 2O reductie), maar geen NOx reductie. Deze technieken vereisen bovendien zeer aanzienlijke investeringen. Bij toepassing van deze technieken zal er cfr. de Vlarem-II bepalingen dan ook een combinatie met schouwverhoging nodig zijn om aan de bepalingen inzake minimale schouwhoogte te kunnen voldoen m.b.t. de impact inzake NO 2. De tertiaire techniek kan bij toepassing op het emissiepunt van de hydraminesynthese (emissiepunt Wastoren) eveneens leiden tot bijkomende NOx reductie. Bij deze techniek stellen zich echter nog enkele technische knelpunten (opwarmen gasstroom) en onzekerheden (levensduur katalysator). Daarnaast leidt de techniek waarschijnlijk tot significant capaciteitsverlies (drukval). Bovendien is de investeringskost hoog.

178 VIII Weerhouden reduc tiemaatregel Na het finaliseren van de haalbaarheidsstudie voor reductie van de N 2O emissies (zie.2.7.2), is een nieuwe technologie voor de gecombineerde verwijdering van N 2O en NOx geïntroduceerd. Deze endof-pipe technologie heeft veel minder technische beperkingen dan de reductietechnieken die hierboven werden besproken. Deze end-of-pipe techniek is een regeneratief thermische oxidatie (RTO) met geïntegreerde NOx verwijdering. In de verbrandingskamer van de RTO wordt N 2O thermisch omgezet tot N 2 en O 2 bij temperaturen van C. Om voldoende verblijftijd voor de omzetting van N 2O te realiseren is de verbrandingskamer groter uitgevoerd dan bij een klassieke RTO voor reductie van VOS. De NOx reductie kan zowel gerealiseerd worden door SNCR (selectieve niet katalytische reductie, met name injectie van ammoniakwater of ureumoplossing rechtsreeks in de verbrandingskamer) of door SCR (selectief katalytische reductie). In het geval van SCR zijn de keramische bedden, die het gas alternerend opwarmen en afkoelen, in twee delen gesplitst. Aan het gas, dat na de verbrandingskamer zijn warmte afgeeft aan het keramisch bed, wordt bij een temperatuur van C ammoniak gedoseerd en dit gas wordt naar een geïntegreerde afzonderlijke SCR geleid. De NOx in de afgassen reageren in de SCR met ammoniak tot N 2 en water. Daarna wordt het tweede deel van het keramisch bed doorlopen, waarbij de rest van de warmte van de afgassen wordt overgedragen aan dit bed. Het gekoelde gas wordt uiteindelijk in de atmosfeer geloosd. Met deze techniek worden omzettingsgraden van 85% voor zowel N 2O als NOx mogelijk geacht. Door het gebruik van de RTO technologie voor warmte-overdracht blijft het energieverbruik in normaal bedrijf beperkt. Door gecombineerde toepassing van een RTO met SCR zou een substantiële N 2O en NOx reductie haalbaar zijn. Gegevens van piloottesten op deafgasstroom van de Wastoren geven aan dat reducties van 85% voor N 2O en van respectievelijk 50% (SNCR) en 85% (SCR) voor NOx op dit emissiepunt haalbaar zijn. Op vlak van toepasbaarheid van deze techniek op de afgasstroom van de Wastoren bij LANXESS nv (Lillo) stellen zich evenwel nog volgende knelpunten en onzekerheden: De beschouwde techniek is (nog) geen bewezen technologie in de chemische sector voor reductie van N 2O en NOx. De combineerde reductie van VOS en NOx is wel al succesvol geïmplementeerd in andere sectoren. De gecombineerde reductie van N 2O en NOx is op kleinere schaal (lagere afgasdebieten) al toegepast in de nucleaire sector. Er dient bijkomend onderzoek uitgevoerd te worden naar mogelijke effecten/risico s m.b.t. o o o zoutafzettingen en de eventuele implicaties (drukval, desactivering DeNOx katalysator) ervan; omzetting van SO 2 naar SO 3 en invloed op zuurdauwpunt, met een mogelijk risico opcorrosie en een mogelijke negatieve impact op de werking van de katalysator (bij toepassing van SCR); watergevoeligheid van de katalysator (bij toepassing van SCR). De invloed van de NO x-reducties op de impact van de emissies van de wastoren blijkt duidelijk uit onderstaande gegevens. Daar waar een reductie met 50% nog niet leidt tot het voldoen aan de criteria inzake minimale schouwhoogte (met de huidige schouwhoogte van 35 m), zou bij een reductie met 85% wel op alle locaties aan de criteria voldaan worden (dus ook op het industrieterrein / havengebied).

179 VIII.76 Bij de resultaten van deze berekening dient wel aangegeven te worden dat, uitgaande van bijkomende elementen aangedragen door het bedrijf als gevolg van bijkomend onderzoek, de impactberekening als een worst case situatie kan beoordeeld worden omwille van volgende elementen: Bij de impactberekeningen werd, ondanks het toepassen van een RTO, geen rekening gehouden met een hogere uitgangstemperatuur, terwijl het toepassen van RTO wel een substantieel hogere afgastemperatuur zal genereren, waardoor een aanzienlijk hogere thermische pluimstijging zal optreden met een verbeterde dispersie tot gevolg; Bij het voorzien van een RTO wordt er door het bedrijf ook vanuit gegaan dat er een hogere schouw zal gebouwd worden. Er wordt hierbij minimaal een schouwhoogte van 50 m voorzien, die dan ook tot een aanzienlijk betere dispersie zal leiden. Indien rekening zou gehouden worden met bovenstaande elementen, kan gesteld worden dat vooral in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf de berekende resultaten te aanzien zijn als zeer aanzienlijke overschattingen (bv. een factor 2 en meer voor de NO 2 impact in de omgeving van het bedrijf). Op grotere afstand van het bedrijf neemt deze overschatting af met de afstand tot het bedrijf. Op grotere afstand wordt inzake P99,79 minder dan 1% overschatting berekend. Gemiddeld wordt voor het volledige studiegebied een overschatting met bijna 30% berekend ten aanzien van de P99,79 waarde. De gemiddelde overschatting van de jaargemiddelde NO 2 bijdrage bedraagt grootte orde 22,5% voor het volledige studiegebied, met een minimum van 3% op grotere afstand tot het bedrijf. Deze overschatting heeft uiteraard ook implicaties op de berekende verzurende en vermestende deposities. INVLOED EMI SSIERE DUCT IE Tabel VIII.2.15 Invloed van potentiële NOx emissiereductie van de wastoren hydramine op de NO2 impact in de omgeving (op basis van worst case berekening), uitgedrukt in µg/m³ NO2 impact in µg/m³ Doelstelling Reductie Reductie Reductie Emissiereductie percentage 0% 50% (SNCR) 85% (SCR) Lillo (bewoning met hoogste impact) jaargemiddelde 40 0,9 0,5 0,1 P98 (200) P99, Maximale impact (ligging functie van de schouwhoogte) jaargemiddelde ,4 P98 (200) P99, Uit de tabel blijkt dat met een reductie van 50% van de NOx emissie op het emissiepunt Wastoren van de hydramineproductie, de berekende bijdrage van het berekende maximum nog steeds boven 50% van de NO 2 doelstellingen ligt. De hoogste berekende waarde t.h.v. de omliggende woonkernen (i.c. te Lillo), liggen wel reeds lager dan 50% van de NO 2 doelstellingen. Met een reductie van 85% op die bron daalt de impact op alle locaties wel beneden de 50% van de doelstellingen.

180 92 Comeco NV VIII.77 Indien minder dan 85% wordt gereduceerd, zou in principe een koppeling met een schouwverhoging nodig zijn om de impact te beperken tot minder dan 50% van de doelstelling. Zoals eerder reeds aangegeven dienen de hoogste berekende P99,79 waarden, die zich voordoen in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf, wel als overschattingen aanzien te worden. IMP ACT E MI SSIEREDUCTI E (GEPLANDE SITUATIE, SCE NARIO 2) Figuur VIII.2.4 P99,79 NO2 impact in onmiddellijke omgeving van het bedrijf door de NOx emissie wastoren hydramine eenheid na realisatie van 85% emissiereductie, op basis van worst case berekening (outputfiguur IFDM) km P99.79 (µg/m³) (tav=1h) impact NO2 wastoren sc2 85perct reductie hoogte 35m 6.0 km < 20 < 40 < 80 <= 92 P99.79 (µg/m³) (tav=1h) impact NO2 wastoren sc2 85perct reductie hoogte 35m 2015/ 3/ 6 12:23:54 Een NOx emissiereductie bij de wastoren met 85% leidt ook tot een zeer substantiële impactreductie ten aanzien van de verzurende en vermestende emissies. Inzake NO 2 wordt een zeer substantiële impactreductie (grootte-orde 80%) gerealiseerd. Met deze reductie wordt enkel nog t.h.v. twee meetstations in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf, een impactbijdrage van meer dan 20% berekend. Op die locaties wordt de impact dan nog steeds als zeer belangrijk beoordeeld (zoals eerder aangetoond dient gesteld dat zeker voor de locaties in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf er wel duidelijke aanwijzingen zijn dat de berekende P99,79 waarden echter ernstige overschattingen zijn van de werkelijke bijdragen). T.h.v. de omliggende woongebieden met de hoogste impactbelasting wordt nog een belangrijke bijdrage berekend. Voor de andere omliggende woongebieden is de bijdrage verwaarloosbaar tot hooguit beperkt.

181 VIII.78 Door deze maatregel daalt de vermestende depositie met grootte orde 50 à 60 % (zie bijlage L6 en de bespreking bij de discipline fauna en flora). Na reductie van de NOx emissie van de Wastoren (NOx reductie met 85% door toepassing van SCR) daalt de impact inzake verzurende depositie met grootte orde 20 à 30%. Vlakbij het bedrijf daalt de impact wel met grootteorde 40%. Dat deze positieve impact bij verzurende depositie minder uitgesproken is dan bij de vermestende depositie ligt in het feit dat de verzurende depositie ook door de SOx emissies beïnvloed wordt (zie ook bijlage L6). Tabel VIII.2.16 Berekende NO2 impactreductie in geplande situatie scenario 2, met 85% NOx emissiereductie op de wastoren Scenario 2 met 85% NOx emissiereductie wastoren NO2 Scenario 2 NO2 MM1 NO2 MM1 99,79P 99,79P 99,79P X Y µg/m³ µg/m³ %- reductie VMM MEETSTATION M M802-Antwerpen Luchtbal M R815-Zwijndrecht M R820-Kapellen M R821-Beveren M R822-Antwerpen-Polderdijkweg M R830-Doel M R831-Berendrecht M AL01-Antwerpen Linkeroever M R833-Stabroek M SA04-Hoevenen M R891-Antwerpen Scheurweg M R892 Kallo sluis M R893 Antwerpen Ekersedijk M R894 Antwerpen Muisbroeklaan M R897-Scheldelaan - Polderdijkweg M E804-Kallo Ketenislaan WOONZONES W Lillo W Kallo W Melsele W Zwijndrecht W Linkeroever

182 VIII.79 Scenario 2 met 85% NOx emissiereductie wastoren NO2 Scenario 2 NO2 MM1 NO2 MM1 99,79P 99,79P 99,79P X Y µg/m³ µg/m³ %- reductie W St-Anna W Eilandje W Luchtbal W Ekeren W Hoevenen W Kapellen W Stabroek W Berendrecht W Zandvliet W Putte-Kapellen W Putte-Nl W Ossendrecht-Nl W Hoogerheide-Nl W Woensdrecht-Nl Zoals hierboven reeds werd aangegeven dient de berekende impact na mildering aanzien te worden als een worst case beoordeling, die vooral in de buurt van het bedrijf aanleiding geeft tot een zeer aanzienlijke overschatting. De mate van overschatting kan afgeleid worden uit figuur VIII.2.5, waarbij voor een milderingsvariant 3 (emissiereductie tot een niveau van 2 kg NOx/ton geproduceerd caprolactam voor scenario 1, die op vraag van LNE aansluitend besproken wordt), de impact in kaart gebracht wordt, rekening houdend met enerzijds de eerder toegepaste modelkarakteristieken, en anderzijds het voorzien van een schouwhoogte van 50m van de RTO voorzien op de wastoren, met een afgastemperatuur van 90 C i.p.v. zowat 40 C in de actuele situatie. Uit deze figuur blijkt een zeer substantiële overschatting op te treden voor de impact berekend t.h.v. de meetposten M14 en M16 (waarvoor de belangrijkste impact berekend wordt). Ook voor de meetposten M5, M9, M11, M12, M13 en M15, en de meest nabij gelegen bewoning te Lillo (W1) blijkt nog een aanzienlijke overschatting op te treden.

183 VIII.80 Figuur VIII.2.5 Verhouding P99,79 impact NO2 voor scenario 1 tussen toegepaste modelkarakteristieken en aanpassing modelkarakteristieken voor wastoren (schouwhoogte 50m en afgastemperatuur van 90 C) De reductie van de emissies in de geplande situatie bij scenario 2, en volledige invulling van de geplande capaciteiten kan inzake NOx en N 2O als zeer aanzienlijk beschouwd worden indien de milderende maatregel voorzien op de wastoren van de hydramine eenheid gerealiseerd kan worden. Bij een emissiereductie met 50% op de wastoren (SNCR) daalt de totale NOx emissie tot zowat 60% in vergelijking met de gewijzigde referentiesituatie. Een reductie met 85% (SCR) leidt tot een niveau van zowat 24% t.o.v. de gewijzigde referentiesituatie. De procentuele afnames inzake N 2O zijn minder uitgesproken maar toch nog steeds zeer relevant.

184 VIII.81 Tabel VIII.2.17 Overzicht jaarvrachten NOx en N2O bij verschillende scenario s NOx kg/jaar N2O kg/jaar Totaal Totaal referentie Totaal gewijzigde referentie (=vergunde situatie) Totaal scenario Totaal scenario Totaal scenario 1 met 50% NOx en 85% N2O reductie wastoren Totaal scenario 1 met 85% NOx en 85% N2O reductie wastoren Totaal scenario 2 met 50% NOx en 85% N2O reductie wastoren Totaal scenario 2 met 85% NOx en 85 % N2O reductie wastoren NOx N2O % tov vergund % tov vergund Totaal Totaal referentie Totaal gewijzigde referentie situatie (= vergunde situatie) Totaal scenario Totaal scenario Totaal scenario 1 met 50% NOx en 85% N2O reductie wastoren Totaal scenario 1 met 85% NOx en 85% N2O reductie wastoren Totaal scenario 2 met 50% NOx en 85% N2O reductie wastoren Totaal scenario 2 met 85% NOx en 85% N2O reductie wastoren Bij recente piloottesten uitgevoerd met een combinatie van RTO met een SNCR en met een SCR, werden reducties van grootte orde 43% respectievelijk 78% aangetoond ten opzichte van de totale NOx-emissie van LANXESS nv (Lillo). Rekening houdend met een berekende jaarlijkse werkingskost van 2,0 M, respectievelijk 2,4 M zou dit leiden tot een geraamde eenheidsreductiekost van grootte orde respectievelijk /ton, waardoor deze technieken wel als kosteneffectief te beschouwen zijn, cfr. de criteria gehanteerd door LNE. Hier dient wel nog aan toegevoegd te worden dat een zgn. kosteneffectieve maatregel gebaseerd op een eenheids-reductiekost niet automatisch wil zeggen dat de maatregel economisch haalbaar is. Hiertoe dient ook de totale kostprijs beoordeeld te worden t.o.v. criteria zoals totaal noodzakelijke (milieu)investeringen, gerealiseerde meerwaarde, winst, e.d.. Beoordeling van deze aspecten valt buiten de scope van het MER. Bij het beoordelen van de haalbaarheid van emissiereducties mag in feite geen rekening gehouden worden met de maximale reducties die haalbaar kunnen zijn. Er dient in elk geval ook rekening gehouden te worden met het feit dat bv. de efficiëntie van katalysatoren met de tijd afneemt. De mate waarin en de snelheid waarmee kan echter enkel onder praktijkomstandigheden vastgesteld worden. Bij het opleggen van normeringen, waaraan op elk ogenblik dient voldaan te worden, dient hiermee dan ook rekening gehouden te worden.

185 VIII.82 IMP ACT EMISSIEREDU CTI E TOT 2 KG NOX PER TO N GEPRODUCEE RD C APRO LACT AM ( GEPL ANDE SITUATIE, SCE NAR IO 1) Op vraag van LNE wordt een bijkomende reductievariant berekend voor scenario 1, rekening houdend met een emissiereductie tot een niveau van 2 kg NOx per ton geproduceerd caprolactam. Ter info kan hier aangegeven worden dat zowel in de actuele, referentie als in de geplande situatie deze NOx-emissie op zowat 6,5 kg/ton ligt, waarmee ruimschoots voldaan wordt aan de actueel van toepassing zijnde sectorale norm van 15 kg NOx/ton caprolactam. De waarde van 2 kg NOx/ton caprolactam situeert zich tussen de waarden van 3,4 en 1,2 kg NOx/ton caprolactam die respectievelijk verwacht worden bij de eerder bestudeerde 85% en 50% NOx-reductie op de wastoren. Met een emissie van 2 kg NOx/ton caprolactam komt een emissiereductie op de wastoren overeen van grootte orde 72%. Bij de impactbeoordeling van deze reductievariant wordt in tegenstelling met de eerdere berekeningen nu wel rekening gehouden met de hogere schouw van de RTO voorzien op de wastoren, en met de verwachte hogere afgastemperatuur, zodat ten aanzien van deze elementen er met realistische waarden gerekend wordt. Tabel VIII.2.18 NO2 impact in gepland scenario 1 met emissie van 2 kg NOx/ton caprolactam, en verschil t.o.v. de referentie situatie Sc 1 met 2 kg NOx/ton CPL verschil Sc1 2 kg NOx/ton CPL min referentie situatie NO2 NO2 NO2 NO2 99,79P gemid. 99,79P gemid. µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ VMM MEETSTATION M M802-Antwerpen Luchtbal 11 0, ,4 M R815-Zwijndrecht 5 0, ,2 M R820-Kapellen 7 0, ,3 M R821-Beveren 7 0, ,2 M R822-Antwerpen-Polderdijkweg 39 0, ,6 M R830-Doel 12 0, ,3 M R831-Berendrecht 12 0, ,7 M AL01-Antwerpen Linkeroever 13 0, ,8 M R833-Stabroek 19 0, ,3 M SA04-Hoevenen 15 0, ,9 M R891-Antwerpen Scheurweg 16 0, ,6 M R892 Kallo sluis 18 0, ,0 M R893 Antwerpen Ekersedijk 22 0, ,0 M R894 Antwerpen Muisbroeklaan 52 1, ,6 M R897-Scheldelaan - Polderdijkweg 21 0, ,5

186 VIII.83 Sc 1 met 2 kg NOx/ton CPL verschil Sc1 2 kg NOx/ton CPL min referentie situatie NO2 NO2 NO2 NO2 99,79P gemid. 99,79P gemid. µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ M E804-Kallo Ketenislaan 43 0, ,3 WOONZONES W Lillo 23 0, ,7 W Kallo 18 0, ,7 W Melsele 12 0, ,3 W Zwijndrecht 7 0, ,1 W Linkeroever 9 0, ,3 W St-Anna 12 0, ,3 W Eilandje 8 0, ,2 W Luchtbal 11 0, ,4 W Ekeren 15 0, ,6 W Hoevenen 16 0, ,7 W Kapellen 10 0, ,5 W Stabroek 16 0, ,2 W Berendrecht 12 0, ,6 W Zandvliet 8 0, ,4 W Putte-Kapellen 9 0, ,5 W Putte-Nl 8 0, ,4 W Ossendrecht-Nl 6 0, ,2 W Hoogerheide-Nl 4 0, ,1 W Woensdrecht-Nl 3 0,0-9 -0,2 Tabel VIII.2.19 Relatieve NO2 impact in % berekend t.o.v. grenswaarde, in gepland scenario 1 met emissie van 2 kg NOx/ton caprolactam Sc 1 met emissie van 2 kg NOx per ton CPL NO2 99,79P NO2 Gemid. VMM MEETSTATION M M802-Antwerpen Luchtbal 6 0,4 M R815-Zwijndrecht 2 0,1

187 VIII.84 Sc 1 met emissie van 2 kg NOx per ton CPL NO2 99,79P NO2 Gemid. M R820-Kapellen 4 0,3 M R821-Beveren 4 0,2 M R822-Antwerpen-Polderdijkweg 20 1,1 M R830-Doel 6 0,3 M R831-Berendrecht 6 0,6 M AL01-Antwerpen Linkeroever 7 0,3 M R833-Stabroek 9 1,2 M SA04-Hoevenen 7 0,8 M R891-Antwerpen Scheurweg 8 0,5 M R892 Kallo sluis 9 0,9 M R893 Antwerpen Ekersedijk 11 0,9 M R894 Antwerpen Muisbroeklaan 26 3,7 M R897-Scheldelaan - Polderdijkweg 10 0,4 M E804-Kallo Ketenislaan 22 2,2 WOONZONES W Lillo 12 0,5 W Kallo 9 0,7 W Melsele 6 0,3 W Zwijndrecht 3 0,2 W Linkeroever 4 0,3 W St-Anna 6 0,3 W Eilandje 4 0,2 W Luchtbal 5 0,3 W Ekeren 7 0,5 W Hoevenen 8 0,6 W Kapellen 5 0,4 W Stabroek 8 1,0 W Berendrecht 6 0,5 W Zandvliet 4 0,3 W Putte-Kapellen 4 0,5 W Putte-Nl 4 0,4 W Ossendrecht-Nl 3 0,2

188 VIII.85 Sc 1 met emissie van 2 kg NOx per ton CPL NO2 99,79P NO2 Gemid. W Hoogerheide-Nl 2 0,2 W Woensdrecht-Nl 2 0,1 In deze situatie wordt enkel t.h.v. de meetpunten M14 en M16 nog een zeer belangrijke impact berekend ten aanzien van de P99,79 waarde. Zoals eerder in deze studie reeds aangegeven wijzen de gegevens er op dat deze berekende hogere percentielwaarde de werkelijke waarde (aanzienlijk) overschat in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf. Enkel t.h.v. meetpunt M14 wordt nog net een belangrijke jaargemiddelde impact berekend (3,7 % van de grenswaarde versus het kantelpunt van 3% tussen beperkte en belangrijke impact; ter info: in Nederland wordt een bijdrage van 3% aanzien als niet in betekenende mate van impact). T.h.v. de omliggende woongebieden is de jaargemiddelde NO 2 impact als verwaarloosbaar te aanzien. Dit is ook het geval t.h.v. de andere beoordelingspunten, behalve t.h.v. het meetpunt M14, waarbij de drempel van beperkte naar belangrijke impact net overschreden wordt. Tabel VIII.2.20 Overzicht NOx emissies en reductie percentages in functie van de verwijderingsefficiëntie van de RTO/SCR op de afgassen van de wastoren NOx kg/jaar NOx reductie tov gewijzigde referentie, in % NOx emissie caprolactam productie kg NOx/ton caprolactam Totaal ,5 referentie ,5 gewijzigde referentie ,5 Totaal scenario ,5 Totaal scenario 1 met 72% NOx reductie wastoren ,0 Totaal scenario ,5 Totaal scenario 2 met 50% NOx reductie wastoren ,4 Totaal scenario 2 met 72% NOx reductie wastoren ,0 Totaal scenario 2 met 85% NOx reductie wastoren , Besluit m.b.t. onderzoek milderende maatregelen Gezien de noodzaak van sanering inzake NOx (of het voorzien van een zeer aanzienlijk hogere schouw op de Wastoren om te voldoen aan de bepalingen inzake minimale schouwhoogte zoals vastgelegd in

189 VIII.86 Vlarem-II), en rekening houdend met zowel de technische als economische beperkingen ten aanzien van de verschillende reductietechnieken, wordt door het bedrijf geopteerd om ter hoogte van het emissiepunt van de Wastoren een zeer substantiële reductie van de emissies van zowel NOx en N 2O te realiseren door implementatie van de RTO/SCR-techniek tegen eind Het reduceren van de NOx emissies tot een niveau van 2 kg NOx/ton caprolactam wordt hierbij in elk geval haalbaar geacht. Deze reductie leidt ook tot een substantiële reductie van de emissie van verzurende en vermestende polluenten. Gekoppeld aan het voorzien van een nieuwe schouw van minimaal 50 m wordt hierbij ook een zeer aanzienlijke impactreductie gerealiseerd. Hierdoor daalt de jaargemiddelde impact in het ganse studiegebied tot een verwaarloosbare tot hooguit beperkte impact. De berekende P99,79 impact inzake NO 2 ligt vlakbij het bedrijf nog wel op het zgn. belangrijke niveau (cfr. de omschrijvingen opgenomen in het RLB-lucht). De berekende P99,79 waarden zijn echter wel te aanzien als aanzienlijke overschattingen, zeker in de buurt van het bedrijf. Na implementatie van bovengenoemde maatregel blijft de schouw van de ammoniakverbranding (emissiepunt DeNOx) een relevante bron van N 2O bij LANXESS nv (Lillo). Zoals uit is gebleken, leiden technisch haalbare maatregelen op deze bron maar tot een zeer beperkte reductie van de N 2O emissie. Het toepassen van een tertiaire techniek zou kunnen leiden tot een hogere emissiereductie maar deze optie wordt gekenmerk door grote technische knelpunten en onzekerheden en een significante investeringskost. LANXESS nv (Lillo) engageert zich evenwel om de mogelijkheden tot reductie van de emissies van N 2O op de schouw van de ammoniakverbranding (emissiepunt DeNOx) verder te onderzoeken en hierover tegen eind 2017 aan de overheid te rapporteren. 2.8 M O N I T O R I N G Behoudens de wettelijke verplichtingen aangaande monitoring wordt geen bijkomende monitoring noodzakelijk geacht, tenzij dit zou kaderen in het uit te voeren onderzoek naar emissiereducties.

190 VIII GELUID 3.1 M E T H O D O L O G I E De referentiesituatie voor de discipline geluid wordt beschreven aan de hand van: 1 continue immissiemeting uitgevoerd in het kader van dit MER: er werd een immissiemeting uitgevoerd ter hoogte van de Scheldeoever ten westen van de inrichting. Rastermetingen op het terrein uitgevoerd door dba-plan bvba, op basis waarvan een geluidskaart werd opgesteld: met deze geluidskaart werd het emissierelevant geluidsvermogenniveau bepaald volgens de EMOLA methode. Op basis van de geluidsmetingen zal een duidelijk beeld van het omgevingsgeluid specifieke geluid van de inrichting gegeven worden. Op basis van de gekende geluidsvermogenniveaus, de geometrische kenmerken, de ligging van de voornaamste bronnen, de ligging van de immissiepunten en de hoogte van de geluidsbronnen wordt met een overdrachtsberekening de specifieke bijdrage berekend voor de huidige en geplande situatie naar de verschillende immissiepunten (BEGIS). Deze berekeningen steunen op de norm ISO-9613 en worden uitgevoerd met een computerprogramma (Geomilieu V2.62). Er wordt een opsplitsing gemaakt tussen geluidsbronnen die worden beschouwd als een bestaande inrichting (vergund voor 1/1/1993 ; toetsing aan de richtwaarden) en deze die worden beschouwd als een nieuwe inrichting (vergund na 1/1/1993 ; toetsing aan de grenswaarden), tevens wordt nagegaan of het spectrum van het specifiek geluidsniveau een zuivere toon bevat. 3.2 T E C H N I S C H E B E G R I P P E N Algemene begrippen De sterkte van het geluid wordt weergegeven door zijn intensiteit I, maar vaak ook door zijn geluidsvermogenniveau L w of zijn geluidsdrukniveau L p. Het geluidsvermogenniveau is een éénduidige grootheid die de emissie van de geluidsbron weergeeft, onafhankelijk van de omgeving waarin de bron staat. Aan de hand van het geluidsdrukniveau op een bepaalde afstand tot de bron wordt het geluidsvermogenniveau berekend. Het geluidsvermogenniveau komt eigenlijk overeen met de energie die zich op afstand nul bevindt om te komen tot een geluidsdrukniveau op een bepaalde afstand. De aard of hoogte van het geluid wordt weergegeven door zijn frequentie f. In het algemeen is een geluid samengesteld uit signalen van verschillende frequenties. Het spectrum van hoorbare frequenties strekt zich uit van ongeveer 20 Hz tot Hz. Zowel de sterkte als de hoogte van het geluid kunnen veranderen in de tijd. Naargelang van het gedrag in de tijd wordt een onderscheid gemaakt tussen continu, cyclisch of impulsachtig geluid. decibel (db): dit is de eenheid waarin het geluidsdrukniveau L p van een geluid wordt uitgedrukt. db(a): dit zijn eenheden afgeleid van de decibel, met de bedoeling de subjectieve gehoorgewaarwording op een meer praktische wijze te kunnen weergeven. Door middel van een elektronische filter wordt bij de geluidsanalyse het geluid in een discreet aantal frequentiebanden bepaald. Deze frequentiebanden worden gekarakteriseerd door hun breedte en

191 VIII.88 hun centrale frequenties. Het gebruik van een octaaf en tertsfilterset laat toe een studie te maken van de relatieve bijdrage van de verschillende octaaf - en tertsbanden tot het totale geluidsniveau. Een uitgesproken zuivere toon steekt met meer dan 5 db boven de aangrenzende tertsbanden uit Meetparameters L Aeq,T : L AN,T : L A95,T : L sp : L i : L wa : het A-gewogen equivalent geluidsniveau is een maat voor het beschouwde fluctuerende geluid. De discontinue geluidsbelasting gedurende een periode T wordt omgerekend naar het niveau van een continue geluid met dezelfde geluidsbelasting. het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende N % van de observatieperiode T wordt overschreden. het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende 95 % van de observatieperiode T wordt overschreden. Het is een maat voor het overwegend heersende achtergrondgeluidsniveau. de getalwaarde van de akoestische grootheid die het geluid van een inrichting of een deel ervan karakteriseert. Deze relevante waarde kan eventueel aangepast worden met een beoordelingsgetal. het berekend immissieniveau A-gewogen geluidsvermogenniveau, identificeert éénduidig de emissiesterkte van de geluidsbron Gebruikte meetapparatuur De metingen werden uitgevoerd met verschillende Larson Davis 824, real time frequentie analysatoren. Dit meetinstrument is van het type I en voldoet aan de wettelijke bepalingen. De meettoestellen werden vooraf gekalibreerd met behulp van een ijkbron CAL200 van Larson Davis. Deze meetapparatuur voldoet aan de eisen gesteld in de IEC-publicatie 804. De meetfout op de gemeten geluidsniveaus bedraagt +/- 1 db(a). Tijdens de metingen was de microfoon voorzien van een windscherm. De sonometer was ingesteld op snelle tijdsweging. 3.3 T O E T S I N G S K A D E R ( W E T T E L I J K E N W E T E N S C H A P P E L I J K ) E N B E O O R D E L I N G S K A D E R Vlarem II Het wettelijk toetsingskader voor hinderlijke inrichtingen is titel II van het Vlarem. Voor nieuwe inrichtingen worden grenswaarden afgeleid op basis van de ligging van de immissiepunten volgens het gewestplan en het huidige omgevingsgeluid. Volgens de voorschriften van Vlarem II Bijlage milieukwaliteitsnormen voor geluid in openlucht gelden volgende richtwaarden (RW) voor het L A95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid. Tabel VIII.3.1 Categorie Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht (Bijlage van Vlarem II) Richtwaarde in db(a) dag avond nacht 1. Landelijke gebieden en gebieden voor verblijfsrecreatie Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van industriegebieden niet vermeld in punt 3 of van gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen

192 VIII.89 Categorie 3. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van gebieden voor ambachtelijke bedrijven en middelgrote ondernemingen, van dienstverleningsgebieden of van ontginningsgebieden tijdens de ontginning Richtwaarde in db(a) dag avond nacht Woongebieden Industriegebieden, dienstverleningsgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en ontginningsgebieden tijdens ontginning Recreatiegebieden uitgezonderd gebieden voor verblijfsrecreatie Alle andere gebieden, uitgezonderd : bufferzones, militaire domeinen en deze waarvoor in bijzondere besluiten richtwaarden worden vastgesteld Bufferzones Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van voor grindwinning bestemde ontginningsgebieden tijdens ontginning Agrarische gebieden Opmerking: Als een gebied valt onder twee of meer punten van de tabel dan is in dat gebied de hoogste richtwaarde van toepassing. Dag: van tot uur Avond: van tot uur Nacht: van tot uur Voor een bestaande inrichting van klasse 1 en 2 is volgend artikel in VLAREM II van belang : Art : Indien het volledige akoestische onderzoek uitwijst dat het specifieke geluid in open lucht voortgebracht door de inrichting(en) de in bijlage bij dit besluit bepaalde richtwaarden met minder dan 10 db(a) overschrijdt, kan de vergunningverlenende overheid, op advies van de afdeling Milieuvergunningen voor de inrichtingen van de 1 ste klasse en van de bevoegde gemeentelijke milieudienst voor inrichtingen van de 2 de klasse, een saneringsplan ter uitvoering opleggen overeenkomstig de bepalingen van bijlage bij dit besluit. Onderstaand schema geeft de beslissingstabel voor bestaande inrichtingen weer.

193 VIII.90 Figuur VIII.3.1 Beslissingstabel voor bestaande inrichtingen Het specifieke geluid van een nieuwe inrichting dient aan volgende voorwaarden te voldoen: Indien het L A95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid gelijk aan of hoger dan de milieukwaliteitsnorm van bijlage bij VLAREM II is, moet de continue component van het specifiek geluid, voortgebracht door de nieuwe inrichting beperkt worden tot het L A95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid verminderd met 5 db(a) enerzijds alsmede tot de in bijlage bij VLAREM II vermelde richtwaarde anderzijds. Indien het L A95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de richtwaarde in de gebieden onder 2, 3, 5, 8, 9 of 10 van bijlage bij VLAREM II, moet de continue component van het specifiek geluid voortgebracht door de nieuwe inrichting voor deze gebieden beperkt worden tot de in bijlage bij het VLAREM II bepaalde richtwaarde verminderd met 5 db(a).

194 VIII.91 Figuur VIII.3.2 Beslissingstabel voor het bepalen van de toegelaten waarden Als het geluid in open lucht van de inrichting een incidenteel, fluctuerend, intermitterend of impulsachtig karakter vertoont, dan worden de in bijlage bij VLAREM II aangegeven richtwaarden toegepast. De toepasselijke waarde, vermeld in Bijlage , is de in bijlage bij VLAREM II aangegeven richtwaarde voor de verschillende gebieden (voor nieuwe inrichtingen verminderd met 5). Tabel VIII.3.2 geeft de richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht weer van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen: Tabel VIII.3.2 Richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen (Bijlage van Vlarem II) Aard van het geluid Richtwaarden uitgedrukt als LAeq,1s in db(a) Dag Avond Nacht fluctuerend incidenteel Toepasselijke waarde + 15 Toepasselijke waarde + 10 Toepasselijke waarde + 10 impulsachtig intermitterend Toepasselijke waarde + 20 Toepasselijke waarde + 15 Toepasselijke waarde + 15 Toepasselijke waarde voor nieuwe inrichtingen : richtwaarde in bijlage bij VLAREM II verminderd met 5.

195 VIII.92 Toepasselijke waarde voor bestaande inrichtingen : richtwaarde in bijlage bij VLAREM II Deze richtwaarden zijn niet van toepassing op het in- en uitgaande weg- en luchtverkeer Signific antiekader Vermits de inrichting Vlarem-plichtig is, wordt het significantiekader toegepast dat het richtlijnenboek voor geluid en trillingen hanteert voor industrielawaai. Dit omvat enerzijds een beoordeling van het effect op het oorspronkelijk omgevingsgeluid en anderzijds een toetsing aan de wettelijke bepalingen van Vlarem II. Dit significantiekader is hierna weergegeven: Tabel VIII.3.3 Significantiekader discipline geluid (definitieve versie dd. 2011) Invloed op omgeving Eindscore na correctie Voldoet aan het Vlarem? Lna-Lvoor* tussenscore Nieuw of verandering Bestaand ΔLAX,T (effectscore) Lsp GW Lsp>GW Lsp RW RW<Lsp RW+10 Lsp>RW+10 ΔLAX,T> <ΔLAX,T <ΔLAX,T ΔLAX,T /-2 ** ΔLAX,T< ΔLAX,T< ΔLAX,T< ΔLAX,T : verschil in omgevingsgeluid in db(a) voor en nadat een project zal zijn uitgevoerd Met T = duur in seconden Met X: N parameter van statistische analyse (LAN,T), in Vlarem wordt N = 95 gebruikt ter toetsing aan de milieukwaliteitsnorm ofwel eq voor het equivalente geluidsdrukniveau (LAeq,T), van het omgevingsgeluid. GW : grenswaarde volgens het beslissingsschema van Vlarem II RW : richtwaarde Lsp : specifiek geluid *bij hervergunning dient Lvoor gebruikt te worden alsof het bestaande bedrijf er niet was. Bij een hervergunning van een inrichting met een mix van bestaande & nieuwe bronnen is het oorspronkelijk omgevingsgeluid voor de nieuwe bronnen, het omgevingsgeluid met de bestaande bronnen van de inrichting in werking. ** de keuze -1 ofwel -2 is afhankelijk van de grootte van de overschrijding van de GW (al dan niet binnen het betrouwbaarheidsinterval van de berekende specifieke immissie). Voor wat betreft de lege vakjes kan gesteld worden dat de mogelijkheid om in dergelijk vakje terecht te komen zich in uitzonderlijke gevallen zal voordoen. De deskundige zal hier zelf een score aangeven die vergezeld gaat van een degelijke motivatie. Voor niet Vlarem punten wordt enkel de tussenscore gebruikt en geen eindscore. De parameter mag door de deskundige gekozen en gemotiveerd worden.

196 VIII.93 De uiteindelijke scores worden als volgt gekoppeld aan milderende maatregelen. -1 (matig significant negatief) -2 (significant negatief) -3 (zeer significant negatief) Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, maar indien de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen dan dient de deskundige over te gaan tot voorstellen van milderende maatregelen. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden. Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen, eventueel te koppelen aan de langere termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden. Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen te koppelen aan de korte termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden. De scores 0, +1, +2 en +3 krijgen respectievelijk de beoordeling verwaarloosbaar, positief, zeer positief en uitgesproken positief. 3.4 A F B A K E N I N G E N B E S C H R I J V I N G V A N H E T S T U D I E G E B I E D Afbakening studiegebied Het studiegebied omvat de zone binnen de welke zich de effecten kunnen voordoen. In het bijzonder zal het effect van de huidige en geplande situatie geëvalueerd worden conform de bepalingen van VLAREM II. Daar de inrichting is gelegen in een gebied vermeld in punt 5 van bijlage bij Vlarem II dient getoetst in de nabijheid van bewoonde gebouwen op hoogstens 200 m afstand van de rand van het industriegebied of op ongeveer 200 m afstand van de rand van het industriegebied bij ontstentenis van bewoonde gebouwen. Wanneer bewoonde gebouwen vreemd aan de inrichting aanwezig zijn binnen een straal van 200 m vanaf de perceelsgrenzen wordt tevens geëvalueerd in de nabijheid van één of meerdere van deze bewoonde gebouwen. Bij ontstentenis van bewoonde gebouwen vreemd aan de inrichting binnen een straal van 200 m vanaf de perceelsgrenzen gebeurt de beoordeling op 200 m afstand van de van de perceelsgrenzen van de inrichting. Binnen een straal van 200 m vanaf de perceelsgrenzen van LANXESS nv (Lillo) zijn geen bewoonde gebouwen aanwezig. De beoordeling gebeurt op 200 m afstand van de van de perceelsgrenzen van de inrichting. Het meest nabijgelegen woongebied, m.n. binnen het industriegebied van de Antwerpse haven, is de kleine woonkern van Lillo ten noordwesten van LANXESS nv (Lillo) op een afstand van ca. 3,2 km. Aangezien het woongebied op minder dan 200 m van het industriegebied ligt wordt deze woonzone mee opgenomen in het studiegebied Huidig akoest isc h klimaat studiegebied Immissiemetingen en m eetsituatie geluid De bestemming ter hoogte van het bedrijfsterrein wordt bepaald door het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening Zeehavengebied Antwerpen zoals vastgesteld door de Vlaamse regering op 30 april Globaal betreft de bestemming van de hier betrokken bedrijventerreinen gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Dit specifieke gebied wordt paars ingekleurd waardoor het in de tabellen van Bijlage en Bijlage bij Vlarem II ingedeeld wordt als gebiedstype 5. De basisactiviteiten van LANXESS nv (Lillo) zijn continu, zowel tijdens de dag, avond- als de nachtperiode. De beschrijving van het productieproces is weergegeven in de projectbeschrijving. De perceelsgrens van LANXESS nv (Lillo) wordt praktisch overal begrensd door het industriegebied. In het noordwesten ligt de perceelsgrens van LANXESS nv (Lillo) op minder dan 200 m van een gedeelte

197 VIII.94 van de Scheldeoever dat is ingekleurd als natuurgebied. Het meest nabije woongebied betreft de kleine woonkern van Lillo ten noordwesten van LANXESS nv (Lillo) op afstand van ca. 3,2 km. Conform Vlarem werd binnen het natuurgebied en binnen het woongebied een beoordelingspunt voorzien. Het huidige omgevingsgeluid ter hoogte van de inrichting wordt beschreven op basis van één continue immissiemeting op de Scheldeoever. Figuur VIII.3.3 Gewestplan met aanduiding LANXESS nv (Lillo) en meetpunt geluid Tabel VIII.3.4 Meetpunt Immissiemeetpunt geluid Bestemming volgens gewestplan - grup / Indeling volgens de tabel in bijlage en bij Vlarem II Lambertcoördinaten X Y 1. Scheldeoever, 2040 Antwerpen Industriegebied / gebiedstype De meting werd uitgevoerd conform Bijlage van het VLAREM II. De meetresultaten worden (in de mate van het mogelijke ; opgemeten waarde = L totaal) getoetst aan de richtwaarden uit VLAREM II in functie van de bestemming van het meetpunt volgens het gewestplan. De continue immissiemeting werd uitgevoerd tijdens diverse dagen in september / oktober De metingen werden uitgevoerd onder verschillende meteocondities en bij meewind, een wind van bron naar ontvanger. De continue geluidsmeting leverde de waarden op van de grootheden L Aeq,1h, L A01,1h, L A05,1h, L A10,1h, L A50,1h, en L A95,1h uitgedrukt in db(a). Om eventuele zuivere tonen op te sporen werd tevens een tertsbandanalyse uitgevoerd. Op basis van de waarden en het onderling verloop van deze grootheden wordt het huidige geluidsklimaat éénduidig geïnventariseerd. De L A95 - waarden worden getoetst aan de milieukwaliteitsnormen uit VLAREM II in functie van de bestemming van het gewestplan.

198 VIII.95 Tevens wordt het continu specifiek geluidsniveau (indien mogelijk) getoetst aan de richtwaarden. In tabel VIII.3.5 wordt de richtwaarde en de grenswaarde voor het toegelaten continue specifiek geluidsniveau t.h.v. de meetpunt weergegeven. Tabel VIII.3.5 Mpt Milieukwaliteitsnorm / richtwaarden en grenswaarden voor meetpunt 1 conform de ligging volgens het gewestplan Dag Avond Nacht MKN/RW GW MKN/RW GW MKN/RW GW Meetpunt 1 60 db(a) 55 db(a) 55 db(a) 50 db(a) 55 db(a) 50 db(a) RW = richtwaarde voor het specifiek geluidsniveau van LANXESS nv (Lillo) (voor bestaande bronnen = aanwezig voor 1/1/1993) voor het meetpunt gelegen rond de site te Lillo, conform de ligging volgens het gewestplan GW = grenswaarde voor het specifiek geluidsniveau van LANXESS nv (Lillo) (voor nieuwe bronnen = geplaatst na 1/1/1993), conform ligging volgens het gewestplan ervan uitgaande dat het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de MKN/RW in de gebieden onder 5 van de tabel in bijlage bij Vlarem II. Indien de hinderlijke inrichting ook occasionele geluiden produceert moet tevens voldaan worden aan de grenswaarden voor fluctuerend geluid (= geluid waarvan het niveau voortdurend en in belangrijke mate varieert, de variaties kunnen zowel periodisch als niet-periodisch zijn). De niveauverhogingen worden gemeten als L Aeq,1s en duren in totaal niet langer dan 10% van de desbetreffende beoordelingsperiode. De grenswaarden voor de meet- en beoordelingspunten rondom de inrichting worden bekomen door de in bijlage bij Vlarem II aangegeven richtwaarden toe te passen op de toepasselijke waarde. De toepasselijke waarde is de in bijlage bij Vlarem II aangegeven richtwaarde voor de verschillende gebieden verminderd met 5. Tabel VIII.3.6 Mpt Richt- en grenswaarden fluctuerend geluid voor meetpunt 1 conform de ligging volgens het gewestplan Dag Avond Nacht RW GW RW GW RW GW Meetpunt 1 75 db(a) 70 db(a) 65 db(a) 60 db(a) 65 db(a) 60 db(a) De metingen werden uitgevoerd met een real time frequentie analysator, van Larson Davis type 824. Dit meetinstrument voldoet aan de wettelijke bepalingen in VLAREM II. De meettoestellen werden vooraf gekalibreerd met behulp van een ijkbron CAL200 van Larson Davis. De meetfout op de gemeten geluidsniveaus bedraagt +/- 1 db(a). De meteocondities tijdens de meetcampagne worden in onderstaande tabel kort weergegeven. De uitgebreide meteocondities zijn samen met de meetresultaten terug te vinden in bijlage G1. De meetresultaten van de geluidsmetingen bij een windsnelheid van meer dan 5 m/s en bij neerslag zijn, zoals voorgeschreven in VLAREM II bijlage Meetmethode en meetomstandigheden voor het omgevingsgeluid, niet weerhouden voor verdere analyse. De windsnelheid wordt door het KMI op een hoogte van 10 m geregistreerd. Omrekening met de algemeen toegepaste logaritmische formule voor het windprofiel naar een hoogte van 4 m (= hoogte meetmicrofoon) leidt tot een lagere windsnelheid. Zo komt een windsnelheid van 7 m/s op 10 m hoogte overeen met 5,2 m/s op 4 m hoogte. Vanaf een windsnelheid van 8 m/s op 10 m hoogte waait de wind volgens Bijlage bij Vlarem II te snel t.h.v. de meetmicrofoon om nog een representatieve geluidsoverdracht van de inrichting te kunnen registreren. De resultaten voor het meetpunt worden samengevat weergegeven hierna in een tabel met vermelding van respectievelijk:

199 VIII.96 - De datum - De periode (dag, avond en nacht) - Het gemiddeld L Aeq,1h over de desbetreffende periode - Het gemiddeld L A50,1h over de desbetreffende periode - Het gemiddeld L A95,1h over de desbetreffende periode - De windrichting - De windsnelheid (m/s) Tabel VIII.3.7 Meteocondities meetcampagne geluid Meetdata Parameters Datum Van Tot Windsnelheid Windrichting Relevante neerslag Zondag 0u 16u 1-4 m/s O tot ZO Geen 28/09/14 16u 24u 1-4 m/s ZO tot Z Vrijdag 0u 3u 0 m/s Windstil Geen 03/10/2014 3u 4u 1 m/s O 4u 5u 0 m/s Windstil 5u 7u 1 m/s O tot ZO 7u 8u 0 m/s Windstil 8u 14u 1-2 m/s O tot ZO 14u 15u 2 m/s Z 15u 23u 1-3 m/s O tot ZO 23u 24u 1 m/s NO Zaterdag 0u 1u 1 m/s O Geen 04/10/2014 1u 14u 1-4 m/s ZO tot Z 14u 19u 2-4 m/s Z tot ZW 19u 24u 3-8 m/s NW tot N Maandag 0u 7u 1-4 m/s O tot ZO Geen 13/10/2014 7u 24u 2-8 m/s Z tot ZW Donderdag 0u 4u 2-3 m/s ZO Geen 16/10/2014 4u 24u 1-5 m/s Z tot ZW Donderdag 30/10/2014 0u 24u 1-3 m/s ZO tot Z Geen Het specifiek geluid van de inrichting moet voldoen aan de richt- en grenswaarden opgelegd door VLAREM II, met onderscheid tussen een bestaande en een nieuwe inrichting. De actuele geluidsemissie werd bepaald op basis van een geluidskaart die opgesteld werd op basis van een raster van meetpunten. De EMOLA methode werd hier voor gebruikt. Dit wordt verder behandeld. De info

200 VIII.97 voor het betrokken meetpunt wordt hierna weergegeven en daarna verder besproken in onderstaande paragrafen Resultaten co ntinue imm issiemeting Op meetpunt 1 werd drie dagen gemeten tijdens een vrijwel volledige stilstand van de inrichting, onderstaande bedrijven waren op zondag 28/9/14, op vrijdag 3/10/14 en op zaterdag 4/10/14 niet in werking: Hydramine Zwavelzuur 2 Ammoniumsulfaat Anon Caprolactam Energie Zuid (nieuw deel) Energie Midden De benaming en aanduiding van de afzonderlijke bedrijven op een plan is terug te vinden elders in het MER (zie paragraaf IV2). Op het meetpunt werd er tevens gemeten tijdens representatieve werking van de inrichting, het betreft de metingen van maandag 13/10/14, donderdag 16/10/14 en donderdag 30/10/14. De meetresultaten per meetdag zijn weergegeven in tabel VIII.3.8. De resultaten worden hieronder verder besproken. Tabel VIII.3.8 Meetresultaten immissiemeting meetpunt 1 Situatie Datum Periode Windrichting Windsnelheid m/s Meetpunt 1 LAeq LA50 LA95 Gedeeltelijke stilstand Zondag 28/9/14 Vrijdag 3/10/14 Zaterdag 4/10/14 Dag Avond Nacht Dag Avond Nacht Dag 07u 19u 19u 22u tot tot 00u tot 07u + 22u tot 24u 07u 19u 19u 22u tot tot 00u tot 07u + 22u tot 24u 07u 19u tot O, ZO, Z 1-4 m/s ZO, Z 1-3 m/s Z, O 1-2 m/s ZO, O, Z, windstil 0-3 m/s ZO 1 m/s O, NO, Windstil, ZO 0-1 m/s ZO, Z, ZW 1-4 m/s Avond 19u tot NW tot N 4-8 m/s

201 VIII.98 Situatie Datum Periode Windrichting Representatieve werking Maandag 13/10/14 Donderdag 16/10/14 Donderdag 30/10/14 Nacht Dag Avond Nacht Dag Avond Nacht Dag Nacht 22u 00u tot 07u + 22u tot 24u 07u 19u 19u 22u tot tot 00u tot 07u + 22u tot 24u 07u 19u 19u 22u tot tot 00u tot 07u + 22u tot 24u 07u 14u 00u 07u tot tot Windsnelheid m/s Meetpunt 1 LAeq LA50 LA95 N, O, ZO, Z 1-3 m/s Z, ZW 3-8 m/s Z 2-4 m/s Z, ZO, O 1-5 m/s ZW, Z 2-5 m/s Z 2 m/s Z, ZO, ZW 1-3 m/s ZO, Z 1-3 m/s ZO, Z 1-2 m/s Meetpunt 1 bevindt zich volgens het grup in een gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Hierdoor wordt het meetpunt ingedeeld onder gebiedstype 5 van de tabel in bijlage en bij VLAREM II, wat betekent dat de milieukwaliteitsnorm (en tevens RW voor bestaande inrichtingen) voor geluid in open lucht tijdens de dagperiode 60 db(a) bedraagt en tijdens de avond- en nachtperiode 55 db(a). Het omgevingsgeluid uitgedrukt in L Aeq (geluidsmaat die over de meetperiode (integratietijd van 1 uur) de variërende geluidsniveaus middelt tot één waarde) wordt bepaald door het verkeer op de Scheldelaan samen met het geluid afkomstig van de activiteiten aanwezig in het uitgestrekte industriegebied. Tijdens de dagperiode werden gemiddelde L Aeq niveaus geregistreerd tussen 52 en 58 db(a), de perceptie van deze niveaus is hoorbaar tot druk. Tijdens de avond- en nachtperiode zakken de gemiddelde niveaus weinig tot niets. Aangezien mensen tijdens deze periodes gevoeliger zijn voor omgevingsgeluiden worden de opgemeten niveaus waargenomen als druk tot lawaaiig. Gezien het continue en stabiele karakter van de geluidsimmissie van de inrichting is het L A95 (geluidsniveau dat gedurende 95% van de meetduur (integratietijd van 1 uur) overschreden wordt ; waarde van het achtergrondgeluidsdrukniveau volgens Vlarem II) de belangrijkste parameter ter beoordeling van het specifieke geluidsniveau afkomstig van de inrichting. Naast het fluctuerende geluidsklimaat blijkt het continue geluidsklimaat eveneens zeer stabiel te zijn over de verschillende beoordelingsperiodes. Aangezien het bedrijf volcontinu in werking is, wordt geconcentreerd op de nachtperiodes om een uitspraak te toen over de bijdrage aan het heersende geluidsklimaat, tijdens

202 VIII.99 deze periode en zeker tijdens de diepe nachtelijke uren (1u tot 4u) valt het stoorgeluid (vnl. verkeer) immers grotendeels weg. Tijdens het eerste deel van de meetcampagne werd er gemeten tijdens een vrijwel volledige stilstand van het bedrijf. Bij een wind van LANXESS nv (Lillo) naar de ontvanger werden er L A95,h-niveaus tussen 49 en 53 db(a) geregistreerd tijdens de diepe nachtelijke uren. Vermoedelijk betreft het hier de relevante waarde afkomstig van de betrokken inrichting. De overdrachtsberekening zal hieromtrent uitsluitsel bieden. Tijdens deze periode blijft de milieukwaliteitsnorm gedurende de verschillende beoordelingsperiodes gerespecteerd. Tijdens het tweede deel van de meetcampagne werd gemeten tijdens representatieve werking van het bedrijf. Bij een wind van LANXESS nv (Lillo) naar de ontvanger werden L A95,h-niveaus tussen 54 en 57 db(a) geregistreerd tijdens de diepe nachtelijke uren. Vermoedelijk betreft het hier de relevante waarde afkomstig van de betrokken inrichting. De overdrachtsberekening zal hieromtrent uitsluitsel bieden. Een opsplitsing tussen de bijdrage van de bestaande en nieuwe bronnen is voor de betrokken inrichting enkel mogelijk m.b.v. een berekening. De milieukwaliteitsnorm blijft tijdens representatieve werking tijdens de dagperiode te allen tijde gerespecteerd, tijdens de avond- en nachtperiode is een beperkte overschrijding mogelijk. In welke mate de Vlarem-normen voor bestaande en nieuwe inrichtingen gerespecteerd blijven, moet eveneens blijken uit de berekeningen met toetsing. Indien men het specifieke geluid van korstondige handelingen (piekgeluid) wil vatten in een geluidsparameter moet men kijken naar de L A05-parameter die een weergave is voor de hoogste geluidsniveaus. Het feit dat de niveaus van deze statistische parameter tijdens de diepe nachtelijke uren zeer dicht tegen de coninue niveaus (L A95) aanliggen duidt op de afwezigheid van fluctuerend, incidenteel, impulsachtig of intermitterend geluid. Ook tijden de periodes dat de meetpost bemand werd door een meetingenieur werd dit type geluid niet vastgesteld. Om eventuele zuivere tonen op te sporen werd een tertsbandanalyse uitgevoerd. Een bepaalde frequentie wordt als een tonaliteit beschouwd indien het geluidsdrukniveau in de tertsband 5 db hoger ligt dan het geluidsdrukniveau in de beide aanliggende tertsbanden. Een zuivere toon afkomstig van de inrichting werd in dit geval niet terug gevonden. Door het feit dat het L A95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid op het meetpunt lager ligt dan de richtwaarden in de gebieden onder 5 van bijlage moet het specifieke geluid in open lucht voortgebracht door de nieuwe inrichting of door het geheel, respectievelijk het onderdeel van een bestaande inrichting dat voorwerp van een verandering heeft uitgemaakt, beperkt worden tot de in bijlage bij Vlarem II bepaalde richtwaarden verminderd met 5 db(a) Beoo rdelingspunten en toepasbare richtwaarden voo r het specifieke geluid Het continue meetpunt dient als referentiepunt. Aangezien het niet altijd mogelijk is om metingen uit te voeren ter hoogte van de Vlarem-beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens, wordt in functie van de overdrachtsberekening / effectbepaling met volgende beoordelingspunten gewerkt:

203 VIII.100 Tabel VIII.3.9 Richt- en grenswaarden voor het continue specifieke geluid in open lucht voor de geselecteerde beoordelingspunten volgens Bijlage bij Vlarem II BP Adres Scheldeoever op 200 m ten westen perceelsgrens sector zuid Scheldeoever op 200 m ten noordwesten perceelsgrens sector zuid Scheldeoever op 200 m ten westen perceelsgrens Biologie Indeling volgens tabel Bijlage bij Vlarem II RW db(a) open lucht GW db(a) open lucht D A N D A N Gebiedstype Gebiedstype Gebiedstype Kazerneplein 9, Antwerpen Gebiedstype D: dag; A: avond; N: nacht Op deze beoordelingspunten wordt het specifieke geluidsniveau ten gevolge van de inrichting berekend. Ter verduidelijking wordt hieronder het gewestplan met aanduiding van de beoordelingspunten weergegeven: Figuur VIII.3.4 Gewestplan projectgebied LANXESS nv (Lillo) + beoordelingspunten geluid

204 VIII Geluidsemissie LANXESS nv (Lillo) Aanpak Ter bepaling van het geluidsvermogenniveau van LANXESS nv (Lillo) (volgens de EMOLA-methode) werden rastermetingen uitgevoerd op 25/2/15, 26/2/15, 2/3/15, 3/3/15 en 11/3/15 gedurende de dagperiode. Met behulp van de EMOLA-methode wordt een immissierelevant geluidsvermogenniveau gevonden waarbij de interne afscherming en verstrooiing van deelbronnen op het terrein al vervat zit. In deze geluidscontourenmethode wordt het geluidsvermogenniveau bepaald via geluidskaarten bekomen door middel van geluidsdrukniveaumetingen op een voldoende groot aantal meetpunten in een meetvlak waarbinnen de bronnen gelegen zijn. De meetpunten werden niet op een regelmatig raster gemeten maar op punten verspreid over het volledige terrein. In totaal werd op meer dan meetpunten rondom de productie-installaties het geluidsdrukniveau gemeten. De meethoogte boven het maaiveld bedroeg 3 m conform de bepalingen van de EMOLA-methode. Door interpolatie worden resultaten verkregen op een regelmatig rooster. Op het fijnmazig raster worden dan geluidscontouren bekomen door rasterpunten van gelijke geluidsdrukniveaus met elkaar te verbinden. Het geluidsvermogenniveau van de bronnen wordt dan berekend op basis van geluidscontouren die de bronnen omvatten. Aangezien bepaalde installaties volgens Titel II van het Vlarem beschouwd moeten worden als een bestaande inrichting (vergund voor 1993) (toetsing aan richtwaarden) en andere als een nieuwe inrichting (toesing aan grenswaarden) is het niet mogelijk om één contour die alle geluidsbronnen omsluit en dus één L w voor het hele bedrijf te voorzien, maar wordt gebruik gemaakt van verschillende contouren die de desbetreffende installaties omsluiten. De verschillende bedrijven op het terrein van LANXESS nv (Lillo) waarvan het geluidsvermogenniveau zal bepaald worden doormiddel van deze techniek zijn : Bedrijf Anon Caprolactam Hydramine Zwavelzuur (2 en 3) Amoniumsulfaat Energie Zuid Polyamide HTP Zuid Biologie Energie Midden (ketels 6+7) Geluidstechnisch beschouwd als Bestaande inrichting Bestaande inrichting Deels bestaand deels nieuw, nieuw deel verwaarloosbaar Bestaande inrichting Bestaande inrichting Deels bestaand deels nieuw Nieuwe inrichting Bestaande inrichting Deels bestaand deels nieuw, nieuw deel verwaarloosbaar Nieuwe inrichting Het geluidsvermogenniveau van deze installaties wordt bepaald door een contour rond de bronnen te benaderen door een cirkel met identieke oppervlakte als de contour. Het geluidsdrukniveau op de

205 VIII.102 beschouwde contour wordt dan als gemiddelde geluidsdrukniveau op de cirkel genomen. Het geluidsvermogenniveau wordt dan berekend met volgende formule: Waarin: L WR = L p + D geo + D lucht + D bodem, L WR het immissierelevant geluidsvermogenniveau is in db(a) en Lp het gemiddelde geluidsdrukniveau in db(a) op de contour. D geo is de geometrische uitbreiding gegeven door : D geo = 10 log (4 S g ) Met S g het grondoppervlak binnen de contour uitgedrukt in m². D lucht is de afname door luchtabsorptie, gegeven door : D lucht = a lu. r gem met a lu de luchtabsorptie bij 10 C en 70 % vochtigheid; en met r gem = ( S g/ ) ½ D bodem is de afname door bodeminvloed. Het geluidsniveau in db(a) wordt bepaald op de rasterpunten rond een brongebied. De contour, die punten van gelijk niveau verbindt, wordt op een zo groot mogelijke afstand getrokken. Het oppervlak binnen de contourlijnen wordt bepaald via het CAD-systeem. De metingen werden uitgevoerd tijdens normale productie-omstandigheden. LANXESS nv (Lillo) is een volcontinu bedrijf. Tijdens het opstellen van de geluidskaart waren alle belangrijke geluidsbronnen in bedrijf (zie hierboven). Het geluid van de installaties is een continu stabiel geluid. Hierdoor is het mogelijk dat deze meetresultaten op nagenoeg elk tijdstip te verkrijgen zijn. Om de geluidsuitstraling te kunnen bepalen werd ook op de perceelsgrens en in de hoeken van het bedrijfsterrein gemeten. Op elk meetpunt werd minstens 30 seconden gemeten. Vermits het geluid een continu geluid is, is deze meetduur voldoende om de spectruminhoud (in tertsbanden) te kunnen bepalen. De berekeningen van de geluidsvermogenniveaus werden uitgevoerd in db(a) en per octaafband. Voor dit spectrum wordt steeds het gemiddelde van de spectra gebruikt van de meetpunten die in de omgeving van de iso-contourlijn zijn gelegen Geluidsvermo genniveau LANXESS nv (Lillo) Uitgaande van het geluidsdrukniveau op de contour, het omsloten oppervlak, de omtrek van de contour en de hoogte van de microfoon is het globale geluidsvemogenniveau van de bronnen gelegen binnen de contour af te leiden op basis van de EMOLA-formule. Dit principe is toegepast op de meetwaarden en werd uitgewerkt voor de omsloten geluidscontouren rondom de verschillende (open) installaties op het terrein van LANXESS nv (Lillo). In onderstaande figuren zijn de contourenkaart weergegeven.

206 VIII.103 Figuur VIII.3.5 Geluidscontouren op het terrein van LANXESS nv (Lillo) sector zuid op basis van rastermetingen anno 2015

207 VIII.104 Figuur VIII.3.6 Geluidscontouren op het terrein van LANXESS nv (Lillo) biologie + energie midden op basis van rastermetingen anno 2015 Voor elk bedrijf en voor elke relevante installatie die als nieuw moet beschouwd worden, werd op basis van de rastermetingen/emola methode de geluidsemissie bepaald. Deze geluidsemissie werd bepaald volgens de voorgestelde methodiek (zie VIII ). Als voorbeeld wordt hierna de berekening voor het anonbedrijf gegeven: Tabel VIII.3.10 Voorbeeld van berekening geluidsvermogenniveau Anonbedrijf De geluidscontour van 78 db(a) is de gesloten contour rond het anonbedrijf. De totale oppervlakte bedraagt m 2 wat een 10 Log (4S) = 47 db(a) oplevert. De andere geluidsvermogenniveaus werden op een gelijkaardige manier berekend. Een overzicht van de bekomen geluidsemissies wordt weergegeven in de tabel hieronder. Tabel VIII.3.11 Overzicht geluidsvermogenniveaus o.b.v. rastermetingen / EMOLA-methode Bedrijf Categorie Contour Oppervlakte Geluidsvermogen Anon Bestaand 78 db(a) m 2 123,9 db(a) Caprolactam + Hydramine + Zwavelzuur 2 Bestaand Nieuw deeltje hydramine is verwaarloosbaar 78 db(a) m 2 123,9 db(a) Amoniumsulfaat Bestaand 78 db(a) m 2 112,8 db(a)

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek !"# $"""%&'(( )"!*++,-#"-./0)"!*++,-#"-.+ Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: MER Prayon te Ruisbroek Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat 31 2870 Ruisbroek 6 augustus 2007

Nadere informatie

Monsanto: MER voor diverse uitbreidingsprojecten

Monsanto: MER voor diverse uitbreidingsprojecten Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Richtlijnen

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Ontheffing tot het opstellen van een MER Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing

Nadere informatie

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier MER-forum 10 juni 2004 Inleiding MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgeving (project-m.e.r.) Inhoud van de

Nadere informatie

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Project: Uitbreiding van de PTA2- en PTA3-eenheid te Geel. Initiatiefnemer: BP Chembel NV Amocolaan GEEL

Project-MER-Verslag. Project: Uitbreiding van de PTA2- en PTA3-eenheid te Geel. Initiatiefnemer: BP Chembel NV Amocolaan GEEL administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Regularisatie en uitbreiding van kippenslachterij Nollens NV te Kruishoutem

Scopingsadvies Project-MER Regularisatie en uitbreiding van kippenslachterij Nollens NV te Kruishoutem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen Vlaams beleid luchtverontreiniging en milieuvergunningsaanvragen Geert Pillu Adviesverlener LNE afdeling Milieuvergunningen Brugge Vlaams beleid luchtverontreiniging en milieuvergunningsaanvragen Kennis

Nadere informatie

Hervergunning Farm Frites Belgium NV te Lommel

Hervergunning Farm Frites Belgium NV te Lommel Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Bouw van een WKK-eenheid bij Lanxess Rubber NV. Initiatiefnemer: Electrabel NV Regentlaan 8 1000 Brussel

Project-MER-Verslag. Bouw van een WKK-eenheid bij Lanxess Rubber NV. Initiatiefnemer: Electrabel NV Regentlaan 8 1000 Brussel Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Renogen biomassa-wkk te Ham

Renogen biomassa-wkk te Ham Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Peter Hertog, Jozef Dauwe, leden Frans Van Gaeveren toegevoegd lid referte betreft

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Verdere exploitatie van elektriciteitscentrale Langerbrugge

Project-MER-Verslag. Verdere exploitatie van elektriciteitscentrale Langerbrugge Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Overzicht presentatie Waarom luchtmetingen in Vlaanderen? Evolutie van de laatste decennia Toetsen van de luchtkwaliteit aan de heersende

Nadere informatie

PAS. dienst milieuvergunningen 1. Programmatische Aanpak Stikstof

PAS. dienst milieuvergunningen 1. Programmatische Aanpak Stikstof PAS dienst milieuvergunningen 1 Wat? Programmatische Aanpak Stikstof Deze programmatische aanpak beoogt het stelselmatig terugdringen van stikstofdeposities, voornamelijk via de lucht, zodat de habitattypes

Nadere informatie

Nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo

Nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING. De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,

VLAAMSE REGERING. De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, VLAAMSE REGERING BESLUIT VAN DE VLAAMSE MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR HOUDENDE UITSPRAAK OVER HET BEROEP AANGETEKEND TEGEN DE BESLISSING NR. MLWV/09-17/ES/JDN VAN 6 AUGUSTUS 2009 VAN DE DEPUTATIE

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Galloo Uitbreiding opslag schroot

Scopingsadvies Project-MER Galloo Uitbreiding opslag schroot Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van de activiteiten van URSA BENELUX bvba te Waregem-Desselgem

Hervergunning en verandering van de activiteiten van URSA BENELUX bvba te Waregem-Desselgem Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 april 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 april 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 april 2015 Besluit GOEDGEKEURD B-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Richtlijnen milieueffectrapportage ADPO N.V.

Richtlijnen milieueffectrapportage ADPO N.V. administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van een attractiepark

Hervergunning en verandering van een attractiepark Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding productie Brouwerij Duvel-Moortgat te Breendonk (Puurs)

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding productie Brouwerij Duvel-Moortgat te Breendonk (Puurs) Vlaamse Overheid Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage bus 8 T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding productie

Nadere informatie

Kennisgeving + ontwerp MER

Kennisgeving + ontwerp MER Kennisgeving + ontwerp MER Uitbreiding van de site te Kallo AGT NV LAND VAN WAASLAAN 3 9130 KALLO UITGAVE : 11/2014 REF. : ESM14030038/AGT/KGD+OMER REV. : KGD+OMER_EV Sertius CVBA Environmental & Safety

Nadere informatie

AANMELDING MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE FIGUREN DE MEIBOOM BVBA. Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij ZWEVEZELE

AANMELDING MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE FIGUREN DE MEIBOOM BVBA. Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij ZWEVEZELE AANMELDING MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE 18.1. FIGUREN DE MEIBOOM BVBA Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij ZWEVEZELE Opmaak en begeleiding: SBB Accountants & Adviseurs Milieubureau Joveco

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

Beslissing over het gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Uitbreiding activiteiten Compagnie Belge de Manutention in Gent

Beslissing over het gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Uitbreiding activiteiten Compagnie Belge de Manutention in Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

HERVERGUNNING EN UITBREIDING

HERVERGUNNING EN UITBREIDING PROJECT-MER HERVERGUNNING EN UITBREIDING Uitgave: 07/2015 Revisie: DEFMER EV FIGUREN FIGUREN Figuur II.1 Gewestplan Figuur II.2 Topografische kaart Figuur II.3 Overstromingsgevoelige gebieden (2011) Figuur

Nadere informatie

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving WOORD VOORAF: Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving De bedoeling van dit voorwoord is om een kort overzicht te geven van de mer-procedure. Tevens

Nadere informatie

Vermestende en verzurende depositie

Vermestende en verzurende depositie BIJLAGE 12 Vermestende en verzurende depositie 1 Berekeningswijze vermestende en verzurende depositie De vermestende depositie wordt berekend m.b.v.: Depositieberekeningen van de NO x emissies afkomstig

Nadere informatie

Figurenbundel. MER voor een nieuwe Fysicochemische installatie en uitbreiding van de Deponie. Oktober

Figurenbundel. MER voor een nieuwe Fysicochemische installatie en uitbreiding van de Deponie. Oktober Figurenbundel MER voor een nieuwe Fysicochemische installatie en uitbreiding van de Deponie Oktober 2010 www.erm.com MER DEFINITIEVE VERSIE Indaver NV OntwerpMER Indaver MER voor een nieuwe Fysicochemische

Nadere informatie

Ecologische Duurzaamheid

Ecologische Duurzaamheid Ecologische Duurzaamheid GRI-data De scope van de gerapporteerde milieu-indicatoren is in de meeste gevallen beperkt tot de relevante O&O- en productievestigingen te Beerse, en Olen. De voetafdruk van

Nadere informatie

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus 2015 Karen Polfliet Arcadis Belgium Inhoud: - MER plicht en - procedure - Inhoud van de kennisgeving - Aspecten van het MER-onderzoek - Inspraakmogelijkheden

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT BIJLAGE 3. Meldingsformulier inzake de exploitatie van een klasse 3 inrichting, de verandering van een inrichting of de overname van een inrichting door een andere exploitant (artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

Nadere informatie

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

KENNISGEVING/ONTWERP-MER BIJLAGE FIGUREN FLAVIEHOEVE GCV. Hernieuwing en uitbreiding van een pluimveehouderij VEURNE

KENNISGEVING/ONTWERP-MER BIJLAGE FIGUREN FLAVIEHOEVE GCV. Hernieuwing en uitbreiding van een pluimveehouderij VEURNE KENNISGEVING/ONTWERP-MER BIJLAGE FIGUREN FLAVIEHOEVE GCV Hernieuwing en uitbreiding van een pluimveehouderij VEURNE Opdrachtgever Flaviehoeve GCV Noordmoerstraat 5 8630 Veurne KBO-nummer 0828.449.185 Vestigingseenheidsnummer

Nadere informatie

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING INHOUD Voorwoord 13 Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19 Deel 1. LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING 21 1. Inleiding

Nadere informatie

Scopingsadvies project-mer Verandering / herstructurering varkensbedrijf Suin bvba te Kruishoutem

Scopingsadvies project-mer Verandering / herstructurering varkensbedrijf Suin bvba te Kruishoutem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en verandering van pluimveehouderij Bart Bax LV in Weelde

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en verandering van pluimveehouderij Bart Bax LV in Weelde Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Nippon Shokubai ECA 3 -project. Initiatiefnemer: Nippon Shokubai Europe Nieuwe Weg 1 Haven Zwijndrecht

Project-MER-Verslag. Nippon Shokubai ECA 3 -project. Initiatiefnemer: Nippon Shokubai Europe Nieuwe Weg 1 Haven Zwijndrecht Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Richtlijnen milieueffectrapportage

Richtlijnen milieueffectrapportage Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

MLAV1/ /MV/lydr.

MLAV1/ /MV/lydr. /MV/lydr. OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE N.V. BAYER ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (MILIEUTECHNISCHE EENHEID XIV - KRACHTCENTRALE MIDDEN), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, HAVEN 507 -

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Optimalisatie slibstort Callemansputte te Zelzate.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Optimalisatie slibstort Callemansputte te Zelzate. ! "#$%&&'()*+$%&&'(&,,,# # Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing Project: Optimalisatie slibstort Callemansputte te Zelzate Initiatiefnemer: Afdeling Maritieme Toegang Tavernierkaai

Nadere informatie

WKK-eenheid Degussa Antwerpen NV

WKK-eenheid Degussa Antwerpen NV Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Richtlijnen

Nadere informatie

Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen

Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen nv Victor Peeters, Openbare- en Industriële Werken Zavelbosstraat 3 2200 Herentals datum 31 augustus 2012 ons kenmerk MLOV-2012-0067 - Poststuk PU-2012-00019086

Nadere informatie

Afbeelding 2.1. Locatie Aviko en nabijgelegen Natura 2000-gebied Rijntakken

Afbeelding 2.1. Locatie Aviko en nabijgelegen Natura 2000-gebied Rijntakken Afbeelding 2.1. Locatie Aviko en nabijgelegen Natura 2000-gebied Rijntakken De blauwe delen in afbeelding 2.1 zijn Vogelrichtlijngebied. De groene delen in afbeelding 2.1 zijn Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied.

Nadere informatie

Infomoment Verapazbrug

Infomoment Verapazbrug Infomoment Verapazbrug Toelichting kennisgevingsnota project-mer 08 december 2015 P/A BOVA ENVIRO+ NV WELLINGSTRAAT 102 9070 DESTELBERGEN Tel.: + 32 9 328 11 40 - Fax: + 32 9 328 11 50 Inhoud Mer: wat

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Hervergunning en uitbreiding voor de meeverbranding van biomassa-afval van een electriciteitscentrale

Project-MER-Verslag. Hervergunning en uitbreiding voor de meeverbranding van biomassa-afval van een electriciteitscentrale Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) MELDINGSFORMULIER INZAKE DE EXPLOITATIE VAN EEN KLASSE 3 INRICHTING, DE VERANDERING VAN EEN INRICHTING OF DE OVERNAME VAN EEN INRICHTING DOOR EEN ANDERE EXPLOITANT (artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE

Nadere informatie

Project MER. Hervergunning site ArcelorMittal Gent ARCELORMITTAL GENT JOHN KENNEDYLAAN 51 B-9042 GENT

Project MER. Hervergunning site ArcelorMittal Gent ARCELORMITTAL GENT JOHN KENNEDYLAAN 51 B-9042 GENT Project MER Hervergunning site ArcelorMittal Gent ARCELORMITTAL GENT JOHN KENNEDYLAAN 51 B-9042 GENT UITGAVE : 31/07/2015 PRINT : 31/07/2015 REF. : ESM13100137 - ARCELORMITTAL GENT -HERVERGUNNING - MER

Nadere informatie

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN. Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen /gvda. BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Project: Twee nieuwe productie-installaties (waterstofperoxide en propyleenoxide) op de site van BASF Antwerpen N.V.

Project-MER-Verslag. Project: Twee nieuwe productie-installaties (waterstofperoxide en propyleenoxide) op de site van BASF Antwerpen N.V. administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het VLAREM) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE. 1. Exploitant (ingeval van overname: de overnemer)

(artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het VLAREM) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE. 1. Exploitant (ingeval van overname: de overnemer) MELDINGSFORMULIER INZAKE DE EXPLOITATIE VAN EEN KLASSE 3 INRICHTING, DE VERANDERING VAN EEN INRICHTING OF DE OVERNAME VAN EEN INRICHTING DOOR EEN ANDERE EXPLOITANT (artikelen 2, 5 en 42 van titel I van

Nadere informatie

16. NIET TECHNISCHE SAMENVATTING

16. NIET TECHNISCHE SAMENVATTING 16. NIET TECHNISCHE SAMENVATTING SGS Belgium N.V. DECEMBER 2011 Hoofdstuk 16 : Niet technische samenvatting p. 1/8 16.1 Beknopte projectbeschrijving De centrale te Drogenbos is een aardgasgestookte STEG-installatie

Nadere informatie

MER-Evaluatie. E.ON Energy from Waste Delfzijl BV. Datum 24 juli 2012 Versie 1.0

MER-Evaluatie. E.ON Energy from Waste Delfzijl BV. Datum 24 juli 2012 Versie 1.0 MER-Evaluatie E.ON Energy from Waste Delfzijl BV Datum 24 juli 2012 Versie 1.0 Inhoud Inleiding... 2 Aanleiding... 2 Omschrijving van de MER evaluatieprogramma... 2 MER Evaluatie... 3 Luchtemissies...

Nadere informatie

Richtlijnen milieueffectrapportage voor BP Chembel NV, Uitbreiding van de PTA2- en PTA3-eenheid te Geel

Richtlijnen milieueffectrapportage voor BP Chembel NV, Uitbreiding van de PTA2- en PTA3-eenheid te Geel Vlaamse overheid departement Leefmilieu, Natuur en Energie afdeling Milieu-, Natuur-, en Energiebeleid, dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL Richtlijnen milieueffectrapportage

Nadere informatie

Hervergunning en uitbreiding van Campine NV en Campine Recycling NV in Beerse

Hervergunning en uitbreiding van Campine NV en Campine Recycling NV in Beerse Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER

Nadere informatie

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 INHOUDSOPGAVE DEEL I. BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 HOOFDSTUK II. DE BRONNEN VAN HET (MILIEUHYGIËNE) RECHT 4 1. Overzicht 4 2. Kenbronnen

Nadere informatie

Uitbreiding van de kopersmelter

Uitbreiding van de kopersmelter Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap departement Leefmilieu en Infrastructuur administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel MER Graaf de Ferrarisgebouw

Nadere informatie

PROCEDURE OVR_P02. versie Beschrijving wijziging Datum. 1.0 Initiële (interne) werkversie 01/03/2008. 2.0 Aangepaste versie 27/10/2008

PROCEDURE OVR_P02. versie Beschrijving wijziging Datum. 1.0 Initiële (interne) werkversie 01/03/2008. 2.0 Aangepaste versie 27/10/2008 Overzicht wijzigingen versie Beschrijving wijziging Datum 1.0 Initiële (interne) werkversie 01/03/2008 2.0 Aangepaste versie 27/10/2008 3.0 Versie n.a.v. publicatie standaard OVR en herwerking van het

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Project: LNG-Terminal te Zeebrugge. Initiatiefnemer:

Project-MER-Verslag. Project: LNG-Terminal te Zeebrugge. Initiatiefnemer: administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Nadere informatie

Hervergunning van de Electrabel - elektriciteitscentrale

Hervergunning van de Electrabel - elektriciteitscentrale Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Richtlijnen

Nadere informatie

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax (02)553 80 75 www.mervlaanderen.be Verzoek tot ontheffing van

Nadere informatie

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XXIV: BE2100016 Klein en Groot Schietveld

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XXIV: BE2100016 Klein en Groot Schietveld Verspreiding: Beperkt Eindrapport PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XXIV: BE2100016 Klein en Groot Schietveld Wouter Lefebvre, Felix Deutsch Opmaak + aanmaak kaarten en rapporten: Wouter

Nadere informatie

Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Niet technische samenvatting Kennisgeving/ontwerp Project MER

Niet technische samenvatting Kennisgeving/ontwerp Project MER Niet technische samenvatting Kennisgeving/ontwerp Project MER Hervergunning en uitbreiding tankterminal Vopak Terminal NV NV HAVEN 339 INDUSTRIEWEG 16 B 2030 ANTWERPEN UITGAVE : 22 12 2011 REF. : ESM09030026_VTE_KENNISGEVING_NTS_EV.DOCX

Nadere informatie

M.E.R.-BEOORDELINGSBESLUIT

M.E.R.-BEOORDELINGSBESLUIT *D190185934* D190185934 M.E.R.-BEOORDELINGSBESLUIT Aanvrager : Sachem Europe B.V. Datum besluit : 27 maart 2019 Onderwerp : Aanpassen van de productie installatie Gemeente / locatie : Zaltbommel/ Van Voordenpark

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19 INHOUD Voorwoord 13 Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19 Deel 1. LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING 23 1. Inleiding

Nadere informatie

BETREFT: plan MER screening

BETREFT: plan MER screening Vlaamse overheid Adviezen en Vergunningen Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 63 2018 ANTWERPEN T 03 224 63 14 aves.ant.anb@lne.vlaanderen.be Stad Antwerpen Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling Francis

Nadere informatie

In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon.

In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon. 12. Vergunningen. In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon. Er zijn 3 type vergunningen : 1. Stedebouwkundige vergunning (bouwvergunning)

Nadere informatie

PROJECT MER HERVERGUNNING

PROJECT MER HERVERGUNNING ArcelorMittal Genk FCS XIII NIET TECHNISCHE SAMENVATTING p. XIII.1 1. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING Het bedrijf ArcelorMittal Genk FCS is een bedrijf van ArcelorMittal Belgium NV. ArcelorMittal

Nadere informatie

Vlaamse overheid POM Limburg, POM Antwerpen

Vlaamse overheid POM Limburg, POM Antwerpen Plan-MER Bedrijventerreinen die deel uitmaken van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA) Definitief - Bundel 1: Algemene Toelichting / Analyse op Programmaniveau / Bijlagen Vlaamse overheid POM Limburg,

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie Directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt,

Nadere informatie

Milieukwaliteitsnormen

Milieukwaliteitsnormen Omgevingsrecht in de Lage Landen: Toren van Babel of Tuin der Lusten? Milieukwaliteitsnormen Jan Verheeke, secretaris Minaraad, VVOR-symposium, s Hertogenbosch, 22 april 2016 Legenda, en meteen ook beknopte

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Verandering van een varkenshouderij DGST BVBA in Lille

Scopingsadvies Project-MER Verandering van een varkenshouderij DGST BVBA in Lille Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XVII: BE2100026 Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XVII: BE2100026 Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden Verspreiding: Beperkt Eindrapport PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XVII: BE2100026 Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden Wouter Lefebvre, Felix Deutsch

Nadere informatie

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT?

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? 1. Wat is een milieueffectrapport? Er wordt een bepaald project of plan opgevat in uw gemeente. De uitvoering daarvan zal mogelijk effecten

Nadere informatie

Uitbreiding pluimveehouderij Van Beek, gemeente Nijkerk

Uitbreiding pluimveehouderij Van Beek, gemeente Nijkerk Uitbreiding pluimveehouderij Van Beek, gemeente Nijkerk Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 15 december 2011 / rapportnummer 2279 49 1. Oordeel over het MER en de aanvulling

Nadere informatie

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XIV: BE2100024 Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XIV: BE2100024 Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout Verspreiding: Beperkt Eindrapport PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XIV: BE2100024 Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout Wouter Lefebvre, Felix Deutsch Opmaak + aanmaak kaarten en

Nadere informatie