Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2010) 11 definitief.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2010) 11 definitief."

Transcriptie

1 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 februari 2010 (01.03) (OR. en) 6948/10 ENER 55 ENV 117 AGRI 63 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie ingekomen: 26 februari 2010 aan: de heer Pierre de BOISSIEU, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie Betreft: Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de duurzaamheidseisen voor het gebruik van vaste en gasvormige biomassa bij elektriciteitsproductie, verwarming en koeling Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2010) 11 definitief. Bijlage: COM(2010) 11 definitief 6948/10 lv DG C NL

2 EUROPESE COMMISSIE Brussel, COM(2010)11 definitief VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT betreffende de duurzaamheidseisen voor het gebruik van vaste en gasvormige biomassa bij elektriciteitsproductie, verwarming en koeling SEC(2010) 65 final SEC(2010) 66 final NL NL

3 VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT betreffende de duurzaamheidseisen voor het gebruik van vaste en gasvormige biomassa bij elektriciteitsproductie, verwarming en koeling 1. Inleiding De richtlijn betreffende het gebruik van hernieuwbare energiebronnen 1 behelst ook een duurzaamheidsregeling voor (a) biobrandstoffen voor het vervoer en (b) vloeibare biomassa gebruikt in andere sectoren (elektriciteitsproductie, verwarming en koeling). Krachtens artikel 17, lid 9, van de richtlijn moet de Commissie uiterlijk in december 2009 verslag uitbrengen over de vereisten voor een duurzaamheidsregeling voor het gebruik van andere biomassa dan biobrandstoffen en vloeibare biomassa voor de opwekking van energie (d.w.z. vaste en gasvormige brandstoffen gebruikt bij elektriciteitsproductie, verwarming en koeling). Bij dit verslag wordt aan deze verplichting voldaan. In de EU is bio-energie goed voor ongeveer 5% van het eindenergieverbruik. Overeenkomstig de in de Routekaart voor hernieuwbare energie 2 van januari 2007 gemaakte prognoses zal het gebruik van biomassa naar verwachting verdubbelen, wat goed zal zijn voor ongeveer de helft van de totale inspanning om de 20%-doelstelling voor het gebruik van hernieuwbare energie in 2020 te bereiken. De toenemende productie en het aanzwengelend gebruik van biomassa voor energiedoeleinden geeft nu reeds een impuls aan de internationale handel, en deze markt zal zich in de toekomst ongetwijfeld verbreden. Naar verwachting zal de handel vooral toenemen in de vorm van handel in pellets, een type van vaste biomassa, die in het algemeen bestaat uit verwerkingsresiduen van op bosbouw gebaseerde industrietakken 3. Verscheidene niet-eulanden produceren houtpellets specifiek voor de Europese markt. De lidstaten die biomassa moeten invoeren, richten zich steeds meer op bronnen afkomstig uit andere lidstaten of van buiten de EU 4. Voor binnen de EU geproduceerde biomassa zorgt het huidige juridische kader (met name met betrekking tot landbouw en bosbeheer) reeds enigszins voor een duurzaam beheer van bossen en landbouw 5. Hetzelfde geldt voor bepaalde derde landen, terwijl andere een Richtlijn 2009/28/EG. COM(2006) 848. De European Biomass Association (AEBIOM) raamt dat er tegen 2020 in de EU tot 80 miljoen ton pellets kunnen worden gebruikt (33 Mtoe) Nederland bijvoorbeeld heeft gerapporteerd dat ongeveer 30% van de biomassa die in dat land wordt verbruikt afkomstig is uit Noord-Amerika, terwijl 20% uit Azië komt: Junginger, Sikkema, Faaij "International bioenergy trade in the Netherlands", Speciale IEA Bioenergy Task 40-uitgave van Biomass and Bioenergy, De milieuregels in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, alsook gemeenschappelijke milieuregels inzake nitraten, bestrijdingsmiddelen, waterkwaliteit en beschermde gebieden, voorzien in een kader voor de duurzame landbouw in de EU. Wat de bosbouw betreft, omvat de toepasselijke boswetgeving van de lidstaten specifieke regelgeving voor verplichte herbebossing na de bosontginning of wordt dit NL 2 NL

4 dergelijk juridisch kader volkomen ontberen. Er is dan ook enige bezorgdheid gerezen in verband met de vraag of een uitbreiding van de internationale handel in biomassa en toenemende invoer uit derde landen niet kan aanzetten tot niet-duurzame productie van biomassa. Om die reden hebben de belangrijkste biomassa invoerende landen een begin gemaakt met de uitwerking van nationale duurzaamheidseisen voor bio-energie. Dit heeft geresulteerd in certificatieregelingen (op vrijwillige basis of verplicht) in de land- en bosbouw en de energiesector die niet altijd complementair of onderling verenigbaar zijn 6. Dat heeft er nutsbedrijven, milieuorganisaties en biomassa invoerende landen dan weer toe gebracht aan te dringen op een gemeenschappelijke duurzaamheidsregeling voor biomassa teneinde grensoverschrijdende belemmeringen voor het opzetten van bio-energieprojecten binnen de EU te beperken. Bij haar analyse van de eisen voor de uitbreiding van een duurzaamheidsregeling voor de EU heeft de Commissie drie beginselen voor ogen gehouden waaraan een Europabreed beleid inzake de duurzaamheid van biomassa moet voldoen: doeltreffendheid qua oplossing van problemen inzake duurzaam biomassagebruik, kostenefficiëntie bij het nastreven van de doelstellingen en samenhangendheid met het vigerende beleid. De Commissie heeft zich ook gebogen over de vraag of het in dit stadium al dan niet noodzakelijk is bindende beleidsmaatregelen of maatregelen op basis van vrijwilligheid voor te stellen. Deze vraag wordt in dit verslag besproken. In hoofdstuk 2 van dit verslag worden de voornaamste duurzaamheidsaspecten besproken, terwijl in hoofdstuk 3 aanbevelingen voor toekomstige actie worden geformuleerd. In de begeleidende effectbeoordeling 7 worden al deze kwesties nader besproken. 2. Duurzaamheidsaspecten bij het gebruik van vaste en gasvormige biomassa bij elektriciteitsproductie, verwarming en koeling In dit hoofdstuk worden de voornaamste duurzaamheidsaspecten geëvalueerd die naar voren zijn gekomen bij de openbare raadpleging van juli-september 2008 en de begeleidende effectbeoordeling, waarbij rekening wordt gehouden met de eis van consistentie met de duurzaamheidsregeling voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa van de richtlijn betreffende hernieuwbare energiebronnen. 6 7 aspect gereguleerd als onderdeel van het duurzaam bosbeheer en duurzame bosbeheersplanning (bron: VN/ECE European Forest Sector Outlook Studies). In bepaalde Italiaanse regio's bijvoorbeeld is de financiële steun beperkt tot krachtcentrales die in aanzienlijke mate (50 tot 70%) lokale biomassa gebruiken, gedefinieerd als biomassa die wordt geproduceerd binnen een straal van 50 km van de locatie van de centrale, terwijl in de Belgische regio Vlaanderen krachtcentrales geen steun krijgen om biomassa afkomstig van de streek zelf te gebruiken. Bij de effectbeoordeling is gekeken naar de behoefte aan duurzaamheidsmaatregelen bij de productie van biomassa, de broeikasgassenprestaties en het energieomzettingsrendement. Er is niet nagegaan of een duurzaamheidsregeling op EU-niveau verplicht dan wel op basis van vrijwilligheid moet zijn. NL 3 NL

5 Vaste en gasvormige biomassa wordt gewonen uit landbouwgewassen en -residuen (bv. maïs, graan, stro, dierlijke mest), de bosbouw (bv. boomstammen en -stronken, bladeren en takken), de houtverwerkende industrie (schors, houtafval, houtspaanders, zaagsel) en organische afvalstoffen (bv. huishoudelijk vast afval, teruggewonnen hout van consumentenproducten, brandstoffen op basis van afval, rioolslib). Het kan om vrijwel elk organisch materiaal gaan. Vele van deze grondstoffen kunnen ook worden gebruikt voor de productie van biobrandstoffen voor het vervoer of van vloeibare biomassa, gebruikt bij elektriciteitsproductie en verwarming en koeling Duurzaamheid bij productie (landgebruik, teelt en oogst) De duurzaamheid van biomassaproductie heeft onder meer betrekking op de bescherming van ecosystemen met grote biodiversiteit en van koolstofreservoirs (ook koolstofvoorraden genoemd), zoals bossen. In Europa wordt duurzame landbouwproductie gereguleerd via de eisen voor het naleven van randvoorwaarden op milieugebied in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) 8. Het bosbeheer wordt op nationaal niveau gereguleerd, met beleidssturing via de EU-strategie voor bossen en internationale processen zoals de Ministerconferentie over de bescherming van bossen in Europa (MCPFE). Het is moeilijk om exact te zeggen hoeveel primaire biomassa die rechtstreeks afkomstig is uit bossen of de landbouw, voor energiedoeleinden wordt gebruikt. Overeenkomstig ramingen van een lopende studie van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) 9 is ongeveer 24% van de voor energiedoeleinden gebruikte biomassa op basis van hout direct afkomstig van inzameling van bos- en landbouwresiduen in Europa en wordt een groot deel van de gebruikte biomassa gevormd door residuen van landbouwgewassen, bosbouwresiduen 10, residuen van de houtverwerkingsindustrie en teruggewonnen hout 11. In tegenstelling tot sommige landbouwgewassen, inclusief hakhout met korte omlooptijd, worden biomassa-afval en -verwerkingsresiduen niet specifiek geproduceerd voor gebruik in de energiesector, maar komen zij voort uit andere economische activiteiten die hoe dan ook plaatsvinden 12. Houtzagerijen verkopen hun zaagsel aan fabrikanten van pellets, terwijl mest wordt gebruikt om biogas te produceren via anaerobe vergisting. Dit is een van de redenen waarom het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden in de EU is kunnen toenemen, terwijl de Europese bossen tegelijk in omvang en houtvolume zijn aangegroeid. Er is ook de De regels betreffende het naleven van randvoorwaarden op milieugebied hebben onder meer betrekking op de instandhouding van habitats, biodiversiteit, waterbeheer en -gebruik en mitigatie van de klimaatverandering. UNECE/FAO Timber Section "Joint Wood Energy Enquiry (JWEE)", voorgesteld op de Joint Working Party on Forest Economics and Statistics, Genève, 31 maart 1 april 2009, Met 'bosresiduen' worden alle ruwe materialen bedoeld die direct uit het bos worden verzameld, al dan niet ten gevolge van snoei- of houthakactiviteiten, exclusief residuen van verwante industrietakken of van verwerking. Teruggewonnen hout is de bron die in de afgelopen twee jaar de hoogste groeipercentages heeft opgetekend (VN/ECE, FAO JWEE). Deze situatie is echter enigszins veranderd gedurende de economische recessie waarin de teruglopende vraag naar gezaagd hout tot gevolg heeft gehad dat hele boomstammen direct werden omgezet tot houtpellets. Bron: FAO's Forest Resources Assessment (FRA) 2000 en 2005: NL 4 NL

6 directe inzameling van bos- en landbouwresiduen voor energiedoeleinden, zoals de verwijdering van stronken, taken en bladeren of stro. Een oplopende vraag naar bos- of landbouwresiduen kan resulteren in een vermindering van de in de bodem vastgelegde hoeveelheid kooldioxide, bijvoorbeeld wanneer er te weinig residuen op de bodem worden achtergelaten. Er zitten grote hoeveelheden koolstof in organisch bodemmateriaal, die kunnen toe- of afnemen naar gelang van de aangeplante gewassen of bomen en het beheer daarvan, zoals het gebruik van meststoffen. Op mondiaal niveau gaat de ontbossing en het ecologisch verval van bossen voort terwijl de Europese en Noord-Amerikaanse bossen in omvang toenemen. Aan de basis van de ontbossing en aantasting van bossen liggen zwakke governancestructuren voor instandhouding en duurzaam beheer van bossen, met name in ontwikkelingslanden 13. Een groot aantal landen is partij bij intergouvernementele initiatieven om bepaalde criteria en indicatoren in te voeren voor de monitoring van een duurzaam bosbeheer, maar die zijn niet volledig gebaseerd op gemeenschappelijke beginselen en criteria en omvatten geen mechanisme voor toezicht op de inachtneming van de overeengekomen beginselen. In de plaats daarvan zijn certificatieregelingen op basis van vrijwilligheid opgezet om toe te zien op een duurzaam bosbeheer 14. Momenteel is slechts 8% van alle bossen ter wereld gecertificeerd, terwijl dat in de EU voor 45% van de bossen het geval is 15. In de EU worden de huidige risico's voor de duurzaamheid als beperkt beschouwd aangezien de meeste biomassa afkomstig is van residuen uit Europese bossen en bijproducten van andere sectoren (verwerkingsresiduen) en aangezien het toezicht op de bosbeheerstructuren sterk is. De verwachte toename van de vraag naar biomassa uit interne en niet-eu-bronnen noopt echter tot waakzaamheid over de mate waarin de verwachte toename van het biomassagebruik een effect zal hebben op de koolstofvoorraden die momenteel aanwezig zijn in bossen, landbouwgewassen en bodems De boekhouding in verband met landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw Ontbossing, aantasting van bossen en een aantal andere praktijken kunnen resulteren in een aanzienlijke vermindering van de terrestrische koolstofreservoirs en/of aanzienlijke productiviteitswijzigingen (bv. oogstpraktijken die resulteren in buitensporige verwijdering van afval of stronken uit bossen). In het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) worden de emissies in verband met landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) gerapporteerd door alle bijlage 1-landen, waaronder de lidstaten van de EU, Rusland Canada en de VS. De in het kader van het Kyoto-protocol gebruikte boekhoudregels moeten echter worden verbeterd. Er is internationaal overleg over de klimaatverandering aan de gang om een beslissing te nemen over de te gebruiken boekhoudmethoden voor LULUCF in het kader van een nieuwe internationale overeenkomst FAO (2009) "Small-scale bioenergy initiatives", ftp://ftp.fao.org/docrep/fao/011/aj991e/aj991e.pdf. Zoals het Pan-Europees boscertificeringsinitiatief (PEFC) of de Raad voor duurzaam bosbeheer (FSC). COWI-consortium (2009) "Technical Assistance for an evaluation of international schemes to promote biomass sustainability". NL 5 NL

7 In het raam van het UNFCCC zijn ook besprekingen aan de gang over een VN-programma ter vermindering van de emissies ten gevolge van ontbossing en aantasting van bossen in de ontwikkelingslanden (Reducing Emissies from Deforestation and forest Degradation - REDD). LULUCF-emissies kunnen het best worden aangepakt door een internationaal kader vast te leggen voor de boekhouding van zowel afvangst als emissie ten gevolge van alle vormen van landgebruik (productie van voedingsmiddelen, veevoer, vezels, enz.). Dit zou het doen toenemen van de koolstofreservoirs belonen, wat belangrijk is om afdoende biomassabronnen op langere termijn te waarborgen. Een goede LULUCF-boekhouding kan een belangrijke bijdrage leveren tot de duurzame productie van biomassa Broeikasgasemissiereducties over de gehele levenscyclus Een van de belangrijkste drijfveren voor de bevordering van bio-energie wordt gevormd door de potentiële milieubaten, onder meer op het gebied van de broeikasgasemissiereducties die kunnen worden bereikt door fossiele brandstoffen te vervangen door biomassa. Levenscyclusbeoordeling (LCB) wordt als een geschikte methode beschouwd om de broeikasgasemissiereducties van bio-energie te beoordelen in vergelijking met de milieuprestaties van fossiele alternatieven. De broeikasgasbalans van bio-energiesystemen verschilt naar gelang van het grondstoftype, de wijziging van de hoeveelheid opgeslagen koolstof ten gevolge van verandering in landgebruik, het vervoer, de verwerking van de grondstoffen en de omzettingtechnologieën bij de productie van elektriciteit of warmte. Er bestaat niet één LCB-methodologie. De methodologische keuzes voor de LCB zullen een effect hebben op de bepaling van de broeikasgasemissiereducties van bio-energie. De in de richtlijn betreffende het gebruik van hernieuwbare energiebronnen neergelegde LCBmethodologie voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa was gebaseerd op een zorgvuldige analyse en is bekrachtigd door de wetgever. Met het oog op de consistentie ware het zinvol dezelfde methodologie te gebruiken voor alle types bio-energie. In de LCB-methode van de richtlijn betreffende het gebruik van hernieuwbare energiebronnen wordt de energieketen gevolgd van de bron tot de energie bij eindgebruik, bv. de uiteindelijke brandstof in de vervoersector. In het geval van vaste en gasvormige biomassa die gebruikt wordt bij elektriciteitsproductie, verwarming en koeling, is de eindenergie niet de uiteindelijke brandstof, maar elektriciteit, verwarming of koeling. Om de broeikasgasemissiereducties van biomassa te evalueren, moet de LCB-methodologie worden uitgebreid om de omzetting van de biomassabrandstof in elektriciteit, verwarming of koeling mee op te nemen in de berekening van de broeikasgasemissies. Bovendien moet de methodologie het mogelijk maken om passende respectieve fracties van de broeikasgasemissies ten gevolge van de gezamenlijke opwekking van warmte en elektriciteit toe te wijzen aan de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit en warmte. De levenscyclusemissies voor vaste en gasvormige biomassa gebruikt bij elektriciteitsproductie, NL 6 NL

8 verwarming en koeling kunnen worden vergeleken met de gemiddelde emissies bij de productie in de EU van elektriciteit, warmte en koeling op basis van fossiele brandstoffen 16. Rekening houdend met deze methodologische aspecten worden in figuur 1 de typische broeikasgasemissiereducties getoond van bio-energie die wordt geproduceerd met behulp van verschillende bronnen van vaste biomassa. Hierbij zijn de omzettingsverliezen meegerekend, gebaseerd op de aanname van een elektriciteitsomzettingsrendement van 25% en een thermisch omzettingsrendement van 85%. Figuur 1 Typische broeikasgasemissiereducties van vaste biomassa 17 Broeikasgasreductie (in %) (vergeleken met fossiele brandstoffen uit EU) Broeikasgasreductie dankzij het gebruik van vaste biomassa bij elektriciteitsproductie en verwarming 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% FR spaanders (EU) FR spaanders (tropisch) FR pellets (EU/hout als procesbrandstof) FR pellets (EU aardgas als procesbrandstof) Bagassebriketten (hout als procesbrandstof) FR pellets (tropisch/hout als procesbrandstof) FR pellets (tropisch/aardgas als procesbrandstof) FR houtskool (EU) FR houtskool (tropisch) Stro van graangewassen (EU) SRC pellets (EU/ hout als procesbrandstof) SRC pellets (EU/ aardgas als procesbrandstof) Bagassebriketten (aardgas als procesbrandstof) Bagassebalen Palmpitdoppen Miscanthus SRC spaanders (EU) SRC spaanders (tropisch) Vaste biomassa als grondstof SRC pellets (tropisch/ hout als procesbrandstof) Elektriciteit Verwarming SRC pellets (tropisch/ aardgas als procesbrandstof) Bron: GCO Wanneer bos- en landbouwresiduen worden gebruikt, zijn de broeikasgasemissiereducties bij gebruik van Europese grondstoffen groot, in het algemeen een reductie van meer dan 80% in vergelijking met het fossiele alternatief. Het risico van een lage broeikasgasreductie is dus kleiner dan de risico's bij het gebruik van biobrandstoffen in de vervoersector, meer bepaald omdat de typische verwerkingsstappen (bv. het persen van pellets) in het algemeen minder energie vergen dan de processen die vereist zijn om transportbrandstoffen te maken. Er kan zich een hoger emissieniveau voordoen bij gebruikmaking van landbouwgewassen en in Met het oog op de consistentie ware het verkieslijk een soortgelijke uitbreiding te hanteren bij de methode voor vloeibare biomassa, aangezien die ook wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit en voor warmte/koeling. Een dergelijke uitbreiding vergt echter een wijziging van bijlage V van de richtlijn betreffende het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. FR = bosresiduen en SRC = hakhout met korte omlooptijd. Bij de waarden in figuur 1 is geen rekening gehouden met de positieve of negatieve broeikasgasseneffecten van veranderingen in landgebruik, maar deze effecten moeten worden meegenomen bij de afweging van het biomassabeleid. NL 7 NL

9 zekere mate bij het gebruik van hakhout met korte omlooptijd, dit ten gevolge van het gebruik van meststoffen in de landbouwsector, wat normaal niet het geval is in de bosbouwsector. Wanneer tropische of subtropische grondstoffen worden gebruikt, met name bij producten die een grotere energie-input vergen (zoals in het geval van houtskool) is de broeikasgasemissie in het algemeen groter aangezien de verwerking vaak gebeurt met gebruikmaking van fossiele brandstoffen en (in minder mate) door de emissie bij het vervoer naar de EU Energieomzettingsrendement Tot de voornaamste doelstellingen van de Gemeenschap op energiegebied behoren een vermindering van het energieverbruik en een verhoging van de efficiëntie bij opwekking. Het energieomzettingsrendement van huishoudelijke met biomassa gestookte kachels en verwarmingsketels varieert van 10 tot 95%. Gezamenlijke opwekking (van warmte en elektriciteit) en centrales voor stadsverwarming kunnen een rendement bereiken van 80-90%, terwijl grootschalige opwekking en afvalverbranding met energieterugwinning een rendement van 10 tot 35% kan hebben. Er bestaat dus een groot potentieel voor vermindering van het energieverbruik dankzij verhoging van het omzettingsrendement. Wanneer wordt nagedacht over energie-efficiëntiecriteria voor bio-energie-installaties moet rekening worden gehouden met de brede spreiding van de energieomzettingsrendementen die in hoge mate afhangen van schaal, gebruikte brandstof, technologie en eindgebruik. Bij brandstoffen waarvoor verschillende omzettingprocessen beschikbaar zijn, is het met name belangrijk het gebruik van de meeste efficiënte omzettingprocessen te bevorderen. Voor huishoudelijke verwarmingsketels worden beleidsmaatregelen op het gebied van gemeenschappelijke energie-efficiëntie- en milieuprestatienormen (inclusief met betrekking tot de luchtkwaliteit) voorbereid in het kader van de richtlijn inzake het ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten 19. Er worden ook maatregelen ingevoerd krachtens de richtlijn betreffende de vermelding van het energieverbruik op het etiket van producten 20 en de herschikking van de richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen 21. Deze beleidsinstrumenten hebben betrekking op de energieomzetting van (voornamelijk) huishoudelijke kachels en verwarmingsketels, of zij nu fossiele, dan wel hernieuwbare brandstoffen gebruiken. In beginsel valt een gemeenschappelijk energie-efficiëntiebeleid voor zowel fossiele brandstoffen als brandstoffen die uit biomassa bestaan te verkiezen, dit om te vermijden dat wordt overgestapt op fossiele brandstoffen wanneer voor toepassingen met dergelijke brandstoffen niet dezelfde normen gelden. Minimumefficiëntie-eisen die uitsluitend voor bio-energie-installaties gelden, kunnen een negatieve prikkel geven voor het gebruik van biomassa-afvalstromen die niet voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt (bv. rioolslib). 3. Aanbevelingen voor passende actie om duurzaamheidsaspecten aan te pakken De in hoofdstuk 2 besproken duurzaamheidsaspecten doen de volgende vragen rijzen: (1) wat is het geschikte niveau om actie te ondernemen en (2) wat moet die actie inhouden? Richtlijn 2005/32/EG. Richtlijn 92/75/EEG. COM(2008) 780, met name artikel 8 betreffende minimumeisen inzake energieprestaties voor de technische bouwsystemen die in de gebouwen zijn geïnstalleerd. NL 8 NL

10 3.1. Op welk niveau moet actie worden ondernomen? De grote hoeveelheid verschillende verschijningsvormen van biomassa maken het moeilijk om in dit stadium een geharmoniseerde regeling voor te stellen. Verschillende soorten biobrandstoffen brengen verschillende uitdagingen mee op het gebied van duurzame productie, broeikasgasemissiereducties of energieomzetting met hoog rendement. Wanneer de biomassa wordt geproduceerd uit afval en residuen uit land- en bosbouw van binnen de EU, mag er, wanneer daarbij geen verandering in landgebruik optreedt, ook van worden uitgegaan dat de duurzaamheidsrisico's momenteel gering zijn. Om deze redenen stelt de Commissie in dit stadium geen bindende criteria op EU-niveau voor. Om echter het risico van de vaststelling op nationaal niveau van zeer verschillende en mogelijk onderling onverenigbare criteria te minimaliseren, wat zou leiden tot onderling afwijkende niveaus van mitigatie, tot belemmeringen voor de handel en tot het verstikken van de groei van de bio-energiesector (alsook tot grotere kosten voor de lidstaten om hun nationale streefcijfers te bereiken), richt de Commissie hierbij aanbevelingen tot de lidstaten inzake de ontwikkeling van hun duurzaamheidsregelingen Aanbevolen duurzaamheidscriteria De Commissie beveelt aan dat de lidstaten die reeds nationale duurzaamheidsregelingen hebben ingevoerd voor vaste en gasvormige biomassa die bij elektriciteitsproductie, verwarming en koeling wordt gebruikt, of die voornemens zijn dergelijke regelingen in te voeren, erover waken dat bedoelde regelingen in bijna alle aspecten overeenstemmen met die van de richtlijn betreffende hernieuwbare energiebronnen 22. Dit zal een grotere consistentie waarborgen en ongegronde discriminatie bij het gebruik van grondstoffen voorkomen. 22 Voor het gemak wordt eraan herinnerd dat de duurzaamheidscriteria van de richtlijn betreffende hernieuwbare energiebronnen de volgende zijn: bij artikel 17, lid 2, wordt een minimale broeikasgasemissiereductiewaarde vastgesteld van 35%, die tegen 1 januari 2017 moet zijn opgelopen tot 50% en tegen 1 januari 2018 tot 60% voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa die zijn geproduceerd in installaties waarvan de productie op of na 1 januari 2017 is gestart. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, moeten afvalstoffen en residuen alleen voldoen aan de minimale broeikasgasprestatieeisen, niet aan de andere criteria. Krachtens artikel 17, lid 3, lid 4 en lid 5, mogen voor biomassa geen grondstoffen worden gebruikt die respectievelijk afkomstig zijn van land met een grote biodiversiteit, verkregen zijn van land met hoge koolstofreservoirs of verkregen zijn van land dat veengebied was. Overeenkomstig artikel 17, lid 6, moeten landbouwgrondstoffen die in de Gemeenschap worden geteeld, worden verkregen overeenkomstig specifieke landbouwverordeningen van de EU. Krachtens artikel 18, lid 1, moeten de marktpartijen overeenstemming met de criteria aantonen met gebruikmaking van de 'massabalansmethode' voor de verificatie van de bewakingsketen. [Overeenstemming met de criteria kan worden aangetoond op één van de volgende drie manieren: (1) erkenning op EU-niveau van regelingen op basis van vrijwilligheid met betrekking tot één of meer van de duurzaamheidscriteria (2) via bilaterale of multilaterale overeenkomsten met derde landen en (3) aan de hand van de nationale verificatiemethoden van de lidstaten.] De gevolgen van het niet-voldoen aan de eisen van de duurzaamheidsregeling zijn vervat in artikel 17, lid 1, waarin is gesteld dat biobrandstoffen en vloeibare biomassa die niet aan de criteria voldoen, niet kunnen worden meegeteld bij de EU-streefcijfers voor het gebruik van duurzame energie of de streefcijfers van de brandstofkwaliteitsrichtlijn (Richtlijn 2009/30/EG) en de nationale verplichtingen tot het gebruik van hernieuwbare energiebronnen; zij zijn tevens zijn uitgesloten van financiële steun. NL 9 NL

11 Gezien de kenmerken van productie en gebruik van vaste en gasvormige biomassa ten behoeve van elektriciteitsproductie, verwarming en koeling, kunnen de volgende verschillen worden gehanteerd: 1. overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de richtlijn betreffende hernieuwbare energiebronnen, hoeven afvalstoffen en bepaalde residuen alleen te voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, lid 2, d.w.z. de broeikasgasemissiereductiecriteria. Het is niet gemakkelijk om broeikasgasstandaardwaarden voor velerlei verschillende mogelijke grondstoffen, zoals afvalstoffen, dan wel gemeenschappelijke standaardwaarden voor een reeks soortgelijke grondstoffen of een mengsel daarvan, vast te stellen. Het is ook moeilijk om verplichtingen en extra kosten om te voldoen aan de broeikasgasemissiereductiecriteria op te leggen aan sectoren die reeds routinematig hoge broeikasgasemissiereducties bereiken door bijvoorbeeld afval als brandstof te gebruiken. Er wordt dus aanbevolen het emissiereductiecriterium niet te gebruiken voor afvalstoffen, maar wel voor de in bijlage II genoemde producten waarvoor standaardbroeikasgasemissiewaarden zijn berekend; 2. de methodologie voor het berekenen van de broeikasgasemissies moet worden uitgebreid als omschreven onder punt 2.2, wat resulteert in de methodologische regels van bijlage I. Standaard- en typische emissiereductiewaarden die aan de hand van deze methodologie zijn berekend, zijn voor de primaire vaste en gasvormige biomassabrandstoffen gepresenteerd in bijlage II. Overeenkomstig de aanbevolen methodologie van bijlage I moet de standaardwaarde worden gedeeld door het feitelijke energieomzettingsrendement van de elektriciteitsproductie- of verwarmings-/koelingsinstallatie om zo een waarde voor de totale broeikasgasemissies te verkrijgen; 3. om een hoger energieomzettingsrendement te bevorderen, moeten de lidstaten in hun ondersteuningsregelingen voor elektriciteitsproductie- en verwarmings- en koelingsinstallaties een onderscheid maken ten gunste van installaties met een hoog energieomzettingsrendement, zoals hoogrendementsinstallaties met warmtekrachtkoppeling als omschreven in de warmtekrachtkoppelingsrichtlijn 23. Naar verwachting zal de Commissie in 2010 minimumrendements- en -milieueisen met betrekking tot de luchtkwaliteit voorstellen voor kleinschalige verwarmingsketels die gebruik maken van vaste brandstoffen 24. LULUCF-boekhouding en bepalingen met betrekking tot REDD kunnen ertoe bijdragen duurzaamheidskwesties in verband met landgebruik in derde landen aan te pakken. Aangezien dergelijke regels nog niet op internationaal niveau zijn ingevoerd, en gezien de relatief grotere duurzaamheidsrisico's met betrekking tot bosbouw, zal de Commissie de voortgang op dit gebied van nabij volgen en zal zij de situatie opnieuw evalueren vóór 31 december In het geval de LULUCF- en REDD-problematiek op onvoldoende wijze wordt aangepakt op internationaal niveau of wanneer de landen zich onvoldoende inspannen om dergelijke regels toe te passen, kan de Commissie overwegen een procedure in te leiden om potentiële duurzaamheidsproblemen aan te pakken Richtlijn 2004/08/EG. Om een gelijk speelveld te waarborgen, moeten alle vaste brandstoffen (bv. steenkool, biomassa) vallen onder het energie-efficiëntiebeleid. NL 10 NL

12 3.3. Werkingssfeer voor de toepassing van de criteria De biomassasector is versnipperd en er zijn talrijke kleinschalige gebruikers van biomassa. Er wordt aanbevolen de duurzaamheidsregelingen te beperkten tot de grotere energieproducenten, met installaties van meer dan 1 MW thermische of 1MW elektrische capaciteit. Aan kleinschalige producenten eisen met betrekking tot het aantonen van de duurzaamheid opleggen, verzwaart hun administratieve lasten al te veel. Betere prestaties en hogere efficiëntie moeten natuurlijk wel worden aangemoedigd Eisen voor rapportering en monitoring De handel in biomassa in de EU speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de bioenergiesector. De nationale en Europese statistieken vertonen nog grote leemten wat de hoeveelheid biomassa betreft die voor energiedoeleinden wordt gebruikt. Om de gegevens over het gebruik van biomassa te verbeteren, wordt aanbevolen dat de lidstaten informatie bijhouden over de oorsprong van de primaire biomassa die wordt gebruikt in elektriciteitsproductie- en verwarmings- en koelingsinstallaties van minimaal 1 MW om zo de statistieken inzake biomassagebruik te verbeteren en de effecten van dit gebruik op de gebieden van oorsprong te monitoren. De lidstaten worden er ook toe aangespoord om kleinschalig (voornamelijk huishoudelijk) gebruik van biomassa te monitoren via overzichtsonderzoek en om de beschikbaarheid en kwaliteit van de data te verbeteren. Aanbevolen wordt de door de lidstaten verzamelde informatie mede te delen aan de Commissie zodat die daarmee rekening kan houden bij de monitoring van potentieel kwetsbare gebieden. Ook de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van bredere duurzaamheidsregelingen die van invloed zijn op bossen (bv. regelingen voor een duurzaam bosbeheer) of op andere land- of bosbouwproducten zullen worden gemonitord, om op die manier na te gaan of duurzaamheidseisen voor uitsluitend energetische toepassingen van biomassa uit de land- en bosbouw bijdragen tot een duurzame ontwikkeling van de desbetreffende sectoren. De Commissie zal tevens inspanningen evalueren om een boekhouding te maken van de mondiale emissies ten gevolge van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering. 4. Conclusies Tot de lidstaten wordt het verzoek gericht rekening te houden met deze aanbevelingen inzake duurzaamheidscriteria en inzake rapportering en monitoring. Deze aanbevelingen hebben tot doel de duurzame productie en een duurzaam gebruik van biomassa te bevorderen, een goede werking van de interne markt voor biomassa te waarborgen en belemmeringen voor de ontwikkeling van bio-energie uit de weg te ruimen. Daarom wordt met name aanbevolen aan lidstaten die al duurzaamheidscriteria hebben uitgewerkt welke van de bovenstaande aanbevelingen afwijken, om deze laatste goed in hun eigen criteria te verwerken. In elk geval moeten de lidstaten erover waken dat de nationale duurzaamheidsregelingen geen al dan niet verdoken middel zijn voor willekeurige discriminatie of beperking van de handel. De Commissie zal uiterlijk op 31 december 2011 een verslag publiceren. Zij zal daarin nagaan of de nationale regelingen het duurzaamheidsaspect bij het gebruik van biomassa van binnen of buiten de EU op afdoende en geschikte wijze hebben geïntegreerd en of deze regelingen al dan niet hebben geleid tot belemmeringen voor de handel en voor de ontwikkeling van de bio- NL 11 NL

13 energiesector. Zij zal zich onder meer beraden over de vraag of aanvullende maatregelen passend zijn, zoals gemeenschappelijke duurzaamheidscriteria op EU-niveau. De Commissie zal ook rapporteren over de wijze waarop het internationale klimaatveranderingsoverleg en andere beleidsontwikkelingen, inclusief LULUCF-boekhouding en REDD, een effect hebben op de duurzame productie van biomassa, gebruikt voor de productie van energie, levensmiddelen, veevoer of vezels. NL 12 NL

14 BIJLAGE I Methodologie voor de berekening van de broeikasgasemissiereducties van vaste en gasvormige biomassa gebruikt bij elektriciteitsproductie, verwarming en koeling 1a. De broeikasgasemissie ten gevolge van de productie van brandstoffen in de vorm van vaste en gasvormige biomassa, voordat zij worden omgezet in elektriciteit, verwarming en koeling, wordt als volgt berekend: waarin: E = e ec + e l + e p + e td + e u - e sca - e ccs - e ccr, E = de totale emissie ten gevolge van de productie van brandstof vóór de energieomzetting; e ec = emissies ten gevolge van het ontginnen of de teelt van grondstoffen; e l = de op jaarbasis berekende emissies van wijzigingen in koolstofvoorraden door verandering in landgebruik; e p = emissies ten gevolge van verwerkende activiteiten; e td = emissies ten gevolge van vervoer en distributie; e u = emissies ten gevolge van de brandstof bij gebruik, d.w.z. broeikasgassen die worden uitgestoten gedurende de verbranding van vaste en gasvormige biomassa; e sca = de emissiereductie door koolstofaccumulatie in de bodem als gevolg van beter landbouwbeheer; e ccs = de emissiereductie door het afvangen en geologisch opslaan van koolstof; e ccr = de emissiereductie door het afvangen en vervangen van koolstof. Met de emissies ten gevolge van de productie van machines en apparatuur wordt geen rekening gehouden. 1b. De broeikasgasemissie ten gevolge van het gebruik van vaste en gasvormige biomassa bij elektriciteitsproductie, verwarming of koeling, inclusief de energieomzetting tot elektriciteit en/of verwarming of koeling, wordt als volgt berekend: Voor installaties die uitsluitend nuttige warmte produceren: E ECh = η h NL 13 NL

15 Voor installaties die uitsluitend elektriciteit produceren: EC el E = η el Voor installaties die uitsluitend nuttige koeling produceren: E ECc = η c waarin: EC h = de totale broeikasgasemissie van het energie-eindproduct, namelijk verwarming; EC el = elektriciteit; EC c = koeling; de totale broeikasgasemissie van het energie-eindproduct, namelijk de totale broeikasgasemissie van het energie-eindproduct, namelijk η el = het elektrische rendement, gedefinieerd als de jaarlijks geproduceerde elektriciteit gedeeld door de jaarlijkse brandstofinput. η h = het thermische rendement, gedefinieerd als de jaarlijks geproduceerde nuttige warmteoutput, d.w.z. de warmte die wordt opgewekt om aan een economisch gerechtvaardigde vraag om warmte te voldoen, gedeeld door de jaarlijkse brandstofinput; η c = het thermische rendement, gedefinieerd als de jaarlijks geproduceerde nuttige koelingsoutput, d.w.z. de koeling die wordt opgewekt om aan een economisch gerechtvaardigde vraag om koeling te voldoen, gedeeld door de jaarlijkse brandstofinput. Met een economisch gerechtvaardigde vraag wordt een vraag bedoeld die de behoefte aan warmte of koeling niet overschrijdt en waaraan in andere gevallen aan marktvoorwaarden zou worden voldaan. Voor de elektriciteit die afkomstig is van energie-installaties die nuttige warmte produceren: EC el E = ηel C el Cel ηel η + C el h η h Voor de nuttige warmte die afkomstig is van energie-installaties die elektriciteit produceren: NL 14 NL

16 EC h waarin: E = ηh C el Ch η h η + C el h η h C el = de exergiefractie in de elektriciteit, of een andere energiedrager die geen warmte is, vastgelegd op 100% (C el = 1). C h = het Carnotrendement (de exergiefractie in de nuttige warmte). Het Carnotrendement, C h, voor nuttige warmte bij verschillende temperaturen is: T T h 0 Ch = Th waarin: T h = de temperatuur, uitgedrukt in graden kelvin, van de nuttige warmte op de plek waar de warmte als eindenergie wordt afgegeven; T 0 = de omgevingstemperatuur, vastgesteld op 273 kelvin (= 0 C). Voor T h < 150 C (423 kelvin) is C h als volgt gedefinieerd: C h = het Carnotrendement voor warmte op 150 C (423 kelvin), meer bepaald: 0, De broeikasgasemissies ten gevolge van het gebruik van vaste en gasvormige biomassa voor elektriciteitsproductie, verwarming en koeling, EC, worden uitgedrukt in termen van gram CO 2 -equivalent per MJ energie-eindproduct (warmte, koeling of elektriciteit), gco 2eq /MJ. 3. De broeikasgasemissiereductie ten gevolge van de productie van warmte, koeling en elektriciteit met behulp van vaste en gasvormige biomassa wordt als volgt berekend: REDUCTIE = (EC F (h,el,c) EC h,el,c )/EC F (h,el,c), waarin: EC h,el,c = de totale emissies ten gevolge van warmte, koeling of elektriciteit; en EC F (h,el,c) = de totale emissies ten gevolge van het gebruik van het fossiele alternatief voor de opwekking van warmte, koeling of elektriciteit. 4. Met het oog op de toepassing van punt 1, worden de broeikasgassen CO 2, N 2 O en CH 4 in aanmerking genomen. Met het oog op de berekening van de CO 2 -equivalentie worden de volgende waarden toegekend aan deze gassen: CO 2 : 1 NL 15 NL

17 N 2 O: 296 CH 4 : De emissies ten gevolge van het ontginnen, de oogst of de teelt van grondstoffen, e ec, komen onder meer vrij door het proces van ontginnen, oogst of teelt zelf, door het verzamelen van de grondstoffen, door afval en lekken en door de productie van chemische stoffen of producten die worden gebruikt voor het ontginnen of de teelt. Met het afvangen van CO 2 bij de teelt van grondstoffen wordt geen rekening gehouden. Gecertificeerde reducties van broeikasgasemissies door het affakkelen in olieproductie-installaties overal ter wereld worden afgetrokken. Als alternatief voor het gebruik van de feitelijke waarden mogen ramingen van de emissies bij teelt en oogst worden afgeleid uit het gebruik van gemiddelden voor kleinere geografische regio's dan die welke worden gebruikt bij de berekening van de feitelijke waarden. 6. Op jaarbasis berekende emissies uit wijzigingen van koolstofvoorraden door veranderingen in landgebruik, e l, worden berekend door de totale emissies gelijkelijk te delen door 20 jaar. Voor de berekening van deze emissies wordt de volgende regel toegepast: e l = (CS R CS A ) 3,664 1/20 1/P e B waarin e l = de op jaarbasis berekende broeikasgasemissies uit wijzigingen van de koolstofvoorraad door verandering in landgebruik (gemeten als massa CO 2 - equivalent per eenheid van energie uit vaste en gasvormige biomassa); CS R = de koolstofvoorraad per landeenheid van het referentielandgebruik (gemeten als massa koolstof per landeenheid, inclusief bodem en vegetatie). Het referentielandgebruik is het landgebruik op het laatste van de volgende twee tijdstippen: in januari 2008 of 20 jaar vóór het verkrijgen van de grondstoffen; CS A = de koolstofvoorraad per landeenheid van het werkelijke landgebruik (gemeten als massa koolstof per landeenheid, inclusief bodem en vegetatie). Wanneer de vorming van de koolstofvoorraad zich over een periode van meer dan één jaar uitstrekt, is de aan CS A toegekende waarde de geraamde voorraad per landeenheid na twintig jaar of wanneer het gewas tot volle wasdom komt, als dat eerder is; P = de productiviteit van het gewas (gemeten als energie uit vaste en gasvormige biomassa per landeenheid per jaar); en e B = een bonus van 29 g CO 2eq /MJ voor vaste en gasvormige biomassa indien de biomassa afkomstig is van hersteld aangetast land, mits aan de in punt 7 gestelde voorwaarden is voldaan. 7. De bonus van 29 g CO 2eq /MJ wordt toegekend wanneer is aangetoond dat het land: (a) in januari 2008 niet voor landbouwdoeleinden of andere doeleinden werd gebruikt; en NL 16 NL

18 (b) in één van de volgende categorieën valt: (i) hetzij ernstig is aangetast, ook als het gaat om land dat voorheen voor landbouwdoeleinden werd gebruikt; (ii) hetzij ernstig is vervuild. De bonus van 29 g CO 2eq /MJ geldt voor een periode van tien jaar, vanaf de datum dat het land naar landbouwgebruik wordt omgeschakeld, mits ten aanzien van het onder punt (i) bedoelde land gezorgd wordt voor een gestage groei van de koolstofvoorraad en een aanzienlijke vermindering van de erosieverschijnselen en dat voor het onder punt (ii) bedoelde land de bodemvervuiling wordt teruggedrongen. 8. De onder punt 7, sub (b), bedoelde categorieën worden als volgt gedefinieerd: (a) onder "ernstig aangetast land" wordt verstaan, gronden die gedurende een lange tijdspanne hetzij aanzienlijk verzilt zijn, hetzij een zeer laag gehalte aan organische stoffen vertonen en aan ernstige erosie lijden; (b) onder "ernstig vervuild land" wordt verstaan, gronden die wegens hun vervuiling niet geschikt zijn voor de teelt van levensmiddelen of diervoeders. Deze gronden omvatten ook land waarover de Commissie een besluit heeft genomen overeenkomstig de vierde alinea van artikel 18, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG. 9. Overeenkomstig bijlage V, deel C, punt 10, van Richtlijn 2009/28/EG stelt de Commissie in het kader van die richtlijn richtsnoeren op voor de berekening van koolstofvoorraden te land op basis van de IPCC-richtsnoeren van 2006 inzake nationale inventarislijsten van broeikasgassen volume 4, die dienen als basis voor de berekening van de koolstofvoorraden te land. 10. Emissies ten gevolge van verwerkende activiteiten, e p, omvatten de emissies van de verwerking zelf, van afval en lekken en van de productie van chemische stoffen of producten die bij de verwerking worden gebruikt. Bij het berekenen van het verbruik aan elektriciteit die niet in de brandstofproductieinstallatie is geproduceerd, wordt de intensiteit van de broeikasgasemissie ten gevolge van de productie en distributie van die elektriciteit geacht gelijk te zijn aan de gemiddelde intensiteit van de emissies ten gevolge van de productie en distributie van elektriciteit in een bepaald gebied. In afwijking van deze regel mogen producenten een gemiddelde waarde hanteren voor de elektriciteit die wordt geproduceerd door een individuele installatie voor elektriciteitsproductie, als die installatie niet is aangesloten op het elektriciteitsnet. 11. De emissies ten gevolge van vervoer en distributie, e td, omvatten de emissies ten gevolge van het vervoer en de opslag van grondstoffen en halfafgewerkte materialen en van de opslag en distributie van afgewerkte materialen. De emissies ten gevolge van vervoer en distributie waarmee uit hoofde van punt 5 rekening moet worden gehouden, vallen niet onder dit punt. NL 17 NL

19 12. De emissies ten gevolge van de brandstof bij gebruik, e u, worden voor vaste en gasvormige biomassa geacht nul te zijn. 13. Met betrekking tot de emissiereductie door het afvangen en geologisch opslaan van koolstof, e ccs, die nog niet is meegerekend in e p, wordt alleen rekening gehouden met emissies die vermeden worden door de afvang en opslag van uitgestoten CO 2 die het directe gevolg is van de ontginning, het vervoer, de verwerking en de distributie van brandstof. 14. Met betrekking tot de emissiereductie door het afvangen en vervangen van koolstof, e ccr, wordt alleen rekening gehouden met emissies die vermeden worden door de afvang van uitgestoten CO 2 waarvan de koolstof afkomstig is van biomassa en die gebruikt wordt om de in commerciële producten en diensten gebruikte CO 2 uit fossiele brandstoffen te vervangen. 15. Als een proces voor de productie van brandstof niet alleen de energiedrager waarvoor de emissies worden berekend oplevert, maar ook één of meer andere producten ("bijproducten"), worden de broeikasgasemissies in verhouding tot hun energie-inhoud verdeeld tussen de energiedrager of het tussenproduct ervan en de bijproducten. Voor de berekening van de nuttige warmte als bijproduct gebeurt de verdeling tussen nuttige warmte en andere bijproducten met gebruikmaking van het Carnotrendement (C), waarbij C wordt gelijkgesteld aan 1 voor alle andere bijproducten dan warmte. A i E Ci ηi = ηi Ci ηi + C h η h waarin: A i = de voor (bij)product i toegewezen broeikasgasemissies in het toewijzingspunt; E = de totale broeikasgasemissies in het toewijzingspunt; η i = de fractie van het bijproduct of product, gemeten in termen van energiegehalte, gedefinieerd als de jaarlijkse hoeveelheid geproduceerd bijproduct of product gedeeld door de jaarlijkse energie-input. η h = de fractie van de warmte die wordt geproduceerd samen met ander bijproducten of producten, gedefinieerd als de jaarlijkse nuttige warmteoutput gedeeld door de jaarlijkse energie-input. C i = de exergiefractie in de energiedrager (andere dan warmte), gelijkgesteld aan 1; C h = het Carnotrendement (exergiefractie in de nuttige warmte). Het Carnotrendement, C h, voor nuttige warmte op verschillende temperaturen is: NL 18 NL

20 T T h 0 Ch = Th waarin: T h = de temperatuur, uitgedrukt in graden kelvin, van de nuttige warmte op de plek waar de warmte wordt afgegeven; T 0 = de omgevingstemperatuur, vastgesteld op 273 kelvin (= 0 C). Voor T h < 150 C (423 kelvin) wordt C h als volgt gedefinieerd: C h = het Carnotrendement voor warmte op 150 C (423 kelvin), meer bepaald: 0, Met het oog op de in punt 15 vermelde berekening, zijn de te verdelen emissies e ec + e l + de fracties van e p, e td en e ee die ontstaan tot en met de stap van het proces waarin een bijproduct wordt geproduceerd. Als een toewijzing aan bijproducten heeft plaatsgevonden in een eerdere processtap van de cyclus, wordt hiervoor de emissiefractie gebruikt die in de laatste stap is toegewezen aan het tussenproduct in plaats van de totale emissies. In het geval van vaste en gasvormige biomassa wordt met het oog op deze berekening rekening gehouden met alle bijproducten, inclusief elektriciteit, die niet onder punt 14 vallen, behalve residuen van landbouwproducten zoals stro, bagasse, vliezen, kolven en notendoppen. Bijproducten met een negatieve energie-inhoud worden met het oog op deze berekening geacht een energie-inhoud nul te hebben. Afval, secundaire biomassa en primaire residuen van bos- en landbouwproducten, zoals boomtoppen en takken, stro, bagasse, vliezen, kolven en notendoppen, en residuen van verwerking, met inbegrip van ruwe glycerine (niet-geraffineerde glycerine), worden geacht tijdens hun levenscyclus geen broeikasgasemissies te veroorzaken totdat ze worden verzameld. In het geval van brandstoffen die in raffinaderijen worden geproduceerd, is de raffinaderij de analyse-eenheid met het oog op de in punt 15 vermelde berekening. 17. Met het oog op de in punt 4 vermelde berekening wordt voor vaste en gasvormige biomassa voor elektriciteitsproductie de waarde 198 gco 2eq /MJ elektriciteit gebruikt voor de parameter voor de vergelijking met fossiele brandstoffen, EC F(el). Met het oog op de in punt 4 vermelde berekening wordt voor vaste en gasvormige biomassa voor warmteopwekking de waarde 87 gco 2eq /MJ warmte gebruikt voor de parameter voor de vergelijking met fossiele brandstoffen, EC F(h). Met het oog op de in punt 4 vermelde berekening wordt voor vaste en gasvormige biomassa ten behoeve van koeling via absorptie-warmtepompen de waarde 57 gco2eq/mj koeling gebruikt voor de parameter voor de vergelijking met fossiele brandstoffen, EC F(c). NL 19 NL

21 BIJLAGE II Typische en standaardwaarden voor vaste en gasvormige biomassa wanneer geproduceerd zonder netto kooldioxide-emissies ten gevolge van wijziging van het landgebruik Keten voor primaire vaste en gasvormige biomassa Typische broeikasgasemissies (gco 2eq /MJ) Standaardbroeikasgasemissies (gco 2eq /MJ) Houtspaanders van bosbouwresiduen (Europese continentale bossen in gematigd klimaat) Houtspaanders van bosbouwresiduen (tropische en subtropische bossen) Houtspaanders van houtteelt in snelle rotatie (Europese continentale bossen in gematigd klimaat) Houtspaanders van houtteelt in snelle rotatie (tropisch en subtropisch, bv. eucalyptus) Houtbriketten of pellets van bosresiduen (Europese continentale bossen in gematigd klimaat) met gebruikmaking van hout als procesbrandstof Houtbriketten of pellets van bosresiduen (tropische of subtropische bossen) met gebruikmaking van aardgas als procesbrandstof Houtbriketten of pellets van bosresiduen (tropische of subtropische bossen) met gebruikmaking van hout als procesbrandstof Houtbriketten of pellets van bosresiduen (Europese continentale bossen in gematigd klimaat) met gebruikmaking van aardgas als procesbrandstof Houtbriketten of pellets van houtteelt in snelle rotatie (Europese continentale bossen in gematigd klimaat) met gebruikmaking van hout als procesbrandstof Houtbriketten of pellets van houtteelt in snelle rotatie (Europese continentale bossen in gematigd klimaat) met gebruikmaking van aardgas als procesbrandstof Houtbriketten of pellets van houtteelt in snelle rotatie (tropisch en subtropisch, bv. eucalyptus) hout als procesbrandstof NL 20 NL

REGELS VOOR DE BEREKENING VAN BROEIKASGASEMISSIES GEDURENDE DE LEVENSCYCLUS VAN BIOBRANDSTOFFEN. Suikerbietethanol 61 % 52 %

REGELS VOOR DE BEREKENING VAN BROEIKASGASEMISSIES GEDURENDE DE LEVENSCYCLUS VAN BIOBRANDSTOFFEN. Suikerbietethanol 61 % 52 % L 140/106 NL Publicatieblad van de Europese Unie 5.6.2009 BIJLAGE IV REGELS VOOR DE BEREKENING VAN BROEIKASGASEMISSIES GEDURENDE DE LEVENSCYCLUS VAN BIOBRANDSTOFFEN A. en standaardwaarden voor biobrandstoffen

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2010) 66 final.

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2010) 66 final. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 februari 2010 (01.03) (OR. en) 6948/10 ADD 2 ENER 55 ENV 117 AGRI 63 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretaris-generaal

Nadere informatie

NL In verscheidenheid verenigd NL 4.9.2013 A7-0279/186. Amendement. Corinne Lepage, Jens Rohde namens de ALDE-Fractie

NL In verscheidenheid verenigd NL 4.9.2013 A7-0279/186. Amendement. Corinne Lepage, Jens Rohde namens de ALDE-Fractie 4.9.2013 A7-0279/186 Amendement 186 Corinne Lepage, Jens Rohde namens de ALDE-Fractie Verslag A7-0279/2013 Corinne Lepage Richtlijn inzake kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en richtlijn inzake

Nadere informatie

A8-0392/337. Dario Tamburrano, Piernicola Pedicini, Eleonora Evi, David Borrelli, Rosa D'Amato, Marco Zullo namens de EFDD-Fractie

A8-0392/337. Dario Tamburrano, Piernicola Pedicini, Eleonora Evi, David Borrelli, Rosa D'Amato, Marco Zullo namens de EFDD-Fractie 11.1.2018 A8-0392/337 337 Overweging 7 (7) Bijgevolg is het passend om op Unieniveau een bindend streefcijfer van ten minste 27 % voor het aandeel hernieuwbare energie vast te stellen. De lidstaten moeten

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 29 augustus 2008 (02.09) (OR. en,fr) 12157/08 ADD 1

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 29 augustus 2008 (02.09) (OR. en,fr) 12157/08 ADD 1 Conseil UE RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 29 augustus 2008 (02.09) (OR. en,fr) PUBLIC Interinstitutioneel dossier: 2007/0019 (COD) 2008/0016 (COD) 12157/08 ADD 1 LIMITE E V 491 AGRI 239 E T 194 E ER

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 2 december 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0382 (COD) 15120/16 ADD 9 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 1 december 2016 aan: ENER 417 CLIMA 168 CONSOM

Nadere informatie

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 216 Samenvatting EINDVERSIE - OKTOBER 218 1. Samenvatting van de energiebalans 216 Elk jaar stelt Leefmilieu Brussel de energiebalans van het Brussels

Nadere informatie

Tabel: artikelen en bijlagen waarnaar wordt verwezen in deze mededeling. Niet opgenomen

Tabel: artikelen en bijlagen waarnaar wordt verwezen in deze mededeling. Niet opgenomen C 160/8 Publicatieblad van de Europese Unie 19.6.2010 Mededeling van de Commissie over de praktische tenuitvoerlegging van de duurzaamheidsregeling van de EU voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa

Nadere informatie

A8-0392/349

A8-0392/349 11.1.2018 A8-0392/349 349 Marijana Petir, Albert Deß, Peter Jahr, Norbert Lins, Markus Pieper, Patricija Šulin, Jurek, Beata Gosiewska, Urszula Krupa, Ryszard Czarnecki, Bolesław G. Piecha Artikel 2 alinea

Nadere informatie

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2012/0288(COD) 10.4.2013. van de Commissie vervoer en toerisme

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2012/0288(COD) 10.4.2013. van de Commissie vervoer en toerisme EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie vervoer en toerisme 10.4.2013 2012/0288(COD) ONTWERPADVIES van de Commissie vervoer en toerisme aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Nadere informatie

NL In verscheidenheid verenigd NL. Amendement

NL In verscheidenheid verenigd NL. Amendement 11.1.2018 A8-0392/296 296 Kathleen Van Brempt, Jo Leinen namens de S&D-Fractie Artikel 26 lid 5 inleidende formule 5. De biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit bosbiomassa die

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 2863

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 2863 RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 19 november 2008 (20.11) (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2008/0222 (COD) 15906/08 ADD 2 E ER 390 E V 847 CO SOM 188 CODEC 1585 I GEKOME DOCUME T van: de heer Jordi

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2014 (OR. en) 5303/14 ENV 29. BEGELEIDENDE NOTA de Europese Commissie ingekomen: 10 januari 2014

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2014 (OR. en) 5303/14 ENV 29. BEGELEIDENDE NOTA de Europese Commissie ingekomen: 10 januari 2014 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 15 januari 2014 (OR. en) 5303/14 ENV 29 BEGELEIDENDE NOTA van: de Europese Commissie ingekomen: 10 januari 2014 aan: Nr. Comdoc.: D029990/02 Betreft: het secretariaat-generaal

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties document C(2015) 6863 final - Bijlagen 1 tot en met 4.

Hierbij gaat voor de delegaties document C(2015) 6863 final - Bijlagen 1 tot en met 4. Raad van de Europese Unie Brussel, 14 oktober 2015 (OR. en) 13021/15 ADD 1 ENER 354 ENV 627 DELACT 136 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 12 oktober 2015 aan: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 14 oktober 2015 (OR. en) 13021/15 ENER 354 ENV 627 DELACT 136 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 12 oktober 2015 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer Jordi AYET PUIGARNAU,

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2016) 479 final ANNEXES 1 to 6.

Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2016) 479 final ANNEXES 1 to 6. Raad van de Europese Unie Brussel, 26 juli 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0230 (COD) 11494/16 ADD 1 VOORSTEL van: ingekomen: 22 juli 2016 aan: CLIMA 93 ENV 512 AGRI 434 FORETS 35 ONU 88

Nadere informatie

Energie uit hout. Inzet van lokaal en niet-lokaal hout en borging van duurzaamheid. Your partner in bioenergy

Energie uit hout. Inzet van lokaal en niet-lokaal hout en borging van duurzaamheid. Your partner in bioenergy Energie uit hout Inzet van lokaal en niet-lokaal hout en borging van duurzaamheid Auteur Datum Martijn Vis 31-10-2013 Your partner in bioenergy BTG Biomass Technology Group B.V. Bestaat 26 jaar 100% focus

Nadere informatie

Duurzaamheidscriteria voor biomassa in het Vlaamse energiebeleid. 23 augustus 2016

Duurzaamheidscriteria voor biomassa in het Vlaamse energiebeleid. 23 augustus 2016 Duurzaamheidscriteria voor biomassa in het Vlaamse energiebeleid 23 augustus 2016 Inhoud Overzicht biomassa eisen in Vlaamse energiebeleid Noodzaak wijziging energiebesluit ILUC wijzigingen Duurzaamheidscriteria

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 26 november 2015 (OR. en) 14624/15 ADD 1 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 24 november 2015 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: ENV 742 STATIS 88 ECO 145 FIN 848 DELACT 160 de

Nadere informatie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie Biomassa Pilaar in de energietransitie en Uitgangspunt voor de biobased economie Klimaatverandering: onze uitdaging Onze opdracht om er snel en écht iets aan te gaan doen Overeenstemming: er moet wat gebeuren!

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE II

Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE II 26.2.2004 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 59/37 BIJLAGE II Richtsnoeren betreffende de emissies van verbrandingsactiviteiten zoals genoemd in bijlage I van de richtlijn 1. INLEIDING De specifieke

Nadere informatie

Curaçao Carbon Footprint 2015

Curaçao Carbon Footprint 2015 Willemstad, March 2017 Inhoudsopgave Inleiding 2 Methode 2 Dataverzameling 3 Uitstoot CO2 in 2010 3 Uitstoot CO2 in 2015 4 Vergelijking met andere landen 5 Central Bureau of Statistics Curaçao 1 Inleiding

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 12 juni 2008 (13.06) (OR. fr) Interinstitutioneel dossier: 2008/0110 (COD) 10637/08 ADD 2 AGRILEG 104 CODEC 769 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU,

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

VERSLAG VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Brussel, 23.9.2016 COM(2016) 618 final VERSLAG VAN DE COMMISSIE Verslag met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid van de Unie, alsook het verslag met het oog op de berekening

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.8.2010 COM(2010) 427 definitief VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de haalbaarheid van het opstellen van lijsten van gebieden in derde landen

Nadere informatie

Verificatieprotocol binnen SDE. Timo Gerlagh RBCN 21 april 2016

Verificatieprotocol binnen SDE. Timo Gerlagh RBCN 21 april 2016 Verificatieprotocol binnen SDE Timo Gerlagh RBCN 21 april 2016 Opzet presentatie Toelichting SDE Rol Biomassa in de SDE Achtergrond duurzaamheidscriteria Invulling in regelgeving Verificatieprotocol Stimulering

Nadere informatie

HERNIEUWBARE ENERGIE IN ITALIË

HERNIEUWBARE ENERGIE IN ITALIË HERNIEUWBARE ENERGIE IN ITALIË Overzicht 1 Hernieuwbare energiebronnen (hierna ook: HE) spelen een belangrijke rol in het kader van het Italiaanse energiesysteem. Ze worden uitvoerig gebruikt om elektriciteit

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20235 12 april 2017 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 11 april 2017, nr. IENM/BSK-2017/77953,

Nadere informatie

Duurzame biomassa. Een goede stap op weg naar een groene toekomst.

Duurzame biomassa. Een goede stap op weg naar een groene toekomst. Duurzame biomassa Een goede stap op weg naar een groene toekomst. Nuon Postbus 4190 9 DC Amsterdam, NL Spaklerweg 0 1096 BA Amsterdam, NL Tel: 0900-0808 www.nuon.nl Oktober 01 Het groene alternatief Biomassa

Nadere informatie

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN L 207/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN BESLUIT (EU) 2015/1339 VAN DE RAAD van 13 juli 2015 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de wijziging van Doha van

Nadere informatie

Houten producten in de strijd tegen klimaatswijziging

Houten producten in de strijd tegen klimaatswijziging Houten producten in de strijd tegen klimaatswijziging Meer hout voor een betere planeet Beleidsmakers zoeken allerlei manieren om broeikasgasemissies te verminderen. De rol van bossen en bosbouw vormt

Nadere informatie

slibvergisting, wordt omgezet in elektric iteit 0,029 per kwh. slibvergisting, wordt omgezet in elektriciteit 0,029 per kwh.

slibvergisting, wordt omgezet in elektric iteit 0,029 per kwh. slibvergisting, wordt omgezet in elektriciteit 0,029 per kwh. Regeling van de Minister van Economische Zaken van.., nr. WJZ, houdende vaststelling van de vaste bedragen per kwh ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor het jaar 2005

Nadere informatie

de heer Uwe CORSEPIUS, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

de heer Uwe CORSEPIUS, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 23 december 2013 (OR. en) 18165/13 Interinstitutioneel dossier: 2013/0448 (NLE) VOORSTEL van: ingekomen: 20 december 2013 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: ENV 1234 ENER 599

Nadere informatie

Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019

Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019 De Toekomst van Bio-energie Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019 De Toekomst van Bio-energie Bio-energie is vandaag de belangrijkste bron van hernieuwbare energie in

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 14 februari 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0027 (NLE) 6286/17 VOORSTEL van: ingekomen: 13 februari 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: ENV 133 MI 128 WTO

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE. Begeleidend Document. bij het Voorstel voor een

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE. Begeleidend Document. bij het Voorstel voor een COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.10.2008 SEC(2008) 2616 WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE Begeleidend Document bij het Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Nadere informatie

Management samenvatting

Management samenvatting Management samenvatting Haalbaarheidsstudie - Bio-energie als duurzame oplossing voor het bereiken van energiedoelstellingen in de gemeente Ede 1. Introductie 1.1 Achtergrond Biomassa wordt over het algemeen

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 24 januari 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0010 (NLE) 5569/17 ENV 50 COMPET 37 VOORSTEL van: ingekomen: 19 januari 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de

Nadere informatie

1. Hoe is de productie voor bio-energiedoeleinden sinds 2013 jaarlijks geëvolueerd?

1. Hoe is de productie voor bio-energiedoeleinden sinds 2013 jaarlijks geëvolueerd? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 136 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 20 januari 2016 aan ANNEMIE TURTELBOOM VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE Europees

Nadere informatie

buffer warmte CO 2 Aardgas / hout WK-installatie, gasketel of houtketel brandstof Elektriciteitslevering aan net

buffer warmte CO 2 Aardgas / hout WK-installatie, gasketel of houtketel brandstof Elektriciteitslevering aan net 3 juli 2010, De Ruijter Energy Consult Energie- en CO 2 -emissieprestatie van verschillende energievoorzieningsconcepten voor Biologisch Tuinbouwbedrijf gebroeders Verbeek in Velden Gebroeders Verbeek

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2003) 1127 def.

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2003) 1127 def. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 28 oktober 2003 (OR. fr) 14051/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0255 (COD) ENT 194 ENV 570 CODEC 1478 INGEKOMEN DOCUMENT van: mevrouw Patricia BUGNOT, directeur,

Nadere informatie

Interpretatiedocument 07 behorend bij NTA 8081

Interpretatiedocument 07 behorend bij NTA 8081 Interpretatie van: NTA 8080:2009 nl Document: 07 Datum: 2012-06-19 Vervangt document: 05 Interpretatiedocument 07 behorend bij NTA 8081 Dit interpretatiedocument geeft een toelichting op een aantal eisen

Nadere informatie

Borging duurzaamheid vaste biomassa in de SDE+ Joyce de Wit RVO.nl

Borging duurzaamheid vaste biomassa in de SDE+ Joyce de Wit RVO.nl Borging duurzaamheid vaste biomassa in de SDE+ Joyce de Wit RVO.nl Aan bod komt: Wanneer duurzaamheid aantonen? Waar gaan de eisen over? Hoe toon je duurzaamheid aan? Gebruik goedgekeurde certificaten

Nadere informatie

Bijlage 1.2.2bis bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

Bijlage 1.2.2bis bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne Bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen Bijlage 1.2.2bis bij het

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 8 juli 2010 (22.07) (OR. en) 12022/10 ENV 468 MAR 61 MI 238

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 8 juli 2010 (22.07) (OR. en) 12022/10 ENV 468 MAR 61 MI 238 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 8 juli 2010 (22.07) (OR. en) 12022/10 ENV 468 MAR 61 MI 238 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese

Nadere informatie

Wetenschappelijke Feiten. over. Bos & Energie

Wetenschappelijke Feiten. over. Bos & Energie pagina 1/9 Wetenschappelijke Feiten Bron: over FAO (2008) Bos & Energie Samenvatting en details: GreenFacts Context - Het energieverbruik in de wereld zal in de komende jaren dramatisch toenemen. Terwijl

Nadere informatie

L 86/6 Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE

L 86/6 Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE L 86/6 Publicatieblad de Europese Unie 5.4.2005 II (Besluiten waar de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing) COMMISSIE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE 22 maart 2005 tot vaststelling de tabellen

Nadere informatie

et broeikaseffect een nuttig maar door de mens ontregeld natuurlijk proces

et broeikaseffect een nuttig maar door de mens ontregeld natuurlijk proces H 2 et broeikaseffect een nuttig maar door de mens ontregeld natuurlijk proces Bij het ontstaan van de aarde, 4,6 miljard jaren geleden, was er geen atmosfeer. Enkele miljoenen jaren waren nodig voor de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 2.9, vijfde lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 2.9, vijfde lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2001 10 februari 2012 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 25 januari 2012, nr. IenM/BSK-2012/6584

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0170 Bijlage I TOELICHTING 17 Bijlage I : WKK ALS ALTERNATIEVE MAATREGEL 1. Inleiding Het plaatsen van een WKK-installatie is een energiebesparingsoptie die zowel

Nadere informatie

economische mogelijkheden sociale omgeving ecologisch kapitaal verborgen kansen

economische mogelijkheden sociale omgeving ecologisch kapitaal verborgen kansen economische mogelijkheden sociale omgeving ecologisch kapitaal verborgen kansen REDD+ een campagne voor bewustwording van suriname over haar grootste kapitaal Wat is duurzaam gebruik van het bos: Duurzaam

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2010 (OR. en) 13033/10 ENV 547 ENT 102

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2010 (OR. en) 13033/10 ENV 547 ENT 102 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 31 augustus 2010 (OR. en) 13033/10 ENV 547 ENT 102 INGEKOMEN DOCUMENT van: de Europese Commissie ingekomen: 23 augustus 2010 aan: het secretariaat-generaal van de Raad

Nadere informatie

SYNERGIE TUSSEN STADSVERWARMING EN ENERGETISCHE VALORISATIE VAN AFVALSTOFFEN

SYNERGIE TUSSEN STADSVERWARMING EN ENERGETISCHE VALORISATIE VAN AFVALSTOFFEN Seminarie Duurzaam Gebouw MICRO-WARMTENETTEN 18 november 2016 SYNERGIE TUSSEN STADSVERWARMING EN ENERGETISCHE VALORISATIE VAN AFVALSTOFFEN Daniel VAN LATHEM Brussel-Energie DOELSTELLING(EN) VAN DE PRESENTATIE

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT AMENDEMENTEN Commissie industrie, onderzoek en energie 2008/0016(COD)

EUROPEES PARLEMENT AMENDEMENTEN Commissie industrie, onderzoek en energie 2008/0016(COD) EUROPEES PARLEMENT 2004 2009 Commissie industrie, onderzoek en energie 2008/0016(COD) 23.6.2008 AMENDEMENTEN 260-418 Ontwerpverslag Claude Turmes (PE405.949v01-00) ter bevordering van het gebruik van energie

Nadere informatie

reating ENERGY PROGRESS

reating ENERGY PROGRESS reating ENERGY PROGRESS 2012 ENERGIE EN MILIEU: Opwarming van de aarde: Drastische vermindering CO 2 -uitstoot Energie: De energiekosten fluctueren sterk en zullen alleen maar stijgen Behoud van het milieu

Nadere informatie

PAKKET ENERGIE-UNIE BIJLAGE STAPPENPLAN VOOR DE ENERGIE-UNIE. bij de

PAKKET ENERGIE-UNIE BIJLAGE STAPPENPLAN VOOR DE ENERGIE-UNIE. bij de EUROPESE COMMISSIE Brussel, 25.2.2015 COM(2015) 80 final ANNEX 1 PAKKET ENERGIE-UNIE BIJLAGE STAPPENPLAN VOOR DE ENERGIE-UNIE bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties document D040155/01.

Hierbij gaat voor de delegaties document D040155/01. Raad van de Europese Unie Brussel, 24 september 2015 (OR. en) 12353/15 ENV 586 ENT 199 MI 583 BEGELEIDENDE NOTA van: de Europese Commissie ingekomen: 23 september 2015 aan: Nr. Comdoc.: D040155/01 Betreft:

Nadere informatie

(Mededelingen) MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE EUROPESE COMMISSIE

(Mededelingen) MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE EUROPESE COMMISSIE 21.11.2018 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 421/1 II (Mededelingen) MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE EUROPESE COMMISSIE Mededeling van de Commissie Goedkeuring

Nadere informatie

WORLD ENERGY TECHNOLOGY OUTLOOK 2050 (WETO-H2) KERNPUNTEN

WORLD ENERGY TECHNOLOGY OUTLOOK 2050 (WETO-H2) KERNPUNTEN WORLD ENERGY TECHNOLOGY OUTLOOK 2050 (WETO-H2) KERNPUNTEN In het kader van de WETO-H2-studie is een referentieprognose van het wereldenergiesysteem ontwikkeld samen met twee alternatieve scenario's, een

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 151/9

Publicatieblad van de Europese Unie L 151/9 12.6.2012 Publicatieblad van de Europese Unie L 151/9 VERORDENING (EU) Nr. 493/2012 VAN DE COMMISSIE van 11 juni 2012 houdende nadere bepalingen voor de berekening van de recyclingrendementen van de recyclingprocesssen

Nadere informatie

Carbon debt in NTA 8080?

Carbon debt in NTA 8080? Carbon debt in NTA 8080? Kan en moet het carbon debt concept worden geïntegreerd in de NTA 8080? Harry Croezen, senior consultant Hoofdvraag bij actualisering NTA 8080: Moet een criterium m.b.t. carbon

Nadere informatie

Nederland duurzaam aan kop

Nederland duurzaam aan kop Nederland duurzaam aan kop 29 april 2010 De Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa (CDB) bestaat uit: Dorette Corbey (voorzitter), Prem Bindraban, Dominic Boot, Bart-Willem ten Cate, Daan Dijk, André

Nadere informatie

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030 IP/3/661 Brussel, 12 mei 23 Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 23 In 23 zal het wereldenergieverbruik verdubbeld zijn; fossiele brandstoffen, voornamelijk

Nadere informatie

DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN

DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN 1. CONTEXT Infofiche Energie DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de productie van groene stroom afkomstig van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling

Nadere informatie

Zittingsdocument B7-0000/2011 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-0000/2011

Zittingsdocument B7-0000/2011 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-0000/2011 EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Zittingsdocument 27.7.2011 B7-0000/2011 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-0000/2011 ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het

Nadere informatie

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.10.2012 COM(2012) 595 final 2012/0288 (COD)C7-0337/12 Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Brussel, 4.3.2019 C(2019) 1616 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE tot wijziging van de bijlagen VIII en IX bij Richtlijn 2012/27/EU

Nadere informatie

10819/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0245 (COD)

10819/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0245 (COD) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 8 juli 2003 (14.07) (OR. en) 10819/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0245 (COD) CODEC 891 JUR 273 ENV 362 MI 157 IND 96 ENER 204 NOTA van: aan: Betreft: het secretariaat-generaal

Nadere informatie

Een overzicht van de hernieuwbare-energiesector in Roemenië

Een overzicht van de hernieuwbare-energiesector in Roemenië Een overzicht van de hernieuwbare-energiesector in Roemenië Roemenië ligt geografisch gezien in het midden van Europa (het zuidoostelijk deel van Midden-Europa). Het land telt 21,5 miljoen inwoners en

Nadere informatie

ANNEX BIJLAGE. bij de. Verordening van de Commissie

ANNEX BIJLAGE. bij de. Verordening van de Commissie EUROPESE COMMISSIE Brussel, 19.12.2018 C(2018) 4429 final ANNEX BIJLAGE bij de Verordening van de Commissie tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2009) 283 definitief.

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2009) 283 definitief. RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 6 juli 2009 (OR. en) 11738/09 SOC 424 I GEKOME DOCUME T van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie ingekomen:

Nadere informatie

NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0279/123. Amendement. Amalia Sartori namens de Commissie industrie, onderzoek en energie

NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0279/123. Amendement. Amalia Sartori namens de Commissie industrie, onderzoek en energie 4.9.2013 A7-0279/123 123 Overweging 1 (1) Krachtens artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 augustus 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 augustus 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 18 augustus 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0248 (NLE) 11723/16 TRANS 324 VOORSTEL van: ingekomen: 17 augustus 2016 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 8 oktober 2009 (08.10) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 14149/09 LIMITE ENV 649 ENT 183

PUBLIC. Brussel, 8 oktober 2009 (08.10) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 14149/09 LIMITE ENV 649 ENT 183 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 8 oktober 2009 (08.10) (OR. en) 14149/09 LIMITE PUBLIC ENV 649 ENT 183 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal

Nadere informatie

Biomassa in het Voorstel voor Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (VHKA)

Biomassa in het Voorstel voor Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (VHKA) Biomassa in het Voorstel voor Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (VHKA) Marit van Hout, PBL 10 oktober 2018, Den Bosch TKI BBE overleg Wat staat er over biomassa in het Voorstel voor Hoofdlijnen van het

Nadere informatie

BioWanze De nieuwe generatie

BioWanze De nieuwe generatie BioWanze De nieuwe generatie BioWanze in het kort De grootste producent van bio-ethanol in België met een jaarlijkse capaciteit van maximum 300.000 m³ bio-ethanol. Het nieuwe generatie proces verzekert

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties document D048132/02.

Hierbij gaat voor de delegaties document D048132/02. Raad van de Europese Unie Brussel, 25 januari 2017 (OR. en) 5607/17 ENV 58 BEGELEIDENDE NOTA van: de Europese Commissie ingekomen: 24 januari 2017 aan: Nr. Comdoc.: D048132/02 Betreft: het secretariaat-generaal

Nadere informatie

Handreiking Aanvulling op het EEP - Addendum op de MEE. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken

Handreiking Aanvulling op het EEP - Addendum op de MEE. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken Handreiking Aanvulling op het EEP - Addendum op de MEE In opdracht van het ministerie van Economische Zaken Handreiking Aanvulling op het EEP - Addendum op de MEE Deze handreiking bevat informatie over

Nadere informatie

Biomassa: brood of brandstof?

Biomassa: brood of brandstof? RUG3 Biomassa: brood of brandstof? Centrum voor Energie en Milieukunde dr ir Sanderine Nonhebel Dia 1 RUG3 To set the date: * >Insert >Date and Time * At Fixed: fill the date in format mm-dd-yy * >Apply

Nadere informatie

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Westvoorne CO 2 - uitstoot Westvoorne CO 2 - uitstoot De grafiek geeft de CO 2-uitstoot verdeeld over de hoofdsectoren over de jaren 2010 tot en met 2013. Cijfers zijn afkomstig uit de Klimaatmonitor van RWS. Cijfers over 2014 zijn

Nadere informatie

Er bestaan toch verschillende soorten biomassa? Welke types biomassa zijn ecologisch aanvaardbaar?

Er bestaan toch verschillende soorten biomassa? Welke types biomassa zijn ecologisch aanvaardbaar? Q&A Biomassa A) Biomassa Er bestaan toch verschillende soorten biomassa? Welke types biomassa zijn ecologisch aanvaardbaar? Er wordt vooral een onderscheid gemaakt tussen biomassa die is geproduceerd op

Nadere informatie

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij EUROPESE COMMISSIE Brussel, 30.11.2016 SWD(2016) 419 final PART 1/2 WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een richtlijn van het Europees

Nadere informatie

Rol energiedragers binnen de Nederlandse energievoorziening

Rol energiedragers binnen de Nederlandse energievoorziening Indicator 12 februari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Energie speelt een cruciale

Nadere informatie

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies Emissiekentallen elektriciteit Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies Notitie: Delft, januari 2015 Opgesteld door: M.B.J. (Matthijs) Otten M.R. (Maarten) Afman 2 Januari

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr. 2015-01

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr. 2015-01 EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING Directoraat I. Landbouwwetgeving en procedures I.1. Landbouwwetgeving; vereenvoudiging Datum van verspreiding 8.7.2015 INTERPRETATIENOTA

Nadere informatie

Strategische visie Biomassa drs. Marten Hamelink Directie Topsectoren & Industriebeleid

Strategische visie Biomassa drs. Marten Hamelink Directie Topsectoren & Industriebeleid Strategische visie Biomassa 2030 drs. Marten Hamelink Directie Topsectoren & Industriebeleid Waarom deze visie? De uitdaging 2 Naar een circulaire en biobased economie 3 Visie Biomassa 2030 Kernvraag:

Nadere informatie

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. aan de Commissie industrie, onderzoek en energie Europees Parlement 2014-2019 Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid 2.6.2017 2016/0382(COD) ONTWERPADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid aan de

Nadere informatie

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder Voor kwaliteitsvolle WarmteKrachtKoppeling in Vlaanderen Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder 16/12/2010 Cogen Vlaanderen Daan Curvers COGEN Vlaanderen Houtige biomassa in de landbouw 16

Nadere informatie

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL Doelstellingen - Mondiaal Parijs-akkoord: Well below 2 degrees. Mondiaal circa 50% emissiereductie nodig in

Nadere informatie

Bijlage Indicatieve streefcijfers voor de lidstaten

Bijlage Indicatieve streefcijfers voor de lidstaten bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 311 E van 31/10/2000 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare

Nadere informatie

De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn - Uitdagingen & oplossingen -

De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn - Uitdagingen & oplossingen - De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn l - Uitdagingen & oplossingen - DG Energie 22 juni 2011 ENERGIEVOORZIENING NOG AFHANKELIJKER VAN IMPORT Te verwachten scenario gebaseerd op cijfers in 2009 in % OLIE

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2005) 526 definitief.

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2005) 526 definitief. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 oktober 2005 (25.10) 13693/05 Interinstitutioneel dossier: 1992/0449 (COD) SOC 414 CODEC 938 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 juli 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 juli 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 6 juli 2017 (OR. en) 11042/17 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 5 juli 2017 aan: Nr. Comdoc.: D050682/02 Betreft: de Europese Commissie het secretariaat-generaal van

Nadere informatie

Energie: inleiding en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Energie: inleiding en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving ( Indicator 11 augustus 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Energiedragers De economie

Nadere informatie

Verklaring van Letland en Litouwen

Verklaring van Letland en Litouwen Raad van de Europese Unie Brussel, 2 mei 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0230 (COD) 8216/18 ADD 1 REV 1 CODEC 607 CLIMA 66 ENV 244 AGRI 185 FORETS 14 ONU 30 NOTA I/A-PUNT van: aan: Betreft:

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie L 52/50 RICHTLIJN 2004/8/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 februari 2004 inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt

Nadere informatie

Duurzaamheid. Openbare wijkraad vergadering 15 nov 2018

Duurzaamheid. Openbare wijkraad vergadering 15 nov 2018 Duurzaamheid Openbare wijkraad vergadering 15 nov 2018 Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van de toekomstige

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 april 2003 (02.05) (OR. en) 8515/1/03 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2002/0185 (COD)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 april 2003 (02.05) (OR. en) 8515/1/03 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2002/0185 (COD) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 april 2003 (02.05) (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2002/0185 (COD) 8515/1/03 REV 1 ENER 104 ENV 222 CODEC 484 BEGELEIDENDE NOTA van: het secretariaat-generaal

Nadere informatie

Emissies, emissierechten, hernieuwbare bronnen en vermeden emissies

Emissies, emissierechten, hernieuwbare bronnen en vermeden emissies Emissies, emissierechten, hernieuwbare bronnen en vermeden emissies Door Harry Kloosterman en Joop Boesjes (Stichting E.I.C.) Deel 1 (Basis informatie) Emissies: Nederland heeft als lidstaat van de Europese

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 8 maart 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0047 (NLE) 7098/17 VOORSTEL van: ingekomen: 3 maart 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: AELE 28 EEE 7 N 9 ISL 4 FL

Nadere informatie