UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar Drachtigheidsresultaten na het toepassen van Ovsynch op Vlaamse melkveebedrijven door Ilke HELIN Promotor: Prof. Dr. Geert Opsomer Literatuurstudie in het kader van de masterproef

2 De auteur en de promotor geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie. Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor. Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijk auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren. De auteur en de promotor zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze literatuurstudie geciteerd en beschreven zijn.

3 Woord vooraf Dit is de ideale gelegenheid om iedereen te bedanken die me geholpen heeft om dit werk tot een goed einde te brengen. Eerst en vooral wil ik graag mijn promotor, Prof. Dr. Geert Opsomer bedanken. Hij zorgde ervoor dat ik kennis kon maken met dit interessante onderzoeksonderwerp en stond me bij met raad zodat ik op het goede spoor bleef. Ook Prof. Dr. Aart de Kruif, Drs. Miel Hostens en Dr. Iris Kolkman speelden een belangrijke rol in het goede verloop van dit onderzoek. Ze spendeerden extra tijd tijdens hun bedrijfsbezoeken aan kandidaatkoeien voor de Ovsynch en speelden me de nodige informatie door. Extra dank aan Miel voor de hulp bij het verwerken van de gegevens. Bedankt ook aan alle veehouders die bereid waren om mee te werken. Zonder hen was het nooit gelukt om de nodige gegevens te verzamelen. Als laatste, maar niet in het minst wil ik tevens mijn familie en vrienden een warm hart toedragen. Ik ben heel dankbaar voor de onvoorwaardelijke steun die ze me gaven op alle momenten dat ik het even moeilijk had.

4 Inhoudsopgave Samenvatting 1 1.Inleiding 2 2.Literatuurstudie Hoogproductief melkvee en vruchtbaarheid Ovsynch Beschrijving van het Ovsynch-protocol Drachtigheidsresultaten na Ovsynch Factoren met invloed op de resultaten na Ovsynch Pariteit Conditiescore Melkproductie en lactatiestadium Toestand ovaria Puerperium Overige invloedsfactoren Stadium van de oestrische cyclus Doseringen van GnRH en PgF2α Intervallen binnen het Ovsynch-protocol Seizoen Presynchronisatie 20 3.Onderzoek Inleiding en doelstelling Materiaal en methoden Bedrijven Dierenartsen Dieren Inclusiecriteria Exclusiecriteria Uitvoering Ovsynch Uitkomstvariabelen Statistiek Dataverzameling Dataverwerking Gegevens Resulaten Algemeen Dierenarts Lactatienummer Diagnose Puerperium BCS Melkproductie Aantal dagen post partum Ervaring van het bedrijf met Ovsynch 33 4.Discussie 35 5.Literatuurlijst 36 Bijlagen 41

5 Samenvatting Het Ovsynch-protocol is een recent vruchtbaarheidsprogramma dat in 1997 ontwikkeld werd in de Verenigde Staten door Pursley. De laatste jaren krijgt dit programma ook in Europa enige aandacht. Het protocol neemt in totaal tien dagen in beslag. De eerste dag wordt GnRH toegediend, vervolgens zeven dagen later PgF2α en op dag 9 wordt nogmaals GnRH geïnjecteerd. Tenslotte vindt de Ovsynch-KI plaats ongeveer 16 uur na deze laatste injectie. De vruchtbaarheidsprogramma s werden ontwikkeld naar aanleiding van de hedendaagse trend die men ziet bij hoogproductief melkvee. De alsmaar hogere melkgift gaat namelijk gepaard met een duidelijke daling in de vruchtbaarheid. Ovsynch geeft een drachtigheidspercentage van ongeveer 35 %. Het grote voordeel van dit programma is dat men niet meer aan bronstdetectie hoeft te doen. Dit brengt dus een belangrijke arbeidsbesparing met zich mee. De drachtigheidsresultaten van Ovsynch zijn echter afhankelijk van veel verschillende factoren. Er bestaat veel tegenspraak in de literatuur hieromtrent. De meningen over de invloed van de pariteit zijn verdeeld. Het drachtpercentage was echter wel duidelijk lager naarmate de conditiescore te hoog of te laag was. Ook de melkproductie en het lactatiestadium bleken uit veel onderzoeken een duidelijke invloed te hebben. Er werd een negatieve invloed gezien van de negatieve energiebalans vroeg postpartum op de drachtresultaten van Ovsynch. Dieren met cysteuze ovariële follikels of ware anoestrus vertoonden in de literatuur onmiskenbaar minder goede drachtigheidspercentages na Ovsynch dan dieren met actieve ovaria in suboestrus. In verband met puerperale stroornissen als invloedsfactor is niet veel terug te vinden aangezien in de meeste onderzoeken dieren met een normaal puerperium gebruikt worden voor evaluatie van het Ovsynchprotocol. Enkele overige invloedsfactoren zoals stadium in de oestrale cyclus bij start van de Ovsynch en intervallen binnen het protocol worden ook besproken in deze literatuurstudie. Dit onderzoek naar drachtigheidsresultaten van het Ovsynch-protocol op enkele Vlaamse bedrijven blijkt niet te volstaan om echt conclusies uit te trekken in verband met de rol van de mogelijke invloedsfactoren op het slaagpercentage van Ovsynch. Er kon wel uit opgemaakt worden dat het succes van Ovsynch afhangt van zeer veel niet-diergebonden factoren zoals communicatie tussen dierenarts en veehouder, stiptheid van de veehouder, een goede administratie, enz.

6 1. Inleiding Het is een gekende trend dat men samen met de stijging van de melkproductie bij hedendaags melkvee een duidelijke daling ziet in de fertiliteit. De koeien worden tot het uiterste gedreven en dit heeft zijn weerslag op de gezondheid en de vruchtbaarheid van de dieren. De hoogproductieve dieren vertonen steeds minder duidelijke bronstsymptomen en raken alsmaar moeilijker drachtig (Lucy, 2001; Wiltbank et al., 2006). Hierdoor ziet men een verlenging van het interval partus-conceptie (IPC) en dus eveneens van de tussenkalftijd (TKT). Dit heeft belangrijke economische gevolgen. Ook de sterke groei van de huidige bedrijven bemoeilijkt de veehouder om voldoende tijd te besteden aan oestrusdetectie. Om tegemoet te komen aan deze problemen maakt men in de Verenigde Staten al enkele jaren gebruik van synchronisatieprogramma s om de ovulatie en dus ook het inseminatietijdstip te kunnen synchroniseren. Het grote voordeel van dergelijke programma s is dat er geen tijd meer moet worden besteed aan het detecteren van tochtige koeien, hetgeen een grote arbeidsbesparing vormt op grotere bedrijven Het Ovsynch-programma is één van deze hedendaagse synchronisatieprotocols. Na het doorlopen van het protocol waarin aan de dieren 3 injecties (gonadotropine releasing hormoon (GnRH) Prostaglandine (Pg) GnRH) met een welbepaald tijdsinterval worden toegediend, insemineert men de koeien op een standaardtijdstip, zonder dat er nog tijd moet worden vrijgemaakt voor bronstdetectie. De drachtigheidsresultaten na het uitvoeren van een dergelijk Ovsynch-programma werden nog niet eerder onderzocht in Vlaanderen. In deze masterproef worden de resultaten beschreven van een onderzoek waarin 144 koeien die nog niet tochtig waren gezien na het afkalven, al dan niet aan het Ovsynch-protocol werden onderworpen op basis van bepaalde inclusie- en exclusiecrieria. Aandacht werd vooral besteed aan het drachtig worden van de koeien rekening houdend met enkele andere factoren zoals de pariteit, het interval partus-inseminatie en het niveau van de melkproductie waarvan gekend is dat zij een invloed op de drachtigheidsresultaten kunnen uitoefenen. 2

7 2. Literatuurstudie 2.1. Hoogproductief melkvee en vruchtbaarheidsparameters De laatste decennia ziet men mede dankzij een doorgevoerde selectie, een modernisering van het management en een verbeterde rantsoenkennis een duidelijke stijging in de melkproductie (Lucy, 2001). Spijtig genoeg blijkt deze stijging samen te gaan met verminderde resultaten op vlak van reproductie (Wiltbank et al., 2006). Managementsfactoren spelen hier zeker een rol in. In almaar groter wordende bedrijven wordt het steeds moeilijker om voldoende tijd vrij te maken om aan tochtigheidsdetectie te doen. Niet enkel het management, maar ook de genetica deelt in de schuld (Washburn et al., 2002). Men ziet immers een negatieve genetische correlatie tussen het niveau van de melkproductie en bepaalde reproductieve parameters zoals het drachtigheidspercentage van de eerste inseminatie. Fig. 1: Relatie tussen het melkproductieniveau en de oestrusduur. De weergegeven melkproductie omvat de gemiddelde melkproductie van de laatste 10 dagen voor de oestrus (Lopez. et al., 2004) Naast genetica en management speelt de fysiologie van de melkproductie een voorname rol in de verminderde reproductieresultaten. Lopez et al. (2004) toonden in hun studie aan dat de duur van de oestrus korter is bij hoogproductief melkvee (figuur 1). Ze evalueerden de duur van de bronst met behulp van het HeatWatch systeem. Dit systeem berekent de duur van de oestrus door 24u per dag alle springactiviteiten van andere koeien op de tochtige koe te registreren. Deze onderzoekers stelden ook vast dat de koeien met de hoogste melkproductie grotere follikels hebben, maar in vergelijking met de laagproductieve kuddegenoten toch een lager oestradiolniveau in het bloed 3

8 hebben. Tevens hebben koeien die meer melk geven grotere corpora lutea (CL) in combinatie met een lager progesterongehalte. Ze menen dat er 2 mogelijke verklaringen zijn voor de verlaagde steroïdgehalten. Mogelijks zijn de steroïdproducerende cellen van de follikels en CLa bij melkkoeien met topproductie minder actief en ligt de steroïdproductie dus op een lager niveau. Dit werd tot nu toe echter nog niet grondig onderzocht. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de hoge melkproductie zorgt voor een hogere metabolisatie van steroïden ter hoogte van de lever wat bijvoorbeeld het lager oestradiolniveau en zodoende ook de kortere bronstduur kan verklaren. Deze hogere metabolisatiegraad zou het gevolg zijn van een verhoogde bloedtoevoer naar de lever door een hoger voederniveau in vergelijking met niet-lacterende of laagproductieve leeftijdsgenoten (figuur 2: Wiltbank et al., 2006). Deze laatste hypothese verklaart ook waarom er bij hoogproductief melkvee een gereduceerd perifeer progesterongehalte wordt gemeten ook al hebben deze koeien een volumineuzer CL (Lopez et al., 2005). Ondanks hormoonproductie op vergelijkbare niveau s tussen dieren met eenzelfde gewicht en van dezelfde leeftijd, is er bij de lacterende dieren dus een grotere afbraak van progesteron en oestrogenen in vergelijking met niet-lacterende dieren. Dit zou op zijn beurt kunnen verklaren dat er grotere follikels en dus grotere CLa gevonden worden bij hoge melkproductie. Een lager oestradiolpeil in het bloed zorgt immers voor uitstel van de oestradiolgeïnduceerde LH-piek die nodig is voor de ovulatie. De follikelgroei gaat dus langer door alvorens het komt tot een ovulatie. Fig. 2: Het potentiële mechanisme dat een verklaring geeft voor de daling van de reproductie bij hoogproductief melkvee (Wiltbank et al., 2006). (CR = conception rate) 4

9 De conception rate (CR) en de pregnancy rate (PR) zijn belangrijke reproductieparameters die verderop in deze literatuurstudie nog meermaals vernoemd zullen worden. De CR weerspiegelt hoeveel koeien drachtig zijn van het totale aantal geïnsemineerde koeien (Lucy, 2001). De PR geeft het aantal drachtige koeien weer in verhouding tot het totale aantal koeien dat in aanmerking komt om geïnsemineerd te worden (PR= oestrusdetectie graad x CR). De submission rate (SR) geeft aan welk percentage van de koeien dat in aanmerking komt om geïnsemineerd te worden, werkelijk ook ter inseminatie is aangeboden. Fig. 3: De relatie tussen CR en jaarlijkse melkproductie bij Holstein Friesian koeien in de staat New York van 1951 tot 1996 (Butler, 1998). Butler (1998) vermeldt een daling in de CR na eerste inseminatie van 65% in 1950 naar 50% in 1996 bij melkvee in de staat New York (figuur 3). Lopez-Gatius (2003) verrichtte een retrospectieve studie van 10 jaar ( ) bij hoogproductief melkvee in het noordoosten van Spanje met gegevens van meer dan lactaties. Hij bekeek de veranderingen in PR en ovariële activiteit in vergelijking met de jaarlijkse gemiddelde melkproductie. Uit dit onderzoek bleek dat bij een stijging van de gemiddelde jaarlijkse melkproductie met 1000 kg er een daling van de PR met 3,2 % (tot 6% in de warme periode: mei tot september), een daling in het voorkomen van normale cycliciteit van 4,4 % (tot 7,6 % in de warme periode) en een stijging in het optreden van inactieve ovaria van 4,6 % (tot 8 % in de warme periode) kon worden waargenomen. Ook wordt in de literatuur meermaals een negatieve invloed van hoge melkproductie vermeld op de kwaliteit van de oöcyten en op de vroege embryonale ontwikkeling (Ealy et al., 1993; Hansen en Arechiga, 1999; Leroy et al., 2008). Dit zou deels te maken 5

10 hebben met een hogere gevoeligheid voor hittestress van hoogproductief melkvee (Shehab El-Deen, 2011). De daling in de fertiliteit bij hoogproductief melkvee wordt ondermeer weerspiegeld door een verlenging van het interval partus-conceptie (IPC) en de tussenkalftijd (TKT). Er wordt uitstel gezien van de eerste ovulatie post-partum bij veel lacterende koeien ten opzichte van niet-lacterende dieren (Opsomer et al., 1998; Opsomer et al., 1999; Butler, 2001). Dit wordt toegeschreven aan een periode van negatieve energiebalans in het begin van de lactatie en aan een reductie van de LH-release die nodig is voor de laatste groeispurt van de follikel. Er is echter geen duidelijke rechtstreekse associatie tussen het niveau van de melkproductie en het optreden van de eerste ovulatie na het afkalven. Het gaat eerder om de negatieve energiebalans, die typisch bij hoogproductieve koeien optreedt na het afkalven, en waarvan is aangetoond dat ze in staat is de ovariële activiteit negatief te beïnvloeden. Volgens Butler (1998) is het vooral de duur van deze negatieve energiebalans die hiervoor verantwoordelijk is, volgens andere auteurs blijkt vooral de ernst van deze negatieve energiebalans van doorslaggevend belang te zijn. Tamadon et al. (2011) volgden in hun studie 70 multipare, gezonde, lacterende Holstein-Friesian koeien op d.m.v. bloedonderzoek, transrectale echografie en BCS. Ze concludeerden dat een BCS verlies van meer dan een half punt binnen de eerste 3 weken na de partus geassocieerd was met een uitgestelde start van de luteale activiteit in vergelijking met koeien die binnen hetzelfde tijdsinterval minder dan een half punt verloren Ovsynch Beschrijving van het Ovsynch-protocol Om de daling in de vruchtbaarheidsparameters en de hiermee gepaarde, negatieve economische gevolgen te beperken, wou men actief iets ondernemen om het IPC en de TKT te verkorten. Men ontwikkelde verschillende vruchtbaarheidsprogramma s om de ovariële activiteit te beïnvloeden en/of te synchroniseren. Ovsynch is er één van (fig. 4). Dit protocol werd in 1995 ontwikkeld in de Verenigde Staten (Pursley et al., 1995) en de praktische bruikbaarheid ervan is sindsdien uitgebreid onderzocht. De voornaamste reden voor de ontwikkeling van een dergelijk protocol is de arbeidsoptimalisatie op grote bedrijven. Door toepassing van dit protocol tracht men de ovulatie te synchroniseren door middel van 3 injecties (GnRH - PgF2α - GnRH). Op de startdag, een willekeurige dag van de oestrale cyclus, wordt de eerste GnRH-injectie (100 µg) toegediend. Deze inspuiting moet ervoor zorgen dat grote, functionele follikels ovuleren of luteοniseren. Dit gebeurt ten gevolge van de LH-vrijstelling onder invloed van de toegediende GnRH. Bij ongeveer 85 % van de aldus behandelde koeien werd de verwachte respons waargenomen (Nebel an Jobst, 1998). Pursley spreekt in zijn onderzoek zelfs van 90 % respons bij koeien en slechts 50 % bij pinken (1995). Zeven dagen later injecteert men PgF2α om het gevormde CL of de geluteïniseerde follikel te doen regresseren. Een nieuwe dominante follikel 6

11 wordt gevormd en kan vervolgens ovuleren onder invloed van de laatste GnRH-inspuiting. Volgens het protocol van Pursley geeft men deze 3 e injectie (100 µg GnRH) bij koeien best 48u na de PgF2αtoediening, bij pinken best 24u erna. Over het algemeen wordt er in de praktijk een interval van 36 tot 48 uur toegepast (Nebel en Jobst, 1998). Vervolgens insemineert men alle koeien op een vast tijdstip (16 tot 24 uur na de laatste GnRH-injectie), ongeacht of deze bronst vertonen of niet. Bronstdetectie is dus niet meer nodig. Het Ovsynch-programma vormt de basis van een reeks hedendaagse synchronisatieprogramma s. Een overzicht van die protocols die momenteel worden toegepast, is te vinden in bijlage A (figuur 1-7). Fig. 4: Schematische voorstelling van het Ovsynch-protocol (Pursley et al., 1995). Er dient opgemerkt te worden dat weinig koeien oestrussymptomen vertonen op de dag van de Ovsynch-KI. Nauwelijks 20 % van de dieren zou bronst laten zien op het einde van het Ovsynchprotocol. Dit zou te wijten zijn aan een vroegtijdige onderbreking van de oestrogeenpiek (Nebel en Jobst, 1998). Het is net deze piek die moet zorgen voor optimale expressie van de tocht. De tweede GnRH-injectie veroorzaakt een LH-golf en zo ovulatie van de nog niet mature, pre-ovulatoire follikel. Bij de ovsynch-ki ontbreken dus vaak bronstsymptomen zoals een verhoogde uterustonus en tochtslijm. Penetratie van de inseminatiepipet door de cervix verloopt vaak moeizamer aangezien de koe niet blootgesteld werd aan de normale oestrogeenconcentraties van mature pre-ovulatoire follikels Drachtresultaten na Ovsynch in de literatuur Het belangrijkste voordeel van het Ovsynch-protocol is duidelijk: arbeidsbesparing door het verdwijnen van de nood aan bronstdetectie. Niet onbelangrijk is de vraag of deze manipulatie van de ovariële cyclus dan ook gelijkaardige drachtresultaten oplevert als na het conventionele management met KI na oestrusdetectie. Pursley et al. (1994) vermeldden in hun onderzoek een CR na eerste inseminatie bij een standaard reproductiemanagement (detectie van oestrus en KI volgens de am-pm regel) van 39 % ten opzichte 37 % bij toepassing van het Ovsynch-protocol. Een ander onderzoek dat zich vooral toelegt op het verschil tussen ovulatoire en anovulatoire koeien vergelijkt eveneens de drachtresultaten na KI met oestrusdetectie en na Ovsynch-KI (Gümen et al., 2003). Ovulatoire koeien werden hier gedefinieerd als koeien met een CL op één van de ovaria. Anovulatoire koeien hadden geen echografisch detecteerbaar luteaal weefsel en een lage progesteronconcentratie in de 2 7

12 bloedstalen genomen tussen dag 47 en 53 en dag 54 en 60 na de kalving. Men verdeelde de totale kudde (ongeacht of deze anovulatoir of ovulatoir waren) in 2 willekeurige groepen. De ene groep werd geïnsemineerd na oestrusdetectie vanaf 60 dagen postpartum. Bij de tweede groep werd Ovsynch opgestart op dag 60. Indien de koeien in groep 1 na drie weken oestrusdetectie nog steeds niet tochtig gezien waren, werden ook deze onderworpen aan Ovsynch. In deze studie werd, na drachtcontrole op dag 54 tot 60 na KI, een CR gezien van 32 % (37/117) bij de ovulatoire groep na Ovsynch in vergelijking met 35 % (34/97) na KI bij bronst. Bij de anovulatoire koeien ziet men een opvallend lagere CR: 9 % (3/33) na Ovsynch en 11 % (1/9) na KI bij oestrus. De gemiddelde CR ligt dus iets lager dan in de studie van Pursley et al. (1994), maar bij beiden is er weinig verschil terug te vinden tussen de drachtresultaten na Ovsynch en deze na conventionele bronstdetectie. Gümen et al. (2003) vermeldden 6 andere studies waar een CR na Ovsynch gevonden werd gaande van 31 tot 42 %. Uit verschillende literatuurbronnen blijkt dus dat Ovsynch-KI vergelijkbare drachtresultaten kan geven als KI na bronstdetectie. Dit in tegenstelling tot andere onderzoeken die een iets lagere CR aantonen na protocols met geplande KI in vergelijking met protocols die enkel insemineren bij bronst (Stevenson et al., 1999; Jobst et al., 2000; Cordoba en Fricke, 2002). Lucy et al. (2004) benadrukken dat de lagere CR goedgemaakt kan worden door de hogere SR bij de vruchtbaarheidsprogramma s met geplande KI. Het economische voordeel van het Ovsynch-protocol is volgens hen voor het grootste deel afhankelijk van de efficiëntie van de bronstdetectie van het bedrijf. Bedrijven die vòòr het gebruik van een dergelijk protocol maar een lage oestrusdetectiegraad hadden, zullen een grotere opbrengst halen uit de 100 % SR in het Ovsynch-programma dan bedrijven die al een een hoge oestrusdetectiegraad hadden Factoren met invloed op de drachtresultaten na Ovsynch Uit de literatuur blijkt dat er heel wat factoren een invloed hebben op de drachtresultaten na het uitvoeren van het Ovsynch-programma. In het eigen onderzoek (zie 3. Onderzoek) wordt de mogelijke invloed van dierenarts, pariteit, BCS, melkproductie, lactatiestadium, aanwezigheid van ovariële cysten en ware anoestrus en abnormaliteiten in het puerperium bekeken. Hier volgen alvast enkele literatuurbronnen die de rol van dezelfde factoren evalueren en die dan na de beschreven resultaten van het eigen onderzoek hiermee worden vergeleken. Aangezien er vele varianten bestaan op het Ovsynch-programma, worden hier enkel onderzoeken vermeld die eenzelfde Ovsynchprotocol (d.0: GnRH, d.7: PgF2α, d.9: GnRH, d.10: KI) hebben toegepast. Verderop in dit hoofdstuk volgt er dan een beschrijving van overige factoren met een mogelijke uitwerking op de drachtresultaten na Ovsynch. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de PR die de verschillende onderzoekers zagen in hun studie over Ovsynch. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de drachtdiagnose bij deze onderzoeken niet op dezelfde dag plaatsvond. Sommigen deden bijvoorbeeld drachtcontrole op 35 dagen na KI, anderen op 50 dagen na KI. Dit heeft ongetwijfeld invloed op de PR en verstoort dus de onderlinge vergelijking tussen de PR die bekomen werden in de verscheidene studies. 8

13 Tabel 1: Overzicht van enkele literatuurbronnen die onderzoek doen naar dezelfde invloedsfactoren op dracht- resultaten na Ovsynch als verderop besproken in het eigen onderzoek. Literatuurbron Land van onderzoek Onderzochte invloedsfactor Gemiddelde CR na Ovsynch-KI Tenhagen et al. (2004) Duitsland Pariteit 34.8 % Cartmill et al. (2001) VS Pariteit 34.1 % Tenhagen et al. (2003, b) Duitsland Pariteit 29.1 % Yamada et al. (2003) Japan BCS 43.6 % Moreira et al. (2000) VS BCS 26.0 % Tenhagen et al. (2003, a) VS Melkproductie 44.2 % Pursley et al. (1997) VS Melkproductie 36.2 % Peters en Pursley (2002) VS Melkproductie 31.3 % Kawate et al. (2011) Japan Toestand ovaria 46.7 % Gümen et al. (2003) VS Toestand ovaria 20.5 % Crane et al. (2006) VS Toestand ovaria 18.3 % Bartolome et al. (2002) VS Toestand ovaria 27 % Gundling et al. (2009) Duitsland Toestand ovaria 27.3 % Pariteit In de literatuur is men het er niet over eens of de resultaten na Ovsynch nu werkelijk verschillen naargelang de pariteit. Tenhagen vernoemt in zijn artikel verschillende bronnen die elkaar tegenspreken (2004). Pursley merkte in zijn onderzoek op dat de ovulatiesynchronisatie bij vaarzen minder goede resultaten gaf als bij koeien (1995). De synchronisatiegraad in dit onderzoek was slechts 75 % (18/24) bij de vaarzen en 100 % (20/20) bij de oudere, reeds gekalfde koeien. In een Duits onderzoek (Tenhagen et al., 2003, b) onderzocht men ook de resultaten na Ovsynch bij primien multipare melkkoeien en volgde men de ovaria echografisch op vanaf de laatste GnRH- injectie met telkens een 8-tal uren tussentijd. De synchronisatie graad (percentage koeien met een ovulatie binnen 40 uur na de 2 e GnRH-injectie) was 86.6 % bij primipare dieren en 88.2 % bij multipare dieren. Men ziet hier dus niet echt een significant verschil op vlak van respons op het 9

14 synchronisatieprogramma tussen beide groepen. De ovulatie bleek bij primipare dieren sneller op de 2 e GnRH-injectie te volgen (meestal binnen 17u na de injectie) dan bij de multipare koeien (meerderheid ovuleerde tussen 26 en 40 uur na de injectie). De CR lag hoger bij de primipare dieren (39.7 %) in vergelijking met de multipare dieren (29.4%). Men dient er wel rekening mee te houden dat men hier ook dieren meerekende die geïnsemineerd werden op dag 9 van het protocol indien ze op dat moment bronst vertoonden. Er werden meer primipare koeien bronstig gezien op deze dag (17.6 % t.o.v. 4.4 %). De koeien die geïnsemineerd werden volgend op deze bronst vertoonden een hogere CR dan deze waarbij de KI 16 tot 20 uur na de tweede GnRH plaatsvond (60 % t.o.v %). Het is dus niet duidelijk of er werkelijk een significant verschil is in de CR tussen primi- en multipare koeien. Cartmill et al. (2001) onderzochten de invloed van het cyclusstadium op de startdag van de Ovsynch (zie Stadium in de oestrische cyclus) en merkten in hun studie wel duidelijk op dat de resultaten na Ovsynch bij primipare dieren beter waren dan bij multipare dieren. Op dag 28 na KI werd echografisch drachtcontrole uitgevoerd en tussen dag 38 tot 58 na KI werd nog één keer aan drachtcontrole gedaan door de bedrijfsdierenarts aan de hand van rectale palpatie. De PR op 28 dagen lag bij de primipare dieren (40%) duidelijk hoger dan bij multipare koeien (28 %). De PR op dag 38 tot 58 was 30 % voor de primipare dieren en 19% voor de multipare Body conditie score (BCS) In een onderzoek van Yamada et al. (2003) werd er nagegaan wat de mogelijke impact kan zijn van de BCS op Ovsynch. Ze bepaalden hiervoor de conditiescore zoals beschreven door Ferguson et al. (1994) op 4 verschillende tijdstippen (10 d. prepartum, 30 d. en 40 d. postpartum en op de startdag van de Ovsynch). Indien de dieren vòòr 8 weken postpartum tochtig gezien waren, werden ze bij deze bronst geïnsemineerd en niet onderworpen aan Ovsynch. Het Ovsynch-protocol werd pas opgestart indien er 8 weken na het kalven nog steeds geen bronst was gezien. Door middel van transrectale palpatie werd 35 dagen na de KI drachtcontrole gedaan. Zo vonden ze een gemiddelde CR na Ovsynch-KI van 43.6%. De CR van de koeien met een BCS van op tien dagen prepartum was opvallend hoger dan deze met een BCS 3.5 (58.3 % t.o.v %). De CR van de koeien met een BCS van op 30 d. postpartum en op de startdag van de Ovsynch (dus 8 weken postpartum) was eveneens hoger dan deze met een BCS 2.5 (53.8 % t.o.v %; 59 % t.o.v. 20 %). Hierbij dient zeker vermeld te worden dat in deze studie slechts 39 koeien onderworpen werden aan het Ovsynch-programma. De resultaten moeten dus zeker met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Moreira et al. (2000) voerden een grootschaliger onderzoek uit (207 koeien) en kwamen tot gelijkaardige bevindingen. De BCS werd hier enkel bepaald op 63 (± 3) dagen postpartum. Ze zagen eveneens een lagere PR bij koeien naarmate de BCS lager was. De PR op 27 dagen na Ovsynch-KI was voor de dieren met een lage BCS ( < 2.5, n = 81 ) slechts 18.1 %, terwijl dit voor de koeien met 10

15 een hogere BCS ( 2.5, n = 126) 33.8 % was. Op 45 dagen was dit nog respectievelijk 11.1 % en 25.6 %. De embryonale sterfte tussen d. 27 en d. 45 was ongeveer gelijk voor beide groepen. Aangezien Yamada et al. (2003) op meerdere tijdstippen de BCS bij de koeien bepaalden, konden zij in tegenstelling tot Moreira et al. (2000) bekijken welke invloed het verlies in BCS uitoefent op de resultaten na Ovsynch. Het verlies in BCS waar zij over spreken overspant een periode van ongeveer 10 weken (van 10 dagen prepartum tot 8 weken postpartum). De eerste groep die hij in dit kader vermeldt zijn de koeien die vòòr 8 weken na de kalving geïnsemineerd werden na oestrusdetectie en dus geen Ovsynch hebben ondergaan. Hier is geen significant verschil in CR te zien tussen de koeien met een verlies van conditiescore 0.75 en deze die 1.0 aan conditie verloren. Pas 8 weken na de kalving werd de Ovsynch opgestart indien de koe nog steeds niet tochtig gezien was. In deze groep ziet men wel een verschil in CR naargelang het verlies in BCS. De koeien met een daling in BCS 0.75 vertoonden een hogere CR dan deze met een verlies van BCS van 1.0 (61.5 % t.o.v %) Melkproductie en lactatiestadium Wanneer er gesproken wordt over de vrijwillige wachtperiode (VWP) in het kader van het Ovsynch-programma, gaat het om het interval tussen de kalving en de startdag van de Ovsynch. Deze VWP loopt dus samen met het lactatiestadium van de koe. De Kruif (1998) vermeldt dat de beste drachtigheidsresultaten na eerste inseminatie worden verkregen bij dieren die 3 tot 4 maand na de partus worden geïnsemineerd. Indien men vroeger start met insemineren dan dalen de resultaten. Indien men vòòr 40 dagen post partum begint met insemineren dan zijn er duidelijk slechte resultaten te zien. Hij raadt dan ook aan van te starten met insemineren op 60 dagen post-partum, enkel bij dieren die een normaal puerperium hebben doorgemaakt. Men zou dus Ovsynch kunnen starten rond dag 50 postpartum. Er zijn echter geen bezwaren om vroeger te insemineren, maar men dient zich te realiseren dat KI vòòr 40 dagen postpartum weinig opbrengt aangezien de drachtresultaten dan aanzienlijk lager liggen. Dieren die abnormaal hebben afgekalfd of waarbij het puerperium afwijkend is verlopen, worden volgens hem best pas na 75 dagen post partum voor de eerste maal geïnsemineerd. Dus voor Ovsynch wil dit zeggen: niet starten met het protocol voor 65 dagen postpartum. Er werd echter specifiek onderzoek gedaan naar de invloed van de VWP op de drachtresultaten na Ovsynch. Men keek hierbij vooral naar herstel van de ovariële cycliciteit en involutie van de uterus. De CR na Ovsynch-KI bleek lager te zijn bij koeien die 56 dagen post partum nog steeds de normale ovariële activiteit niet hernomen hadden (zie tabel 2; Yamada et al., 2003). Dit wordt ook verder besproken in het onderdeel Andere studies vermelden tevens een lage CR indien de Ovsynch te vroeg post partum opgestart werd (Pursley et al., 1997; Pursley et al., 1998). De PR bij koeien die geïnsemineerd werden in de periode van 50 tot 75 dagen na de kalving was minder goed dan deze bij de koeien die later KI ondergingen (>75 dagen). Waarschijnlijk vertonen veel koeien 11

16 een uitgesteld herstel van de ovariële cyclus tijdens de vroege post partum periode en bij deze koeien is vaak ook een uitgestelde involutie van de uterus te zien (Yamada, 2005). Dit zorgt ervoor dat de drachtresultaten vaak tegenvallen indien men Ovsynch te snel na de kalving begint. Nebel en Jobst (1998) raden aan van te wachten tot minstens 75 dagen post partum om Ovsynch op te starten om de drachtresultaten te optimaliseren. Tabel 2: Relatie tussen het interval kalving- herstel ovariële activiteit en de CR na Ovsynch (Yamada et al., 2003). Optreden van herstel van de ovariële activiteit (in aantal dagen post partum) < > 56 Aantal koeien Aantal drachtige koeien CR (%) Aan de Universiteit van Berlijn voerde men onderzoek om de invloed van de melkproductie en het lactatiestadium op Ovsynch te evalueren (Tenhagen et al., 2003, a). In totaal werden 1288 melkkoeien in 2 groepen verdeeld en vervolgens in 3 subgroepen op basis van de gemiddelde dagproductie in de vijfde lactatieweek (hoog, gemiddeld en laag). In groep 1 werd Ovsynch gestart tussen 73 en 81 dagen lactatie onafhankelijk van het productieniveau. In groep 2 startte men het protocol afhankelijk van het productieniveau. Koeien met een gemiddelde melkproductie ondergingen Ovsynch tussen dag 73 en 81. Laagproductieve koeien werden 3 weken eerder opgestart (dag 53-59) en hoogproductieve koeien 3 weken na deze met een gemiddeld productieniveau (dag ). In tabel 3 is te zien dat de CR lager was bij koeien die vroeger in de lactatie gesynchroniseerd werden dan koeien met eenzelfde productieniveau die later gesynchroniseerd werden. Indien Ovsynch op hetzelfde lactatiestadium gestart werd, zag men geen significant effect van het melkproductieniveau op de CR. Op 200 dagen lactatie werden minder koeien met hoog productieniveau drachtig gediagnosticeerd dan koeien met gemiddeld of laag productieniveau. Dit bleek onafhankelijk te zijn van het productieniveau op het moment dat men Ovsynch opstartte. De auteurs besloten uit hun studie dat voornamelijk het lactatiestadium waarop de Ovsynch gestart wordt en minder het melkproductieniveau, een invloed uitoefent op de drachtresultaten na Ovsynch. Volgens hen spelen verschillende factoren hierbij een rol. Naarmate de postpartumperiode voortschrijdt, daalt de invloed van de negatieve energiebalans op de vruchtbaarheid. Daarnaast zal ook een groter aantal koeien terug een normale cycliciteit vertonen naargelang de lactatie is gevorderd. Enkele andere onderzoeken tonen gelijkaardige resultaten als in de proefopzet van Tenhagen et al. (2003). Pursley et al. (1997) zien inderdaad een hogere PR indien men na dag 75 van de lactatie start met Ovsynch ( d.: 39.4 %; 76 d.: 43.4 %). Peters en Pursley (2002) bekomen in hun onderzoek betere vruchtbaarheidsresultaten bij hoogproductieve dieren dan bij koeien die minder 12

17 produceren dan gemiddeld (45.8 % t.o.v %). Ze geven hier twee mogelijke verklaringen voor. Ten eerste menen ze dat bij de laagproductieve koeien meer gezondheidsproblemen gezien werden waardoor de dieren minder gemakkelijk drachtig werden. Daarnaast merkten ze ook op dat hoogproductieve koeien vaker multipele ovulaties vertonen en dus meer kans hebben om drachtig te worden. Tabel 3: Drachtigheidspercentage van de koeien opgenomen in het onderzoek van Tenhagen et al. (2003). Groep 1 Groep 2 Startdag Ovsynch (aantal dagen postpartum) Productieniveau Laag Gemiddeld Hoog Laag Gemiddeld Hoog Aantal koeien DR (%) Koeien drachtig op 200 dagen lactatie (%) Toestand ovaria Opsomer et al. (1998) vermeldden de negatieve energiebalans als belangrijkste invloedsfactor op uitgestelde ovariële activiteit post partum bij hoogproductief melkvee. En dit zou voornamelijk te wijten zijn aan onderdrukking van de pulsatiele GnRH- en LH-secretie. Hoogproductieve dieren verliezen meer energie dan ze kunnen opnemen en ondervinden hierdoor een negatieve energiebalans van variabele omvang en tijdsduur. Deze negatieve energiebalans zou dus een belangrijke oorzaak zijn van ware anoestrus en cysteuze ovariële follikels post partum. Hieruit kan dus afgeleid worden dat de verschillende invloedsfactoren op de drachtresultaten na Ovsynch nauw met elkaar verbonden zijn. Hoogproductieve dieren vertonen een grote negatieve energiebalans en een aanzienlijk verlies aan BCS. Hierdoor worden er ook meer van deze koeien gezien met uitgestelde, normale ovariële activiteit (anoestrus of cysteuze ovariële follikels. Men zou denken dat de onderdrukking van de pulsatiele GnRH- en LH-secretie bij hoogproductieve dieren met een aanzienlijke negatieve energiebalans opgevangen kan worden door het Ovsynch-protocol, aangezien hier GnRH wordt toegediend. Maar zoals reeds eerder besproken (zie Drachtresultaten na Ovsynch in de literatuur) toonde onderzoek aan dat de drachtresultaten na Ovsynch niet zo goed zijn bij anovulatoire koeien (folliculaire cysten of ware anoestrus) in vergelijking met ovulatoire koeien (Gumen et al., 2003). Bij de ovulatoire dieren zag men een CR van 32 % na Ovsynch in vergelijking met slechts 9 % bij de anovulatoire dieren. Ook andere studies wijzen 13

18 op minder goede drachtresultaten na Ovsynch bij koeien in anoestrus (Osawa et al., 2003). Men onderzocht verschillende aanpassingen van het Ovsynch-protocol om de teleurstellende resultaten bij koeien in anoestrus te verbeteren. Meerdere proeven wezen uit dat toevoegen van een CIDR (controlled intra-vaginal drug releasing device) aan het Ovsynch-protocol een PR zou geven die deze van cyclerende dieren bijna zou kunnen evenaren (Lamb et al, 2001; Pursley et al, 2001). Hierbij wordt de CIDR die progesteron vrijstelt, intravaginaal geplaatst op de startdag van het Ovsynchprotocol, dus tegelijkertijd met de eerste GnRH-injectie en verwijderd op de dag van de PgF2αinjectie. Niet alleen dieren in ware anoestrus, maar ook dieren met cysteuze ovariële follikels getuigen van minder goede drachtresultaten na Ovsynch in vergelijking met normaal cyclerende dieren (Yamada, 2005). Kawate et al. (2011) zagen een relatief hoge CR bij de dieren met cysteuze ovariële follikels na het conventionele Ovsynchprotocol (45 %) in vergelijking met andere studies (Crane et al., 2006:18.3 %; Gundling et al., 2009: 23.1 %). Toch blijken ze het over het algemeen zeker niet zo goed te doen als de dieren met normale, actieve ovaria. Kawate et al. zien geen opvallend verschil tussen de drachtresultaten bij dieren met cysteuze ovaria (folliculaire en geluteïniseerde cysten) na behandeling met het klassieke Ovsynch-programma en deze na de Ovsynch + CIDR (46.7 % t.o.v %). Bij dieren in ware anoestrus zou dit dus wel de resultaten verbeteren. Andere voorbehandelingen zoals met bovine somatotropine (bst) en/of GnRH zeven dagen voor de start van het Ovsynchprotocol verbeterden de resultaten niet bij aanwezigheid van cysten (Bartolome et al., 2002) Puerperale stoornissen Aangezien in de meeste studies gebruik werd gemaakt van koeien met een normale kalving en een normaal puerperium, zijn niet veel gegevens beschikbaar over Ovsynch bij koeien met puerperale stoornissen. Enkel over endometritis wordt wel eens iets vermeld in het kader van drachtigheidsresultaten na Ovsynch. Tenhagen et al. (2003) vermeldden in hun onderzoek dat 22,5 % van de onderzochte dieren (1202) klinische tekenen vertoonden van endometritis met een variabele graad van ernst. De proportie van dieren met endometritis post partum was hoger binnen de groep koeien met een lager melkproductieniveau in vergelijking met de groep met een gemiddeld of hoog productieniveau (respectievelijk 27,1%, 21,0 % en 20,4 %). Het was niet duidelijk af te leiden uit de data of het productieniveau lager was omwille van de endometritis of dat voor beiden eenzelfde oorzaak moest gezocht worden (bvb. één of andere metabole stoornis). In deze studie werd afgeleid dat endometritis geen invloed vertoonde op de CR na Ovsynch noch op de kans op dracht na 200 dagen lactatie. Er werden wel numerieke verschillen gezien in functie van de ernst van de endometritis, maar de verschillen bleken niet significant. In 2001 beschreven Tenhagen et al. ook al gelijkaardige resultaten. 14

19 Overige invloedsfactoren Stadium in de oestrische cyclus Vasconcelos et al. (1999) evalueerden in hun studie of het starten van het Ovsynch-protocol op verschillende dagen van de oestrale cyclus invloed heeft op de effectiviteit van de Ovsynch. Ze volgden dit op bij 156 lacterende Holstein-Friesian koeien op 2 bedrijven in centraal Utah met behulp van transrectaal echografisch onderzoek en door bepalen van de progesteronconcentratie in het serum. Bij 64 % van de koeien vond ovulatie plaats als respons op de eerste GnRH-injectie en dit percentage varieerde afhankelijk van het stadium van de cyclus (zie tabel 4). Er werd een lage ovulatiegraad (23 %) gezien bij de eerste GnRH-injectie indien het Ovsynch-protocol gestart werd in de eerste vier dagen van de cyclus en daarentegen een heel hoge ovulatiegraad (96 %) bij start op dag 5 tot 9 van de cyclus. Maar vooral de de synchronisatie graad is uiteindelijk van belang. Dit is het totale percentage van de koeien dat ovuleerde na de 2 e GnRH-injectie en dit was in totaal 87 %, met de hoogste synchronisatiegraad (94 %) bij start van de Ovsynch op dag 1 tot 4 van de cyclus. Tabel 4: Percentage koeien dat ovuleerde na de eerste en tweede GnRH-injectie en de maximale diameter van de follikel op de dag van de PgF2-injectie en de dag van de tweede GnRH-injectie (Vasconcelos et al., 1999). Maximale diameter van de follikel op Dag in de Aantal Ovulatie als reactie op moment van de injectie van oestrale cyclus koeien Eerste GnRH Tweede GnRH PgF2α Tweede GnRH % 94 % % 89 % % 85 % % 81 % Koeien waarbij de Ovsynch gestart werd rond het midden van de oestrale cyclus bleken kleinere follikels te hebben bij ovulatie en een grotere PR ten opzicht van koeien die zich bij start van de Ovsynch in het begin of op het eind van hun cyclus bevonden. Vasconcelos et al. leidden dit af uit een hun voorgaand onderzoek in 1997 en dit onderzoek in De grootte van de follikel varieert niet alleen met het cyclusstadium, maar ook met de melkproductie en de progesteronconcentratie in het serum op de dag van de PgF2α-toediening. Ook Cartmill et al. (2001) bestudeerden de mogelijke invloed van het stadium in de oestrale cyclus op de resultaten na Ovsynch. Ze bepaalden of de koe al dan niet ovariële activiteit vertoonde en in welk stadium van de cyclus de koe zich bevond door middel van bepaling van progesteronconcentratie (P4-concentratie) in het serum op d 22 (22 dagen voor de Ovsynch-KI), d - 15

20 15 en d -10 (10 dagen voor de Ovsynch-KI, dus de startdag van de Ovsynch-KI). Indien de P4- concentratie in elk van deze 3 stalen lager bleek dan 1 ng/ml (i.e. laag-laag-laag, LLL) te zijn, dan werd ze als inactief of anoestrisch beschouwd. Indien er minstens één staal van de drie een hogere concentratie dan 1 ng/ml (H = hoog) bevatte, werd ze bij de cyclerende dieren gerekend en verder geclassifieerd afhankelijk van de P4-concentratie in de 3 stalen (zie tabel 5). Om het cyclusstadium in te schatten ging hij ervan uit dat de P4-concentratie laag was (<1 ng/ml) op dag 0 tot 4 van de cyclus (oestrus of metoestrus) en laag op dag 19 tot 21 (folliculaire fase) van de cyclus. Terwijl de concentratie hoog is op dag 5 tot 18 (vroege dioestrus: dag 5 tot 11 en late dioestrus op dag 12 tot 18). Indien de koeien die als niet-cyclerend gedefinieerd werden, op d-3 een P4-concentratie van hoger dan 1 ng/ml vertoonden, ging men ervan uit dat ovulatie en cycliciteit op gang gebracht waren door de GnRH-injectie op d -10. Tabel 5: classificatie van de koeien volgens stadium in de ovariële cyclus op d -10 (startdag van het Ovsynch- protocol) op basis van de P4-concentraties in het serum op d -22, -15 en -10 (Cartmill et al., 2001). P4-concentratie op Vermoedelijk stadium in de Aantal PR na d -22, -15 en -10 ovariële cyclus op d -10 observaties Ovsynch LLL Anoestrus % LLH Vroege di-oestrus % LHL Folliculaire fase¹ % LHH Late luteale fase % HLL Metoestrus vroege di-oestrus % HLH Vroege dioestrus % HHL Folliculaire fase % HHH Late luteale fase % ¹ deze groep vertoonde blijkbaar een eerder korte dan normale luteale fase In dit onderzoek (zie fig.5) is te zien dat de hoogste PR gezien kan worden bij koeien in de folliculaire fase op de startdag van de Ovsynch (LHL) en in vroege di-oestrus (HLH). Koeien in de metoestrus of late di-oestrus (HLL) en in anoestrus vertonen een opmerkelijk lagere PR. De dieren die zich in de overige stadia van de cyclus bevonden lieten een PR tussen deze beide uitersten zien. Op figuur 5 is tevens te zien dat de groepen met de hoogste percentages koeien met verhoogd P4 op het moment van de PgF2α-injectie (d -3) ook de koeien met de beste PR (LHL en HLH) zijn. De PR blijkt dus hoger te zijn naarmate de P4 concentratie op moment van de PgF2α-injectie hoger is. De enige uitzondering is de groep met HHL. Vermoedelijk waren deze koeien in hun folliculaire fase op d -10 en werden ze de 7 daarop volgende dagen aan een verhoogde P4 blootgesteld. Vasconcelos et al. (1999) zagen dus de beste drachtresultaten van Ovsynch bij start van het protocol rond dag 5-16 van de oestrale cylus. Cartmill et al. (2001) vonden de beste 16

21 reproductieresultaten bij de koeien die zich ongeveer tussen dag 0 en 11 bevonden bij de start van de Ovsynch. De vraag is natuurlijk of het praktisch haalbaar is om hiermee rekening te houden bij toepassen van de synchronisatieprogramma s. Men kan echter wel met behulp van bepaalde presynchronisatieprogramma s de dieren synchroniseren zodat de meeste dieren zich op het optimale tijdstip van hun cyclus bevinden op de statdag van de het eigenlijke Ovsynch-protocol. Dit wordt verderop besproken (zie Presynchronisatie). Fig. 5: PR na Ovsynch per groep dieren ingedeeld op basis van de P4-concentraties in het serum op d -22, -15 en -10 (Cartmill et al., 2001). Bovenaan is ook een staafdiagram met de gemiddelde P4-serumconcentratie op d - 3 (dag van de PgF2α-injectie) per groep te zien en rechts naast de legende vindt men het percentage koeien per groep met hoge P4-concentratie (>1 ng/ml) op d Dosering GnRH Zoals hierboven reeds vermeld ( Beschrijving van het Ovsynch-protocol) bestond het oorspronkelijke protocol van Pursley et al. (1995) uit 3 injecties: 100 µg GnRH 25 mg PgF2α 100 µg GnRH. De dosis van GnRH was gebaseerd op het advies van de producent (Merial) voor behandeling van cysteuze ovariële follikels. Onderzoek door Fricke et al. (1998) toonde aan dat een halve dosis GnRH in het protocol ook nog voldoet (dus 50 µg GnRH - 25 mg PgF2α 50 µg GnRH). Hij deelde 237 primipare en multipare, lacterende Holstein Friesian koeien at random in 2 groepen in: groep 1 werd behandeld met het oorspronkelijke protocol van Pursley met 100 µg GnRH, groep 2 werd behandeld met het Ovsynch-protocol met 50 µg GnRH. De synchronisatie graad, CR en ES (embryonale sterfte) bleken nauwelijks te verschillen tussen de beide groepen (zie tabel 6). 17

22 Tabel 6: CR en ES bij lacterend melkvee na Ovsynch met 100 µg GnRH (volledige dosis) of 50 µg GnRH (halve dosis) per injectie (Fricke er al., 1998) Groep 1 Groep 2 Parameter Ovsynch met volledige dosis Ovsynch met halve dosis GnRH GnRH CR van de gesynchroniseerde dieren¹ 47.5 (47/99) 47.8 (44/92) 28 dagen na KI 39.6 (38/96) 40.7 (37/91) 56 dagen na KI Totale CR² 28 dagen na KI 56 dagen na KI 41.0 (48/117) 33.6 (38/113) 41.1 (46/112) 35.1 (39/111) ES³ 13.6 (6/44) 13.3 (6/45) ¹ Aantal koeien drachtig gediagnosticeerd binnen de gesynchroniseerde koeien uitgedrukt als percentage t.o.v. het aantal gesynchroniseerde koeien (gesynchroniseerd = ovulatie van minstens 1 follikel binnen 48 uur na de tweede GnRH-injectie van het Ovsynch-protocol,; de synchronisatiegraad van alle koeien onderworpen aan ovsynch was 84.0 % ) ² Aantal koeien drachtig gediagnosticeerd uitgedrukt als percentage t.o.v. het totaal aantal koeien onderworpen aan de Ovsynch ³ Aantal koeien niet drachtig gediagnosticeerd op 56 dagen t.o.v. het aantal koeien die drachtig gediagnosticeerd waren op 28 dagen na KI Intervallen binnen het protocol Interval tussen de GnRH- en PgF2α-injectie Het oorspronkelijke protocol beschreven door Pursley et al. (1995) hanteert binnen het Ovsynch-protocol een interval van 7 dagen tussen de eerste GnRH-injectie en de PgF2α-injectie. Aangezien het CL, gevormd onder invloed van de eerste GnRH-injectie, de eerste 5 dagen niet gevoelig is aan luteolyse door PgF2α (de Kruif, 2008), blijkt het weinig zin te hebben dit interval te verkorten. Stevenson et al. (2007) onderzochten of een verlengd interval tussen de eerste en tweede inspuiting van het Ovsynch-protocol betere resultaten kon geven. Ze trachtten te achterhalen of er hogere concentraties aan oestradiol-17β in het serum werden gezien door de PgF2α-geïnduceerde luteolyse uit te stellen. Grotere follikels zouden volgens hen mogelijks kunnen leiden tot verhoogde vruchtbaarheid na Ovsynch-KI. Al de koeien in hun proefopzet ondergingen een voorbehandeling met een PRID gedurende 7 dagen. PgF2 α werd 24 uur voor het verwijderen van de PRID toegediend. Het Ovsynch-protocol werd 9 dagen na het verwijderen van de PIRD opgestart. Het eigenlijke protocol verschilt van het protocol eerder beschreven in deze masterproef: GnRH op de eerste dag, PgF2α op dag 7, 8 of 9 (respectievelijk groep 1, 2 en 3) en vervolgens GnRH en KI 48 uur na deze PgF2αinjectie. Op regelmatige tijdstippen werd er bloed genomen om de concentratie van oestradiol-17β en progesteron te bepalen. Drachtigheidsonderzoek vond plaats op 32 tot 34 dagen na de Ovsynch-KI 18

23 met behulp van transrectaal echografisch onderzoek. Er werden geen grotere pre-ovulatoire follikels gezien en ook de concentratie van oestradiol-17β bleek niet hoger te zijn. Men zag een CR van 56 % in groep 1, 56 % in groep 2 en slechts 10 % in groep 3. Er blijkt dus geen enkele reden te zijn om het interval tussen de eerste GnRH-injectie en de PgF2α-injectie te verkorten of verlengen. In de hedendaagse Synchronsiatieprogramma s wordt dus nog steeds het interval van 7 dagen toegepast zoals oorspronkelijk door Pursley et al. (1995) werd aangegeven. Interval tussen de PgF2α- en de tweede GnRH-injectie Pursley et al. (1995) vermeldden een tijdsspanne van 48 uur tussen de PgF2α- en GnRH 2- injectie. Enkele jaren later bestudeerden Peters en Pursley (2003) in hun onderzoek de mogelijke invloed van de variatie in het interval tussen PgF2α en GnRH op de drachtigheidsresultaten na Ovsynch. In een eerste experiment vergeleken ze het traditionele Ovsynch-programma (interval tussen PgF2α en GnRH 2: 48u) met een gemodificeerd Ovsynch-protocol (gelijktijdig PgF2α en GnRH 2). De drachtcontrole werd 36 dagen na de KI uitgevoerd. Ze besloten uit hun resultaten dat de traditionele Ovsynch resulteerde in een hogere PR dan het aangepaste protocol (31.3 % t.o.v %). In een tweede experiment deelden ze de dieren op in vier groepen naargelang het gekozen interval (0, 12, 24 en 36 uur). De drachtdiagnose vond 28 dagen na de inseminatie plaats. Ze merkten op dat het toedienen van GnRH op hetzelfde tijdstip van of binnen de 24 uur na de PgF2α-injectie minder goede PR opleverde dan wanneer men een interval van 36 uur toepaste. Deze onderzoekers concludeerden uit hun studie dat indien de toediening van GnRH te vroeg volgt op PgF2α er ovulatie plaatsvindt van een onrijpe follikel en dat dit de functie van het latere CL negatief beïnvloedt. Indien men echter te laat GnRH toedient, vinden er teveel ovulaties plaats vòòr de eigenlijke GnRH-injectie en nemen de synchronisatiegraad en de drachtresultaten opmerkelijk af. Om controle te hebben over de LH-piek en zo over het tijdstip van de ovulatie is het belangrijk GnRH toe te dienen vòòr de spontane LH-piek. Enkele studies vermelden dat de spontane LH-piek ten vroegste 36 uur na de regressie van het CL o.i.v. PgF2α optreedt. Meestal ziet men deze piek 48 uur na de PgF2α-injectie. De flexibiliteit in het tijdstip van de laatste injectie van het Ovsynch-protocol is dus beperkt tot u na de PgF2α-injectie. Interval tussen de tweede GnRH-injectie en de Ovsynch- KI Pursley et al. (1998) onderzochten op welk tijdstip de Ovsynch-KI best plaatsvindt om goede drachtresultaten te bekomen. Ze insemineerden de dieren op 0, 8, 16, 24 of 32 uur na de tweede GnRH-injectie. Ovulatie vindt namelijk doorgaans plaats tussen 24 en 32 uur na de laatste injectie van het Ovsynchprotocol (Pursley et al., 1995). Drachtdiagnose vond plaats op 25 tot 35 dagen na de KI met behulp van transrectaal echografisch onderzoek. De PR waren gelijkaardig voor de groepen waarbij KI plaatsvond op 8, 16 en 24 uur (zie tabel 7), met de beste resultaten bij inseminatie op 16 uur. De groepen die KI onderging 0 en 32 uur na GnRH bleken een minder goede PR te vertonen, maar de embryonale sterfte was laagst in de groep van 0 uur. De hoogste ES werd gezien bij KI op 32 uur. Dit alles zorgt ervoor dat het uiteindelijke percentage koeien dat afkalfde van de Ovsynch-KI 19

VOORTPLANTING MELKVEE: BASIS EN UPDATE

VOORTPLANTING MELKVEE: BASIS EN UPDATE VAKGROEP VOORTPLANTING VERLOSKUNDE EN BEDRIJFSDIERGENEESKUNDE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE UNIVERSITEIT GENT VOORTPLANTING MELKVEE: BASIS EN UPDATE Jenne De Koster, Geert Opsomer, Miel Hostens OVERZICHT Ovaria

Nadere informatie

Nieuwsbrief. Voorwoord. Demoproject Wekensystemen: keuze in functie van rendabiliteit en arbeid. In dit nummer: Voorwoord 1 Algemeen.

Nieuwsbrief. Voorwoord. Demoproject Wekensystemen: keuze in functie van rendabiliteit en arbeid. In dit nummer: Voorwoord 1 Algemeen. Projectpartners: Maart 2016 Nieuwsbrief Demoproject Wekensystemen: keuze in functie van rendabiliteit en arbeid Voorwoord Beste lezer, In het kader van het Demonstratieproject Wekensystemen: keuze in functie

Nadere informatie

Doelen, meetpunten, procesmanagement

Doelen, meetpunten, procesmanagement Management Doelen, meetpunten, procesmanagement Stroomschema s en diagrammen helpen om processen in beeld te brengen, zodat je deze beter kunt managen. comfort, gezondheid, rust afkalven Transitie en opstart

Nadere informatie

WAAR STAAN WE NU? KPI S VRUCHTBAARHEIDSBEGELEIDING ZIJN ER MEETBARE EFFECTEN? JONGVEE Afkalfleeftijd maanden. MELKVEE TKT < 400 dagen 18/12/2018

WAAR STAAN WE NU? KPI S VRUCHTBAARHEIDSBEGELEIDING ZIJN ER MEETBARE EFFECTEN? JONGVEE Afkalfleeftijd maanden. MELKVEE TKT < 400 dagen 18/12/2018 VAKGROEP VOORTPLANTING VERLOSKUNDE EN BEDRIJFSDIERGENEESKUNDE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE UNIVERSITEIT GENT WAAR STAAN WE NU? ZIJN ER MEETBARE EFFECTEN? Jenne De Koster, Geert Opsomer, Miel Hostens KPI S

Nadere informatie

Reproductie Management Cursus

Reproductie Management Cursus Reproductie Management Cursus Arno Joosten 27 februari 2013 Programma Opening Anatomie, fysiologie en hormoonhuishouding Film, de praktijk PIGSIS Doel van de cursus Kennis Reproductieresultaten Programma

Nadere informatie

124 Dit proefschrift gaat over de oorzaken van vroeg folliculair verhoogde FSHspiegels bij vrouwen met een regelmatige cyclus. In de Introductie (hoof

124 Dit proefschrift gaat over de oorzaken van vroeg folliculair verhoogde FSHspiegels bij vrouwen met een regelmatige cyclus. In de Introductie (hoof Samenvatting 124 Dit proefschrift gaat over de oorzaken van vroeg folliculair verhoogde FSHspiegels bij vrouwen met een regelmatige cyclus. In de Introductie (hoofdstuk 1) wordt de reproductieve veroudering

Nadere informatie

Kengetallen. E-12 Inseminatiewaarde en Gebruikswaarde

Kengetallen. E-12 Inseminatiewaarde en Gebruikswaarde Kengetallen E-12 Inseminatiewaarde en Gebruikswaarde Inleiding Jaarlijks wordt circa 30% van de melkveestapel afgevoerd en vervangen door hoogdrachtige vaarzen. De afvoer van een koe kan gedwongen zijn

Nadere informatie

E-learning Vruchtbaarheid OESTRUSMANAGEMENT BIJ RUNDVEE

E-learning Vruchtbaarheid OESTRUSMANAGEMENT BIJ RUNDVEE E-learning Vruchtbaarheid OESTRUSMANAGEMENT BIJ RUNDVEE LEERDOELEN Het managen van de vruchtbaarheidscyclus is belangrijk om koeien op tijd te insemineren en drachtig te krijgen. Oestrusmanagement is voor

Nadere informatie

Notice Version NL VETERELIN 0,004 MG/ML B. BIJSLUITER

Notice Version NL VETERELIN 0,004 MG/ML B. BIJSLUITER B. BIJSLUITER BIJSLUITER Veterelin 0,004 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen, paarden, varkens en konijnen 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT

Nadere informatie

Kengetallen. E-13 Voortplanting

Kengetallen. E-13 Voortplanting Kengetallen E-13 Voortplanting Inleiding Op melkveebedrijven wordt jaarlijks een aanzienlijke schade geleden als gevolg van een niet optimale tussenkalftijd en een voortijdige afvoer van koeien die niet

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Genestran 75 microgram/ml oplossing voor injectie voor runderen, paarden en varkens

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Genestran 75 microgram/ml oplossing voor injectie voor runderen, paarden en varkens SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Genestran 75 microgram/ml oplossing voor injectie voor runderen, paarden en varkens 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Nadere informatie

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland Claw Health in Dairy Cows in the Netherlands Chapter 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 - Chapter 10 - Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland Subtitel: Epidemiologische aspecten van verschillende klauwaandoeningen

Nadere informatie

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen Er valt veel te winnen met een langere levensduur Henk Hogeveen Lange levensduur is goed...... gevolg van betere gezondheid... gevolg van betere vruchtbaarheid... minder jongvee nodig minder kosten minder

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar EVALUATIE VAN DE FERTILITEIT VAN BINDSTAL NAAR STAL MET MELKROBOT.

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar EVALUATIE VAN DE FERTILITEIT VAN BINDSTAL NAAR STAL MET MELKROBOT. UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013-2014 EVALUATIE VAN DE FERTILITEIT VAN BINDSTAL NAAR STAL MET MELKROBOT door Stefanie PACKET Promotoren: Dr. Miel Hostens Prof. dr. Geert Opsomer

Nadere informatie

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): -

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): - Auteur: Horneman Betreft: Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): - N o t i t i e Sinds begin 2006 worden resultaten van lactosebepalingen

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. ACEGON, 50 microgram/ml, oplossing voor injectie voor runderen

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. ACEGON, 50 microgram/ml, oplossing voor injectie voor runderen SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL, 50 microgram/ml, oplossing voor injectie voor runderen 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke ml bevat : Actieve bestanddelen:

Nadere informatie

Lactatie op Maat Optimaliseren van lactatielengte bij melkvee om diergezondheid en productie-efficiëntie te verbeteren

Lactatie op Maat Optimaliseren van lactatielengte bij melkvee om diergezondheid en productie-efficiëntie te verbeteren Ziekte incidentie (per 100 koeien) Lactatie op Maat Optimaliseren van lactatielengte bij melkvee om diergezondheid en productie-efficiëntie te verbeteren Eline Burgers 1,2, Akke Kok 1,3, Roselinde Goselink

Nadere informatie

Zie rubriek 6.1 voor de volledige lijst van hulpstoffen. 4.2 Indicaties voor gebruik met specificatie van de doeldiersoort(en)

Zie rubriek 6.1 voor de volledige lijst van hulpstoffen. 4.2 Indicaties voor gebruik met specificatie van de doeldiersoort(en) 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL, 4,2µg/ml, oplossing voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Per ml: Werkzaam bestanddeel: Busereline acetaat 0.0042 mg. Hulpstof: Benzylalcohol 0.1

Nadere informatie

Continue meten = continue weten

Continue meten = continue weten Continue meten = continue weten Agis Automatisering heeft in 2010-2011 een Samenwerking bij Innovatie-project uitgevoerd met 15 melkveebedrijven: het Melkveehouder Decision Support System project. Dit

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL 0,004 mg/ml oplossing voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Bevat per ml: Werkzaam bestanddeel: Busereline 0,004

Nadere informatie

Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose. Omschrijving

Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose. Omschrijving Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose Omschrijving Onvruchtbaarheid is het onvermogen om drachtig te worden. Onvruchtbaarheid bij vrouwelijke honden (teven) en katten (poezen)

Nadere informatie

BIJSLUITER DINOLYTIC

BIJSLUITER DINOLYTIC BIJSLUITER 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN VERSCHILLEND Houder van de vergunning voor het in de handel

Nadere informatie

van Dechra Ketose / Slepende melkziekte Hypocalciëmie/ Melkziekte Acidose / Pensverzuring

van Dechra Ketose / Slepende melkziekte Hypocalciëmie/ Melkziekte Acidose / Pensverzuring Het van Dechra De afkalfperiode is een cruciale periode waarin belangrijke metabole veranderingen optreden die aanleiding kunnen geven tot ernstige metabole aandoeningen bij melkkoeien. Ketose / Slepende

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2010-2011 VRUCHTBAARHEIDSPARAMETERS BIJ HOOGPRODUCTIEF MELKVEE door Joris SOMERS Promotor: Miel Hostens Medepromotor: Prof. Dr. Geert Opsomer Studieproject

Nadere informatie

Vruchtbaarheidsanalyse melkkoeien

Vruchtbaarheidsanalyse melkkoeien Vruchtbaarheidsanalyse melkkoeien -- t/m -6- Laatste drachtcontrole: -6- [] [] [] [] [] [] Aantal koeien op bedrijf 98 6 iddelde aantal lactatie dagen 78 78 7 77 9 iddelde aantal dagen eerste tochtigheid

Nadere informatie

Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation. Sofie Piepers, DVM, PhD. M-team UGent

Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation. Sofie Piepers, DVM, PhD. M-team UGent Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation Sofie Piepers, DVM, PhD Vaarzenmastitis Intramammaire infecties vóór kalven Gevolgen na kalven: Klinische mastitis Subklinische mastitis

Nadere informatie

Waarom droogstand? 24/12/2018. Gevolgen van een verkorte of geen droogstand op melkproductie, inkomen en broeikasgasemissies

Waarom droogstand? 24/12/2018. Gevolgen van een verkorte of geen droogstand op melkproductie, inkomen en broeikasgasemissies Melkgift Gevolgen van een verkorte of geen droogstand op melkproductie, inkomen en broeikasgasemissies Symposium Droogstand op Maat, 2 december 218 Akke Kok, Ariëtte van Knegsel, Corina van Middelaar,

Nadere informatie

Insemineren, de praktijk

Insemineren, de praktijk Hoofdstuk 6 Insemineren, de praktijk Het bronstig zien van de koe Bronst waarnemen is een vak. Koeien geven veel verschillende signalen af bij bronst. Daarbij verschilt de bronst van koe tot koe. Gemiddeld

Nadere informatie

Lactatie op Maat. - lactatielengte afgestemd op de individuele koe -

Lactatie op Maat. - lactatielengte afgestemd op de individuele koe - Lactatie op Maat - lactatielengte afgestemd op de individuele koe - Ariëtte van Knegsel 1, Eline Burgers 1,2, Roselinde Goselink 2, Hanneke van Wichen 3 1 Adaptation Physiology Group WUR, 2 Wageningen

Nadere informatie

EMBRYONALE ONTWIKKELING EN GEZONDHEID VAN HET KALF TIJDENS DE DRACHT

EMBRYONALE ONTWIKKELING EN GEZONDHEID VAN HET KALF TIJDENS DE DRACHT EMBRYONALE ONTWIKKELING EN GEZONDHEID VAN HET KALF TIJDENS DE DRACHT Dierenarts Karel Verdru VAKGROEP VOORTPLANTING VERLOSKUNDE EN BEDRIJFSBEGELEIDING PRENATAAL PROGRAMMEREN Invloeden tijdens de kritieke

Nadere informatie

Kengetallen. E-1 Voorspelling Dagproductie

Kengetallen. E-1 Voorspelling Dagproductie Kengetallen E-1 Voorspelling Dagproductie Inleiding Ter ondersteuning van de fokkerij en het bedrijfsmanagement berekent NRS diverse kengetallen. Te denken valt aan bijvoorbeeld de fokwaarden van koeien

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting 138 Uitstel van ouderschap De positie van de vrouw in de westerse maatschappij is de laatste tientallen jaren fundamenteel veranderd. Vrouwen zijn hoger opgeleid dan vroeger en werken vaker buitenshuis.

Nadere informatie

Waarom? Vertering bij de koe. Missie 8/03/2012. Belangrijkste economische parameters. Efficiënt en effectief gebruik van MPR. via rantsoenwijzigingen

Waarom? Vertering bij de koe. Missie 8/03/2012. Belangrijkste economische parameters. Efficiënt en effectief gebruik van MPR. via rantsoenwijzigingen Efficiënt en effectief gebruik van MPR Missie Objectieve data verzamelen Analyse Lokeren, 7 maart 2012 Concreet en bedrijfsspecifiek advies Opvolging Opleiding Er is geen universele waarheid Ieder bedrijf

Nadere informatie

BIJSLUITER DINOLYTIC 5 mg/ml, oplossing voor injectie

BIJSLUITER DINOLYTIC 5 mg/ml, oplossing voor injectie BIJSLUITER 5 mg/ml, oplossing voor injectie 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN VERSCHILLEND Houder van

Nadere informatie

Grote proportie van de vaarzen kalven af met geïnfecteerde kwartieren (Fox, 2009)

Grote proportie van de vaarzen kalven af met geïnfecteerde kwartieren (Fox, 2009) Studiedag 28 juni 2011 NIEUWE INZICHTEN IN VAARZENASTITIS: TO TREAT OR NOT TO TREAT? Faculteit Diergeneeskunde -UGent D RS. P I E T E R PASSC H Y N D R. S O F I E P I E PE R S P RO F. D R. S AR N E D E

Nadere informatie

% 3!! # '! $!+ 45 (6!7

% 3!! # '! $!+ 45 (6!7 !! "#!!! "$ # %& %' #! %( % % %) %*!$+ "#!! $+, (- +!- - (!$- + - ' $!. % )!!/012 % 3!! # '! $!+ 45 (6!7 (2# (2 (1+ + 8 (/ 9 (:+! (!$19 ' /1 1!!- /! - - :! - 2! - 8!! ;; - 9 < - =! > < Module 4: Vruchtbaarheid

Nadere informatie

Reproductie management cursus

Reproductie management cursus Reproductie management cursus Arno Joosten Manager Adviesteam Topigs Norsvin Nederland Adviseur Reproductie Dierenarts 17 januari 2018 Programma Opening Anatomie, fysiologie en hormoonhuishouding Spenen

Nadere informatie

Gezondheidsaandoeningen en vruchtbaarheid op proefbedrijven

Gezondheidsaandoeningen en vruchtbaarheid op proefbedrijven Gezondheidsaandoeningen en vruchtbaarheid op proefbedrijven W.J.A. Hanekamp (PR) De meest voorkomende gezondheidsaandoeningen op de proefbedrijven zijn mastitis, melkziekte en zoolzweer. Er is wel een

Nadere informatie

Bijsluiter NL versie Gabbrostrim B. BIJSLUITER - 1 -

Bijsluiter NL versie Gabbrostrim B. BIJSLUITER - 1 - B. BIJSLUITER - 1 - 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN VERSCHILLEND Registratiehouder Fabrikant CEVA

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar TWEELINGDRACHT BIJ MELKVEE: EEN LITERATUURSTUDIE. door.

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar TWEELINGDRACHT BIJ MELKVEE: EEN LITERATUURSTUDIE. door. UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2016-2017 TWEELINGDRACHT BIJ MELKVEE: EEN LITERATUURSTUDIE door François TRIFIN Promotoren: Prof. Dr. Geert Opsomer Prof. Dr. Ann Van Soom Literatuurstudie

Nadere informatie

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven Samenvattend rapport 1 ENQUÊTE 1.1 Opstellen van de enquête In kader van het demo-project verantwoord gebruik van antibiotica in de

Nadere informatie

Melk Daar zit meer in! 8: Meer melk met behulp van techniek

Melk Daar zit meer in! 8: Meer melk met behulp van techniek Melk Daar zit meer in! 8: Meer melk met behulp van techniek Simon de Haan Dairy Herd Management Automation Specialist 20/10/2017 Security Level 1 2 Meer melk met behulp van techniek Techniek staat niet

Nadere informatie

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven Auteur: Vanessa Meganck Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne rundveebedrijven Een kalf wordt zonder antistoffen geboren door de specifieke bouw van de placenta (moederkoek) van het rund.

Nadere informatie

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur Kengetallen E-5 MPR-Kwaliteit Inleiding Via Melkproductieregistratie (MPR) worden gegevens over de melk-, vet en eiwitproductie van de veestapel verzameld. Deze gegevens zijn de basis van managementinformatie

Nadere informatie

Metabole status, lactatie persistentie, en uiergezondheid van melkkoeien na verschillend droogstandslengten

Metabole status, lactatie persistentie, en uiergezondheid van melkkoeien na verschillend droogstandslengten Metabole status, lactatie persistentie, en uiergezondheid van melkkoeien na verschillend droogstandslengten Renny van Hoeij, DVM PhD A.T.M. van Knegsel, T.J.G.M. Lam, J. Dijkstra, B. Kemp Droogstandslengte

Nadere informatie

INFOFOLDER. KROLSHEIDPREVENTIE drs. H.S. Kooistra oktober 2000. Typische kenmerken van krolsheid. Licht. Geïnduceerde ovulatie

INFOFOLDER. KROLSHEIDPREVENTIE drs. H.S. Kooistra oktober 2000. Typische kenmerken van krolsheid. Licht. Geïnduceerde ovulatie INFOFOLDER KROLSHEIDPREVENTIE drs. H.S. Kooistra oktober 2000 Typische kenmerken van krolsheid Naast de bekende verschijnselen van rollen, zich presenteren en meer of minder geluid produceren, zijn er

Nadere informatie

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT,

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, BD/2018/REG NL 107265/zaak 671447 DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, Gezien het verzoek van Laboratorios SYVA,

Nadere informatie

Java Project on Periodontal Disease. Periodontal Condition in Relation to Vitamin C, Systemic Conditions and Tooth Loss Amaliya

Java Project on Periodontal Disease. Periodontal Condition in Relation to Vitamin C, Systemic Conditions and Tooth Loss Amaliya Java Project on Periodontal Disease. Periodontal Condition in Relation to Vitamin C, Systemic Conditions and Tooth Loss Amaliya Samenvatting en conclusie In vele studies is een verband aangetoond tussen

Nadere informatie

Insemineren, de theorie

Insemineren, de theorie Hoofdstuk 5 Insemineren, de theorie Wanneer na het kalven insemineren? Een goede vruchtbaarheid begint bij een goede tochtigheid van de koe. Goed tochtig kan een koe pas worden als ze goed in haar vel

Nadere informatie

Doel 20/10/2017. Milieu en maternale invloeden tijdens de dracht op de grootte en het metabolisme van een pasgeboren Holsteinkalf

Doel 20/10/2017. Milieu en maternale invloeden tijdens de dracht op de grootte en het metabolisme van een pasgeboren Holsteinkalf Milieu en maternale invloeden tijdens de dracht op de grootte en het metabolisme van een pasgeboren Holsteinkalf G Opsomer en M Van Eetvelde Vakgroep Voortplanting, Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Auteur: Steven Sarrazin Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Veelal wordt de bestrijding van het Boviene Virale Diarree-virus (BVD) enkel geassocieerd met vaccinatie. Echter, met vaccinatie

Nadere informatie

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT,

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, BD/2018/REG NL 122739/zaak 671450 DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, Gezien het verzoek van Laboratorios SYVA,

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. VETERELIN 0,004 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen, paarden, varkens en konijnen

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. VETERELIN 0,004 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen, paarden, varkens en konijnen SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL VETERELIN 0,004 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen, paarden, varkens en konijnen 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Nadere informatie

Samenvatting Chapter 2 128

Samenvatting Chapter 2 128 et al. [55] vond zelfs dat embryonale stamcellen van de muis bewerkt konden worden om te kunnen differentieren naar folliculaire cellen van de schildklier, in vitro te genereren naar functioneel schildklierweefsel,

Nadere informatie

Indupart 75 mcg/ml. Voor welke dieren is dit product bedoeld. Samenstelling. Wachttermijn. Registratienummer: REG NL / UDA

Indupart 75 mcg/ml. Voor welke dieren is dit product bedoeld. Samenstelling. Wachttermijn. Registratienummer: REG NL / UDA Indupart 75 mcg/ml Registratienummer: REG NL 113742 / UDA Voor welke dieren is dit product bedoeld Samenstelling Per ml: D-cloprostenol 75 µg als D-cloprostenol natrium Wachttermijn Rund: (orgaan)vlees:

Nadere informatie

Gewenste ontwikkeling en na te streven gewicht bij de eerste kalving van Witblauwe dikbilvaarzen

Gewenste ontwikkeling en na te streven gewicht bij de eerste kalving van Witblauwe dikbilvaarzen Gewenste ontwikkeling en na te streven gewicht bij de eerste kalving van Witblauwe dikbilvaarzen Leo Fiems 1. INLEIDING De opfok van runderen tot aan de eerste kalving is een niet-productieve periode die

Nadere informatie

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Januari 2013 Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Herman van Schooten (WUR-LR) Hans Dirksen (DMS) Januari 2013 Inleiding

Nadere informatie

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT 1/6 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL. 100 mg/ml suspensie voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Werkzaam bestanddeel: Proligestonum

Nadere informatie

BIJLAGE A SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJLAGE A SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN BIJLAGE A SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Ovuplant 2,1 mg implantatietabletten voor paarden (merries) 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elk implantatietablet

Nadere informatie

Bloederkalveren: waakzaamheid blijft geboden! Tekst: Jef Laureyns Faculteit Diergeneeskunde UGent

Bloederkalveren: waakzaamheid blijft geboden! Tekst: Jef Laureyns Faculteit Diergeneeskunde UGent PRAKTIJKDIERENARTS-MVBB02-2013 Bloederkalveren: waakzaamheid blijft geboden! Tekst: Jef Laureyns Faculteit Diergeneeskunde UGent Sommige vlees- en melkveebedrijven hebben de voorbije jaren te maken gehad

Nadere informatie

BIJSLUITER ENZAPROST 5mg/ml oplossing voor injectie voor rund en varken

BIJSLUITER ENZAPROST 5mg/ml oplossing voor injectie voor rund en varken BIJSLUITER ENZAPROST 5mg/ml oplossing voor injectie voor rund en varken 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN

Nadere informatie

Door de data de koe terug zien - Sensordata -

Door de data de koe terug zien - Sensordata - Door de data de koe terug zien - Sensordata - Workshop november 2014 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Technologie & Voeding www.ilvo.vlaanderen.be Overzicht Sensoren? wat welke Focus

Nadere informatie

Chapter 7. Algemene Discussie en Samenvatting

Chapter 7. Algemene Discussie en Samenvatting Algemene Discussie en Samenvatting 75 76 Algemene Discussie en Samenvatting Plaveiselcelcarcinoom van het oog bij runderen (BOSCC) en het vulva papilloma en carcinoma complex bij runderen (BVPCC) zijn

Nadere informatie

FASE 1: INSEMINATIE PERIODE

FASE 1: INSEMINATIE PERIODE FASE 1: INSEMINATIE PERIODE Inseminatie Werpen Pasgeborene Spenen Lianol Ferti / Solapro Lianol Vital / Solapro Lianol Colostro / BASDIAR BASDIAR / 2Wean Huidige situatie in de varkenshouderij Aangezien

Nadere informatie

BIJLAGE A SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJLAGE A SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN BIJLAGE A SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - 1 - 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL GABBROSTIM 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Alfaprostol 2 mg/ml propyleenglycol q.s. ad 1 ml 3. FARMACEUTISCHE

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

BIJLAGE I. Blz. 1 van 5

BIJLAGE I. Blz. 1 van 5 BIJLAGE I LIJST MET NAMEN, FARMACEUTISCHE VORM, STERKTE VAN HET DIERGENEESMIDDEL, DIERSOORTEN, TOEDIENINGSWEG(EN), HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN IN DE LIDSTATEN Blz. 1 van 5 Lidstaat

Nadere informatie

Effect van droogstandslengte op de melkproductie gedurende meerdere opeenvolgende lactaties

Effect van droogstandslengte op de melkproductie gedurende meerdere opeenvolgende lactaties Effect van droogstandslengte op de melkproductie gedurende meerdere opeenvolgende lactaties A. Kok, A.T.M. van Knegsel, C.E. van Middelaar, B. Engel, H. Hogeveen, B. Kemp en I.J.M. de Boer Inleiding Verkorten

Nadere informatie

Vetcorrectie Op basis van het voorgaande kan de NO berekend worden zonder een eventuele vetcorrectie.

Vetcorrectie Op basis van het voorgaande kan de NO berekend worden zonder een eventuele vetcorrectie. Kengetallen E3 Netto Opbrengst en Lactatiewaarde Inleiding Na elke monstername wordt voor alle melkkoeien op het bedrijf een Netto Opbrengst (NO) berekend. De NO geeft het gecorrigeerde rendement van een

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Waarom onderzoek naar een Droogstand op Maat?

Waarom onderzoek naar een Droogstand op Maat? Waarom onderzoek naar een Droogstand op Maat? Ariette van Knegsel en Bas Kemp Korter of niet droogzetten verbetert de energiebalans Energiebalans effecten weerspiegelt in betere stofwisseling (glucose,

Nadere informatie

Smart Farming: Heden & toekomst. Kristine Piccart (ILVO) Veetournee 2018

Smart Farming: Heden & toekomst. Kristine Piccart (ILVO) Veetournee 2018 Smart Farming: Heden & toekomst Kristine Piccart (ILVO) Veetournee 2018 2 Overzicht ❶ ❷ ❸ ❹ ❺ Inleiding Monitoring gezondheid & productie Toekomstvisie Conclusies Vragen 3 1. Inleiding 4 Smart farming

Nadere informatie

PIG. Samen blij met een volle box

PIG. Samen blij met een volle box PIG Samen blij met een volle box PIG 2 Met Regumate Pig werken we samen aan een optimale instroom van uw fokgelten Varkensteam MSD Animal Health Hoe ziet de voortplantingscyclus van een zeug eruit? De

Nadere informatie

BIJSLUITER. COXEVAC, suspensie voor injectie voor runderen en geiten

BIJSLUITER. COXEVAC, suspensie voor injectie voor runderen en geiten BIJSLUITER COXEVAC, suspensie voor injectie voor runderen en geiten 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2015 2016 EEN PRAKTIJKONDERZOEK NAAR FACTOREN DIE GEASSOCIEERD ZIJN MET EMBRYONALE STERFTE BIJ MELKVEE door Evi CANNIERE Promotoren: Prof. Dr. Geert

Nadere informatie

Hoofdstuk 8. Samenvatting en conclusies

Hoofdstuk 8. Samenvatting en conclusies Hoofdstuk 8 Samenvatting en conclusies Samenvatting en conclusies Al vele decennia vormen opioïden de gouden standaard in behandeling van acute en chronische pijn, ondanks de grote hoeveelheid bijwerkingen

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1/5 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Werkzame bestanddelen: Gonadotrofin.

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT,

DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, BD/2015/REG NL 10143/zaak 433458 DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, Gezien het verzoek van Fatro S.P.A. te 40064 OZZANA

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2015-2016 DE BETROUWBAARHEID VAN DE SENSOOR OM DE TOCHTIGHEID BIJ KOEIEN TE DETECTEREN: EEN PRAKTIJKSTUDIE Door Jacqueline NELIS Promotoren: Drs.

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. PGF Veyx 0,0875 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen en varkens

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. PGF Veyx 0,0875 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen en varkens SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL oplossing voor injectie voor runderen en varkens 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 ml oplossing voor injectie bevat:

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL OVARELIN 50 μg/ml, oplossing voor injectie voor runderen 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Samenstelling per ml: Werkzaam

Nadere informatie

II. BIJSLUITER. pg 1 / 5

II. BIJSLUITER. pg 1 / 5 II. BIJSLUITER pg 1 / 5 BIJSLUITER, oplossing voor injectie 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN VERSCHILLEND

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar DE THERAPIE VAN INACTIEVE OF WEINIG ACTIEVE OVARIA BIJ HET RUND.

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar DE THERAPIE VAN INACTIEVE OF WEINIG ACTIEVE OVARIA BIJ HET RUND. UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2008-2009 DE THERAPIE VAN INACTIEVE OF WEINIG ACTIEVE OVARIA BIJ HET RUND door Lieven VANOVERSCHELDE Promotor: Prof. dr. de Kruif A. Studieproject

Nadere informatie

Wie ben ik? Rendementsverbetering in bedrijfsbegeleiding. Wat kunt u verwachten. 1 Economisch adviseur

Wie ben ik? Rendementsverbetering in bedrijfsbegeleiding. Wat kunt u verwachten. 1 Economisch adviseur Rendementsverbetering in bedrijfsbegeleiding Een paar startpunten voor discussie Wie ben ik? Boerenzoon, 45 melkkoeien Studie veeteelt, LandbouwUniversiteit Wageningen Epidemiologie Economie (lange termijn

Nadere informatie

Veterinaire kengetallen om tot meer rendement te komen

Veterinaire kengetallen om tot meer rendement te komen Veterinaire kengetallen om tot meer rendement te komen Inhoud presentatie Dierziekten: ontwikkelingen BVD en IBR Uiergezondheid: kengetallen omtrent droogstandstherapie Vruchtbaarheid: nieuwe benadering

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL 5 mg/ml, oplossing voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Werkzaam bestanddeel 5 mg Dinoprostum onder de vorm

Nadere informatie

BIJSLUITER ENZAPROST 5mg/ml oplossing voor injectie voor rund en varken

BIJSLUITER ENZAPROST 5mg/ml oplossing voor injectie voor rund en varken BIJSLUITER ENZAPROST 5mg/ml oplossing voor injectie voor rund en varken 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL 50 μg/ml, oplossing voor injectie voor runderen 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Samenstelling per ml: Werkzaam bestanddeel:

Nadere informatie

Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven

Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven Inleiding Sinds 1989 wordt op basis van geboortegegevens van koeien de index geboortegemak berekend. Deze

Nadere informatie

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee Pieter Passchyn AMCRA seminarie: Vaccinatie, bioveiligheid en management als tools voor een verminderd antibacterieel gebruik, Brussel, 10-11 oktober 2013

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT,

DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, BD/2015/REG NL 116575/zaak 436934 DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, Beschikkende op de aanvraag d.d. 26 november 2014

Nadere informatie

Bijsluiter NL Versie OESTRACTON 52,4 µg/ml B. BIJSLUITER

Bijsluiter NL Versie OESTRACTON 52,4 µg/ml B. BIJSLUITER B. BIJSLUITER BIJSLUITER oplossing voor injectie voor runderen, paarden, varkens 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJ-

Nadere informatie

Samenvatting 149. Samenvatting

Samenvatting 149. Samenvatting Samenvatting Samenvatting 149 Samenvatting Constitutioneel eczeem is een chronische ontstekingsziekte van de huid gekenmerkt door rode, schilferende en bovenal jeukende huidafwijkingen. Onder de microscoop

Nadere informatie

Pensbestendig vet; een energiebron die melkproductie stimuleert en bijdraagt aan een betere vruchtbaarheid

Pensbestendig vet; een energiebron die melkproductie stimuleert en bijdraagt aan een betere vruchtbaarheid Pensbestendig vet; een energiebron die melkproductie stimuleert en bijdraagt aan een betere vruchtbaarheid Meer melk, betere vruchtbaarheid Megalac - meer melk, betere vruchtbaarheid Wat is Megalac? l

Nadere informatie