5.1. Eindtermen, toetstermen en toetsmatrijs Basis competentieprofiel Inspecteur Elektrische Arbeidsmiddelen

Transcriptie

1 5.1. Eindtermen, toetstermen en toetsmatrijs Basis competentieprofiel Inspecteur Elektrische Arbeidsmiddelen Competentie Toetsing Kunde / Vaardigheden 1. Kennis hebben van en inzicht hebben in relevante normen en wetgeving m.b.t. het veilig gebruik van elektrische arbeidsmiddelen Kennen van de relatie tussen de Arbowet, Arbobesluit, Warenwet, Warenwetbesluiten en normen. 1.2 Kennen van de verplichtingen t.a.v. het beschikbaar stellen en het gebruik van arbeidsmiddelen volgens artikel 3 lid 1.b en lid 1.c van de Arbowet. 1.3 Kennen van de voorschriften uit het Arbobesluit artikelen7.2 t/m 7.5 die betrekking hebben op het veilig keuren van arbeidsmiddelen en het borgen van de veiligheid van arbeidsmiddelen. 1.4 Kennen van de voorschriften uit het Warenwetbesluit Elektrotechnische Producten artikelen 2 t/m 5 die betrekking hebben op de eisen aan arbeidsmiddelen en het borgen van de veiligheid van arbeidsmiddelen. 1.5 De betekenis kennen van de CE-markering. 1.6 Kennen van het toepassingsgebied van NEN 3140 voor het inspecteren van elektrische arbeidsmiddelen 2. Elementaire kennis hebben van de elektriciteitsleer Door middel van eenvoudige berekeningen kunnen aantonen bekend te zijn met begrippen als stroom, spanning, weerstand, overgangsweerstand en vermogen Kennen van de Wet van Ohm. 3. Kennen van de gevaren van elektriciteit op het lichaam Kennen van de invloed van een aantal stroomwaarden op het menselijk lichaam in relatie tot tijdsduur. Copyright DNV GL Business Assurance BV pagina 1 van 6

2 3.2. Weten wat de gevolgen kunnen zijn van stroomdoorgang door het menselijk lichaam. 4. Kennen van de beschermingsmaatregelen tegen directe en indirecte aanraking Kennen van de begrippen directe en indirecte aanraking Kennen van de maatregelen tegen directe en/of indirecte aanraking Kennen van de uitgangsspanning van S- en SELV-ketens Inzicht hebben in de wijze van bescherming door toepassing van scheiding van S- en/of SELV-ketens. Competentie Toetsing Kunde / Vaardigheden 5. Kennis hebben van de kenmerken van elektrische arbeidsmiddelen 5.1. Kennen van het begrip elektrisch arbeidsmiddel In staat zijn voorbeelden te geven van elektrische arbeidsmiddelen Kennen van de markering van actieve delen en beschermingsleidingen (L1, -2, -3, N, PE) Kennen van de spanning tussen deze geleiders Kennen van de functie van deze geleiders Kennen van de kleurcodering van deze geleiders Kennen van de klasse-indeling van elektrische arbeidsmiddelen Kennen van de symbolen behorende tot de klasse-indeling Kennen van het verschil tussen 1-fase en 3-fasen apparatuur Kennen van de betekenis van de voorkomende beschermingsgraden verkregen door omhulsels (IPclassificatie). Copyright DNV GL Business Assurance BV pagina 2 van 6

3 6. Hebben van theoretische kennis van de achtergrond van het inspecteren van elektrische arbeidsmiddelen Inzicht hebben in het doel van een inspectie Weten waaruit een inspectie van elektrische arbeidsmiddelen kan bestaan Inzicht in de aandachtspunten bij een visuele controle conform NEN Inzicht in de metingen en beproevingen die bij de inspectie van een specifiek arbeidsmiddel minimaal moeten worden uitgevoerd Kennen van de term isolatieweerstand en de bijbehorende grenswaarden Kennen van de term weerstand van de beschermingsleiding en de bijbehorende grenswaarden Kennen van de termen reële lekstroom, vervangende lekstroom en de bijbehorende grenswaarden Inzicht in de meetprincipes bij het meten van: weerstand van de beschermingsleiding isolatieweerstand reële en vervangende lekstroom uitschakeltijd en uitschakelstroom van aardlekbeveiligingen 6.9. Inzicht in de wijze waarop eenvoudige driefasenapparatuur, zoals elektrische gereedschappen en leidingen, gemeten dient te worden Inzicht in de wijze waarop de isolatieweerstand van elektrische lasapparatuur en scheidingstransformatoren gemeten dient te worden Inzicht in de wijze waarop de isolatieweerstand van apparatuur met spanningsgevoelige componenten gemeten dient te worden Inzicht hebben in de mechanische gevaren die het veilig gebruik van elektrische arbeidsmiddelen in de weg staan Verschillende methoden kunnen noemen waarop vast en verplaatsbaar, niet permanent aangesloten elektrisch arbeidsmiddel kunnen worden geïdentificeerd. Copyright DNV GL Business Assurance BV pagina 3 van 6

4 6.14. Verschillende methoden kunnen benoemen waarop registratie van de inspectie van elektrische arbeidsmiddelen mogelijk is Kunnen bepalen van het inspectie-interval van elektrische arbeidsmiddelen. 7. Hebben van praktische vaardigheden voor het uitvoeren van een inspectie In staat zijn om een visuele controle uit te voeren conform NEN 3140 en de resultaten ervan te beoordelen In staat zijn om een isolatieweerstandsmeting uit te voeren In staat zijn om de weerstand van een beschermingsleiding met zijn overgangsweerstanden te meten In staat zijn om een reële of vervangende lekstroom te meten In staat zijn om de aanspreekstroom en aanspreektijd van een aardlekbeveiliging te meten en de werking te beproeven door bediening van de testknop In staat zijn om aan de hand van de criteria vermeld in NEN 3140 te beoordelen of de gemeten waarden aan de eisen voldoen In staat zijn om te concluderen of een elektrisch arbeidsmiddel voldoet aan de technische voorschriften In staat zijn om de resultaten van de inspectie vast te leggen in een beknopte rapportage In staat zijn om aan de hand van bijgeleverde documentatie te beoordelen wat de functie is van het elektrische arbeidsmiddel, of er mutaties hebben plaatsgevonden en te beoordelen of er mogelijke gebreken zijn die een veilig gebruik kunnen belemmeren. Copyright DNV GL Business Assurance BV pagina 4 van 6

5 5.2. Beoordelingscriteria en waardering: Het examen bestaat uit een theorie en praktijktoets: de theorietoets bestaat uit 20 meerkeuzevragen met 3 antwoordmogelijkheden en 5 open vragen; de praktijktoets bestaat uit het inspecteren van 2 elektrische arbeidsmiddelen. De praktijkopdracht wordt willekeurig uit een bestand van praktijkopdrachten gekozen. Toetsmatrijs Het aantal vragen en opdrachten en de verdeling hiervan zijn opgenomen in onderstaande toetsmatrijs. Theorie Onderdeel Eindterm Aantal Aantal MC-vragen open vragen Wet- en regelgeving Elektriciteitsleer Gevaren van elektriciteit Beschermingsmaatregelen tegen aanraking Kenmerken elektrische arbeidsmiddelen Theoretische kennis inspectie Totaal (mc) én 50 (open) Maximum aantal punten 20 MC vragen, per juist gekozen antwoord 5 punten = maximaal 100 punten. Een meerkeuzevraag is goed beantwoord indien het juiste antwoord is gekozen. 5 open vragen, per juist gekozen antwoord 10 punten = maximaal 50 punten. Een open vraag is goed beantwoord indien het antwoord overeenkomt met het antwoordmodel. De kandidaat is geslaagd voor het theorie-examen wanneer hij minimaal 14 vragen = 70 punten voor de MC vragen heeft behaald én minimaal 30 punten heeft behaald voor de open vragen. Praktijk Onderdeel Eindterm Aantal opdrachten Maximum aantal punten Uitvoeren van de inspectie bestaande uit: visuele controle; metingen; rapportage. Totaal 200 Wijze van beoordeling De beoordeling van de afzonderlijke toetsen vindt plaats van de hand van beoordelingsprotocollen. De theorie- en praktijktoets worden afzonderlijk beoordeeld. Het resultaat van het examen wordt als voldoende beoordeeld als: voor de theorietoets: - minimaal 70% van het maximaal te behalen punten voor de MC-vragen is behaald, én; - minimaal 60% van het maximaal te behalen punten voor de open vragen heeft behaald. bij de praktijktoets, per opdracht, niet meer dan 30 strafpunten zijn toegekend. Ten behoeve van het certificaat dient de kandidaat voor beide toetsen een voldoende te hebben behaald. Het resultaat van de toets is één jaar geldig. Indien een kandidaat zakt voor één van de Copyright DNV GL Business Assurance BV pagina 5 van 6

6 toetsen, dient men binnen deze periode herexamen te doen, om in aanmerking te komen voor het certificaat Beoordelingsprotocol praktijktoets Per praktijktoets wordt een beoordelingsdocument opgesteld. Het beoordelingsdocument is gebaseerd op dit beoordelingsprotocol. Het beoordelingsprotocol dient de objectiviteit van de examinator te waarborgen en verstrekt aan belanghebbenden duidelijkheid over de criteria. Per criterium is vastgelegd hoeveel strafpunten kunnen worden gegeven. Deze worden in mindering gebracht op de maximale score voor de individuele opdracht. De maximale score voor elk van de opdrachten bedraagt 100 punten. Bij meer dan 30 strafpunten voor één van de opdrachten wordt de kandidaat afgewezen. De beoordelingsstaat voor het onderdeel Praktische Vaardigheden. Praktijkopdracht IEA 1 Strafpunten Algemeen Onjuiste volgorde inspectie aangehouden -10 Visuele controle Geen of onvoldoende gebreken gevonden -10 Gebreken niet of onvoldoende toegelicht -10 Metingen Instelling meetinstrument voor meting 1 en/of 2 niet juist -15 Aansluitleidingen voor meting 1 en/of 2 niet juist aangesloten -15 Rapportage Geen of onjuiste conclusie verbonden aan de meetresultaten -10 De kenmerken van het arbeidsmiddel niet vastgelegd in het rapportageformulier -10 Het arbeidsmiddelen ten onrechte afgekeurd -20 Strafpunten subtotaal IEA 1 Max. 100 KO Indien het arbeidsmiddel ten onrechte is goedgekeurd -31 Praktijkopdracht IEA 2 Strafpunten Algemeen Onjuiste volgorde inspectie aangehouden -10 Visuele controle Geen of onvoldoende gebreken gevonden -10 Gebreken niet of onvoldoende toegelicht -10 Metingen Instelling meetinstrument voor meting 1 en/of 2 niet juist -15 Aansluitleidingen voor meting 1 en/of 2 niet juist aangesloten -15 Rapportage Geen of onjuiste conclusie verbonden aan de meetresultaten -10 De kenmerken van het arbeidsmiddel niet vastgelegd in het rapportageformulier -10 Het arbeidsmiddel ten onrechte afgekeurd -20 Strafpunten subtotaal IEA 1 Max. 100 KO Indien het arbeidsmiddel ten onrechte is goedgekeurd -31 Copyright DNV GL Business Assurance BV pagina 6 van 6