Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20829 holds various files of this Leiden University dissertation."

Transcriptie

1 Cover Page The handle holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Scheffers, Albert Antoine Jacques Title: Om de kwaliteit van het geld. Het toezicht op de muntproductie in de Republiek en de voorziening van kleingeld in Holland en West-Friesland in de achttiende eeuw Issue Date:

2 07 De voorziening van kleingeld in Holland en West-Friesland in de achttiende eeuw Nu de organisatie van de muntproductie en het toezicht daarop is beschreven is het tijd aandacht te besteden aan de kleingeldvoorziening in Holland en West-Friesland in de achttiende eeuw. In de moderne westerse samenleving wordt ervan uitgegaan dat de overheid garant staat voor voldoende geldmiddelen. Sinds de introductie van de euro als wettig betaalmiddel op 1 januari 2002 is de voorziening van voldoende papiergeld een verantwoordelijkheid van de Europese Centrale Bank. 546 Daarvoor was dit een van de taken van De Nederlandsche Bank. 547 De minister van Financiën is verantwoordelijk gebleven voor de voorziening van voldoende munten. Doelstelling 3 van de directie Financiële Markten, onderdeel van de Generale Thesaurie van het ministerie van Financiën, is een ongestoorde muntcirculatie. 548 In de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden is de voorziening in muntgeld geen taak van de overheid. Papiergeld zoals wij dat nu kennen, is dan in ons land nog niet in gebruik. De overheid, in geval van de Republiek der Verenigde Nederlanden de Gewestelijke Staten en in enkele gevallen de stedelijke regeringen, bepalen zelf welke munten binnen het eigen rechtsgebied mogen circuleren en tegen welke waarde. Zij stellen het gebouw beschikbaar waarin de nieuwe munten moeten worden vervaardigd, benoemen de Muntmeester die de muntstukken mag produceren, stellen controleurs aan en bepalen de grenzen waarbinnen die productie van de verschillende muntstukken moet plaatsvinden. Nadrukkelijk dient hier te worden gesteld dat overheid, enkele uitzonderingen daar gelaten, dus niet als opdrachtgever voor die Muntmeester optreedt. De Muntmeester werkt voor eigen rekening en risico. Voor zijn opdrachten moet hij zijn bij wisselaars, particuliere geldhandelaren, de Amsterdamse Wisselbank of de kamers van de Verenigde Oostindische Compagnie en de West-Indische Compagnie. Deze opdrachtgevers zullen geen grote partijen munten voor langere periode in voorraad willen hebben, dus geven zij nooit meer opdrachten dan zij snel kunnen afzetten. Van wisselaars is bekend dat zij goud en zilver in diverse vorm inkopen en daarvoor volgens de muntordonnanties toegestane muntstukken teruggeven. Geldhandelaren hebben mogelijk gedurende korte perioden geldstukken op voorraad. Zij speculeren op fluctuaties in de vraag naar nieuwe munten door grootafnemers als de VOC of WIC. Alleen van de Amsterdamse Wisselbank is bekend dat deze voor lange termijnen goud en zilver in de vorm van baren en muntgeld op voorraad heeft gehad Nadat met het verdrag van Maastricht in 1992 afspraken zijn vastgelegd over de invoering van een gemeenschappelijke munt, werd deze op 1 januari 1999 ingevoerd. De euro was vanaf dat moment nog drie jaar een onzichtbare valuta die enkel werd gebruikt voor boekhoudkundige doeleinden Vanthoor, De Nederlandsche Bank Van Amsterdamse kredietinstelling naar Europese stelselbank. 548 Begroting Ministerie van Financiën voor het jaar 2011, Financiële markten, Algemene doelstellingen en verantwoording Ministerie van Financiën voor het jaar 2011, Tabel budgettaire gevolgen van beleid Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van de Wisselbank deel II (1925) pag Zie ook mijn publicatie over de aanmuntingen in opdracht van de Amsterdamse Wisselbank. 167

3 Van ontwaarding van het geld of stijging van de goederenprijzen doordat steeds opnieuw muntgeld wordt geproduceerd en in omloop wordt gebracht, heeft men in de tijd van de Republiek voor zover bekend geen last. Dit komt enerzijds omdat veel nieuw geld van reeds in het land aanwezig goud of zilver wordt vervaardigd. Deels komt dit ook doordat veel van de van nieuw binnengekomen goud of zilver geproduceerde muntstukken helemaal niet bestemd zijn voor de binnenlandse circulatie en meteen worden uitgevoerd. Bovendien geldt dat elk muntstuk bijna net zoveel waard is als er aan goud, zilver en/of koper in is verwerkt. De nominale waarde van de muntstukken is bijna gelijk aan de intrinsieke waarde. Dit bijna slaat op het heel kleine verschil dat voortkomt uit het relatief lage verlies bij versmelting van goud of zilver en de relatief lage lonen die betaald worden voor de bewerking van het metaal tot nieuwe muntstukken. Feitelijk is hier sprake van de kosten die het produceren en in circulatie brengen van munten met zich meebrengen. Bij overvloed kan het muntmetaal tot luxe gebruiksgoederen of sieraden worden verwerkt. Bij schaarste kan het gewoon weer tot muntmateriaal worden omgesmolten. 550 Voor de voorziening in kleingeld (koperen duiten en zilveren enkele stuivers) maakt de overheid in de tijd van de Republiek echter een aantal malen een uitzondering op de hiervoor gemelde regel dat de geldvoorziening aan anderen wordt overgelaten. Wat de reden voor deze uitzondering is, komt in dit onderzoek niet duidelijk naar voren. Een enkele keer worden klachten van handeldrijvende ingezetenen genoemd. Meestal blijft het bij opmerkingen over de schaersheid van goede duiten, die door vertegenwoordigers van de steden worden gemeld in de vergadering van de Staten van Holland en West-Friesland of op een of andere manier onder de aandacht van de raden en generaalmeesters van de Munten zijn gebracht en vervolgens aan de Gecommitteerde Raden worden gemeld met een verzoek om nieuwe exemplaren te mogen laten maken. Slechts eenmaal is er binnen dit onderzoek sprake van melding van een volksoproer, namelijk bij de vervaardiging van de enkele stuiver in De commissarissen van de Amsterdamse Wisselbank melden dat vele duizenden burgers het stadhuis hebben bezet. Zij willen hun oude stuivers omwisselen voor nieuwe exemplaren, omdat ze problemen ondervinden bij de aanschaf van hun dagelijkse behoeften. De lokale leveranciers accepteren de oude stuivers niet meer. In de hierna volgende hoofdstukken wordt aandacht besteed aan de opdrachten tot aanmaak en distributie van koperen duiten en zilveren enkele stuivers die de Staten van Holland en West- Friesland in de achttiende eeuw hebben gegeven aan de twee Muntmeesters in het eigen gewest. Deze opdrachten zijn alle bedoeld om de kwaliteit van de circulatie van kleingeld op orde te brengen. Door het uitvaardigen van verboden op het gebruik van oude, versleten of vreemde duiten en enkele stuivers en tegelijk het in circulatie brengen van nieuwe exemplaren proberen de Staten de vreemde (buiten het eigen gewest geslagen), afgesleten of anderszins afwijkende stukken te verdrijven. In deze studie blijven de opdrachten van de Verenigde Oostindische Compagnie voor de productie van koperen duiten en zilveren stuivers aan diezelfde Muntmeesters van Holland en West-Friesland 550 Voor een indruk van de kosten van verwerking van muntmetaal tot penningen of luxe geschenken zie bijvoorbeeld Sanders, Het present van staat. in beginsel buiten beschouwing. In zekere zin zijn die opdrachten vergelijkbaar met die van de Staten van Holland en West-Friesland. Reden waarom deze desondanks in deze studie niet zijn meegenomen is dat de aanmuntingen in opdracht van de VOC uitsluitend zijn bedoeld voor circulatie in de Oost. 551 Voor de aanmuntingen ten behoeve van de West-Indische Compagnie geldt voor deze studie hetzelfde, maar dan vanzelfsprekend voor de West. 552 Uitzondering wordt gemaakt voor een wel heel bijzondere opdracht van de kamer Amsterdam van de WIC voor stuivers bestemd voor Nederlands Brazilië in Reden voor deze uitzondering is dat aanmuntingsopdrachten speciaal voor uitvoer naar dit gebied in de Nederlandse literatuur nog niet eerder zijn genoemd. 553 Volledigheidshalve dient hier nog te worden vermeld dat de Staten van Holland en West-Friesland bij uitzondering wel opdrachten hebben gegeven tot aanmaak van muntstukken met een hogere waarde dan het kleingeld. In 1747 en 1748 betreft het de vermunting van met de Liberale Gifte ontvangen goud- en zilverwerk. Deze eenmalige in september 1747 ingevoerde vrijwillige belasting ter dekking van de, vanwege internationale verdragen verplichte deelname aan de Oostenrijkse Successieoorlog, hoge defensiekosten mocht worden betaald in zowel muntgeld als in goud- en zilverwerk. Voor het zogenaamde vaatwerk wordt zo n gunstige prijs geboden, dat het voor velen aantrekkelijk is deze belasting te voldoen in bewerkt goud en zilver, in plaats van in muntgeld. Op basis van resoluties van de Staten-Generaal geven de Staten van Holland en West-Friesland in 1749 en 1760 ook opdrachten tot aanmunting van gouden rijders af. In die jaren worden de vele in omloop zijnde slechte dukaten ingetrokken en versmolten. Het daarmee vrijkomende goud wordt als gouden rijders weer in circulatie gebracht. Maar de gouden dukaat, noch de gouden rijder behoren tot de categorie kleingeld. Vandaar dat de inname van de slechte gouden dukaten en de productie en distributie van gouden rijders niet in deze studie is meegenomen. 554 Andere uitzonderingen op de regel dat de overheid geen opdrachten tot aanmunting geeft zijn de reeds vermelde producties van guldens in 1762 en 1763, de vermunting van het goud en zilver ontvangen uit de 25 ste en tweemaal 100 ste penning in de jaren negentig van de achttiende eeuw en van de gouden en zilveren baren en de Spaanse matten afkomstig uit het in 1799 te West-Terschelling gezonken Britse schip De Lutine. 555 Van alle muntstukken die in de periode van de Republiek der Verenigde Nederlanden zijn geslagen, zijn de koperen duiten hoogstwaarschijnlijk nu nog in het grootste aantal voorhanden. Bijna iedere muntverzamelaar, jong of oud, heeft wel een of meer duiten in zijn of haar collectie. Toch is de kennis over de duit niet zo compleet als over de andere in de Republiek vervaardigde denominaties. In het Handboek van het Nederlands kopergeld worden alle bekende jaartallen en varianten van de duit 551 Zie voor de aanmuntingen ten behoeve en/of in opdracht van VOC en de WIC bijvoorbeeld Scholten, De munten van de Nederlandsche gebiedsdeelen overzee De aanmuntingsopdrachten van de VOC en de WIC verdienen ieder een eigen onderzoek. Het bronnenmateriaal is er! 553 Zie voor meer informatie hoofdstuk 18.6 in dit deel van deze publicatie. 554 Zie over de productie van gouden rijdens in 1750 en 1760: Van Gelder, Gouden rijders en Beuth, Gouden rijders uit de 18e eeuw. 555 Op deze drie laatste aanmuntingen zal in een ander verband nader worden ingegaan. 168 Om de kwaliteit van het geld 169

4 genoemd, maar informatie over de productieomvang per jaar is er bijna niet in te vinden. Van der Wis en Passon nemen in hun tweede geheel herziene en verbeterde druk van de Catalogus van de Nederlandse munten wel een aantal productiegegevens op. De in voorbereiding zijnde derde druk van dit werk wordt uitgebreid met onder andere de productiegegevens uit deze studie. 556 Ditzelfde geldt voor het Handboek van de Nederlandse provinciale muntslag 1568/ / Van de twee genoemde studies naar de muntproductie in de tijd van de Republiek, Besier en Polak, noemt de eerste sporadisch slagaantallen van duiten. De tweede concentreert zich op het gouden zilvergeld. 558 Het gebrek aan informatie over het kopergeld komt niet omdat de vervaardiging van deze stukken door deze onderzoekers niet belangrijk genoeg is bevonden, maar omdat de gegevens over de productie doorgaans niet zijn opgenomen in de door hen als bron gebruikte akten van opening, examinatie en berekening van de muntbus. Aan deze officiële verslagen van de verantwoording van de diverse Muntmeesters van hun productie is in hoofdstuk drie van dit deel van deze publicatie uitgebreid aandacht besteed. Pannekeet meldt op zijn digitale De kopergeld-pagina de in de literatuur bekende gegevens over de productie van duiten. 559 In zijn in druk verschenen catalogi bevestigt Pannekeet het gebrek aan productiegegevens over de koperen duit. 560 De behoefte, maar ook het gebrek aan productiegegevens van de duit wordt nog eens bevestigd in het in 2007 gepubliceerde artikel van duitenverzamelaar en -onderzoeker Kamsteeg over bepaalde duiten van Utrecht. 561 Zijn poging om verhoudingen van het productievolume af te leiden van het aantal nu nog voorhanden zijnde exemplaren, is niet de meest zuivere methode. De volgende hoofdstukken tonen aan dat er weldegelijk bronnen zijn over de productie en distributie van duiten en zilveren stuivers in opdracht van de Staten van Holland en West-Friesland in de achttiende eeuw. Deze studie biedt een overzicht dat is gebaseerd op systematisch onderzoek van de resoluties over muntzaken van de Staten van Holland en West-Friesland en de Staten- Generaal en de resoluties van de raden en generaalmeesters van de Munten over deze periode. 562 Tevens zijn de tijdens dit onderzoek terloops gevonden productiecijfers van duiten elders of voor elders geslagen, als voorbeeld (uitdaging!) voor verder onderzoek, meegenomen. Alvorens in te gaan op de productie en distributie van duiten in de achttiende eeuw in Holland en West-Friesland, volgt eerst een schets van de staatkundige structuur in dit gewest. Het graafschap Holland en West-Friesland, vanaf 1581 provincie of gewest genoemd, beslaat het gebied van de huidige provincies Noord- en Zuid-Holland plus een stukje van het huidige Noord- Brabant. Vanaf 1572 wordt dit gebied bestuurd door de Staten van Holland en West-Friesland, 556 Purmer / Van der Wiel, Handboek van het Nederlands Kopergeld: Van der Wis / Passon, Catalogus van de Nederlandse munten Purmer / Van der Wiel, Handboek van de Nederlandse provinciale muntslag Besier De Muntmeesters en hun muntslag. Polak Historiografie. 559 Zie Voor deze publicatie is gebruikt gemaakt van de versie van 16 mei Pannekeet, Catalogus kopergeld. 561 Kamsteeg, De duiten van Johan Ernst Novisadi. 562 Sassen heeft in het kort al aandacht besteed aan de Hollandse en Westfriese duiten Hij beperkt zich hier echter tot een samenvatting van de rekeningen van de essayeurs-generaal Emants, waarin hij een aantal niet gespecificeerde totalen geeft. bestaande uit afgevaardigden gedeputeerden genaamd van de Ridderschap (de vertegenwoordiging van de adel en het platteland) en van de achttien stemhebbende steden: Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, Gouda, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, Schoonhoven, Brielle, Alkmaar, Enkhuizen, Hoorn, Edam, Monnickendam, Medemblik en Purmerend. 563 De gedeputeerden komen aanvankelijk enkele malen per jaar in Den Haag bijeen. Later gebeurt dit vaker en duren de bijeenkomsten langer, soms wel enkele weken. De perioden tussen de bijeenkomsten worden meestal gebruikt voor de nodige ruggespraak met de eigen achterban, zodat in de volgende zitting gestemd kan worden over een voorstel waarbij de mening van collega bestuurders van de stad wordt meegenomen. Is er haast bij, dan reist een van de stedelijke gedeputeerden tijdens de zitting op en neer naar huis. De vergadering van de Staten wordt voorgezeten door de raadpensionaris. Deze hoogste ambtenaar en rechtskundig adviseur van het gewest, tot 1621 landsadvocaat geheten, heeft geen stem in de besluiten van de vergadering. Vanwege zijn kennis en vaak langjarige ervaring heeft hij wel grote invloed op wat er besproken wordt en hoe de besluitvorming tot stand komt. Nog meer gewicht heeft hij in wat uiteindelijk wordt besloten door zijn conclusie van de beraadslagingen en zijn formulering van de resoluties. Besluiten worden in de Staten van Holland genomen op basis van de voorafgaand aan de vergadering aan de gedeputeerden gezonden agenda (punten in de beschrijving). Dringende onderwerpen die niet op de agenda staan, worden besproken onder de noemer particuliere zaken. Besluiten van de Statenvergadering kunnen niet aan de steden worden opgelegd, aangezien elk lid van de Staten het recht heeft zelf te beslissen over de uitvoering van de besluiten. Sinds het einde van het derde kwart van de zestiende eeuw is de bestuurlijke dagelijkse gang van zaken in handen van Gecommitteerde Raden. Het gewest Holland en West-Friesland kent een College van Gecommitteerde Raden zowel in het Noorder- als in het Zuiderkwartier. Het Noorderkwartier is het deel van het gewest dat benoorden het IJ ligt. De noodzaak voor een eigen College van Gecommitteerde Raden in het Noorderkwartier ontstaat tijdens het beleg en de bezetting van Haarlem door de Spanjaarden, vanaf 11 december 1572 tot in Vanwege de Spaanse gezindheid van Amsterdam is het deel van het gewest dat ten noorden van deze twee steden ligt letterlijk afgesneden van het bestuurscentrum Den Haag. In 1578, als de verbindingen tussen het noorden en het zuiden van het gewest Holland weer zijn hersteld, is het College van Gecommitteerde Raden als bestuursorgaan in het noorden al zo goed verankerd dat het blijft bestaan, zij het met minder bevoegdheden. 564 Het College van Gecommitteerde Raden van het Zuiderkwartier is het belangrijkste van deze twee en komt tweemaal dagelijks bijeen in Den Haag. Het vergadert vaak in aanwezigheid van de raadpensionaris en ook wel van de stadhouder. Gecommitteerde Raden is verantwoordelijk voor het opmaken van de beschrijvingsbrief voor de Statenvergaderingen, de uitvoering van de besluiten, het 563 De volgorde van deze opsomming is de orde waarin de steden zitting hebben in de Statenvergaderingen. 564 In april 1576 heeft de Prins van Oranje drie colleges van Gecommitteerde Raden ingesteld, een voor Holland, een voor Zeeland en een voor het Noorderkwartier. Fruin, Geschiedenis van de Staatsinstellingen Om de kwaliteit van het geld 171

5 opperbestuur over de financiën, het toezicht op de domeinen van het gewest en de rechtspraak in belastingzaken. Tevens is het verantwoordelijk voor het onderhoud van de vestingen en arsenalen in het gewest. In opdracht van de Staten houdt het College van Gecommitteerde Raden toezicht op de gewestelijke ambtenaren en adviseert het de Staten gevraagd en ongevraagd. Naast de al genoemde gedelegeerde taken verleent het College ook akten van admissie (vestiging- en verkoopvergunningen) voor beroepsgroepen als (groot-)handelaren in bier, grossiers in zout, zeep, sterke drank, broodbakkers en dergelijken. Ten slotte houdt het College toezicht op de uitbetaling van de traktementen en pensioenen aan predikanten. Het overwicht van het Zuider- tegenover het Noorderkwartier komt tot uitdrukking in bijvoorbeeld de vergaderfrequentie (eens in de paar weken), in het zelfstandige optreden van de steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik inzake de Westfriese Munt (en nadrukkelijk niet de Munt van het Noorderkwartier), maar ook in de opbrengsten aan belastingen. Het Zuiderkwartier brengt ongeveer 80 procent van de gewestelijke belastingen op, het Noorderkwartier slechts 20 procent. 565 Hoewel de laatste decennia enkele publicaties over de Staten van Holland en hun Gecommitteerde Raden zijn verschenen, ontbreekt nog steeds de nodige kennis over de precieze werking en de onderlinge verhoudingen van de twee Colleges van Gecommitteerde Raden Fruin, Geschiedenis van de Staatsinstellingen 226 en 239. Liesker / Fritschy, Gewestelijke Financiën IV Holland Zie o.a. Brokken, Inventaris van het archief van ridderschap en edelen van Holland. Gabriëls, Heren als dienaren, dienaar als heer. Groenveld, EDELE MOGENDE HEEREN. Idem, De institutionele en politieke context. Meiboom, Inventaris van het archief van de gedeputeerden van Haarlem ter dagvaart van de Staten van Holland (1589) Om de kwaliteit van het geld