Naar aanleiding van uw brief van 19 augustus 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Naar aanleiding van uw brief van 19 augustus 2011 heb ik de eer het volgende op te merken."

Transcriptie

1 Den Haag, 9 SEP 2011 Kenmerk: DGB Motivering van liet beroepschrift in cassatie (rolnummer 11/03763) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 7 juli 2011, nr. 09/00160, inzake SHi^Hm te MHiÉ^(België) betreffende de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor hetjaar AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Naar aanleiding van uw brief van 19 augustus 2011 heb ik de eer het volgende op te merken. Als middel van cassatie draag ik voor: Schending van liet Nederlands recht, met name van artikel 6.31 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) in samenhang met het EU-recht en/of artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht, doordat het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op aftrek van onderhoudskosten voor zijn in België gelegen kasteel, zulks evenwel in verband met het hierna volgende ten onrechte, althans op gronden die de beslissing niet kunnen dragen. Feiten Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en is op 8 december 2004 vanuit Nederland verhuisd naar zijn kasteel in België. Dit kasteel is in België wettelijk beschermd als monument, respectievelijk dorpsgezicht bij Koninklijk Besluit van 13 januari Belanghebbende heeft in Nederland voor zijn kasteel geen verzoek ingediend om het bij beschikking als beschermd monument in de zin van de Monumentenwet 1988 aan te wijzen. Het kasteel is derhalve niet opgenomen in één van de registers als bedoeld in artikel 6 of artikel 7 van de Monumentenwet Tegen een beschikking inhoudende een aan- of afwijzing van een pand als rijksmonument^ door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ' Onder rijksmonument wordt verstaan een beschermd monument In de zin van artikel 3 van de Monumentenwet Pagina 1

2 (hierna: OCW) kan de eigenaar van het pand in beroep gaan bij de rechtbank als algemene bestuursrechter. Tegen de uitspraak van de rechtbank staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Middels diverse regelingen bevordert de Nederlandse overheid de instandhouding, restauratie en het onderhoud van rijksmonumenten. Hiertoe bestaan de volgende faciliteiten: 1. 'èè'n su&sidië*op basis van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (hierna: Brim); 2. een laagrentende lening van het Nationaal Restauratiefonds op basis van het Brim; 3. een fiscale regeling in de vorm van de persoonsgebonden aftrek van uitgaven voor rijksmonumenten, opgenomen in de onderhavige wettelijke bepaling. In hetjaar van geschil geniet belanghebbende in Nederland inkonnsten uit tegenwoordige arbeid van zijn vennootschap WSjWM^MawaBV (hierna: de BV). Belanghebbende is directeur en enig-aandeelhouder van deze in Nederland gevestigde BV. Toelichting op het middel Juridisch kader De relevante wettelijke bepalingen luidden in het jaar 2004, voor zover van belang, als volgt: Artikel 6.31, eerste en tweede lid, Wet IB 2001: "1. Als uitgaven met betrekking tot een monumentenpand worden In aanmerking genomen: a. indien het een eigen woning als bedoeld in het eerste of derde lid van artikel betreft: het bedrag van de kosten, lasten en afschrijvingen andere dan renten van schulden, kosten van geldleningen en periodieke betalingen ingevolge de rechten van erfpacht, opstal of beklemming verminderd met 1,15% van de eigenwoningwaarde, met dien verstande dat die vermindering niet minder dan 136 en niet meer dan bedraagt; (...) 2. Onder monumentenpand wordt verstaan een pand dat is ingeschreven in een van de registers, bedoeld in artikel 6 of artikel 7 van de Monumentenwet 1988." Pagina 2

3 Artikel 3 Monumentenwet 1988: "1. Onze minister^ kan, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, onroerende monumenten aanwijzen als beschermd monument. 2. Voordat Onze minister ter zake een beschikking geeft, vraagt hij advies aan de raad van de gemeente waarin hét monument is gelegen en, indien de monumenten zijn gelegen buiten de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom, tevens aan gedeputeerde staten. 3. Onze minister doet mededeling van de adviesaanvraag, bedoeld In het tweede lid, aan degenen die In de kadastrale registratie ais eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. 4. Burgemeester en wethouders stellen de in het derde lid genoemde belanghebbenden ln de gelegenheid zich te doen horen en plegen het overleg, bedoeld in artikel 2, tweede lid." Artikel 6 Monumentenwet 1988:, ^..,...i, "1. Onze minister houdt voor elke gemeente een register aan van de beschermde monumenten. In het register schrijft hij de monumenten in die hij heeft. aangewezen, voorzover geen beroep tegen die aanwijzing is ingesteld of een beroep is afgewezen. (...)" Artikel 7 Monumentenwet 1988: "1. Indien het monument niet gelegen is binnen het grondgebied van enige gemeente, zijn artikel 3, derde tot en met zevende lid, artikel 4 en artikel 6 niet van toepassing. 2. Alvorens Onze minister ten aanzien van een monument als bedoeld in het eerste lid een beschikking geeft, hoort hij de Raad. 3. Indien om aanwijzing is verzocht beslist Onze minister binnen vijf maanden na ontvangst van dat verzoek. 4. Onze minister houdt een landelijk register aan waarin hij de door hem aangewezen monumenten, bedoeld in het eerste lid, inschrijft voorzover geen beroep tegen die aanwijzing is ingesteld of een beroep is afgewezen. Een afschrift van de inschrijving wordt gezonden aan de instantie die het betrokken gebied beheert alsmede, indien het monument is gelegen binnen het grondgebied van een provincie, aan gedeputeerde staten." ^ Bedoeld is de Minister van OCW. Pagina 3

4 Beschouwing Geen beschikking in de zin van de Monumentenwet 1988 Het Hof overweegt in r.o. 4.3 dat het moet onder20gl<en of artilcel 6.31 Wet IB 2001, met inbegrip van de voorwaarde van opname In het Nederlandse monumentenregister^, zich verdraagt met het EG-recht (thans: EU-recht). Dit is onjuist. Naar mijn mening dient een geschil over de in het tweede lid van artikel 6:31 Wet IB 2001 gestelde voorwaarde van opname in het monumentenregister geen onderdeel uit te maken van de onderhavige belastingprocedure. De aanwijzing van een pand als rijksmonument wordt namens de Minister van OCW gedaan door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) op grond van artikel 3 Monumentenwet Het recht op aftrek van onderhoudskosten, op subsidie en op een laagrentende lening ontstaat nadat een als rijksmonument aangewezen pand is ingeschreven in het monumentenregister". Nu de aanwijzing als rijksmonument geschiedt bij beschikking, kan hiertegen op grond van artikel 6:1 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht in bezwaar en beroep worden gegaan. De rechtbank als algemene bestuursrechter behandelt een beroep tegen de beschikking en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep. In dit kader verwijs ik naar uw arrest van 2 oktober 2009, nr. 08/00900, BNB 2010/22, waarin de belanghebbende - een Nederlandse moedervennootschap met een Duitse verliesdochtervennootschap - zich beriep op de onverenigbaarheid van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) met het Unie-recht. Uw Raad overwoog als volgt (met mijn onderstrepingen): " De Rechtbank heeft met verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 december 2005, l^arks & Spencer II, C- 446/03, BNB 2006/72, geoordeeld - kort weergegeven - dat de door artikel 15 van de Wet veroorzaakte verschillende behandeling van binnenlandse en buitenlandse dochtervennootschappen op het punt van de verrekening van een verlies van de dochtervennootschap met winst van de Nederlandse moedervennootschap geen door artikel 43 EG verboden belemmering van de vestigingsvrijheid oplevert. ^Onder het monumentenregister wordt verstaan het register als bedoeld In artikel 6 of 7 van de Monumentenwet "Bij besluit van 15 juni 2008, nr. CPP2008/68M, BNB 2008/216, heeft de Staatssecretaris goedgekeurd dat uitgaven voor monumentenpanden ook aftrekbaar zijn in de periode vanaf het moment dat de aanwijzing definitief is geworden tot de datum van inschrijving in het monumentenregister. Pagina 4

5 Bij de beoordeling van de tegen dat oordeel aangevoerde klachten wordt vooropgesteld dat het onderhavige oeschll niet betreft de vraag of het gemeenschapsrecht meebrengt dat belanghebbende een fiscale eenheid moet kunnen vormen met de GmbH - belanghebbende heeft niet een beschikking als bedoeld in artikel 15. lid 1. van de Wet gevraagd vanaf het iaar doch de - minder omvattende - vraag of de weigering van de In de aangifte toegepaste verliesaftrek - op de grond dat de verlieslijdende vennootschap waarin belanghebbende deelneemt niet in Nederland is gevestigd - verenigbaar is met het gemeenschapsrecht." Nu de belanghebbende niet had verzocht om in het jaar van geschil op basis van artikel 15 Wet Vpb 1969 fiscaal te worden gevoegd met haar Duitse dochter, maakte de eventuele onverenigbaarheid van het fiscale eenheidsregime met het Unierecht geen deel uit van het geschil. Aan de orde was uitsluitend de vraag of de Nederlandse moeder het verlies van haar Duitse dochter, met wie zij geen fiscale eenheid vormde, ten laste van haar Nederlandse winst mocht brengen. Uw Raad oordeelde dat dit niet was toegestaan, omdat zonder fiscale eenheidsbeschikking resultatenverrekening tussen vennootschappen niet mogelijk is. Niet relevant was dat een verzoek om een fiscale eenheid met de Duitse dochter bij beschikking zou zijn afgewezen. In de onderhavige zaak is de aftrek van onderhoudskosten geweigerd, omdat deze zonder monumentenbeschikking en opname in het monumentenregister niet mogelijk is en niet omdat een verzoek om een beschikking zou zijn afgewezen. Belanghebbende heeft voor zijn Belgische kasteel niet verzocht om aanwijzing als rijksmonument. Indien hij dat wel had gedaan en op zijn verzoek was negatief beslist, dan had hij in een (niet-fiscale) bezwaar- en beroepsprocedure tegen die beschikking kunnen ageren. In een dergelijke procedure kunnen de Europeesrechtelijke bezwaren tegen de voor aanwijzing geldende voorwaarden aan de orde komen. De mogelijkheid tot indienen van een verzoek tot aanwijzing als rijksmonument staat nog steeds open voor belanghebbende. Nu in casu niet een (afwijzende) beschikking voorligt, behelst de onderhavige procedure niet de vraag of het Unie-recht meebrengt dat belanghebbendes pand in het monumentenregister in de zin van de Monumentenwet 1988 moet kunnen worden opgenomen. Het onderhavige geschil betreft de - minder omvattende - vraag of de weigering van de aftrek van monumentenuitgaven op de grond dat

6 belanghebbendes pand niet is ingeschreven in het monumentenregister, verenigbaar is met het Unie-recht. Artikel 6.31 Wet IB 2001 niet strijdig met EG-verdrag Nu mijns inziens enkel de Europeesrechtelijke houdbaarheid van artikel 6.31 Wet IB 2001 aan de orde is - en niet die van de Monumentenwet heeft het Hof ten onrechte beslist dat belanghebbende recht heeft op aftrek van monumentenuitgaven. Voor deze aftrek dient een pand ingeschreven te zijn in het monumentenregister. Voor mijn standpunt dat artikel 6.31 Wet IB 2001 geen verboden onderscheid behelst nu het een objectief criterium hanteert, ontleen ik steun aan HR 12 mei 1982, nr , BNB 1982/173. Hierin is beslist dat de monumentenregeling, destijds opgenomen in artikel 42a, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) niet van toepassing was op de eigen woning, die niet in het monumentenregister was ingeschreven. Uw Raad overwoog (met mijn onderstrepingen): "dat de in artikel 42a, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1977) vervatte regeling, welke belanghebbende op de onderwerpelijke onderhoudskosten toegepast wenst te zien, naar de duidelijke bewoordingen van de wet slechts is gegeven voor eigen woningen die zhn ingeschreven In het register bedoeld in artikel 10 van de Monumentenwet: dat de geschiedenis van de totstandkoming van deze regeling evenmin grond oplevert om als bedoeling van de wetgever aan te nemen dat de regeling ook zou worden toegepast op andere woningen dan die welke voor inschrllvino In evenbedoeld register in aanmerking kwamen en mitsdien daarin zijn ingeschreven: dat het beroep derhalve niet tot cassatie kan leiden;" Voorts verwijs ik naar de uitspraak van Hof Den Bosch van 24 mei 2005, nr. 01/3790, V-N 2006/59.2.5, over de aftrek van onderhoudsuitgaven voor een pand dat in een Gemeentelijk monumentenregister was opgenomen en niet in het register als bedoeld in artikel 6 Monumentenwet Aan de orde was weliswaar een beroep op het IVBPR of het EVRM, maar de vraag of sprake is van vergelijkbare gevallen speelt ook bij toetsing aan het EG-verdrag of het VWEU. Hof Den Bosch overwoog het volgende (met mijn onderstrepingen): "4.4. Vooraleer het Hof toekomt aan de beoordeling van de In dezen door belanghebbende gestelde verboden ongelijke behandeling in de zin van het voormelde IVBPR of het EVRM, dient eerst te worden vastgesteld dat sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Het ligt dan op de weg van

7 belanghebbende aannemelijk te maken dat sprake is van feitelijk én rechtens gelijke gevallen. Zo de kenmerken van feitelijke aard van de woning die ertoe hebben geleid dat deze wel op de gemeentelijke monumentenlijst is geplaatst feitelijk al als gelijk kunnen worden aangemerkt met die van een monumentenwoning in de zin van artikel 42a, Hd 7, van de Wet, hetgeen belanghebbende stelt en door de Inspecteur overigens wordt weersproken, dan dient eveneens rechtens sprake te ziln van oeliike gevallen. Daartoe dient de woning te zlin inoeschreven in het register, bedoeld in artikel 6 van de l^onumentenwet Nu vaststaat dat de woning niet Is inoeschreven in dit register dient, naar het oordeel van het Hof, reeds hierom het beroep van belanghebbende te worden verworpen." Uw Raad heeft het beroep in cassatie van belanghebbende bij arrest van 5 december 2008, nr, , V-N 2008/62.1.2, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie afgedaan. Van belang is nog op te merken dat in het huidige artikel 7.7 Wet IB 2001 ook aan buitenlandse belastingplichtigen de aftrek is gegeven van monumentenuitgaven. In de MvT is de voorgestelde wijziging als volgt toegelicht (zie Kamerstukken II 2009/10, 32401, nr. 3): "2.4. Aftrek uitgaven monumentenpand buitenlandse belastingplichtigen Buitenlandse belastingplichtigen komen, tenzij zij ervoor kiezen om als binnenlandse belastingplichtige te worden behandeld, niet in aanmerking voor de in de Wet Inkomstenbelasting 2001 opgenomen persoonsgebonden aftrek. Dit heeft als achtergrond dat kosten die aan de persoon van de belastingplichtige gebonden zijn, in aftrek dienen te komen in het woonland van de belastingplichtige. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft het uitsluiten van dit soort aftrekposten voor niet-ingezetenen meerdere malen in overeenstemming met het Europese recht geacht. Eén van de categorieën uitgaven die zijn ondergebracht In de persoonsgebonden aftrek, betreft de uitgaven voor monumentenpanden. Anders dan de term 'persoonsgebonden aftrek' lijkt te impliceren, zijn uitgaven met betrekking tot een monumentenpand niet zozeer bijzondere kosten die verbonden zijn aan de persoon van de eigenaar van het pand, als wel aan het pand zelf. Over het niet aftrekbaar zijn van de uitgaven met betrekking tot monumentenpanden voor buitenlandse belastingplichtigen bestaat twijfel met betrekking tot de verenigbaarheid daarvan met het vrije verkeer van kapitaal, bedoeld in het verdrag betreffende de werking van de EU en de EER-Overeenkomst. Om deze twijfel weg te nemen, wordt thans voorgesteld de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden ook voor buitenlandse belastingplichtigen mogelijk te maken. Dit past ook bij de doelstelling van deze aftrek." Pagina 7

8 Nu voor zowel ingezetenen als niet-ingezetenen geldt dat uitsluitend bij inschrijving van een pand in het monumentenregister recht op onderhoudskostenaftrek bestaat, is artikel 6.31 Wet IB 2001 verenigbaar met het EU-recht. Dispariteit Het HvJ EU heeft bepaald^ dat de nadelen die voortvloeien uit de parallelle uitoefening van belastingbevoegdheden door verschillendé lidstaten geen Europeesrechtelijk verboden belemmeringen vormen, mits de wetgeving binnen een lidstaat niet discrimineert. Naar mijn mening is belanghebbendes nadeel te wijten aan een dispariteit. In dit kader is van belang dat belanghebbendes gemachtigde op de zitting van 7 oktober 2010 bij het Hof heeft verklaard dat belanghebbende in België recht heeft op aftrek van de onderhavige monumentenuitgaven van zijn aldaar (progressief) belaste inkomen, inclusief zijn rente- en dividendopbrengsten (zie pagina 2 en 3 van het proces-verbaal van de zitting). Nu belanghebbende er in 2004 voor heeft gekozen laatstbedoelde opbrengsten niet progressief in de eindheffing te laten belasten en hij niet alleen in Nederland maar tevens in België de hypotheekrente volledig in mindering heeft gebracht op zijn belastbare inkomen, is zijn Belgische heffingsgrondslag onvoldoende voor de integrale aftrek van de monumentenuitgaven. Dat de aftrek van onderhoudskosten in 2004 niet geheel in België te gelde kan worden gemaakt, wordt veroorzaakt door de fiscale keuze die belanghebbende heeft gemaakt. Gelet op het Schumacker-arrest (Hv3 EU 14 februari 1995, nr. C-279/93, BNB 1995/187) verschuift de verplichting tot het verienen van de fiscale faciliteit mijns inziens dan niet naar de werkstaat. Bovendien is er mogelijk enkel sprake van een tijdelijk nadeel, "nu onbekend is of eventuele negatieve inkomsten uit het Kasteel met komende jaren te verrekenen zijn. De wijze waarop in België onderhoudskosten in aftrek kunnen worden gebracht komt overeen met de Nederlandse regeling van de persoonsgebonden aftrek" (zie pagina 3 van het proces-verbaal van de zitting bij het Hof van 7 oktober 2010). In artikel 6.1, eerstel lid, onderdeel b, Wet IB 2001 is een doorschuifregeling opgenomen voor het deel van de persoonsgebonden uitgaven ^ Onder andere in HvJ EU 14 november 2006, nr. C-513/04 (Kerkhaert en Morres, r.o. 19, 20 en 24) en In HvJ EU 16 juli 2009, nr. C-128/08 (Jacques Damseaux, r.o. 27). Pagina 8

9 dat in een jaar niet in aftrel< kon worden gebraciit. Een in de Belgische wetgeving opgenomen vergelijkbare regeling onderstreept de tijdelijkheid van het nadeel. Oordeel over opname in het monumentenregister In r.o. 4.4 geeft het Hof aan dat het bij de beoordeling van het geschil als uitgangspunt neemt dat het kasteel, zo dit in Nederland zou hebben gelegen, zonder twijfel (al heel lang) in het monumentenregister zou zijn opgenomen. Mijns inziens mist dit oordeel in de eerste plaats betekenis in het onderhavige geschil, nu voor het recht op aftrek slechts van belang is of het pand in het monumentenregister/s opgenomen. Voorts motiveert het Hof dit oordeel met de enkele opmerking dat dit door de Inspecteur ter zitting is erkend. Mijns inziens is de uitlating van de Inspecteur niet relevant, nu deze niet bevoegd is wat betreft de aanwijzing van een pand als rijksmonument. Indien een belastingplichtige een beroep op artikel 6.31 Wet IB 2001 doet, toetst de inspecteur slechts of het pand, conform het tweede lid, in het monumentenregister is ingeschreven, 's Hofs oordeel is derhalve in de tweede plaats niet voldoende gemotiveerd. Het oordeel is overigens tevens onbegrijpelijk. Uit het procesdossier blijkt dat op verzoek van de Inspecteur een juridisch medewerker van de RCE een document heeft opgesteld, waarin hij onder meer het beleid ten aanzien van de aanwijzing van rijksmonumenten van vóór 23 juli 2004 beschrijft (zie bijlage 1 bij de brief van de Inspecteur aan het Hof van 6 mei 2010). Hieruit blijkt dat de vraag of belanghebbendes kasteel als rijksmonument zou zijn aangewezen indien het in Nederland zou hebben gelegen, niet eenvoudig is te beantwoorden vanwege het vigerende aanwijzingsbeleid en de wettelijke procedure ter zake van een aanwijzing. In het document overweegt de RCE als volgt: "Voor de vraag of Kasteel MBSMHSzou zijn aangewezen als beschermd monument is uitgebreid onderzoek noodzal<elijk. Bij dit onderzoel< zouden dan verschillende deskundigen betrokken moeten worden (bouwkundigen, kunsthistorici, Interieurdeskundigen, groenspecialisten etc), een arbeidsintensief verhaal. Bovendien zou ook de Raad voor Cultuur als wettelijk adviesorgaan hier een oordeel over moeten geven." Hiermee valt niet te rijmen 's Hofs beslissing dat het kasteel bij ligging in Nederland al heel lang als rijksmonument zou zijn opgenomen in het monumentenregister.

10 Wélke verdragsvrijheid is relevant? Volgens vaste jurisprudentie toetst het HvJ EU een voorliggende casus slechts aan één vrijheid, ook als de relevante feiten en/of de relevante regeling door meer dan één vrijheid (kunnen) worden bestreken. Al vermeldt het Hof in r.o. 3.1 de artikelen 39, 43 of 56 EG-verdrag (thans: artikelen 45, 49 en 63 VWEU), in het vervolg van de uitspraak maakt het Hof niet (expliciet) duidelijk door welke verdragsvrijheid belanghebbendes situatie wordt bestreken. Uit de verwijzing in r.o. 4.9 naar artikel 48 EEG (artikel 39 EG-verdrag) en uit r.o lijkt te volgen dat het Hof het vrije werknemersverkeer van toepassing acht. In dat licht verdient opmerking dat het Hof onder de feiten ten onrechte geen melding maakt van de uit de processtukken blijkende omstandigheid dat belanghebbende in 2004 directeur/enig-aandeelhouder is van de statutair en feitelijk in Nederland gevestigde vennootschap MMMMiaBMiHMMftRV. Dit feit is van belang voor het oordeel over de van toepassing zijnde verdragsvrijheid. Uit HvJ EU 27 juni 1996, C-107/94 (Asscher), BNB 1996/350, volgt dat belanghebbendes rechtspositie en de door hem uitgeoefende economische activiteiten niet door artikel 39 EG-verdrag, maar door artikel 43 EG-verdrag worden bestreken. In dit arrest overwoog het HvJ immers als volgt (met mijn onderstreping): '-25. Aangezien Asscher in Nederland directeur is van een vennootschap waarvan hii enfg aandeelhouder is. oefent hli zijn werkzaamheid niet uit In het kader van een positie van ondergeschiktheid. Derhalve moet hil niet worden aangemerkt als..werknemer" in de zin van artikel 48 van het Verdrag, maar als een persoon die een werkzaamheid anders dan in loondienst uitoefent in de zin van artikel 52 van het Verdrag. (...) -28. Mitsdien moet worden onderzocht, of een wettelijke regeling als thans aan de orde, verenigbaar is met artikel 52 [later artikel 43 EG, thans artikel 49 VWEU], en niet met artikel 48 [later artikel 39, thans artikel 45 VWEU], van het Verdrag.' Het voorgaande impliceert dat artikel 39 EG-verdrag niet aan de orde is. Belanghebbendes situatie kan onder artikel 43 EG-verdrag vallen. Vanwege het feit dat de kostenaftrek verband houdt met een investering in een onroerende zaak zou eveneens artikel 56 EG-verdrag van toepassing kunnen zijn. Ervan uitgaande dat Uw Raad één van deze twee vrijheden als de relevante vrijheid aanmerkt.

11 wordt volledigheidshalve met betrekking tot beide vrijheden onderzocht of deze zijn geschonden. Vrijheid van vestiging (artikel 43 EG-verdrag) Geen discriminatie Rechtbank Breda heeft in r.o beslist dat: "in het onderhavige geval geen sprake is van een belemmering van de vrijheid van vestiging. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de regeling niet uitsluitend is gekoppeld aan een Nederlands monument dat als eigen woning dient. (...) Daarmee is de regeling niet gekoppeld aan de (verplaatsing van de) vestigingsplaats van een belanghebbende zelf. De verplaatsing van de vestigingsplaats van de belanghebbende is in dit geval niet de oorzaak van een ongelijke behandeling." Dat oordeel acht ik juist, nu er mijns inziens geen sprake is van discriminatie. Het Hof heeft daarentegen in r.o. 4.7 geoordeeld dat de onderhavige regeling discrimineert. Het Hof heeft daartoe de situatie van een niet-ingezetene in het bezit van een buitenlands monument vergeleken met de situatie van een ingezetene met een binnenlands monument. Mijns inziens dient belanghebbendes situatie echter te worden vergeleken met de situatie van een ingezetene met een eveneens in het buitenland - in casu België - gelegen monument. Dit leid ik af uit het Renneberg arrest van het HvJ EU van 16 oktober 2008, C-527/06, BIMB 2009/50. Hierin was de vraag aan de orde of een inwoner van België die nagenoeg zijn gehele arbeidsinkomen in Nederland verdiende, hier te lande recht had op aftrek van hypotheekrente voor zijn Belgische eigen woning. Het HvJ EU overwoog het volgende (met mijn onderstrepingen): "-79. Zoals de Commissie ter terechtzitting heeft verklaard, is een verschil in behandeling als aan de orde in het hoofdgeding, dat berust op de woonplaats, bijgevolg discriminerend aangezien de neoatieve Inkomsten uit een In een andere lidstaat gelegen onroerend goed door de betrokken lidstaat In aftrek worden gebracht bil de vaststellino van de grondslag voor de belastingheffing over inkomsten uit met name arbeid van belastingplichtigen die in laatstgenoemde lidstaat wonen en werken, maar niet in aanmerking kunnen worden genomen In het geval van een belastingplichtige die zijn belastbaar inkomen volledig of nagenoeg volledig verwerft uit een in diezelfde lidstaat uitgeoefende werkzaamheid in loondienst, doch daar niet woont. Pagina 11

12 -80. Derhalve vormt een nationale regeling als die in het hoofdgeding een belemmering van het vrije verkeer van werknemers die in beginsel ingevolge artikel 39 EG verboden is." Het HvJ EU oordeelde dat Nederland renteaftrek diende te geven aan niet-inwoners voor hun buitenlandse (eerste) woning, nu het onder de Wet IB 1964 zijn inwoners renteaftrek gaf voor een buitenlandse (logischerwijs tweede) woning. Met het verlenen van deze renteaftrek voor buitenlandse woningen had Nederland er eenzijdig voor gekozen om de bilateraal met België overeengekomen verdeling van de heffingsbevoegdheden in zoverre te doorbreken (zie punten 53 tot en met 58 van het arrest Renneberg). Nu belanghebbende waar het de aftrek van monumentenuitgaven betreft, dient te worden vergeleken met een ingezetene die net als hij een buiten Nederland gelegen monument heeft, is er - anders dan bij Renneberg - geen sprake van een ongelijke behandeling. Beide categorieën belastingplichtigen hebben immers voor hun buitenlandse monument geen recht op de onderhoudskostenaftrek. Nu het Belastingverdrag Nederland-België van 5 juni 2001 de onroerende zaak-inkomsten toewijst aan de situsstaat, is de regeling in overeenstemming met de noodzaak van een evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheden tussen de lidstaten. Aangezien het Hof uitgaat van een onjuiste vergelijking, overweegt het in r.o. 4.6 ten onrechte dat de regeling van de aftrek van monumentenuitgaven voornamelijk niet-ingezetenen treft. Uitgaande van het bezit van een buitenlands pand bij de inwoner en niet-inwoner, blijkt dat 's Hofs opvatting niet juist is. Het is niet de woonplaats die bepaalt of er een recht op kostenaftrek bestaat maar de in artikel 6.31, tweede lid. Wet IB 2001 opgenomen voorwaarde. Indien belanghebbende na aankoop van zijn Belgische kasteel In Nederland was blijven wonen, had hij evenmin aftrek van onderhoudskosten gehad. De Schumacker-norm Uit r.o valt op te maken dat het Hof zijn oordeel baseert op de zogenoemde 'Schumacker-doctrine', Hiervoor is vereist dat 1) belanghebbende meer dan 90% van zijn totale inkomen in Nederland verdiende én 2) zijn Belgische inkomen onvoldoende was om rekening te houden met persoonsgebonden aftrekposten. Nu de Inspecteur tijdens de zitting heeft betwist dat belanghebbende voldeed aan het Pagina 12

13 90%-criterium, diende belangliebbende deze eerste voorwaarde aannemelijk te maken. Met het tijdens de zitting overleggen van een fiscaal rapport van de accountant heeft belanghebbende mijns inziens het bewijs niet geleverd. Het Hof heeft de Inspecteur ten onrechte niet de gelegenheid geboden de gegevens te verifiëren en heeft evenmin zelf de juistheid van de cijfers onderzocht. Nu niet vaststaat dat aan het 90%-criterium is voldaan en bovendien mijns inziens niet is voldaan aan de tweede voorwaarde (zie de tweede alinea onder het kopje 'Dispariteit' hierboven), kon het Hof niet oordelen dat in 2004 de Schumackerdoctrine van toepassing is. Voorts heeft het Hof de omstandigheid dat belanghebbende pas vanaf 8 december 2004 In België woonachtig was ten onrechte niet in zijn overwegingen meegenomen. Rechtvaardigingsgronden Mocht Uw Raad van oordeel zijn dat sprake is van een belemmering van de vestigingsvrijheid, dan ben ik van mening dat die wordt gerechtvaardigd door het feit dat: 1. de beperking van de onderhavige aftrek tot kosten voor monumenten gelegen op Nederlands grondgebied strookt met zowel het conform OESOrichtlijnen ter zake van onroerende zaken relevante situsbeginsel, als het voor de toepassing van het Unierecht relevante territorialiteitsbeginsel; 2. het door Nederland ter zake van monumentkosten gehanteerde wettelijke regime fiscaal coherent is doordat voor op Nederlands grondgebied gelegen monumenten recht bestaat op aftrek van onderhoudskosten ongeacht de nationaliteit en/of de woonplaats van de eigenaar van het monument; 3. het lidstaten is toegestaan om maatregelen te treffen die zich beperken tot bescherming van op hun eigen grondgebied gelegen culturele erfgoed. Met betrekking tot punt 3 verwijs ik naar artikel 5 van het Verdrag van Granada van de Raad van Europa^; 'Iedere Partij verplicht zich ertoe: 1. ervoor te zorgen dat de overheid, overeenkomstig haar bevoegdheid op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau en voor zover de geldende begrotingen zulks ^ Verdrag tot behoud van het architectonisch erfgoed van Europa, Trb. 1985, 163.

14 toestaan, financiële steun beschikbaar stelt voor het onderhoud en de restauratie van het oo haar grondgebied gelegen architectonische erfgoed; 2. zo nodig belastingsmaatregelen te nemen teneinde het behoud van dit erfgoed te bevorderen; 3. het particuliere initiatief voor onderhoud en restauratie van dit erfgoed te stimuleren.' Uit dit verdrag komt expliciet naar voren dat de instandhouding van cultureel erfgoed als een nationale taak wordt gezien voor de overheden van de diverse staten. Nu de overheid van het situsland het beste kan vaststellen of een pand voor het land zodanige cultuurhistorische waarde heeft dat het beschermd dient te worden, is het gerechtvaardigd dat de landen hun faciliteiten en onderhoudsverplichtingen beperken tot onroerende zaken gelegen op eigen grondgebied. Nu belanghebbendes kasteel geen cultuurhistorische waarde heeft voor Nederland behoort het niet tot het Nederlandse culturele erfgoed. Het stimuleren van de instandhouding van het kasteel is derhalve niet noodzakelijk ter behoud van het Nederlandse culturele erfgoed. Het is dan ook gerechtvaardigd om de faciliteit van artikel 6.31 Wet IB 1964 niet aan belanghebbende te verlenen. Vrijheid van kapitaalverkeer (artikel 56 EG-Verdrag) De Rechtbank komt In r.o van haar uitspraak tot de conclusie dat sprake is van strijdigheid met artikel 56 EG-verdrag. Naar mijn mening valt belanghebbendes situatie niet onder artikel 56 EG-verdrag vanwege het ontbreken van een grensoverschrijdend element bij de toepassing van deze vrijheid. In casu betreft het in België gemaakte onderhoudskosten door een Belgische ingezetene voor een Belgisch monument. In de Persche-zaak besliste het HvJ op 27 januari 2009, C-318/07, V-N 2009/8.13, het volgende (met mijn onderstreping): '27. Net als de successiebelasting, valt de fiscale behandeling van giften in geld of in natura dus onder de verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van kapitaal, tenzij de constituerende elementen van de betrokken verrichtingen binnen één lidstaat zijn gelegen (zie in die zin arrest Eckelkamp, reeds aangehaald, punt 39 en aangehaalde rechtspraak).' De onderhavige kapitaalbeweging - het onderhoud aan een pand - speelt zich af binnen één lidstaat. Nu sprake is van een interne aangelegenheid, heeft Pagina 14

15 belanghebbende geen toegang tot deze verdragsvrijheid, l^iocht Uw Raad van mening zijn dat belanghebbendes situatie wel getoetst kan worden aan het vrije kapitaalverkeer, dan geldt dat schending van deze vrijheid niet aan de orde is nu er geen sprake is van een discriminerende behandeling tussen een inwoner en een niet-inwoner (zie mijn voorafgaande betoog). Indien uw Raad wel een belemmering van het vrije kapitaalverkeer aanwezig acht, dan is die gerechtvaardigd op dezelfde gronden als hiervóór aangevoerd bij een mogelijke belemmering van de vestigingsvrijheid. Op grond van het vorenstaande ben ik van oordeel dat de uitspraak van het Hof niet in stand zal kunnen blijven. DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, namens deze, DE DIRECTEUR-GENERAAL BELASTINGDIENST, Pagina 15

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 13664 15 september 2009 Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden 7 september 2009 Nr. CPP2009/1290M

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor

Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden 1 Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: '"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/02/2014

Datum van inontvangstneming : 17/02/2014 Datum van inontvangstneming : 17/02/2014 C-9/-14-1 Luxembcurg l i!frp Hoge Raad der Nederlanden Entree 1 3 JAN. 201~ --------- Derde Kamer Nr. 12/02305 13 december 2013 Arrest Ingeschreven in het register

Nadere informatie

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. b) LJN: BX8102, Gerechtshof 's-gravenhage, BK-10/00754 en 10/00233

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Den Haag, J A N 2014 Kenmerk: DGB 2014-20 X Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank te Breda van 4 december 2013, nr. 12/04836, op een beroepschrift van H i H n N M te «(Duitsland)

Nadere informatie

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk:

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk: R/?6o3 Den Haag, 8 SEP. 2017 Kenmerk: 2017-0000180894 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 17/03603) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 juni 2017, nr. 16/00344, inzake

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue Zaak C-524/04 Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur, uitspraak / GERECHTSHOF 's-hertogenbosch Sector belastingrecht Eerste meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 09/00515 Uitspraak van de eerste meervoudige Belastingkamer op het hoger beroep van de voorzitter

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2015

Datum van inontvangstneming : 17/07/2015 Datum van inontvangstneming : 17/07/2015 '~---r/~ v cr -1 22 mei 2015, nr. 13/03468 Ingeschreven in het register van bet Hof van Justitie onder nr. Luxemburg 12. 06. 2015 22~.:ls>J._. Arrest gewezen op

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/01077 uitspraakdatum: 20 mei 2014 Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van drs.

Nadere informatie

's-gravenhage (hierna: het Hof) van 1 mei 2009, onder nummer BK 07/00421 - heeft afgewezen.

's-gravenhage (hierna: het Hof) van 1 mei 2009, onder nummer BK 07/00421 - heeft afgewezen. Rapport 2 h2>klacht Verzoekers klagen erover dat de staatssecretaris van Financiën het verzoek om restitutie van de overdrachtsbelasting - gegrond op de uitspraak van het Gerechtshof 's-gravenhage (hierna:

Nadere informatie

de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door B. Koopman en M. Bulterman als gemachtigden,

de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door B. Koopman en M. Bulterman als gemachtigden, ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 december 2014 (*) Prejudiciële verwijzing Vrijheid van vestiging Belastingwetgeving Inkomstenbelasting Nietingezeten belastingplichtige Aftrekbaarheid van de kosten

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/05/2013

Datum van inontvangstneming : 02/05/2013 Datum van inontvangstneming : 02/05/2013 c. 81/,13 - luxembourg Entrée 2 1 FEV. 2013 H ge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/03763 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr ~:'B..1..M.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 009 00 3 40 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 00) Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn

Nadere informatie

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Jasper van Nes Advocaat Belastingadviseur Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Belastingrecht 23 maart 2018 Rente op een geldlening voor de financiering

Nadere informatie

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5

Nadere informatie

Date de réception : 01/12/2011

Date de réception : 01/12/2011 Date de réception : 01/12/2011 Resumé C-544/11-1 Zaak C-544/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken.

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken. Den Haag, 3 Q QKT 017 Kenmerk: 2017-0000203694 Motivering van het beroepschrift n cassatie (rolnummer 17/04516) tegen de uitspraak van het Gëraçhtehof Arnhem-Leeüwarden van 15 augustus 2017, X 2 nr* 16/01369,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:849. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04545

ECLI:NL:HR:2017:849. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04545 ECLI:NL:HR:2017:849 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-05-2017 Datum publicatie 12-05-2017 Zaaknummer 15/04545 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:118,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936 CxS/oiaéi cas Den Haag, 22 OKT 2008 Kenmerk: DGB 2008-4936 X ^_ Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 08/03864) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 juli 2008, nr.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017 Datum van inontvangstneming : 15/09/2017 Samenvatting C-480/17-1 Zaak C-480/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

De Hoge Raad der Nederlanden,

De Hoge Raad der Nederlanden, 2 januari 1980. nr. 19.623 DG. De Hoge Raad der Nederlanden, Gezien het beroepschrift in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:387

ECLI:NL:GHDHA:2015:387 ECLI:NL:GHDHA:2015:387 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 18-02-2015 Datum publicatie 27-02-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-14_00412

Nadere informatie

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen HOGE RAAD nr. 31/695 ARREST gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 13 oktober 1995 betreffende de haar voor het jaar 1986 opgelegde

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 , C-'1O/-14- Luxembourg Entrée 1 3 JAN. 2014 Hoge Raad der Nederlanden. \)C(=, C-l/o/1 C( Derde Kamer Nr. 12/02502 20 december 2013 Ingeschreven Luxemburg, in het

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*) ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*) Prejudiciële verwijzing Inkomstenbelasting Wetgeving ter voorkoming van dubbele belasting Belasting van in een andere lidstaat dan de woonstaat

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

i (Verenigd Koninkrijk) betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie

i (Verenigd Koninkrijk) betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie Den Haag, 25 OKT 2011 Kenmerk: DGB 2011-6222 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ^ z 's-hertogenbosch van 22 september 2011, nr. 10/00854, Inzake fuêêêêêêêê te i (Verenigd

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 Instantie Datum uitspraak 15-06-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 16 _ 2238 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummers 11/00311 en 11/00312 uitspraakdatum: 20 september 2011 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X te Z (hierna:

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163 Rapport Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni 2011 Rapportnummer: 2011/163 2 Klacht Verzoekster klaagt over de wijze waarop de directeur

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM1206 ECLI:NL:HR:2010:BM1206 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 08/03539 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM1206

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 11 februari 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 11 februari 2011 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 5 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-869 Motivering van liet beroepschrift in cassatie (rolnummerfll/0066jj( tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 30 december 2010, nr. 09/00514,

Nadere informatie

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450 Qöd ^4co5 DenHaa9 '05JAN2010 Kenmerk: DGB 2009-6450 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam X van 26 november 2009, nr. 08/00445, inzake IEËli ifai«ibaélsga^aili^i

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder. Uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 13/6388 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2013 in de zaak tussen [X], wonende te [Z],

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 7 maart 2016, nr. BLKB 2016/360M De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 13309 17 maart 2016 Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden 7 maart 2016 nr. BLKB 2016/360M Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 29-12-2015 Datum publicatie 27-01-2016 Zaaknummer AMS 13/6214 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de directeur Belastingen van de Belastingdienst niet gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de directeur Belastingen van de Belastingdienst niet gegrond. Rapport Een onderzoek naar de beslissing van de directeur Belastingen van de Belastingdienst op een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2017:1974

ECLI:NL:RBZWB:2017:1974 ECLI:NL:RBZWB:2017:1974 Instantie Datum uitspraak 30-03-2017 Datum publicatie 02-05-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 7470 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 22 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 22 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. f2./oos:)lcqs Den Haag, 3 Q MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-1131 ^ 2 Motivering van liet beroepschrift in cassatie (rolnummer 12/00801) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 28 december

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Jurisprudentie CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT 1. van 4 september Staatssecretaris van Financiën tegen X

Jurisprudentie CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT 1. van 4 september Staatssecretaris van Financiën tegen X Jurisprudentie CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT 1 van 4 september 2014 Zaak C-87/13 Staatssecretaris van Financiën tegen (verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciële beslissing)

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden. Uitspraak 10 oktober 2014 Nr. 13/04777 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 29 augustus 2013, nr. 12/00472,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024 ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 16/00024 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof

Nadere informatie

tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 9 mei 2017, nummer BRE 15/5280, in het geding tussen

tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 9 mei 2017, nummer BRE 15/5280, in het geding tussen i Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Uitspraak op het hoger beroep van * z. (België), domicilie gekozen hebbende te hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

MONUMENTENVERORDENING 2006

MONUMENTENVERORDENING 2006 MONUMENTENVERORDENING 2006 Vastgesteld in de raad van 20 december 2005 Inwerkingtreding: 1 januari 2006 De raad van de gemeente Houten, gezien het voorstel van het college van 1 november 2005, gelet op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00396

Nadere informatie

Bachelorthesis Fiscale Economie

Bachelorthesis Fiscale Economie Bachelorthesis Fiscale Economie Het arrest X Holding BV Naam : Malou van Dijnsen Adres : Kromwaarde 3A 4714 GW Sprundel Telefoonnummer : 0165-386605 Studierichting : Fiscale Economie Datum : 09 mei 2011

Nadere informatie

Instituut Financieel Management

Instituut Financieel Management FFEBLR0111 IB (niet-winst) Instituut Financieel Management Opdracht 1b (inleveren in week 3) De tekst van artikel 1.2 Wet IB is per 1 januari 2011 ingrijpend gewijzigd. Vanaf 2001 t/m 2010 luidde de tekst

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180 ECLI:NL:GHDHA:2013:3180 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24072013 Datum publicatie 21082013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK12/00764 Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 FEBRUARI 2012 F.10.0115.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.10.0115.N 1. K.P., 2. H.D.S., eisers, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M Inkomstenbelasting. Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal - en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning en belastingvermindering bij keuzerecht Directoraat-generaal

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2017:4204

ECLI:NL:RBZWB:2017:4204 ECLI:NL:RBZWB:2017:4204 Instantie Datum uitspraak 14-07-2017 Datum publicatie 02-08-2017 Zaaknummer BRE - 16 _ 393 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3181

ECLI:NL:CRVB:2016:3181 ECLI:NL:CRVB:2016:3181 Instantie Datum uitspraak 22-08-2016 Datum publicatie 29-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3877 PW-VV Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen Uitspraak GERECHTSHOF VHERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Uitspraak op het hoger beroep van * ^ p n i a w a ï i i b.v., gevestigd te > hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur) Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 14/000542 uitspraakdatum: 27 januari 2015 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257 Rapport Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Gorinchem bij zijn beschikking van 7 juli 2005 geen ambtshalve vermindering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559 ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-11-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00/2559 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050 ECLI:NL:RBDHA:2015:16050 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17-02-2015 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB 15/15988 en AWB 15/15989 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2015:20 ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie

Brondatum:

Brondatum: Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal- en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning en belastingvermindering bij keuzerecht Brondatum: 26-04-2013 De keuzeregeling

Nadere informatie

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald. looofoo ccts Den Haag, 2 8 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-1237 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van >( Z 15 februari 2011, nr. 10/00160, inzake Bf^^^NP te ÜÜH betreffende

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 Instantie Datum uitspraak 20-09-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7455 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende heeft op 24 maart 2004 bij de gemeente Zaanstad een aanvraag voor eén bouwvergunning eerste fase ingediend.'

1.2 Belanghebbende heeft op 24 maart 2004 bij de gemeente Zaanstad een aanvraag voor eén bouwvergunning eerste fase ingediend.' Edelhoogachtbaar College^ Bi] brief van 16 september 2011 heeft uw College gewezen op de mogelijkheid tot het instellen van Incidenteel beroep in cassatie. Hierbij maak ik van deze mogelijkheid gebruik.

Nadere informatie

tegen 1.1 Aan X, wonend van 1 januari tot 1 april 2005 in S (Duitsland) (hierna: belanghebbende)

tegen 1.1 Aan X, wonend van 1 januari tot 1 april 2005 in S (Duitsland) (hierna: belanghebbende) PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN MR. R.E.C.M. NIESSEN ADVOCAAT-GENERAAL Conclusie van 6 maart 2013 inzake: Nr. 12/02305 Staatssecretaris van Financiën Nr. Rechtbank: AWB 09/1465 Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Geldend op 24-07-2009 - Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris

Nadere informatie

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4%

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4% Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4% ECLI:NL:GHDHA:2015:1984 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 15-07-2015 Zaaknummer Formele

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2007:BC2681

ECLI:NL:RBHAA:2007:BC2681 ECLI:NL:RBHAA:2007:BC2681 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 28-11-2007 Datum publicatie 01-02-2008 Zaaknummer 07/1531 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Hoger

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004 RB 2004/11-A MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Deze verordening verstaat onder: 1 monument: a zaak die van algemeen belang is

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 Instantie Datum uitspraak 06-10-2011 Datum publicatie 01-02-2012 Zaaknummer 11/00219 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Belastingrecht

Nadere informatie