Energietransitie in de gebouwde omgeving

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Energietransitie in de gebouwde omgeving"

Transcriptie

1 Energietransitie in de gebouwde omgeving Bijdrage ECN aan SCOPE 2030 M. Menkveld Y. Boerakker R. Mourik ECN-C Februari 2005

2 Verantwoording Deze studie is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van VROM/DGW (contactpersoon de heer J. Verlinden) in samenwerking met SenterNovem in de periode juli 2004 t/m februari De opdracht staat bij ECN bekend onder projectnummer Abstract With the SCOPE 2030 project VROM-DGW (Department of Housing, Spatial Planning and Environment) wants to know what are the necessary steps to get going an energy transition in the built environment en which role it plays in that. There is chosen for three transition paths as technical extremes to reduce CO 2 -emission in the built environment: 1. Maximal insulation and minimal installations 2. Local production of renewable energy 3. Central produced renewable or climate neutral energy carriers. ECN has calculated what CO 2 -reduction in 2030 with respect to 1990 is possible with the three transition paths en what are the costs. Also ECN describes the key changes that are necessary to realize the transition paths, the actors that play a role in that, and the attitude of the actors against the key changes. 2 ECN-C

3 Inhoud Lijst met tabellen 5 Lijst met figuren 5 Samenvatting 6 S.1 Vraagstelling 6 S.2 CO 2 -reductie en kosten 6 S.3 Actoren 7 S.4 Aanbevelingen 8 1. Inleiding Vraagstelling Onderzoeksaanpak en leeswijzer 9 2. Referentiepad Reductiedoelstelling Energiegebruik en CO 2 -emissie gebouwde omgeving in referentiepad Ontwikkeling woning en gebouwvoorraad in referentiepad Autonome ontwikkelingen energiebesparing in het referentiepad Woningbouw Utiliteitsbouw CO 2 -reductie en kosten transitiepaden Transitiepad Uitgangspunten Woningbouw Uitgangspunten Utiliteit CO 2 -reductie transitiepad Kosteneffectiviteit transitiepad Transitiepad Uitgangspunten CO 2 -reductie transitiepad Kosteneffectiviteit transitiepad Effect van koeling met EWP in transitiepad PV in transitiepad Transitiepad Conclusies Sleutelveranderingen, de houding van actoren en aanknopingspunten beleid Transitiepad 1 Vraagbeperking Transitiepad 2 Inzet van lokale duurzame energie Transitiepad 3 Verduurzaming van energiedragers Aanknopingspunten VROM-DGW beleid Conclusies en aanbevelingen 38 Referenties 40 Bijlage A Sleutelveranderingen, actoren en aanknopingspunten beleid 41 A.1 Transitiepad 1 41 A.1.1 Projectontwikkelaars 42 A.1.2 De bouwmaterialen sector 45 A.1.3 Architecten 45 A.1.4 Corporaties/ gebouweigenaren bestaande bouw en nieuwbouw 46 A.1.5 Particuliere woningeigenaren 46 A.1.6 Overheid (lokaal, nationaal en Europees) 47 A.1.7 Energiesector 49 ECN-C

4 A.2 Transitiepad 2 49 A.2.1 PV-industrie 50 A.2.2 Installateurs 50 A.2.3 De bouwbedrijven en projectontwikkelaars 51 A.2.4 Corporaties, gebouweigenaren en particuliere woningeigenaren bestaande bouw. 51 A.2.5 Producenten van WP-installaties 53 A.2.6 Installateurs 54 A.2.7 De bouwbedrijven en projectontwikkelaars 54 A.2.8 Corporaties, gebouweigenaren en particuliere woningeigenaren bestaande bouw 55 A.2.9 Energiebedrijven en netwerkbeheerders 56 A.2.10 De Gasunie 58 A.2.11 De lokale, nationale en Europese overheden 58 A.3 Transitiepad 3a 58 A.3.1 Ketelfabrikanten/ BSC WKK, energietechniek branche 59 A.3.2 BSC WKK installateur 60 A.3.3 Corporaties/ gebouweigenaren bestaande bouw en nieuwbouw 61 A.3.4 Particuliere woningeigenaren 62 A.3.5 Projectontwikkelaars 62 A.3.6 Gasleveranciers, netwerkbedrijven en de Gasunie 62 A.3.7 Overheden 63 4 ECN-C

5 Lijst met tabellen Tabel 2.1 Reële CO 2 -emissie gebouwde omgeving Tabel 2.2 Klimaatgecorrigeerde CO 2 -emissie gebouwde omgeving Tabel 2.3 Klimaatgecorrigeerde CO 2 -emissie gebouwde omgeving Tabel 2.4 Klimaatgecorrigeerde CO 2 -emissie gebouwde omgeving 2030 conform SEscenario 13 Tabel 2.5 Nieuwbouw en sloop woningen (SE-scenario) 14 Tabel 2.6 Woningvoorraad in 2000 en 2030 naar bouwjaar 14 Tabel 2.7 Nieuwbouw en sloop utiliteit (SE-scenario) 14 Tabel 2.8 Gebouwvoorraad utiliteit naar bouwjaar 15 Tabel 2.9 Penetratiegraden isolatiewaarden in het referentiepad 15 Tabel 2.10 Penetratiegraden glas in het referentiepad 16 Tabel 2.11 Isolatiegraad Ubouw 17 Tabel 2.12 Vertaling van kwalitatieve isolatiewaarden naar R c -waarden 17 Tabel 2.13 Besparing in 2000 ten opzichte van ongeïsoleerd casco 18 Tabel 3.1 Overzicht penetratie isolatiegraden transitiepad 1 19 Tabel 3.2 Besparing warmtevraag in 2030 in transitiepad 1 ten opzichte van het referentiepad 20 Tabel 3.3 Besparing warmtevraag door transitiepad 1 ten opzichte van het referentiepad 21 Tabel 3.4 CO 2 -reductie van transitiepad 1 ten opzichte van het referentiepad 22 Tabel 3.5 Kosten van na-isolatie in de bestaande bouw 24 Tabel 3.6 Kosten per constructiedeel in de nieuwbouw 24 Tabel 3.7 Kosten in /ton pad 1 voor een gemiddelde bestaande woning 25 Tabel 3.8 Veronderstelde COP-waarden warmtepomp 25 Tabel 3.9 CO 2 -reductie van transitiepad 2 ten opzichte van het referentiepad 27 Tabel 3.10 Aangenomen investeringskosten in de woningbouw 27 Tabel 3.11 Kosten in /ton pad 1 voor een gemiddelde bestaande woning 28 Tabel 3.12 Vergelijking koeling gemiddelde woning middels airco of EWP-systeem 28 Lijst met figuren Figuur S.1 CO 2 -emissie gebouwde omgeving in 1990 en 2030 in het referentiepad en verschillende transitiepaden 7 Figuur 2.1 Verbruik fossiele brandstoffen 12 Figuur 2.2 Elektriciteitsgebruik in de gebouwde omgeving 12 Figuur 2.3 Ontwikkeling CO 2 -emissie gebouwde omgeving 13 Figuur 3.1 Afnemende besparingen op de warmtevraag bij toenemende isolatiegraad 20 Figuur 3.2 CO 2 -emissie gebouwde omgeving in 1990 en 2030 in het referentiepad en verschillende transitiepaden 32 Figuur 3.3 Onderverdeling CO 2 -reductie transitiepaden in 2030 t.o.v. referentiepad in nieuwbouw en bestaande bouw en woningbouw en utiliteit 32 ECN-C

6 Samenvatting S.1 Vraagstelling VROM-DGW is het SCOPE 2030 project gestart om inzicht te verwerven in de noodzakelijke stappen om een energietransitie in de gebouwde omgeving op gang te krijgen en in de rol die zij daarin speelt. Uitgangspunt voor dit project zijn drie transitiepaden als technische uitersten om CO 2 -emissie in de gebouwde omgeving te reduceren: 1. Maximale isolatie en minimale installaties 2. Lokale duurzame energie productie 3. Centraal geproduceerde duurzame en klimaatneutrale energiedragers. ECN en SenterNovem zijn gevraagd te berekenen of 50% CO 2 -reductie in 2030 t.o.v mogelijk is door middel van de geschetste transitiepaden en wat de kosten daarvan zijn. ECN heeft tevens een analyse gemaakt van de sleutelveranderingen die nodig zijn om de drie transitiepaden te verwezenlijken; welke actoren daarbij een rol spelen en wat hun houding is ten aanzien van die veranderingen. S.2 CO 2 -reductie en kosten De doelstelling betekent een streefwaarde van 25 Mton in 2030 en een beoogde reductie t.o.v. het referentiepad van 32 Mton op de totale emissies of 7 Mton op de directe emissies. Conclusie is dat 50% CO 2 -reductie op de totale emissies alleen mogelijk is door inzet van centraal geproduceerde duurzame of klimaatneutrale energiedragers. Hetzij door een combinatie van maximale isolatie (pad 1) en volledige omschakeling naar 100% duurzame of klimaatneutrale elektriciteit (pad 3) of combinaties van maximale isolatie en geavanceerde technieken (pad 2) en een gedeeltelijke omschakeling op klimaatneutrale energiedragers (SNG, waterstof of elektriciteit). Bijmenging van waterstof in het bestaande aardgasnet levert maximaal 1 Mton CO 2 -reductie en heeft dus een gering potentieel. SNG kan in ieder gewenste verhouding in het aardgasnet worden bijgemengd en maximaal 100% van de directe emissies reduceren (23 Mton). Wanneer de doelstelling van 50% emissiereductie alleen wordt toegepast op de directe emissies dan is deze ook haalbaar zonder centraal geproduceerde duurzame of klimaatneutrale energiedragers (zie Figuur S.1). 6 ECN-C

7 60 CO2-emissie in Mton referentiepad 2030 transitiepad transitiepad transitiepad 3 bijmenging H transitiepad 3 H2/SNG 2030 transitiepad 3 elektriciteit direct indirect Figuur S.1 CO 2 -emissie gebouwde omgeving in 1990 en 2030 in het referentiepad en verschillende transitiepaden In de bestaande bouw en met name de bestaande woningbouw is de meeste CO 2 -reductie te realiseren. De directe emissie wordt voor 80% bepaald door de bestaande bouw (65% woningbouw en 15% utiliteit). In de transitiepad 1 is de bijdrage van de bestaande bouw aan de potentiële CO 2 -reductie nog groter, eenvoudig omdat via maximale isolatie in de bestaande bouw meer winst te behalen is. In transitiepad 1 wordt bijna 90% van de CO 2 -reductie behaald in bestaande bouw. Het tijdspad is afhankelijk van het renovatietempo en van het moment van omschakeling naar klimaatneutrale energiedragers en het tempo van aanpassing van de infrastructuur. De totale investeringskosten voor realisatie van de transitiepaden 1 en 2 liggen rond de 50 tot 100 miljard euro. De meerinvesteringen per woning bedragen voor pad 1 circa 8500 in de bestaande bouw en 1500 in de nieuwbouw, voor pad 2 komen daar de kosten voor installaties nog bij, circa 7000 in de bestaande bouw en 3500 in de nieuwbouw. Ook transitiepad 3 vergt bij volledige omschakeling op waterstof een miljardeninvestering voor aanleg van een nieuwe infrastructuur, een inschatting van de totale investering is nu niet mogelijk. Voor bijmenging van waterstof of de vervanging van aardgas door SNG zijn minder investeringen nodig en zijn er alleen de kosten van productie van deze duurzame/klimaatneutrale energiedragers. Datzelfde geldt voor duurzame/klimaatneutrale elektriciteitsproductie. Kosteneffectiviteit De nationale kosten van transitiepad 1 en 2 zijn min of meer gelijk en liggen in de orde van 800 /ton CO 2. Er zijn veel reductieopties in andere sectoren die relatief goedkoper zijn. Windenergie bijvoorbeeld, maar ook besparingsopties in de industrie, kosten niet meer dan enkele tientallen euro s per ton. Bijmenging van waterstof of SNG in het bestaande aardgasnet is goedkoper en kost indicatief rond de 100 /ton CO 2. De kosten voor centrale duurzame of klimaatneutrale elektriciteitsproductie liggen nog lager in de orde van 10 tot 50 /ton CO 2. S.3 Actoren Bij de drie transitiepaden spelen verschillende actoren een rol. Transitiepad 1 ligt voor het overgrote deel binnen de invloedssfeer van de bouwketen. In de bestaande bouw zullen gebouw- en woningeigenaren moeten worden overgehaald te investeren in na-isolatie. Om de kosten van naisolatie te verlagen zijn innovaties nodig bij de isolatie-industrie. Intermediaire partijen spelen een belangrijke rol bij de implementatie. In de nieuwbouw sluit verdergaande isolatie aan bij aanscherping van de EPN en de omslag van kwantiteit naar kwaliteit in de bouwproductie. Transitiepad 2 vergt ontwikkeling van nieuwe systeemconcepten. ECN-C

8 Hierbij zijn zowel de bouwketen als de installatieketen betrokken, omdat het om zowel gebouwmaatregelen als gebouwgebonden installatiemaatregelen gaat. Voordat van grootschalige toepassing sprake kan zijn, zullen demonstratieprojecten ervoor moeten zorgen dat meer ervaring wordt opgedaan met warmtepompen en bestaande technische problemen worden opgelost. Vanwege de lokale productie van elektriciteit zal de elektriciteitssector wel een cruciale speler zijn in dit transitiepad. In transitiepad 3 is met name een rol weggelegd voor de energiesector. Er zijn demonstratieprojecten nodig met bijmenging en toepassing van SNG, om ervaring op te doen. Inzet van duurzame of klimaatneutrale elektriciteit vereist voldoende aanbod en een actieve houding van leveranciers om groene stroom aan huishoudens en bedrijven in de gebouwde omgeving te verkopen. S.4 Aanbevelingen De haalbaarheid van realisatie van het (totale) reductiepotentieel is lastig en onzeker voor alledrie de transitiepaden. Als verregaande CO 2 -reductie op lange termijn een doelstelling van het beleid is, dan zou VROM DGW kunnen besluiten voorlopig alledrie de transitiepaden te stimuleren. Gezien het belang van vraagbeperking op lange termijn zou het beleid zich moeten richten op na-isolatie in de bestaande woningbouw en de toepassing van zonneboilers. VROM- DGW zou onderzoek en experimenten met nieuwe systeemconcepten kunnen stimuleren in herstructurering en nieuwbouw. Tot slot zou VROM-DGW een actievere rol kunnen spelen in de ontwikkelingen rond duurzame en klimaatneutrale energiedragers, zoals bijvoorbeeld bij het transitiespoor groen gas van EZ. 8 ECN-C

9 1. Inleiding 1.1 Vraagstelling Er worden op verschillende plekken (vanuit EZ, via het rapport Energietransitie, klimaat voor nieuwe kansen, VROM raad/aer) signalen gegeven richting VROM-DGW om een begin te maken met een energietransitie in de gebouwde omgeving. VROM-DGW is van mening dat het onvoldoende inzicht heeft om daar een rol in te nemen en die rol ook strategisch in te vullen. Doelstelling van het project Scope 2030 is, dat VROM-DGW inzicht verwerft in de noodzakelijke stappen om een energietransitie in de gebouwde omgeving op gang te krijgen en inzicht in de rol die zij daarin speelt. VROM-DGW moet daarmee in staat zijn om strategische keuzes te maken tussen transitiedoelen en andere VROM-DGW beleidsdoelen. Het project Scope 2030 is gebaseerd op de veronderstelling uit het NMP4 dat ter voorkoming van een klimaatverandering in 2030 een reductie nodig is van de CO 2 -emissie van 40-60% t.o.v. de CO 2 -emissie in Dit is in het project voor de eenduidigheid vertaald naar een CO 2 - emissiereductie van 50%. Doel van het project is een eerste oriëntatie te geven naar de consequenties van deze doelstelling voor de gebouwde omgeving. Bewust is er bij de aanvang van het project Scope 2030 voor gekozen geen eindbeeld te schetsen. Toch blijft het moeilijk over de toekomst de praten, zonder daar een beeld bij te vormen. Daarom is de toekomst in het SCOPE 2030 project benaderd vanuit drie verschillende transitiepaden die onafhankelijk van elkaar zijn beschouwd. Deze transitiepaden zijn te zien als technische uitersten om CO 2 -emissie in de gebouwde omgeving te reduceren en zijn daarmee te zien als de hoeken van het speelveld. Deze zijn: 1. maximale isolatie en minimale installaties, 2. lokale duurzame energie productie, 3. centraal geproduceerde duurzame en klimaatneutrale energiedragers. SenterNovem heeft een kwalitatieve beschrijving van de transitiepaden gemaakt. Omdat de analyse van de transitiepaden een eerste beeld betreft en ruimte moet bieden voor een brede discussie met marktpartijen is het nuttig om de paden niet te concreet in te vullen maar de analyse van de paden op de volgende twee niveaus uit te voeren: Technische/economische analyse van de invulling van de transitiepaden bij een gegeven emissiereductiedoelstelling. Via welke technieken kan de reductiedoelstelling worden bereikt? Wat betekent dit voor de energievoorziening? Tevens dient een eerste orde schatting gemaakt te worden van de kosteneffectiviteit. Hierbij is niet zozeer het absolute kostenniveau als meer een vergelijking tussen de sporen het belangrijkste issue. Bepalen van aangrijpingspunten voor het managen van de transitie naar een duurzame gebouwde omgeving. Welke actoren spelen een rol, hoe is hun houding ten aanzien van de beoogde ontwikkeling (draagvlak), welke mogelijkheden zijn er om hun houding (gedrag) te beïnvloeden? 1.2 Onderzoeksaanpak en leeswijzer Doel van het project is het analyseren van de in Paragraaf 1.1 beschreven transitiepaden. Deze analyse bestaat uit een technisch/economische analyse van de invulling van de transitiepaden alsmede een actoranalyse die moet leiden tot aangrijpingspunten voor het managen van de transitie. ECN-C

10 De technisch/economische analyse betreft de volgende onderzoeksvragen: Tot welke CO 2 -reductie leidt voortzetting van huidige beleid? Zullen de drie transitiepaden zoals beschreven door SenterNovem leiden tot 50% CO 2 - reductie in de gebouwde omgeving in 2030? Wat is de economische impact in termen van kosteneffectiviteit in /ton CO 2 (zowel voor de eindverbruiker als de overheid) van de drie transitiepaden? Wat zijn de consequenties ten aanzien van de inzet van energiedragers in de drie transitiepaden? De verwachte CO 2 -emissie die kan worden toegerekend aan de gebouwde omgeving, rekening houdend met voortzetting van het huidige beleid is ontleend aan de Referentieraming (ECN/RIVM, 2005) en het SE-scenario voor de WLO-studie. Dit referentiepad wordt beschreven in Hoofdstuk 2. De CO 2 -reductie en kosten en inzet van energiedragers van de drie transitiepaden is het onderwerp van Hoofdstuk 3. De actoranalyse betreft de volgende onderzoeksvragen: Welke sleutelveranderingen (technisch, politiek, sociaal-cultureel) zijn nodig om de drie transitiepaden te verwezenlijken; welke actoren (in de gebouwde omgeving en energiesector (voor zover van toepassing)) spelen daarbij een rol en wat is hun houding ten aanzien van die veranderingen? Schets van consequenties en aanknopingspunten van energietransitie met VROM/DGWbeleidsvelden en trends. In Hoofdstuk 4 wordt de actoranalyse beschreven en tegelijkertijd mogelijke aanknopingspunten beleid voor VROM-DGW en aanknopingspunten bij het VROM-DGW beleid. 10 ECN-C

11 2. Referentiepad 2.1 Reductiedoelstelling In het kader van het SCOPE 2030 project zijn drie transitiepaden beschreven om te komen tot 50% CO 2 -reductie in 2030 ten opzichte van Deze reductiedoelstelling heeft zowel betrekking op directe als indirecte CO 2 -emissies. De totale CO 2 -emissie in de gebouwde omgeving is in 1990 circa 50 Mton (zie Tabel 2.1 en 2.2). Tabel 2.2 geeft de klimaatgecorrigeerde waarden waarbij rekening is gehouden met een stijgende trend in de buitentemperatuur. Een doelstelling van 50% CO 2 -reductie komt dus overeen met een streefwaarde voor de CO 2 -emissie van de gebouwde omgeving van ongeveer 25 Mton in Wanneer de reductiedoelstelling alleen wordt toegepast op de directe emissies van de gebouwde omgeving, dan is de streefwaarde in 2030 circa 15 Mton (50% van 30 Mton in 1990, zie Tabel 2.2). Tabel 2.1 Reële CO 2 -emissie gebouwde omgeving 1990 Sector Aardgas/fossiel Elektriciteit Totaal [PJ] [Mton] [PJ e ] [Mton] [Mton] Huishoudens , ,1 29,4 Diensten 147 8, ,6 19,9 Totaal gebouwde omgeving , ,7 49,2 Tabel 2.2 Klimaatgecorrigeerde CO 2 -emissie gebouwde omgeving 1990 Sector Aardgas/fossiel Elektriciteit Totaal [PJ] [Mton] [PJ e ] [Mton] [Mton] Huishoudens , ,1 31,2 Diensten 162 9, ,6 20,7 Totaal gebouwde omgeving , ,7 51,9 2.2 Energiegebruik en CO 2 -emissie gebouwde omgeving in referentiepad Om de bijdrage van een transitiepad aan deze doelstelling te bepalen, is per pad de CO 2 -emissie vergeleken met die van een referentiepad. Dit referentiepad geeft de CO 2 -emissie in de gebouwde omgeving weer bij voortzetting van het huidige beleid. Als referentiepad is gekozen voor het SE (Strong Europe) scenario, omdat dit ook de basis vormt van de berekeningen in de Referentieraming van ECN die komende jaren gebruikt zal worden in discussies over klimaatbeleid bij de Ministeries (ECN/RIVM, 2005). De Referentieraming heeft betrekking op de periode Voor het SCOPE-project zijn de in de Referentieraming gesignaleerde trends doorgetrokken naar De ontwikkeling van het gebruik van fossiele brandstoffen (met name aardgas) binnen het referentiepad is weergegeven in Figuur 2.1. Hierin is te zien dat het totale brandstofverbruik in 2030 lager is dan in ECN-C

12 600 verbruik fossiel in PJ klimaatgecoorigeerd Figuur 2.1 Verbruik fossiele brandstoffen huishoudens diensten GO totaal De totale vraag naar elektriciteit stijgt daarentegen (zie Figuur 2.2). Zowel voor de utiliteit als de woningbouw geldt dat de vraag in 2030 meer dan twee keer zo hoog is als in verbruik elektriciteit in PJe huishoudens diensten GO totaal Figuur 2.2 Elektriciteitsgebruik in de gebouwde omgeving De totale CO 2 -emissie in de gebouwde omgeving zal in 2030 bij ongewijzigd beleid circa 58 Mton bedragen (zie Tabel 2.4 en Figuur 2.3). Dit is circa 4,5 Mton hoger dan in Doordat in het SE-scenario de CO 2 -emissie van de elektriciteitsproductie daalt 1, is de stijging beperkter dan aan de hand van de forse groei van het elektriciteitsverbruik verwacht mocht worden. Om 50% CO 2 -reductie te bereiken in 2030 t.o.v. 1990, zal ten opzichte van het referentiepad ongeveer 32 Mton CO 2 -reductie nodig zijn op de totale emissies. Wanneer alleen de directe emissies van de gebouwde omgeving in de reductiedoelstelling worden betrokken volstaat een reductie van circa 7 Mton op de directe emissies. 1 De CO 2 -emissie factor van de elektriciteitsproductie is (inclusief import, duurzaam en gecorrigeerd voor warmteproductie) in ,17 Mton/PJ e en daalt naar 0,14 Mton/PJ e in 2000 en in het SE-scenario naar 0,12 Mton/PJ e in Hier is ook voor 2030 gerekend met 0,12 Mton/PJ e. 12 ECN-C

13 Tabel 2.3 Klimaatgecorrigeerde CO 2 -emissie gebouwde omgeving 2000 Sector Aardgas/fossiel Elektriciteit Totaal [PJ] [Mton] [PJ e ] [Mton] [Mton] Huishoudens , ,0 30,9 Diensten , ,6 23,9 Totaal gebouwde omgeving , ,6 54,8 Tabel 2.4 Klimaatgecorrigeerde CO 2 -emissie gebouwde omgeving 2030 conform SE-scenario Sector Aardgas/fossiel Elektriciteit Totaal [PJ] [Mton] [PJ e ] [Mton] [Mton] Huishoudens , ,1 31,6 Diensten 134 7, ,5 27,0 Totaal gebouwde omgeving , ,6 58,6 70 CO 2 -emissie in Mton Huishoudens brandstof Huishoudens elektriciteit Diensten brandstof Diensten elektriciteit Figuur 2.3 Ontwikkeling CO 2 -emissie gebouwde omgeving Belangrijk is op te merken dat in de Referentieraming rekening is gehouden met structurele klimaatverandering (temperatuurstijging op aarde). Warmere winters leiden tot minder gasverbruik voor ruimteverwarming, warmere zomers tot meer elektriciteitsverbruik voor koeling. Voor de Referentieraming in 2020 betekent dit voor de gebouwde omgeving per saldo 3 Mton minder CO 2 -emissie. Wanneer de veronderstelde trendmatige ontwikkeling van de temperatuur niet plaatsvindt, zou de in deze paragraaf gepresenteerde ontwikkeling van energiegebruik en CO 2 - emissie in het referentiepad tot 2030 ook zo n 3 à 4 Mton hoger kunnen uitvallen. 2.3 Ontwikkeling woning en gebouwvoorraad in referentiepad Sloop en nieuwbouw bepalen het vervangingstempo en daarmee het effect van de EPN en de ruimte voor transities. In het kader van deze studie is het daarom belangrijk om daar even bij stil te staan. ECN-C

14 In Tabel 2.5 is weergegeven met welke cijfers conform het SE-scenario t.a.v. sloop 2 en nieuwbouw en omvang van de totale gebouwenvoorraad gerekend is. Tabel 2.6 geeft een beeld van de resulterende woningvoorraad in 2030 naar bouwjaar. Dit illustreert dat in % van de woningvoorraad uit 2000 er nog staat. Tabel 2.5 Nieuwbouw en sloop woningen (SE-scenario) * Totaal woningen Nieuwbouw Sloop Nieuwbouw Sloop Tabel 2.6 Woningvoorraad in 2000 en 2030 naar bouwjaar * Woningen gebouwd t/m Woningen gebouwd Woningen gebouwd na Totaal Het energiegebruik in de utiliteitsbouw wordt hoofdzakelijk bepaald door het aantal werknemers binnen deze sector (elektriciteitsgebruik) en door het totale bruto vloeroppervlak (bvo) binnen de sector. Door het gebrek aan monitoring gegevens is het lastig een betrouwbaar beeld te krijgen van het totale aantal m 2 bvo (hoewel voor enkele subsectoren wel mogelijk) en de ontwikkeling hiervan. ECN werkt voor scenario s altijd met relatieve veranderingen ten opzichte van het basisjaar. Om een beeld te schetsen van de ontwikkeling van de gebouwenvoorraad tot 2030, de nieuwbouw en sloop tot 2030, en de gebouwenvoorraad in 2030 naar bouwjaar, geven we de omvang van het aantal m 2 utiliteitsbouw in 2000 het indexcijfer 100. Bij utiliteit ontstaat het beeld van nieuwbouw en sloop en de opbouw van de gebouwenvoorraad naar bouwjaar zoals geschetst in Tabel 2.7 en 2.8. Opvallend is dat in de utiliteit door een relatief hoog vervangingstempo in 2030 slechts 50% van de gebouwvoorraad gebouwd is voor (of t/m) Dit is een belangrijk verschil tussen de woningbouw en de utiliteit. Tabel 2.7 Nieuwbouw en sloop utiliteit (SE-scenario) Totaal bvo Nieuwbouw Sloop Nieuwbouw Sloop In het SE-scenario is het aantal nieuwbouwwoningen tot en met 2010 gebaseerd op de Bouwprognoses van VROM. De sloop is de resultante van nieuwbouw en het aantal woningen dat nodig is gezien de ontwikkeling van het aantal huishoudens. De toename van het aantal huishoudens in het SE-scenario ligt iets boven de trendmatige ontwikkeling van het CBS. 14 ECN-C

15 Tabel 2.8 Gebouwvoorraad utiliteit naar bouwjaar U-bouw gebouwd t/m U-bouw gebouwd U-bouw gebouwd na Totaal Autonome ontwikkelingen energiebesparing in het referentiepad Woningbouw Omdat de CO 2 -reductie als gevolg van de transitiepaden mede bepaald wordt door de uitgangspunten binnen het referentiepad, wordt hieronder het referentiepad in meer detail beschreven. Hierbij wordt eerst ingegaan op woningen gebouwd tot 2000, waarbij de huidige isolatiegraad, de autonome ontwikkeling ervan en het rendement van de warmteproductie zullen worden behandeld. Vervolgens wordt ingegaan op ontwikkeling bij woningen gebouwd vanaf Vervolgens is gekeken naar de utiliteitsbouw. Startpunt voor de bepaling van de isolatiegraad van de woningbouw in 2000 is geweest de gegevens wat betreft de bouwkwaliteit naar bouwjaar uit Referentiewoningen bestaande bouw (SenterNovem, 2001). Vervolgens is gekeken naar de isolatiegraad van de woningbouw in 2000 zoals vermeld in KWR (VROM, 2002). Voor de woningen gebouwd tot 2000 geldt tevens dat tot 2030 in het referentiepad onder de EPBD na-isolatie zal plaatsvinden van gevel, dak en vloer (zie Tabel 2.9). Enkelglas en deels ook dubbelglas zal vervangen worden door HR/HR+ glas (zie Tabel 2.10). De meeste woningen gebouwd vanaf 1995 zijn voorzien van mechanische ventilatie met warmteterugwinning (WTW) met een rendement van 75%. De woningen gebouwd in de periode 2001 tot en met 2008 hebben een R c -waarde van 3 m 2 K/W voor dak, gevel en vloer, de ramen zijn voorzien van HR++ glas en er is mechanische ventilatie aanwezig met warmte terugwinning, waarvan het rendement 75% bedraagt. De woningen gebouwd in de periode 2009 tot en met 2030 zijn gebouwd met een EPC van 0,8. De isolatiewaarde van dak, gevel en vloer bedraagt R c =4 of R c =5 m 2 K/W, de ramen zijn voorzien van HR++ glas en ook bij deze woningen is mechanische ventilatie aanwezig met warmterugwinning (rendement 90%). Een overzicht van de isolatiegraden in 2030 is weergegeven in Tabel 2.9 en Tabel In 2030 zijn vrijwel alle woningen, zowel gebouwd voor 2000 als daarna, voorzien van een HR-107 combi-ketel. Tabel 2.9 Penetratiegraden isolatiewaarden in het referentiepad Situatie 2000 Gevel Vloer Dak Aandeel [%] Rc [m 2 K/W] Aandeel [%] Rc [m 2 K/W] Aandeel [%] Rc [m 2 K/W] Voor ,4 90 0,1 60 0,3 20 1,3 10 1,3 40 1, ,5 45 0,2 30 0,9 70 1,3 55 1,3 70 1, , , ,0 Na , , ,0 ECN-C

16 Situatie 2030 Gevel Vloer Dak Aandeel [%] Rc [m 2 K/W] Aandeel [%] Rc [m 2 K/W] Aandeel [%] Rc [m 2 K/W] 24 1,3 12 1,3 48 1,3 14 1,3-2,5 15 2,5 10 2, ,5 37 0,2 24 0,9 72 1,3 56 1,3 72 1,3 4 1,3-2,5 6 2,5 4 2, , , ,0 Na , , , , Tabel 2.10 Penetratiegraden glas in het referentiepad Situatie 2000 Voor Na 1995 [%] [%] [%] [%] Enkel Dubbel HR/HR Situatie 2030 Voor [%] [%] [%] [%] [%] Enkel Dubbel HR/HR HR In de periode worden er 661 duizend woningen gesloopt. Sloop vindt relatief meer plaats in oudere bouwjaarklassen (gebouwd voor 1971) dan in jongere klassen. Aangenomen is dat de woning die gesloopt wordt een gemiddelde woning is binnen de betreffende bouwjaarklasse, zoals die in 2000 aanwezig was. Woningen die tussen 2000 en 2030 worden nageïsoleerd worden in dezelfde periode niet meer gesloopt Utiliteitsbouw De vraag is of de huidige isolatiegraad van de utiliteitsbouw vergelijkbaar is met die van woningen. Is dit het geval, dan kan de CO 2 -reductie door isolatiemaatregelen in de transitiepaden 1 en 2 in de Utiliteit worden berekend met behulp van besparingscijfers voor de woningbouw. Om op deze vraag een antwoord te geven zijn de kwalitatieve beschrijvingen van de isolatiegraad uit de Energiebesparingsmonitor Utiliteit 2002 (Novem, 2003, zie Tabel 2.11) vertaald naar kwantitatieve waarden (zie Tabel 2.12). 16 ECN-C

17 Tabel 2.11 Isolatiegraad Ubouw 3 Gebouwtype Glas Gevel Dak Ziekenhuizen 10% enkel 75% dubbel 8% HR++ Verpleeg- en verzorgingstehuizen Kantoren Onderwijs Winkels 15% enkel 75% dubbel 5% HR++ 28% enkel 55% dubbel 15% HR++ 50% enkel 40% dubbel 5% HR++ 44% enkel 47% dubbel 3% HR++ Bron: Energiebesparingsmonitor Utiliteit, % niet 15% matig 40% redelijk 30% goed <1% zeer goed 12% niet 27% matig 42% redelijk 12% goed 2% zeer goed 20% niet 23% matig 25% redelijk 22% goed 3% zeer goed 20% niet 23% matig 25% redelijk 22% goed 3% zeer goed 30% niet 30% matig 20% redelijk 12% goed 3% zeer goed 10% niet 15% matig 35% redelijk 35% goed <1% zeer goed 5% niet 20% matig 40% redelijk 25% goed 4% zeer goed 12% niet 25% matig 27% redelijk 23% goed 5% zeer goed 23% niet 27% matig 25% redelijk 17% goed 3% zeer goed 15% niet 32% matig 17% redelijk 24% goed 7% zeer goed Tabel 2.12 Vertaling van kwalitatieve isolatiewaarden naar R c -waarden Kwalitatief Rc Niet <0,5 Matig 0,9 Redelijk 1,3 Goed 2-2,5 Zeer goed >2,5 Op basis van de waarden uit Tabel 2.11 en Tabel 2.12 is voor de gebouwdelen raam, gevel, dak en vloer bepaald wat de gemiddelde energiebesparing is ten opzichte van een kaal casco. De resultaten hiervan zijn weergegeven in Tabel Bij de berekening van de besparingen zijn een drietal veronderstellingen gemaakt. Ten eerste tellen de totalen uit Tabel 1.11 niet op tot 100%. Er is aangenomen dat de resterende percentages vallen binnen de categorie niet geïsoleerd. Ten tweede zijn uit de Energiebesparingsmonitor Utiliteit geen gegevens bekend over vloerisolatie. Er is verondersteld dat de isolatiegraad van vloeren in de utiliteit overeenkomt met de woningbouw. ECN-C

18 Tabel 2.13 Besparing in 2000 ten opzichte van ongeïsoleerd casco [%] Woningen U-bouw U-bouw gecorrigeerd Raam Gevel Dak Vloer Totaal Uit Tabel 2.13 volgt dat bij gelijke verhouding van gebouwdelen (kolom 1 en 2) de besparing ten opzichte van een kaal casco voor de utiliteit grotendeels overeenkomt met die in de woningbouw. De totale besparing in de utiliteit ligt iets hoger, wat te danken is aan de betere isolatie van gevels. Indien wel gecorrigeerd wordt voor verschillende verhoudingen in gebouwdelen (kolom 3), dan blijkt dat dit voor de totale besparing niets uitmaakt. De bijdrage van de verschillende bouwdelen in het totaal verandert wel. Zo neemt bijvoorbeeld de besparing door ramen toe omdat in de utiliteit een groter deel van de gebouwschil bestaat uit glas dan het geval is in de woningbouw. Conclusie is dat de huidige isolatiegraad van de utiliteitbouw vergelijkbaar is met de woningbouw, maar dat bij berekening van besparing van transitiepad 1 en 2 wel rekening moet worden gehouden met een andere verhouding tussen gebouwdelen. 18 ECN-C

19 3. CO 2 -reductie en kosten transitiepaden 3.1 Transitiepad Uitgangspunten Woningbouw In transitiepad 1 vindt maximale isolatie plaats. De mate van isolatie binnen dit pad hangt echter af van het bouwjaar van de woning. Het totale woningbestand kan worden opgesplitst naar bestaande bouw (tot en met 2000), recente bouw ( ) en nieuwbouw ( ). Binnen dit pad zullen bestaande woningen nageïsoleerd worden. Nieuwbouwwoningen zullen met hogere R c -waarden worden uitgevoerd. Voor de recente bouw zal het transitiepad qua isolatiewaarden niet verschillen van het referentiepad (zijn al goed geïsoleerd en tijdspad te kort om nog een transitie te realiseren). In Tabel 3.1 is een overzicht gegeven van de isolatiegraden binnen transitiepad 1. Tabel 3.1 Overzicht penetratie isolatiegraden transitiepad 1 Situatie 2030 Gevel Vloer Dak Aandeel [%] Rc [m 2 K/W] Aandeel [%] Rc [m 2 K/W] Aandeel [%] Rc [m 2 K/W] Voor , , , , , , , , , , e.v , , De woningen gebouwd in 2009 en 2010 zijn gebouwd met een EPC van 0,8. Omdat deze woningen binnen de recente bouw vallen, is de R c -waarde gelijk aan het referentiepad. Afhankelijk hoe de EPN van 0,8 wordt gerealiseerd, zal de R c -waarde van gevel, vloer en dak 4 of 5 bedragen. De ramen in de bestaande woningen (tot en met 2000) zullen binnen transitiepad 1 allemaal voorzien zijn van HR/HR+-glas, die gebouwd na 2000 worden voorzien van HR++ glas. Alle woningen die in het referentiepad geen gebalanceerde ventilatiesysteem hebben (zowel mechanische invoer als afvoer van ventilatielucht), zullen dit in pad 1 ook niet hebben. De aanleg van ventilatiekanalen is namelijk een grote ingreep die in bestaande woningen niet wordt toegepast. Woningen die in het referentiepad wel gebalanceerde ventilatie met WTW hebben (verondersteld is dat dit het merendeel van de woningen betreft gebouwd vanaf 1995), hebben in transitiepad 1 HR-WTW. Het verschil tussen een beide systemen is het hogere rendement van HR-WTW (90%) ten opzichte van gewone WTW (75%). Het elektriciteitsgebruik van WTW en HR-WTW is vrijwel gelijk, omdat HR-WTW vaak is uitgevoerd met energiezuinige ventilatoren. Hoewel voor woningen uit de recente bouw er qua isolatie geen verschil bestaat tussen pad 1 en het referentiepad, is dat voor WTW wel het geval. Omdat de levensduur van een WTW-unit ongeveer 15 jaar bedraagt zal deze binnen de recente bouw voor 2030 aan vervanging toe zijn en zullen WTW-units vervangen worden door HR-WTW units. De besparing op de warmtevraag van transitiepad 1 ten opzichte van het referentiepad is weergegeven in Tabel 3.2. ECN-C

20 Uit deze tabel volgt dat de grootste besparing te realiseren is door na-isolatie van bestaande bouw. Indien niet wordt gekeken naar de totale warmtevraag maar naar de totale gasvraag dan bedraagt de besparing als gevolg van transitiepad 1 33%. Dit percentage is lager dan de besparing op de warmtevraag enerzijds omdat het ketelrendement een rol speelt, anderzijds omdat de gasvraag voor een deel wordt bepaald door tapwater verwarming. Tabel 3.2 Besparing warmtevraag in 2030 in transitiepad 1 ten opzichte van het referentiepad [%] Gebouwbestand Besparing T/m Totaal Dat de besparing die met isolatie in de bestaande bouw gerealiseerd kan worden vele malen groter is dan die in de nieuwbouw volgt ook uit Figuur 3.1. Na-isolatie van ongeïsoleerde woningen tot R c =2,5 kan de warmtevraag met 50% reduceren, terwijl verhogen van de R c -waarde in de nieuwbouw van 3 naar 5 slechts enkele procenten uitmaakt warmtevraag R C waarde gebouwschil Figuur 3.1 Afnemende besparingen op de warmtevraag bij toenemende isolatiegraad Uitgangspunten Utiliteit Pad 1 is volgens de Kwalitatieve beschrijving van SenterNovem het pad van maximale isolatie en minimale installaties. Door ten opzichte van het referentiepad zowel veranderingen aan te brengen op het gebied van isolatie als op het gebied van installaties, is de afzonderlijke invloed hiervan niet bekend. Daarom is binnen transitiepad 1 alleen gerekend aan isolatiemaatregelen en WTW. De invloed van installaties (zowel op het gebied van tapwater als ruimteverwarming/- koeling als de lokale opwekking van elektriciteit) zijn berekend in pad 2. ECN is er bij de berekeningen vanuit gegaan dat de isolatiewaarden binnen pad 1 voor woningbouw en utiliteit gelijk zijn. In de Kwalitatieve beschrijving van pad 1 van SenterNovem wordt voor de utiliteit lagere R c -waarden verondersteld. 20 ECN-C

21 Echter ook in het EP-varianten boek Utiliteitsgebouwen van Novem is te zien dat een R C - waarde van 3,0 verondersteld mag worden om aan de geldende EPC-eis in 2000 te voldoen. Omdat de utiliteit verschillende gebouwtypen omvat en er weinig gegevens over deze sector bekend zijn, is het voor de utiliteit lastig om vast te stellen wat de invloed van maximale isolatie is. Om toch een uitspraak hierover te kunnen doen is zoveel mogelijk de parallel getrokken tussen utiliteit en woningbouw. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat de besparingspercentages (bijv R c =2,5 ten opzichte van 1,3) voor utiliteit even groot zijn als bij woningen. Omdat de verhouding tussen de verschillende gebouwdelen tussen utiliteit en woningbouw verschilt, is dit uitgangspunt niet helemaal juist. Hiervoor is in de berekeningen gecorrigeerd. Daarnaast is rekening gehouden met nog een aantal verschillen tussen de utiliteit en de woningbouw. Ten eerste wordt in 2007 in de woningbouw de EPN aangescherpt, waardoor verondersteld is dat in de nieuwbouw autonoom hogere R C -waarden worden toegepast (R c =4 of 5 i.p.v. R c =3). In de utiliteit is een EPC-aanscherping voor enkele gebouwtypen van kracht van kracht met ingang van 2003, maar daarvan is verondersteld dat dit gemiddeld niet leidt tot hogere R c -waarden dan 3,0. Ten tweede is het aandeel nieuwbouw (gebouwen gebouwd na 2000) in de utiliteit (55%) groter dan in de woningbouw (38%). Hierdoor zal na-isolatie in de utiliteit een minder belangrijke rol spelen dan in de woningbouw. Ten derde is het aandeel ruimteverwarming in het totale gasverbruik in de utiliteit hoger dan in de woningbouw. Bovendien wordt verondersteld dat dit aandeel in de utiliteit (85%) in de toekomst niet wijzigt, terwijl in de woningbouw het gasverbruik voor tapwater verwarming relatief steeds belangrijker zal worden. De besparingen op de warmtevraag in de Utiliteitsbouw in transitiepad 1 ten opzichte van het referentiepad staan vermeld in Tabel 3.3. Dit is berekend door uit te gaan van de besparingen in de woningbouw en rekening te houden met verschillen in verhouding gebouwdelen, verhouding nieuwbouw/bestaande bouw, de verhouding ruimteverwarming en tapwatervraag en het verschil in EPN-aanscherping. Tabel 3.3 Besparing warmtevraag door transitiepad 1 ten opzichte van het referentiepad [%] Gebouwenbestand Besparing T/m Totaal Waar in de woningbouw de grootste besparing te behalen is door na-isolatie van bestaande gebouwen, levert in de utiliteit ook de aanscherping van nieuwbouwnormen een grote winst op. De besparing op de totale gasvraag als gevolg van transitiepad 1 bedraagt 23% CO 2 -reductie transitiepad 1 In Tabel 3.4 wordt de CO 2 -emissie van transitiepad 1 vergeleken met die van het referentiepad. Het verschil bedraagt circa 6 Mton, waarbij de grootste besparing plaatsvindt binnen de woningbouw. Omdat transitiepad 1 betrekking heeft op isolatie, is het elektriciteitsgebruik binnen het transitiepad gelijk aan dat in het referentiepad. ECN-C

22 Tabel 3.4 CO 2 -reductie van transitiepad 1 ten opzichte van het referentiepad Foss. Brandst [PJ] CO 2 -emissie [Mton] Elektriciteit [PJ e ] CO 2 -emissie [Mton] CO 2 -emissie totaal [Mton] SE-scenario 2030 (referentiepad) Huishoudens , ,1 31,6 Diensten 134 7, ,5 27,0 Totaal , ,6 58,6 Transitiepad 1 Huishoudens , ,1 27,3 Diensten 107 6, ,5 25,5 Totaal , ,6 52,8 Besparing [%] Huishoudens Diensten Totaal Om aan de doelstelling van 50% CO 2 -reductie in 2030 ten opzichte van 1990 te voldoen, mag de totale CO 2 -uitstoot in de gebouwde omgeving in 2030 niet hoger zijn dan 25 Mton. Op basis van de gegevens in Tabel 3.4 kan geconcludeerd worden dat de potentiële CO 2 -reductie van transitiepad 1 alleen niet voldoende zal zijn om de doelstelling van 50% CO 2 -reductie in 2030 ten opzichte van 1990 te realiseren Kosteneffectiviteit transitiepad 1 Om de kosteneffectiviteit van transitiepad 1 te bepalen zijn naast de CO 2 -reductie ook de kosten van dit pad berekend. Er zijn verschillende benaderingen om de kosteneffectiviteit te berekenen (zie tekstkader). Nationale kosten, kosten voor de eindverbruikers en kosten voor de overheid Van de transitiepaden worden zowel de nationale kosten, de eindverbruikerskosten en de kosten voor de overheid berekend uitgedrukt in per ton CO 2 -reductie. Bij de berekening van de CO 2 -reductiekosten wordt een onderscheid gemaakt tussen twee verschillende benaderingen die gewoonlijk worden aangeduid met de begrippen nationale kosten versus eindverbruikerskosten. De nationale kostenmethode beoogt de kosten en baten te bepalen van maatregelen voor Nederland als geheel. Deze benadering wordt veelal gebruikt om de kosten van maatregelen onderling te vergelijken, onafhankelijk van degene die de maatregel uiteindelijk uitvoert. De methodiek van de eindverbruikerskosten daarentegen is bedoeld om zo goed mogelijk de kosten en baten te bepalen van maatregelen van eindverbruikers als gezinnen en bedrijven. Deze benadering wordt met name gehanteerd om een indicatie te krijgen van de lastenverdeling van maatregelen tussen verschillende groepen eindverbruikers. In beide benaderingen worden kosten gedefinieerd als de som van de investeringen en overige kosten van CO 2 -reducerende maatregelen minus de uitgespaarde energiekosten en overige opbrengsten. De wijze waarop de kosten en baten van een maatregel wordt berekend, verschilt echter per benadering. In de eindverbruikerskosten worden subsidies van de investering afgetrokken. Bij de berekening van de nationale kosten daarentegen worden subsidies en heffingen niet meegenomen omdat het hier louter overdrachten tussen sectoren betreft Een ander verschil tussen de twee benaderingen betreft het gebruik van de disconteringsvoet voor het bepalen van de jaarlijkse kosten ( annuïteiten ) van investeringen over de periode ECN-C

23 In de nationale kostenmethodiek worden investeringen verdisconteerd tegen een uniforme maatschappelijke rentevoet van 5% per jaar, terwijl de eindverbruikersbenadering uitgaat van 8% voor huishoudens en 15% voor bedrijven. Voor de economische levensduur wordt zowel in de utiliteit als de woningbouw 15 jaar gehanteerd voor installaties (elektrische warmtepompen, boilers), 25 jaar voor isolatie van ramen en na-isolatie van gevel, vloer en dak in de bestaande bouw en 50 jaar voor isolatie van gevel, vloer en dak in de nieuwbouw. In de eindverbruikersbenadering worden de uitgespaarde energiekosten berekend met de daadwerkelijke energieprijzen voor de verschillende eindverbruikers, inclusief, heffingen, transport- en distributiekosten, etc. In 2030 conform het SE-scenario bedragen voor de huishoudens de gasprijzen 55 ct/m 3 en de elektriciteitsprijzen 25 ct/kwh. De uitgespaarde energiekosten worden in de nationale kosten niet berekend met tarieven voor afzonderlijke eindverbruikers, maar met nationale schaduwprijzen, commodityprijzen voor elektriciteit en gas. In 2030 conform het SE-scenario bedraagt de commodityprijs van aardgas 15 ct/m 3 en van elektriciteit 8 ct/kwh. In de nationale kosten blijven de macro-economische doorwerking van klimaatbeleid en de maatschappelijke kosten en baten in ruimere zin buiten beschouwing. Bijvoorbeeld dat in transitiepad 1 en 2 de na-isolatie in de bestaande bouw een positief effect op de werkgelegenheid heeft wordt niet in de baten meegenomen. De kosten van de overheid zijn de kosten voor subsidies. Voor de verschillende transitiepaden zijn deze kosten berekend door het deel van de investeringen te bepalen dat niet binnen 5 jaar wordt terugverdiend. De kosten van transitiepad 1 voor de bestaande woningbouw zijn weergegeven in Tabel 3.5, die voor nieuwe woningbouw in Tabel 3.6. De kosten in Tabel 3.5 hebben betrekking op na-isolatie, die in Tabel 3.6 hebben betrekking op een heel gebouwdeel en zijn daarom hoger. In de berekeningen wordt echter gerekend met het verschil in kosten tussen twee isolatiewaarden en die liggen voor de nieuwbouw aanzienlijk lager dan voor de bestaande bouw. Indien bijvoorbeeld in de bestaande bouw de dakisolatie door na-isolatie wordt verhoogd van R c =3 naar R c =5 dan bedragen de kosten hiervan 56 per vierkante meter. Indien het dak van een nieuwbouwwoning niet wordt uitgevoerd met R c =3 maar met R c =5 dan leidt dat slechts tot 9 hogere kosten per vierkante meter. De meerkosten van transitiepad 1 ten opzichte van het referentiepad bedragen voor woningen gebouwd voor 2000 circa per woning, voor woningen gebouwd in de periode bedragen deze gemiddeld per woning. ECN-C

24 Tabel 3.5 Kosten van na-isolatie in de bestaande bouw Na-isolatie t.o.v. in 2000 [ /m 2 ] Dak Rc=0,5 naar Rc=5 68 Rc=0,9 naar Rc=5 65 Rc=1,3 naar Rc=5 63 Rc=3,0 naar Rc=5 56 Vloer Rc=0,5 naar Rc=2,5 36 Rc=1,3 naar Rc=2,5 30 Rc=2,0 naar Rc=2,5 30 Gevel Rc=0,5 naar Rc=2,5 108 Rc=1,3 naar Rc=2,5 102 Raam HR/HR+ 141 HR Ventilatie WTW (75%) naar HR-WTW (90%) 700 Tabel 3.6 Kosten per constructiedeel in de nieuwbouw Kosten nieuwbouw Oppervlakte [m 2 ] Rc=3 [ /m 2 ] Rc=4 [ /m 2 ] Rc=5 [ /m 2 ] Dak 68, Vloer 48, Muur 68, Raam (HR++) 17, HR-WTW (rend.=90%) Gemiddelde kosten/woning (*1000) [ ] De kosten weergegeven in de Tabellen 3.5 en 3.6 zijn gebaseerd op prijzen in 2003 en gelden voor particuliere na-isolatie. Verwacht wordt dat de kosten zonder innovaties niet veel zullen dalen, omdat een groot deel van de kosten wordt bepaald door arbeidskosten. Wel mag verwacht worden dat na-isolatie in de bestaande bouw in het kader van transitiepad 1 alleen maar succesvol kan gebeuren bij een projectmatige aanpak, waarbij de kosten lager zijn dan bij na-isolatie van één woning door een particuliere eigenaar. Daarom zijn de uiteindelijke investeringen in de woningbouw bij de berekening van de kosteneffectiviteit in Tabel 3.7 van transitiepad 1 uiteindelijk 30% lager ingeschat dan in de Tabellen 3.5 en 3.6. Behalve tot extra investeringen leidt transitiepad 1 ook tot een besparing op kosten voor aardgas. Op basis van de investeringskosten, de bespaarde energiekosten en de eerder berekende CO 2 -reductie kan de kosteneffectiviteit van transitiepad 1 bepaald worden (zie Tabel 3.7). In Tabel 3.7 is de kosteneffectiviteit voor een gemiddelde bestaande woning (gebouwd voor 2000) berekend. De nationale kosten, de eindverbruikerskosten en de kosten voor de overheid liggen in de orde van 800 /ton. De totale investeringen voor de hele sector huishoudens bedragen ruim 50 miljard. 24 ECN-C

25 Tabel 3.7 Kosten in /ton pad 1 voor een gemiddelde bestaande woning Nationale kosten Eindverbruikerskosten Eindverbruikerskosten Kosten excl. subsidie incl. subsidie overheid Investering [ ] Subsidie [ ] Investering na [ ] subsidie Annuïteit [ /jaar] Besparing op [ /jaar] gas Vermeden CO 2 [ton/jaar] 0,7 0,7 0,7 0,7 Kosten [ /ton CO 2 ] Als gevolg van het gebrek aan gegevens over de utiliteit, is het niet mogelijk om de investeringskosten te berekenen op basis van het te isoleren oppervlak zoals in de woningbouw gebeurt. Ondanks dat de precieze kosten niet berekend kunnen worden, kan wel gezegd worden dat de kosten van gelijke ordegrootte zullen zijn als in de woningbouw en vele honderden euro s per ton vermeden CO 2 zullen bedragen. 3.2 Transitiepad Uitgangspunten In transitiepad 2 wordt met dezelfde R c -waarden geïsoleerd als in transitiepad 1. In de resterende warmtevraag voor ruimteverwarming wordt voorzien met een elektrische warmtepomp. Voor de woningen gebouwd tot en met 2008 zal er gebruik worden gemaakt van een warmtepomp met de bodem als bronsysteem. De woningen gebouwd vanaf 2009 zullen voorzien worden van een warmtepomp die gebruik maakt van de ventilatielucht als bronsysteem. Voor de utiliteitsbouw wordt zowel in de bestaande bouw, recente bouw als nieuwbouw een elektrische warmtepomp geïnstalleerd die warmte onttrekt aan de bodem. Voor de berekeningen is het bronsysteem van belang vanwege het verschil in de Coëfficiënt of Performance (COP) van de verschillende systemen, zie Tabel 3.8. De COP is een maat voor hoeveel elektriciteit nodig is om met behulp van een warmtepomp de gevraagde warmte te leveren. In de woningbouw wordt in de behoefte aan warm tapwater voorzien met behulp van een zonneboiler en elektrische warmtepompboiler. Deze warmtepompboiler onttrekt warmte aan de buitenlucht. In de utiliteitsbouw wordt in de behoefte aan warm tapwater voorzien met behulp van een elektrische boiler. Tabel 3.8 Veronderstelde COP-waarden warmtepomp Compressiewarmtepomp Bron Tapwater Ruimte Bodemwarmte 2,1 4,2 Afvalwarmte 4,0 6,0 Buitenlucht 2,2 3,0 Ventilatielucht 3,1 5,0 Oppervlakte 2,3 4,5 Grondwater 2,7 5,1 Energieheipalen 2,1 4,2 Bron: Ecofys, Voor de woningbouw wordt de besparing als gevolg van pad 2 ten opzichte van transitiepad 1 bepaald door de besparing op de gasvraag door toepassing van zonneboilers en door het verschil ECN-C

Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland

Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland Samenvatting De totale investeringsomvang om de woningen en utiliteitsgebouwen in de provincie Noord-Holland in 2050 klimaatneutraal

Nadere informatie

Slimme keuzes voor woningconcepten met warmtepompen

Slimme keuzes voor woningconcepten met warmtepompen Slimme keuzes voor woningconcepten met warmtepompen Interactie tussen gevelisolatie, ventilatiesystemen en capaciteit warmtepompsystemen Per 1 januari 2015 worden de EPCeisen aangescherpt. Voor woningen

Nadere informatie

Kentallen warmtevraag woningen

Kentallen warmtevraag woningen Kentallen warmtevraag woningen Colofon Dit rapport is opgesteld door Marijke Menkveld (ECN) Datum 26-01-2009 Status definitief Inhoudsopgave Inleiding...3 Ketels en andere verwarmingssystemen...3 Verschillen

Nadere informatie

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug CONCEPT Omgevingsdienst regio Utrecht Mei 2015 opgesteld door Erwin Mikkers Duurzame energie per Kern in gemeente Utrechtse Heuvelrug

Nadere informatie

Energiebesparing in de bouw

Energiebesparing in de bouw Energiebesparing in de bouw - Overheidsbeleid - Wettelijke kaders - Praktische omzetting Bijdragen van: ing. W.Baartman ir. J.Ouwehand Wetgeving en overheidsbeleid Transitie naar een duurzame energiehuishouding

Nadere informatie

KANSEN VOOR DUURZAME ENERGIE BIJ HERSTRUCTURERING VAN NAOORLOGSE WIJKEN

KANSEN VOOR DUURZAME ENERGIE BIJ HERSTRUCTURERING VAN NAOORLOGSE WIJKEN April 2002 ECN-RX--02-013 KANSEN VOOR DUURZAME ENERGIE BIJ HERSTRUCTURERING VAN NAOORLOGSE WIJKEN Nieuw Den Helder Centrum als praktijkvoorbeeld J.C.P. Kester E. Sjoerdsma H. van der Veen (Woningstichting

Nadere informatie

Meer wooncomfort. en minder energieverbruik door een warmtepomp. voltalimburg.nl/warmtepomp

Meer wooncomfort. en minder energieverbruik door een warmtepomp. voltalimburg.nl/warmtepomp Meer wooncomfort en minder energieverbruik door een warmtepomp voltalimburg.nl/warmtepomp Tip! Vraag subsidie aan bij de aanschaf van een warmtepomp. Het subsidiebedrag voor een warmtepomp van 5 kw is

Nadere informatie

Grootschalige introductie van micro wkk systemen. Harm Jeeninga ECN Beleidsstudies

Grootschalige introductie van micro wkk systemen. Harm Jeeninga ECN Beleidsstudies Grootschalige introductie van micro wkk systemen Harm Jeeninga ECN Beleidsstudies jeeninga@ecn.nl Micro wkk een controversieel onderwerp? De discussie rondom het nut van micro wkk wordt niet altijd niet

Nadere informatie

Warmtetransitie en het nieuwe kabinet. Nico Hoogervorst

Warmtetransitie en het nieuwe kabinet. Nico Hoogervorst Warmtetransitie en het nieuwe kabinet Nico Hoogervorst 24 november 2017 Regeerakkoord Rutte III (2017 - ) Opmerkelijk: Lange formatie Klimaat-minister op EZ Duurzaam = klimaatbescherming Milieubescherming

Nadere informatie

Betrokken partijen. Potentieelstudie lucht/water warmtepomp in de bestaande bouw. Robert Harmsen. NPW Congres, 12 februari 2009.

Betrokken partijen. Potentieelstudie lucht/water warmtepomp in de bestaande bouw. Robert Harmsen. NPW Congres, 12 februari 2009. Potentieelstudie lucht/water warmtepomp p in de bestaande bouw Robert Harmsen NPW Congres, 12 februari 2009 Betrokken partijen Opdrachtgevers: SenterNovem Alklima Daalderop Daikin Inventum Stiebel-Eltron

Nadere informatie

CO 2 -uitstootrapportage 2011

CO 2 -uitstootrapportage 2011 Programmabureau Klimaat en Energie CO 2 -uitstootrapportage 2011 Auteurs: Frank Diependaal en Theun Koelemij Databewerking: CE Delft, Cor Leguijt en Lonneke Wielders Inhoud 1 Samenvatting 3 2 Inleiding

Nadere informatie

Doorrekening gebouwde omgeving met het Energietransitiemodel

Doorrekening gebouwde omgeving met het Energietransitiemodel Doorrekening gebouwde omgeving met het Energietransitiemodel Mogelijke transitiepaden naar 235 en 25: tempo en soort van elektrificatie Brede bijeenkomst transitiepad lage temperatuurwarmte, 27 september

Nadere informatie

Energiekentallen utiliteitsgebouwen Vesta 2.0

Energiekentallen utiliteitsgebouwen Vesta 2.0 Energiekentallen utiliteitsgebouwen Vesta 2.0 Notitie Delft, september 2015 Opgesteld door: C. (Cor) Leguijt B.L. (Benno) Schepers N.R. (Nanda) Naber R.A. (Ruud) van den Wijngaart (PBL) 2 September 2015

Nadere informatie

Aardgasloos met bodemenergie. Frans Rooijers

Aardgasloos met bodemenergie. Frans Rooijers Aardgasloos met bodemenergie Frans Rooijers CE Delft - Onafhankelijk onderzoek en advies sinds 1978 - Energie, transport en grondstoffen - Economische, technische en beleidsmatige expertise - 50 medewerkers

Nadere informatie

Kansen hybride luchtwater - warmtepompen bestaande bouw

Kansen hybride luchtwater - warmtepompen bestaande bouw warmtepompen Dick Reijman Potentieelstudie van SenterNovem Kansen hybride luchtwater - warmtepompen bestaande bouw De bestaande woningbouw is één van de sectoren die een forse bijdrage kan leveren aan

Nadere informatie

3 Energiegebruik huidige situatie

3 Energiegebruik huidige situatie 3 Energiegebruik huidige situatie 3.1 Het Energie Prestatie Certificaat In het kader van de Europese regelgeving (EPBD) bent u verplicht om, bij verkoop of verhuur van de woning, een energiecertificaat

Nadere informatie

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA UPDATE 2016 SAMENVATTING STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA Opdrachtgever Gemeente Breda Afdeling Mobiliteit en Milieu Opdrachtnemer Evert

Nadere informatie

Menukaart Klimaatneutrale Zelfbouw

Menukaart Klimaatneutrale Zelfbouw Menukaart Klimaatneutrale Zelfbouw Juni 2012 E I D I BS SU Wil je met me bouwen? Gemeente Amsterdam /zelfbouw Voor u ligt de Menukaart Klimaatneutrale Zelfbouw. Deze is door de gemeente Amsterdam speciaal

Nadere informatie

Financieringslastpercentages voor verschillende soorten woningen. Verschillen naar woningtype en energielabel

Financieringslastpercentages voor verschillende soorten woningen. Verschillen naar woningtype en energielabel Financieringslastpercentages voor verschillende soorten woningen Verschillen naar woningtype en energielabel Financieringslastpercentages voor verschillende soorten woningen Verschillen naar woningtype

Nadere informatie

Mogelijkheden voor aardgasloze Benedenbuurt

Mogelijkheden voor aardgasloze Benedenbuurt Notitie Contactpersoon Harry de Brauw Datum 14 juni 2017 Kenmerk N001-1246856HBA-rvb-V01-NL Mogelijkheden voor aardgasloze Benedenbuurt De aanstaande rioolvervanging in de Benedenbuurt is aanleiding voor

Nadere informatie

Benchmarkrapportage 2013

Benchmarkrapportage 2013 Benchmarkrapportage 2013 Hartelijk dank voor het deelnemen aan de monitoringronde 2013. Voor u liggen de resultaten voor uw corporatie ten opzichte van de totale groep deelnemende corporaties. Graag vernemen

Nadere informatie

Rol van WKK in een toekomstige Nederlandse energievoorziening:

Rol van WKK in een toekomstige Nederlandse energievoorziening: Rol van WKK in een toekomstige Nederlandse energievoorziening: Betaalbaar & betrouwbaar? Robert Harmsen ECN Beleidsstudies COGEN Symposium Zeist 22 oktober 2004 Een blik naar de toekomst (1) Four Futures

Nadere informatie

BENG. Update

BENG. Update BENG Update 21-12-2018 Congres EPG 2.0 d.d. 20 november 2018 Tijdens het NEN-congres op dinsdag 20 november 2018 maakte het ministerie van BZK de nieuwe concept geadviseerde BENG-eisen bekend. Ook werd

Nadere informatie

Energieverspilling is zinloos

Energieverspilling is zinloos Aan de slag in de Bestaande Bouw Energieverspilling is zinloos in het verleden en daarna samengesteld door: Martin Liebregts Haico van Nunen Donderdag 13 september 2007 Milieu - Aandacht in de tijd 2/31

Nadere informatie

Samenvatting bevindingen Energiescan

Samenvatting bevindingen Energiescan techniplan adviseurs bv R A A D G E V E N D I N G E N I E U R S B U R E A U SIH-103X1-E-MV002A blad 1 van 6 Status: CONCEPT Project : Hogeschool Windesheim Zwolle Onderwerp : Samenvatting bevindingen Energiescan

Nadere informatie

Doorrekening gebouwde omgeving met het Energietransitiemodel

Doorrekening gebouwde omgeving met het Energietransitiemodel Doorrekening gebouwde omgeving met het Energietransitiemodel Mogelijke transitiepaden naar 235 en 25: tempo en soort van elektrificatie Brede bijeenkomst transitiepad lage temperatuurwarmte, 27 september

Nadere informatie

Referentiegebouwen utiliteitsbouw

Referentiegebouwen utiliteitsbouw EPN en Nieuwbouw Referentiegebouwen utiliteitsbouw Gezondheidszorg 7.000m² Het voorbeeld betreft een verpleeghuis dat is voorzien van gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning. Een warmtepomp zorgt

Nadere informatie

Concepten EPC 0.4. Bouwkundige uitgangspunten

Concepten EPC 0.4. Bouwkundige uitgangspunten Concepten EPC 0.4 Om een EPC 0.4 te realiseren voor de referentiewoningen zijn er verschillende concepten ontwikkeld die onderling verschillen op de wijze van ventileren en verwarmen. Aan de basis van

Nadere informatie

Verkenning Utiliteitsbouw

Verkenning Utiliteitsbouw Verkenning Utiliteitsbouw Robin Niessink Aanleiding In de Kamerbrief van 28 november 2016 over energiebesparing schrijft minister Blok (BZK, 2016): In de Borgingscommissie is besloten dat er naast de label

Nadere informatie

Nationale Energieverkenning 2014

Nationale Energieverkenning 2014 Nationale Energieverkenning 2014 Remko Ybema en Pieter Boot Den Haag 7 oktober 2014 www.ecn.nl Inhoud Opzet van de Nationale Energieverkenning (NEV) Omgevingsfactoren Resultaten Energieverbruik Hernieuwbare

Nadere informatie

Martin Horstink & Albert Rodenboog. De woningbouw verduurzamen met warmtepompen

Martin Horstink & Albert Rodenboog. De woningbouw verduurzamen met warmtepompen Martin Horstink & Albert Rodenboog De woningbouw verduurzamen met warmtepompen Wie is BDH? Denkt mee over de transitie in de woningbouw 2 3 Wie is BDH? Speelveld BDH Waarom CO₂-neutraal en aardgasvrij?

Nadere informatie

EEN DUURZAME ENERGIEVOORZIENING VOOR IEDEREEN

EEN DUURZAME ENERGIEVOORZIENING VOOR IEDEREEN A SUSTAINABLE ENERGY SUPPLY FOR EVERYONE A SUSTAINABLE ENERGY SUPPLY FOR EVERYONE o o o o Portaal (6x) Bo-Ex Stanleylaan Bo-Ex Livingstonelaan Isolatie Geen Wel Wel Glas enkel Dubbel Dubbel

Nadere informatie

PROJECTPLAN METERS MAKEN IN DE ESHOF

PROJECTPLAN METERS MAKEN IN DE ESHOF PROJECTPLAN METERS MAKEN IN DE ESHOF De Eshof op weg naar energie neutraal! = woningen Eshof naar nul op de meter = Inhoud 1. Ambitie: naar meest duurzame wijk van Elst? 2. Meten is weten: per wijk per

Nadere informatie

Beleid dat warmte uitstraalt. Van warmteopties voor klimaatverbetering naar klimaatverbetering voor warmteopties

Beleid dat warmte uitstraalt. Van warmteopties voor klimaatverbetering naar klimaatverbetering voor warmteopties Beleid dat warmte uitstraalt Van warmteopties voor klimaatverbetering naar klimaatverbetering voor warmteopties Doelen rijksoverheid voor 2020 Tempo energiebesparing 2 % per jaar Aandeel duurzaam in totale

Nadere informatie

Aardgasloze toekomst, waarom? ecn.nl

Aardgasloze toekomst, waarom? ecn.nl Aardgasloze toekomst, waarom? Stroomversnelling Energy Up 2018 Casper Tigchelaar Inhoud presentatie 2 belangrijkste redenen voor aardgasvrije gebouwde omgeving Hoe heeft het energiegebruik in huishoudens

Nadere informatie

Menukaart Klimaatneutrale Zelfbouw

Menukaart Klimaatneutrale Zelfbouw Menukaart Klimaatneutrale Zelfbouw project Patch 22, Buiksloterham Gemeente Amsterdam Gemeente Amsterdam Programma Bureau Klimaat en Energie Voor u ligt de Menukaart Klimaatneutrale Zelfbouw. Deze is door

Nadere informatie

Effecten van energiebesparende maatregelen

Effecten van energiebesparende maatregelen Effecten van energiebesparende maatregelen Laure Itard, Olivia Guerra Santin 7-12-2009 Delft University of Technology Challenge the future Historisch gasverbruik huishoudens Gemiddeld huishoudelijk gasverbruik

Nadere informatie

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies 2013 Inleiding In het kader van de CO 2 prestatieladder is een ketenanalyse uitgevoerd naar de CO 2 productie door verwarming

Nadere informatie

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk Warmte in Nederland Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk Warmte kost veel energie Warmtevoorziening is verantwoordelijk voor bijna 40% van het energiegebruik in Nederland.

Nadere informatie

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Maart 2013 2 Samenvatting In deze monitor staat de CO2-uitstoot beschreven in de gemeente s-hertogenbosch. Een gebruikelijke manier om de

Nadere informatie

4 Energiebesparingsadvies

4 Energiebesparingsadvies 4 Energiebesparingsadvies 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het energiebesparingsadvies voor het gebouw gepresenteerd. Allereerst wordt een inventarisatie gegeven van de reeds getroffen en onderzochte

Nadere informatie

Duorsume enerzjy yn Fryslân. Energiegebruik en productie van duurzame energie

Duorsume enerzjy yn Fryslân. Energiegebruik en productie van duurzame energie Duorsume enerzjy yn Fryslân Energiegebruik en productie van duurzame energie 1 15 11 oktober 1 Inhoud Management Essay...3 1 Management Essay De conclusies op één A4 De provincie Fryslân heeft hoge ambities

Nadere informatie

DUURZAME OPLOSSINGEN VOOR DE WARMTEVRAAG

DUURZAME OPLOSSINGEN VOOR DE WARMTEVRAAG DUURZAME OPLOSSINGEN VOOR DE WARMTEVRAAG Introductie Jon van Diepen Register Energie Adviseur (rea) Afgestudeerd in Business of Energy Systems (TopTech/TU Delft) Achtergrond: ICT / Financieel Analist Interessegebied:

Nadere informatie

Impact analyse: ambitie elektrisch transport

Impact analyse: ambitie elektrisch transport Impact analyse: ambitie elektrisch transport ad-hoc verzoek EL&I 29 maart 211, ECN-L--11-27, C. Hanschke www.ecn.nl Scope en aanpak impact analyse 1.8.6.4.2 Groeiambitie Elektrische auto's [mln] 215 22

Nadere informatie

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk Nationaal Expertisecentrum Warmte maakt duurzame warmte en koude mogelijk Warmte in Nederland Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk In opdracht van 1 Warmte kost veel energie

Nadere informatie

WORKSHOP ENERGIEVISIE

WORKSHOP ENERGIEVISIE WORKSHOP ENERGIEVISIE STELLING 1 Wij werken al vanuit een energievisie WAT ZIT ER IN EEN ENERGIEVISIE Hoe gaan we om met energie in bestaande bouw en in nieuwbouw, in zowel woningbouw als utiliteit en

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2016, Vito, oktober 2017 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2016 bedraagt 6,4% Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

Energieverspilling is zinloos

Energieverspilling is zinloos Aan de slag in de Bestaande Bouw Energieverspilling is zinloos in het verleden en daarna samengesteld door: Martin Liebregts Haico van Nunen Donderdag 13 september 2007 2/25 3/25 1. Praktijk van het verleden

Nadere informatie

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving Warmte en koude Kennis, advies, instrumenten en financiële steun EfficiEncy Duurzaam GebouwDe omgeving energie financiering KEnnis industrie instrumenten EnErgiEbEsparing De Nederlandse overheid streeft

Nadere informatie

Externe notitie. Petten, 8 juli Cees Volkers Wouter Wetzels. Afdeling Policy Studies ECN-N Van

Externe notitie. Petten, 8 juli Cees Volkers Wouter Wetzels. Afdeling Policy Studies ECN-N Van Externe notitie Petten, 8 juli 2013 Afdeling Policy Studies ECN-N--13-028 Van Cees Volkers Wouter Wetzels Onderwerp Nieuwste inzichten Nederlands gasverbruik Inleiding ECN Policy Studies voert regelmatig

Nadere informatie

ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN

ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN 4 juli 2007 19:11 uur Blz. 1 / 8 cursus Luc Volders - 2-7-2007 ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN Opdrachtgever: FB Projectgegevens: testpand 1234AB Software: EPA-W Kernel 1.09 07-06-2007 Vabi Software

Nadere informatie

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Westvoorne CO 2 - uitstoot Westvoorne CO 2 - uitstoot De grafiek geeft de CO 2-uitstoot verdeeld over de hoofdsectoren over de jaren 2010 tot en met 2013. Cijfers zijn afkomstig uit de Klimaatmonitor van RWS. Cijfers over 2014 zijn

Nadere informatie

energiebesparing bestaande bouw Noord-West Veluwe

energiebesparing bestaande bouw Noord-West Veluwe energiebesparing bestaande bouw Noord-West Veluwe Marc Smijers M 06-23924330 www.smijers-energieadvies.nl info@smijers-energieadvies.nl 1 Onderwerpen Hoe komt energielabel tot stand Relatie (of niet!)

Nadere informatie

Energietransitie Caldomus

Energietransitie Caldomus Energietransitie Caldomus Werkwijze transitieplan Bottom-up aanpak Gebouw centraal Gebouw- en gebiedgebonden maatregelen Participatie Transparante werkwijze Uitnodiging tot participatie: actief of passief

Nadere informatie

BuildDesk kennisdocument

BuildDesk kennisdocument BuildDesk kennisdocument Woningen energieneutraal renoveren: hoe doe je dat? Leer hoe bestaande woningen energieneutraal te renoveren zijn. Met als belangrijkste ingrediënten: terugdringen van de energiebehoefte

Nadere informatie

Energiebesparing bestaande koopwoningen. Effecten stimuleringspakket

Energiebesparing bestaande koopwoningen. Effecten stimuleringspakket Energiebesparing bestaande koopwoningen Effecten stimuleringspakket Notitie Delft, juli 2013 Opgesteld door: Cor Leguijt Frans Rooijers 2 2 juli 2013 3.B17.1 Energiebesparing bestaande koopwoningen 1 Inleiding

Nadere informatie

De Warmtewet, gaan we nu echt voor besparing en verduurzaming of hebben we een bureaucratisch monster?

De Warmtewet, gaan we nu echt voor besparing en verduurzaming of hebben we een bureaucratisch monster? De Warmtewet, gaan we nu echt voor besparing en verduurzaming of hebben we een bureaucratisch monster? Drs ing Teus van Eck Biomassabijeenkomst Bodegraven, 7 mei 2009 Warmte is de grootste post in de

Nadere informatie

Is investeren in energiebesparende producten nog interessant?

Is investeren in energiebesparende producten nog interessant? Is investeren in energiebesparende producten nog interessant? Energie verwarming en SWW Stijgende prijzen woningen zonder spouwisolatie Woningen met enkel glas Woningen zonder dakisolatie 2 1 Energie elektriciteit

Nadere informatie

Prioriteiten 2011 / 2012

Prioriteiten 2011 / 2012 Vandaag: Introductie DHPA Wat zijn lucht/water (hybride) warmtepompen Achtergronden bij toepassing Integrale benadering Mogelijke labelstappen/resultaten Hoe nu verder? 1 Ondersteund door: Prioriteiten

Nadere informatie

Kees Bakker

Kees Bakker Kees Bakker info@energiehuishelmond.nl Vrijwilliger Energiehuis op cover blad Eigen Huis! Ervaringsdeskundige! Verwarmen van een woning verwarmt met aardgas gestookte CV verwarmt elektrisch met warmtepomp

Nadere informatie

ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN

ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN Beta Testbedrijf E. van Dijk 007 Kleveringweg 12 2616 LZ Delft info@vabi.nl Delft, 8 februari 2007 ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN Opdrachtgever: Opdrachtgever BV A. Bee Projectgegevens: Voorbeeldproject

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2015, Vito, september 2016 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2015 bedraagt 6,0 % Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

Rapportage Energiebus

Rapportage Energiebus Rapportage Energiebus Nieuwe Leliestraat Amsterdam Type woningen: 14 portiekwoningen, 70 m2 Bouwjaar: 1974 Op verzoek van: Bewonerscommissie Nieuwe Leliestraat Verhuurder: De Alliantie Datum: 21-10-2014

Nadere informatie

Energielasten als een van de uitgangspunten bij nieuwbouw en renovatie

Energielasten als een van de uitgangspunten bij nieuwbouw en renovatie Energielasten als een van de uitgangspunten bij nieuwbouw en renovatie Door Eric van Zee, april 2008 Energie steeds groter deel van de woonlasten De kosten voor verwarming en warm tapwater vormen een steeds

Nadere informatie

BENG. Bijna Energie Neutrale Gebouwen

BENG. Bijna Energie Neutrale Gebouwen BENG Bijna Energie Neutrale Gebouwen 1. Introductie 2. BENG methodiek 3. EPC versus BENG 4. Hoe kunnen we hierop inspelen? 1. BENG Introductie Introductie Nederlandse versie van de Europese wetgeving nearly

Nadere informatie

ZEN en BENG Scenario s voor bijna energieneutrale woningen

ZEN en BENG Scenario s voor bijna energieneutrale woningen ZEN en BENG Scenario s voor bijna energieneutrale woningen Ir. Harm Valk Nieman Groep Platform ZEN 10 december 2015 Routekaart BENG 9-12-2015 2 BENG wat gaat er veranderen Bijna EnergieNeutrale Gebouwen

Nadere informatie

Totale uitstoot in 2010: 14.000 kiloton CO 2

Totale uitstoot in 2010: 14.000 kiloton CO 2 Totale uitstoot in 2010: 14.000 kiloton CO 2 Industrie Welke keuzes en wat levert het op? Huidig beleid 1% besparing op gas en elektra per jaar. Totaal is dat 8 % besparing in 2020. Opbrengst: 100 kiloton.

Nadere informatie

Rapportage kwantitatieve resultaten project Blok voor Blok

Rapportage kwantitatieve resultaten project Blok voor Blok Rapportage kwantitatieve resultaten project Blok voor Blok December 2013 Van: werkgroep Monitoring Aan: projectgroep Blok voor Blok 0. Inleiding Deze rapportage is tot stand gekomen op basis van aangeleverde

Nadere informatie

Potentieel zonne-energie en isolatie provincie Utrecht

Potentieel zonne-energie en isolatie provincie Utrecht Potentieel zonne-energie en isolatie provincie Utrecht Ecofys Netherlands BV Kanaalweg 16-G P.O. Box 8408 3503 RK Utrecht The Netherlands T: +31 (0) 30 66 23 300 F: +31 (0) 30 66 23 301 E: info@ecofys.com

Nadere informatie

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL Doelstellingen - Mondiaal Parijs-akkoord: Well below 2 degrees. Mondiaal circa 50% emissiereductie nodig in

Nadere informatie

EPV IN GESTAPELDE BOUW KOSTEN EN OPBRENGSTEN EXACT GEMETEN

EPV IN GESTAPELDE BOUW KOSTEN EN OPBRENGSTEN EXACT GEMETEN EPV IN GESTAPELDE BOUW KOSTEN EN OPBRENGSTEN EXACT GEMETEN Wim van den Bogerd EERST NOM PROJECT 2013 RIJSWIJK Woonwijken met gezonde, energiezuinige en kwalitatief hoogstaande woningen waar het fantastisch

Nadere informatie

Bestaande huizen van het aardgas af? Hans van Wolferen 18 april 2018 KIVI

Bestaande huizen van het aardgas af? Hans van Wolferen 18 april 2018 KIVI Bestaande huizen van het aardgas af? Hans van Wolferen 18 april 2018 KIVI Van Wolferen Research Ervaring Verwarming, warmtapwater, koeling Rapporteur EPG en EMG (NEN 7120 / 7125) Betrokken bij CEN normen

Nadere informatie

Advies Ontwerp Levering Installatiepartners Inbedrijfstelling

Advies Ontwerp Levering Installatiepartners Inbedrijfstelling Advies Ontwerp Levering Installatiepartners Inbedrijfstelling Een warmtepomp genereert op een efficiënte manier warmte om uw huis comfortabel te verwarmen of van warm water te voorzien. Warmtepompen hebben

Nadere informatie

Energieke Zorgbouw. 5 oktober 2011. Wijnanda Willemse (Agentschap NL) Stefan van Heumen (TNO)

Energieke Zorgbouw. 5 oktober 2011. Wijnanda Willemse (Agentschap NL) Stefan van Heumen (TNO) Energieke Zorgbouw 5 oktober 2011 Wijnanda Willemse (Agentschap NL) Stefan van Heumen (TNO) Introductie Wijnanda Willemse adviseur NL Energie & Klimaat - Agentschap NL Voorheen SenterNovem Energiebesparing

Nadere informatie

De warmtemarkt van morgen: rol van gas, elektriciteit en warmtedistributie bij verwarming van woningen.

De warmtemarkt van morgen: rol van gas, elektriciteit en warmtedistributie bij verwarming van woningen. De warmtemarkt van morgen: rol van gas, elektriciteit en warmtedistributie bij verwarming van woningen. Inhoud De warmtemarkt Warmtevraag woningen Warmtemarkt voor woningen Gasdistributie en CV ketel Elektriciteitsdistributie

Nadere informatie

WKO in duurzame gebiedsontwikkeling case Westland Ir. Marion Bakker SenterNovem 030 2393677 m.m.c.bakker@senternovem.nl

WKO in duurzame gebiedsontwikkeling case Westland Ir. Marion Bakker SenterNovem 030 2393677 m.m.c.bakker@senternovem.nl WKO in duurzame gebiedsontwikkeling case Westland Ir. Marion Bakker SenterNovem 030 2393677 m.m.c.bakker@senternovem.nl 12-11-2007Sheet nummer 1 Ontwikkelingen wereldwijd Heeft de Al Gore film impact?

Nadere informatie

Voor onafhankelijke informatie en advies over:

Voor onafhankelijke informatie en advies over: Raoul Santibanez Voor onafhankelijke informatie en advies over: Energie besparen en energie opwekken Luchtkwaliteit in huis Comfortverbetering in huis Levensloopbestendig wonen Klimaat adaptief wonen Subsidies,

Nadere informatie

NOTITIE. 1 Scenario s voor CO 2 -reductie Inleiding. Nulsituatie, klimaatwinkelen en klimaatbeleidsplan gemeente Schiedam

NOTITIE. 1 Scenario s voor CO 2 -reductie Inleiding. Nulsituatie, klimaatwinkelen en klimaatbeleidsplan gemeente Schiedam NOTITIE Project Nulsituatie, klimaatwinkelen en klimaatbeleidsplan gemeente Schiedam Datum 10 november 2015 Onderwerp Scenario s voor CO 2 -reductie Status Definitief Auteur drs. ir. G.C.M. Uitbeijerse

Nadere informatie

Warmtepompen. Wie, wat, hoe, waar, waarom?

Warmtepompen. Wie, wat, hoe, waar, waarom? Warmtepompen Wie, wat, hoe, waar, waarom? Even voorstellen Thomas Engberts Adviseur energietransitie Specialist (hybride) warmtepompen Gasunie Transport Services B.V. Groningen woont SLIM 3 jaar bezig

Nadere informatie

A (zie toelichting in bijlage)

A (zie toelichting in bijlage) Energielabel gebouw Afgegeven conform de Regeling energieprestatie gebouwen. Veel besparingsmogelijkheden A (zie toelichting in bijlage) Dit gebouw Weinig besparingsmogelijkheden Labelklasse maakt vergelijking

Nadere informatie

Energieprestatie van gebouwen

Energieprestatie van gebouwen Energieprestatie van gebouwen Caleffi Academy Pieter Nuiten Maart 2014 Planadvies W/E adviseurs Een betrouwbare partner in duurzaam vastgoed www.w- e.nl! Voor opdrachtgevers met ambi8e! 25 medewerkers!

Nadere informatie

Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG)

Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG) Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG) Op weg naar bijna energieneutraal bouwen in 2020 Jean Frantzen Adviseur duurzaam bouwen Kennisevent Routekaart richting energieneutraal bouwen R c 2,5 R c 3,5 R c

Nadere informatie

Zonder investeren besparen 10 tips en vragen voor de facilitair manager

Zonder investeren besparen 10 tips en vragen voor de facilitair manager Zonder investeren besparen 10 tips en vragen voor de facilitair manager Als facilitair manager bent u verantwoordelijk voor de huisvesting. Daarmee ook voor het energiegebruik van de huisvesting. In deze

Nadere informatie

Rijksoverheid. Veel besparingsmogelijkheden t/m t/m 100. Dubbel glas. Dubbel glas. Niet extra geïsoleerd. Niet van toepassing. Nee.

Rijksoverheid. Veel besparingsmogelijkheden t/m t/m 100. Dubbel glas. Dubbel glas. Niet extra geïsoleerd. Niet van toepassing. Nee. Rijksoverheid Energielabel woning Westvest 191 2611BZ Delft BAG-ID: 0503010000010395 Veel besparingsmogelijkheden Energielabel B Registratienummer 863374920 Datum van registratie 13-01-2016 Geldig tot

Nadere informatie

Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie.

Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie. Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie. Graag informeren wij u over de uitkomsten van onze Carbon Footprint en de derde CO 2 Emissie-inventarisatie, dit alles over 2014. Hierin zijn de hoeveelheden

Nadere informatie

Een blik op de toekomst met SAWEC Een analyse van het woninggebonden energiegebruik voor de periode

Een blik op de toekomst met SAWEC Een analyse van het woninggebonden energiegebruik voor de periode Een blik op de toekomst met SAWEC Een analyse van het woninggebonden energiegebruik voor de periode 2-22 Y.H.A. Boerakker M. Menkveld C.H. Volkers Juli 25 ECN-C--5-7 Verantwoording Dit project is uitgevoerd

Nadere informatie

Hybride warmtepompen. Wat, wanneer en hoe? Simon Tuitel, Product Manager Warmtepompen, Controls & connectivity

Hybride warmtepompen. Wat, wanneer en hoe? Simon Tuitel, Product Manager Warmtepompen, Controls & connectivity Hybride warmtepompen Wat, wanneer en hoe? Simon Tuitel, Product Manager Warmtepompen, Controls & connectivity Agenda Waarom Hybride en wat zijn de voordelen Wat is een Hybride systeem Voorbeeld berekening

Nadere informatie

Gemeente Ede energieneutraal 2050

Gemeente Ede energieneutraal 2050 De gemeente Ede wil uiterlijk in 2050 energieneutraal zijn. Dit betekent dat we alle energie die in onze gemeente wordt gebruikt op een schone (hernieuwbare) manier willen opwekken. Dat doen we het liefst

Nadere informatie

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013 Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013 Inhoud 1 Aanleiding 1 2 Werkwijze 2 2.1. Bronnen 2 2.2. Kentallen 2 3 CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie 3 4 Ontwikkeling 5 5

Nadere informatie

Effecten energiebelastingschuif op de CO 2 -emissie in de dienstensector Marijke Menkveld, ECN part of TNO 1 juni 2018

Effecten energiebelastingschuif op de CO 2 -emissie in de dienstensector Marijke Menkveld, ECN part of TNO 1 juni 2018 Effecten energiebelastingschuif op de CO 2 -emissie in de dienstensector Marijke Menkveld, ECN part of TNO 1 juni 2018 Deze notitie is opgesteld door ECN-TNO en PBL in de rol van kennisleverancier-aan-tafel

Nadere informatie

De Kromme Rijnstreek Off Grid in Hoe kan dat eruit zien?

De Kromme Rijnstreek Off Grid in Hoe kan dat eruit zien? De Kromme Rijnstreek Off Grid in 00. Hoe kan dat eruit zien? De gemeenten Houten, Wijk bij Duurstede en Bunnik op weg naar energieneutraal in 00 Exact bepalen hoe het energiesysteem van de toekomst er uit

Nadere informatie

de methodiek van de energielabel-berekening

de methodiek van de energielabel-berekening 1 Vraag & antwoord: de methodiek van de energielabel-berekening Update september 2018 In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties >> Duurzaam, Agrarisch, Innovatief en

Nadere informatie

Energietransitie bij renovatie De nieuwe rol van energiebedrijven Ir D.G. Kalverkamp

Energietransitie bij renovatie De nieuwe rol van energiebedrijven Ir D.G. Kalverkamp Energietransitie bij renovatie De nieuwe rol van energiebedrijven Ir D.G. Kalverkamp JBR Organisatie-adviseurs bv Energiebedrijven kunnen vóór 2020 in 4 mln. woningen 30% energie besparen Energiebedrijven

Nadere informatie

Het voordeel voor de klant berekenen bij Energiebesparende voorzieningen

Het voordeel voor de klant berekenen bij Energiebesparende voorzieningen Aangeboden door: Het voordeel voor de klant berekenen bij Energiebesparende voorzieningen Rob Timmermans MFP Het klimaatakkoord Is het van belang hoe jouw klant denkt over het klimaatakkoord? De meeste

Nadere informatie

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016 Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden 11 februari 2016 1 Managementsamenvatting Inleiding De gemeente Leiden heeft in haar duurzaamheidsambitie doelen gesteld voor de korte

Nadere informatie

echt Nul op de meter HRsolar : Robbert van Diemen Techneco : Niels van Alphen

echt Nul op de meter HRsolar : Robbert van Diemen Techneco : Niels van Alphen echt Nul op de meter HRsolar : Robbert van Diemen Techneco : Niels van Alphen Agenda Wie is HRsolar Zonnewarmte V1.0 De markt Zonnewarmte V2.0 Zonnewarmte NOM Wie is HRsolar Nederlandse fabrikant van complete

Nadere informatie

Steek Energie in je huis

Steek Energie in je huis Steek Energie in je huis 9 oktober 2012 Breda 1 Bouwbedrijf Boot B.V. Bouwbedrijf Boot is actief in de woningbouw (particulier, ontwikkeling), zorg huisvesting en utiliteit (scholen, kantoren, bedrijfsgebouwen).

Nadere informatie

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030 December 2016 ECN-N--16-031 Energiescenario s Drenthe 2030 Gerdes, J. Gewijzigd op: 16-12-2016 13:20 2 Inhoud 1 Context van de energiescenario s voor 2030 4 2 Uitgangspunten voor drie scenario s 5 3 Ontwikkelingen

Nadere informatie

Info sessie warmtepompen met bodem energie

Info sessie warmtepompen met bodem energie Info sessie warmtepompen met bodem energie Waarom warmtepomp Werking warmtepomp Waarom hybride Werking hybride Leo Janssen TPA Vaillant T.b.v Omgevings Dienst Midden Holland November 2013 Waarom een warmtepomp?

Nadere informatie

Warm tapwater in de toekomst

Warm tapwater in de toekomst Warm tapwater in woningen Inzicht in de warmtapwatervraag in het licht van de verduurzaming van de energievoorziening 06/11/12 Renee Heller Warm tapwater in de toekomst Warm tapwater wordt steeds groter

Nadere informatie