Habitattoets potstal Eilandspolder

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Habitattoets potstal Eilandspolder"

Transcriptie

1 Habitattoets potstal Eilandspolder Toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 van de plaatsing van een potstal R. de Beer T. Damm 2007 Opdrachtgever R. Zijp Van der Goes en Groot Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau G&G-rapport

2 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Bovendijk 35-G Otterkoog 14a 2295 RV Kwintsheul 1822 BW Alkmaar

3 Habitattoets potstal Eilandspolder Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding en doel Leeswijzer Beschermingskader Habitatrichtlijn Vogelrichtlijn Natuurbeschermingswet Algemeen Instandhoudingsdoelstellingen Externe werking Bestaand gebruik Zorgplicht Vergunningverlening Habitattoets Kenmerken van het Natura 2000-gebied Projectbeschrijving Huidige situatie Werkzaamheden en plansituatie Andere plannen en projecten Effecten van het project Aanlegfase Aanwezigheidsfase Bestaand gebruik Gevoeligheid van de habitattypen en soorten Algemeen Voortoets Oppervlakteverlies Geluid en trillingen Mechanische effecten Verstoring door mensen Verzuring en vermesting Wetgeving en onderzoek Grondgebondenheid Bepaling depositiewaarde ammoniakemissie Conclusie Andere plannen en projecten Passende beoordeling Algemeen Passende beoordeling Conclusie Samenvatting van de conclusies Conclusies habitattoets Literatuur...19 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

4 4 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel Op initiatief van Dhr. R. Zijp is het plan ontstaan om in de Eilandspolder een potstal voor schapen te bouwen, het schapenbedrijf Truipoppe. Voor dit plan zijn twee geschikte locaties geselecteerd. Beide locaties liggen in de oostelijke Eilandspolder aan de Oostdijk langs de ringvaart van polder de Beemster. De eerste locatie wordt op dit moment reeds gebruikt als stal. Hier zal de stalcapaciteit vergroot worden. Deze locatie ligt in de gemeente Graft-de Rijp en wordt verder aangeduid als huidige locatie. De andere locatie betreft een perceel waarop nog geen bebouwing aanwezig is. Deze locatie ligt in de Gemeente Schermer en zal worden aangeduid met alternatieve locatie (zie Figuur 1). Omdat de Eilandspolder een Speciale Beschermingszone (SBZ) is onder de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, is het noodzakelijk dat een toets wordt uitgevoerd naar eventuele negatieve gevolgen van de plannen voor de SBZ, een zogenaamde habitattoets. Bovengenoemde initiatiefnemer heeft Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Van der Goes en Groot opdracht verleend deze toets uit te voeren, waarvan in dit rapport verslag wordt gedaan. Voor de uitvoering van de plannen is tevens onderzoek gedaan naar de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde flora en fauna op beide planlocaties, in het kader van de Flora- en faunawet (DE BEER, 2007). 1.2 Leeswijzer Habitattoets potstal Eilandspolder In Hoofdstuk 2 wordt het wettelijke kader geschetst van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. In hoofdstuk 3 worden eerst de kenmerken van de richtlijngebieden beschreven en wordt een overzicht gegeven van de situatie die getoetst moet worden. Daarna ( 3.5) wordt in een zogenoemde voortoets bepaald of de plannen negatieve effecten kunnen hebben voor het richtlijngebied. Als dit het geval is worden die in de daaropvolgende paragrafen in kwalitatieve zin beschreven en beoordeeld op hun significantie. Een samenvatting van de verschillende conclusies is te lezen in hoofdstuk 4. N Alternatieve locatie Eilandspolder-Oost Gemeente Schermer Huidige locatie Gem. Graft-de Rijp Figuur 1. Ligging van de huidige bedrijfslocatie en de alternatieve locatie Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

5 Habitattoets potstal Eilandspolder 2 Beschermingskader 2.1 Habitatrichtlijn Het doel van de Habitatrichtlijn 1 is gericht op de realisering van een coherent Europees ecologisch netwerk, Natura 2000 genaamd. Hiervoor dienen de EU-landen in overleg met de Europese Commissie speciale beschermingszones aan te wijzen. Als speciale beschermingszone worden aangewezen de natuurlijke habitats van Bijlage I van de Habitatrichtlijn en de leefgebieden van de soorten die zijn genoemd in Bijlage II. Op 19 mei 2003 heeft Nederland 141 gebieden aangemeld en op 7 december 2004 heeft de Europese Commissie alle door de lidstaten aangemelde gebieden op de communautaire lijst voor de Atlantische biogeografische regio geplaatst 2. Daarmee zijn deze gebieden beschermd volgens de regels uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn, met uitzondering van lid 1, dat pas na aanwijzing van kracht is. In november 2006 is voor de Nederlandse gebieden de aanwijzingsprocedure gestart. Artikel 6 Artikel 6 bestaat uit de verplichting positieve en proactieve maatregelen te treffen om richtlijngebieden in stand te houden (bijv. specifiek beheer voeren)(lid 1), de verplichting passende maatregelen te treffen (ook t.a.v. bestaand gebruik) om kwaliteitsverlies en verstoring te voorkomen (lid 2) en een apart afwegingskader voor nieuwe activiteiten met mogelijk significante gevolgen voor habitatrichtlijngebieden (lid 3). Hieraan ten grondslag ligt het voorzorgsbeginsel, dat inhoudt dat maatregelen om schade aan natuur te voorkomen niet mogen worden uitgesteld om de enkele reden dat er nog onvoldoende (wetenschappelijke) zekerheid bestaat over de nadelige effecten van een activiteit. Voor sommige situaties kan hieruit worden afgeleid, dat pas bij (wetenschappelijke) zekerheid over het ontbreken van nadelige gevolgen van een bepaalde activiteit, deze activiteit mag worden toegestaan. Belangrijk element van artikel 6 is het afwegingskader voor nieuwe activiteiten (lid 3). Het afwegingskader bestaat eruit dat een plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo n gebied, moet worden onderzocht op de schadelijkheid voor de aanwezige habitattypen en - soorten. Dit onderzoek wordt passende beoordeling genoemd. Als uit een passende beoordeling blijkt dat de activiteit natuurlijke kenmerken aantast, mag geen toestemming worden verleend tenzij er geen ander alternatief is, er een dwingende reden van groot openbaar belang is en compenserende maatregelen worden getroffen (lid 4). Ook nieuwe activiteiten, die geen significante gevolgen hebben, maar wel gevolgen kunnen hebben, moeten getoetst worden aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Deze minder schadelijke categorie van nieuwe activiteiten lopen een minder zwaar afwegingskader door. Als er sprake is van kwaliteitsverlies of verstoring van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen moeten passende maatregelen worden genomen. De tekst van artikel 6 van de Habitatrichtlijn is integraal overgenomen in art. 19 van de gewijzigde Natuurbeschermingswet , die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Deze wet legt vast op welke wijze de richtlijngebieden worden beschermd. De Habitatrichtlijn heeft ook een Bijlage IV. In deze Bijlage zijn soorten opgenomen waarvoor geen verplichting geldt om hun leefgebied als speciale beschermingszone aan te wijzen, maar die wel op een andere wijze bescherming behoeven. Zo dienen de EUlanden voor deze soorten onder meer een verbod in te stellen op de beschadiging of de vernieling van hun voortplantings- en rustplaatsen en moet een verbod gelden op het vangen en doden van deze dieren. Dit is gebeurd in de Flora- en faunawet. 2.2 Vogelrichtlijn De Vogelrichtlijn 4 verplicht de lidstaten van de Europese Unie de instandhouding te garanderen van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Europese verdrag van toepassing is. Artikel 4 van de Vogelrichtlijn bevat de verplichting tot het aanwijzen van zogenaamde speciale beschermingszones (SBZ s). Deze worden Vogelrichtlijngebieden genoemd. Aanwijzing van een gebied als speciale beschermingszone kan plaatsvinden indien er meer dan 1% van de totale biogeografische populatie van een trekkende watervogel voorkomt óf indien het gebied voor een vogelsoort uit Bijlage I behoort tot één van de vijf belangrijkste in Nederland. Een soort waarvoor een gebied als speciale beschermingszone wordt aangewezen word kwalificerende soort genoemd. Bij de begrenzing van een Vogelrichtlijngebied wordt rekening gehouden met vogelsoorten uit Bijlage I, trekkende watervogels, en ook enkele vogelsoorten die staan vermeld op de nationale Rode Lijst. Deze laatste hoeven niet de drempel voor kwalificatie te overschrijden, maar moeten wel in belangrijke aantallen voorkomen, gezien op nationale schaal. Drempelwaarden voor deze zogenaamde begrenzingssoorten zijn 1% van de landelijke broedpopulatie (broedvo- 1 nr. 92/43/EEG; PbEG 1992, L Tweede Kamer, vergaderjaar , XIV, nr Staatsblad 2005, 195, nr. 79/409/EEG; PbEG 1979, L 103 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

6 6 gels) en 0,1% van de biogeografische populatie (nietbroedvogels). In Nederland zijn momenteel 77 vogelrichtlijngebieden aangewezen. Artikel 6, leden 2, 3 en 4 van de Habitatrichtlijn (HRl) gelden ook voor deze speciale beschermingszones (art. 7 HRl). De Vogelrichtlijn kent een aantal bijlagen waarin vogelsoorten worden genoemd waarvoor in het kader van de richtlijn speciale maatregelen worden getroffen: Bijlage 1 Vogelsoorten waarvoor in de leefgebieden speciale beschermingsmaatregelen worden getroffen, opdat deze soorten daar waar zij nu voorkomen, kunnen voortbestaan en zich kunnen voortplanten. Bijlagen 2 en 3 behandelen de vogelsoorten, welke onder voorwaarden door jacht, het gevangen nemen of anderszins aan de populatie onttrokken mogen worden. In afwijking van de Habitatrichtlijn geldt dat de beschermende maatregelen voor de soorten uit Bijlage 1 alleen van toepassing zijn voor de aangewezen beschermingsgebieden. 2.3 Natuurbeschermingswet Algemeen In deze wet is de bescherming van gebieden geregeld en hierin zijn sinds 1 oktober 2005 ook de bepalingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd 5. De Natuurbeschermingswet kent drie typen gebieden, waarvan het eerste het meest voorkomt: Natura 2000-gebieden (opnieuw begrensde samenstelling van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden). Beschermde natuurmonumenten. Gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), zoals Wetlands. Het aanwijzingsbesluit is voor Natura 2000-gebieden van groot belang, omdat het onder meer het referentiekader biedt voor het beheerplan, de beoordeling van projecten en activiteiten en de vergunningverlening: dit referentiekader wordt gevormd door de instandhoudingsdoelstellingen en de begrenzing van het gebied (in de vorm van een kaart met een toelichting). 5 Staatsblad 2005, 195, 473 Habitattoets potstal Eilandspolder Instandhoudingsdoelstellingen De instandhoudingsdoelstellingen zoals bedoeld in artikelen 19d en 19f van de Natuurbeschermingswet 1998 beschrijven de doelen voor de instandhouding van leefgebieden, natuurlijke habitats en populaties in het wild levende plant- en diersoorten, zoals vereist door de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Deze natuurwaarden moeten in een gunstige staat van instandhouding gebracht of gehouden worden. Artikel 19d lid 1 Het is verboden zonder vergunning ( ) projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een ( ) aangewezen gebied ( ) kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Hierin is artikel 6 lid 2 HRl verwerkt. Artikel 19f lid 1 Voor nieuwe projecten of andere handelingen waarover gedeputeerde staten een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, nemen, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een ( ) aangewezen gebied ( ) maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, maakt de initiatiefnemer alvorens gedeputeerde staten een besluit nemen, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied. Hierin is artikel 6 lid 3 HRl verwerkt. De staat van instandhouding van een natuurlijke habitat wordt als gunstig beschouwd wanneer: het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen, en de voor behoud op lange termijn nodige specifieke structuur en functies bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan, en de staat van instandhouding van de voor die habitat typische soorten gunstig is. De staat van instandhouding voor een soort wordt als gunstig beschouwd wanneer: uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven; het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden; Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

7 Habitattoets potstal Eilandspolder er een voldoend grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden. Bij Beschermd Natuurmonumenten gaat het om de wezenlijke kenmerken (natuurschoon, natuurwetenschappelijke betekenis, dieren en planten) die in het aanwijzingsbesluit zijn vermeld en of handelingen significante gevolgen kunnen hebben hiervoor (artikel 16) Externe werking Zowel projecten en andere handelingen in als buiten een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument kunnen vergunningplichtig zijn; de wet kent namelijk de zogenaamde externe werking. Als een activiteit die buiten een beschermd gebied plaats zal vinden, negatieve gevolgen kan hebben voor dat gebied, moet deze beoordeeld worden Bestaand gebruik Hierover stelt de MINISTER VAN LNV (2006a): (1) Het voorbereidingsproces voor het vaststellen van het beheerplan voor het gebied is het aangewezen traject om bestaand gebruik volgens de Nbwet 1998 te toetsen., (2) zal tot het tijdstip dat de beheerplannen zijn vastgesteld voor bestaand gebruik in principe door het bevoegd gezag geen vergunningentraject worden ingezet., maar ook (3) Bovenstaande laat onverlet dat de initiatiefnemer bij bestaand gebruik, waarbij zich een toetsingsmoment voordoet, omdat het anderszins vergunningplichtig is (en bijvoorbeeld een Wvo, Wm of visserijvergunning nodig heeft) op het moment dat hij die andere vergunning aanvraagt, ook in overleg moet treden met het op grond van de Nbwet 1998 bevoegd gezag om te beoordelen of op dat moment een Nb-wet vergunning moet worden aangevraagd. Criterium daarbij is de mogelijkheid, dat een activiteit significante gevolgen kan hebben Zorgplicht Artikel 19l bepaalt dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de instandhouding van een beschermd gebied. Deze zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, voor zover het een Natura gebied betreft, dan wel gelet op de wezenlijke kenmerken van een beschermd natuurmonument, nadelige gevolgen voor het gebied kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijke handelingen achterwege te laten, dan wel, indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken Vergunningverlening Voor het uitvoeren van projecten in of nabij beschermde gebieden is vaak een vergunning op grond van deze wet nodig. De hoofdvraag is of er een kans op significant negatieve gevolgen bestaat. Dat is het geval als op grond van objectieve gegevens niet valt uit te sluiten dat het project significante gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het gebied. Op deze vraag zijn drie antwoorden mogelijk: 1. Er is zeker geen negatief effect. Dit betekent dat er geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is. 2. Er is wel een mogelijk negatief effect, maar dit is zeker geen significant negatief effect. Dit betekent dat vergunningverlening (ex artikel 19d lid 1) aan de orde is. Omdat het effect zeker niet significant is, volstaat daarvoor de zogenoemde verslechterings- en verstoringstoets. Hierbij brengt de initiatiefnemer gedetailleerd in kaart wat de effecten (kunnen) zijn van de activiteit op de natuurwaarde in het gebied en welke verzachtende (mitigerende) maatregelen hij van plan is te nemen. 3. Er is een kans op een significant negatief effect. Dit betekent dat vergunningverlening (ex artikel 19d lid 1) aan de orde is. Omdat er een kans op een significant negatief effect bestaat, is een passende beoordeling vereist (artikel 19f lid 1). Uit dit onderzoek kan blijken (1) dat de instandhoudingsdoelstellingen toch niet in gevaar worden gebracht en dan wordt de vergunning verleend; ook kan blijken dat (2) er een reële kans is op negatieve gevolgen die niet significant zullen zijn en dan kan teruggeschakeld worden naar de verslechterings- en verstoringstoets; als de gevolgen (3) inderdaad significant blijken te kunnen zijn, dan moet aangetoond worden dat er geen alternatieven zijn, dat er een dwingende reden van groot openbaar belang is en dat voorzien is in compensatie. De aanvrager moet in de vergunningaanvraag zijn belang bij het verlenen van de vergunning motiveren. Binnen dertien weken na de datum van ontvangst wordt beslist of de vergunning verleend wordt, of dat de termijn eenmalig met dertien weken wordt verlengd. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

8 8 3 Habitattoets Alhoewel in de wet het begrip habitattoets niet voorkomt, wordt dit begrip in de praktijk veel gebruikt. De habitattoets dient om vast te stellen of, en zo ja, onder welke voorwaarden een menselijke activiteit in en rondom een Natura 2000-gebied kan worden toegelaten. Meer concreet heeft de habitattoets de volgende twee oogmerken: Zekerheid bieden dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Het begrip natuurlijke kenmerken moet worden gerelateerd aan de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied: ze hebben te maken met de ecologische functies. Zekerheid bieden dat een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, dan wel de verstoring van soorten, niet optreedt. Habitattoets potstal Eilandspolder Hieronder worden eerst de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied beschreven (informatie van waarop ook de tekst uit JANSSEN & SCHAMINÉE (2003, 2004) is opgenomen) en wordt een overzicht gegeven van de situatie die getoetst moet worden. 3.1 Kenmerken van het Natura 2000-gebied De beide planlocaties liggen in het oostelijke deel van de speciale beschermingszone (SBZ) Eilandspolder (Vogelrichtlijn (VRL)gebied, aanwijzing Staatscourant 31 maart 2000, nr. 65) en SBZ Eilandspolder-Oost (Habitatrichtlijn (HRL)gebied, zie 2.1) (zie Figuur 2). Vogelrichtlijngebied Eilandspolder is 1411 ha groot en bestaat uit natte graslanden, moeraszones en zoete wateren. Het kwalificeert voor twee soorten, zes Vogelrichtlijngebied Planlocatie 2 Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied Planlocatie 1 Figuur 2. Nauwkeurige grens van het Natura 2000 gebied Eilandspolder en de twee plangebieden. Bestaande bebouwing, bouwkavels, erven, verhardingen en spoorlijnen maken geen deel uit van het aangemelde gebied. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

9 Habitattoets potstal Eilandspolder andere begrenzen mede het gebied (zie Tabel 1). Het relevante deelgebied is hier Eilandspolder- Oost. Bovengenoemd aanwijzingsbesluit bevat relevante informatie over het gebied en de daarin aanwezige soorten. Tabel 1. Vogelrichtlijnsoorten van de speciale beschermingszone Eilandspolder (NL , gebied 43, 1411 ha).b= Broedvogel, N= Niet broedvogel Kwalificeert voor Lepelaar Smient Overige relevante soorten Rietzanger Wintertaling Meerkoet Goudplevier Kievit Grutto B/N N N Habitatrichtlijngebied Eilandspolder-oost is 801 ha groot en is op de communautaire lijst geplaatst voor de habitattypen en soorten genoemd in Tabel 2. Tabel 2. Habitattypen en soorten waarvoor Eilandspolder-Oost (NL , gebied 136, 801 ha) op de communautaire lijst geplaatst is. Habitattype (lange naam) Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones [6430] Overgangs- en trilveen [7140] Soort 1134 Bittervoorn 1340 Noordse woelmuis 1149 Kleine modderkruiper Nieuwe aanwijzing De aanwijzingsbesluiten voor de Vogelrichtlijngebieden voldoen niet aan de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998, omdat de instandhoudingsdoelstellingen er niet in zijn uitgewerkt. Omdat bovendien de Habitatrichtlijngebieden op dit moment nog niet formeel zijn aangewezen worden alle Natura 2000-gebieden opnieuw aangewezen, deels in combinatie. Zo vormen bovengenoemde gebieden nu samen het Natura 2000-gebied Eilandspolder (gebiedsnummer 89). Het wordt genoemd in de tweede tranche van aan te wijzen gebieden. Van de eerste tranche (111 gebieden) zijn de ontwerp-aanwijzingsbesluiten eind november 2006 gepubliceerd en deze lagen tot en met 19 februari 2007 ter inzage Natura 2000-gebied Eilandspolder is 1416 ha groot. Het is een oude polder met grasland, natuurlijk ontstane meertje en verlandingsvegetaties. Het gebied is van groot belang voor de Noordse woelmuis en een tweetal vissoorten. Er komen echter ook belangrijke verlandingsvegetaties voor en het gebied is van belang als (broed)gebied voor vogels van grasland, rietmoeras en rietruigte. In Tabel 3 staan de soorten uit de Natura 2000-database. B N N N N N Tabel 3. Relevante typen en soorten in Natura 2000-gebied Eilandspolder (gebied 89, 1416 ha.) met van de vogels de status (b = broedvogel, n = niet-broedvogel) en het percentage aanwezige vogels (VAN ROOMEN ET AL., 2000) in SBZ Eilandspolder t.o.v. totale biogeografische populatie. Habitattype (verkorte naam) H6430 Ruigten en zomen H7140 Overgangs- en trilvenen Habitatrichtlijnsoorten 1134 Bittervoorn 1149 Kleine modderkruiper 1340 Noordse woelmuis Vogelrichtlijnsoorten- kwalificerend % (telperiode) Lepelaar n 1,1% ( 93-96) Smient n 1,1% ( 93-97) Vogelrichtlijnsoorten- begrenzend % (telperiode) Wintertaling n 0,1% ( 93-97) Meerkoet n 0,1% ( 92, 94, 97) Goudplevier n 0,3% (1996) Kievit n - ( 95-96) Grutto n 0,3% ( 93-97) aanvulling: Rietzanger b - ( 94, 96-97, 99) Aanvullende doelen doel Grutto - b 250 paar Noordse woelmuis Ook bescherming Eilandspolder- West Instandhoudingsdoelen De instandhoudingsdoelen voor de habitattypen betreffen vrijwel steeds behoud oppervlakte en kwaliteit, vaak ook uitbreiding respectievelijk verbetering, en voor de soorten behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie, soms ook uitbreiding resp. verbetering voor behoud, herstel of uitbreiding (sleutel-)populatie. 3.2 Projectbeschrijving Huidige situatie Bedrijfsvoering Dhr Zijp Op dit moment wordt de stal op de huidige locatie aan de Oostdijk gebruikt voor het houden van 100 schapen. Met deze dieren wordt een groot deel van het jaar beweiding toegepast, grotendeels op vaargronden in eigendom in de buurt van het dorp de Rijp (zie Figuur 3). planlocaties Beide doellocaties (huidige en alternatieve) bestaan uit zeer kruidenrijk grasland gedomineerd door vochtminnende grassoorten als Fioringras en Mannagras. Algemene kruiden zijn hier Pinksterbloem, Scherpe- en Kruipende boterbloem en Veldzuring. In het grasland liggen een aantal greppels met water. Deze greppels zijn geïsoleerd van de overige wateren. De locaties worden vrijwel geheel omgeven door sloten van ca. 2 meter breed. Aan de westkant van de Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

10 10 Habitattoets potstal Eilandspolder percelen is het water breder. Het water is troebel met her en der drijfbladplanten en ingroeiende kruiden. De sloten waren tijdens een veldbezoek medio oktober 2007 net geschoond en er lag bagger op de kanten. De oevers lopen vrij geleidelijk af. De oevervegetatie van de sloten is de rest van het jaar waarschijnlijk smal maar goed ontwikkeld. Op de huidige locatie staat een kleine schapenstal, een schuur met een hek erom heen en verspreid een aantal landbouwwerktuigen. In groter verband bekeken is de huidige locatie een meer besloten locatie vanwege de reeds aanwezige (moeras) bosjes langs de Rijper Gouw op meter ten zuidwesten van deze locatie. De alternatieve locatie ligt geheel open in de polder Werkzaamheden en plansituatie In de plannen voor de nieuwe stal wordt voorzien in een uitbreiding van de stalcapaciteit tot 500 schapen. Hiervoor wordt een nieuwe stal gebouwd van ongeveer 5 meter hoog met een oppervlakte van 1000 m 2. Rond de nieuwe stal zullen nieuwe gronden aangekocht en gepacht worden zoals weergegeven in Figuur 3. Met deze gronden zal het nieuwe areaal te gebruiken grond meer dan 40 hectare (46,4 ha.) bedragen. Op termijn wordt zelfs een bedrijfgrootte van rond de 80 hectare beoogd en zullen nog meer percelen gebruikt worden dan aangegeven in de figuur. De schapen zullen een groot deel van het jaar op stal verblijven (oktober-juli) om dierziekten en vertrapping van weidevogellegsels te voorkomen. Ruwvoer zal grotendeels uit de Eilandspolder worden betrokken (400 ton) waarbij een late maaitijd zal worden aangehouden (na 1 juli). Potstalmest van het bedrijf zal in de polder worden uitgereden (350 m 3 ) Andere plannen en projecten In 2004 is het Plandocument Toekomst Eilandspolder gepresenteerd (POLDERPLAN 2004). Dit polderplan is opgesteld in opdracht van de stuurgroep Eilandspolder in samenwerking met een platform van verschillende beheerorganisaties en bestuursorganen. In dit plan wordt ondermeer de bouw van vier stallen in het kader van Stal voor natuur en een aantal dammen, bruggen en beheerpaden voorgesteld. Uit dit document wordt duidelijk dat dit gebeurt om aan de beheersvoorwaarden van het gebied te voldoen. Dit Plandocument zal na toevoeging van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied en wellicht enkele wijzigingen gemakkelijk omgevormd kunnen worden, zodat het vastgesteld kan worden als beheer- N Huidig gebruikt land Toekomstig mede te gebruiken land Figuur 3. Huidig gebruikt land en nieuw te gebruiken land door het bedrijf van Dhr. Zijp. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

11 Habitattoets potstal Eilandspolder plan zoals bedoeld in art. 19a van de Natuurbeschermingswet De bouw van een nieuwe stal volgens het hier getoetste plan staat niet in het Plandocument, maar er zijn inmiddels wel mondelinge afspraken met Dhr. Zijp gemaakt waarin de intentie ligt zijn plannen te betrekken bij dit plan. Met andere woorden: op termijn kan het toekomstig bedrijf van Dhr. Zijp opgenomen worden in het vast te stellen beheerplan van de Eilandspolder. Als dit het geval zou zijn, zou vergunningverlening volgens een passende beoordeling niet nodig zijn omdat het plan dan direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied (Artikel 6 lid 3 HRl). Mensen De stal zal zorgen voor extra menselijke activiteit en daarmee voor mogelijke verstoring van dieren Bestaand gebruik De betrokken percelen worden op dit moment vrij extensief agrarisch gebruikt. Er worden reeds ongeveer 100 schapen gehouden. Op de huidige locatie is reeds een kleine stal en schuur aanwezig. Dit gebruik leidt tot verstoring door mensen en tot een zekere verzuring en vermesting. 3.3 Effecten van het project Door het plan kunnen verschillende verstorende effecten optreden, ook in het Natura 2000-gebied. Deze mogelijke effecten zijn onder te verdelen in tijdelijke effecten tijdens de aanleg en effecten als gevolg van de aanwezigheid van de nieuwe stal. Daarnaast zijn er verstoringen mogelijk door bestaand gebruik Aanlegfase Oppervlakteverlies De beide locaties liggen in de SBZ waardoor verlies optreedt van areaal voor de beschermde soorten. Hinder door geluid en trillingen Vooral heien en andere bouwactiviteiten zorgen voor productie van geluid en trillingen met als mogelijk gevolg hinder in de SBZ. Mechanische effecten Afhankelijk van de werkbreedte kunnen door het berijden met voertuigen en het plaatsen van materiaal mechanische effecten optreden in de SBZ. Verstoring door mensen Door de aanwezigheid van mensen bij het bouwen van de schuur kunnen dieren verstoord worden en gedwongen worden zich te verplaatsen van de doellocaties Aanwezigheidsfase Verzuring en vermesting Vermesting betreft elke extra aanvoer van voedingsstoffen, met name stikstof. Het kan gaan om aanvoer door de lucht (droge en natte neerslag van ammoniak en stikstofoxiden) of nitraat- en fosfaataanvoer via het oppervlaktewater. Verzuring is ook bij deze storingsbron betrokken omdat de bron dezelfde is, namelijk de productie van ammoniak door mest. 3.4 Gevoeligheid van de habitattypen en soorten Algemeen De gevoeligheid van een habitattype of soort voor een storende factor bepaalt of er negatieve gevolgen kunnen zijn voor dat type of die soort. In Tabel 4 is voor alle typen en soorten de gevoeligheid aangegeven voor verschillende storende factoren. Hierbij is gebruik gemaakt van de Effectenindicator ( Tabel 4. Gevoeligheid van de relevante typen en soorten in dit deel van Natura 2000-gebied Eilandspolder voor de verschillende storende factoren. Zie tekst. ng = niet gevoelig, G = gevoelig, ZG = zeer gevoelig, nvt = niet van toepassing,? = niet voldoende informatie om hierover een uitspraak te doen. storende factoren soorten Oppervlakteverlies Geluid / trilling Mechanische effecten Habitattypen H6430 Ruigten en zomen G nvt G G ZG H7140 Overgangs- en trilvenen ZG nvt G G G Vissen Bittervoorn ZG? ZG? G Kleine modderkruiper ZG? ZG? ZG Noordse woelmuis ZG? G? ng Broedvogels Rietzanger G G nvt ng G Grutto G G G G ng Niet-broedvogels Smient ng ng nvt G ng Lepelaar G G nvt G G Wintertaling G ng nvt G ng Meerkoet ng ng nvt ng ng Goudplevier ng ng ng G ng Kievit ng ng nvt G ng Grutto G G nvt G ng Mensen Vermesting Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

12 12 Habitattoets potstal Eilandspolder Hierbij is uitgegaan van de activiteit Landbouw (uitbreiding) maar zijn enkele factoren verwijderd omdat ze niet optreden in de SBZ. Dit betreft verdroging en verontreiniging Verder zijn de originele aanduidingen in de tabel gezet, maar wordt verderop in de voortoets de eventuele beperkte werking van deze storende factoren besproken. Voor de typen en soorten die gevoelig zijn voor één of meer factoren zouden er dus mogelijk negatieve gevolgen kunnen zijn van het project. 3.5 Voortoets Hieronder wordt eerst een globale toets uitgevoerd via het stroomschema in de Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 (MINISTERIE VAN LNV, 2005) en aldus nagegaan of een vergunning nodig is op grond van artikel 19d lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998 (in feite of artikel 6 HRl van toepassing is). Dit gebeurt aan de hand van de hoofdvraag in 2.3.6, of er een kans is op een (significant) negatief effect. Gezien de ligging en de grootte van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied (Figuur 2), de optredende storende factoren en de gevoeligheid van de soorten daarvoor ( 3.4), is het in dit stadium al duidelijk dat het plan negatieve gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van het gebied, oftewel de instandhoudingsdoelen ervan. Er kan sprake zijn van een significant negatief effect. Dit wordt hieronder onderzocht en per storende factor beschreven. Daar waar effecten worden beschreven, worden de gevolgen alleen beschreven voor die habitattypen en die soorten die inderdaad op enige manier daarvan gevolgen zouden kunnen ondervinden (vgl. Tabel 4). De niet genoemde typen en soorten zijn wel degelijk meegenomen in de beoordeling of de effecten gevolgen daarvoor zouden kunnen hebben Oppervlakteverlies Het is mogelijk dat de aanleg van de stal tot areaalverlies gaat leiden voor de Noordse woelmuis en mogelijk voor broedende Grutto s of Rietzangers. Andere vogelsoorten, beschermde vissen en habitattypen zijn niet gevoelig of komen niet voor op één van de percelen. Voor de Grutto geldt dat rond de nieuwe stal extra potentieel broedbiotoop verloren gaat omdat deze soort zich niet dichtbij een dergelijk gebouw zal vestigen vanwege verlies aan uitzicht op naderende predatoren. Dit effect zal nog worden versterkt als (hoogopgaande) bosschages rond de stal worden aangeplant waar zich mogelijke predatoren kunnen vestigen. Ook als nestkasten voor roofvogels worden geplaatst of de nieuwe stal holten krijgt waar bijvoorbeeld valken kunnen broeden, neemt voor de Grutto (en andere weidevogels) de geschiktheid van het broedbiotoop rond de nieuwe stal af. Beperking effect Het areaalverlies is zeer beperkt, op de huidige locatie, namelijk maximaal 0,06% en 0,10% van respectievelijk het totale areaal Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied. Voor de alternatieve locatie zijn deze getallen 0,11% en 0,19%. Zowel de Grutto als de Rietzanger werden in 1999 niet broedend op of in de directe nabijheid van één van de percelen aangetroffen (JAGER, 1999). Vanwege de ligging aan de dijk met hoge rietkraag en daarachter polder de Beemster met hoogopgaande begroeiing is er nu al sprake van enige ruimtelijke beslotenheid van beide locaties. De huidige locatie heeft door de reeds bestaande bosjes langs de Gouw op dit moment een grotere landschappelijke beslotenheid dan de alternatieve en ligt ook verder weg van een rijk weidevogelgebied in de Eilandspolder-Oost dat te vinden is tussen de Melksloot en de Veersloot (Figuur 2, JAGER, 1999). De percelen zijn vanwege hun openheid slechts matig geschikt voor foeragerende Noordse woelmuizen. Vanwege het ontbreken van rietland langs de percelen zijn deze oevers ook niet zeer geschikt voor deze soort. Ook zullen deze oevers niet of slechts beperkt bij de plannen veranderen. Het indirecte effect van de stal kan zijn dat door beweiding, bemesting en afmaaien van ruwvoer elders, extra of beter broedbiotoop in de polder ontstaat voor Grutto s en andere weidevogels. De grootte en reikwijdte van dit effect is moeilijk precies in te schatten en is afhankelijk van het gehele beheerplan van de Eilandspolder. Conclusie Alleen voor broedende Grutto s verslechtert of verdwijnt potentieel broedbiotoop en is er mogelijk een negatief effect. Dit effect is naar verwachting groter op de alternatieve locatie dan op de huidige. Door veranderd landgebruik elders in de polder zou het effect minder groot of juist positief kunnen zijn Geluid en trillingen Ook voor deze storingsfactor zijn Rietzanger en Grutto gevoelig. Voor beschermde vissen en de Noordse woelmuis is dit onduidelijk. Beperking effect Deze storingsfactor is tijdelijk. De veenbodem op beide locaties werkt dempend en beperkt het effect. Zoals gesteld komen zowel Rietzanger als Grutto niet dicht in de buurt van beide percelen voor (zie 3.5.1). Verder zal naar verwachting het grootste deel van de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden omdat dit noodzakelijk is om op de percelen aanwezige broedvogels te ontzien in het kader van de Flora- en faunawet (DE BEER, 2007). Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

13 Habitattoets potstal Eilandspolder Conclusie Het is duidelijk dat er door de ligging en de aard van de activiteiten geen negatieve gevolgen kunnen zijn voor het Natura 2000-gebied Mechanische effecten Het is mogelijk dat de aanleg van de stal mechanische effecten meebrengt waarvoor Noordse woelmuis, beschermde vissen en broedende Grutto s gevoelig zijn. Andere vogelsoorten, beschermde vissen en Habitattypen zijn niet gevoelig of komen niet voor op één van de percelen. Indirect leidt de aanleg van de stal in de polder waarschijnlijk tot extra beweiding en berijden/maaien van percelen. Broedende Grutto s zijn hiervoor gevoelig. Beperking effect Aangezien niet of zeer beperkt aan oevers en wateren wordt gewerkt is het effect op vissen en de Noordse woelmuis beperkt. In het bedrijfsplan voor de nieuwe stal wordt voorzien in een zeer laat uitscharen van de schapen en een zeer late maaitijd (na 1 juli). Hierdoor is dit effect niet belangrijk voor de Grutto of andere dieren. Conclusie Het is duidelijk dat er door de ligging en de aard van de activiteiten geen negatieve gevolgen kunnen zijn voor het Natura 2000-gebied Verstoring door mensen Een aantal vogelsoorten (Grutto, Wintertaling, Smient Lepelaar, Goudplevier, Kievit) is gevoelig voor deze storende factor. Voor beschermde vissen en Noordse woelmuis is dit niet bekend. Habitattypen komen niet dicht rond de planlocaties voor. Beperking effect Deze storende factor is grotendeels tijdelijk als de stal wordt aangelegd. Na oplevering is slechts zeer beperkt sprake van extra menselijke activiteit. De verstoringsbron is verder geconcentreerd en treedt op een beperkte oppervlakte op zodat pleisterende groepen vogels naar verwachting makkelijk kunnen uitwijken. Conclusie Het is duidelijk dat er door de ligging en de aard van de activiteiten geen negatieve gevolgen kunnen zijn voor het Natura 2000-gebied Verzuring en vermesting Extra uitstoot van ammoniak wordt voorzien door de schapen, die een groot deel van het jaar (half oktoberjuli) op stal worden gehouden. Het gaat bij de ammoniakdepositie vooral om de toename van atmosferische depositie die met name van invloed kan zin op voorkomende habitattypen. Het type Ruigten en zomen is zeer gevoelig voor verzuring en kwam in de vorm met Heemst in 1990 verspreid door het gebied voor in zeker vijf kilometerhokken (vegetatieopnamen Landelijke VegetatieDatabank). In 2000 werd de soort Heemst bij een vrijwel vlakdekkende inventarisatie in opdracht van de Provincie Noord-Holland nog in twee kilometerhokken aangetroffen (bron: Provinciale Natuur Informatie, Landschap Noord-Holland). Van het voor verzuring en vermesting gevoelige type overgangs- en trilvenen komt in het gebied alleen het subtype veenmosrietland voor. (HOOGEN- BOOM, 2007). Bij normaal beheer verzuurt dit langzaam en kan het overgaan in moerasheide, een subtype van een ander habitattype: Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix. Toename van de voedselrijkdom is echter minder gunstig omdat dan Haarmos kan gaan domineren en het type floristisch verarmt. Andere beschermde dieren zijn vooral gevoelig voor vermesting van water wat in dit geval niet of nauwelijks aan de orde is. Om te bepalen in hoeverre toenemende ammoniakuitstoot toelaatbaar is wordt hieronder eerst het wettelijk kader verder uitgelegd waarna de impact voor het gebied wordt berekend Wetgeving en onderzoek Na implementatie van de Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet 1998 zijn een aantal rechtszaken gevoerd omtrent uitbreiding van landbouwactiviteiten in of bij Natura 2000-gebieden waarbij veranderde emissies van ammoniak hoofdinzet waren van dispuut. Een belangrijke reden voor deze rechtszaken is dat Volgens onderzoeksbureau Alterra iedere depositietoename in gebieden met voor vermesting gevoelige habitattypen als een significant negatief effect kan worden gezien (GIES ET AL., 2006; MINISTER VAN LNV, 2006b). Deze visie werd onlangs bekrachtigd door de Raad van State 6.(BOEREMA, 2007). Uit onderzoek naar atmosferische achtergrondemissie van stikstof (ammoniak en stikstofoxiden) en zogenaamde kritische depositiewaarde van verschillende habitattypen is namelijk gebleken dat het grootste deel van de in Nederland aangewezen Habitatrichtlijngebieden al meer dan verzadigd is met stikstof (TEAM NATUUR EN LANDBOUW VAN STICHTING NATUUR EN MILIEU, 2004). Met andere woorden: de hoeveelheid stikstof die per hectare in een groot deel van Nederland terecht komt is in veel gevallen meer dan de maximale hoeveelheid die veel beschermde habitattypen kunnen verdragen. Alle extra stikstof door bijvoorbeeld nieuwe agrarische activiteit heeft dus een extra negatief effect dat moet worden 6 ABRvS 18 juli 2007, zaak no /1 en /1 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

14 14 Habitattoets potstal Eilandspolder gezien als significant negatief. Deze constatering geldt ook voor HRL-gebied Eilandspolder-Oost. In de berekening van ammoniakdeposities in Nederland dat volgt uit het onderzoek van Alterra en TNO (TEAM NATUUR EN LANDBOUW VAN STICHTING NATUUR EN MILIEU, 2004) wordt een toename tot 15 mol/ha/jaar bij nieuwe activiteit rond Habitatrichtlijngebieden nog toelaatbaar geacht omdat natuurlijke achtergrondemissies door generiek beleid verwacht worden te dalen de komende jaren. Vanwege de gevoerde rechtszaken met hieruit voortvloeiende jurisprudentie en onduidelijkheden in de wet kwam het Ministerie van LNV op 22 mei 2007 met het Toetsingskader ammoniak en Natura 2000 (TAN) als aanvulling op de Natuurbeschermingswet Dit Toetsingskader is bedoeld als handreiking voor het bevoegd gezag en als kader waaraan de rechter kan toetsen. In het Toetsingskader is ook de toegenomen verzamelde kennis verwerkt. Ook in dit onderzoek zullen we ons verlaten op dit nieuwe Toetsingskader waarbij ervan wordt uitgaan dat het beschreven project niet direct verband houdt of nodig is voor het beheer van het gebied omdat het (nog) niet is opgenomen in het beheerplan voor dit Natura 2000-gebied. Belangrijke punten bij het nieuwe Toetsingskader zijn: Het Toetsingskader is bedoeld voor de periode totdat beheerplannen van Natura 2000 zijn opgesteld. In die beheerplannen zal vervolgens de systematiek van het Toetsingskader uitgangspunt zijn. De provincie is bevoegd gezag bij HRL-gebieden die overlappen met VRL-gebieden, zoals in de toekomst ook Eilandspolder-Oost. Voor HRLgebieden die nog niet formeel zijn aangewezen (waaronder op dit moment ook Eilandspolder-Oost) geldt dat toetsing verloopt via gemeenten (Wet Milieubeheer). Alleen voor HRL-gebieden hoeft getoetst te worden voor ammoniak, Natura 2000-gebieden die alleen als VRL-gebied zijn aangewezen, zijn vrijgesteld van de toets. Vier belangrijke vragen die beantwoord moeten worden in de toets om wel of geen vergunning te verlenen zijn: Is het bedrijf een graasdierbedrijf dat grondgebonden is? Bedrijven die na uitbreiding grondgebonden zijn krijgen vergunning. Voor grondgebondenheid bestaan een aantal criteria (zie hierna). Valt de nieuwe depositie na uitbreiding binnen de drempelwaarde? Hiervoor is het nodig de depositiewaarde van de nieuwe uitbreiding te berekenen. Als deze niet hoger is dan 5% van de kritische depositiewaarde voor het natuurgebied, wordt de vergunning verleend. Is de nieuwe depositie na uitbreiding kleiner of gelijk aan de huidige depositie? Als dit het geval is wordt vergunning verleend. Is er nog ruimte binnen de kritische depositie die het natuurgebied kan hebben? Als dit het geval is wordt vergunning verleend. Hieronder zullen de eerste twee vragen beantwoord worden in het geval van de nieuwe potstal in de Eilandspolder. Het is nu al duidelijk dat de depositie na uitbreiding niet kleiner zal worden of gelijk zal blijven en er is geen ruimte binnen de kritische depositie die het natuurgebied kan hebben (zie hiervoor) Grondgebondenheid Voor het al dan niet grondgebonden zijn van een graasdierbedrijf gelden een aantal criteria: Het bedrijf past beweiding toe. Geen mestafzet, dat betekent een dierlijke mestproductie tot 250 kg N/ha voor bedrijven met derogatie (=Europese toestemming), 170 kg N/ha voor bedrijven zonder. Minimaal 60% van de percelen behoort tot de huiskavel, de overige percelen bevinden zich in een straal van 10 km. van de bedrijfsgebouwen. Er zijn geen andere dieren op het bedrijf aanwezig dan graasdieren. Bewijslast ligt bij de ondernemer. Hieronder zullen we voor het schapenbedrijf Truipoppe bovenstaande punten analyseren. Beweiding In de plannen wordt voorzien in de toepassing van beweiding. De wetgever specificeert in het TAN niet een minimale tijd van het jaar dat de dieren buiten de stal moeten doorbrengen. Mestafzet Het bedrijf heeft geen derogatie, er mag dus 170 kg. N worden geproduceerd per hectare. De totale stikstofproductie van dierlijke mest wordt geschat op jaarlijks 5180 kg. voor het gehele bedrijf (JAN BUIJS AGRO ADVIES, 2007). Er is dus 5180/170= 30,47 ha. land nodig. Uit blijkt dat in de plannen hectare grond gebruikt gaan worden. In de huidige vorm voldoet het plan dus aan deze vereiste. Huiskavel In Figuur 3 is te zien welke kavels beoogd worden gebruikt te gaan worden in het toekomstige plan. De wetgever definieert een huiskavel als: een complex van aaneengesloten percelen waarop ook de bedrijfsgebouwen staan en dat wordt begrensd door gronden van anderen, openbare wegen of niet overschrijdbare wateren Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

15 Habitattoets potstal Eilandspolder De in het plan te gebruiken percelen zijn aaneengesloten te noemen, de wateren ertussen zijn te overschrijden via nu al aanwezige bruggetjes. Uitzondering zijn de percelen die nu al worden gebruikt bij het dorp. Deze blijven in eigendom en zullen worden gebruikt. Deze maken echter slechts maximaal 11% van het toekomstige te gebruiken land uit en liggen binnen een straal van 10 km. van de toekomstige bedrijfsgebouwen. Het plan voldoet dus ook op dit punt aan de vereisten. Graasdieren In het plan wordt niet in het houden van andere dieren voorzien. Geconcludeerd kan dus worden dat de plannen voor het toekomstige bedrijf leiden tot een lokaal grondgebonden graasdierbedrijf. Hiermee vervalt voor de wetgever de noodzaak tot het maken van een passende beoordeling omdat geen sprake kan zijn van een significant negatief effect. Echter, een groot deel van de gronden moet nog in pacht genomen worden, grotendeels van Staatsbosbeheer. Het effect van toegenomen N ammoniakemissies is voor deze grondeigenaar van bijzonder belang. Omdat verder meerdere locaties voor de bouw van de stal zijn geselecteerd en omdat de rol van beweiding in de plannen vrij beperkt is zal hieronder de precieze invloed van verhoogde ammoniakdepositie op de verschillende locaties nader worden belicht. Het lijkt echter meer logisch en reëel de daadwerkelijke depositie op de dichtstbijzijnde verzuringsgevoelige vegetatietypen te bepalen. Op die manier wordt ons inziens het best inzicht verkregen in de vraag of en hoe groot het negatieve effect van de plannen is. In het verleden heeft de Raad van State meermalen aangegeven dat de dichtstbijzijnde voor verzuring gevoelige delen van een natuurgebied als referentiepunt kunnen worden genomen 8 9. In deze Habitattoets zal zowel volgens het geldende toetsingskader als voor de reële belasting voor de habitattypen getoetst worden. 795 m. 50 m Bepaling depositiewaarde ammoniakemissie Voor de beoordeling van de gevolgen van de ammoniakemissie dient uitgegaan te worden van de veranderingen ten opzichte van de onderliggende voor de inrichting geldende vergunningen 7. Daarom maken we hier een vergelijking van de huidige situatie met de nieuwe situatie. Het is in dit geval hierbij ook belangrijk wat de precieze locatie is van de gehuisveste dieren, nu en in de toekomst. Gekeken moet worden naar de emissie nu op de huidige locatie en op de invloed van de toekomstige emissies op de huidige locatie en de alternatieve afzonderlijk. Belangrijk is dat in het wettelijk Toetsingskader bepaald is dat de ammoniakemissie van een bedrijf op de dichtstbijzijnde rand van het totale natuurgebied wordt bepaald. 7 ABRvS 7 sep tember 2005, zaak no / m. Overgangs- en trilveen Zoomvormende ruigten Figuur 4. Verzuringsgevoelige habitattypen en afstanden tot de planlocaties in het relevante deel van Eilandspolder-Oost. Huidige situatie Op de huidige locatie aan de Oostdijk worden momenteel 100 schapen gehouden en voor deze dieren is 5,1 ha land in gebruik. Daarbij geldt dat de ammoniakemissie berekend moet worden met de gegevens van Bijlage 1 van de "Regeling ammoniak en veehouderij" 10.De berekeningen zijn gedaan met HABIMONIAK (HEIJNEN, 2004). Dit is een model voor de bepaling van de ammoniakdepositie op een natuurgebied en kan gezien worden als aanvulling op de brochure Te veel van het goede (TEAM NATUUR EN LANDBOUW VAN STICHTING NATUUR EN MILIEU, 2004). De huidige locatie ligt in het HRL-gebied (afstand is 0 meter) en op 495 meter van het dichtstbijzijnde verzuringsgevoelige habitattype, zie Figuur 4. 8 ABRvS 24 december 2003, zaak no /1. 9 ABRvS 7 januari 2004, zaak no /1 en / april 2002, Stcrt. 1 mei 2002, laatstelijk gewijzigd 8 juni 2005, Stcrt. 13 juli Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

16 16 Habitattoets potstal Eilandspolder Als we de depositie op de rand van het natuurgebied berekenen, komen we tot een depositie van 245 mol/ha/jaar. (zie kolom 2 van Tabel 5). Als we het verzuringsgevoelige habitattype beschouwen wordt de afstand groter en neemt de depositie af tot slechts 1 mol/ha/jaar.(tabel 5, derde kolom). Tabel 6. Berekening van de toekomstige depositie van ammoniak van het bedrijf op HRL-gebied Eilandspolder-Oost. Berekend is de depositie op de rand van het gebied en op het dichtstbijzijnde verzuringsgevoelige habitattype in het gebied voor zowel de huidige als de alternatieve (zie tekst.). Huidige locatie Alternatieve locatie Tabel 5. Berekening van de huidige depositie van ammoniak van het bedrijf op HRL-gebied Eilandspolder-Oost. Berekend is de depositie op de rand van het gebied en op het dichtstbijzijnde verzuringsgevoelige habitattype in het gebied. Rand HRL-gebied Verzuringsgevoelig habitattype Rand HRL-gebied Verzuringsgevoelig habitattype Rand HRL-gebied Verzuringsgevoelig habitattype B1 Schapen ouder dan 1 jaar incl lammeren tot 45 kg Afstand (m) Emissiefactor (kg./dier/jaar) 0,7 0,7 Emissie (kg./jaar) Kritische depositie (mol/ha/jr.) Achtergronddepositie. in 2000 (mol/ha/jr.) Achtergronddepositie. in 2010 (mol/ha/jr.) Depositie bedrijf (mol/ha/jr.) Nieuwe situatie Op de nieuwe locatie wordt een stal gebouwd voor 500 schapen. Beide locaties liggen in het HRL-gebied en op respectievelijk 495 en 50 meter van het dichtstbijzijnde verzuringsgevoelige habitattype. Zie Figuur 4. Als de toekomstige depositie van huidige en alternatieve locatie wordt berekend op de rand van het natuurgebied is deze gelijk voor de beide locaties, namelijk 1225 mol/ha/jaar. Wordt de depositie bepaald op het dichtstbijzijnde gevoelige habitattype dan zijn de waarden respectievelijk 6 en 415 mol/ha/jaar voor huidige en alternatieve locatie (zie Tabel 6). Uit blijkt dat we om te bepalen of vergunning verleend kan worden voor het project moeten kijken of de drempelwaarde wordt overschreden. De drempelwaarde wordt in het Toetsingskader gesteld op 5% van de kritische depositie. In het geval van de Eilandspolder 5% van 514 mol/ha/jaar, dus 25,7 mol/ha/jaar (deze waarde ligt dus iets ruimer dan voorgesteld door Alterra zie ). Van de in Tabel 6 berekende belastingswaarden mogen we de huidige depositie aftrekken. Voor huidige en alternatieve locatie komen we dan op respectievelijk 5 en 414 mol/ha./jaar als gerekend wordt tot de rand van het gevoelige habitattype en op 985 mol/ha./jaar voor beide locaties als gerekend wordt tot de grens van het natuurgebied. Uit deze berekeningen blijkt dat alleen op de huidige locatie vergunning kan worden verleend als gerekend wordt tot de grens van het gevoelige habitattype (Tabel 7). Als letterlijk volgens het wettelijk B1 Schapen ouder dan 1 jaar incl lammeren tot 45 kg Afstand (m) Emissiefactor (kg NH 3./dier/jaar) 0,7 0,7 0,7 0,7 Emissie (kg. NH 3 /jaar) Kritische depositie (mol/ha/jr.) Achtergronddepositie. in 2000 (mol/ha/jr.) Achtergronddepositie. in 2010 (mol/ha/jr.) Depositie bedrijf Toetsingskader wordt getoetst moet vergunning op alle locaties worden geweigerd. Tabel 7. Berekening van de toekomstige depositie van ammoniak van het bedrijf op HRL-gebied Eilandspolder-Oost. Berekend is de depositie op de rand van het gebied en op het dichtstbijzijnde verzuringsgevoelige habitattype in het gebied voor zowel locatie 1 als locatie 2. (Zie tekst.) Huidige locatie Rand HRL-gebied Verzuringsgevoelig habitattype Alternatieve locatie Rand HRL-gebied Verzuringsgevoelig habitattype Toekomstige depositie bedrijf Extra depositie (toekomstig min huidig) % extra depositie t.o.v. kritische depositie 191% 0,9% 191% 80,5% Drempelwaarde (%) Vergunning verlenen nee ja nee nee Conclusie Het is duidelijk dat er door de ligging en de aard van de activiteiten negatieve gevolgen door vermesting kunnen zijn voor het Natura 2000-gebied. Er is kans op een significant negatief effect als grondgebondenheid niet wordt gerealiseerd. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

17 Habitattoets potstal Eilandspolder Conclusie Omdat er door de plannen negatieve effecten kunnen optreden is vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. Volgens de nu voorliggende plannen wordt het bedrijf grondgebonden. waardoor de plannen geen significant negatief effect kunnen hebben Andere plannen en projecten Volgens het polderplan Eilandspolder blijft het gebied open en zal slechts zeer beperkt kunnen worden gebouwd zodat de bouw van de stal en de daar uit voortvloeiende storende effecten grotendeels op zichzelf staan. Wat betreft ammoniakemissies staat volgens de wetgever vast dat uitbreidingen tot 5% van de kritische depositie en/of het hanteren van de norm voor lokale grondgebondenheid afzonderlijk noch in combinatie met andere plannen en projecten geen significante gevolgen kunnen hebben (onze cursivering). Wat betreft verdere toetsing van ammoniakdeposities zal het plan dus niet behoeven te worden beoordeeld in combinatie met andere plannen zoals bijvoorbeeld het bouwen van 4 stallen in het kader van stal voor natuur uit het polderplan. 3.6 Passende beoordeling Algemeen Artikel 6 lid 3 HRl stelt: Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. (...) Gezien de opzet van het project en het gegeven dat instandhoudingsdoelstellingen in het HRL-gebied Eilandspolder zonder landbouw of beheersactiviteit niet zijn te halen, moet worden onderzocht of het plan kan worden ingebed in het vast te stellen beheerplan voor het gebied. In dat geval zou het plan direct verband houden met het beheer en zou vergunningverlening volgend deze passende beoordeling niet aan de orde zijn (zie 3.2.3). Als het plan niet past in dit toekomstige beheerplan van de Eilandspolder en als grondgebondenheid van het bedrijf niet kan worden gerealiseerd, kan vergunningverlening alleen plaats vinden door middel van een passende beoordeling. Omdat niet kan worden uitgesloten dat het plan een significant negatief effect heeft op het HRL-gebied, moet hierin worden getoetst aan de zogenaamde ADC-criteria : Alternatieven, Dwingende reden en Compensatie (zie stroomschema in de Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 (MINISTERIE VAN LNV, 2005) Passende beoordeling Alternatieven In het rapport zijn een aantal alternatieven voor het plan gepasseerd: Uitbreiding bedrijf Truipoppe tot 500 schapen, stal wordt gebouwd op de huidige locatie. Uitbreiding bedrijf Truipoppe tot 500 schapen, stal wordt gebouwd op alternatieve locatie. Uitbreiding bedrijf Truipoppe tot minder dan 500 schapen, stal wordt gebouwd op de huidige locatie, of de alternatieve. Gezien de effecten van het plan verdient vestiging op de huidige locatie de voorkeur. Zowel de verwachte invloed op weidevogels als de effecten op verzuringsgevoelige habitattypen is hier het kleinst. Uiteraard kan ook vestiging van het bedrijf buiten de Eilandspolder worden overwogen waarbij schade in het geheel wordt voorkomen. Bedrijfstechnisch is dit echter zeer onwenselijk. Dwingende reden Zoals eerder gesteld is de instandhouding van de natuurlijke waarden van de Eilandspolder afhankelijk van landbouwactiviteit of natuurbeheer met agrarische kenmerken. Als deze activiteiten niet op andere wijze worden ingevuld zou sprake zijn van een dwingende reden het bedrijf van Dhr. Zijp te vestigen. Eén en ander moet blijken uit het vast te stellen beheerplan. Compensatie. Het is voorstelbaar dat door specifiek beheer nieuw areaal verzuringsgevoelig habitat wordt gecreëerd. In overleg met terreinbeherende organisaties zou de boer dit beheer kunnen voeren en zijn veroorzaakte schade kunnen compenseren. 3.7 Conclusie Uitbreiding van het bedrijf moet bij voorkeur plaatsvinden op de huidige locatie of een locatie buiten de Eilandspolder. In het eerste geval zou veroorzaakte schade kunnen worden gecompenseerd met specifiek botanisch beheer. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

18 18 Habitattoets potstal Eilandspolder 4 Samenvatting van de conclusies 4.1 Conclusies habitattoets De plannen kunnen leiden tot oppervlakteverlies, geluid en trillingen, mechanische effecten, verstoring door mensen en vermesting en verzuring. Geluid, mechanische effecten en verstoring door mensen zullen niet tot negatieve gevolgen leiden voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Het oppervlakteverlies kan leiden tot een beperkt negatief effect voor met name weidevogels (Grutto). Vestiging van de vergrote stal op de huidige locatie verdient wat dit betreft de voorkeur boven nieuwbouw op de alternatieve locatie. De te verwachten vergrote depositie van ammoniak leidt tot een negatief effect dat als significant moet worden aangemerkt. Als voor vergunningverlening de toekomstige ammoniakdepositie berekend wordt en wordt beoordeeld volgens het Toetsingskader ammoniak, kan niet of slechts na het doorlopen van een passende beoordeling tot vergunningverlening worden overgegaan. Dit geldt niet als het bedrijf grondgebonden gaat functioneren of als de plannen ingepast worden in het vast te stellen beheerplan voor HRL-gebied Eilandspolder-Oost. Zowel deze grondgebondenheid als inpassing van de plannen in het beheerplan wordt in de voorliggende plannen voorzien. Als bij de berekening van de toekomstige ammoniakdepositie van het wettelijk toetsingskader wordt afgeweken en het volgens ons meer reële effect wordt berekend op de verzuringsgevoelige habitattypen, blijkt uitvoering van de plannen op de huidige locatie mogelijk te zijn. Vestiging op de alternatieve locatie zou ook bij deze berekeningswijze nog steeds een te groot negatief effect te sorteren. Als grondgebondenheid niet wordt gerealiseerd en de plannen niet ingepast kunnen worden in het beheerplan kan vergunningverlening alleen plaatsvinden na een passende beoordeling. Volgens deze beoordeling moet uitbreiding van het bedrijf bij voorkeur plaatsvinden op de huidige locatie of een locatie buiten de Eilandspolder. In het eerste geval zou veroorzaakte schade kunnen worden gecompenseerd met specifiek botanisch beheer. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

19 Habitattoets potstal Eilandspolder 5 Literatuur BOEREMA, L Journaal Flora en fauna, actualiteiten over soorten- en gebiedsbescherming. Oktober 2007, SDU uitgevers Den Haag DE BEER, R., Potstal Eilandspolder, toetsing in het kader van de Flora- en faunawet. Van der Goes en Groot, Alkmaar. GIES, T.J.A., H. VAN DOBBEN & A. BLEEKER, Onderbouwing significant effect depositie op natuurgebieden. Een onderzoek naar de wijze waarop in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn getoetst kan worden of vergunningverlening niet kan leiden tot significante negatieve effecten op de natuur. Alterra-rapport eindconcept 28 april HEIJNEN, H HABIMONIAK. Milieufederatie Limburg in samenwerking met het Netwerk van 12 provinciale Milieufederaties en de Stichting Natuur en Milieu. HOOGENBOOM, D. & R. VAN T VEER, 2007, Atlas van de Natura 2000 gebieden in Laag Holland. Landschap Noord-Holland, Castricum JAGER, K.,1999. Broedvogels van de Eilandspolder in Sovon inventarisatierapport 99/17, Beek- Ubbergen. JAN BUIJS AGRO-ADVIES, 2007, Bedrijfplan schapenbedrijf Truipoppe in de Eilandspolder. Jan Buijs Agro-Advies maart JANSSEN, J.A.M. & J.H.J. SCHAMINÉE, Europese natuur in Nederland. Habitattypen. KNNV Uitgeverij, Utrecht. JANSSEN, J.A.M. & J.H.J. SCHAMINÉE, Europese natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht. KRIJGSVELD, K.L., S.M.J. VAN LIESHOUT, J. VAN DER WINDEN & S. DIRKSEN, Verstoringsgevoeligheid van vogels. Literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Bureau Waardenburg bv, Vogelbescherming Nederland. MINISTER VAN LNV, 2006a. Natuurbeschermingswet 1998; bestaand gebruik en vergelijking implementatie andere lidstaten. Brief d.d. 1 september 2006, kenmerk TRCJZ/2006/2808. MINISTER VAN LNV, 2006b. Concept-Alterrarapport 'onderbouwing significant effect ammoniakdepositie op natuurgebieden' Brief d.d. 14 september 2006, kenmerk DN. 2006/2776. MINISTERIE VAN LNV, Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet Versie september Ministerie van LNV, Den Haag. MOLENAAR, J.G. DE, Lichtbelasting. Overzicht van de effecten op mens en dier. Alterrarapport 778. Alterra, Wageningen. NEUMANN, F. & H.E. WOLDENDORP (RED.), Praktijkboek Habitattoets. Praktische leidraad voor de toepassing van natuurbeschermingswetgeving bij projecten in Nederland en Vlaanderen. Sdu Uitgevers, Den Haag. POLDERPLAN EILANDSPOLDER, Eindrapportage van het project bedrijfsmaatwerk Eilandspolder. Plomp Agro, STIVAS Midden Noord-Holland ROOMEN, M.W.J. VAN, A. BOELE, M.J.T. VAN DER WEIDE, E.A.J. VAN WINDEN & D. ZOETEBIER Belangrijke vogelgebieden in Nederland, Actueel overzicht van Europese vogelwaarden in aangewezen en aan te wijzen speciale beschermingszones en andere belangrijke gebieden. SOVON-informatierapport 2000/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek- Ubbergen. SDU UITGEVERS, Flora- en faunawet, bewerkt en toegelicht door mr. L. Boerema, M.A. Huber, mr. drs. D. van der Meijden, J.A.M. van Spaandonk & mr. A.S. Vreugdenhil. Koninklijke Vermande, Den Haag. TEAM NATUUR EN LANDBOUW VAN STICHTING NATUUR EN MILIEU, Te veel van het goede. Stikstofneerslag op Habitatrichtlijngebieden. Netwerk van 12 provinciale Milieufederaties en de Stichting Natuur en Milieu. WINK, P., Jurisprudentie habitatrichtlijn. Artikel 6, tweede lid, Habitatrichtlijn. Meurs Juristen Nieuwsbrief 2(1): 3-4. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

20 Postadres Postbus BC Alkmaar Telefoon Fax Advies Aan : Johannes Hamersma Van : Sietske Felix Telefoon : Onderwerp : toetsing onderzoeken Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet Datum : 15 juni 2009 Bijlage : - Inleiding: De initiatiefnemer is van plan om in de Eilandspolder een potstal voor schapen te bouwen. Voor dit plan zijn twee locaties geselecteerd. In het kader van de Flora- en Faunawet is een quick scan uitgevoerd naar de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde flora en fauna op de beide locaties. Vanwege de Natuurbeschermingswet is het noodzakelijk dat een toets wordt uitgevoerd naar eventuele negatieve gevolgen van de plannen op de Eilandspolder. In opdracht van de gemeente Graft-de Rijp zijn beide onderzoeken beoordeeld. De rapporten zijn getoetst aan de Natuurbeschermingswet en beoordeeld of er eventueel ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is. Opmerkingen: Toetsing in het kader van de Flora- en faunawet Op 19 oktober 2007 is per soortgroep een inschatting gemaakt van het mogelijk voorkomen van beschermde soorten op beide locaties. Het onderzoeksgebied is potentieel geschikt voor: aandachtsgebied beschermde soort beschermingsregiem flora Zwanenbloem lichtste (tabel 1) vissen Bittervoorn strengste (tabel 3) Kleine modderkruiper middelste (tabel 2) amfibieën Rugstreeppad strengste (tabel 3) Meerkikker lichtste (tabel 1) Bastaardkikker lichtste (tabel 1) Gewone pad lichtste (tabel 1) vogels Weidevogels nesten beschermd *) Eenden nesten beschermd Meerkoet nesten beschermd Waterhoen nesten beschermd zoogdieren Noordse woelmuis strengste (tabel 3) Waterspitsmuis middelste (tabel 2) Haas lichtste (tabel 1) Mol lichtste (tabel 1) Veldmuis lichtste (tabel 1) Aardmuis lichtste (tabel 1) Bosspitsmuis lichtste (tabel 1) *) Alle vogels zijn gelijk beschermd. Voor vogels geldt dat vooral in het broedseizoen sprake is van verontrusting, doden en verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen. Als de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden zal in het algemeen niet snel ontheffing nodig zijn. Er moet vervolgonderzoek uitgevoerd worden naar zoogdieren en amfibieën uit tabel 2 en 3. Het gaat dan om de Rugstreeppad, de Noorse woelmuis en de Waterspitsmuis. Wanneer er werkzaamheden verricht gaan worden aan de oevers en/of het water moet ook onderzoek verricht worden naar de vissen (Bittervoorn en Kleine modderkruiper). Na het vervolg onderzoek kan pas bepaald worden of een ontheffing moet worden aangevraagd. Het verzoek tot ontheffing wordt vervolgens onderworpen aan een lichte of een uitgebreide toets, afhankelijk van de soorten die op de planlocatie voorkomen. Pag. 1 van 3

21 Toetsing aan de Natuurbeschermingswet Er is in oktober 2007 een voortoets uitgevoerd om te bepalen of de plannen negatieve effecten kunnen hebben voor het gebied de Eilandspolder-Oost. De Eilandpolder-Oost betreft een vogelrichtlijn en habitatrichtlijn gebied en is aangewezen als Natura2000-gebied. De voortoets heeft uitgewezen dat: - voor broedende Grutto s verslechtert of verdwijnt potentieel broedbiotoop - vanwege geluid en trillingen tijdens de bouw zijn geen negatieve gevolgen te verwachten mits de activiteiten buiten het broedseizoen plaatsvinden - vanwege extra beweiden en berijden/maaien zijn geen negatieve gevolgen te verwachten wanneer rekening gehouden wordt met het bedrijfsplan (maaien na 1 juli) - verstoring door de mens, zal na de bouw geen negatieve gevolgen hebben - door de ligging en de aard van de activiteiten kunnen er negatieve gevolgen zijn door vermesting Uit berekeningen blijkt dat alleen op de huidige locatie vergunning kan worden verleend als gerekend wordt tot de grens van het gevoelige habitattype. Als letterlijk volgens het wettelijk toetsingskader wordt getoetst moet op alle locaties vergunning worden geweigerd. De eindconclusie is dat uitbreiding van het bedrijf bij voorkeur moet plaatsvinden op de huidige locatie of een locatie buiten de Eilandspolder. Omdat er door de plannen negatieve effecten kunnen optreden is vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. Tevens moet onderzocht worden of het plan kan worden ingebed in het vast te stellen beheerplan voor het gebied. Over het vervolg moet contact opgenomen worden met het bevoegd gezag (Gedeputeerde Staten van de provincie waarin het Natura2000-gebied zich bevindt). Wanneer de gegevens voldoende worden geacht, beoordeelt het bevoegd gezag of er sprake is van een mogelijk negatief effect op het Natura2000-gebied. Op grond van de resultaten van een passende beoordeling beslist het bevoegd gezag of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet verleend kan worden. Wet milieubeheer Het bedrijf valt nu onder het Besluit landbouw. Een inrichting valt onder de werking van het Besluit landbouw wanneer er maximaal 2000 schapen 1 worden gehouden. Naar alle waarschijnlijkheid kan voor de nieuwe activiteit volstaan worden met een melding op grond van het Besluit landbouw milieubeer. Wet ammoniak en veehouderij Een milieuvergunningaanvraag voor een bedrijf dat in of nabij een voor verzuring gevoelig gebied (zoals de Eilandspolder) is gesitueerd, moet aan de Wet ammoniak en veehouderij worden getoetst. De toetsing kan waarschijnlijk achterwege blijven omdat het bedrijf meldingplichtig is. Wet geurhinder De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object dient ten minste 100 meter (indien een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom is gelegen) of 50 meter (buiten bebouwde kom) te bedragen. Gezien de ligging van beide locaties ten opzichte van woningen zal dit geen problemen geven. 1 CONCEPTBESLUIT LANDBOUWACTIVITEITEN 14 januari 2009 Pag. 2 van 3

22 Conclusie: Er moet vervolgonderzoek uitgevoerd worden naar Flora- en fauna. Een inschatting in de maand oktober is niet voldoende. De uitbreiding van het bedrijf moet bij voorkeur plaatsvinden op de huidige locatie of een locatie buiten de Eilandspolder. Door de plannen kunnen negatieve effecten optreden en is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. Bij de verdere uitwerking van de plannen moet rekening gehouden worden met andere wetgeving, zoals de Wet milieubeheer, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder. Advies: - In het kader van de Flora- en faunawet vervolg onderzoek laten uitvoeren naar beschermde soorten. De beste periode hiervoor is april-juli voor de Rugstreeppad en juni-oktober voor de overige soorten (Noordse woelmuis, Waterspitsmuis en eventueel Bittervoorn en Kleine modderkruiper). - In het kader van de Natuurbeschermingswet over het vervolg contact opnemen met het bevoegd gezag (provincie Noordholland). - In een later stadium zal de initiatiefnemer actie moeten ondernemen in het kader van de Wet milieubeheer. Naar alle waarschijnlijkheid kan hij volstaan met een melding op grond van het Besluit landbouw milieubeheer. Pag. 3 van 3

23 R. Zijp Geestessingel GA Alkmaar onderwerp ons kenmerk uw kenmerk behandeld door Ingen Flora en Faunawet, Eilandspolder P.J.H. van der Linden 20 juli 2009 Geachte heer Zijp, Op uw verzoek heb ik een oriënterend onderzoek uitgevoerd of de bouw van de potstal in de Eilandspolder effect kan hebben op het voorkomen van de rugstreeppad, waterspitsmuis, noordse woelmuis, kleine modderkruiper of bittervoorn. Daarbij is gelet op effecten op het individuele dier en op effecten op de populatie. De effecten van de bouwactiviteit, de veranderde omgeving en het veranderde gebruik zijn daarbij meegewogen. De aanleiding voor het onderzoek is het verzoek van het MRA, waarin veronderstelt wordt dat er schade kan worden veroorzaakt aan deze beschermde dieren. Bekend is dat alle vijf de genoemde soorten een levensvatbare populatie hebben in de Eilandspolder. Echter het voorkomen in algemene zin in de Eilandspolder hoeft niet in te houden dat de soort ook op uw perceel voorkomt en schade ondervind van de geplande activiteiten. Voor het overzicht geef ik eerst een schets van de geplande activiteiten en ga vervolgens in op de mogelijke effecten op de genoemde soorten. Tot slot kom ik met enkele aanbevelingen. Activiteiten Het plan is een uitbreiding van de stalcapaciteit te realiseren om voldoende ruimte te krijgen voor een kudde die in de Eilandspolder graasbeheer kan gaan uitvoeren. Het graasbeheer wordt grotendeels op terrein van Staatsbosbeheer uitgeoefend en heeft hun volledige instemming. Het uit te voeren beheer is noodzakelijk voor het instand houden van de veenweide in de Eilandspolder. De stal blijft tien meter of meer uit de oever van de sloot langs het perceel (conform tekening 1635, architektenburo Cornelis de Jong bna). Waterspitsmuis De waterspitsmuis is een oeverbewonende soort met een smal en langgerekte homerange, dat parallel ligt aan de oever. De waterspitsmuis kan voorkomen langs dr. A.R. Holplein MB Ingen (thuis) vanderlinden@elsenlinde.nl

24 vrijwel iedere slootoever in de Eilandspolder. Zolang er geen bouwactiviteiten (of opslag van materiaal) op de oever gebeurd zal er geen sprake zijn van een negatief effect op het voorkomen van de waterspitsmuis. De afstand van 10 meter die op de bouwtekening staat aangegeven is een voldoende maat om te voorkomen dat er schade wordt veroorzaakt. Noordse woelmuis De Noordse woelmuis is in gebieden waar de veldmuis aanwezig is in haar verspreiding beperkt tot natte rietlanden en moerassen. Uit eerdere inventarisaties in de Eilandspolder is de aanwezigheid van de veldmuis aangetoond. In dat onderzoek is tevens gebleken dat de noordse woelmuis in de Eilandspolder een beperkt habitat heeft dat uit veenmosrietlanden en andere kruidenrijke zeer natte gebieden bestaat. Op delen die als vaarland zijn te beschouwen, dus percelen zonder een vaste verbinding naar andere delen, komt de noordse woelmuis ook op drogere percelen voor. Het beoogde bouwperceel ligt aan de voet van de dijk. Het perceel is daarmee uitstekend ontsloten voor de veldmuis en daarmee niet geschikt als leefgebied voor de noordse woelmuis. Kleine modderkruiper Het is zeer waarschijnlijk dat de kleine modderkruiper in alle of vrijwel alle sloten in de Eilandspolder voorkomt. Echter aangezien de verspreiding van vissen strikt beperkt is tot het natte milieu en er niet op de oever gebouwd wordt is er absoluut geen schade te verwachten op de kleine modderkruiper. Bittervoorn De bittervoorn heeft een weide verspreiding in de Eilandspolder, maar zal niet iedere sloot kunnen bewonen. De soort is afhankelijk van grote mosselen voor het leggen van de eieren, en in te slibrijke delen kunnen deze mosselen niet voorkomen. Echter los of de bittervoorn wel of niet voorkomt in de sloten rondom het perceel, hij zal geen schade ondervinden van de geplande activiteiten. Immers er wordt niet op de oever gebouwd. Rugstreeppad De rugstreeppad kan in de ontwateringgreppels op het perceel een geschikt voortplantingwater vinden. Bekend is dat de rugstreeppad een overwinteringplek treft onder en nabij bebouwing in de lage polders. Ook onder de nabij liggende boerderij (Oostdijkje 7) zijn regelmatig rugstreeppadeden vlak voor de winterperiode waargenomen. De kans dat de rugstreeppad op het perceel voorkomt in de voortplantingstijd is dus zeer groot. Echter buiten de voortplanting en zeker in de wintermaanden zal de rugstreeppad niet voorkomen (er is immers geen geschikt winterbiotoop aanwezig). Dat betekent dus dat als er buiten de voortplantingtijd wordt gebouwd er geen schade wordt veroorzaakt aan de rugstreeppad.

25 Conclusie De beoogde bouwactiviteiten geven geen schadelijke effecten aan waterspitsmuis, bittervoorn en kleine modderkruiper op voorwaarde dat er een afstand van 10 meter tot de slootoever wordt bewaard, zowel voor de bouw van de potstal als voor tijdelijke opslag van materiaal. De beoogde bouwactiviteiten geven geen schadelijke effecten aan de noordse woelmuis, omdat deze niet op het perceel kan voorkomen door de aanwezigheid van de veldmuis. De beoogde bouwactiviteiten geven geen schadelijke effecten aan de rugstreeppad als er buiten het voortplantingseizoen wordt gewerkt. Geadviseerd wordt de potstal buiten de maanden maart tot juli te bouwen. Uit voorzorg kan de bouwvlek en de noodzakelijke werkruimte (inclusief opslag en toegang) tijdelijk worden uitgerasterd met fijn gaas (ingegraven). De kans op schade aan de rugstreeppad is dan verwaarloosbaar. Zo nodig kan het perceel voorafgaand aan de bouw gecontroleerd worden door een ecoloog op aanwezigheid van een verdwaalde rugstreeppad. Aangezien de mitigatie voor de rugstreeppad de schade aan de soort volledig voorkomt en de bouw geen nadelige effecten heeft op de beschermde soorten is geen ontheffing ex artikel 75 Flora en Faunawet noodzakelijk. Als de gemeentelijke overheid een garantie wenst voor uitvoering van de mitigatie kan deze dwingend worden opgenomen in de bouwvergunning. Bovendien is de ontwikkelaar c.q. de aannemer strafbaar als blijkt dat de mitigatie niet correct en niet volledig wordt uitgevoerd. In het kader van de Flora en Faunawet is dat een economisch delict. Met vriendelijke groet, P.J.H. van der Linden Els & Linde B.V.

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52 Cultuurhistorische Waardenkaart Page 1 of 1 03-sep-2010 CHW-kaart * Bouwkunde Bouwkunde punten Van waarde Grote waarde Zeer grote waarde Bouwkunde lijnen / Van waarde / Grote waarde / Zeer grote waarde Bouwkunde vlakken Van waarde Grote waarde Zeer grote waarde Archeologie Archeologie punten Archeologie lijnen Kaartschaal 1 : Archeologie vlakken Historische geografie Historische geografie punten Historische geografie lijnen Historische geografie vlakken Provinciale monumenten punten Provinciale monumenten lijnen Provinciale monumenten vlakken Rijksmonumenten * De CHW-kaart bevat ook de provinciale monumenten

53 Cultuurhistorische Waardenkaart Page 1 of 1 03-sep-2010 CHW-kaart * Bouwkunde Bouwkunde punten Bouwkunde lijnen Bouwkunde vlakken Archeologie Archeologie punten Van waarde Grote waarde Zeer grote waarde Archeologie lijnen / Van waarde / Grote waarde / Zeer grote waarde Archeologie vlakken Van waarde Grote waarde Zeer grote waarde Kaartschaal 1 : Historische geografie Historische geografie punten Historische geografie lijnen Historische geografie vlakken Provinciale monumenten punten Provinciale monumenten lijnen Provinciale monumenten vlakken Rijksmonumenten * De CHW-kaart bevat ook de provinciale monumenten

54 Cultuurhistorische Waardenkaart Page 1 of 1 03-sep-2010 CHW-kaart * Bouwkunde Bouwkunde punten Bouwkunde lijnen Bouwkunde vlakken Archeologie Archeologie punten Archeologie lijnen Archeologie vlakken Historische geografie Historische geografie punten Historische geografie lijnen / Van waarde / Grote waarde / Zeer grote waarde Historische geografie vlakken Van waarde Grote waarde Zeer grote waarde Kaartschaal 1 : Provinciale monumenten punten Provinciale monumenten lijnen Provinciale monumenten vlakken Rijksmonumenten * De CHW-kaart bevat ook de provinciale monumenten

55 Cultuurhistorische Waardenkaart Page 1 of 1 03-sep-2010 CHW-kaart * Bouwkunde Bouwkunde punten Bouwkunde lijnen Bouwkunde vlakken Archeologie Archeologie punten Archeologie lijnen Archeologie vlakken Historische geografie Historische geografie punten Historische geografie lijnen Historische geografie vlakken Provinciale monumenten punten punten Provinciale monumenten lijnen / lijnen Kaartschaal 1 : Provinciale monumenten vlakken vlakken Rijksmonumenten rijksmonumenten * De CHW-kaart bevat ook de provinciale monumenten

56 De Rijp, Oostdijkje Gem. Graft De Rijp (NH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Steekproefrapport /09

57 De Rijp, Oostdijkje Gem. Graft De Rijp (NH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Een onderzoek in opdracht van Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. Steekproefrapport /09 ISSN X auteur: drs. R. Exaltus, senior archeoloog autorisatie: dr. J. Jelsma, senior archeoloog De Steekproef werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.2 Foto s en tekeningen zijn gemaakt door de Steekproef bv, tenzij anders vermeld. De Steekproef bv, Zuidhorn, oktober 2010 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder bronvermelding. De Steekproef bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. De Steekproef bv Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Hogeweg TG Zuidhorn telefoon fax internet kvk info@desteekproef.nl

58 Inhoud Samenvatting 1. Inleiding Aanleiding en doel Locatie en administratieve gegevens 2 2. Bureauonderzoek Bronnen Resultaten bureauonderzoek Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel 7 3. Veldonderzoek Aanpak Bodem, reliëf en archeologie Conclusie en advies Appendix I: Archeologische periodes Appendix II: bekende archeologische waarden 12

59

60 Samenvatting In opdracht van Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. is door De Steekproef bv een uit twee deelgebieden bestaand plangebied onderzocht aan het Oostdijkje, ten noorden van De Rijp. Het onderzoek was gericht op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Aanleiding tot het onderzoek vormt de bouw van stallen in beide delen van het plangebied. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek door middel van boringen. Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit het neolithicum, een lage verwachting voor resten uit de bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen en een hoge verwachting voor huisplaatsen uit de volle en de late middeleeuwen. Voor resten uit de nieuwe tijd geldt een lage verwachting. In elk van de beide delen van het plangebied zijn vijf boringen gezet in een ruitpatroon. Elke boring is doorgezet tot een diepte van tenminste drie meter beneden het maaiveld. Tevens is op elk deel van het plangebied de middelste boring doorgezet tot een diepte van vier meter. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem in beide delen van het plangebied vanaf ongeveer een meter beneden het maaiveld uit gelaagde wad-afzettingen bestaat. De naar boven toe afnemende hoeveelheid zandlaagjes hierin getuigt van geleidelijk aan rustiger wordende afzettingsomstandigheden. Uiteindelijk is de klei afgedekt geraakt met veen. De top hiervan is sterk veraard. Zowel de inspectie van het reliëf en het slotenpatroon als de resultaten van het booronderzoek hebben geen aanwijzingen opgeleverd dat in beide delen van het plangebied huisplaatsen en/of terprestanten aanwezig zijn. Evenmin heeft het booronderzoek archeologische indicatoren opgeleverd die kunnen wijzen op afgedekte vindplaatsen uit het neolithicum. Het uitgevoerde onderzoek geeft derhalve geen aanleiding tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek.

61 Figuur 1. De Rijp, Oostdijkje. De beide delen van het plangebied liggen in de rode cirkels (Bron: ANWB, 2005.Topografische Atlas Nederland 1: ANWB bv, Den Haag.)

62 1. Inleiding 1.1 Aanleiding en doel In opdracht van Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v., vertegenwoordigd door de heer E.R. Druijf, is door De Steekproef bv een uit twee deelgebieden bestaand plangebied onderzocht aan het Oostdijkje ten noorden van De Rijp (Figuur 1). Het onderzoek was gericht op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Aanleiding tot het onderzoek vormt de bouw van stallen in beide delen van het plangebied. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek door middel van boringen. Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel van het gebied aan de hand van beschikbare fysisch geografische, archeologische en historisch geografische informatie. Tijdens het veldonderzoek is dit verwachtingsmodel getoetst. Het doel van het karterend veldonderzoek is het vaststellen van de mate van gaafheid van het bodemprofiel en de aanwezigheid hierin van archeologische waarden. Hierbij wordt gekeken naar de bodemopbouw en de mate waarin deze intact is en naar het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals bewerkt en verbrand vuursteen, aardewerk, bouwmateriaal, bot en houtskool. Figuur 2. De Rijp, Oostdijkje. Het noordelijke deel van het plangebied gezien vanaf het Oostdijkje in westelijke richting. 1

63 Figuur 3. De Rijp, Oostdijkje. Het zuidelijke deel van het plangebied gezien vanaf het Oostdijkje in westelijke richting. 1.2 Locatie en administratieve gegevens De beide delen van het plangebied liggen pal ten westen van het Oostdijkje, ten noorden van De Rijp en zijn elk ongeveer 0,1 hectare groot. De hoogte van het onderzoeksgebied ligt rond 2 m -NAP. Beide delen van het plangebied waren ten tijde van het onderzoek in gebruik als weiland. 2

64 Tabel 1. De Rijp, Oostdijkje. Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied. Provincie Noord-Holland Gemeente Graft De Rijp Plaats De Rijp Toponiem Oostdijkje Coördinaten hoekpunten, noordelijke deelgebied 119,420/509,338; 119,451/509,338; 119,420/509,310; 119,551/509,310 Coördinaten hoekpunten zuidelijke deelgebied 119,351/508,906; 119,396/508,906; 119,351/508, ,396/508,861 Bevoegde overheid Gemeente Graft De Rijp Opdrachtgever Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. ARCHIS CIS-code ISSNnr X Steekproef projectcode /09 Geomorfologische context Veen ontginningsvlakte NAP hoogte maaiveld Rond 2 m -NAP maximale diepte onderzoek 4 m min maaiveld Uitvoering van het veldwerk 5 oktober 2010 Beheer en plaats documentatie De Steekproef bv / Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) 3

65 2. Bureauonderzoek 2.1 Bronnen Voor het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van de volgende bronnen (Tabel 2). Tabel 2: De Rijp, Oostdijkje. Geraadpleegde literatuur, bronnen en kaarten. ANWB, Topografische Atlas Noord-Holland 1: ANWB bv, Den Haag. Beleidsnota Archeologie gemeente Graft, De Rijp en Schermer. Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland. Centraal Archeologisch Archief (CAA) en Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) [ARCHIS]. Indicatieve Kaart Archeologisch Waarden (IKAW) Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.1. College voor de Archeologische Kwaliteit ( De Mulder, E.F.J. & J.H.A. Bosch Holocene Stratigraphy, Radiocarbon Datings and Paleogeography of Central and Northern North-Holland (The Netherlands). Mededelingen Rijks Geologische Dienst 36:3, De Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff & T.E. Wong De Ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten. 12 Provinciën 2006/2007. Atlas van Topografische Kaarten. Nederland Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. 12 Provinciën Luchtfoto-Atlas Noord-Holland 1: Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. Provincie Noord-Holland; Cultuurhistorische waardenkaart ( Stichting voor Bodemkartering, Bodemkaart van Nederland 1: Toelichting bij Kaartblad 24 Oost StiBoKa, Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, Geomorfologische Kaart van Nederland 1: Kaartblad 24 Oost. StiBoKa, Wageningen. Uitgeverij Nieuwland, Grote Historische Topografische Atlas ± Noord-Holland 1 : Uitgeverij Nieuwland, Tilburg. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Grote Historische Provincie Atlas 1: Noord-Holland Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen. 4

66 2.2 Resultaten bureauonderzoek In de periode na de ijstijden (het Holoceen) smolten de ijskappen en raakte het Noordzeebekken gevuld met water. Vanaf het moment van binnendringen van de zee in West-Nederland begon een natuurlijk proces van ophoging van de bodem door de afzetting van zeezand en zeeklei alsmede door veengroei. Veengroei vond plaats onder invloed van de stijgende grondwaterspiegel. De processen van sedimentatie van zand en klei en veengroei hielden vanaf 6000 voor Chr. min of meer gelijke tred met de doorgaande relatieve zeespiegelstijging. Langs de Noordzeekust ontstonden door golfwerking en zeestromingen strandwallen die zijn opgebouwd uit zand uit het Noordzeebekken. Door de stijging van de zeespiegel schoven de kustlijn en de daarbij behorende strandwallen steeds verder naar het oosten op. De zone met strandwallen is plaatselijk acht kilometer breed geworden. Achter de strandwallen lag een lagune waarin zand en klei werd afgezet en waarin veen kon groeien. De zee had toegang tot de lagune door een aantal zeegaten in de strandwallenkust. Vanuit deze zeegaten is klei afgezet (de Beemsterafzettingen). Rond 4100 voor Chr. vormde het gebied van de huidige gemeente Graft De Rijp een open waddengebied met kwelders langs de randen. Vanaf ongeveer 3000 voor Chr. is grootschalige veengroei op gang gekomen in West-Nederland. Deze veengroei is doorgegaan tot het begin van de veenontginningen tussen 800 en 1000 AD en werd afgewisseld door perioden waarin klei over het veen is afgezet. Hierdoor is het Hauwertcomplex ontstaan. Het plangebied ligt op een veen-ontginningsvlakte. De bodems bestaan uit koopveengronden op veenmosveen (classificatie bodemkaart hvs met grondwatertrap II: gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen minder dan 40 cm beneden het maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 50 en 80 cm beneden het maaiveld). De koopveengronden bestaan uit kleiige veen of venige klei die in de bovengrond goed veraard is. Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) liggen de beide delen van het plangebied in een zone met een lage kans op archeologische waarden. De Eilandspolder is echter al vanaf de tiende eeuw bewoond. Sinds deze periode vonden vanaf de door het gebied stromende Schermer en Leet ontginningsactiviteiten plaats. De bewoning was geconcentreerd op langs deze stroompjes gelegen veenterpjes. In beide delen van het plangebied liggen geen bekende archeologische vindplaatsen. Het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geeft ten zuiden van het plangebied de ligging aan van één monument en van zeven archeologische waarnemingen. 5

67 Het monument (4839) betreft een mogelijke terprestant uit de middeleeuwen. De waarnemingen , , , , , en liggen achtereenvolgens van west naar oost op enkele honderden meters ten noordwesten van het plangebied. Het betreft middeleeuwse vondsten (met name aardewerkresten die zijn aangetroffen tijdens een in 1987 door RAAP uitgevoerde archeologische inventarisatie van het gebied (Pragt J.M.C., 1987; RAAP-rapport 12). Volgens de Beleidsnota Archeologie van Graft, De Rijp en Schermer geldt voor het plangebied dat binnen de bovenste decimeters van de bodem sporen van landbouw en van bewoning vanaf de late middeleeuwen verwacht kunnen worden. Bij grondroerende werkzaamheden die dieper reiken dan 40 centimeter op plangebieden die groter zijn dan 500 vierkante meter dient hier rekening te worden gehouden met archeologische waarden. In Figuur 4 is een uitsnede afgebeeld van de topografische kaart uit Deze kaart laat zien dat de situatie in en rond de beide delen van het plangebied sinds 1857 nauwelijks veranderd is. Beide delen van het plangebied lagen ook toen al op langs het Oostdijkje gelegen graslandpercelen. Van enige bebouwing in de directe nabijheid van beide delen van het plangebied was toen nog geen sprake. Figuur 4. De Rijp, Oostdijkje. Uitsnede uit de topografische kaart van

68 2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Op basis van het bureauonderzoek is het volgende archeologische verwachtingsmodel geformuleerd: Omdat het plangebied in een gebied ligt dat in het neolithicum een wadden- en kweldergebied vormde kan niet op voorhand worden uitgesloten dat op eventueel in de diepere ondergrond aanwezige kreekruggen resten van tijdelijke kampementen uit het neolithicum aanwezig zijn. Archeologische indicatoren uit het neolithicum kunnen bestaan uit vondstlagen van vuile (houtskool bevattende) klei, lagen die rijk zijn aan schelp, bewerkt vuursteen, verbrand bot en aardewerk. Hiervoor geldt in het plangebied dan ook een middelhoge verwachting. Voor resten uit de bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen geldt in verband met de afdekking met veen een lage verwachting. Door de ontginning vanaf de tiende eeuw geldt een hoge verwachting voor huisplaatsen uit de volle en de late middeleeuwen. Gezien de ligging op ruime afstand van de historische kern van De Rijp, in een gebied dat altijd uit natte weilanden heeft bestaan, is de kans op resten uit de nieuwe tijd laag. Mogelijke grondsporen uit de middeleeuwen kunnen bestaan uit ophogingslagen, paalgaten van huizen of spiekers, afvalkuilen of greppels. 7

69 3. Veldonderzoek 3.1 Aanpak In verband met de geringe afmetingen van beide delen van het plangebied zijn op elk deel vijf boringen gezet in een ruitpatroon. De bovenste meter is geboord met een edelmanboor met een diameter van 12 cm waarbij het opgeboorde materiaal laagsgewijs is afgesneden. Deze aanpak volstaat volgens de Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (SIKB, 2006) als brede zoekoptie voor het opsporen van vindplaatsen in klei (zoekoptie E2). Vervolgens is op alle boorpunten met een guts doorgeboord tot een minimale diepte van drie meter. Deze aanpak volstaat voor het opsporen van door een archeologische laag gekenmerkte vindplaatsen uit alle perioden (zoekoptie B1). Op elk van de beide deellocaties is de middelste boring doorgezet tot een diepte van vier meter. Van alle boorpunten is de NAP-hoogte bepaald. De ligging van de boorpunten is afgebeeld op Figuur 5. De boringen zijn weergeven in de boorprofielen in Figuur 6. 8

70 Figuur 5. De Rijp, Oostdijkje. Boorpuntenkaart. De plangebieden liggen binnen de stippellijn; de genummerde punten geven de uitgevoerde boringen weer. 9

71 3.2 Bodem, reliëf en archeologie Op 5 oktober 2010 zijn door De Steekproef tien boringen gezet in beide delen van het plangebied. Nergens in het plangebied zijn aan het oppervlak reliëfverschillen aanwezig die zouden kunnen wijzen op terprestanten in de ondergrond. Ook de slootpatronen vertonen geen afwijkingen die op terprestanten en/of huisplaatsen zouden kunnen wijzen. Alle boringen zijn doorgezet tot een minimale diepte van drie meter beneden het maaiveld. De hoogte van het maaiveld ligt rond 2 meter beneden NAP. De resultaten van het booronderzoek zijn afgebeeld in de Figuur 6. Bovenin alle boringen is een enkele decimeters dik pakket aangetroffen dat bestaat uit een mengsel van klei en (sterk veraard) veen. Deze bouwvoor ligt op een dertig tot vijftig centimeter dik pakket sterk veraard veen. Dit veen gaat naar beneden toe over in matig veraard veen. Op de iets lager gelegen boorpunten 8, 9 en 10, ontbreekt het matig veraarde veen. Vanaf een diepte van ongeveer drie meter beneden NAP is grijze, matig slappe klei waargenomen die incidenteel wordt onderbroken door een enkel dun zandlaagje. Naar beneden toe neemt zowel het aantal zandlaagjes als de dikte hiervan geleidelijk aan toe. Onderin de boringen wordt de grijze, matig slappe klei onderbroken door talrijke zandlaagjes. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Om deze reden heeft geen vindplaatsbeoordeling plaatsgevonden aan de hand van de waarderingstabel uit de KNA 3.1 (VS06). 10

72 Figuur 6. De Rijp, Oostdijkje. Weergave van de resultaten van het booronderzoek in de vorm van boorprofielen. 11

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3004002 + NL4000056 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden

Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden 4luikFolder/NW.indd 1 09-07-2007 11:35:47 Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden Afspraken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Nadere informatie

website - 47-RO-2009015319-ab.doc Pagina 1

website - 47-RO-2009015319-ab.doc Pagina 1 website - 47-RO-2009015319-ab.doc Pagina 1 Ons kenmerk RO/2009015319 Behandeld door de heer B. Klijs (0592) 36 56 64 Onderwerp: Vergunning artikel 19d van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) 1998 BESLUIT

Nadere informatie

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons) Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen

Nadere informatie

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland Bijlage 3. Ecologie B3.1. Beleidskader Aanleiding en doel De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van 31 woningen op een deels braakliggende kavel en delen van zeer diepe achtertuinen (zie ook paragraaf

Nadere informatie

memo Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst

memo Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst memo aan: van: Gemeente Overbetuwe SAB: Johan van der Burg, Nicol Hesselink-Lodewick datum: 21 mei 2013 betreft: Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst project: 80917.18

Nadere informatie

Natuurtoets omgevingsvergunning bouw woning Horsterweg 217 Ermelo

Natuurtoets omgevingsvergunning bouw woning Horsterweg 217 Ermelo Natuurtoets omgevingsvergunning bouw woning Horsterweg 217 Ermelo Opdrachtgever Contactpersoon Grondvitaal Voorthuizerstraat 256 3881 SN PUTTEN Cobie Mertens Uitvoering Groenewold Adviesbureau voor Milieu

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 22 juni 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-005160 - gemeente Putten Activiteit

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 30 juni 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-007675 - gemeente Almere Activiteit

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 23 januari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-010547 - gemeente Haaksbergen

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 19 september 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-00078 - gemeente Nunspeet

Nadere informatie

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b 2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 13 november 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-000192 -

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd, lid 1, onder b Datum : 23 januari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-010311 - gemeente

Nadere informatie

Stappenplan vergunningaanvraag

Stappenplan vergunningaanvraag Stappenplan vergunningaanvraag Op grond van de natuurbeschermingswet 1998 1 De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van gebieden, die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Een belangrijk

Nadere informatie

Nieuwe bedrijfslocaties

Nieuwe bedrijfslocaties E c o l o g i s c h e i n v e n t a r i s a t i e Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Midwolda-Nieuwlandseweg Arts/Rulo te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Tevens is gekeken

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 17 maart 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-013911 - gemeente Ede

Nadere informatie

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/ Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/6 Afbeelding 2. Impressie plangebied met mogelijk te kappen bomen. 1.2 Wijzigingen toetsingskader Het project wordt uitgevoerd in 2017. Op 1 januari 2017

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 27 november 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2015-009212 - gemeente Amersfoort Activiteit

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 23 juni 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-017309 - gemeente Ermelo Activiteit

Nadere informatie

Onderzoek flora en fauna

Onderzoek flora en fauna Onderzoek flora en fauna 1. Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum : 21 januari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-010894 - gemeente Ermelo Activiteit

Nadere informatie

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

Art. 14. Art. 15. Art. 16. N. 2000 2153 [C 2000/35885] 17 JULI 2000. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum : 8 september 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-002524 - gemeente Ede Activiteit : het

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum : 20 april 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-001015 - gemeente Berkelland Activiteit

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 18 juni 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2015-005202 - gemeente Ede Activiteit

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 8 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2010-005930- gemeente Harderwijk Activiteit : Uitbreiding

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 16 juni 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-003086 - gemeente Hof van Twente

Nadere informatie

Notitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar

Notitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar Notitie Contactpersoon Marike Aalbers en Elles van Drunen Datum 12 juni 2014 Kenmerk N005-1222424XMA-baw-V02-NL Aanleiding Voor het terrein aan de Spoorallee te Zevenaar wordt een nieuw bestemmingsplan

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 21 augustus 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2015-004219 - gemeente Ede Activiteit

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 5 april 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-002289 - gemeente Leusden Activiteit

Nadere informatie

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Quick scan ecologie Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Samenvatting Inhoud H 01 Aanleiding Voor de Mientweg 5 en Mientweg 29 te Lutjewinkel wordt een ruimtelijke ontwikkeling voorbereidt. Het gaat om de ontwikkeling

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 24 juli 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-000028 - gemeente Maasdriel Activiteit

Nadere informatie

Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Nb-wet POV-dag 'het delen-durven-doen'festival donderdag 5 januari 2017

Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Nb-wet POV-dag 'het delen-durven-doen'festival donderdag 5 januari 2017 Directie Natuur en Biodiversiteit 1 Directoraat-Generaal Agro en Natuur Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 Het delen, durven, doen festival Directie Natuur en

Nadere informatie

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikelen 19d en 19e

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikelen 19d en 19e 2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikelen 19d en 19e Datum : 1 augustus 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2013-018427 - gemeente Dronten Activiteit

Nadere informatie

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Op het op 30 december 2015 door ons ontvangen verzoek om een verklaring van geen bedenkingen in het kader van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt CONCEPT Omgevingsdienst Regio Utrecht juli 2012 kenmerk/ opgesteld door beoordeeld door Ronald Jansen Dagmar Storm INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding...

Nadere informatie

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: Plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d. 21-3-2013 met bladnummer NB-02.

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: Plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d. 21-3-2013 met bladnummer NB-02. Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 De heer H. Valk Hubertsallee 4 8055 PG LAAG ZUTHEM

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2005:AU6656

ECLI:NL:RVS:2005:AU6656 ECLI:NL:RVS:2005:AU6656 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-11-2005 Datum publicatie 23-11-2005 Zaaknummer 200505407/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 12 augustus 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-003206 - gemeente Aalburg

Nadere informatie

A&W-notitie 1660tal/ms

A&W-notitie 1660tal/ms 2 A&W-notitie 1660tal/ms 2 A&W-notitie 1660tal/ms 3 4 A&W-notitie 1660tal/ms 4 A&W-notitie 1660tal/ms 5 6 A&W-notitie 1660tal/ms 6 A&W-notitie 1660tal/ms 7 8 A&W-notitie 1660tal/ms 8 A&W-notitie 1660tal/ms

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 27 januari 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-001222 - gemeente Woudenberg

Nadere informatie

Q,dbn. Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Omgevingsdienst Brabant Noord

Q,dbn. Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Omgevingsdienst Brabant Noord Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Q,dbn Omgevingsdienst Brabant Noord Op het op 1 maart 2016 door ons ontvangen verzoek om een verklaring van geen bedenkingen in

Nadere informatie

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op de op 2 december 2016 door ons ontvangen aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming van R. Verburgt

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003054 + NL9802058

Nadere informatie

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda Natuurtoets Permanente openstelling A12 Woerden Gouda 1. Wet- en regelgeving Flora- en faunawet (Ffw) De Ffw is gericht op de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied.

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 11 december 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-012145 - gemeente Oude IJsselstreek

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum : 5 juni 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-003923 - gemeente Maasdriel Activiteit

Nadere informatie

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Heilleweg 21 te Sluis 1 QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Heilleweg 21 te Sluis Opdrachtgever: A.C. Dingemans Heilleweg 21 4524 KL Sluis Opgesteld door: ZLTO Advies Cereshof 4 4463 XH

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 25 maart 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-014198- gemeente Hof van

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 30 juni 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-006217 - gemeente Ede Activiteit

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 27 februari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-012145 - gemeente Oude IJsselstreek

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum : 8 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-005393 - gemeente Barneveld Activiteit :

Nadere informatie

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Op het op 11 juni 2015 door ons ontvangen verzoek om een verklaring van geen bedenkingen in het kader van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

Besluit. De heer L.L.M. Kortier Kortenroelefsweg 2 7482 PP HAAKSBERGEN. Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning. Geachte heer Kortier,

Besluit. De heer L.L.M. Kortier Kortenroelefsweg 2 7482 PP HAAKSBERGEN. Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning. Geachte heer Kortier, Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 De heer L.L.M. Kortier Kortenroelefsweg 2 7482 PP HAAKSBERGEN

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum : 27 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-003821 - gemeente Putten Activiteit : het

Nadere informatie

memo Actualisatie Flora- en faunaonderzoek in verband met nieuwe Wet natuurbescherming.

memo Actualisatie Flora- en faunaonderzoek in verband met nieuwe Wet natuurbescherming. memo aan: van: ons kenmerk: Gemeente Haaren SAB FRAN/VERK/100799.03 datum: 27 februari 2017 betreft: Actualisatie Flora- en faunaonderzoek in verband met nieuwe Wet natuurbescherming. INLEIDING In Esch

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 14 juli 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-016928 - gemeente Hof van Twente Activiteit

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA QUICKSCAN FLORA EN FAUNA Behorende bij project: Oostkanaalweg 44, te Ter Aar Gemeente Nieuwkoop Opdrachtgever : Keijzer Dakbedekking b.v. Projectnummer : PS.2017.714 Datum : 21 augustus 2017 Niets uit

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 24 februari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-012442 - gemeente Doetinchem

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum : 21 januari 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2013-014115 - gemeente Putten Activiteit : het

Nadere informatie

Quickscan flora en fauna Grasveld Venneperweg 827 Nieuw-Vennep

Quickscan flora en fauna Grasveld Venneperweg 827 Nieuw-Vennep Quickscan flora en fauna Grasveld Venneperweg 827 Nieuw-Vennep Een verkenning naar de ecologische waarden Cluster Ruimtelijke Ontwikkeling Team BVRM Datum 15 februari 2017 HOOFDSTUK 1: Inleiding Per 1

Nadere informatie

Opdrachtgever: Gemeente Hilvarenbeek projectnummer:

Opdrachtgever: Gemeente Hilvarenbeek projectnummer: Memo Opdrachtgever: Gemeente Hilvarenbeek projectnummer: 208.00.00.00.00 Aan: Fons d'haens Van: Henk Veldhuis Onderwerp: Ammoniakregels in het bestemmingsplan Datum: 25-11-2013 W a t i s h e t probleem?

Nadere informatie

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998 Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Vergunning Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998 Pascal Haumann B.V., Halve Maan 3 te Well Zaaknummer: 2015-0351 Kenmerk: 2016/98662 d.d. 15 december

Nadere informatie

: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Verplaatsing en uitbreiding veehouderij Van der Sluis (Van Oordt's Mersken)

: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Verplaatsing en uitbreiding veehouderij Van der Sluis (Van Oordt's Mersken) Maatschap Van der Sluis De Leijen 13 8401 AX GORREDIJK Leeuwarden, 21 september 2012 Verzonden, Ons kenmerk : 01017538 Afdeling : Stêd en Plattelân Behandeld door : G. Wijnsma / (058) 292 58 08 of g.wijnsma@fryslan.nl

Nadere informatie

Voortoets Natura Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle

Voortoets Natura Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle Voortoets Natura 2000 Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle Aanleiding Voor het perceel gelegen aan de Dwarsdijk 2 te Halle is een vergroting van de rundveestalling voorzien, evenals een vergroting

Nadere informatie

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 Maatschap Stam Brasbeek 90 8326 BR SINT JANSKLOOSTER

Nadere informatie

Het volgende stuk maakt onderdeel uit van de vergunning: plattegrondtekening d.d behorende bij de melding verplaatsen inrichting.

Het volgende stuk maakt onderdeel uit van de vergunning: plattegrondtekening d.d behorende bij de melding verplaatsen inrichting. Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl J.P.M. Fleerkotte Hardenbergerweg 65 7651 LK TUBBERGEN KvK 51048329 IBAN NL45RABO0397341121

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP 1 NATURA 2000 IN NIEUWKOOP Gebiedsanalyse Aanvulling en wijziging van gegevens in verband met de publicatie van het Ontwerpbesluit INCAconsult 16 september 2008 2 Aanvulling en wijziging van gegevens in

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg 101 te Dalfsen Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden Datum: 09-10-2012 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer:

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum : 18 november 2013 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2013-011300 - gemeente Aalten Activiteit : het

Nadere informatie

: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Pluimveehouderij De Haan, Zevenhuizen (Bakkeveense Duinen)

: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Pluimveehouderij De Haan, Zevenhuizen (Bakkeveense Duinen) Pluimveehouderij De Haan BV T.a.v.: Dhr. R. Bosma Dwarshaspel 8 9354 VS ZEVENHUIZEN Leeuwarden, 14 september 2012 Verzonden, Ons kenmerk : 01014489 Afdeling : Stêd en Plattelân Behandeld door : G. Wijnsma

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 16 december 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-008636 - gemeenten Harderwijk, Nunspeet en

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 3 oktober 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-011430 gemeente Apeldoorn Activiteit : plaatsen

Nadere informatie

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet. Aan Rob Knijn Van C. van den Tempel CC M. Witteveldt Datum 12 januari 2017 Betreft Flora- en faunagegevens Middenweg Zuid Project Herontwikkeling Middenweg Zuid Geachte heer Knijn, Beste Rob, In 2014 en

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 7 september 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-005866 - gemeente Montferland Activiteit

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 8 september 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2015-008633 - gemeente Voorst Activiteit

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19f/g Datum besluit : 31 maart 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2016-002238 - gemeente Bunschoten-

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Verbeterd exemplaar BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d en 19e Datum besluit : 4 november 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-008837 - gemeente

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS

Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS Betreft Risico inventarisatie ecologie voor percelen Brabantse Wal 1 Inleiding De Buisleidingenstraat N.V. onderzoekt op

Nadere informatie

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Op het op 6 januari 2016 door ons ontvangen verzoek om een verklaring van geen bedenkingen in het kader van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften: Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 Maatschap Tijans-Kamphuis Roorderheurneweg 2 7587 LJ

Nadere informatie

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: de plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d. 10 november 2010.

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: de plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d. 10 november 2010. Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 De heer H.H.J. Kip Gammelkerstraat 11 7561 PH DEURNINGEN

Nadere informatie

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet Inleiding Praktisch overal in Nederland komen beschermde soorten flora en fauna voor. Bekende voorbeelden zijn de aanwezigheid van rugstreeppadden op

Nadere informatie

BESCHIKKING D.D. 13 AUGUSTUS ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN

BESCHIKKING D.D. 13 AUGUSTUS ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN BESCHIKKING D.D. 13 AUGUSTUS 2012 - ZAAKNUMMER 2011-019213 - VAN GEDEPUTEERDE STATEN Natuurbeschermingswet 1998 Artikel 19 D/E Rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij aan de Veenstraat 7 te Lunteren Beslissing

Nadere informatie

Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998

Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Vergunningaanvraag ex art. 16 (beschermde natuurmonumenten) Algemene aanwijzingen - Wij adviseren u vooraf de informatie uit het informatiepakket goed door

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 002 Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten naar

Nadere informatie

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Ons kenmerk C2139347/3715576 op de op 2 januari 2014 door ons ontvangen aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 16 en/of 19d van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem

Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden Datum: 28-11-2011 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer:

Nadere informatie

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: De technische tekening van de aangevraagde situatie, d.d. 15 januari 2004.

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: De technische tekening van de aangevraagde situatie, d.d. 15 januari 2004. Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 Maatschap Ter Braak t.a.v. F. Ter Braak Holthuizerstraat

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 14 juli 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-016115 - gemeente Ede Activiteit

Nadere informatie

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 19D VAN DE NATUURBESCHERMINGSWET 1998 (NB-WET 1998)

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 19D VAN DE NATUURBESCHERMINGSWET 1998 (NB-WET 1998) 1 Assen, 13 oktober 2014 Ons kenmerk 201401378-00441211 BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 19D VAN DE NATUURBESCHERMINGSWET 1998 (NB-WET 1998) 1. De aanvraag

Nadere informatie

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Verordening vastgesteld: 26-06-2003 In werking getreden: 15-09-2003 COMPENSATIEVERPLICHTING Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan

Nadere informatie

Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Luttikhuisen, Broekhuizerdijk 38 te Melderslo Zaaknummer:

Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Luttikhuisen, Broekhuizerdijk 38 te Melderslo Zaaknummer: Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Vergunning Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998 Luttikhuisen, Broekhuizerdijk 38 te Melderslo Zaaknummer: 2015-0862 Kenmerk: 2016/93247 d.d. 24 november

Nadere informatie

BESCHIKKING D.D. 1 OKTOBER 2012 - ZAAKNUMMER 2012-002786 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESCHIKKING D.D. 1 OKTOBER 2012 - ZAAKNUMMER 2012-002786 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESCHIKKING D.D. 1 OKTOBER 2012 - ZAAKNUMMER 2012-002786 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Natuurbeschermingswet 1998 Artikel 19d en 19e Betreft een melkveehouderij aan de Weusdijk 2,4 & 6 te Ruurlo,

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b Datum : 26 juni 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2015-002937 gemeente

Nadere informatie

Bijlage bij besluit DRZO/2010-2825

Bijlage bij besluit DRZO/2010-2825 Bijlage bij besluit DRZO/2010-2825 Natuurbeschermingswet 1998 Vergunning project Verbreding A50 tracé Ewijk-Valburg, aanleg en gebruik extra Waalbrug en renovatie huidige Waalbrug INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN

Nadere informatie