De visie die het VVKSO heeft ontwikkeld over een toekomstig secundair onderwijs, krijgt zijn concretisering in een aangepaste onderwijsstructuur.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De visie die het VVKSO heeft ontwikkeld over een toekomstig secundair onderwijs, krijgt zijn concretisering in een aangepaste onderwijsstructuur."

Transcriptie

1 Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel INTERN DOCUMENT VVKSO CODIS/DOC/12/ TOEKOMST SO inkleuren - Studieaanbod 1 Inleiding De visie die het VVKSO heeft ontwikkeld over een toekomstig secundair onderwijs, krijgt zijn concretisering in een aangepaste onderwijsstructuur. Deze nieuwe onderwijsstructuur beoogt: een transparanter studieaanbod met minder studierichtingen die zich inhoudelijk duidelijker van mekaar onderscheiden. Het te groot aantal structuuronderdelen en het gebrek aan inhoudelijke kennis van al deze structuuronderdelen draagt niet bij tot een juiste studiekeuze. de realisatie van een studieaanbod dat alle talenten van alle leerlingen tot hun recht laat komen en deze jongeren maximale kansen geeft op een succesvolle doorstroming naar hoger onderwijs en/of op werkgelegenheid. Eigen aan dat studieaanbod zijn een eerste graad die volop inzet op de brede algemene vorming; een tweede/derde graad waarin de hiërarchische perceptie van studierichtingen wordt weggewerkt. Deze perceptie wordt nu versterkt door een strakke indeling in onderwijsvormen die het watervalsysteem in stand houdt. De keuze gaat naar een continuüm van studierichtingen dat geen strakke grenzen trekt. de realisatie van een rationeler, gedifferentieerd en voldoende complementair studieaanbod, dat evenwichtig uitgebouwd wordt door de verschillende scholen van de scholengemeenschap. 2 Organisatie van het toekomstig studieaanbod so: sturen of faciliteren? Bij de organisatie van een toekomstig studieaanbod so moet aan de scholen en scholengemeenschappen een eigen dynamiek gegund worden. Top-down beslissingen genereren een averechts effect. Anderzijds leert de ervaring dat er in veel regio s door het (te) vrijblijvend karakter van de investering in een toekomstig studieaanbod so weinig zal bewegen. Er zullen dus faciliterende maatregelen door de overheid (en waar mogelijk ook door het VVKSO) moeten genomen worden. Over deze delicate evenwichtsoefening (investeren op eigen initiatief en/of sturen en/of faciliteren) moet grondig gereflecteerd worden. Enkele elementen ter overweging:

2 2 2.1 Geen decretale verplichtingen Het VVKSO is geen vragende partij voor decretale directieven. Immers, het onderwijslandschap is te divers om alle mogelijke organisatie- of structuurmodellen in één decreet te vatten. Het VVKSO zal zelf geen schoolstructuurmodellen (middenscholen; bovenbouwscholen; zesjarige scholen; domeinscholen ) vooropstellen. Het is evenmin van plan om in te grijpen in de pedagogischdidactische organisatievormen. Ook de overheid dient dit niet te doen. De overheid kan een aantal (erkennings)voorwaarden uitschrijven maar het lokale niveau moet zelf kunnen beslissen binnen welke schoolstructuren de voorwaarden zullen gerealiseerd worden. 2.2 Geleidelijke realisatie Inherent aan de implementatie van de door het VVKSO ontwikkelde visie over een toekomstig secundair onderwijs, is de weg van de geleidelijkheid. Het is lang niet vanzelfsprekend om het huidig onderwijslandschap op korte termijn te herverkavelen. Men moet immers rekening houden o.m. met de geografisch brede spreiding van de secundaire scholen, met de infrastructurele beperkingen en ook met het bestaan van verschillende schoolculturen. Omdat de implementatie niet haalbaar is op korte termijn, kan best een groeipad uitgetekend worden. Het traject, gespreid in de tijd, hoeft niet voor elke school/scholengemeenschap/onderwijsregio identiek te zijn. Een aantal scholengemeenschappen of subregio s binnen een scholengemeenschap heeft in de afgelopen jaren reeds één of meer stappen van het traject afgelegd. Daar is intussen een aanbod secundair onderwijs gerealiseerd dat zeer nauw aansluit bij de visie van het VVKSO over een toekomstig secundair onderwijs. De kansen tot samenwerking die de betrokken scholen ervaren, maar ook de te nemen hindernissen op het traject worden verder toegelicht in punt De scholengemeenschap als ordeningsentiteit Ook in de toekomst zal de organisatie van het studieaanbod zich situeren binnen een scholengemeenschap. De scholengemeenschap behoudt haar rol als ordeningsentiteit. Elke scholengemeenschap streeft naar een volledig aanbod. Het volledig aanbod houdt in principe in: de inrichting van een brede eerste graad (brede eerste graden) en 4 van de 5 studiedomeinen, in de volle breedte georganiseerd. In de grootstedelijke context zijn de grenzen van de verschillende scholengemeenschappen die er naast elkaar bestaan, ten dele arbitrair. Deze scholengemeenschappen hebben niet noodzakelijk allemaal het volledige studieaanbod in huis (bv. het studiedomein Kunst en creatie of de cluster Industrieel van het studiedomein Wetenschap en techniek). Dat betekent dat afspraken inzake leerlingenoriëntering en - begeleiding in functie van het studieaanbod in de grootstedelijke context gezamenlijk en over de betrokken scholengemeenschappen heen tot stand moeten komen. Dat betekent ook dat elk programmatieinitiatief bekeken moet worden binnen het totale studieaanbod van de stedelijke onderwijsregio. 2.4 Inperking van de programmatie Het voorstel om per scholengemeenschap het volledig studieaanbod na te streven (4 van de 5 studiedomeinen) en het pleidooi om de studiedomeinen te organiseren in de volle breedte, zullen onvermijdelijk de programmatie-honger scherpen. Het blijft de taak van de interne planningsinstanties om de te verwachten programmatie-ambities te bewaken en waar nodig in goede banen te leiden.

3 3 2.5 Voorbeelden van faciliterende maatregelen Vb.1 Aanpassingen aan de personeelsreglementering: de affectatie van personeelsleden aan een schoolbestuur op het niveau van de scholengemeenschap in plaats van aan een school maakt het mogelijk dat bij een eventuele herverkaveling van het studieaanbod het betrokken personeel mét expertise makkelijker kan meegenomen worden. Vb.2 Aanpassingen aan de personeelsreglementering: de huidige reaffectatiereglementering die gebaseerd is op de dienstanciënniteit van de personeelsleden, houdt bij de overheveling van een studiegebied geen of onvoldoende rekening met personeelsleden die in het studiegebied gespecialiseerd zijn. Vb.3 Financiële incentives: scholen/scholengemeenschappen die hun studieaanbod herverkavelen en rationeel herschikken, behouden gedurende een aantal jaren hun omkadering, ongeacht een eventuele daling van de schoolbevolking. Deze maatregel kan gekaderd worden in een uitdoofscenario. Vb.4 Evaluatie van het studieaanbod: scholengemeenschappen met een goedgekeurd globaal structuurplannen verwierven een stuk planningsbevoegdheid. In de lijn van dat principe zou in scholengemeenschappen die hun studieaanbod rationeel bijsturen, een verbreding of differentiatie van het aanbod met nieuwe onderwijskwalificaties voor de interne planningsinstanties makkelijker bespreekbaar kunnen zijn. Het VVKSO beseft dat een aantal maatregelen onvermijdelijk budgettaire consequenties met zich meedragen. 3 Organisatie van het toekomstig studieaanbod so Het VVKSO kan omzichtig een ideaal structuurmodel poneren: Secundaire scholen investeren in een brede eerste graad en profileren zich inhoudelijk rond één of meer studiedomeinen die in de volle breedte georganiseerd worden. 3.1 Organisatie van het toekomstig studieaanbod so: eerste graad In de A-stroom van de eerste graad zal volop ingezet worden op de brede algemene vorming. De algemene vorming is gedifferentieerd en geeft de kans om de talenten in de volle breedte en diepte te verkennen. De differentiatie kan gerealiseerd worden via ondersteuning en via verbreding, verdieping of inkleuring. In zijn analyse verlaat het VVKSO de basisopties. Na de verkenning van de talenten in de eerste graad moeten alle leerlingen zo goed mogelijk op het continuüm (tweede/derde graad) kunnen gepositioneerd worden. Elke scholengemeenschap heeft de maatschappelijke opdracht om te voorzien in een voldoende studieaanbod van de B-stroom. Voor de B-stroom zal een flexibel tweejarig leertraject uitgebouwd worden. Werken aan functionele geletterdheid is het uitgangspunt van het pakket algemene vorming. Tevens wordt het specifieke talent verkend voor een arbeidsmarktgerichte studierichting in een studiedomein van de tweede graad. In zijn analyse reduceert het VVKSO de 13 bestaande beroepenvelden drastisch.

4 Secundaire scholen die nu een eerste graad aanbieden, moeten op korte termijn evolueren naar een brede eerste graad. Inherent aan de keuze voor de organisatie van een brede eerste graad is het aan bod laten komen van meerdere contexten in de eerste graad van elke school. Het argument van de vereiste infrastructuur is minder bepalend op het niveau van de eerste graad. Het is perfect mogelijk dat eerstegraadsleerlingen gebruik maken van de infrastructuur van bovenbouwscholen. Een aantal goed profileerde, herkenbare secundaire scholen (personenzorg-, hotel-, kunstscholen) zonder eerste graad rekruteert reeds decennialang probleemloos vanaf het eerste leerjaar van de tweede graad. De realisatie van een brede eerste graad vereist een zekere schaalgrootte. De planologische logica houdt in dat een secundaire school met te weinig leerlingen in de eerste graad, niet in een eigen eerste graad zal kunnen blijven investeren. 3.2 Organisatie van het toekomstig studieaanbod so: tweede en derde graad De analyse van het huidig studieaanbod tweede en derde graad, getoetst aan de studiedomeinen als ordeningsprincipe en aan de eigenschappen van het continuüm (van abstract naar concreet), leert dat een aantal studierichtingen elkaar inhoudelijk overlapt. Anderzijds wordt vastgesteld dat nieuwe studierichtingen nodig zijn om lacunes op het continuüm weg te werken. Het handhaven van 70, respectievelijk 140 verschillende studierichtingen in de tweede en derde graad is niet langer verdedigbaar. 30 studiegebieden naast mekaar schieten hun doel voorbij als relevant ordeningsinstrument De volgende planningscriteria 1, 2 en 3 dienen samen gelezen te worden: Criterium 1 Elke scholengemeenschap streeft naar een volledig studieaanbod. Het volledig aanbod houdt in principe in: 4 van de 5 studiedomeinen, behalve in de grootstedelijke regio s. Een scholengemeenschap die investeert in een studiedomein, moet het studiedomein organiseren in de volle breedte. Met volle breedte wordt verwezen naar de vier onderscheiden types onderwijskwalificaties 1. Criterium 2 Een school kan investeren in één studiedomein, in meerdere studiedomeinen, in een deel van één studiedomein of in een deel van meer studiedomeinen. Een school die investeert in een deel van een studiedomein, moet in principe minstens twee van de vier onderscheiden types onderwijskwalificaties aanbieden. 1 1 onderwijskwalificaties die voorbereiden op brede, academische doorstroming (binnen een groot aantal academische opleidingen in het hoger onderwijs); 2 onderwijskwalificaties die voorbeiden op gerichte doorstroming (binnen professionele opleidingen en een beperkt aantal academische opleidingen in het hoger onderwijs); 3 onderwijskwalificaties die een beroepskwalificatie bevatten en gericht voorbereiden op een beperkt aantal opleidingen binnen het hoger onderwijs, het hoger beroepsonderwijs of het secundair na secundair onderwijs; 4 onderwijskwalificaties die één of meer beroepskwalificaties omvatten. Een type is niet gelijk te stellen met een studierichting. De vier onderscheiden types zullen verder fijnmaziger uitgewerkt worden in concrete studierichtingen.

5 5 Criterium 3 In scholengemeenschappen waar de realisatie van een studiedomein over meer dan één school gespreid wordt, zijn er bindende afspraken noodzakelijk tot samenwerking tussen de betrokken scholen van deze scholengemeenschap. Dit houdt o.m. in dat het beleid inzake leerlingenoriëntering en -begeleiding gezamenlijk en over de betrokken scholen heen tot stand moeten komen. De realisatie van het volledig studieaanbod (4 van de 5 studiedomeinen) kan enkel gesitueerd worden op het niveau scholengemeenschap. Geen enkele individuele school kan uitpakken met het volledige studieaanbod. Ook de realisatie van een studiedomein in zijn volle breedte (d.w.z. de vier types onderwijskwalificaties) wordt bij aanvang op het niveau van de scholengemeenschap gelegd. Maar het moet de ambitie zijn van zoveel mogelijk scholengemeenschappen om dat criterium op termijn te verleggen naar het niveau van de school (hier wordt verwezen naar het groeipad, beschreven in het punt 2.2) Elk studiedomein zal nieuwe onderwijskwalificaties omvatten. Dit zijn onderwijskwalificaties die zich kunnen situeren tussen het huidige aso en tso, of tussen het huidige tso en bso. Geen enkele school kan momenteel deze onderwijskwalificaties claimen Het is niet de bedoeling om alle bestaande opleidingen in de nieuwe studiedomeinen op te nemen. De hybride, wat onduidelijk geprofileerde studierichtingen zullen wellicht verdwijnen en de leerlingen zullen zich verdelen over meerdere studiedomeinen, afhankelijk van hun aanleg en interesse. De concordantie van het huidig studieaanbod so (studierichtingen en studiegebieden) naar het toekomstig studieaanbod so (onderwijskwalificaties en studiedomeinen) zal dus onvermijdelijk overlap of dubbel gebruik creëren in het studieaanbod van scholen binnen eenzelfde scholengemeenschap. Waar het huidig aanbod (bv. Economie-moderne talen naast Secretariaat-talen) in de verschillende scholen goed bevolkt is, blijven de planningsproblemen beperkt. De concordantie van dunbevolkte structuuronderdelen noopt dan weer wel tot grondig overleg tussen de betrokken scholen. Maar om het toekomstig studieaanbod te reguleren en om het aantal programmaties te beperken is een erg ruime omzettingstabel van het bestaande studieaanbod noodzakelijk. Een drastische inperking van de omzettingsmodaliteiten zou onnodig tot een te groot aantal programmaties leiden. 4 Een herverkaveld studieaanbod: kansen tot samenwerking Een aantal scholengemeenschappen of subregio s binnen een scholengemeenschap heeft in de afgelopen jaren reeds één of meer stappen van het traject naar een rationeler en transparanter studieaanbod afgelegd. In sommige scholengemeenschappen is intussen een aanbod secundair onderwijs gerealiseerd dat zeer nauw aansluit bij de visie van het VVKSO over een toekomstig secundair onderwijs. In alle herverkavelingsoperaties ervaren de betrokken scholen meerdere kansen tot samenwerking. Anderzijds dienen in de loop van het traject onvermijdelijk wel enkele hindernissen genomen te worden. 4.1 Scholengemeenschappen die vandaag een geordend en rationeel studieaanbod presenteren, hebben zonder uitzondering jarenlang geïnvesteerd in overleg en communicatie. Ingrijpen in het studieaanbod van een groep scholen of een scholengemeenschap of een regio lukt enkel in nauwe en permanente samenspraak met de betrokken partners, in eerste instantie het personeel en de ouders. 4.2 De ervaring leert dat een evolutie naar een rationeel schoolstructuurmodel het vlotst gerealiseerd wordt in scholengemeenschappen met één schoolbestuur of met een beperkt aantal schoolbesturen (bv. één schoolbestuur per subregio).

6 6 4.3 De ervaring leert ook dat de herverkaveling van het studieaanbod vlotter te realiseren is op plaatsen waar secundaire scholen geografisch bij mekaar aansluiten. 4.4 De concrete realisatie van het herverkaveld studieaanbod is vaak pas haalbaar na infrastructurele aanpassingen of na belangrijke, meestal tijdrovende ingrepen in het gebouwenpark. 4.5 De wijze waarop het volledige studieaanbod van de scholengemeenschap of van een subregio binnen een scholengemeenschap wordt voorgesteld, evenals de inplanting van het studieaanbod op de beschikbare schoollocaties (met inbegrip van bv. de naam van deze locaties) primeren op de administratieve structuur van de scholen. Strikt genomen hoeft men dus niet te raken aan de bestaande administratieve structuur van de scholen om één (onderwijsvormoverstijgend) aanbod te presenteren. 4.6 De herverkaveling van het studieaanbod en/of de voorstelling van het studieaanbod als één geheel hoeft niet noodzakelijk afbreuk te doen aan de bestaande schoolculturen. 5 Samenvatting van enkele principes 5.1 Om de visie van het VVKSO over het toekomstig secundair onderwijs te implementeren, zijn faciliterende maatregelen vereist. Voor dergelijke maatregelen is een tussenkomst van de overheid vereist. Ook het VVKSO moet zich binnen de eigen doelstellingen en mogelijkheden bezinnen over de stappen die het ter zake kan zetten. 5.2 Het VVKSO beschikt over degelijke syntheses die een pleidooi voor de reductie van het aantal structuuronderdelen in de eerste, tweede en derde graad goed onderbouwen. Een aanbod met minder studierichtingen, geordend per studiedomein, draagt bij tot transparantie. Om de reductie te realiseren is eveneens een tussenkomst van de overheid vereist. 5.3 Het huidig onderwijslandschap kan niet op korte termijn herverkaveld worden. Inherent aan de implementatie van de visie van het VVKSO over een toekomstig secundair onderwijs is de weg van de geleidelijkheid. 5.4 Niet alle secundaire scholen moeten op termijn blijven investeren in een eigen eerste graad. 5.5 Om een volledig studieaanbod tweede en derde graad (vier van de vijf studiedomeinen, in de volle breedte georganiseerd) te realiseren, zal de scholengemeenschap een belangrijke plaats blijven innemen. 5.6 De realisatie van een toekomstig secundair onderwijs moet finaal resulteren in een rationeler aanbod. Een onbeperkte programmatiegolf moet vermeden worden. Daarom is het noodzakelijk een zo volledig mogelijke omzettingstabel op te stellen.