GEEN BIJTELLING PRIVÉ-GEBRUIK AUTO VOOR SCHILDER

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "GEEN BIJTELLING PRIVÉ-GEBRUIK AUTO VOOR SCHILDER"

Transcriptie

1 GEEN BIJTELLING PRIVÉ-GEBRUIK AUTO VOOR SCHILDER Een BV stelde aan haar directeur (DGA) een auto ter beschikking (Renault Kangoo), De auto had een laadruimte en naast de bestuurdersplaats was plaats voor een passagier. Over de rugleuningen van de stoelen waren hoezen geplaatst. In de aangiftes over was geen bijtelling wegens privégebruik van de auto aangegeven. Volgens de DGA was de auto door het gebruik voor schilders- en schuurwerkzaamheden erg vies. Bovendien stonk deze door de vervoerde verf en kwastenreiniger. Door de fiscus werd er nagevorderd voor de bijtelling privégebruik. Uiteindelijk oordeelde het Gerechtshof Amsterdam dat de auto door de werkzaamheden te vies was en te veel stonk om privé-ritten mee te maken. De auto was uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt voor het vervoer van verfspullen en andere voor de bedrijfsuitoefening benodigde zaken. Voor de bijtelling van het autokostenforfait was dus geen plaats. Dit werd nog bevestigd doordat het gezin over twee andere auto s voor privé-gebruik beschikte. Wederom een rechter die oordeelt dat voor een vieze auto geen bijtelling geldt. Zoals we al eerder in de nieuwsbrief aangaven kan voor dergelijke bestelauto s bijtelling achterwege blijven.

2 TOELICHTING 6% BTW-TARIEF OP GLAZENWASSEN Er zijn kamervragen gesteld over de toepassing van het 6%-tarief bij glazenwassen. Met ingang van 1 januari 2010 is het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen belast met 6%. Schoonmaakwerkzaamheden aan de buitenkant van woningen, zoals gevelreinigen en glazenwassen, zijn belast met 19%. Volgens de staatssecretaris is het 6%-tarief bewust beperkt tot de schoonmaakwerkzaamheden in huis. Deze gehele 'schoonmaakdienst' betreft een veelheid aan werkzaamheden. Glazenwassen aan de binnenzijde van de woning maakt daarvan een relatief ondergeschikte handeling uit. Een uitbreiding van de post met 'glazenwassen aan de buitenzijde van de woning' zou de vraag kunnen oproepen waarom het 6%-tarief ook niet wordt toegepast op andere verrichte (schoonmaak)diensten in en om de woning. Een uitbreiding tot al het schoonmaakwerk, ook buitenshuis, zou forse budgettaire consequenties hebben. Een aanpassing of uitbreiding van de desbetreffende tabelpost is dus niet aan de orde, aldus de staatssecretaris. HUURRECHT WONING KAN TOT HET ONDERNEMINGSVERMOGEN WORDEN GEREKEND; HUISVESTINGSKOSTEN AFTREKBAAR Een ondernemer werkte als medisch-wetenschappelijk tekstschrijfster. De werkzaamheden hiervoor verrichtte zij vanuit haar huurwoning. Ze bracht 25% van de door haar gemaakte huisvestingskosten op haar inkomen in aftrek (OZB, energiekosten etc.). De fiscus gecorrigeerde dit. Volgens de fiscus was de stelling dat het huurrecht van de woning tot haar ondernemingsvermogen gerekend kon worden onjuist. Uiteindelijk oordeelde de rechter over het geschil, dat de werkruimte niet zelfstandig was en dat het daarom niet mogelijk was om de huisvestingskosten in aftrek te brengen. Verder oordeelde de rechtbank dat het huurrecht van de woning als keuzevermogen was aan te merken. Omdat de woning ongeveer voor 25% volledig ten behoeve van de onderneming werd gebruikt, achtte de rechtbank het zakelijk gebruik aanzienlijk. Het huurrecht van de gehele woning kon in redelijkheid tot het ondernemingsvermogen gerekend worden. Daardoor kon de op de gehele woning betrekking hebbende huur en andere huisvestingskosten op haar winst in aftrek gebracht worden. Het inkomen moest dan wel worden verhoogd met het huurwaardeforfait. De omstandigheid dat de feitelijk betaalde huur minder was deed daar niet aan af.

3 EENVOUDIGERE BEWIJSLAST URENCRITERIUM Er is een besluit gepubliceerd over het urencriterium in verband met de ondernemersftrek. Voor het urencriterium gaat het volgens vaste jurisprudentie om alle tijd die wordt besteed aan werkzaamheden die worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. In veel gevallen zijn die werkzaamheden duidelijk. Er zijn echter ook werkzaamheden die met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming worden verricht maar die niet direct toerekenbaar zijn aan opdrachten, zoals het voeren van de administratie, acquisitie, aanvraag van vergunningen, opzetten website etc. De minister heeft nu in het besluit goedgekeurd dat bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal bestede uren aan de hiervoor genoemde activiteiten, de fiscus voor de jaren 2009 en 2010, in geval van mogelijke twijfel, enige soepelheid zal betrachten. SCHATTING GEBRUIKELIJK LOON OP BASIS VAN OMSTANDIGHEDEN IS REDELIJK Een DGA had in 1997 een loon van Voor de rechter was in geschil de aanslagen inkomstenbelasting over de periode daarna: over 1998 tot en met In deze periode genoot de DGA veel lagere lonen. Ook was de rekening-courantschuld bij de BV fors opgelopen. Evenmin was rente betaald. De fiscus zocht voor het gebruikelijk loon in 1998 en 1999 aansluiting bij het loon van De Rechtbank Haarlem oordeelde daarover dat het in 1997 genoten loon niet kon dienen als redelijke schatting van het gebruikelijke loon van de latere jaren. In hoger beroep oordeelde Hof Amsterdam dat de schatting van het gebruikelijk loon niet gebaseerd hoefde te zijn op concrete gegevens van andere vergelijkbare werknemers. De fiscus had dus terecht verwezen naar de in 1995, 1996 en 1997 genoten lonen, de gelijk gebleven werkzaamheden en de oplopende rekening-courantschuld. Voor andere jaren was ook terecht aansluiting gezocht bij de in die jaren door de BV in rekening gebrachte managementvergoedingen.

4 AFWAARDERING VORDERINGEN TERECHT; LENINGEN WAREN ZAKELIJK Een BV hield 50% van de aandelen in een Dochter-BV. De BV verstrekte leningen aan die Dochter-BV. De Dochter-BV leende de gelden door aan twee Turkse vennootschappen. De leningen waren met name in 2000 en 2001 verstrekt, omdat de Turkse vennootschappen in verband met het onder de VN vallende Oil-for-foodprogramma een aantal zeer grote orders had binnengehaald en de vooruitzichten goed waren. Door het uitbreken van de Golfoorlog was handel met Irak vanaf 2003 echter niet meer mogelijk. Toen kwam alles stil te liggen. In haar VPB-aangifte over het jaar 2005 werd de vordering op de Dochter-BV van als algemene kosten ten laste van de winst gebracht. De fiscus accepteerde de aftrek niet. De verstrekte leningen zouden niet zakelijk zijn. De Rechtbank Breda besliste dat niet viel in te zien waarom de leningen niet zakelijk zouden zijn geweest, maar de doorleningen aan de Turkse vennootschappen wel. De rechtbank achtte van belang dat de vooruitzichten ten tijde van het verstrekken van de leningen goed waren, dat er schriftelijke overeenkomsten waren opgesteld van de door de Dochter-BV verstrekte leningen en dat die BV uiteindelijk als doorgeefluik fungeerde naar de Turkse vennootschappen. De rechter vond het aannemelijk dat de leningen onder dezelfde voorwaarden ook zouden zijn verstrekt als er geen sprake was van aandeelhouderschap van de Dochter-BV. Slechts door het uitbreken van de Golfoorlog kon niet meer aan de verplichtingen voldaan worden. De vordering was terecht tot nihil afgewaardeerd. DOOR FOUT BIJ VERLIESVERREKENING GEEN NAVORDERING Een erfgenaam maakte bezwaar tegen de aanslagen die waren opgelegd aan een overleden ondernemer. Bij de behandeling van het bezwaar ontdekte de fiscus dat er bij de aanslagregeling voor 1998 een fout was gemaakt. Het verlies uit 1996 was ten onrechte voor de tweede maal in 1998 verrekend. Om die fout te herstellen werd een navorderingsaanslag over 1998 opgelegd. Voor de rechter was in geschil of de dubbele verliesverrekening hersteld kon worden door navordering. Volgens de fiscus was er sprake van intoetsfouten die behandeld moesten worden als kenbare type- of schrijffouten. Dan zou navordering mogelijk zijn. Volgens de erfgenaam was bij de aanslagregeling echter een fout gemaakt door menselijk handelen of een systeemfout die kwalificeerde als een ambtelijk verzuim. Dan zou navordering niet mogelijk zijn. Het Gerechtshof Den Haag was het eens met de erfgenaam. Er was sprake van een ambtelijk verzuim dat navordering in de weg stond. De fiscus had ten tijde van de aanslagregeling een fout gemaakt door, toen er een waarschuwing over de verliesverrekening op het scherm verscheen, niet adequaat te reageren. Voor zover de gemaakte fout was bevorderd door de bij de aanslagregeling op het computerscherm verschenen waarschuwing gold dat die fout het gevolg was van een onjuiste gegevensverwerking (door personen of automatiseringsystemen). Die fout was het gevolg van een werkwijze waarvoor binnen de belastingdienst gekozen was. De gevolgen van deze werkwijze bleven voor rekening van de fiscus. Dit stond navordering in de weg.

5 Vanaf 2010 wordt de fiscus voor dit soort fouten waarschijnlijk gered. Als de fout van de fiscus redelijkerwijs kenbaar is geweest is navordering mogelijk. Bij 30% of meer afwijking van de te betalen belasting wordt de fout geacht kenbaar te zijn geweest VHP Accountants, maart 2010 Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijk voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie. Bezoekadres: Van Grobbendoncklaan AV s-hertogenbosch Postadres: Van Grobbendoncklaan AV s-hertogenbosch Tel: Fax: