Evaluatie steunverlening bedrijventerreinmanagement EINDRAPPORT AGENTSCHAP ONDERNEMEN. AGENTSCHAPONDERNEMEN.be

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Evaluatie steunverlening bedrijventerreinmanagement EINDRAPPORT AGENTSCHAP ONDERNEMEN. AGENTSCHAPONDERNEMEN.be"

Transcriptie

1 Evaluatie steunverlening bedrijventerreinmanagement EINDRAPPORT AGENTSCHAP ONDERNEMEN AGENTSCHAPONDERNEMEN.be

2 EVALUATIE STEUNVERLENING BEDRIJVENTERREINMANAGEMENT EINDRAPPORT Opdrachtgever: Ag entschap Ondernemen Dienst Vestiging & Ruimtelijke economie Besteknummer: 2014/dienstV&RE/3

3

4

5 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachthouder Contactpersoon opdrachthouder Evaluatie steunverlening BTM Agentschap Ondernemen Lut Slabbinck Technum (Tractebel Engineering n.v.) Coveliersstraat Antwerpen T info@technum-tractebel.be Annick Gommers Datum 20/02/2015 Versienummer 1 Projectnummer P KWALITEIT DOCUMENTGESCHIEDENIS Versie Datum Opmerkingen Eindrapport DOCUMENTVERANTWOORDELIJKHEID Auteur(s) Roxanne Adolphy, Bieke Cloet, Annick Gommers, Stefanie Van den Bogaerde (Technum) Bart De Smet (Quares) Datum Datum Documentscreener(s) Annick Gommers BESTANDSINFORMATIE Bestandsnaam P Eindrapport

6 INHOUD 1. Managementsamenvatting 3 2. Inleiding Begrippenkader: beheer van bedrijventerreinen vs. bedrijventerreinmanagement Betrokken actoren Evaluatiekader: op basis van de beleidstheorie Maatschappelijke noden die door BTM kunnen worden ingevuld en beleidsdoelstellingen waar BTM kan toe bijdragen Huidig beleid rond bedrijventerreinmanagement: de projectoproep Beleidstheorie & hypothesen Data-acquisitieplan Kwantitatief onderzoek: Enquête Metho Bespreking resultaten Voorlopige conclusies hypothesen beleidstheorie op basis van kwantitatieve dataverzameling Kwalitatief onderzoek: Cases Methodologie Bespreking resultaten Aanvullingen conclusies hypothesen beleidstheorie op basis van kwalitatief onderzoek Conclusies uit het evaluatie-onderzoek Relevantie van het beleid Evaluatie doelbereik en effectiviteit Evaluatie van kosteneffectiviteit / efficiëntie Aanbevelingen voor het beleid Principes Aanbevelingen voor financiële en niet-financiële ondersteuning van bedrijventerreinmanagement Vertaling naar het beleid: aftasten van de mogelijke beleidsopties Monitoring van gesubsidieerde projecten rond bedrijventerreinmanagement Conclusies Bibliography Bijlagen 87 ii P Evaluatie steunverlening BTM

7 VOORWOORD Voorliggend rapport is het eindrapport van het onderzoek Evaluatie ondersteuning bedrijventerreinmanagement, een onderzoek dat werd uitgevoerd door Technum en Quares (in onderaanneming van Technum) voor het Agentschap Ondernemen van de Vlaamse Overheid. Doelstelling van de studieopdracht was de wenselijkheid en de nood aan subsidies voor bedrijventerreinmanagementprojecten te evalueren en beleidsaanbevelingen te formuleren. Dit met het oog op een eventueel voorstel aan de Vlaamse Regering voor het uitwerken van een uitvoeringsbesluit in verband met bedrijventerreinmanagement (o.b.v. artikel 61 e.v. van het decreet ruimtelijke economie). Het evaluatieonderzoek werd gevoerd op basis van de beleidstheorie-evaluatie methode. We zijn eerst op zoek gegaan naar de beleidstheorie die impliciet of expliciet aanwezig was bij het organiseren van financiële ondersteuning van bedrijventerreinmanagement; de hypothesen die aan de grondslag lagen van deze beleidstheorie werden tijdens het onderzoek afgetoetst. Het onderzoek bestond uit een kwantitatief (enquête) en een kwalitatief deel. Beide bronnen van informatie werden samengelegd en hebben geleid tot een aantal inzichten. Op basis van deze inzichten werden in eerste instantie een aantal principes naar voren geschoven voor het opmaken / verderzetten van beleid rond (financiële) ondersteuning van bedrijventerreinmanagement waarna we een model voorstelden waarmee bedrijventerreinmanagement op een effectieve en kostenefficiënte wijze kan worden ondersteund vanuit de Vlaamse Overheid. Er werd ook afgetast wat de bandbreedte zou kunnen zijn voor het beleidsmatig implementeren van de aanbevelingen (beleidsinstrumenten). Leeswijzer We beginnen het rapport met een hoofdstuk waarin het begrippenkader en de betrokken actoren met betrekking tot bedrijventerreinmanagement worden geduid (Hoofdstuk 0). In Hoofdstuk 0 geven we het evaluatiekader weer. Informatie om de hypothesen uit het evaluatiekader af te toetsen hebben we gehaald uit 2 bronnen: Resultaten van de kwantitatieve bevraging (Hoofdstuk 4 ); Kwalitatief onderzoek in enkele cases (Hoofdstuk 5). In Hoofdstuk 6 geven we de conclusies weer van het evaluatieonderzoek. De hieruit afgeleide aanbevelingen worden in Hoofdstuk 7 neergeschreven. Hoofdstuk 8 bevat de algemene conclusies van het gevoerde onderzoek. Veel leesgenot, Het projectteam.

8

9 1. MANAGEMENTSAMENVATTING Het onderzoek Evaluatie ondersteuning bedrijventerreinmanagement had als doel de wenselijkheid en doelmatigheid van overheidssubsidies voor bedrijventerreinmanagementprojecten te evalueren en beleidsaanbevelingen te formuleren. De evaluatie vond plaats op basis van de beleidstheorie-evaluatie methode. De hypothesen die impliciet of expliciet in de beleidstheorie vervat zitten werden afgetoetst via informatie die bekomen werd door middel van een kwantitatief (enquête) en kwalitatief onderzoek (casesonderzoek waarin diepte-interviews met verschillende actoren op de bedrijventerreinen werden gehouden). De inzichten die bekomen werden tijdens het evaluatieonderzoek werden doorvertaald naar aanbevelingen voor het opzetten/doorzetten van een effectieve en kostenefficiëntere ondersteuningsstrategie voor bedrijventerreinmanagement. Bedrijventerreinenmanagement (BTM) kan worden gedefinieerd als een samenwerking tussen bedrijven onderling, of tussen bedrijven en andere actoren (ontwikkelaar van het bedrijventerrein, lokale overheden, beheerder) om te komen tot een goed functioneren van het bedrijventerrein en duurzame bedrijfsprocessen. Het doel van bedrijventerreinmanagement is voor de overheid relevant omwille van volgende redenen: 1 Als preventieve aanpak om veroudering op bedrijventerreinen tegen te gaan of om de levensduur ervan te verlengen; 2 In functie van de opbouw van een maatschappelijk draagvlak voor (bijkomende) bedrijventerreinen; 3 Als efficiënt schaalniveau en doelmatige benaderingswijze om bedrijven te engageren voor diverse acties en programma s; interbedrijfssamenwerking levert bovendien synergie en economische voordelen op. Bedrijventerreinmanagement onderscheidt zich van bedrijventerreinenbeheer (vrijwilligheid van het initiatief / bottom-up proces / ) en is er complementair aan. Toch lopen beiden soms door elkaar. De doelstelling van beiden is wel gelijk, nl. bij te dragen een zo aangenaam mogelijk en goed functionerend bedrijventerrein te bewerkstelligen. In 2010 werd een projectcall gelanceerd door Agentschap Ondernemen om subsidies te verkrijgen voor projecten rond Bedrijventerreinmanagement projecten 1 werden geselecteerd en krijgen subsidies voor een periode van 5 jaar. De verschillende stappen achter deze financiële ondersteuning zijn weergegeven in onderstaande figuur: de ondersteuning moet ervoor zorgen dat bedrijventerreinverenigingen worden opgericht of bestendigd. Door de bijkomende financiële ondersteuning krijgen de bedrijventerreinverenigingen meer kans om acties uit te voeren (die ook verder gaan dan de voor de hand liggende acties op vlak van netwerking) wat een effect heeft op de verduurzaming van het bedrijventerrein (op de 3 vlakken van duurzaamheid: nl. economisch, sociaal en milieu). De verduurzaming van het bedrijventerrein maakt dat de bedrijventerreinen aantrekkelijkere vestigingsmilieus zijn projecten werden gesubsidieerd (ev. mits het opleggen van voorwaarden) (subsidiebedragen tussen en voor 5 jaar); 5 projecten kregen een klein subsidiebedrag ( ) met het voorstel zich aan te sluiten bij een globaler project. 3

10 Het evaluatieonderzoek omvatte een evaluatie naar (i) relevantie van het beleid, (ii) doelbereik en effectiviteit van het beleid en (iii) kosteneffectiviteit / efficiëntie van het beleid. Voor wat betreft relevantie werd nagegaan of de noden van de bedrijven op de bedrijventerreinen overeenkwamen met de doelstellingen die de beleidsmaker heeft met het bedrijventerreinmanagement. Hieruit werd besloten dat het beleid dat gevoerd wordt m.b.t. bedrijventerreinmanagement zeker relevant is, maar op voorwaarde dat men de bedrijventerreinverenigingen (of andere actoren) er met het bedrijventerreinmanagement ertoe kan aanzetten om, naast beeldkwaliteit op bedrijventerreinen en draagvlakcreatie ook voldoende acties en programma s op kan zetten die alle aspecten van duurzaamheid betreffen: zowel profit, people als planet. Vanuit bedrijventerreinen wordt momenteel namelijk vooral ingezet op netwerking tussen bedrijven op het bedrijventerrein en op het zich verenigen om naar andere actoren (vb. gemeente) te stappen met vragen, Het doelbereik en dus de effectiviteit van de ondersteuningsmaatregel is moeilijk na te gaan, daar er geen (kwantitatieve) doelstellingen werden opgesteld. Het onderzoek wees uit dat tot nu toe voornamelijk acties werden uitgevoerd die betrekking hebben op netwerking, enkele thema s als beveiliging of bewegwijzering op het bedrijventerrein en ev. Samenaankopen (vb. voor (groene) stroom). Soms werd reeds studiewerk verricht voor ambitieuzere acties en / of is men van plan ambitieuzere acties te nemen. Resultaten ontbreken echter tot nog toe. Directe gevolgen naar verduurzaming van de bedrijventerreinen waren dan ook (nog) niet vast te stellen in het onderzoek. Dit kan omdat de gevolgen soms pas op langere termijn vast te stellen zullen zijn of omdat acties soms ook pas indirect gevolg hebben. Wel hebben we kunnen vaststellen dat er als gevolg van de financiële ondersteuning binnen de projectoproep bedrijventerreinverenigingen zijn ontstaan, parkmanagers werden aangesteld (via intermediaire organisaties of het aanstellen van professionele parkmanagers door de bedrijventerreinvereniging) en meer en ambitieuzere acties werden uitgevoerd. De efficiëntie werd afgetoetst door middel van een checklist evaluatie. Hierbij werd nagegaan in hoeverre bepaalde aspecten aanwezig waren in het toekennen van financiële ondersteuning die (normaal gezien) leiden tot een efficiënt gebruik van middelen. Hieruit kon afgeleid wordt dat in de projectoproep een aantal factoren aanwezig zijn die moeten leiden tot efficiënt gebruik van middelen (vb. het in concurrentie van elkaar stellen van verschillende aanvragen, het beperken van de financiële ondersteuning tot max. 85 %, ). Andere aspecten zouden nog verbeterd kunnen worden (vb. het koppelen van financiële ondersteuning aan resultaatsverbintenissen en het afleggen van verantwoording over het gebruik van de verkregen middelen). Vanuit deze conclusies werden een aantal principes naar voor geschoven waaraan de ondersteuning van bedrijventerreinmanagement moet voldoen. Het betreft volgende principes: 4

11 Het ervoor zorgen dat bedrijventerreinmanagement structureel ingebed geraakt. Dit is belangrijk daar resultaten vaak slechts op lange termijn zichtbaar worden. Indien projectmatig subsidies worden verleend met het risico dat ze wegvallen, bestaat het risico dat ook het bedrijventerreinmanagement stilvalt. Financiële middelen voor het financieren van bedrijventerreinmanagement moeten bijeengebracht worden door de verschillende begunstigden inzake bedrijventerreinmanagement (nl. Vlaamse overheid, lokale overheden, bedrijven zelf). Ondersteuning moet gedifferentieerd kunnen worden ngl. aard van voorkomen van de bedrijventerreinen en maturiteit inzake bedrijventerreinmanagement. Niet alle bedrijventerreinen hebben immers dezelfde noden (vb. nieuwe vs. bestaande bedrijventerreinen, bedrijventerrein met en zonder ervaring met bedrijventerreinmanagement, enzovoort). De gesubsidieerde projecten moeten voldoende snel doorgroeien naar een ambitieniveau dat relevant is voor de Vlaamse Overheid (door bij te dragen aan de Vlaamse Overheidsdoelstellingen m.b.t. duurzaamheid). Om te vermijden dat bedrijventerreinen in een bepaald maturiteits- of ambitieniveau blijven steken, moet er een duidelijke beperking in de tijd zijn voor de financiële ondersteuning vanuit de Vlaamse Overheid, en moet financiële ondersteuning afhankelijk worden gemaakt van resultaats- en inspanningsverbintenissen. Complementair aan financiële ondersteuning is niet-financiële ondersteuning nodig voor bedrijven die bedrijventerreinmanagement willen opzetten. Een model voor ondersteuning werd uitgewerkt dat gebaseerd is op deze principes (zie onderstaande figuur). Het betreft een ondersteuning die afhankelijk wordt gemaakt van de maturiteit of de ambitie van de bedrijventerreinen inzake bedrijventerreinmanagement. Via gerichte rapportering van de kritieke prestatie-indicatoren (KPI s), wordt opgevolgd of het bedrijventerrein de verwachte maturiteit / ambitie inderdaad behaalt. De financiële ondersteuning vanuit de Vlaamse Overheid kan worden stopgezet indien binnen een bepaalde vooraf bepaalde periode niet voldaan kan worden aan deze KPI s. Dit kan bv. als een bedrijventerrein niet de ambitie heeft door te groeien naar volgende maturiteits- of ambitieniveaus. We onderscheiden verschillende types van ondersteuning vanuit de Vlaamse Overheid. Allereerst is de niet-financiële ondersteuning belangrijk doorheen alle maturiteits- of ambitieniveaus (vb. ter beschikking stellen van standaarddocumenten, databank met resultaten haalbaarheidsstudies, 5

12 contactendatabank, ). Binnen de financiële ondersteuning onderscheiden we een basisondersteuning voor het aanstellen van een professionele parkmanager en projectmatige ondersteuning voor het uitvoeren van studies of het opzetten van (ambitieuze) projecten. Deze laatste twee types van ondersteuning kunnen via projectcalls worden opgezet en daarmee steeds goed aansluiten bij prioriteiten binnen de Vlaamse Overheidsdoelstellingen inzake duurzaamheid. Het financieren van de parkmanager wordt voorzien vanaf maturiteits- of ambitieniveau 1. Dit moet toelaten dat een basiswerking wordt opgestart rond bedrijventerreinmanagement. De resultaten die in dit niveau moeten worden behaald, betreffen voornamelijk het motiveren van bedrijven om lid te worden van de bedrijventerreinvereniging, het bevragen van de behoeften van de bedrijven, netwerkactiviteiten en het opzetten van enkele acties die snel zichtbare resultaten opleveren voor de bedrijven. Naargelang het maturiteits- of ambitieniveau van bedrijventerreinmanagement op het bedrijventerrein stijgt, daalt het aandeel financiële toelage door de Vlaamse overheid en wordt meer bijdrage verwacht vanuit andere begunstigden van het bedrijventerreinmanagement (nl. bedrijven zelf en lokale overheden). Vanaf maturiteits- of ambitieniveau 2 kan via gerichte projectcalls (aansluitend bij de beleidsdoelstellingen van de Vlaamse overheid) financiële ondersteuning verkregen worden voor het uitvoeren van (haalbaarheid)studies. Als deze uitmonden in ambitieuze projecten vanaf maturiteits- of ambitieniveau 3, kan financiële ondersteuning verkregen worden voor het uitvoeren van de ambitieuze projecten. Deze projectcalls kunnen geïnitieerd worden vanuit verschillende beleidsdomeinen van de Vlaamse Overheid. Het hier voorgestelde model dient evenwel voldoende flexibiliteit te bevatten. Bedrijventerreinen kunnen zelf bepalen in welk niveau ze instappen naargelang hun ervaring met bedrijventerreinmanagement in het verleden en de ambitie die ze zelf hebben m.b.t. bedrijventerreinmanagement (en mits ze via de KPI s kunnen bewijzen voldoende maturiteit te bezitten). In het onderzoek werd nagegaan via welk beleidsinstrument de financiële basisondersteuning voor het financieren van de parkmanager zou kunnen worden gerealiseerd. Een bandbreedte van beleidsopties (zie onderstaande figuur) werd in het onderzoek geëvalueerd op het al dan niet aansluiten bij de principes die voorop werden gesteld, een inschatting van de effectiviteit, en inschatting van de impact op administratieve lasten en een inschatting van de financiële implicaties. 6

13 Het verplicht maken van bedrijventerreinmanagement op alle bedrijventerreinen (optie 1) lijkt niet wenselijk en ook niet haalbaar. Bij een verplichting zouden geen subsidies moeten worden gegeven. Het nagaan van de naleving van de verplichting is echter niet haalbaar en de verplichting zou een lege doos worden. Wanneer toch een toelage wordt gegeven binnen de verplichting, is de opvolging van de resultaten enorm tijdrovend. Minder verplichtend zijn de opties waarin bedrijventerreinen op vrijwillige basis subsidies kunnen aanvragen voor bedrijventerreinmanagement. In de beleidsopties 2 en 3 worden andere subsidies (nl. voor (her)inrichting van brownfields of onrendabele greenfields (optie 2) of voor beheer (optie 3)) afhankelijk gemaakt van het initiëren en uitvoeren van bedrijventerreinmanagement. Voor deze bedrijventerreinen geldt dus wel een verplichting. Deze opties lijken realistischer te zijn dan een algemene verplichting in te voeren voor alle bedrijventerreinen. In de opties 4 en 5 vervalt elke vorm van verplichting. Financiële ondersteuning wordt ingevoerd via een uitvoeringsbesluit bedrijventerreinmanagement (optie 4) dan wel via een projectcall (optie 5). Alle bedrijventerreinen in Vlaanderen (vanaf een bepaalde grootte of vanaf een bepaald aantal bedrijven die zich verenigen) kunnen op vrijwillige basis subsidies aanvragen. Keuze tussen beide opties zou gemaakt kunnen worden op basis van volgende overwegingen: Hoeveel belang hecht de Vlaamse Overheid aan het structureel ingebed maken van BTM (meer belang à eerder richting uitvoeringsbesluit dan projectoproep)? Hoe flexibel wil men de ondersteuning van BTM kunnen inzetten (meer flexibel à eerder projectoproep dan uitvoeringsbesluit)? Hoe sturend wil de Vlaamse Overheid kunnen zijn in het vastleggen van de andere partijen die moeten zorgen voor co-financiering (meer sturend à eerder projectoproep dan uitvoeringsbesluit)? Tot slot werden aanbevelingen geformuleerd inzake monitoring van het effect van het inzetten van een beleidsinstrument voor financiële ondersteuning van bedrijventerreinmanagement (om effectiviteit en efficiëntie te kunnen vaststellen) en voorbeelden gegeven van kritieke prestatieindicatoren die door de bedrijventerreinen zelf gerapporteerd zouden moeten worden als verantwoording bij het ontvangen van financiële ondersteuning voor bedrijventerreinmanagement. Om de rapportage zo eenvoudig mogelijk te houden, zou gewerkt kunnen worden met een centraal rapporteringssysteem dat deels automatisch wordt ingevuld bij aanvragen van de subsidies en waarin voorgeprogrammeerde velden door de bedrijventerreinen ingevuld kan worden (afhankelijk van de kritieke prestatie-indicatoren horende bij het betreffende maturiteits- of ambitieniveau). Een verdere uitwerking van dit rapportagesysteem is nodig indien beslist wordt een dergelijke afhankelijkheid van subsidies van resultaten in te voeren. 7

14 2. INLEIDING In dit inleidend hoofdstuk duiden we het begrippenkader en de betrokken actoren bij bedrijventerreinmanagement. 2.1 BEGRIPPENKADER: BEHEER VAN BEDRIJVENTERREINEN VS. BEDRIJVENTERREINMANAGEMENT Het begrip bedrijventerreinmanagement is voor veel actoren niet zo heel duidelijk afgelijnd. Er bestaat vooral onduidelijkheid over wat onder het beheer van bedrijventerreinen valt en wat onder bedrijventerreinmanagement. In onderstaande paragrafen verduidelijken we de twee begrippen en geven aan hoe ze in verhouding tot elkaar staan Beheer van bedrijventerreinen Beheer: de activiteiten die erop gericht zijn het bedrijventerrein in goede staat te behouden, zowel op het openbaar domein als op de private kavels, door minstens de voorwaarden te controleren die zijn opgenomen in de aktes van terbeschikkingstelling van de gronden en de daarop opgerichte opstallen en de constructies op de private kavels, en door acties te ondernemen om de goede staat van het openbaar domein en de infrastructuur van het bedrijventerrein te behouden. (1). Het beheer kan in de enge zin begrepen worden als het onderhouden van de terreinen en het openbaar domein, in de ruime zin wordt dit aangevuld met het opvolgen van het contractuele correcte gebruik van de individuele bedrijven. Het algemeen doel is het creëren en in stand houden van een aangename en goed functionerende werkomgeving. De overheid bepaalt hoe dit doel concreet ingevuld wordt en wat het ambitieniveau is. De taken zijn gelijkaardig voor de verschillende bedrijventerreinen: onderhoud van de openbare delen, controle op het gebruik van de terreinen, Er is wel een zekere differentiatie per bedrijventerrein in functie van het voorkomen (grachten of riolering, openbare parking of niet, ) en de juridische bepalingen opgenomen in de aktes bij de uitgifte. Kenmerkend is ook dat het taken betreft die niet worden uitgevoerd door de bedrijven zelf maar door externe actoren, die ook een controlerende en eventuele sanctionerende rol hebben. Dit kunnen openbare of private beheerders zijn (gemeente, intercommunale, POM, projectontwikkelaar, ). De financiering van het beheer kan op verschillende manieren gebeuren. Er zijn specifieke taken die uitgevoerd en gefinancierd worden door de overheid, zoals het onderhoud van de openbare wegenis, publieke parking, riolering, 2. 2 Daar bedrijventerreinen vandaag de dag anders worden aangelegd dan vroeger ontstaat er een mengvorm waarbij de publieke en private verplichtingen deels in elkaar overvloeien en bedrijventerreinbeheer en management dichter bij elkaar aansluiten. Om versnippering van groen tegen te gaan worden vaak grote aaneengesloten buffers aangelegd i.p.v. van bedrijven te verplichten om een minimale groenzone op eigen kavel te voorzien. Om efficiënt om te gaan met de beschikbare ruimte worden gemeenschappelijke parkings (parkeergebouwen) aangelegd i.p.v. de verplichting dat alle bedrijven voldoende parkings moeten voorzien op de eigen kavels. Op dergelijke terreinen wordt dan ook meer en meer een bijdrage van de bedrijven opgelegd voor het beheer van deze gemeenschappelijke delen daar ze invulling geven aan een publieke taakstelling zowel als aan een private verplichting. In dit geval kan de overheid deze 8

15 Het nieuwe uitvoeringsbesluit ter subsidiëring van bedrijventerreinen (24 mei 2013) beperkt de subsidies voor beheer tot het bedrijventerreinenbeheer. In het voorgaande besluit konden de subsidies voor beheer ingezet worden voor zowel het bedrijventerreinbeheer als voor bedrijventerreinmanagement. Om de taakstelling duidelijk te stellen, kon deze subsidie alleen aangevraagd worden door publieke of semipublieke overheden, universiteiten, enzovoort. De taken die minstens uitgevoerd moeten worden, zijn: Toezien op de bouw- en exploitatieverplichting; Toezien op de verplichtingen of voorwaarden uit het terreinbeheer en uitgifteplan en die zijn opgenomen in de akten; Toezien op het terugkooprecht en het recht van wederovername; Afdwingen van de CO 2-neutraliteit; Rapportering uitgifte van gebruikskavels in GIS; Ombudsfunctie voor de bedrijven Bedrijventerreinmanagement Bedrijventerreinmanagement: samenwerking tussen bedrijven(verenigingen) onderling of tussen de bedrijven(verenigingen) en de ontwikkelaar van het bedrijventerrein, de beheerder of de lokale overheid om te komen tot een goed functioneren van het bedrijventerrein en duurzame bedrijfsprocessen. (1). Het bedrijventerreinmanagement betreft de (samen)werking op het bedrijventerrein, waarvoor gevestigde bedrijven, al dan niet georganiseerd in bedrijventerreinvereniging, zelf instaan. Bijna nooit zijn alle bedrijven vertegenwoordigd in de bedrijventerreinvereniging, enkel de geïnteresseerde bedrijven. Het doel is, net zoals bij beheer van bedrijventerreinen een aangename en goed functionerende werkomgeving te creëren. De bedrijven bepalen zelf hoe dit doel concreet ingevuld wordt en wat het ambitieniveau is. De specifieke acties of taken kunnen sterk verschillend zijn, afhankelijk van de behoeftes, wensen, opportuniteiten, bij de betrokken bedrijven en terreinen. Duurzaamheid en verantwoord ondernemen worden daarbij vaak als een leidraad gehanteerd. De triple P (people, profit, planet) worden vaak geciteerd als duurzaamheidsaspecten voor bedrijventerreinmanagement, JERTS (Juridische verankering, Economische meerwaarde, Ruimtelijke randvoorwaarden, Technische haalbaarheid en Sociale verantwoording) omvat de aspecten van het iets bredere sociaal verantwoord ondernemen. Daarbij is het ambitieniveau en de wijze van de samenwerking verschillend voor ieder bedrijventerrein. taakstelling ook mandateren aan het bedrijventerreinmanagement via bijvoorbeeld een domeinconcessie. De overheid behoudt weliswaar zijn controlerende functie. 9

16 De uitvoerders van bedrijventerreinmanagement zijn de aanwezige bedrijven, al dan niet georganiseerd in een bedrijventerreinvereniging, al dan niet in samenwerking met externe private of publieke actoren. De uitvoering gebeurt op een vrijwillige basis. De financiering van bedrijventerreinmanagement is divers. Er zijn enerzijds de eenmalige projectsubsidies voor bedrijventerreinmanagement (Europese interreg III - projecten en de Vlaamse projectsubsidies voor bedrijventerreinmanagement), of provinciale subsidies voor bedrijventerreinmanagement. Daarnaast zijn er ook uiteenlopende subsidies vanuit verschillende beleidsdomeinen die voor specifieke acties kunnen benut worden, zoals subsidies vanuit het pendelfonds, of subsidies voor kinderopvang,. Daarnaast wordt vaak gewerkt met een financiële bijdrage van de deelnemende bedrijven Verhouding beheer bedrijventerreinen vs. bedrijventerreinmanagement Uit de literatuur en de gesprekken met diverse actoren komt naar voor dat het onderscheid tussen de termen bedrijventerreinbeheer en bedrijventerreinmanagement niet altijd even duidelijk is. Vaak wordt ook de term parkmanagement gehanteerd voor beide. Ze leunen dan ook sterk tegen elkaar aan, maar hebben zoals hierboven omschreven een duidelijk andere insteek. Tabel 1 vat de verschillen tussen bedrijventerreinbeheer en bedrijventerreinmanagement samen. Tabel 1: Vergelijkend overzicht bedrijventerreinbeheer vs. bedrijventerreinmanagement Bedrijventerreinbeheer Top down benadering Bedrijventerreinmanagement Bottom up benadering Gestuurd Vaak spontaan 3 (Contractueel) verplicht Vaak vrijwillig 3 Door externe actor (beheerder) Ambitieniveau bepaald door de overheid Concrete (overheids?)taken Controlerend instrument voor de overheid Winst voor de gemeenschap Overheidsfinanciering, eventueel aangevuld met bedrijfsbijdrages indien private verplichtingen worden opgenomen in bedrijventerreinbeheer Samenwerking tussen interne actoren (bedrijven) Ambitieniveau bepaald door bedrijven (ev. gestimuleerd) Taken zelf te bepalen Overheid kan stimulerend werken Winst voor de bedrijven zelf & voor de gemeenschap Financiering door bedrijven, aangevuld met overheidssubsidies 3 Niet in alle gevallen. Vb. wanneer vanuit de beheerder zaken rond BTM (bedrijventerreinmanagement) worden opgelegd. 10

17 Het einddoel van zowel bedrijventerreinbeheer als van bedrijventerreinmanagement is ertoe bij te dragen een zo aangenaam mogelijk en goed functionerend bedrijventerrein te bewerkstelligen. Het ambitieniveau van beiden wordt echter op een verschillende manier bepaald (opgelegd bij bedrijventerreinbeheer of zelf bepaald ev. gestimuleerd bij bedrijventerreinmanagement). Het beheer zorgt theoretisch voor het minimale algemene kader, het management voor de lokale verfijningen op maat van de aanwezige bedrijven. Er kan wel opgemerkt worden dat het ambitieniveau van bedrijventerreinbeheer en bedrijventerreinmanagement met elkaar in wisselwerking kunnen staan: als het ambitieniveau van het bedrijventerreinbeheer toeneemt, is het ook waarschijnlijk dat het ambitieniveau van het bedrijventerreinmanagement toeneemt. Een voorbeeld maakt dit duidelijk: als vb. het beheer CO 2 neutraliteit oplegt, zal het bedrijventerreinmanagement sneller overgaan tot groepsaankoop of gezamenlijke productie van groene stroom. De andere situatie kan echter ook bestaan, nl. dat bedrijven zich gaan verenigen en ambitieus zijn in hun bedrijventerreinmanagement, omdat ze van mening zijn dat het bedrijventerreinbeheer niet voldoende ver gaat. 2.2 BETROKKEN ACTOREN Bij het beheer en het management van bedrijventerreinen in Vlaanderen zijn op dit ogenblik verschillende types actoren betrokken, zowel publieke als private actoren. Ze vervullen vaak meerdere taken inzake bedrijventerreinmanagement. We geven hieronder een kort overzicht, zonder hierin volledig te willen zijn (Semi-) publieke actoren Er zijn publieke en semi-publieke actoren die gebiedsdekkend zijn voor een bepaald beleidsniveau en er zijn actoren met een eigen werkingsgebied. Op Vlaams niveau is het Agentschap Ondernemen de publieke actor. Het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid biedt ondersteuning en informatie aan bedrijven. Bedrijven kunnen bij het Agentschap Ondernemen terecht voor informatie over financiering, subsidies en vergunningen. Het Agentschap ondersteunt het starten, de groei en de bedrijfscontinuïteit van ondernemingen. Tot slot helpt het Agentschap Ondernemen bedrijven bij de zoektocht naar bedrijfshuisvesting. Het Agentschap Ondernemen werkt samen met tal van partners om al deze facetten van het ondernemerschap te stimuleren. Volgende rollen neemt het Agentschap Ondernemen op (2): Een stimulerende regisseur die andere actoren bedrijfsorganisaties, steden en gemeenten,... ondersteunt en stimuleert om een bedrijfsvriendelijk beleid te voeren en projecten op te zetten die het ondernemerschap ten goede komen. ; Een complementaire speler in de uitvoering van beleidsopdrachten van de Vlaamse Regering, het stimuleren en informeren van diverse stakeholders in functie van duurzaam ondernemen via subsidies en platformwerking en het optreden als kenniscentrum voor overheidsmaatregelen; De toekenner van subsidies. Het Agentschap Ondernemen beheert de subsidie-enveloppe om bedrijven en bedrijfsorganisaties te ondersteunen: de kmo-portefeuille, de ecologiepremie, de strategische opleidings- en investeringssteun en de steun voor hinder bij openbare werken. Het Agentschap Ondernemen stimuleert het ondernemerschap ook via tal van projecten zoals 11

18 de oproep ondernemerschap, oproep peterschap en oproep brugprojecten economieonderwijs. Daarnaast wil het Agentschap bijdragen tot voldoende ruimte om te ondernemen via steun voor bedrijventerreinen en bedrijfsgebouwen. Beheerder van het EFRO-programma in Vlaanderen waarmee de kenniseconomie, het ondernemerschap, de ruimtelijke economische en stedelijke ontwikkeling in Vlaanderen gestimuleerd wordt. Daarenboven stimuleert het Agentschap ook de internationalisering en grensoverschrijdende samenwerking (interreg) tussen bedrijven. Op provinciaal niveau zijn de POM s, Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijen, het instrument waarmee de Provincies hun sociaal-economisch beleid uitvoeren. Het zijn publiekrechterlijke instellingen met rechtspersoonlijkheid, erkend door de Vlaamse regering. Ze moeten onder meer instaan voor 4 : Projecten gericht op de versterking van de infrastructuur tot vestiging van het bedrijfsleven en ontwikkeling van de ruimtelijke economische infrastructuur; Projecten gericht op een bedrijfsversterkend resultaat; De medewerking aan projecten tot efficiënte aanwending van de bedrijfsinfrastructuur, zoals brownfieldprojecten. In de praktijk staan de POM s in voor de aanleg van bedrijventerreinen, soms ook voor het beheer en het bedrijventerreinmanagement, zowel voor individuele terreinen of overkoepelend tussen meerdere terreinen. Daarnaast bieden ze kennisondersteuning en kennisuitwisseling aan. Afhankelijk van de provincie en de andere aanwezige actoren liggen de accenten anders: zo staat de POM Antwerpen vaak in voor de aanleg van terreinen, terwijl de POM West-Vlaanderen zich concentreert op kennisondersteuning en beheersaspecten die meerdere terreinen betreffen. De rol van het gemeentelijk niveau wordt naar eigen noden en inzicht ingevuld. Indien aanwezig kan een ambtenaar lokale economie ondersteuning bieden aan bedrijven en bedrijventerreinen, alsook aan de op het grondgebied van de gemeente aanwezige bedrijventerreinverenigingen. Een intercommunale is een vereniging van gemeenten met als doel taken van gemeenschappelijk belang te realiseren in naam van de aangesloten gemeenten, vooral op het gebied van: Afvalinzameling en verwerking; Nutsvoorzieningen (elektriciteit, gas, water en kabeldistributie); Sociale huisvesting; Streekontwikkeling. 4 Decreet houdende vaststelling van het kader toe oprichting van de provinciale ontwikkelingsmaatschappijen, 7 mei

19 Het werkgebied van een intercommunale bevat de aangesloten gemeentes. Onder de noemer streekontwikkeling staan intercommunales ook in voor de aanleg, uitgifte en het beheer van bedrijventerreinen, soms ook voor het bedrijventerreinmanagement. Niet alle intercommunales zijn hierin even actief of staan in voor taken in relatie tot bedrijventerreinen. De havenbedrijven hebben, tot slot, een specifiek werkgebied. Havenbedrijven zijn autonome gemeentebedrijven of nv s van publiek recht die instaan voor de technische, nautische en commerciële aspecten van het havenbeheer van de desbetreffende haven. Net als de intercommunales staan ze dus in voor de aanleg, de uitgifte, het beheer en desgevallend ook voor het bedrijventerreinmanagement in de havengebieden Middenveldorganisaties Vanuit hun rol als belangenbehartiger zijn ook heel wat middenveldorganisaties bezig met aspecten van bedrijventerreinmanagement. Voornamelijk VOKA en VKW hebben in deze al heel wat ervaring. Afhankelijk van hun lokale vertegenwoordiging en hun specifieke doelstellingen, vullen ze deze rol actief of eerder passief in. Zo neemt VKW Limburg het secretariaat op zich van de ondernemingsclubs in Limburg. VOKA Oost- Vlaanderen heeft dan weer haar project Concilio waarmee het interbedrijfssamenwerking op bedrijventerreinen wenst te stimuleren. Ook de kamer van Koophandel in het arrondissement Leuven heeft enkele parkmanagementprojecten lopen binnen haar werkingsgebied Bedrijventerreinverenigingen Bedrijven zijn op verschillende manieren verenigd. Er zijn belangenorganisaties, businessclubs of netwerkverenigingen,... Deze hebben vaak geen of een beperkte rol inzake een specifiek bedrijventerrein. Op een aantal bedrijventerreinen zijn specifieke bedrijventerreinverenigingen actief. Deze verenigingen vertegenwoordigen meerdere bedrijven op een specifiek bedrijventerrein, en dit vooral met betrekking tot zaken die spelen op het niveau van het bedrijventerrein. De verenigingen zijn meestal VZW s. Daarbij kunnen andere betrokken actoren zoals de gemeente of intercommunale of andere actoren ook deel uitmaken van de vereniging. Ze treden op als vertegenwoordigers van het terrein, brengen zaken aan in het kader van beheer en terreinmanagement, en staan soms in voor bepaalde terreinmanagementtaken Private actoren Naast de hierboven opgenoemde actoren zijn er ook private actoren actief. Ze staan in voor de aanleg, en/of uitgifte, beheer, terreinmanagement van één of meerdere sites. Specifiek voor bedrijventerreinmanagement zien we meerdere vormen van private actoren die al dan niet in opdracht van de bedrijventerreinvereniging het bedrijventerreinmanagement vorm geeft: vb. private ontwikkelaar, zelfstandigen zonder personeel, studiebureaus, vastgoedbeheerders, enzovoort Besluit Er is geen uniformiteit in welke actor welke rol opneemt. Afhankelijk van de locatie en de omstandigheden staan POM s, intercommunales, middenveldorganisaties, bedrijventerreinverenigingen of private actoren in voor bedrijventerreinmanagement, al dan niet in combinatie met uitgifte en 13

20 beheer. In sommige provincies, zoals in West-Vlaanderen bestaat er een duidelijke taakverdeling tussen de POM en de intercommunales. In andere provincies zijn er niet overal intercommunales op eenzelfde wijze actief, en worden meer taken uitgevoerd door de POM of andere spelers zoals middenveldorganisaties of private actoren. 14

21 3. EVALUATIEKADER: OP BASIS VAN DE BELEIDSTHEORIE Het evaluatieonderzoek heeft plaatsgevonden op basis van de beleidstheorie-evaluatiemethode. Een eerste stap in het onderzoek betrof dan ook het expliciteren van de beleidstheorie. Om dit te doen, hebben we geïdentificeerd Wat de maatschappelijke noden zijn die door BTM kunnen worden ingevuld en tot welke beleidsdoelstellingen BTM kan bijdragen; Hoe het huidige beleid rond bedrijventerreinmanagement is vormgegeven en welke (impliciete) hypothesen hierbij werden verondersteld (i.e. expliciteren van de beleidstheorie): Waarom leidt het ondersteunen van BTM tot het bereiken van de (beleids)doelstellingen? Data-acquisitieplan: op welke wijze wensen we de benodigde gegevens voor het onderzoek te bekomen? Vertrekkende vanuit de beleidstheorie hebben we een data-acquisitieplan opgesteld. We identificeerden de onderzoeksvragen en gaven weer via welke dataverzamelingsmethode de informatie kon verzameld worden die we nodig hadden om de onderzoeksvragen te beantwoorden. In onderstaande paragrafen bespreken eerst de noden (vanuit de bedrijventerreinen zelf en vanuit de overheid), lichten we kort het huidige beleid inzake bedrijventerreinmanagement toe (projectoproep 2010), gaan we daarna in op de beleidstheorie en geven we tot slot het data-acquisitieplan weer. 3.1 MAATSCHAPPELIJKE NODEN DIE DOOR BTM KUNNEN WORDEN INGEVULD EN BELEIDSDOELSTELLINGEN WAAR BTM KAN TOE BIJDRAGEN Bedrijventerreinmanagement moet bijdragen tot het evolueren naar een groene economie, via het verduurzamen van bedrijventerreinen. Duurzaamheid splitst zich uit in 3 aspecten, traditioneel aangegeven via de 3 P s: people, profit, planet. In algemene termen kunnen deze 3 aspecten als volgt worden vertaald in relatie tot bedrijventerreinen 5 : People: Verhogen van het welbevinden van de werknemers op de bedrijventerreinen; Planet: Verminderen van de milieu-impact van de bedrijvigheid op de bedrijventerreinen; Profit: Verhogen van de winst van de bedrijven op de bedrijventerreinen. 5 Eigen vertaling van de hoofddoelstellingen naar bedrijventerreinen. 15

22 In onderstaande paragrafen lichten we toe tot welke beleidsdoelstellingen BTM kan bijdragen en welke de maatschappelijke noden zijn die door BTM kunnen worden ingevuld Beleidsdoelstellingen Bedrijventerreinmanagement wordt in de projectoproep van 2010 omschreven als relevant omwille van 3 redenen: 1. Als preventieve aanpak om veroudering op bedrijventerreinen tegen te gaan, of om de levensduur ervan te verlengen; 2. In functie van de opbouw van een maatschappelijk draagvlak voor (bijkomende) bedrijventerreinen; 3. Als efficiënt schaalniveau en doelmatige benaderingswijze om bedrijven te engageren voor diverse acties en programma s; interbedrijfssamenwerking levert bovendien synergie en economische voordelen op. In deze finaliteit van bedrijventerreinmanagement kunnen we de 3 aspecten van duurzaamheid situeren als volgt: Economisch: Het voorzien en behouden van kwalitatieve ruimte voor bedrijvigheid; Economische voordelen voor de bedrijven. Sociaal: Draagvlak voor bedrijventerreinen (oa. het eigen bedrijventerrein bij de omwonenden, de gemeente, ); Gezamenlijk aanbieden van bepaalde diensten naar de werknemer toe; Milieu: Efficiënt ruimtegebruik, door het verouderen tegen te gaan en zo ook maximale invulling van het bedrijventerrein te blijven garanderen; Gezamenlijk ondernemen van acties die een duidelijke milieuwinst hebben. Hieronder leggen we een link met de ruimere beleidsdoelstellingen waaraan BTM tegemoet kan komen. Deze doelstellingen bevinden zich voornamelijk op het vlak van de ruimtelijke economie (efficiënt of zorgvuldig ruimtegebruik) en milieu. Het decreet Ruimtelijke Economie hanteert 3 strategische doelstellingen voor het bedrijfshuisvestingsbeleid (1): Voorzien in voldoende geschikte bedrijfshuisvestigingsmogelijkheden voor bedrijven in lijn met de economische ambities van Vlaanderen; Het ontwikkelingsproces van bedrijventerreinen en andere economische locaties voor bedrijfshuisvesting doelmatiger, dat wil zeggen sneller, efficiënter en effectiever te maken; 16

23 Zorgvuldig ruimtegebruik te bewerkstelligen, de duurzaamheid te verhogen en de levensduur van bedrijventerreinen en andere economische locaties voor bedrijfshuisvesting te verlengen. BTM is een instrument dat vooral in het kader van de 3 e strategische doelstelling van het decreet ruimtelijke economie kan worden ingezet. Vanuit het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur & Energie en vanuit het beleidsdomein Mobiliteit (2) hebben onder meer volgende doelstellingen raakpunten met BTM: Klimaatdoelstellingen: reductie uitstoot CO 2; Duurzaam materialenbeleid: duurzaam omgaan met primaire materialen, evolutie naar een circulaire economie, ; Duurzame mobiliteit: woon-werkverkeer, (multimodaal) goedervervoer met als doelstelling het verminderen van de verkeersdrukte alsook het verminderen van de milieu-impact als gevolg van transport Noden vanuit de bedrijventerreinen Vanuit een aantal interviews met sleutelactoren op het vlak van bedrijventerreinmanagement komt naar voren dat de bedrijventerreinen in eerste instantie nog nood hebben aan het invullen van basisgemak en comfort van bedrijven: vb. bewegwijzering, beveiliging, groenonderhoud (weg, bermen, parkeren), Bedrijven willen hiervoor doorgaans ook wel betalen. Het tegemoetkomen aan deze basisnoden kan een trigger zijn om op termijn een meer gedetailleerd, uitgebreid en gevarieerd bedrijventerreinmanagement te ontwikkelen. Volgende doelstellingen vanuit bedrijventerreinen komen naar voren: Economisch: Aantrekkelijk maken en houden van het bedrijventerrein voor vestiging van bedrijven; Kosten verminderen bij de bedrijven (vb. door groepsaankopen te organiseren, bepaalde diensten collectief te organiseren, ); Sociaal: Diensten aanbieden voor de werknemers zodat werknemers graag blijven werken op het bedrijventerrein (vb. kinderopvang, broodautomaat, jobbeurs, gezamenlijke opleidingen, onthaal vrachtwagenchauffeurs, sportfaciliteiten, bank,postkantoor, pendelbus, ); Verenigen van bedrijven om als 1 partij in overleg te gaan met vb. de gemeente; Draagvlakcreatie naar omgeving toe (vb. bemiddeling bij overlast, positieve acties die omwonenden en werknemers betrekken zoals sportwedstrijden); De noden bevinden zich eerder op het economische en sociale aspect van duurzaamheid en minder op het milieukundige aspect. Het aanbieden van collectief vervoer van en naar het bedrijventerrein is 17

24 een actie die een milieukundig gevolg heeft, maar vanuit de bedrijventerreinen zelf misschien meer is ingegeven vanuit een dienst naar de werknemers (i.e. sociaal). 3.2 HUIDIG BELEID ROND BEDRIJVENTERREINMANAGEMENT: DE PROJECTOPROEP Subsidies voor bedrijventerreinbeheer zijn voorzien in het uitvoeringsbesluit ter subsidiëring van bedrijventerreinen (24 mei 2013). Er is nog geen uitvoeringsbesluit rond het subsidiëren van acties en taken die ondergebracht kunnen worden onder de term bedrijventerreinmanagement. In 2010 organiseerde AO een projectoproep rond bedrijventerreinmanagement (3). Ontvankelijk verklaarde dossiers werden beoordeeld volgens een aantal prioriteitscriteria. De prioriteitsbepaling van de ontvankelijke projecten werd uitgevoerd door een selectiecomité bestaande uit vertegenwoordigers uit de beleidsdomeinen RWO, LNE en MOW. Geselecteerde projecten konden een subsidie ontvangen van maximaal Het ontvangen bedrag mocht maximaal 85 % van de totale loonkosten en studiekosten uitmaken; een minimale eigen inbreng van 15 % was met andere woorden vereist. De projectenveloppe bedroeg 5,1 mljn (4) 6. Mogelijke begunstigden van de subsidies waren POM s, intercommunales, VOKA s, UNIZO s, steden en gemeenten, waterwegbeheerders als NV Zeekanaal en W&Z, LRM, bedrijventerreinverenigingen, 3.3 BELEIDSTHEORIE & HYPOTHESEN De beleidstheorie omhelst de verschillende stappen die verondersteld worden in het beleidsproces, nl. van bij de beleidsactie (in deze: projectoproep bedrijventerreinmanagement) tot bij het gewenste resultaat. Het gewenste resultaat is het verduurzamen van de bedrijventerreinen (3 P s). Als gevolg van deze verduurzaming stellen we dat de bedrijventerreinen aantrekkelijke vestigingsmilieus zijn en blijven in de toekomst en zo dus zullen zorgen voor minder leegstand en efficiënt ruimtegebruik. De beleidstheorie zoals hieronder voorgesteld, werd opgesteld op basis van documentenonderzoek (o.a. rond de projectoproep) en gesprekken met enkele sleutelactoren. Figuur 1: Schematische weergave processtappen beleidstheorie 6 3 miljoen werd vastgelegd in 2009 op de rubriek voor ruimtelijk economische en gebiedsgerichte projecten op het Fonds voor Flankerend Economie Beleid. In 2010 was opnieuw 3 miljoen beschikbaar. Een deel van het totale budget wordt vastgelegd voor andere initiatieven, waardoor in het totaal 5,1 miljoen beschikbaar werd gesteld. 18

25 In woorden omschrijven we dit als volgt (beginnende van rechts naar links in bovenstaande figuur): Vanuit het beleid ruimtelijke economie geredeneerd is het van groot belang dat de huidige en de nieuwe bedrijventerreinen een aantrekkelijk vestigingsmilieu vormen voor binnen- en buitenlandse bedrijven. Nu en in de toekomst. Om dit te realiseren is het nodig dat bedrijventerreinen duurzaam worden aangelegd en / of worden verduurzaamd. Zowel economische, sociale als milieu-aspecten zijn hierin van belang. Naast aanleg en beheer is bedrijventerreinmanagement een belangrijk instrument om deze verduurzaming van bedrijventerreinen te bewerkstelligen. Samenwerkingsvormen tussen bedrijven op de bedrijventerreinen (vb. in de vorm van bedrijventerreinverenigingen) zijn het best geplaatst om acties m.b.t. bedrijventerreinmanagement uit te voeren. Naast kostenbesparende initiatieven, beoogt het AO ook haalbare verduurzamingsinspanningen te realiseren. Financiële ondersteuning vanuit de Vlaamse overheid (momenteel in de vorm van een projectoproep) helpt bedrijventerreinverenigingen op te richten of te bestendigen. Bij elk van deze stappen worden bepaalde veronderstellingen gedaan (hypothesen). We expliciteren hieronder enkele van deze hypothesen. We starten opnieuw van rechts in bovenstaande figuur. In het evaluatieonderzoek werd informatie gezocht om deze hypothesen te toetsen. De hypothesen zijn met opzet hier en daar ongenuanceerd geformuleerd. Dit vergemakkelijkt de stellingname voor of tegen de hypothesen in het onderzoek. 1. Hypothese 1: Duurzame bedrijventerreinen zijn aantrekkelijke vestigingsmilieus voor bedrijven. Zonder de verduurzaming van de bedrijventerreinen zal er meer leegstand komen op bestaande bedrijventerreinen en moet nieuwe ruimte worden aangesneden om bedrijfshuisvestiging te kunnen voorzien. 2. Hypothese 2: Bedrijventerreinmanagement kan het verschil maken in het verduurzamen van bedrijventerreinen. Zonder bedrijventerreinmanagement op bestaande terreinen krijgen deze terreinen een achterstand in vergelijking met de nieuw ontwikkelde bedrijventerreinen. 3. Hypothese 3: Bedrijventerreinmanagement kan enkel worden waargemaakt door één of andere formele samenwerking tussen de bedrijven op het bedrijventerrein (vb. in de vorm van een bedrijventerreinvereniging). 4. Hypothese 4: Bedrijventerreinverenigingen (of andere vormen van samenwerking tussen bedrijven op een bedrijventerrein) worden niet opgericht of blijven niet voortbestaan zonder financiële ondersteuning van de Vlaamse Overheid. De bijhorende onderzoeksvragen voor het evaluatieonderzoek worden hieronder weergegeven (van links naar rechts in bovenstaande figuur): Onderzoeksvraag 1 Financiering van bedrijventerreinverenigingen (vraag naar input): Hoe worden bedrijventerreinverenigingen gefinancierd? Bestaan er bedrijventerreinverenigingen die zonder steun van de Vlaamse overheid worden opgericht en bestendigd? Onderzoeksvraag 2 Uitvoering acties BTM (vraag naar output): Welke acties worden uitgevoerd in het kader van bedrijventerreinmanagement? Gaan deze acties verder dan kostenbesparende initiatieven? 19

26 Worden op bedrijventerreinen met een bedrijventerreinvereniging beduidend meer acties rond bedrijventerreinmanagement uitgevoerd dan op bedrijventerreinen zonder een bedrijventerreinvereniging? Onderzoeksvraag 3 effecten uitvoering acties BTM (vraag naar doelbereiking en effectiviteit): Welke directe resultaten kunnen worden geobserveerd op bedrijventerreinen met BTM (economisch, sociaal, milieukundig) en vergelijking met de resultaten die oorspronkelijk werden beoogd door de overheid? Welke impact hebben deze directe resultaten op de uiteindelijke doelstelling vanuit ruimtelijke economie (nl. aantrekkelijk vestigingsmilieu)? Zijn deze directe resultaten het gevolg van de door de Vlaamse Overheid gegeven financiële ondersteuning? 3.4 DATA-ACQUISITIEPLAN Om bovenstaande onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, zijn gegevens nodig. In Tabel 2 geven we aan welke gegevens nodig waren om antwoorden te kunnen formuleren op de onderzoeksvragen en hoe we ze wilden bekomen. Voor de dataverzameling werd beroep gedaan op 2 methoden: Bevraging van de bedrijventerreinen (kwantitatieve gegevens); Casestudie (kwalitatieve gegevens). Daarnaast haalden we ook antwoorden uit de literatuur en het documentenonderzoek dat we gedaan hebben bij aanvang van het onderzoek. 20

27 - % door gemeente(n) Tabel 2: Data-acquisitieplan Onderzoeksvraag Indicatoren Informatie te vinden bij Informatie op te vragen via Basisinformatie algemeen Aantal BT in Vlaanderen AO GIS cel AO Aantal bedrijvenverenigingen in Vlaanderen (+ contactpersonen) AO, POM s, ev. via gemeenten AO en als niet beschikbaar: POM s contacteren (telefonisch of per mail) Aantal bedrijven aangesloten bij de bedrijvenverenigingen Alle bedrijvenverenigingen (i.e. wel en niet bij de oproep betrokken) Enquêtering, in te vullen door parkmanager Basisinformatie projectoproep Aantal BT betrokken in projectoproep AO Van de BT betrokken in projectoproep: - Oprichting nieuwe bedrijvenverenigingen vs. bestendigen bestaande bedrijvenverenigingen - BTM op nieuwe bedrijventerreinen vs. op bestaande BT Bedrijvenverenigingen betrokken bij de oproep Of via AO? Enquêtering, in te vullen door parkmanager Basisinformatie per BT Oppervlakte van het bedrijventerrein AO, of alle bedrijventerreinen GIS cel AO (of: enquêtering) Aantal bedrijven op het bedrijventerrein AO, of alle bedrijventerreinen GIS cel AO (of: enquêtering) Aantal werknemers op het bedrijventerrein AO, of alle bedrijventerreinen GIS cel AO (of: enquêtering) Jaartal start exploitatie van het bedrijventerrein Alle bedrijventerreinen Enquêtering OV1 financiering bedrijvenverenigingen Huidige financieringsbronnen bedrijvenverenigingen: - % subsidies Europa Alle bedrijventerreinen (i.e. wel en niet bij de oproep betrokken) Enquêtering, in te vullen door parkmanager - % subsidies AO - % subsidies provinciaal of andere