Vraaggericht werken met mensen met een verstandelijke handicap
|
|
- Siebe Meyer
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Vraaggericht werken met mensen met een verstandelijke handicap Het proces van vraagbepaling Student: Maaike Kwantes Master Sociologie Specialisatie: Verzorging en beleid Augustus 2006 Universiteit van Amsterdam Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen Scriptiebegeleiders: Dr. A. De Regt, Universiteit van Amsterdam Dr. E. Droogleever Fortuijn, Universiteit van Amsterdam
2 Voorwoord Een half jaar later dan gepland ligt mijn scriptie voor u. Het schrijven van een scriptie doe je niet zomaar. Maar met steun van mijn scriptiebegeleider en mijn omgeving ben ik toch elke keer weer met goede moed verder gegaan. En dit is het uiteindelijke resultaat. Ik werkte al een aantal jaren als groepsleider in een woning voor mensen met een verstandelijke handicap wat mij geïnspireerd heeft om voor mijn studie mij meer in één onderdeel van deze zorg te verdiepen. Doordat ik zeer praktijkgericht ben ingesteld en ook werkzaam ben in deze zorg was het niet altijd makkelijk om een wetenschappelijke benadering te hebben. Uiteindelijk heb ik daar een goede weg in gevonden. Vooral het interviewen van zorgverleners en familieleden van mensen met een verstandelijke handicap vond ik ontzettend leuk om te doen. Ik ben daardoor op veel plekken geweest en heb veel gezien en gehoord. Ik wil dan ook al deze mensen en de beide organisaties waarbinnen ik mijn onderzoek heb mogen doen bedanken. De gesprekken met mijn scriptiebegeleider, Ali De Regt, heb ik als bijzonder prettig ervaren en ik wil haar hier dan ook voor bedanken. Ik ging vaak met lood in mijn schoenen heen maar kwam fluitend en vol goede moed weer thuis. Verder wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun steun en geduld. Ik ben er lang mee bezig geweest en heb er erg veel over gepraat. In het bijzonder mijn zus Inge voor haar tekening die ik als omslag heb gebruikt. Als laatste wil ik mijn vriend bedanken voor zijn steun. Hij heeft in het afgelopen jaar veel leuke en minder leuke momenten met mij meegemaakt door deze scriptie. Maar nu is het af en ben ik blij en trots, dat het klaar is. Maaike Kwantes Augustus
3 Inhoudsopgave 1. Inleiding Onderwerp Probleemstelling Opbouw scriptie Geschiedenis van de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap Definiëring en benaming Van het medisch regime naar het ontwikkelingsmodel Van grootschalige instellingen naar kleinschalige woonvormen Vraaggerichte zorg Visie op vraaggerichte zorg Vraaggerichte zorg en vraagsturing De hulpvraag Betekenis voor de zorg Opzet en uitvoering van het onderzoek Kwalitatieve onderzoeksmethode Organisaties Respondenten Verwerking en analyse Betrouwbaarheid en validiteit Vraaggericht werken in de praktijk Het formuleren van de vraag Vraagbepaling Conclusie en discussie Conclusies Discussie
4 Samenvatting In de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap wordt sinds een heel aantal jaren vraaggericht gewerkt. In deze sector van zorg lijkt dit problematisch omdat veel cliënten niet zelf in staat zijn om hun vraag duidelijk te maken. In deze scriptie wordt onderzocht hoe men voor cliënten die niet zelf hun vraag kunnen formuleren tot de vraag komt. Wie hier een aandeel in hebben en hoe de verschillende betrokkenen zich tot elkaar verhouden. Is er bijvoorbeeld iemand van de betrokkenen die bepalend is? Daarnaast wordt onderzocht op basis waarvan betrokkenen weten wat de cliënt zijn vraag is. Om dit te onderzoeken heb ik heb gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksmethode. Een kwalitatieve methode is zeer gebruikelijk als je wilt weten hoe interacties en processen binnen instellingen verlopen. Daarnaast wordt kwalitatief onderzoek gebruikt als de onderzoeker wil weten waarom mensen iets vinden. In dit onderzoek gaat het om het proces van vraagbepaling. Hoe komen betrokkenen tot de vraag van de cliënt en wie hebben hier een aandeel in? Hoe ziet dit proces eruit? Allereerst heb ik literatuuronderzoek gedaan naar de geschiedenis van de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap en naar de definities over vraaggericht werken en de dilemma s die worden gezien bij vraaggericht werken. Vervolgens heb ik binnen twee organisaties die zorg verlenen aan mensen met een verstandelijke handicap onderzoek gedaan. Beide organisaties werken vraaggericht maar hebben dit op een andere manier tot uitvoering gebracht. Ik heb binnen deze organisaties interviews gehouden met familieleden van cliënten, cliëntbegeleiders en met persoonlijk begeleiders. Door middel van persoonlijke gesprekken waar de vragenlijst als leidraad dienden hebben de respondenten mij zeer veel verteld over hoe zij hun aandeel zien in het proces van vraagbepaling en hoe zij denken te weten wat de cliënt zijn of haar vraag is. Uit de literatuur blijkt dat sinds de Tweede Wereldoorlog de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap aan een aantal veranderingen onderhevig is geweest. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van absolute afhankelijkheid naar steeds meer zelfbepaling van mensen met een verstandelijke handicap. Ten tijde van het medisch regime werden gehandicapten gezien als patiënten en passieve zorgontvangers. Zij kregen medische verzorging en artsen en verpleegkundigen bepaalden deze zorg. Het medische model maakte plaats voor het ontwikkelingsmodel. Tijdens deze periode werden mensen met een verstandelijke handicap gezien als mensen die zich nog konden ontwikkelen en die iets konden aanleren. De zorg werd toen vooral beïnvloed door psychologen en pedagogen. Het ontwikkelingsmodel maakte plaats voor de vraaggerichte zorg. Cliënten geven zelf aan welke zorg en ondersteuning zij nodig hebben en dit vormt het uitgangspunt voor het aanbod. De artsen en pedagogen bepalen nu niet meer welke zorg en ondersteuning een cliënt krijgt maar de cliënt zelf. 4
5 Uit de literatuur komt naar voren dat vraaggericht werken de intentie heeft om het aanbod aan te passen aan de vraag van de cliënt, het is de vraag of het daadwerkelijk gebeurt. Het uiteindelijk vaststellen van de vraag is afhankelijk van interpretaties van professionals en betrokkenen uit de omgeving van de cliënt. De cliënt zal dus ten alle tijden afhankelijk zijn van de professional, van de betrokkenen uit zijn of haar omgeving en van het aanbod of zijn of haar echte vraag beantwoord wordt. Uit de resultaten komt naar voren dat bijna alle zorgverleners het erover eens zijn dat vraaggericht werken inhoudt dat de wensen en vragen van de cliënt centraal staan. De letterlijke vraag van de cliënt moet leidend zijn voor het aanbod van zorg en ondersteuning. Maar het is moeilijker om de vraag van cliënten met een meervoudig complexe handicap te achterhalen omdat zij niet zelf kunnen zeggen wat zij willen. Cliëntbegeleiders zijn dan veel meer afhankelijk van de signalen die een cliënt geeft en zij proberen te kijken naar wat een cliënt aankan of niet. Persoonlijk begeleiders zijn bij deze groep cliënten veel meer afhankelijk van de observaties van anderen, van de mensen uit het netwerk van de cliënt. Het blijkt dat familieleden, cliëntbegeleiders en persoonlijk begeleiders gebruiken allerlei verschillende bronnen van kennis en signalen om achter de vraag of wensen van de cliënt te komen. Deze bronnen van kennis en signalen zijn onder te verdelen in verschillende categorieën. De cliënt zegt zelf wat hij of zij wil, dus maakt verbaal zijn wensen duidelijk. De cliënt maakt non-verbaal zijn wensen duidelijk. Dit gebeurt dan door gedrag, geluiden, gelaatsuitdrukking etc. Er wordt gebruik gemaakt van de kennis van familie. De begeleiding gaat dan te rade bij de familie van de cliënt. Er wordt ook veel gebruik gemaakt van de kennis van anderen. Bijvoorbeeld de kennis van artsen of orthopedagogen. Men refereert ook regelmatig naar de band die zij hebben met de cliënt. De familieband of dat begeleiding iemand al heel lang kent. Als laatste baseert men ook de vraag op het dossier van de cliënt. Hierin staat de geschiedenis en eventuele eerder hulp en zorg beschreven. Welke signalen er gebruikt worden hangt af van de mate waarin iemand met een handicap kan communiceren. Op het moment dat iemand zelf door middel van woorden kan aangeven wat hij of zij wel of niet wil is het voor de betrokkenen gemakkelijker om erachter te komen wat iemand wil. Zij kunnen het immers aan de cliënt vragen of de cliënt zegt het uit zichzelf. In deze gevallen maken de betrokkenen vooral gebruik van het verbale vermogen van de cliënt zelf. Dit sluit niet uit dat er ook gebruik gemaakt wordt van de andere signalen. Op het moment dat iemand niet verbaal kan aangeven wat in hem of haar omgaat of wat hij of zij wil, blijkt dat betrokkenen op andere zaken afgaan. Het gaat dan vaak om signalen als gedrag, geluiden of lichamelijke gesteldheid. De betrokkenen zullen dan de signalen die zij zien moeten interpreteren als vraag. Zij vertalen de signalen in vragen of wensen. De familie, de cliëntbegeleiders en de persoonlijk begeleiders gebruiken in verschillende combinaties de verschillende bronnen van kennis en signalen. De familie maakt vooral gebruik van wat hun kind, broer of zus zelf verbaal of non-verbaal aangeeft. Daarnaast refereren vooral ouders aan de band die zij hebben met hun kind. Cliëntbegeleiders gebruiken naast deze vormen ook veel kennis 5
6 van anderen. De kennis van de familie maar ook de kennis van andere disciplines zoals artsen en orthopedagogen. Persoonlijk begeleiders maken gebruik van bijna alle vormen van kennis en signalen. De meeste familieleden, cliëntbegeleiders en persoonlijk begeleiders vinden dat het uiteindelijk vaststellen van de vraag in overleg gebeurt met alle betrokkenen. Een groot deel van de respondenten is het er dus over eens dat het bepalen van de vraag van de cliënt in overleg en overeenstemming gebeurt. Er zijn echter een aantal familieleden die zeggen dat zij uiteindelijk bepalen, dit zijn allemaal ouders. Naast dat cliëntbegeleiders en persoonlijk begeleiders benoemen dat de vraag in overleg wordt vastgesteld zeggen zij ook dat de cliënt uiteindelijk zelf bepaalt. Zij formuleren weliswaar de vraag, maar zij zeggen dit te doen op basis van wat de cliënt aangeeft. Het blijkt dus dat vraaggericht werken in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap problematisch is. Het is dan ook de vraag of we van vraaggericht werken kunnen spreken in deze sector van zorg. Het is van veel dingen afhankelijk of het lukt om de vraag van de cliënt te achterhalen en of het de verschillende betrokkenen lukt hier overeenstemming over te krijgen. En dan blijft nog de vraag bestaan of het de juiste vraag is die door de betrokkenen wordt geformuleerd. 6
7 1. Inleiding 1.1 Onderwerp In de gezondheidszorg is er sinds een aantal jaren een trend zichtbaar naar vraaggericht werken. De vragen van de cliënten moeten meer en meer het aanbod in de zorg bepalen.het is niet meer de bedoeling dat er een aanbod van zorgproducten is waar cliënten uit kunnen kiezen maar, het aanbod moet nu worden afgesteld op de vraag van de cliënten. Deze manier van werken komt voort uit een nieuwe visie op zorg. Cliënten en patiënten zouden zelf keuzes moeten kunnen maken met betrekking tot de zorg die zij nodig voor zichzelf achten. Deze nieuwe visie op zorg is doorgedrongen in alle sectoren van zorgverlening. Zo ook in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. In de medische benadering die in de jaren vijftig en zestig heerste, werden verstandelijk gehandicapten vooral gezien als passieve zorgontvangers, patiënten die verpleegd moesten worden. Er werd nauwelijks met de patiënt overlegd en de patiënt deed weinig zelf. Volgens de nieuwe visie worden mensen met een verstandelijke handicap gezien als ieder ander, al hebben ze beperkingen die om extra zorg en assistentie vragen. Ze worden gestimuleerd om beslissingen te nemen over wat ze willen met hun leven. Er moet vraaggericht gewerkt worden. De vraag van de cliënt moet centraal staan en vormt het uitgangspunt van de zorg. Het is de bedoeling dat de cliënt aangeeft welke zorg en hulp hij of zij nodig heeft en op basis van de vraag van de cliënt wordt er zorgverlening aangeboden. In deze opvatting lijkt de vraag eenvoudig vast te stellen evenals het aanbod. Maar Nijhof (1992) geeft aan dat vraag en aanbod geen vastgestelde begrippen zijn. Vraag en aanbod worden volgens Nijhof gevormd in sociale processen die zich vooral voltrekken in behandelingssituaties zelf, in de interacties tussen gezondheidszorgers, patiënten en hun naasten. De sociale processen die Nijhof beschrijft worden nog ingewikkelder op het moment dat je te maken hebt met mensen met een verstandelijke handicap. Door mijn ervaringen als groepsleider in een sociowoning voor mensen met een verstandelijke handicap en als familielid van iemand met een verstandelijke handicap, vraag ik mij af of het wel mogelijk is om in deze sector vraaggericht te werken. Veel cliënten hebben bijvoorbeeld niet de verstandelijke vermogens om bepaalde keuzes te maken of kunnen niet communiceren. Ook zijn er cliënten die heel goed zelf aan kunnen geven wat zij willen maar niet goed de alternatieven kunnen afwegen vanwege hun beperking. Er zijn veel cliënten, veelal ouderen, die nooit geleerd hebben om te kiezen. Zij zijn hun hele leven verzorgd en er werd voor hen bepaald wat goed was. Hoe kunnen deze cliënten zelf aangeven wat zij willen? In deze gevallen zullen anderen de cliënt moeten helpen om de vraag te formuleren. Dit zijn in de praktijk vaak familieleden en zorgverleners. Maar hoe weten deze betrokkenen wat de vraag van de cliënt is? En wie is er in deze gevallen dominant, de zorgverlener of de familieleden? Ook lijkt het eenvoudig voor zorgverleners om vraaggericht werken. Maar hoe zit het met zorgverleners die al lang in deze sector van zorg werkzaam zijn? Doordat er vroeger veel meer aanbodgericht gewerkt werd hebben medewerkers die in de tijd geschoold zijn een verandering door 7
8 moeten maken. Zij zullen nu veel meer moeten kijken naar wat de cliënt aangeeft nodig te hebben dan dat wat zij denken dat goed is en aanbieden wat er is. Ook zullen zij familie er veel meer bij moeten betrekken dan dat zij gewend zijn geweest. Voorheen waren er groepsafspraken en de cliënt ging hierin mee. Nu zijn er individuele afspraken en zal de begeleiding hierop aangepast moeten worden. Zijn zij in staat om op deze manier te werken? Ook familie werd vroeger niet bij de zorg betrokken. Zij hadden weinig tot niets in te brengen. Ouders brachten hun kind weg en de zorg werd overgenomen op de manier zoals de instelling dat gewend was te doen. Als ouder had je hier weinig tot geen inbreng in. Hoe gaan familieleden die dat gewend zijn er nu mee om dat zij een steeds groter aandeel in de zorg krijgen? 1.2 Probleemstelling In deze scriptie wil ik ingaan op de vragen die ik hierboven heb gesteld. Ik wil weten hoe men de vraag van de cliënt vaststelt en welke mensen daar een aandeel in hebben. Met mijn onderzoek wil ik proberen in kaart te brengen hoe een vraag tot stand komt, wie daar een aandeel in hebben en hoe zij zich tot elkaar verhouden, welke belangen de vraagbepaling kunnen beïnvloeden en op basis waarvan de betrokkenen tot een vraag komt. Dit brengt mij op de volgende probleemstelling: Hoe wordt in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap de vraag van de cliënt bepaald? Op basis van welke argumenten komen betrokkenen tot de vraag van de cliënt? Welke betrokkenen hebben daar een aandeel in? Wie van de betrokken heeft een bepalende rol? Deze probleemstelling valt uiteen in een aantal deelvragen. Het is van belang om te weten wat de uitgangspunten zijn van de werkwijze. Daarom stel ik mij de vraag welke ontwikkeling de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking heeft doorgemaakt en wat er onder vraaggericht werken wordt vertaan. Een tweede vraag is hoe vraaggericht werken vorm krijgt binnen instellingen waar zorg geboden wordt aan mensen met een verstandelijke handicap? Op welke manier worden de uitgangspunten van vraaggericht werken in de praktijk gebracht? Ten derde vind ik het belangrijk om te kijken wie hier een rol bij spelen en wat hun rol is. Het is vooral van belang om te kijken naar de rol van de cliënten, van de familie en de zorgverleners. De familie en de zorgverleners zijn veelal de zaakwaarnemers van de cliënten. Om bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden doe ik allereerst een literatuurstudie. In eerste instantie zal ik mij richten op de geschiedenis van de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Er zijn veel verschillende visies en manieren van zorg voorafgegaan aan de visie van vraaggericht werken. De vroegere werkwijzen en benaderingen hebben hun invloed gehad op de situatie nu. Ten tweede wil ik in kaart brengen wat er in de literatuur verstaan wordt onder vraaggericht werken in het algemeen en specifiek voor de zorg voor mensen met een verstandelijke 8
9 handicap. Ten derde zal ik beschrijven welke dilemma s en problemen worden gezien in het vraaggericht werken algemeen en specifiek in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Tijdens mijn onderzoek ga ik uit van de stelling van Nijhoff (1992), dat vraag en aanbod worden gecreëerd in sociale interacties tussen de betrokkenen in de verzorgingssituaties zelf. Vanuit dit uitgangspunt probeer ik een sociaal proces te beschrijven waarin de vraag van de cliënt tot stand komt. Vervolgens ga ik ruim 20 interviews houden met zorgverleners en familieleden. Met deze interviews wil ik inzicht krijgen in hoe de verschillende betrokkenen erachter komen wat de vraag van de cliënt is en hoe de verschillende betrokkenen zich tot elkaar verhouden. Op deze wijze hoop ik in kaart te kunnen brengen hoe in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap de vraag tot stand komt. 1.3 Opbouw scriptie De indeling van deze scriptie is als volgt. In hoofdstuk 2 zal allereerst worden ingegaan op de geschiedenis van de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Er zal worden ingegaan op de verschillende periodes van de zorg en de ontwikkeling die de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap heeft doorgemaakt. In hoofdstuk 3 wordt dieper op vraaggericht werken ingegaan. Ik zal verschillende definities van vraaggericht werken beschrijven en dilemma s die worden gezien in het vraaggericht werken met mensen met een verstandelijke handicap. In hoofdstuk 4 zal de onderzoeksopzet besproken worden. Hierin zal aandacht besteedt worden aan de methode van onderzoek en aan de onderzochte organisaties. In hoofdstuk 5, 6 en 7 zullen de resultaten van mijn onderzoek besproken worden en tenslotte zullen er in hoofdstuk 8 conclusies getrokken worden. Tevens is er in hoofdstuk 8 een discussie over de relevantie van dit onderzoek. 9
10 2. Geschiedenis van de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap In de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap hebben zich de afgelopen zestig jaar veel veranderingen voorgedaan. Er zijn drie ontwikkelingen geweest die van grote invloed zijn geweest op de huidige zorg. In de eerste plaats is dit de verandering in definiëring en benaming. Een tweede verandering is de ontwikkeling van het medische regime naar het ontwikkelingsmodel. Tenslotte de ontwikkeling van grootschalige instituties naar kleinschalige woonvormen. Deze ontwikkelingen hebben zich gelijktijdig voorgedaan en waren op elkaar van invloed. Uiteindelijk hebben ze geleid tot de huidige manier van werken, namelijk het vraaggerichte werken. Om de geschiedenis van de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap te beschrijven kunnen we teruggaan tot de klassieke oudheid. In die tijd werd een kind met een lichamelijke of verstandelijke handicap gezien als een onheilspellend teken van de toorn der goden (..) Sinds die tijd is er veel veranderd. Om de huidige stand van zaken in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap beter te begrijpen is het van belang om te kijken naar de geschiedenis. Maar voor deze scriptie gaat het te ver om terug te gaan naar de klassieke oudheid. Daarom richt ik mij vooral op de zorg van na de Tweede Wereldoorlog. Sinds die tijd zijn er vele veranderingen geweest in het beleid en de uitvoering van de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. 2.1 Definiëring en benaming Eeuwenlang gingen zotten, onnozelen en idioten als ongedefinieerde, vreemde schepselen door het leven. In de achttiende en negentiende eeuw werden idioten benoemd als menselijk wezens met een verstand kleiner dan dat van dieren. Eind negentiende eeuw kwamen de eerste definities op van idiotie als ongeneeslijke vorm van zwakzinnigheid en enkele decennia later zag men zwakzinnigheid vooral als een moreel en maatschappelijk tekort ten gevolge van een intellectueel gebrek. Onder invloed van de intelligentietest ging dit laatste punt, het verstandsgebrek, steeds meer overheersen en werd zwakzinnigheid gedefinieerd in termen van benedengemiddelde intelligentie. In de Middeleeuwen werd zotheid, als zij al getest werd, gemeten aan praktische vaardigheden en sterke omgevings- en klassengebonden eisen zoals het vermogen een paard te zadelen, een stuk land te ploegen of een landgoed te beheren. Na de Tweede Wereldoorlog werd zwakzinnigheid afgelezen aan iemands score op de intelligentietest; een test die een bijna universele geldingskracht kreeg en mensen van alle rangen en standen, landen en culturen beoordeelde aan de hand van eenzelfde criterium, het intelligentiequotiënt (Mans, 1998). Ook de benaming is door de jaren heen veranderd. Werd er vroeger gesproken over zotten en idioten, nu wordt er gesproken over mensen met een verstandelijke handicap of beperking. Tot de jaren negentig was het begrip zwakzinnig een gerespecteerd begrip. Maar sinds de jaren negentig geldt deze term als achterhaald en zelfs als incorrect. Volgens Mans (1998) heeft de keuze voor de aanduiding mensen met een verstandelijke handicap te maken met de wil om een scheiding aan te
11 brengen tussen mens en handicap, zodat individuen niet geheel geïdentificeerd worden met hun handicap. Terwijl zwakzinnigen benoemd werden als een apart en zwak soort mensen, heten mensen met een verstandelijke handicap in de eerste plaats mensen, gewone mensen met mogelijkheden en eigenaardigheden zoals ieder mens die heeft. Pas in de tweede plaats komt de handicap ter sprake die hun beperkingen en behoefte aan hulp oplegt (Mans, 1998). 2.2 Van het medisch regime naar het ontwikkelingsmodel Na de Tweede Wereldoorlog overheerste het medische model, ook wel het medisch regime genoemd. Zwakzinnigeninrichtingen hadden veel weg van ziekenhuizen, met artsen als leidinggevenden, verpleegsters in witte uniformen en patiëntjes die bij opname geobserveerd en onderzocht werden om vervolgens op basis van een diagnose behandeld te worden. Verstandelijk gehandicapten werden vooral gezien als passieve zorgontvangers, patiënten die verpleegd moesten worden. Dat de medische aanpak na de Tweede Wereldoorlog zo overheersend was, had onder meer te maken met een aantal ontdekkingen op het gebied van biochemische en erfelijke oorzaken van zwakzinnigheid. Tot de jaren dertig waren er eigenlijk geen theorieën over de oorzaken van verstandelijke handicaps bekend. Wel waren er opvattingen over. Zo waren er eugenetische theorieën over de wijze waarop prostitutie, drankgebruik en armoede met verstandelijke handicaps samenhingen. Daardoor werd het krijgen van een verstandelijk gehandicapt kind gezien als een zaak van gezinnen, waarin prostitutie, drankgebruik en armoede voorkwamen. Vaak werd het ook gezien als een straf van God. Het was dus iets om je als ouders voor te schamen. In de manier van denken over verstandelijk gehandicapten was in de eerste tien jaar na de oorlog nog weinig veranderd. De eugenetica had nog steeds invloed, een ideeënleer over de verhoging van de kwaliteit van het menselijke ras die rond het begin van de eeuwwisseling ontwikkeld werd door biologen en medici (Tonkens en Weijers, 1997). Eugenetici maakten onderscheid tussen groepen met minderwaardige erfelijke eigenschappen van wie voortplanting voorkomen moest worden, tegenover groepen mensen met hoogwaardige erfelijke eigenschappen, waaronder zijzelf, wier voortplanting bevorderd moest worden. De meeste eugenetici dachten hun doelen te bereiken door gerichte bevolkingspolitiek, waaronder castratie en sterilisatie. Ondanks de nazistische rassenpolitiek gedurende de Tweede Wereldoorlog was de eugenetica na de bevrijding niet volledig taboe. Pas in de loop van de jaren vijftig raakte de eugenetica uit de belangstelling. Nieuwe theorieën over erfelijkheid die vanaf de jaren dertig ontwikkeld werden, schiepen de voorwaarden voor een minder stigmatiserende kijk (Tonkens en Weijers, 1997). Het begon met de ontdekking van genetisch aangeboren stofwisselingsstoornissen. Daarna volgden nog andere oorzaken voor de beschadiging van de baby in de baarmoeder, zoals infectie met rode hond, gebruik van het middel softenon, sommige geneesmiddelen, nicotine of LSD. In de jaren zestig ontdekte men chromosomale oorzaken. Door de verschuiving van de oorzaken van het sociale milieu naar het 11
12 lichaam werkten deze theorieën minder stigmatiserend. Ook welgestelde keurige ouders konden een kind met een verstandelijke handicap krijgen. In het werk van de verpleging veranderde tot het midden van de jaren zestig niet veel. In de meeste inrichtingen bestond het werk voornamelijk uit bewaken en schoonmaken. Ook in het leven van de bewoners veranderde eerst niet veel. De bewoners waren voor de nieuwe deskundigen wel interessant, maar vooral als onderzoeksmateriaal. Wat in het leven van de bewoners wel veranderde, was de medicatie. Dankzij onderzoek waren de mogelijkheden om mensen gerichte diëten en medicijnen toe te dienen, enorm toegenomen. Daarbij kwamen vanaf de jaren vijftig de psychofarmaca beschikbaar. Het was daardoor beter mogelijk om bewoners rustig te houden. De ouderwetse dwangmiddelen uit de psychiatrie, zoals het spanlaken en de Zweedse band, waren minder hard nodig. Ze werden en worden overigens nog wel gebruikt. Pas later in de jaren zestig begonnen de veranderingen in definitie invloed te krijgen op het dagelijkse leven van de verpleging en de bewoners. Psychologen en pedagogen, die voorheen alleen ingeschakeld werden bij onderzoek, kregen nu een belangrijkere rol in de verzorging en behandeling van mensen met een verstandelijke handicap. Deze disciplines hielden zich nu ook bezig met het gedrag en de ontwikkelingsmogelijkheden van de bewoners. Er werd ondervonden dat de bewoners zich wel konden ontwikkelen en in hun gedrag gestuurd konden worden. De verbeterde medicatie heeft waarschijnlijk hier zijn invloed op gehad (Tonkens en Weijers, 1997). Het gedrag van de bewoners kon beter beheerst worden waardoor het beter mogelijk was om hun mogelijkheden te zien en te ontwikkelingen. Gedragswetenschappers gingen proberen om de principes van de gedragstherapie toe te passen op de bewoners. Via straf en beloning probeerde men de bewoners nieuwe dingen te leren of af te leren. Door de invloed van psychologen en pedagogen begon het medisch model langzaam plaats te maken voor het zogenaamde ontwikkelingsmodel. Gehandicapten werden meer en meer behandeld als mensen die weliswaar een aangeboren gebrek hadden, maar die nog van alles konden leren door hun onontwikkelde en dikwijls verborgen vermogens te activeren. In de jaren zestig kwam er veel kritiek op de inrichting. Deze kritiek had vooral betrekking op de psychiatrische inrichting. In 1961 publiceerde de Amerikaanse socioloog Erving Goffman een scherpe kritiek op de inrichting en deze kritiek kreeg veel navolging. Goffman zag de inrichting als een totale institutie. Een totale institutie is volgens hem elke instelling waar mensen, afgezonderd van rest van de samenleving, voortdurend in grote groepen onder een strak gereguleerd regime dezelfde dingen op dezelfde tijden en in dezelfde ruimtes moeten doen. Er is geen scheiding tussen slapen, werken en recreëren. Tussen personeel en bewoners bestaat een scherpe scheiding. Niet alleen inrichtingen, maar ook bijvoorbeeld kostscholen, kloosters, legers, gevangenissen en concentratiekampen zijn totale instituties ( Goffman, 1961). Goffman s kritiek was dat mensen in een totale institutie ontmenselijkt worden. Doordat zij in de totale institutie als afwijkende mensen worden behandeld, worden zijn afwijkend gemaakt. Goffman draaide dus de legitimering van de inrichting om; 12
13 mensen zitten niet in een inrichting omdat ze afwijkend of gestoord zijn, maar ze worden afwijkend of gestoord doordat ze in een inrichting verblijven (Tonkens en Weijers, 1997). Aan het begin van de jaren zeventig werd er rond de zorg voor verstandelijk gehandicapten een aantal tegengestelde benaderingen gebruikt. Aan de ene kant was er veel aandacht voor het testen, onderzoeken en ontwikkelen van verstandelijk gehandicapten. Men was scherp gaan onderscheiden tussen verschillende soorten verstandelijke handicaps en gedrag- en leerproblemen. Maar aan de andere kant kwam het idee dat mensen meer zichzelf moesten kunnen zijn. Het uitgebreide testen en diagnosticeren, indelen en daarmee isoleren van mensen met een verstandelijk handicap zou eerder belemmerend dan stimulerend zijn. Er werden vraagtekens gezet bij het apart zetten van mensen die langs die weg zo goed mogelijk moesten ontwikkelen naar de eisen van de maatschappij die zich voor de authenticiteit van deze mensen niet interesseerde (Tonkens en Weijers, 1997). Op meerdere fronten werd er geroepen om maatschappelijke integratie. Deze integratiediscussie had flinke confrontaties tussen verschillende partijen tot gevolg. Aan de ene kant werd de positie van de inrichtingen versterkt, aan de andere kant werd de inrichting steeds meer het doelwit van felle kritiek. Deze tegenstrijdige krachten kwamen in het begin van de jaren zeventig op verschillende plaatsen met elkaar in botsing. Een goed voorbeeld hiervan is de confrontatie op Dennendal, de afdeling voor verstandelijk gehandicapten van de psychiatrische inrichting de Willem Arntsz Hoeve (Weijers en Tonkens, 1994). Op deze afdeling probeerde een groep nieuwe medewerkers onder leiding van de psycholoog Carel Muller een nieuwe visie op zorg voor verstandelijk gehandicapten te ontwikkelen. In plaats van de nadruk op ontwikkeling en aanpassing onder deskundige leiding, wilde deze groep dat verstandelijk gehandicapten gewoon zichzelf konden zijn. De maatschappij zou zich moeten aanpassen aan het individu. Er zou niet meer gesleuteld moeten worden aan de verstandelijk gehandicapten. Zij moesten zichzelf kunnen zijn. Ze leefden in de instelling te geïsoleerd en de groepen waren veel te groot. Uitgaande van de gedachte dat verstandelijk gehandicapten geen andere behoeften hebben dan anderen, pleitte Muller voor een kleinschalige, gezinsachtige manier van wonen, waarbij mensen met en zonder handicap door elkaar zouden leven. De maatschappij was niet tolerant genoeg om deze vorm van integratie te laten slagen. Daarom pleite Muller voor omgekeerde integratie. Mensen van buiten de inrichting zouden op het terrein van de inrichting kunnen wonen en zodoende de inrichtingsbevolking verdunnen. De inrichting zou dan veranderen van een totale institutie in een goede buurt waar het voor iedereen prettig wonen was. Op Dennendal ging het niet alleen om een andere manier van wonen maar ook om andere menselijke verhoudingen. Vanwege zijn kritiek op het sleutelen aan verstandelijke gehandicapten door deskundigen, nam Muller liever mensen aan met levenservaring. Ook had hij kritiek op de autoritaire verhoudingen die in veel inrichtingen normaal waren. Hiervan werden de bewoners en de groepsleiding de dupe. Als de bewoners zich prettig zouden moeten voelen en zichzelf 13
14 konden zijn, dan moest men ervoor zorgen dat ook de groepsleiding zich prettig voelde en zichzelf kon zijn. De ideeën van Muller waren in die tijd erg controversieel en botsten vaak met de ideeën van de verplegenden die al langer op deze inrichting werkten. Ook ontstonden er veel conflicten met het bestuur van de inrichting en uiteindelijk kwamen er ook conflicten binnen de staf. Door al deze conflicten was Dennendal ongeveer drie jaar vaak in het nieuws. Uiteindelijk kwam er een einde aan het experiment toen de politie op 3 juli 1974 een van de paviljoens ontruimde. De visie dat verstandelijke gehandicapten geaccepteerd moesten worden zoals ze waren en dat ze ruimte moesten krijgen om zich te ontwikkelen, won echter in de jaren tachtig steeds meer terrein. Er kwam veel meer aandacht voor dagbesteding, er kwamen muziektherapeuten, bezigheidstherapeuten, sportdocenten en dergelijke. Aan het begin van de jaren negentig werd het pedagogische karakter van de zorg voor gehandicapten nog meer versterkt door de invoering van de zorgplanmethodiek (Mans, 1998). Door deze methode wordt de pedagogische benadering meer als daarvoor in handen gelegd van de directe begeleiders (voorheen groepsleiders). In een zorgplan worden individuele leerdoelen van de cliënt geformuleerd. In principe gebeurt dit in overleg en in overeenstemming met de cliënt zelf, maar veel bewoners van een inrichting zijn zich niet bewust van het bestaan en de inhoud van hun zorgplan (Mans, 1998). Een andere ontwikkeling is de pedagogiesering van de ouders (Mans,1998). Allerlei initiatieven voor vroeghulp en thuishulp voor ouders met een gehandicapt kind hebben ertoe bijgedragen dat ouders meer werk maken van het opvoeden van hun gehandicapte kind. Al deze pedagogische aandacht heeft ertoe bijgedragen dat de huidige generatie gehandicapte kinderen zeer veel vaardiger zijn dan de generaties gehandicapte kinderen van twintig jaar geleden. 2.3 Van grootschalige instellingen naar kleinschalige woonvormen Tien jaar na de Tweede Wereldoorlog was de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap nog hetzelfde als in de jaren voor de oorlog. Bewoners woonden in grote groepen van ongeveer zestig mensen op slaap- en dagzalen (Tonkens en Weijers, 1997). Mannen en vrouwen leefden gescheiden. Dit om ongewenste zwangerschappen te voorkomen. De inrichting was meestal van de buitenwereld afgesloten door middel van een hek, de bewoners kwamen dan ook bijna nooit buiten het terrein. Ook het contact met ouders was minimaal. In die tijd was het niet gebruikelijk dat ouders op bezoek kwamen op de paviljoens en de groepsleiders ontmoetten. Soms was er één keer per week een spreekuur en dan werd de bewoner van de zaal gehaald en naar buiten, naar de wachtende ouders gebracht (Tonkens en Weijers, 1997). Verpleegsters stonden alleen op een zaal met tientallen mensen. Zij moesten zorgen dat de bewoners elkaar en zichzelf niet te lijf gingen. Van dagbesteding en therapie was er toentertijd nog geen sprake. Na de oorlog was er een flink tekort aan inrichtingsplaatsen. Er waren lange wachtlijsten. Daarom werden er in de jaren vijftig veel inrichtingen uitgebreid en kwamen er een aantal nieuwe 14
15 inrichtingen bij. In eerste instantie leidde dit niet tot veel veranderingen in de zorg. Het accent op opbergen werd eerder groter dan kleiner. Verpleging en medische zorg stonden centraal. De inrichtingen waren overvol en soms was er daardoor geen scheiding tussen dag en slaapzalen. Tot ver in de jaren vijftig kwam het nog voor dat verpleegden de hele dag in bed doorbrachten vanwege ruimtegebrek. Nieuw was de aandacht voor wetenschappelijk en klinisch onderzoek, diagnose, behandeling en preventie. Dit stimuleerde op zijn beurt weer de groei en toename van grote inrichtingen want voor onderzoek waren veel en verschillende soorten bewoners nodig. Ook al werd er druk gebouwd, men bleef zich zorgen maken over het plaatsgebrek. Er werd gevreesd dat er steeds meer verstandelijk gehandicapten zouden komen, dat er niet tegen op te bouwen viel. Vooral omdat meer baby s in leven bleven en verstandelijk gehandicapten langer bleven leven, daarom vond men dat er iets gedaan moest worden om deze groei in de hand te houden. De medici verwachtten veel van onderzoek, diagnose en behandeling. Hierbij hadden ze ook psychologen en pedagogen nodig. Rond 1960 kwamen de eerste orthopedagogen in dienst. Al heel snel veroverden deze nieuwe deskundigen sleutelposities in de zorg. In de jaren zestig was er nog steeds sprake van een enorme groei van het aantal inrichtingsplaatsen. Dit werd mede ingegeven door de komst van de Algemene Bijstandswet in 1965 en vooral door de AWBZ in Voor die tijd gold de Armenwet uit Men kon alleen voor vergoeding van de kosten van een inrichtingsplaats door de gemeente in aanmerking komen, wanneer er geen familielid was die de kosten kon vergoeden of wanneer familie zelf op een bestaansminimum leefde en wanneer familie zo rijk was dat ze zelf een inrichtingsplaats konden bekostigen. Mensen uit de middenklasse waren genoodzaakt hun verstandelijk gehandicapte kind thuis te verzorgen, tenzij ze bereid waren om tot het bestaansminimum terug te gaan en bijvoorbeeld hun huis te verkopen. Vanaf 1968 veranderde dit. Inrichtingsplaatsen werden vanaf toen betaald uit de AWBZ. Daarmee had iedere verstandelijk gehandicapte recht op een volledige vergoeding van verblijf in de inrichting. De AWBZ had aanvankelijk zelfs tot gevolg dat inrichtingen bevoorrecht werden ten opzichte van andere voorzieningen, maar later vielen ook dagverblijven en Gezins Vervangende Tehuizen onder de AWBZ regeling. In de jaren zeventig en tachtig is er veel in de zorg veranderd. Door de Dennendalaffaire is de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in de publieke belangstelling komen te staan en hierdoor kwam er ook steeds meer kritiek op de inrichting. In de media werd in de jaren daarna veel aandacht besteed aan de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Normalisatie en integratie werden standaardtermen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. In 1982 adviseerde de Stuurgroep Planning Zwakzinnigenzorg om voortaan aan kleinschalige voorzieningen de voorkeur te geven (Tonkens en Weijers, 1997). Dit betekende een omslag in het denken over inrichtingen. Terwijl de verbetering binnen de inrichting in de jaren zeventig en tachtig sterk gedragen waren door de mensen die er werkten, kwam de kritiek op het verschijnsel inrichting vooral van de kant van ouderverenigingen en overheidsinstanties. Bij ouders hing deze kritiek nauw samen met de 15
16 tegenzin om hun kind af te staan aan zulke grote en verafgelegen voorzieningen, waar gehandicapten alleen nog maar met andere gehandicapten en beroepskrachten te maken kregen. De overheid had andere beweegredenen. Ten eerste was er de noodzaak om te bezuinigen en de stijgende kosten te bestrijden van het groeiende aantal inrichtingsplaatsen. Ten tweede wilde men niet achterblijven bij de ontwikkelingen in het buitenland, vooral in Scandinavische landen en in de Verenigde Staten. Hier werden inrichtingen als sinds de jaren zestig vervangen door kleinschalige en geïntegreerde woonvormen. Zo kwamen overheid en ouders aan het einde van de jaren tachtig samen en streefden samen voor meer kleinschalige, gevarieerde en geïntegreerde woonvoorzieningen voor mensen met een handicap. De normaliseringgedachte heeft ertoe geleid dat mensen met een verstandelijke handicap in kleinere woonvormen buiten de instelling zijn gaan wonen of gaan wonen. Deze gedachte hield in dat psychiatrische instellingen, verpleeghuizen en instellingen waar mensen met een verstandelijke handicap verzorgd werden hun patiënten nodeloos ver verwijderd houden van de normale wereld. Indien de opgenomen personen onder meer alledaagse omstandigheden hun leven zouden kunnen inrichten, zouden zij een volwaardiger menselijk bestaan kunnen leiden. Dat zou dan bovendien de kosten van de behandelingen en verzorging kunnen verminderen. Daarnaast maakte de overheid de keuze dat iedere burger deel moet kunnen nemen aan de maatschappij, ook mensen met een verstandelijke handicap. Uiteindelijk was het de bedoeling dat grote instellingen met vele woonpaviljoens vervangen zouden worden door kleinschalige woonvormen in de gewone wijk en buurt. Op deze manier kunnen mensen met een verstandelijke handicap integreren in de maatschappij en op een volwaardiger manier deelnemen aan de maatschappij. Zij kunnen boodschappen doen bij de supermarkt, naar het park in de buurt om te wandelen of naar de kinderboerderij. Op deze manier komen zij in aanraking met de alledaagse samenleving en leven zij niet meer afgeschermd (Trommel en Van der Veen, 1999). In eerste instantie zag je dat alleen mensen met een verstandelijke handicap met een hoog niveau hiervoor in aanmerking kwamen. Zij konden redelijk zelfstandig leven en goed voor zichzelf zorgen. Mensen met een zwaardere handicap en van een lager niveau bleven op het terrein van de instelling wonen. Zij hadden veel zorg nodig en waren niet zelfstandig genoeg om in de wijk te wonen. De afgelopen jaren zie je hier verandering in komen. Nu heerst de gedachte dat ook mensen met een zware verstandelijke handicap in een kleinschalige woonvorm in de wijk moeten gaan wonen. Vanuit de overheid wordt dit gestimuleerd. Er mogen geen groepen meer bestaan waar meer dan 6 tot 8 mensen wonen. En met het gegeven dat iedere burger recht heeft om deel te kunnen nemen aan de maatschappij zal de zwaardere gehandicapte met een lager niveau ook deze kans moeten krijgen. 2.4 Vraaggerichte zorg Tot ongeveer in de jaren tachtig was het gebruikelijk dat de zorgvraag geformuleerd werd in termen van het aanbod. Als de zorgverleners probeerden vast te stellen wat de cliënt voor zorg nodig had, deden zij dit met in het achterhoofd het bestaande aanbod. In de jaren tachtig kwam hier kritiek op en 16
17 wilde men een meer functiegericht systeem (Van Gennep, 2000). Dit hield in dat het aanbod bestond uit afzonderlijke functies zoals verzorging, behandeling, ontwikkeling etc. De cliënt neemt dan alleen die functies af die in zijn of haar geval nodig zijn. De term zorg op maat is toen ontstaan. Maar dit was nog steeds aanbodgestuurde zorg. In de tweede helft van de jaren tachtig kwam het begrip kwaliteit van het bestaan op. Er werd ingezien dat je alleen de kwaliteit van de zorg kan bepalen aan de hand van de beoogde uitkomst van de zorg. En deze uitkomst werd gezien in het feit dat mensen kwaliteit van bestaan hebben. Kwaliteit van bestaan kan worden omschreven vanuit een aantal punten. In de eerste plaats betekent dit dat mensen zelf vorm en inhoud kunnen geven aan hun leven. Ten tweede dat mensen onder gewone omstandigheden en volgens gewonen patronen kunnen leven en tenslotte dat de betrokkene zelf tevreden is met het eigen bestaan. Dit werden de nieuwe uitgangspunten van de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Het is het streven om personen met een verstandelijke handicap een betere kwaliteit van het bestaan te bieden door hen zelf te laten kiezen hoe zij hun bestaan vorm en inhoud willen geven en door hen op een zodanige manier meer controle over het eigen bestaan te geven (Van Gennep, 2000, p. 63). De cliënt staat centraal. Dit is de nieuwe visie in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. De cliënt geeft zelf aan wat hij of zij voor zorg en ondersteuning nodig heeft in zijn of haar leven. In de traditionele benadering van cliënten worden zij vooral gezien als mens met een ziekte of een handicap. Er is wel enig zicht op de sociale omgeving of bepaalde behoeftes van cliënten, maar vooral daar waar het te maken heeft met de ziekte of de handicap. Voor de rest zijn individuele persoonlijkheid en leefstijl van ondergeschikt belang. Op competenties van cliënten wordt geen beroep gedaan. Zij verleren het zelfs om hun vaardigheden toe te passen. Bij vraaggerichte zorg wordt de cliënt gezien als een persoon met een eigen sociale omgeving en duidelijke behoeftes en vragen. Competenties van cliënten zijn minstens even belangrijk als de beperkingen en handicaps. Nu cliënten worden gezien als individuen met eigen wensen en behoeften, betekent dit dat cliënten moeten kunnen kiezen wat ze willen. Zij mogen zelf aangeven waar zij willen wonen, wat voor werk ze willen doen, wat ze willen eten en welke kleur verf er in hun kamer komt. Om te weten te komen wat de cliënten willen, worden in veel van deze instellingen wensenonderzoeken gedaan. Er zijn onderzoeken waarin wordt gevraagd aan de cliënten waar zij het liefst willen wonen. Er zijn onderzoeken waarin wordt onderzocht wat voor werk of dagbesteding de cliënten willen doen. Met behulp van deze wensenonderzoeken wordt onderzocht wat de vraag is. Met de uitkomsten hiervan wordt het aanbod bepaald. Er wordt een aanbod gecreëerd wat zo dicht mogelijk bij de wensen van de cliënt ligt. Kenmerkend voor een vraaggerichte cultuur is de samenwerking tussen cliënt en verzorger op basis van gelijkwaardigheid en respect. Het betekent dat de cliënt niet langer object van zorg is maar actief betrokken is bij het zorgproces. Dit varieert van enerzijds wensen kenbaar maken tot zelf meewerken met schoonmaken. Cliënt en verzorger geven samen inhoud aan de zorg (Blaauwbroek, 2004). Om deze samenwerking tussen cliënt en verzorger zo goed mogelijk te laten verlopen moeten 17
18 er een aantal andere eisen aan de zorgverlening worden gesteld. Het gaat niet langer om verplegen van mensen, maar om begeleiden, assisteren en stimuleren (Huijbregts, 1998). De individuele cliënt is voortaan het uitgangspunt. Het gaat om wat hij of zij vraagt, wat hij of zij wenst. Steeds meer instellingen werken daarom met het systeem van persoonlijk begeleider of met een assistent. Elke cliënt krijgt een begeleider, die hem of haar assisteert bij het bepalen en realiseren van zijn wensen en behoeften en zorgt dat de directe zorg volgens plan verloopt. Begeleiden, stimuleren, assisteren, overleggen met de cliënt en diens familie, organiseren en coördineren, dit zijn belangrijke taken van de persoonlijk begeleider. Het volgens plan verlopen en de gestelde doelen ook daadwerkelijk behalen is mede ingegeven door financiële prikkels. Alle cliënten in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap moeten een zorgplan of ondersteuningsplan hebben. Hierin moet staan beschreven welke doelen er behaald moeten gaan worden en moet er ruimte zijn voor evaluatie waarin wordt gekeken of de doelen behaald zijn. Op deze manier moet er doelmatig gewerkt worden. Hieraan ligt de onbetaalbaarheid van de gezondheidszorg door de overheid ten grondslag. Door verschillende factoren zijn de kosten van de gezondheidszorg in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog ontzettend gestegen ( Vis & Wijbrandt & Van Schuur, 1998). In de jaren negentig zijn er een aantal veranderingen doorgevoerd in het overheidsbeleid met als doel de kosten van de gezondheidszorg terug te dringen. Een van deze veranderingen zijn aanpassingen in het beleid waarbij markt- en vraaggerichte benadering een steeds grotere rol gaat spelen. Door vraagbeperking en marktwerking wil de overheid kosten beheersen. Bijvoorbeeld door introductie van financiële prikkels richting cliënten en door invoering van concurrentie tussen zorgverzekeraars. Met concurrentie en marktwerking zou er een systeem ontstaan van financiële incentives waardoor de partijen in de gezondheidszorg zelf belang zouden hebben bij een grotere doelmatigheid (Trommel & Van der Veen, 1999). Organisaties die zorg bieden aan mensen met een verstandelijke handicap krijgen van de overheid per cliënt een bepaald bedrag. Dit bedrag is gebaseerd op de indicatie die voor de cliënt is afgegeven. In een indicatie staat beschreven welke zorg en ondersteuning iemand nodig heeft. Het ondersteuningsplan biedt inzicht in de daadwerkelijke ondersteuning die een organisatie geboden heeft aan de cliënt. Blijft de organisatie in gebreke zal deze ook geen financiën van de overheid ontvangen. Door deze financiële prikkel zal de doelmatigheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap moeten worden. Sinds de Tweede Wereldoorlog zie je een verschuiving van absolute afhankelijkheid naar steeds meer zelfbepaling van mensen met een verstandelijke handicap. Ten tijde van het medisch regime werden gehandicapten gezien als patiënten en passieve zorgontvangers. Zij kregen medische verzorging en artsen en verpleegkundigen bepaalden deze zorg. Het medische model maakte plaats voor het ontwikkelingsmodel. Tijdens deze periode werden mensen met een verstandelijke handicap gezien als mensen die zich nog konden ontwikkelen en die iets konden aanleren. De zorg werd toen vooral beïnvloed door psychologen en pedagogen. Het ontwikkelingsmodel maakte plaats voor de 18
19 vraaggerichte zorg. Cliënten geven zelf aan welke zorg en ondersteuning zij nodig hebben en dit vormt het uitgangspunt voor het aanbod. De artsen en pedagogen bepalen nu niet meer welke zorg en ondersteuning een cliënt krijgt maar de cliënt zelf. 19
20 3 Visie op vraaggerichte zorg In dit hoofdstuk komen verschillende definities van en opvattingen over vraaggericht werken aan de orde. Daarnaast worden een aantal processen en problemen benoemd die aan de orde zijn binnen het vraaggericht werken en specifiek in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Als laatste is te lezen welke voorwaarden gecreëerd kunnen worden om zo goed mogelijk vraaggericht werken uit te kunnen voeren. 3.1 Vraaggerichte zorg en vraagsturing In de literatuur zijn er meerdere definities te vinden van vraaggerichte zorg. De inhoud van velen daarvan zijn nogal algemeen van aard. Een voorbeeld hiervan is de definitie die werd gegeven naar aanleiding van het symposium over vraaggestuurde zorg van Stichting Sympoz, dat plaatsvond in Vraaggestuurde zorg werd beschouwd als het besef dat vragen en wensen van klanten van de gezondheidszorg uitgangspunt van handelen moet zijn bij hulpverleners, zorginstellingen en beleidsmakers (Boon, 1997). Het lijkt hier meer te gaan om een besef of ideologie dan om wezenlijk handelen. Schuurman (1998) zegt dat vraaggericht werken een beweging suggereert van de zorg naar de vraag, van een zorg die haar oor te luister legt bij de vrager. Dit betekent dat het aanbod wordt ingegeven door de vraag. Vraaggerichte zorg heeft volgens deze definitie de achterliggende gedachte dat cliënten of patiënten centraal staan. Zij moeten zelf kunnen kiezen voor de zorg die zij nodig achten. Tonkens (2003) beweert dat men met vraaggericht werken meestal op het individuele niveau doelt, op de relatie tussen de cliënt en de hulpverlener. Vraaggericht werken betekent minimaal dat de hulpverlener naar de cliënt luistert en de vraag van de cliënt met zijn eigen kennis, oordeel en inzichten confronteert. De hulpverlener bepaalt dan de probleemdefinitie, maar geeft zich wel rekenschap van de vraag van de cliënt. Vraagsturing heeft volgens Tonkens (2003) daarentegen betrekking op het institutionele niveau, op de relatie tussen instelling en cliënt. Het gaat er dan om in hoeverre cliënten meer invloed kunnen uitoefenen op de mate waarin de instelling zich inderdaad wat gelegen laat liggen aan cliënten en daadwerkelijk op diens vragen en noden is gericht. Daarbij gaat het erom dat de instelling in haar organisatie, werkwijze, doelstellingen en methoden gericht is op de vraag, of eventueel de noden van de cliënt, in plaats van op eigen overleven, of op het tevredenstellen van de subsidieverlener. Quaedvlieg (2000), directeur van een organisatie die hulp en zorg geeft aan mensen met een verstandelijke handicap, beschrijft vraaggestuurde zorg op een praktische manier. Hij zegt dat in deze zorg vraagsturing nogal eens verengd wordt met het principe u vraagt, wij draaien. Men gaat dan uit van de veronderstelling dat vraag en aanbod strikt te scheiden zijn. Ook gaat men uit van volledig onafhankelijke zelfbepaling, het ontbreken van invloed van anderen op de keuzeprocessen van de 20
Foto: halfpoint. 123rf.com. methodisch werken
1 Foto: halfpoint. 123rf.com methodisch werken Methodisch werken 1 Als zorgprofessional doe je nooit zomaar iets. Je werkt volgens bepaalde methodes en procedures. In dit hoofdstuk leer je wat methodisch
Nadere informatieReflectiegesprekken met kinderen
Reflectiegesprekken met kinderen Hierbij een samenvatting van allerlei soorten vragen die je kunt stellen bij het voeren van (reflectie)gesprekken met kinderen. 1. Van gesloten vragen naar open vragen
Nadere informatieinformatie voor cliënten
Colofon Redactie: Jose Schilderinck, Frank Nijhuis en Gerdi Verkerk Contact en algemene vragen: Postadres 820, 7550 AV Hengelo t. 088 777 60 00 e. info@ambiq.nl i. www.ambiq.nl Concept en ontwerp: Vanille
Nadere informatieIk besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:
Niet meer overgeven Vaak is de eerste zin die de klant uitspreekt een aanwijzing voor de hulpvraag. Paula zat nog maar net toen ze zei: ik ben bang om over te geven. Voor deze angst is een mooie naam:
Nadere informatieAfgeronde onderzoeksprojecten Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking (periode 2008 2012)
Afgeronde onderzoeksprojecten Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking (periode 2008 2012) In de periode 2008-2012 heeft het Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking
Nadere informatieOBSERVATIE. Hoe kom je in een creatieve mindset? De observatie van een kunstenaar en hoe hij aan zijn creativiteit komt. Robbert Kooiman G&I 1-C
OBSERVATIE Hoe kom je in een creatieve mindset? De observatie van een kunstenaar en hoe hij aan zijn creativiteit komt Robbert Kooiman G&I 1-C Contents Inleiding... 2 Covert of Overt... 2 Analyse... 3
Nadere informatiegezinsvormen [ behandeling in een gezin ]
gezinsvormen [ behandeling in een gezin ] 03 Gezinshuis meestal een passend antwoord op een uithuisplaatsing voorwoord Ambiq biedt specialistische zorg aan kinderen, jongeren, hun ouders en volwassenen
Nadere informatieDe Week gaat van start met de Breingeindag op maandag 26 maart 2012 in t Veerhuis te Nieuwegein.
Op zoek naar waardevolle contacten De werkgroep Week van de Psychiatrie organiseert van 26 tot en met 31 maart 2012 de 38e Week van de Psychiatrie. Het thema van de Week van de Psychiatrie 2012 is Contact
Nadere informatieRapport Kor-relatie- monitor
Rapport Kor-relatie- monitor Voor: Door: Publicatie: mei 2009 Project: 81595 Korrelatie, Leida van den Berg, Directeur Marianne Bank, Mirjam Hooghuis Klantlogo Synovate 2009 Voorwoord Gedurende een lange
Nadere informatieMEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind
MEE Nederland Raad en daad voor iedereen met een beperking Moeilijk lerend Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind Moeilijk lerend Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind Inhoudsopgave
Nadere informatieMijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd
Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd 1 Joppe (13): Mijn ouders vertelden alle twee verschillende verhalen over waarom ze gingen
Nadere informatieUit huis gaan van jongeren
Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan
Nadere informatieBESCHERMD WONEN MET ZEER INTENSIEVE ZORG, VANWEGE SPECIFIEKE AANDOENINGEN, MET DE NADRUK OP BEGELEIDING (voorheen ZZP 7)
BESCHERMD WONEN MET ZEER INTENSIEVE ZORG, VANWEGE SPECIFIEKE AANDOENINGEN, MET DE NADRUK OP BEGELEIDING (voorheen ZZP 7) GEBRUIKERSINFORMATIE ZORGPROFIELEN V&V PROTEION 1 2 Inleiding In de kleinschalige
Nadere informatieInclusie van mensen met een verstandelijke beperking: Reële mogelijkheden zelfbepaling en participatie. Petri Embregts
Inclusie van mensen met een verstandelijke beperking: Reële mogelijkheden zelfbepaling en participatie Petri Embregts Participatie Geplande ratificatie VN verdrag voor rechten van mensen met beperking
Nadere informatieDe oplossingsgerichte flowchart
De oplossingsgerichte flowchart Inleiding De oplossingsgerichte flowchart is een hulpmiddel om de werkrelatie te beschrijven tussen cliënt en hulpverlener. Het instrument kan bij elke client-hulpverlener
Nadere informatieEvalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek
Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Zwaantina van der Veen / Dymphna Meijneken / Marieke Boekenoogen Stad met een hart Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2
Nadere informatieErvaringen van mensen met verstandelijke beperkingen of psychiatrische problemen met zelfstandig wonen en deelname aan de samenleving
Een eigen huis.. Ervaringen van mensen met verstandelijke beperkingen of psychiatrische problemen met zelfstandig wonen en deelname aan de samenleving M.H. Kwekkeboom (red.) A.H. de Boer (SCP) C.van Campen
Nadere informatieZaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie
Zaken voor mannen Verhalen van mannen met epilepsie Introductie Niet alle mannen vinden het prettig om over hun gezondheid te praten. Ieder mens is anders. Elke man met epilepsie ervaart zijn epilepsie
Nadere informatieTevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen
Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen Gemeente Huizen Inleiding... 3 1. Verantwoording onderzoek...
Nadere informatieVOORBEELD / CASUS. Een socratisch gesprek volledig uitgeschreven
Maakt geld gelukkig? VOORBEELD / CASUS Een socratisch gesprek volledig uitgeschreven Hieronder tref je een beschrijving van een socratisch gesprek van ca. 2 ½ uur. Voor de volledigheid hieronder eerst
Nadere informatieDe muur. Maar nu, ik wil uitbreken. Ik kom in het nauw en wil d r uit. Het lukt echter niet. De muur is te hoog. De muur is te dik.
De muur Ik heb een muur om me heen. Nou, een muur? Het lijken er wel tien. En niemand is in staat om Over die muur bij mij te komen. Ik laat je niet toe, Want dan zou je zien Hoe kwetsbaar ik ben. Maar
Nadere informatieNikki van der Meer. Stage eindverslag. Stage Cordaan Thuiszorg.
Nikki van der Meer. Stage eindverslag Stage Cordaan Thuiszorg. Klas: lv13-4agz2 Student nummer: 500631386 Docentbegeleider: Marieke Vugts Werkbegeleider: Linda Pieterse Praktijkopleider: Evelien Rijkhoff
Nadere informatieTrainingen Coaching Intervisie Supervisie. Voor de zorg
Trainingen Coaching Intervisie Supervisie Voor de zorg Professioneel communiceren met 2013 Training Professioneel communiceren met Voor wie? De training is bedoeld voor mensen in de zorg die hun communicatie
Nadere informatieDe WGBO is een dwingend recht. Dit betekent dat cliënten en zorgverleners onderling geen afspraken kunnen maken die van deze wet afwijken.
Cliëntenrechten Als cliënt van De Zorggroep vraagt u zich misschien af wat uw rechten en plichten zijn. Uw rechten zijn vastgelegd in een wet. Dit is de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO).
Nadere informatieecourse Moeiteloos leren leidinggeven
ecourse Moeiteloos leren leidinggeven Leer hoe je met minder moeite en tijd uitmuntende prestaties met je team bereikt 2012 Marjan Haselhoff Ik zou het waarderen als je niets van de inhoud overneemt zonder
Nadere informatiedoordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de
SAMENVATTING Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop kinderen van 6 8 jaar het best kunnen worden geïnterviewd over hun mening van de buitenschoolse opvang (BSO). Om hier antwoord op te kunnen geven,
Nadere informatieTevredenheidsonderzoek. Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk.
Tevredenheidsonderzoek Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk. Stichting Buitengewoon leren & werken Prins Heerlijk Juni 2013 Stichting Buitengewoon
Nadere informatieTijd voor de dood. Stilstaan bij en tijd nemen voor de dood Oprecht en stap voor stap afscheid nemen. Beleidsnotitie Palliatieve Zorg
Beleidsnotitie Palliatieve Zorg Tijd voor de dood Stilstaan bij en tijd nemen voor de dood Oprecht en stap voor stap afscheid nemen Beleidsnotitie Tijd voor de dood Auteur(s) A.Trienekens Datum September
Nadere informatieIedereen heeft een eigen verhaal
informatie voor ouders Iedereen heeft een eigen verhaal > Goed om te weten als uw kind tijdelijk bij JJC verblijft Uw zoon of dochter gaat tijdelijk naar JJC in Den Haag. Wij gaan uw kind intensief begeleiden
Nadere informatieSpaanse verpleegkundigen in Nederland.
Spaanse verpleegkundigen in Nederland. Een casestudy naar de integratie van twaalf verpleegkundigen bij zorginstelling Archipel Zorggroep. Onderzoeksrapportage Naam: Arjen Klinkert Datum: 28-6-2013 Studentnummer:
Nadere informatieVerstandelijke beperkingen
11 2 Verstandelijke beperkingen 2.1 Definitie 12 2.1.1 Denken 12 2.1.2 Vaardigheden 12 2.1.3 Vroegtijdig en levenslang aanwezig 13 2.2 Enkele belangrijke overwegingen 13 2.3 Ernst van verstandelijke beperking
Nadere informatiePresentatie kwalitatief onderzoek beleving respondenten moestuinproject Asten - Someren
Presentatie kwalitatief onderzoek beleving respondenten moestuinproject Asten - Someren Dia 1: Hallo allemaal en welkom bij mijn presentatie. Ik heb onderzoek gedaan bij Moestuin d n Erpel in Someren.
Nadere informatieWaarom we een derde van ons leven missen 17. 2 Nieuwe wegen naar het innerlijke leven. Hoe de wetenschap dromen grijpbaar maakt 24
Inhoud inleiding Nieuw inzicht in onze dromen 11 i wat dromen zijn 1 Terugkeer naar een vergeten land Waarom we een derde van ons leven missen 17 2 Nieuwe wegen naar het innerlijke leven Hoe de wetenschap
Nadere informatieKwaliteitsonderzoek begeleiding
Kwaliteitsonderzoek begeleiding Kwaliteitsonderzoek Begeleiding najaar 2016 Pagina 1 van 18 Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 2. Werkwijze en verantwoording 5 Het doel van het onderzoek 5 Uitvoering onderzoek
Nadere informatie32 Kwaliteitsbevordering
DC 32 Kwaliteitsbevordering 1 Inleiding In dit thema gaan we in op de begrippen kwaliteit, kwaliteitszorg en kwaliteitsbeleid. Het zijn onderwerpen die niet meer weg te denken zijn uit het Nederland van
Nadere informatie&Ons Tweede Thuis VOLWASSENEN
&Ons Tweede Thuis VOLWASSENEN & & VOLWASSENEN Ondersteuning voor mensen met een beperking Heb je een beperking of heeft je zoon of dochter een beperking? Dan is wat ondersteuning soms erg welkom. Ons Tweede
Nadere informatieInformatie over zorgzwaartepakketten
Informatie over zorgzwaartepakketten voor cliënten, familie en andere betrokkenen Voor wie is deze folder? Deze informatie is voor mensen met psychiatrische problemen die voor langere tijd bij GGZ ingeest
Nadere informatieMijn 7 grootste inzichten in ICT in de zorg uit de afgelopen 15 jaar
Mijn 7 grootste inzichten in ICT in de zorg uit de afgelopen 15 jaar Gebaseerd op ervaringen die ik opdeed in meer dan 10 verschillende ziekenhuizen Mirjan van der Meijden Zorginformatisering Vooraf In
Nadere informatie3.6 Diversiteit is meer dan verschil in cultuur 91 3.7 Antwoorden uit de gezondheidswetenschappen
Inhoud Inleiding 7 1 Diversiteit in jouw leven 13 1.1 Identiteit 13 1.2 Sociale identiteit 15 1.3 Sociale deelidentiteiten 17 1.4 Multiculturele persoonlijkheden 20 1.5 Aspecten van persoonlijkheden 24
Nadere informatieRAPPORTAGE WACHTKAMERINTERVIEWS
RAPPORTAGE WACHTKAMERINTERVIEWS Huisartsenpraktijk Dalfsen ARGO BV 2014 Rapportage wachtkamerinterview Inleiding Onder de cliënten van huisartsenpraktijk Dalfsen zijn de afgelopen 2 jaren tevredenheidsonderzoeken
Nadere informatieZNA Ombudsdienst Wat zijn de rechten van het zieke kind? Informatie voor jonge patiënten
ZNA Ombudsdienst Wat zijn de rechten van het zieke kind? Informatie voor jonge patiënten 2 Wat zijn jouw rechten als patiënt? Wat zijn jouw rechten als kind of minderjarige in het ziekenhuis? > > Je hebt
Nadere informatieInhoudsopgave...2. Voorwoord...3. Inleiding...3. Hoofdstukken...4. 1. Wat is een verpleeghuis?...4. 2. De geschiedenis van het verpleeghuis...
Naam: School: Groep: 8 Laurens Tap De Trinoom Datum: 10 december 2012 Hoofdstuk: Inhoudsopgave Pagina 1 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave...2 Voorwoord...3 Inleiding...3 Hoofdstukken...4 1. Wat is een verpleeghuis?...4
Nadere informatieIk-Wijzer Ik ben wie ik ben
Ik ben wie ik ben Naam: Lisa Westerman Inhoudsopgave Inleiding... 3 De uitslag van Lisa Westerman... 7 Toelichting aandachtspunten en leerdoelen... 8 Tot slot... 9 Pagina 2 van 9 Inleiding Hallo Lisa,
Nadere informatie10. Gebarentaal [1/3]
10. Gebarentaal [1/3] 1 Gebarentalen Stel, je kunt niets horen. Je bent doof. Hoe praat je dan met andere mensen? Je kunt liplezen, maar dat is moeilijk en je mist dan toch nog veel van het gesprek. Bovendien
Nadere informatieFamilie aan tafel. Een werkvorm voor individuele coaching of intervisie.
Familie aan tafel. Een werkvorm voor individuele coaching of intervisie. De cliënt krijgt een groot vel papier en kleurkrijt. De opdracht is: Teken je gezin van herkomst rond de etenstafel. Een werkvorm
Nadere informatieDelinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking
DC 72 Delinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking Dit thema is een bewerking van het krantenartikel uit NRC Handelsblad Vroeger een debiel, nu een delinquent. In dit artikel zegt
Nadere informatieANALYSIS van interviews met dak- en thuisloze jongeren NEDERLAND. Samenvatting van belangrijkste uitkomsten
ANALYSIS van interviews met dak- en thuisloze jongeren NEDERLAND 1. 17 interviews 2. Leeftijd van 16 tot 25 3. 59% was jongen en 41% meisje Samenvatting van belangrijkste uitkomsten 4. 41% noemen als etniciteit
Nadere informatieThuiszorg. Samen actief in zorg aan huis. persoonlijk. dichtbij ACTIEF ZORG HULP IN DE HUISHOUDING VERZORGING VERPLEGING ADVIES
ACTIEF ZORG Postbus 317 5000 AH Tilburg T 013-467 28 30 F 013-750 82 10 E info@actiefzorg.nl www.actiefzorg.nl REGIO TILBURG Nimrodstraat 27 5042 WX Tilburg REGIO S-HERTOGENBOSCH Tolbrugstraat 8 5211 RW
Nadere informatieWier. Behandelcentrum voor mensen die moeilijk leren, met gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen. Patiënten & familie
Wier Behandelcentrum voor mensen die moeilijk leren, met gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen Patiënten & familie 2 Voor wie is Wier? Wier is er voor mensen vanaf achttien jaar (en soms jonger)
Nadere informatieWat kan de orthopedagoog of psycholoog voor jou doen?
Wat kan de orthopedagoog of psycholoog voor jou doen? Samenwerkingsverband NIP-NVO zorg voor mensen met een verstandelijke beperking 2014 1 Inhoud Voorwoord 3 Wat doet de psycholoog of orthopedagoog? 5
Nadere informatiePositieve verpleegkunde: op weg naar een bloeiende samenleving!
Van Kleef Lezing 10-12-2015 Spreker: Jan Walburg, Hoogleraar Positieve Psychologie, Universiteit van Twente Positieve verpleegkunde: op weg naar een bloeiende samenleving! Aan positieve psychologie kleeft
Nadere informatiePOP. Persoonlijk ontwikkelingsplan. Robin van Heijningen
1 POP Persoonlijk ontwikkelingsplan Robin van Heijningen 2 POP Persoonlijk ontwikkelingsplan Robin van Heijningen Hillegom 17 oktober 2013 Schoonderbeek Installatietechniek 3 Persoonlijk ontwikkelingsplan
Nadere informatieBegeleiding in de thuissituatie
Begeleiding in de thuissituatie Wie zijn wij? Profila Zorg is een evangelische zorgorganisatie die naast de mogelijkheid voor wonen en dagbesteding ook begeleiding en ondersteuning biedt in de eigen woonomgeving
Nadere informatieSamen eenzaam. Frida den Hollander
Samen eenzaam Samen eenzaam Frida den Hollander Tweede editie Schrijver: Frida den Hollander Coverontwerp: Koos den Hollander Correctie: Koos den Hollander ISBN:9789402122442 Inhoud Inleiding 1 Ik ben
Nadere informatieBestuurlijke afspraken Investeren in kwaliteit verpleeghuiszorg : zinvolle daginvulling en deskundig personeel.
Bestuurlijke afspraken Investeren in kwaliteit verpleeghuiszorg : zinvolle daginvulling en deskundig personeel. Datum: Partijen: ActiZ, organisatie van zorgondernemers Zorgverzekeraars Nederland (ZN) De
Nadere informatiePedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam
Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam Inleiding: ATB de Springplank, een algemeen toegankelijke basisschool en Vlietkinderen, maatwerk in kinderopvang, beiden gehuisvest
Nadere informatiePresentatie Tranzo Zorgsalon 29 november 2012 Christine Kliphuis
Presentatie Tranzo Zorgsalon 29 november 2012 Christine Kliphuis Geachte dames en heren, Zelfredzaamheid is een mooi en positief begrip. Immers, elk kind wil dingen zelf leren doen, jezelf kunnen redden
Nadere informatieIk-Wijzer Ik ben wie ik ben
Ik ben wie ik ben Naam: Johan Vosbergen Inhoudsopgave Inleiding... 3 De uitslag van Johan Vosbergen... 7 Toelichting aandachtspunten en leerdoelen... 8 Tot slot... 9 Pagina 2 van 9 Inleiding Hallo Johan,
Nadere informatieSchakelring. Zorgorganisatie in Midden Brabant. In mei 2015 uitgevoerd CliëntTevredenheid Onderzoek (CTO) gaf de volgende score
Schakelring Zorgorganisatie in Midden Brabant In mei 2015 uitgevoerd CliëntTevredenheid Onderzoek (CTO) gaf de volgende score NPS 56% Rapportcijfers 8,7 Trots en toch. Reacties bij CTO Sinds januari moeten
Nadere informatieErvaringen van mensen met verstandelijke beperkingen of psychiatrische problemen met zelfstandig wonen en deelname aan de samenleving
Een eigen huis.. Ervaringen van mensen met verstandelijke beperkingen of psychiatrische problemen met zelfstandig wonen en deelname aan de samenleving M.H. Kwekkeboom (red.) A.H. de Boer (SCP) C.van Campen
Nadere informatieWaarde-volle zorg is ook nog JONG!
Waarde-volle zorg is ook nog JONG! LOC maakte een nieuwe visie op de zorg. Die heet Waarde-volle zorg. Allerlei mensen herkennen zich daar in. Dat komt doordat die gaat over dingen die voor ons allemaal
Nadere informatieZelf kiezen hoe je wilt leven
Zelf kiezen hoe je wilt leven Ik ontdekte dat ik veel meer kan, dan ik in eerste instantie dacht. Ik ben in de tijd dat ik hier woon veel zelfstandiger geworden. Mijn eigen appartementje, dat was altijd
Nadere informatieLinks op de foto mijn moeder, Greet van. Woudenberg-Brink met haar man, kinderen en. kleinkinderen tijdens een laatste vakantie op
Kwaliteit van leven en hoogwaardige kwaliteit van zorg voor mensen met dementie: dat is voor Alzheimer Nederland een belangrijke drijfveer. Zeker nu de hervormingen in de langdurige zorg aan de orde van
Nadere informatieTot een geloofsgesprek komen. I Ontmoeten
Tot een geloofsgesprek komen I Ontmoeten Het geloofsgesprek vindt plaats in een ontmoeting. Allerlei soorten ontmoetingen. Soms kort en eenmalig, soms met mensen met wie je meer omgaat. Bij de ontmoeting
Nadere informatieDocent Kunsteducatie in de schijnwerpers
Docent Kunsteducatie in de schijnwerpers Master-thesis over de werkwijze van de docent kunsteducatie in het VMBO en VWO Tirza Sibelo Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen Richting: Sociologie
Nadere informatieThematische behoeftepeiling. Uitkomsten en conclusies van een brede enquête onder patiëntenorganisaties
Thematische behoeftepeiling Uitkomsten en conclusies van een brede enquête onder patiëntenorganisaties Inleiding In de komende jaren ontwikkelt de VSOP toerustende activiteiten voor patiëntenorganisaties
Nadere informatieSamen doen. Zorgvisie. Zorg- en dienstverlening van A tot Z
Samen doen Zorgvisie Zorg- en dienstverlening van A tot Z Wat en hoe? 3 W Samen met de cliënt bepalen we wát we gaan doen en hóe we het gaan doen. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen op diverse
Nadere informatieVan verzorgingsstaat naar
1. Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatie-samenleving mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak
Nadere informatieRapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021
Rapport Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) is
Nadere informatieInhoud. Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12. Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16
Inhoud Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12 Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16 Hoofdstuk 2 Hypnotherapie: Een reis naar binnen 30 Hoofdstuk 3 Het behandelplan:
Nadere informatieRapportage voor Saffier De Residentiegroep. Lerende Evaluatie: De stand voor de transitie naar een nieuw woonzorgconcept
Rapportage voor Saffier De Residentiegroep Lerende Evaluatie: De stand voor de transitie naar een nieuw woonzorgconcept 24 februari 2015 Lerende Evaluatie: De stand voor de transitie naar een nieuw woonzorg-
Nadere informatieVan meedenken met naar beslissen voor
Van meedenken met naar beslissen voor Morele problemen bij zorgbeslissingen van familieleden en mantelzorgers voor verminderd beslissingsvaardige ouderen in de thuissituatie Een onderzoek i.h.k.v. het
Nadere informatieInhoud. Aan jou de keuze 7. Niet alleen maar een boek 187. Auteurs 191. Dankwoord 197
Inhoud Aan jou de keuze 7 D/2012/45/239 - isbn 978 94 014 0183 8 - nur 248 Tweede druk Vormgeving omslag en binnenwerk: Nanja Toebak, s-hertogenbosch Illustraties omslag en binnenwerk: Marcel Jurriëns,
Nadere informatieWeten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen.
Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen. Vanaf 1 januari 2015 zijn wij als gemeente verantwoordelijk voor de jeugdhulp in Hendrik-Ido- Ambacht.
Nadere informatieB a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1
B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1 JE ONBEWUSTE PROGRAMMEREN VOOR EEN GEWELDIGE TOEKOMST De meeste mensen weten heel goed wat ze niet willen in hun leven, maar hebben vrijwel geen
Nadere informatieMantelzorg, waar ligt de grens?
Mantelzorg, waar ligt de grens? CDA Talentacademie 2014-2015 Anita Relou Wat is volgens het christendemocratisch gedachtengoed de grens van mantelzorg. Inleiding 2015. Een jaar met veel veranderingen in
Nadere informatieVerhaal: Jozef en Maria
Verhaal: Jozef en Maria Er was eens een vrouw, Maria. Maria was een heel gewone jonge vrouw, net zo gewoon als jij en ik. Toch had God haar uitgekozen om iets heel belangrijks te doen. Iets wat de hele
Nadere informatieWelkom bij Centrum Jeugd. Informatie voor kinderen, jongeren en hun familieleden
Welkom bij Centrum Jeugd Informatie voor kinderen, jongeren en hun familieleden Welkom bij Centrum Jeugd Je gaat deelnemen aan een van de behandelingen bij Centrum Jeugd van GGz Breburg. De behandelaren
Nadere informatieOrganiseren van zorg Niveau 3
Antwoorden stellingen Organiseren van zorg Niveau 3 NU ZORG Editie 2014 Pagina 1 Hoofdstuk 1. Het zorgproces 1. De holistische mensvisie gaat uit van de hele mens. Lichamelijke, psychische en sociale aspecten
Nadere informatiePATIËNTENPARTICIPATIE IN EEN PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS Betekenisgevende processen
PATIËNTENPARTICIPATIE IN EEN PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS Betekenisgevende processen Door Annelies Verkest Verpleegkundig specialist Kliniek Sint-Jozef Pittem Inhoud van de presentatie 1. Totstandkoming 2.
Nadere informatieIs een klas een veilige omgeving?
Is een klas een veilige omgeving? De klas als een vreemde sociale structuur Binnen de discussie dat een school een sociaal veilige omgeving en klimaat voor leerlingen moet bieden, zouden we eerst de vraag
Nadere informatieStappenplan voor artsen en gedragskundigen ter beoordeling van wils(on)bekwaamheid van cliënten IdB, versie 2.0
Stappenplan voor artsen en gedragskundigen ter beoordeling van wils(on)bekwaamheid van cliënten IdB, versie 2.0 Type document Richtlijn Vastgesteld door Raad van Bestuur Status document Definitief Datum
Nadere informatieVragenlijst Ervaren regie in de zorg
Vragenlijst Ervaren regie in de zorg versie voor mondelinge afname Introductie Zwart = tekst interviewer Schuingedrukt = ter ondersteuning interviewer (niet hardop lezen) De vragen uit deze vragenlijst
Nadere informatieMeedoen& Meetellen. Wat betekent het voor mensen met een verstandelijke beperking? Trainingsmodules voor professionals
Meedoen& Meetellen Wat betekent het voor mensen met een verstandelijke beperking? Trainingsmodules voor professionals Samenstelling trainingsmodule Eline Roelofsen Roel Schulte www.verwondering.nu Illustratie
Nadere informatieSamenvatting. Beleid en richtlijnen ten aanzien van beslissingen rond het levenseinde in Nederlandse zorginstellingen
Beleid en richtlijnen ten aanzien van beslissingen rond het levenseinde in Nederlandse zorginstellingen 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 196 Beleid en richtlijnen
Nadere informatieEvaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers
Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers nderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Goirle DIMENSUS beleidsonderzoek April 2012 Projectnummer 488 Het onderzoek De gemeente Goirle is eind april 2010
Nadere informatieActiviteit 01: Je gedachten en gevoelens 7. Activiteit 02: De scheiding van je ouders overleven 11. Activiteit 03: Acting out 16
Inhoud Activiteit 01: Je gedachten en gevoelens 7 Activiteit 02: De scheiding van je ouders overleven 11 Activiteit 03: Acting out 16 Activiteit 04: Schuld 22 Activiteit 05: Angst 26 Activiteit 06: Verdriet
Nadere informatieGedwongen opname met een IBS of RM *
Gedwongen opname met een IBS of RM * Informatie voor cliënten Onderdeel van Arkin Inleiding In deze folder staat kort beschreven wat er gebeurt als u gedwongen wordt opgenomen. De folder bevat belangrijke
Nadere informatieGebruikersgids jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Algemene informatie Informatie per zorgzwaartepakket (ZZP)
Gebruikersgids jeugdigen met een licht verstandelijke beperking Algemene informatie Informatie per zorgzwaartepakket (ZZP) Inhoud Samenvatting 3 Over welke problemen gaat het? 3 Voorbeelden 3 Welke hulp
Nadere informatieErvaringsdeskundigheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Petri Embregts
Ervaringsdeskundigheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Petri Embregts Inhoud Waarom een kans in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking? Inzetbaarheid en effectiviteit
Nadere informatie2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1
2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1! " #$% & #& '$' '& + ()" *% $, $ -% 1 H. Jagersma en M. Vervenne, Inleiding in het Oude Testament, Kampen, 1992. J. Bowker, Het verhaal
Nadere informatie[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster
[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster! Hoofdzaken Ster Copyright EffectenSter BV 2014 Hoofdzaken Ster SOCIALE VAARDIGHEDEN VERSLAVING DOELEN EN MOTIVATIE 10 9 8 10 9 8 7 6 4 3 2 1 7 6 4 3 2 1 10 9
Nadere informatieHoe gaat het in z n werk daar? Wat is er anders dan een gewone poli?
INTERVIEW d.d. 28 december 2009 Coeliakiepoli Op het interview-wenslijstje van Nynke en Zara staat Dr. Luisa Mearin. Zij is kinderarts MDL in het LUMC te Leiden en heeft als eerste met haar collega s in
Nadere informatieEen land waar. mensen goed geïnformeerd zijn over handicaps
Een land waar mensen goed geïnformeerd zijn over handicaps Lilian (48) vraagt haar zoontje om even een handje te komen geven. Dat doet hij en dan gaat hij weer lekker verder spelen. Wij nemen plaats aan
Nadere informatie34Vraaggericht werken
DC 34Vraaggericht werken 1Inleiding Vraag jij aan een cliënt wat zijn wensen en behoeften zijn of weet jij wat het beste is voor de cliënt? Denk jij dat je cliënt zelf weet wat goed voor hem is en daarover
Nadere informatieF r a n c i s c u s. v a n. Leven met aandacht. w e g D e. Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot
Leven met aandacht Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot w e g D e v a n F r a n c i s c u s 2 Leven met aandacht Inhoud 1 De weg van Franciscus 9 2 De oprichting van de congregatie
Nadere informatieNetwerk Ouderenzorg Regio Noord
Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Vragenlijst Behoefte als kompas, de oudere aan het roer Deze vragenlijst bestaat vragen naar uw algemene situatie, lichamelijke en geestelijke gezondheid, omgang met gezondheid
Nadere informatiepggm.nl Mantelzorg en dementie in de beleving van PGGM&CO-leden
pggm.nl Mantelzorg en dementie in de beleving van PGGM&CO-leden Enquête Mantelzorg en dementie 2014 Vooraf In juli 2014 vroegen wij onze leden naar hun ervaringen met mantelzorg in het algemeen, en mantelzorg
Nadere informatieKleinschalige woon- en onderwijsvormen. Opvang van kinderen met eigen-aardig gedrag
Kleinschalige woon- en onderwijsvormen Opvang van kinderen met eigen-aardig gedrag Doenersdreef Zorg Kinderen in Hilversum en Almere Sommige kinderen hebben iets bijzonders. Iets dat ze nét een beetje
Nadere informatieCompensatie eigen risico is nog onbekend
Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (M. Reitsma-van Rooijen, J. de Jong. Compensatie eigen risico is nog onbekend Utrecht: NIVEL, 2009) worden gebruikt. U
Nadere informatie