MISBRUIK VAN DE WOB DOOR VEELOPVRAGERS

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MISBRUIK VAN DE WOB DOOR VEELOPVRAGERS"

Transcriptie

1 NEDERLANDS JURISTENBLAD MISBRUIK VAN DE WOB DOOR VEELOPVRAGERS De combizitting jeugdzaken: haken en ogen Schrappen verbod godslastering: van de regen in de drup? Uitleg van overeenkomsten P JAARGANG JANUARI

2 De Hoge Raad der Nederlanden behandelt als hoogste nationale rechter beroepen in cassatie op de gebieden van het burgerlijk recht, het strafrecht en het belastingrecht. De cassatierechtspraak onderscheidt zich van de feitenrechtspraak doordat zij in het bijzonder is gericht op het dienen van de belangen van rechtseenheid en rechtsontwikkeling. Bij de Hoge Raad ontstaan met enige regelmaat vacatures door het vertrek van leden. De Hoge Raad stelt het in verband met de vervulling daarvan op prijs te kunnen beschikken over blijken van belangstelling van personen die voor een aanbeveling in aanmerking willen komen tot Raadsheer in de Hoge Raad v/m Ook wordt de Hoge Raad graag door derden geattendeerd op personen die geschikt worden geacht om voor een benoeming te worden aanbevolen. Benoemingsprocedure De leden van de Hoge Raad worden voor het leven benoemd bij Koninklijk Besluit. Zij worden benoemd uit een bindende voordracht van drie personen, opgemaakt door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Daaraan voorafgaand zendt de Hoge Raad aan de Tweede Kamer een aanbevelingslijst van zes kandidaten. Benoemingsvoorwaarden Voor een benoeming tot raadsheer geldt een aantal wettelijke vereisten. Daarnaast heeft de Hoge Raad een profiel vast gesteld waarin een raadsheer dient te passen. Ook is een profiel vast gesteld voor de samenstelling van de onderscheiden kamers. De profielen en overige informatie zijn te vinden op onder: Over de Hoge Raad en dan doorklikken naar Organisatie en Werving en selectie raadsheren. Reacties Reacties worden graag binnen drie weken na het verschijnen van de publicatie tegemoetgezien. U kunt deze richten aan: Mr. G.J.M. Corstens President van de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Op de enveloppe vermeldt u persoonlijk en vertrouwelijk. Uw gegevens worden vertrouwelijk behandeld. Voor nadere informatie kunt u zich wenden tot de griffier van de Hoge Raad, mr. J. Storm, telefoonnummer De Hoge Raad der Nederlanden is als hoogste rechterlijke instantie in Nederland belast met de cassatierechtspraak op het gebied van het civiele recht, het strafrecht en het belastingrecht. De Hoge Raad is ook belast met een aantal bijzondere taken dat hem bij de wet is opgedragen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft als belangrijkste taak het geven van een onafhankelijk advies ( conclusie ) aan de Hoge Raad hoe te oordelen in een aanhangig cassatieberoep. De directeur bedrijfsvoering is verantwoordelijk voor de (juridisch-) wetenschappelijke, administratieve en facilitaire ondersteuning aan de Hoge Raad en aan de procureur-generaal en het parket. Wetenschappelijk medewerker(s) sectie straf v/m 36 uur per week Functie-inhoud U verleent bijstand bij het voorbereiden en opstellen van concept-uitspraken of concept-conclusies voor de Strafkamer van de Hoge Raad respectievelijk het daaraan verbonden Parket, door onder meer het verzamelen van wetenschappelijke documentatie en het verrichten van literatuur-, jurisprudentie-, wetsgeschiedenis- en dossieronderzoek. U stelt nota's op over problemen die zich bij de behandeling van het cassatieberoep voordoen en bespreekt deze met de advocaat-generaal of raadsheer voor wie u werkt. Functie-eisen U heeft een voltooide opleiding Nederlands Recht en beschikt over een grondige kennis van en inzicht in het strafrecht. Publicaties, bij voorkeur op het gebied van strafrecht, strekken tot aanbeveling. Relevante praktijkervaring is gewenst. Bijzonderheden Het betreft een functie voor een periode van 5 á 6 jaar. Na deze periode wordt u geacht een vervolgstap te zetten in uw loopbaan. Veel voormalige leden van het wetenschappelijk bureau zijn nu rechter; anderen gingen naar universiteiten, departementen, de advocatuur, de belastingadviespraktijk en het bedrijfsleven. Bij zes jaar relevante juridische werkervaring (waarvan ten minste één jaar bij de Hoge Raad) en goed functioneren kunt u, benoemd worden tot gerechtsauditeur. Salaris Salariëring vindt plaats aan de hand van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren Afhankelijk van het aantal jaar werkervaring, kennis en opleiding zal inschaling plaatsvinden in schaal 11 met een maximumsalaris van 4.380,72 bruto per maand bij een volledige werkweek, exclusief 8% vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Bij benoeming tot gerechtsauditeur gaat u over naar salariscategorie 11 voor rechterlijke ambtenaren (± ambtelijke schaal 12). Tevens biedt de Hoge Raad der Nederlanden goede secundaire arbeidsvoorwaarden zoals betaald ouderschapsverlof, vervoersplan en de mogelijkheid om een deel van uw arbeidsvoorwaarden zelf samen te stellen (IKAP). Informatie Inlichtingen over de functie kunnen worden ingewonnen bij mevrouw mr. W. A. van Kouwen, telefoonnummer of de heer mr. T. Bertens, telefoonnummer (medewerkers wetenschappelijk bureau) en/of mevrouw A.Y.H. Hijstek, telefoonnummer (adviseur bedrijfsvoering P&O). Voor informatie over de Hoge Raad, het parket en het wetenschappelijk bureau kunt u ook terecht op de website Sollicitatie Belangstellenden kunnen hun schriftelijke sollicitaties, inclusief curriculum vitae en cijferlijst, tot en met 27 februari 2014 sturen naar de Hoge Raad der Nederlanden, t.a.v. de stafunit P&O, onder vermelding van vacature wb straf, Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Acquisitie n.a.v. deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.

3 Inhoud Vooraf Prof. mr. T. Barkhuysen Herijking van waarborgen bij bestuurlijke sancties Wetenschap Mr. F.S. Bakker Misbruik van de Wet openbaarheid van bestuur Hoe de rechter dit kan aanpakken Focus Mr. K.E. Hepping B.C. Volkers MSc LLM Horen, zwijgen en spreken op de combizitting Focus Dr. J.G. Vrielink Godslastering Van de (nimmer vallende) regen in de (doorwekende) drup? Opinie Mr. W.J.M. van Tongeren Uitleg? Rubrieken Rechtspraak Boeken Tijdschriften Wetgeving Nieuws Universitair nieuws Personalia Agenda 245 Omslag: Shutterstock WAAROM zou de rechter een bestuurlijke boete van 50 KRITISCHER TOETSEN dan een last onder dwangsom van per overtreding of de intrekking van een VERGUNNING? Het is WENSELIJK vanuit de PRAKTIJK en JURIDISCH niet onjuist dat ook de BESTUURSRECHTER TOEPASSING gaat geven aan het leerstuk MISBRUIK VAN RECHT Pagina 176 Wij PLEITEN voor een DUIDELIJKE behandelstructuur op ZITTING waarbij zaken AFZONDERLIJK van elkaar behandeld worden en de AANWEZIGHEID van een RAADSMAN wanneer het een COMBIZITTING betreft Pagina 184 Een strafbaarstelling van ZES WEKEN na het Pagina 169 BELEDIGING VAN RELIGIES zou ons nog VERDER van HUIS brengen dan het VERBOD OP GODSLASTERING Pagina 188 ontvangen van de FACTUUR moet de DADER BETALEN Pagina NEDERLANDS JURISTENBLAD MISBRUIK VAN DE WOB DOOR VEELOPVRAGERS De combizitting jeugdzaken: haken en ogen Schrappen verbod godslastering: van de regen in de drup? Uitleg van overeenkomsten 3P JAARGANG JANUARI 2014 De VRAAG die zich opdringt als partijen GEEN bedoeling hebben gehad met een bepaling in een stuk waaronder hun HANDTEKENING staat is óf UITLEG van een bedoeling in geval van een GESCHIL een GOEDE BASIS is voor een beslissing Pagina 190 ONJUIST IS de opvatting dat om tot een bewezenverklaring van MEDEPLEGEN te kunnen komen in een situatie waarin NIET VASTSTAAT wie de bestuurder is geweest, (...) VEREIST IS dat de ROLLEN van de bestuurder en de bijrijder volstrekt INWISSELBAAR zijn Pagina 204 Het grootste RISICO is dat SLACHTOFFERS die van het ADVIESRECHT gebruik gaan maken zich op de ZITTING OPNIEUW slachtoffer zullen voelen, maar nu slachtoffer van de gang van zaken TIJDENS HET PROCES Pagina 242 Pagina 000

4 NEDERLANDS JURISTENBLAD Opgericht in 1925 Eerste redacteur J.C. van Oven Erevoorzitter J.M. Polak Redacteuren Tom Barkhuysen, Ybo Buruma, Coen Drion, Ton Hartlief, Corien (J.E.J.) Prins (vz.), Taru Spronken, Peter J. Wattel Medewerkers Barend Barentsen, sociaal recht (socialezekerheidsrecht), Stefaan Van den Bogaert, Europees recht, Alex F.M. Brenninkmeijer, alternatieve geschillen - beslechting, Wibren van der Burg, rechtsfilosofie en rechtstheorie, G.J.M. Corstens, Europees strafrecht, Remy Chavannes, technologie en recht, Eric Daalder, bestuursrecht, Caroline Forder, personen-, familie- en jeugdrecht, Janneke H. Gerards, rechten van de mens, Ivo Giesen, burgerlijke rechtsvordering en rechts pleging, Aart Hendriks, gezondheidsrecht, Marc Hertogh, rechtssociologie, P.F. van der Heijden, internationaal arbeidsrecht, C.J.H. Jansen, rechtsgeschiedenis, Piet Hein van Kempen, straf(proces)recht, Harm-Jan de Kluiver, ondernemingsrecht, Willemien den Ouden, bestuursrecht, Stefan Sagel, arbeidsrecht, Nico J. Schrijver, volkenrecht en het recht der intern. organisaties, Ben Schueler, omgevingsrecht, Thomas Spijkerboer, migratierecht, T.F.E. Tjong Tjin Tai, verbintenissenrecht, F.M.J. Verstijlen, zakenrecht, Dirk J.G. Visser, auteursrecht en intellectuele eigendom, Inge C. van der Vlies, kunst en recht, Rein Wesseling, mededingingsrecht, Reinout Wibier, financieel recht, Willem J. Witteveen, staatsrecht Auteursaanwijzingen Zie Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen impliceert toestemming voor openbaarmaking en ver veelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB. Logo Artikelen met dit logo zijn door externe peer reviewers beoordeeld. Citeerwijze NJB 2014/[publicatienr.], [afl.], [pag.] Redactiebureau Bezoekadres: Lange Voorhout 84, Den Haag, postadres: Postbus 30104, 2500 GC Den Haag, tel. (0172) , njb@kluwer.nl Internet en Secretaris, nieuws- en informatie-redacteur Else Lohman Adjunct-secretaris Berber Goris Secretariaat Nel Andrea-Lemmers Vormgeving Colorscan bv, Voorhout, Uitgever Simon van der Linde Uitgeverij Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer. Op alle uitgaven van Kluwer zijn de algemene leveringsvoorwaarden van toepassing, zie Abonnementenadministratie, productinformatie Kluwer Afdeling Klantcontacten, tel. (0570) Abonnementsprijs (per jaar) Tijdschrift: 310 (incl. btw.). NJB Online: Licentieprijs incl. eerste gebruiker 340 (excl. btw), extra gebruiker 100 (excl. btw). Combinatieabonnement: Licentieprijs incl. eerste gebruiker 340 (excl. btw). Prijs ieder volgende gebruiker 100 (excl. btw). Bij dit abonnement ontvangt u 1 tijdschrift gratis en krijgt u toegang tot NJB Online. Zie voor details: (bij abonneren). Studenten 50% korting. Losse nummers 7,50. Abonnementen kunnen op elk gewenst moment worden aangegaan voor de duur van minimaal één jaar vanaf de eerste levering, vooraf gefactureerd voor de volledige periode. Abonnementen kunnen schriftelijk tot drie maanden voor de aanvang van het nieuwe abonnementsjaar worden opgezegd; bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Gebruik persoonsgegevens Kluwer BV legt de gegevens van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonnements-)over eenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer, of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. Media advies/advertentiedeelname Maarten Schuttél Capital Media Services Staringstraat 11, 6521 AE Nijmegen Tel , mail@capitalmediaservices.nl ISSN NJB verschijnt iedere vrijdag, in juli en augustus driewekelijks. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor gevolgen hiervan. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet j. Besluit van 29 december 2008, Stb. 2008, 583, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofd dorp (Postbus 3051, 2130 KB).

5 Vooraf 136 Herijking van waarborgen bij bestuurlijke sancties 3 De opmars van zonder tussenkomst van de rechter opgelegde bestuurlijke sancties lijkt niet te stuiten. Daarbij gaat het enerzijds om bestraffende leedtoevoegende sancties waarbij vooral moet worden gedacht aan de bestuurlijke boete. Anderzijds gaat het om reparatoire niet bestraffende sancties die zijn gericht op het herstel van een rechtmatige toestand. Dit betreft onder meer de last onder dwangsom, de last onder bestuursdwang en de intrekking van een begunstigende beschikking als een subsidie. Niet alleen is het toepassingsbereik van dergelijke sancties enorm vergroot: op een groot aantal terreinen van ons recht zijn dergelijke sancties inmiddels ingevoerd, al dan niet ter ontlasting van de strafrechtelijke keten. Ook de zwaarte van deze sancties is de afgelopen periode fors toegenomen en overtreft in sommige gevallen zelfs de strafrechtelijke maxima. Boetes en dwangsommen van vele tienduizenden euro s zijn geen uitzondering. Bovendien mag een fenomeen als ketenaansprakelijkheid zich in een groeiende populariteit verheugen. Zo kunnen onder de Wet arbeid vreemdelingen zowel opdrachtgevers, aannemers als onderaannemers boetes opgelegd krijgen bij inzet van illegale arbeidskrachten onderaan de keten bij de onderaannemer. Tel daarbij op dat er tegenwoordig ook stevig wordt ingezet op daadwerkelijke handhaving van rechtsnormen en het is geen verrassing dat onze voormalige Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer, onlangs sprak over het opdoemende spookbeeld van een sanctiestaat (Staatscourant 2013, 51/52, p. 8). Hoe deze ontwikkeling te beoordelen staat hier niet centraal, maar wel de vraag naar de waarborgen die gelden bij de toepassing van bestuurlijke sancties en met name of daarbij een goede balans is gevonden. Is er ten aanzien van de toepassing van bestuurlijke sancties sprake van een gebalanceerd systeem van rechtsbescherming? Waar het betreft de vormgeving van deze waarborgen c.q. rechtsbescherming valt op dat daarbij het onderscheid tussen bestraffende en niet-bestraffende sancties een doorslaggevende rol speelt. Is sprake van een bestraffende sanctie en daarmee van een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM, dan geldt een uitgebreid waarborgenpakket. Zo dient in dat verband de feitenvaststelling intensief getoetst te worden en moet de rechter in het kader van de evenredigheidstoets kritisch nagaan of de sanctie niet te zwaar is. Is evenwel sprake van een niet-bestraffende sanctie dan is de rechter een stuk minder streng ten aanzien van de feitenvaststelling, hetgeen ook geldt voor de evenredigheid van de sanctie. Daarin grijpt de rechter op basis van een marginale toets alleen in wanneer het bestuur in redelijkheid niet tot een sanctie van een bepaalde zwaarte heeft kunnen komen. In algemene zin kan worden ingestemd met het aldus vormgegeven stelsel van rechtswaarborgen, maar aan de randen daarvan doen zich problemen voor. Zo impliceert het stelsel dat ook bij lichte bestuurlijke boetes de geschetste zware waarborgen gelden. En omgekeerd geldt dat bij zware niet-bestraffende sancties alleen de eveneens geschetste meer beperkte rechtsbescherming van toepassing is. Dat roept vragen op. Waarom zou de rechter een bestuurlijke boete van 50 kritischer toetsen dan een last onder dwangsom van per overtreding of de intrekking van een vergunning om een miljoenenbedrijf te exploiteren op grond van Bibob-onderzoek? Is daarmee geen sprake van een onbalans waar het betreft de toepasselijke waarborgen? En is het criterium van het al dan niet bestraffend zijn van een sanctie wel in alle gevallen geschikt om het vereiste niveau van rechtsbescherming te bepalen? De vraag stellen is haar beantwoorden. Het is daarom zaak dat er een herijking gaat plaatsvinden van het stelsel van rechtswaarborgen. De vraag of een sanctie al dan niet bestraffend is, zou daarbij niet meer doorslaggevend moeten zijn. Ook de zwaarte van de sanctie zou een serieuze rol moeten gaan spelen. Naarmate een sanctie zwaarder ingrijpt in de (eigendomsrechtelijk beschermde) belangen van betrokkene zou de rechter kritischer moeten toetsen en zouden er meer rechtswaarborgen van toepassing moeten zijn. Aldus zou er bij een lichte bestuurlijke boete sprake kunnen zijn van een beperktere set rechtswaarborgen dan bij een hoge last onder dwangsom of de intrekking van een miljoenensubsidie. Daarmee kan recht gedaan worden aan de belangen van degene die de sanctie opgelegd krijgt en is er tegelijkertijd oog voor de belangen van de staatskas in die zin dat bij lichtere sancties geen kostbaardere zware waarborgen hoeven te worden toegepast. Aanzetten voor een dergelijke benadering zijn te vinden in de jurisprudentie. Zo heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Jussila geoordeeld dat bij lichtere bestuurlijke boetes niet alle strafrechtelijke waarborgen van artikel 6 EVRM ten volle hoeven te worden gerespecteerd (uitspraak van 23 november 2006, ECLI:NL:XX:2006:AZ9064). En de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft onlangs de ongeldigverklaring van een rijbewijs als ook de verplichting om aan een alcoholslotprogramma (ASP) deel te nemen, aangemerkt als een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM, met name vanwege de zware gevolgen daarvan voor de betrokkene in kwestie. Als gevolg daarvan werden de strengere strafrechtelijke waarborgen van deze bepaling daarop van toepassing (uitspraak van 23 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1643). Die zelfde Afdeling kiest er voorts in Bibob-zaken soms voor om, ondanks het naar haar mening ontbrekende strafrechtelijke ( criminal charge ) karakter daarvan, de feitenvaststelling kritischer te toetsen dan normaal vanwege de op het spel staande belangen (zie bijvoorbeeld een uitspraak van 25 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW3870). Deze aanzetten in de jurisprudentie verdienen navolging en verdieping. Daarbij staat de legitimiteit van ons sanctiestelsel op het spel. Sanctiestaat of geen sanctiestaat: alleen een qua rechtswaarborgen gebalanceerd stelsel zal toekomstbestendig blijken. Tom Barkhuysen Reageer op NJBlog.nl op het Vooraf NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

6 137 Wetenschap Misbruik van de Wet openbaarheid van bestuur Hoe de rechter dit kan aanpakken Floor Bakker 1 Bestuursorganen worstelen met de inmiddels beruchte veelopvragers : indieners van WOB-verzoeken die erop mikken het bestuursorgaan te overvoeren met verzoeken, die daardoor te laat behandeld worden waarna de indiener de dwangsom uit de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen op kan strijken. Er zijn twee wetsvoorstellen in omloop om (onder meer) een eind aan deze praktijken te maken. Maar de bestuursrechter kan de geplaagde bestuursorganen nu al uit de brand helpen. Het instrumentarium daartoe is voorhanden in het civiele recht. Waarom zou misbruik van recht niet ook in het bestuursrecht toegepast kunnen worden? 1. Inleiding Al enige tijd duiken er berichten op dat sommige burgers misbruik maken van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB), al dan niet in combinatie met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Wet dwangsom). Media berichten regelmatig over veelverzoekers, 2 personen die enorm grote aantallen WOB-verzoeken indienen met als enige doel het bestuursorgaan lastig te vallen of een dwangsom op te strijken. 3 Ook andere manieren om gemakkelijk geld te verdienen met deze regeling zijn in trek: WOB-verzoeken worden ingediend verborgen in een andere brief, of zonder het juiste referentienummer te vermelden, zodat de kans wordt vergroot dat het bestuursorgaan te laat op het verzoek reageert. 4 Bestuursorganen zijn veel tijd en geld kwijt met het reageren op deze verzoeken. Zij moeten soms zelfs extra mankracht vrijmaken om tijdig te reageren op de grote aantallen WOB-verzoeken die er door één persoon worden gedaan en de procedures die daarop volgen. Zo stelde de gemeente Dordrecht per jaar kwijt te zijn doordat zij verplicht was te reageren op verzoeken en bezwaarschriften van één veelverzoeker. 5 Reageren bestuursorganen alsnog niet op tijd Niet de wetgever, maar de rechter heeft als taak de rechtvaardigheid in ieder concreet geval te bevorderen op een WOB-verzoek, dan verbeuren zij op basis van de Wet dwangsom een dwangsom. 6 De bestuursrechter verbindt in principe geen consequenties aan zulke praktijken. Hij past de wettelijke regeling toe, op basis waarvan de burger simpelweg recht heeft op behandeling van zijn WOB-verzoek en een eventuele dwangsom. 7 Wel gaan in de politiek 8 en in de wetenschap 9 steeds meer geluiden op om het misbruik tegen te gaan. Ook in het voorstel voor een nieuwe WOB dat kamerlid Peters in juli 2012 aanhangig maakte, staat een regeling die het bestuursorganen mogelijk maakt misbruikelijke verzoeken af te wijzen. Los daarvan publiceerde het Ministerie van Binnenlandse Zaken (ook) in juli 2012 ter consultatie een voorontwerp voor een wijziging van WOB, waarin onder andere een regeling wordt ingevoerd op basis waarvan bestuursorganen kennelijk onredelijke verzoeken niet in behandeling hoeven nemen. 10 De behandeling van deze voorstellen duurt echter al lang, 11 ondanks het feit dat de heersende opvatting in de literatuur lijkt te zijn dat er een wetswijziging nodig is om het probleem van misbruik van de regeling op te lossen. 12 In deze bijdrage betoog ik dat een wetswijziging niet nodig is om het misbruik van WOB (jo. de Wet dwangsom) op te lossen. Niet de wetgever, maar de rechter heeft als taak de rechtvaardigheid in ieder concreet geval te bevorderen. 13 Het is niet juist iedere misstand in de praktijk bij de wetgever neer te leggen. Het gaat in zaken van veelverzoekers om uitzonderlijke gevallen. De wetgever heeft als taak te voorzien in een algemene regeling die ziet op de normale gevallen ; het is niet zijn taak voor 170 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

7 ieder (uitzonderlijk) praktijkgeval een oplossing in de wet neer te leggen. Dat zou de wetgever buitensporig veel tijd en inspanning kosten, en wetten te lang maken. In bepaalde gevallen is het daarom wenselijk dat de rechter de wettelijke regeling geschreven voor normale gevallen niet toepast. 14 Rechters in verschillende rechtsgebieden hebben aanvaard dat zij in uitzonderingsgevallen de wet buiten toepassing kunnen laten. Zo kent het bestuursrecht het Harmonisatiewetarrest, waar de Hoge Raad bepaalde dat de rechter een wet in formele zin buiten toepassing mag laten wanneer toepassing in verband met niet in de wet verdisconteerde omstandigheden in strijd zou zijn met een fundamenteel rechtsbeginsel. 15 In het belastingrecht zijn er de Doorbraakarresten, waarin de Hoge Raad ten voordele van de belastingplichtige bepaalde dat onder omstandigheden strikte toepassing van de wet, waaruit de belastingschuld rechtstreeks voortvloeit, in die mate in strijd kan komen met een of meer beginselen van behoorlijk bestuur, dat die toepassing achterwege dient te blijven. 16 In het nadeel van de belastingplichtige heeft de Hoge Raad het leerstuk fraus legis aanvaard. Fraus legis houdt in dat een rechtshandeling van een belastingplichtige die in strijd is met het doel van de belastingwet buiten beschouwing wordt gelaten. De wet wordt toegepast alsof de rechtshandeling niet heeft plaatsgevonden, omdat de belastingplichtige zijn recht niet op deze manier had mogen uitoefenen. 17 De strafrechter wees het Veeartsarrest en oordeelde dat een strafbepaling niet toegepast mocht worden omdat de (niet in de wet neergelegde) materiële wederrechtelijkheid ontbrak, met het gevolg dat een verdachte niet veroordeeld werd voor een gedraging die weliswaar alle bestanddelen van een strafbaar feit vervulde, maar juist het doel van de geschonden bepaling behartigde. 18 In het privaatrecht kwam in de jurisprudentie het leerstuk van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid tot ontwikkeling. 19 En in artikel 3:13 BW is het leerstuk misbruik van bevoegdheid 20 gecodificeerd: iemand die aan de wet een bevoegdheid ontleent, kan deze niet inroepen voor zover hij haar misbruikt. In deze bijdrage bespreek ik de vraag hoe bestuursorganen en de bestuursrechter omgaan met misbruik van bevoegdheden ontleend aan WOB (jo. de Wet dwangsom), en ga ik in op de vraag of er een manier is waarop zij daarmee beter kunnen omgaan. Ik stel (in algemene zin) dat de rechter de mogelijkheid en misschien zelfs de taak heeft de problematiek van het misbruik dat veelverzoekers maken van WOB op te lossen. De rechter dient zich niet strikt aan de bestuursrechtelijke wet te houden wanneer uitzonderlijke omstandigheden in een concreet geval maken dat toepassing van de regels die zijn opgesteld voor normale gevallen geen redelijke uitspraak oplevert. Daarbij betoog ik (in het bijzonder) dat de rechter de regels voor normale gevallen buiten toepassing kan laten door toepassing te geven aan het voornoemde leerstuk misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW). Anders dan in verschillende andere artikelen en annotaties over dit onderwerp en in sommige rechterlijke uitspraken maak ik in deze bijdrage een duidelijk onderscheid tussen misbruik van recht in de bestuurlijke fase Auteur van de informatie voor eenieder. Het mag daadwerkelijk indienen van een wetsvoor- 13. Vanzelfsprekend dient iedere rechterlijke 1. Mr. F.S. Bakker is promovenda/docente niet gaan om louter een vraag om informa- stel (Kamerstukken II, , nr. 5). De uitspraak ook dogmatisch juist te zijn. bij de sectie Algemene rechtswetenschap tie (ABRvS 27 november 2013, Raad van State heeft over het voorstel van 14. Zie hierover al Aristoteles, Ethica Nico- van de Radboud Universiteit. Zij doet onder- ECLI:NL:RVS:2013:2138 en Peters een negatief advies uitgebracht machea, V, 10, par. 3-6, 1137b. Vertaling zoek naar het buiten toepassing laten van de ECLI:NL:RVS:2013:2136, ABRvS 4 decem- (Daalder 2013, p. 660, onder verwijzing A.S. Hartkamp, Aristoteles en de beperken- wet door de rechter in bijzondere gevallen ber 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2218). naar Advies W /I). Het is niet de werking van redelijkheid en billijkheid, en geeft onderwijs in de vakken Inleiding tot 5. Rb. Rotterdam 21 maart 2013, bekend wanneer de Kamers gaan beslissen in: R. Feenstra e.a. (red.), Collatio Iuris de rechtswetenschap en Academische vaar- ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4905, r.o. 3.2; zie over dit voorstel. Romani. Études dédiées à Hans Ankum à digheden. Zij dankt prof. mr. R.J.B. Schut- uitgebreid par Zie bijv. de annotatie van C.N. van der l occasion de son 65e anniversaire, Amster- gens en mr. B. Assink voor hun commentaar 6. Zie bijv. Rb. Oost-Brabant 26 april 2013, Sluis bij Rb. Rotterdam 21 maart 2013, Gst. dam: J.C. Gieben 1995, p. 132, 133. op eerdere versies van dit artikel. ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3250 en Rb. Rot- 2013/86 en Rb. Oost-Brabant 26 april 15. Opgemerkt moet worden dat het arrest terdam 21 maart 2013, 2013, Gst. 2013/87; de annotatie van J. door de civiele rechter is gewezen. HR 14 Noten ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4905. Poppema en M.C.T.M. Sonderegger bij Rb. april 1989, NJ 1989/469 m.nt. M. van der 2. De term is ontleend aan L.J.A. Damen, 7. Zie bijv. Rb. Oost-Brabant 26 april 2013, Oost-Brabant 26 april 2013, JB 2013/179; Scheltema, r.o annotatie bij Rb. Rotterdam 21 maart 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3250. T.A. Willems-Dijkstra & D.T. van der Leek, 16. HR 12 april 1978, AB 1979/262 m.nt. ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4905, AA 2013, p. 8. Zie bijv. A. Bhikhie, Plasterk: nog dit jaar Misbruik van (proces)recht in het bestuurs- F.H. van der Burg einde aan misbruik Wob, 21 augustus recht, NTB 2013/7; Daalder 2013, p Zie H.J. Hofstra en R.E.C.M. Niessen, 3. Zie bijv. Gemeenten kopen WOB-ver ( Uitzondering is Damen, die pleit voor terug- Inleiding tot het Nederlands belastingrecht, zoeken af, de Volkskrant 23 augustus 9. Zie de annotaties en de artikelen die houdendheid met nieuwe wetgeving, Deventer: Kluwer 2010, p ; Wet openbaarheid bestuur moet hieronder aan de orde komen. omdat hij het probleem nog niet groot en 18. Of eigenlijk: de Veeartsarresten, HR 27 snel aangepast worden, Trouw 29 augustus 10. Respectievelijk Kamerstukken II, ernstig genoeg acht en het voldoende acht juni 1932, NJ 1933, p. 60 en HR 29 februa- 2013, p , nr. 5 en dat bestuursorganen een kort geding kun- ri 1933, NJ 1933, p. 918 m.nt. Taverne. 4. Zie bijv. de hiervoor genoemde berichten nl/wetaanpassingwob. Zie hierover E.J. nen instellen tegen veelverzoekers (L.J.A. 19. In het nieuwe BW gecodificeerd in in de media en de feiten in Rb. Oost-Bra- Daalder, Toegang tot overheidsinformatie Damen, AA 2013, p ). Hierover (o.a.) art. 6:2 lid 2 en 6:248 lid 2. Zie bijv. bant 26 april 2013, in beweging, AA 2013, p moet opgemerkt worden dat het niet nodig Asser/Hartkamp en Sieburgh 6-III* (2010), ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3250 (r.o. 1.2, 11. Zo schreef de Minister van Binnenland- zou moeten zijn dat de bestuursorganen nr. 398, ). De Afdeling lijkt sinds kort overigens se Zaken en Koninkrijksrelaties op 15 naar de civiele rechter stappen om een (wel 20. Oftewel misbruik van recht; beide wel te eisen dat de WOB 1992 uitdrukkelijk augustus 2013 nog dat hij de behandeling degelijk groot, gezien de voorliggende begrippen worden hier door elkaar wordt genoemd in een ingediend verzoek van het voorstel van Peters wil afwachten zaken) probleem met bestuursrechtelijk gebruikt. en dat wordt verzocht om openbaarmaking voordat hij zelf eventueel overgaat tot het karakter op te lossen. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

8 Wetenschap (de beoordeling van een WOB-verzoek door een bestuursorgaan, par. 2), en misbruik van recht in de rechterlijke fase (de behandeling van een beroepschrift door de rechter, par. 3) De bestuurlijke fase Mag een bestuursorgaan bepaalde verzoeken buiten behandeling laten, bijvoorbeeld wanneer een veelverzoeker enorme aantallen verzoeken indient? De bestuursrechter (2.1) oordeelt hierover anders dan de civiele rechter (2.2), die het leerstuk misbruik van recht (2.3) toepast. Nu gesteld kan worden dat er in zaken van veelverzoekers sprake is van misbruik van de WOB (2.4), is het ondanks mogelijke bezwaren (2.5, 2.6) wenselijk vanuit het oogpunt van de praktijk van overbelaste bestuursorganen én juridisch mogelijk dat de bestuursrechter de bestuursrechtelijke regeling buiten toepassing laat en de lijn van de civiele rechter gaat volgen. 2.1 De bestuursrechter Een man diende verspreid over een langere periode een grote hoeveelheid WOB-verzoeken en daaraan gekoppelde bezwaarschriften in bij de directeur van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM, die een door de Minister van Veiligheid en Justitie gemandateerde bevoegdheid heeft tot het nemen van beslissingen). Door de grote hoeveelheid verzoeken kon het bestuursorgaan deze niet meer op tijd afdoen en maakte de man aanspraak op dwangsommen. Volgens het bestuursorgaan was sprake van ontwrichtend gedrag van de man. Hij diende bijvoorbeeld ten aanzien van één beschikking 26 aparte WOB-verzoeken in, die hij onnodig vaag formuleerde. Ook deed hij een aantal bijna identieke WOB-verzoeken op dezelfde dag. 22 De Rechtbank Oost-Brabant oordeelde dat bestuursorganen WOB-verzoeken zelfs in dergelijke extreme gevallen niet buiten behandeling mogen laten. De WOB en de Awb bieden hiertoe immers niet de mogelijkheid. De rechtbank stelde dat in het midden kon blijven of de man misbruik had gemaakt van de rechten die hem op basis van de WOB en de Wet dwangsom toekwamen. Zelfs een persoon die misbruik maakt van zijn recht een dwangsom te eisen, heeft namelijk recht op deze dwangsom, nu er geen wettelijke regeling bestaat die anders voorschrijft. 23 Hiermee oordeelde de rechtbank in lijn met de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). 24 De CRvB bepaalde dat een bestuursorgaan aanvragen alleen dan niet in behandeling hoeft te nemen wanneer er sprake is van een geval als in art. 4:5 Awb: indien de aanvrager niet 172 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

9 De veelverzoeker viel de gemeente al jaren lastig met een extreme hoeveelheid WOB-verzoeken, andere verzoeken, bezwaarschriften en ander schrijven (in 2012: 791 bezwaarschriften, 467 WOB-verzoeken en 41 handhavingsverzoeken. Er liepen op het moment van de uitspraak procedures tussen de man en de gemeente) heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. Volgens de CRvB verzet het wettelijke stelsel zich tegen het buiten behandeling laten van een aanvraag in andere gevallen. 25 De bestuursrechter past dus strikt de WOB en de Awb toe, ook in uitzonderlijke zaken waarin een dergelijke strikte toepassing voor bestuursorganen in de praktijk zeer onwenselijk uitpakt. 2.2 De civiele rechter Er is een civielrechtelijke uitspraak waarin anders wordt geoordeeld. De voorzieningenrechter van Rechtbank Rotterdam 26 wees in een civielrechtelijk kort geding tegen een veelverzoeker een vordering toe van de gemeente Dordrecht. De veelverzoeker viel de gemeente al jaren lastig met een extreme hoeveelheid WOB-verzoeken, andere verzoeken, bezwaarschriften en ander schrijven (in 2012: 791 bezwaarschriften, 467 WOB-verzoeken en 41 handhavingsverzoeken. Er liepen op het moment van de uitspraak procedures tussen de man en de gemeente). 27 De man wilde met zijn correspondentie het ambtelijk apparaat onevenredig belasten, en handelde (in eigen woorden) om te zieken. Hij dreigde honderden nieuwe procedures aan te spannen naar aanleiding van het besluit van de gemeente dat zijn panden executoriaal verkocht zouden worden. De gemeente ondervond groot financieel nadeel doordat zij moest reageren op al deze verzoeken en bezwaarschriften. 28 De rechtbank legde de man een verbod onder dwangsom op om gedurende twee jaar vaker dan tien keer per maand brieven, faxen of s tot de gemeente te richten. 29 Reden hiervoor was volgens de rechtbank het feit dat deze persoon misbruik maakte van zijn bevoegdheid. De rechtbank beriep zich op art. 3:13 jo. 3:15 BW. Deze privaatrechtelijke bepalingen gelden volgens de rechtbank ook tussen de burger en de overheid. Hoewel de burger de nodige ruimte heeft ten opzichte van de overheid, is deze ruimte niet onbegrensd, en was de grens in deze zaak overschreden Artikel 3:13 BW Deze civiele rechter paste dus art. 3:13 BW toe, waarin het in de privaatrechtelijke jurisprudentie ontwikkelde leerstuk misbruik van recht is gecodificeerd. 31 Volgens dit leerstuk kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt deze niet uitoefenen voor zover hij deze misbruikt. Hoofdregel is dat iemand zijn recht mag uitoefenen, simpelweg omdat dit recht hem toekomt; deze uitoefening mag echter niet zo ver gaan dat zij niet meer redelijk is. Schrage geeft hierbij als richtlijn dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid wanneer geen weldenkend mens in redelijkheid tot de uitoefening van de bevoegdheid kan komen. 32 In art. 3:13 lid 2 BW zijn enkele omstandigheden vastgelegd waaronder sprake kan zijn van misbruik van bevoegdheid. De opsomming is niet limitatief. 33 Er is onder andere sprake van misbruik van bevoegdheid 1. wanneer de bevoegdheid wordt uitgeoefend met geen ander doel dan een ander te schaden, 2. wanneer deze wordt uitgeoefend met een ander doel dan waarvoor deze is verleend en/of 3. in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Het laatste punt schrijft geen belangenafweging op voet van gelijkheid voor, maar neemt als uitgangspunt dat het belang van degene die aanspraak maakt op de bevoegdheid in beginsel het zwaarst weegt. 34 Wanneer echter evident is dat iemand naar redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheid had kunnen komen, mag hij deze bevoegdheid niet uitoefenen. De rechter kan de bedoeling die iemand heeft met het uitoefenen van een 21. Onderscheid ontleend aan Willems- Dijkstra en Van der Leek, Rb. Oost-Brabant 26 april 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3250, r.o. 1.2, R.o. 1.5, 1.6. Met betrekking tot de onnodig vaag geformuleerde verzoeken moet worden opgemerkt dat sommige daarvan na de recente uitspraken van de ABRvS gemakkelijker kunnen worden afgewezen (zie voetnoot 4). 24. CRvB 2 maart 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL R.o Rb. Rotterdam 21 maart 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4905. Niet de bestuursrechter, maar de civiele (voorzieningen)rechter was hier bevoegd omdat een bestuursrechtelijke kortgedingprocedure alleen openstaat voor de wederpartij van het bestuursorgaan dat een besluit heeft genomen en niet voor een bestuursorgaan zelf. Ook zag de vordering niet op vergunningsaanvragen en bezwaar- en beroepschriften in zaken waarin de gedaagde belanghebbende was (r.o. 4.2). 27. R.o. 4.12, Zoals in de inleiding al aan de orde kwam: de gemeente stelde per jaar te moeten besteden aan de veelverzoeker (r.o , 3.2). 29. Hieronder vielen ook WOB-verzoeken. 30. R.o E.J.H. Schrage, Misbruik van bevoegdheid (Mon. BW nr. A4), Deventer: Kluwer 2012, p Schrage 2012, p Schrage 2012, p J.W.M. Van der Grinten, Misbruik van recht in het nieuw BW, in: E.A.A. Luijten e.a. (red.), Goed en trouw (liber amicorum W.C.L. van der Grinten), Zwolle: Tjeenk Willink 1984, p NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

10 Wetenschap bevoegdheid vaak enkel afleiden uit zijn (objectief waarneembare) handelingen Misbruik van de bevoegdheid ontleend aan WOB De genoemde voorwaarden uit art. 3:13 lid 2 BW kunnen in gevallen van veelverzoekers in de bestuurlijke fase als volgt worden toegepast. Ten eerste mag worden aangenomen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid wanneer de veelverzoeker zijn bevoegdheid tot het indienen van WOB-verzoeken uitoefent met geen ander doel dan het schaden van de overheid. Dit geldt bijvoorbeeld voor de veelverzoeker uit Dordrecht, die een extreme hoeveelheid WOB-verzoeken indiende om de gemeente te zieken. 36 Ten tweede mag misbruik van bevoegdheid worden aangenomen wanneer een veelverzoeker zijn bevoegdheid tot het indienen van WOB-verzoeken uitoefent met een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is verleend. Het doel van WOB is iedere burger de mogelijkheid te verschaffen overheidsinformatie die hem om welke reden dan ook interesseert op te vragen. Het uitgangspunt van de wetgever is hierbij dat overheidsinformatie openbaar en toegankelijk moet zijn gezien de beginselen van democratie en democratische rechtstaat. 37 Dit wordt geïllustreerd door het feit dat er geen belanghebbendheid nodig is voor het indienen van een verzoek (art. 3 lid 3 WOB ). Wanneer een veelverzoeker met zijn WOB-verzoeken niet het doel heeft bepaalde informatie van het bestuursorgaan te verkrijgen, maar als enige of voornaamste doel heeft het bestuursorgaan lastig te vallen of dwangsommen op te strijken, dan oefent hij zijn bevoegdheid uit met een ander doel dan waarvoor deze is verleend. Zijn WOB-verzoeken hebben niets te maken met de door de wetgever gewenste toegankelijkheid van bepaalde overheidsinformatie. Ten derde kan gesteld worden dat sprake is van misbruik van bevoegdheid wanneer de veelverzoeker, gezien de Het doel van het leerstuk misbruik van recht is echter juist ook aan dergelijke belangrijke bevoegdheden in uitzonderingsgevallen grenzen te stellen onevenredigheid tussen zijn belang bij indienen van WOBverzoeken en het belang dat hij daarmee schaadt, naar redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheid had kunnen komen. De rechter dient in dit geval een belangenafweging te maken. Zoals gezegd moet hierbij het uitgangspunt zijn dat het belang van de veelverzoeker het zwaarst weegt, wat benadrukt wordt door bovengenoemde doelstellingen en de laagdrempeligheid van WOB. Het doel van het leerstuk misbruik van recht is echter juist ook aan dergelijke belangrijke bevoegdheden in uitzonderingsgevallen grenzen te stellen, namelijk wanneer de uitoefening ervan evident onredelijk is. Of de grenzen zijn bereikt, dient de rechter aan de hand van de objectief waarneembare handelingen van de veelverzoeker te beoordelen. Uit handelingen kan evident zijn dat een veelverzoeker in redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheid tot het indienen van WOB-verzoeken had kunnen komen, bijvoorbeeld in het geval dat hij ten aanzien van één beschikking 26 aparte, onnodig vaag geformuleerde WOB-verzoeken heeft ingediend, in combinatie met een aantal bijna identieke verzoeken op dezelfde dag Civielrechtelijke oorsprong en gesloten karakter bestuursrecht De verschillen tussen de uitspraak van Rechtbank Rotterdam 39 en de uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant 40 zouden wellicht verklaard kunnen worden door de civielrechtelijke oorsprong van het leerstuk misbruik van recht en het gesloten karakter van het bestuursrecht, waardoor de bestuursrechter dit leerstuk niet toepast. Blijkbaar zijn andere bestuursrechters dan de belastingrechter (en daarmee vanzelfsprekend bestuursorganen, die immers door de rechter gecorrigeerd kunnen worden) huiverig een regel toe te passen die geen oorsprong vindt in hun eigen rechtsgebied. Bestuursrechters lijken een schot te plaatsen tussen hun eigen rechtsgebied en andere rechtsgebieden, terwijl het Nederlandse recht niet bestaat uit losse rechtsgebieden, maar alle rechtsgebieden samen een geheel vormen. Met een klein (juridisch juist) uitstapje kunnen bestuursrechters in zaken van veelverzoekers bestuursorganen toestemming geven verzoeken buiten behandeling te laten. Art. 3:13 BW is namelijk op basis van art. 3:15 BW ook buiten het vermogensrecht van toepassing. De toepassing is ook naar geldend recht niet beperkt tot het civiele recht. Ook bijvoorbeeld het strafrecht kent het leerstuk misbruik van recht: 41 wanneer een rechtsmiddel evident wordt ingesteld om zand in de justitiële machine te gooien, kan de rechter een ingesteld hoger beroep nietontvankelijk verklaren wegens misbruik van recht, zo is in de jurisprudentie bepaald. 42 Zoals gezegd kent ook het belastingrecht een vorm van misbruik van recht (fraus legis), op basis waarvan de wet wordt toegepast alsof een rechtshandeling van de belastingplichtige niet heeft plaatsgevonden, omdat hij zijn recht niet op deze manier had mogen uitoefenen. 43 Er zijn daarom geen bezwaren misbruik van recht ook in het (algemene) bestuursrecht toe te passen. 2.6 Afbakeningsproblemen In zaken waar niet evident is dat 1. de veelverzoeker zijn bevoegdheid WOB-verzoeken in te dienen uitoefent met geen ander doel dan het bestuursorgaan te schaden, en waar niet blijkt dat 2. hij zijn bevoegdheid uitoefent met een ander doel dan waarvoor deze is verleend, zal de bestuursrechter moeten bepalen of de veelverzoeker 3. in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij het indienen van de verzoeken en het belang van het bestuursorgaan dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheid had kunnen komen. 44 Wanneer iemand bijvoorbeeld op één dag 26 vaaggeformuleerde WOB-verzoeken indient die alle zien op verschillende beschikkingen, kan dan gesteld worden dat voldaan is aan dit laatste 174 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

11 criterium? Hoewel een dergelijke afweging misschien niet alledaags is voor de bestuursrechter, kan deze gerust aan hem worden overgelaten. De civiele rechter past immers al jaren met behulp van objectieve feiten en omstandigheden het leerstuk misbruik van recht toe en kan hiermee prima uit de voeten. Er is geen reden om aan te Hoewel een dergelijke afweging misschien voor de bestuursrechter niet alledaags is, kan deze gerust aan hem worden overgelaten nemen dat de bestuursrechter dit niet zal kunnen of dat dit zijn taak te buiten gaat. Daarbij mag de rechter net zoals in het privaatrecht alleen misbruik van bevoegdheid aannemen wanneer op basis van objectieve omstandigheden evident voldaan is aan bovengenoemd criterium. Hierbij dient hij terughoudendheid te betrachten; misbruik van recht mag alleen in uitzonderlijke gevallen worden aangenomen. Laat men een dergelijke belangenafweging toch liever niet aan de bestuursrechter over, dan kan dit een reden te zijn te pleiten voor een wijziging van de WOB door een regeling te treffen voor gevallen van misbruik. 45 Echter, dit is geen oplossing voor bovengenoemd afbakeningsprobleem. Want welke criteria moet de wetgever precies opstellen zodat de rechter alle gevallen van misbruik gemakkelijk kan filteren? Voorziet de wetgever in een algemene bepaling, dan houdt de rechter een (in dat geval waarschijnlijk ongewenst) grote mate van beoordelingsvrijheid; maakt de wetgever de regeling meer gedetailleerd, dan bestaat het risico dat er teveel of te weinig gevallen onder de bepaling geplaatst kunnen worden. 46 Daarbij is het zoals in de inleiding al is aangegeven juist de taak van de rechter voor dergelijke uitzonderlijke praktijkgevallen in een oplossing te voorzien, en behoort dit niet tot het takenpakket van de wetgever. De wetgever behoort zich bezig te houden met de algemene regelingen voor normale gevallen. 3. Rechterlijke fase Wanneer een bestuurorgaan het leerstuk misbruik van recht toepast en niet reageert op een WOB-verzoek van een veelverzoeker of het verzoek afwijst, kan de verzoeker beroep instellen bij de rechtbank. 47 Wanneer beroep is ingesteld, kan de rechter bij uitzondering aannemen dat het procesbelang ontbreekt en dat het beroep niet-ontvankelijk is (3.1). Uitgangspunt is echter dat een beroep ingesteld door iemand die een WOB-verzoek heeft ingediend, dus ook een beroep van een veelverzoeker, ontvankelijk is. In dit geval kan de rechter het beroepschrift ongegrond verklaren (3.2). 3.1 Beroep niet-ontvankelijk In uitzonderlijke gevallen kan de rechter een beroep van een veelverzoeker niet-ontvankelijk verklaren. Heeft de indiener van een beroepschrift geen procesbelang, dan is zijn beroep niet-ontvankelijk. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is er sprake van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. 48 De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) hanteert het criterium dat een persoon enig belang moet hebben bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. 49 Uit deze rechtspraak mag worden afgeleid dat een indiener van een beroepschrift al snel procesbelang heeft. Volgens Tak mag alleen worden aangenomen dat iemand geen procesbelang heeft, wanneer hij echt in geen enkel opzicht iets met zijn actie kan opschieten. 50 Wanneer een bestuursorgaan (al dan niet terecht) niet heeft gereageerd op een WOB-verzoek of schriftelijk heeft geweigerd de opgevraagde informatie te verschaffen, heeft de indiener van dit verzoek er belang bij dit nietreageren of de afwijzing van het verzoek voor te kunnen leggen aan de rechter. De rechter kan zo toetsen of het bestuursorgaan juist heeft gehandeld. Vanzelfsprekend kan dit resultaat voor de indiener van het WOB-verzoek en het beroepschrift feitelijk betekenis hebben: als hij gelijk krijgt, moet het bestuursorgaan hem de informatie alsnog geven, en heeft hij eventueel ook recht op de dwangsom. Hij kan dus in de woorden van Tak iets opschieten met zijn beroep. Uitgangspunt is hiermee dat het beroep ingesteld door een indiener van een WOBverzoek ontvankelijk is. 35. Schrage 2012, p Par. 2.1, Rb. Oost-Brabant 26 april 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:CA Het gaat hier weliswaar om de rechterlijke fase, maar het strafrecht kent vanzelfsprekend niet een bestuurlijke fase. 42. G.J.M. Corstens en M.J. Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p , onder verwijzing naar HR 22 februari 1994, NJ 1994/306 m.nt. Th.W. van Veen. In dit arrest wordt een ingesteld cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard (er wordt niet expliciet verwezen naar art. 3:13 BW). 47. Het beroep heeft automatisch ook betrekking op de dwangsom (art. 4:19 Awb). 48. CRvB 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874. Dit criterium geeft ook Tak 2011, p ABRvS 7 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013: Tak 2011, p Rb. Rotterdam 21 maart 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4905. Zie par Memorie van toelichting bij wetsvoorstel aanpassing WOB, 20 juni 2012, p. 2, te raadplegen via wetaanpassingwob. 38. Rb. Oost-Brabant 26 april 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3250, r.o. 1.2, Par. 2.2, Rb. Rotterdam 21 maart 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BZ Zie de inleiding. 44. Zie par. 2.3 en Zie de inleiding voor de voorgestelde wetswijzigingen. 46. De problematiek bij het opstellen van een passende wetsbepaling blijkt bijv. al uit Van der Sluis 2013, waarin kritiek geleverd wordt op de termen waarin de wetswijziging is gesteld, en Willems-Dijkstra en Van der Leek 2013, die weer andere formuleringen voorstellen. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

12 Wetenschap Wanneer een veelverzoeker op basis van bepaalde omstandigheden echter al weet hoe de rechter over zijn beroepschrift gaat oordelen, dan komt op zeker moment het stadium in zicht dat hij geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Hiervan is nog geen sprake wanneer de veelverzoeker alleen grote hoeveelheden WOB-verzoeken heeft ingediend (dus bij enkel misbruik van bevoegdheid ontleend aan de WOB); pas als hij al weet dat de rechter zijn beroepschrift ongegrond zal verklaren, doordat hij al meerdere malen dezelfde gerechtelijke procedure heeft ingesteld, heeft hij geen belang meer bij het indienen van een beroepschrift. De veelverzoeker kan dan in geen enkel opzicht meer iets met het instellen van beroep opschieten en de rechter kan het beroep niet-ontvankelijk verklaren. De Rechtbank Zutphen maakte al gebruik van deze redenering (hoewel niet in een zaak die zag op WOB-verzoeken). 51 In deze zaak had de indiener (regelmatig de veelklager uit Winterswijk genoemd) een extreem aantal aanvragen tot bijzondere bijstand ingediend en procedures ingesteld (in 4,5 jaar waren 250 aanvragen in behandeling genomen en waren ongeveer 450 bezwaar-, voorlopige voorziening-, beroeps- en hoger beroepsprocedures doorlopen), waarin hij bijna nooit in het gelijk was gesteld. Het College van B&W van de gemeente Winterswijk had de man al laten weten dat met betrekking tot de meeste van deze aanvragen zonneklaar was dat deze niet zouden leiden tot toewijzing van bijzondere bijstand, waar de man om vroeg. 52 De rechtbank nam aan dat het procesbelang ontbrak in zeven van de acht door de man ingestelde beroepen. Dit waren zaken over kosten waarvan eiser behoor[de] te begrijpen dat hij daarvoor gelet op eerdere uitspraken van zowel de rechtbank als de Centrale Raad van Beroep onmiskenbaar niet in aanmerking [kwam] voor bijstandsverlening. Het ging om aanvragen waarvan de eiser had erkend dat deze vergelijkbaar waren met eerder ingediende en afgewezen aanvragen. 53 Weliswaar is een uitspraak van dezelfde rechtbank met dezelfde inhoud nadien door de CRvB vervolgens vernietigd (de rechtbank had niet mogen oordelen dat het procesbelang ontbrak), 54 maar dit was mogelijk anders geweest wanneer de CRvB had aangenomen dat het bestuursorgaan niet op de aanvraag om bijzondere bijstand had hoeven reageren Wel procesbelang; beroep ontvankelijk, maar ongegrond Normaal gesproken hebben veelverzoekers wel belang bij een inhoudelijke behandeling van het ingestelde beroep en is hun beroep daarom ontvankelijk. In die gevallen kan de rechter het niet-reageren of de afwijzing(en) door het bestuursorgaan op inhoudelijke gronden overeind laten en het beroep ongegrond verklaren. Dit kan hij doen door te verwijzen naar het misbruik van de bevoegdheid ontleend aan WOB dat de veelverzoeker in de bestuurlijke fase heeft gemaakt. Vanwege dit misbruik hoefde het bestuursorgaan niet op het WOB-verzoek te reageren (of heeft het terecht afwijzend gereageerd op het verzoek). 56 Het bestuursorgaan hoeft daarom niet alsnog een (ander) besluit te nemen en verbeurt geen dwangsom. Dat maakt het ingestelde beroep ongegrond. 4. Conclusie De voorgestelde wetswijzigingen zijn dus niet nodig om het misbruik van de WOB (jo. de Wet dwangsom) te kunnen aanpakken en zijn niet per se een betere oplossing voor het misbruikprobleem. In plaats van te wachten op een wetswijziging zou de bestuursrechter kunnen aannemen dat bestuursorganen op basis van misbruik van recht Uit deze rechtspraak mag worden afgeleid dat een indiener van een beroepschrift al snel procesbelang heeft (art. 3:13 jo. 3:15 BW) WOB-verzoeken van veelverzoekers buiten behandeling mogen laten (bestuurlijke fase). Hij kan vervolgens door de regels voor normale gevallen in Wob en Awb buiten toepassing te laten tot het inhoudelijke oordeel komen dat het WOB-verzoek niet alsnog hoeft te worden ingewilligd, en dat het bestuursorgaan geen dwangsom verbeurt. Een ingesteld beroep is dan ongegrond of, in uitzonderingsgevallen, niet-ontvankelijk (rechterlijke fase). De bestuursrechter zou aldus eens over het schot dat hij heeft geplaatst om zijn eigen rechtsgebied heen kunnen kijken. Het Nederlandse recht is één geheel. Het is wenselijk vanuit de praktijk en juridisch niet onjuist dat ook de bestuursrechter toepassing gaat geven aan het leerstuk misbruik van recht en daarmee de wettelijke regeling die geschreven is voor de normale gevallen buiten toepassing laat. 51. Rb. Zutphen 30 december 2004, ECLI:NL:RBZUT:2004:AR8495, Gst. 2005/125 m.nt. W.P. Adriaanse, JB 2005/55 m.nt. A.M.M.M. Bots. 52. R.o. 3.2, R.o CRvB 2 maart 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL4270, AB 2010/100 m.nt. H.E. Bröring, Gst. 2010/125 m.nt. A.M.M.M. Bots. De uitspraak van de rechtbank die ten grondslag lag aan deze zaak is niet gepubliceerd. 55. Op dezelfde wijze als het bestuursorgaan dat zou kunnen doen in zaken waarin een extreme hoeveelheid WOB-verzoeken is ingediend, zie par Zie par NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

13 Naschrift Inmiddels heeft de bestuursrechter in Rotterdam inderdaad artikel 3:13 juncto 3:15 BW toegepast in een Wob-zaak (Rb. Rotterdam 12 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10241). De eiser in deze zaak had naar aanleiding van enkele verkeersboetes de gemachtigde ingeschakeld om hem te helpen met zijn bekeuring. Gemachtigde adverteerde op zijn website met de mededeling dit kosteloos te doen. 1 Gemachtigde heeft voor eiser, en daarnaast voor verschillende andere cliënten, administratief beroep ingesteld tegen verkeersboetes, waarna hij in het kader daarvan grote aantallen Wob-verzoeken indiende en later veelvuldig aanspraak maakte op dwangsommen in dit verband. 2 In het in deze zaak ingediende bezwaarschrift had hij een verkeerd postbusnummer vermeld; in overige correspondentie in deze zaak noemde hij regelmatig geen kenmerk. 3 Deze omstandigheden leidden tot vertraging bij de verweerder (de minister van Veiligheid en Justitie, Centrale Verwerking Openbaar Ministerie), waardoor deze in beginsel de dwangsommen verschuldigd was. 4 De rechtbank overweegt echter (ambtshalve) dat de bestuursrechtelijke aard van een rechtsbetrekking, zoals hier aan de orde, ( ) er niet aan in de weg [staat] dat ook in die verhouding een bevoegdheid kan worden misbruikt door een burger jegens de overheid en past daarom artikel 3:13 juncto 3:15 BW toe. De rechtbank erkent hierbij dat minder snel mag worden aangenomen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid in de verhouding tussen burger en overheid, omdat de burger de ruimte moet krijgen om tegen besluiten van de overheid op te komen. 5 In deze zaak oordeelt de rechtbank dat de (gemachtigde van de) eiser inderdaad misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid 6 en verklaart de beroepen niet-ontvankelijk. 7 Uit de hoeveelheid verzoeken, het noemen van onjuiste postbusnummers en het weglaten van kenmerken in deze en andere beroepszaken leidt zij af dat het enige doel van de (gemachtigde van de) eiser was om de voortgang van de afdoening door verweerder te frustreren en op die manier dwangsommen te incasseren. 8 De rechtbank acht hierbij van belang dat het niet de bedoeling van de wetgever geweest kan zijn dat dergelijk niet te rechtvaardigen handelen wordt beloond met het innen van grote hoeveelheden dwangsommen uit de publieke kas. 9 Niet bekend is of hoger beroep is ingesteld. Het is nu afwachten of in navolging van de Rechtbank Rotterdam ook de Afdeling deze redenering zal gaan hanteren: of ook zij artikel 3:13 juncto 3:15 BW zal gaan toepassen, en op welke wijze zij dit zal doen. 1. R.o Namelijk van de bevoegdheid om Wobverzoeken in te dienen, ingebrekestellingen naar verweerder te zenden, in beroep te gaan wegens het niet tijdig nemen van een besluit, in bezwaar te gaan tegen verweerders besluiten, wederom ingebrekestellingen te verzenden en vervolgens in beroep te gaan bij de rechtbank in verband met het niet tijdig beslissen op bezwaar door verweerder (r.o. 7). 7. Wegens misbruik van (proces)recht (r.o. 10) R.o R.o R.o R.o R.o R.o. 6. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

14 138 Focus Horen, zwijgen en spreken op de combizitting Kristien Hepping en Bregje Volkers 1 Met de gecombineerde behandeling van jeugdzaken op zitting, ook wel bekend als de combizitting, is al enkele jaren bij verschillende rechtbanken in Nederland ervaring opgedaan. Eerder onderzoek naar de combizitting beperkte zich tot de klantvriendelijkheid van deze zitting, de kwaliteit van de genomen beslissingen op deze zitting en de efficiëntie van deze zitting, waarbij het belang van de jeugdige voorop stond. 2 Aandacht voor de juridische waarborgen van de jeugdige en zijn of haar ouders behorende bij de verschillende te behandelen zaken op de combizitting ontbrak hierbij, terwijl de vraag kan worden gesteld of de waarborgen die voor hen gelden in de afzonderlijke zaken in acht worden genomen wanneer deze zaken geïntegreerd worden behandeld aangenomen dat deze waarborgen met elkaar verenigbaar zijn. Uit recent onderzoek naar de praktijk van de combizitting komen enkele knelpunten naar voren. 1. Inleiding De gecombineerde behandeling van jeugdzaken het tijdens één zitting door één rechter behandelen van verschillende soorten zaken betreffende één jeugdige vindt al een aantal jaren plaats bij verschillende rechtbanken in Nederland. Deze zittingsvorm, de combizitting, is op donderdag 10 oktober jongstleden zelfs bekroond met de Mr. Eva Meillo prijs Deze prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan een initiatief waar mr. Meillo, een Officier van Justitie die in 2008 verongelukte, enthousiast over zou zijn geweest. 3 Een mooie prijs voor een goed initiatief. Naar onze mening verdienen enkele aspecten van de uitwerking van dit initiatief in de praktijk echter nadere aandacht, waaronder de inachtneming van enkele fundamentele proceswaarborgen voor de jeugdige en zijn of haar 4 ouders. Op de combizitting worden tenminste twee van de volgende zaken betreffende één jeugdige behandeld: een civiele jeugdbeschermingszaak, een jeugdstrafzaak en een leerplichtzaak. 5 De onderwerpen verschillen dus per soort zaak, evenals de partijen die ermee gemoeid zijn. Daar komt bij dat de zaken op verschillende rechtsgebieden De rechter zal er op de combizitting voor moeten waken dat alle proceswaarborgen behorende bij de verschillende zaken worden nageleefd kunnen liggen. De rechter zal er op de combizitting voor moeten waken dat alle proceswaarborgen behorende bij de verschillende zaken worden nageleefd. In de strafzaak heeft de jeugdige bijvoorbeeld het recht om te zwijgen en in de jeugdbeschermingszaak heeft de minderjarige het recht om gehoord te worden. Ook voor de ouders verschillen de processuele waarborgen per soort zaak: in de jeugdstrafzaak dienen zij bijvoorbeeld in de gelegenheid te worden gesteld om iets ter verdediging van de jeugdige in te brengen en in de jeugdbeschermingszaak moeten zij gehoord worden over het betreffende verzoek. Uiteraard is de inachtneming van dergelijke proceswaarborgen van groot belang voor elke procedure, maar dit vraagt naar ons inzien meer aandacht bij de combizitting aangezien op deze zitting meerdere soorten zaken worden behandeld. Het gevaar schuilt dat de focus op de jeugdige deze is de bindende factor tussen de zaken en het gecombineerd behandelen van de zaken ten koste gaat van de aandacht voor de inachtneming van de proceswaarborgen in elke zaak. Hieronder wordt nader ingegaan op de verschillende zaken die behandeld worden op de combizitting en op enkele procedurele waarborgen die in deze zaken voor de jeugdige in de leeftijd van twaalf jaar en ouder in aansluiting op de minimum leeftijd van twaalf jaar voor strafrechtelijke vervolging en voor zijn ouders op de zitting van fundamenteel belang zijn, waaronder het beginsel van hoor en wederhoor en het zwijgrecht. Vervolgens wordt aan de hand van resultaten uit onderzoek naar de gecombineerde behandeling van jeugdzaken stilgestaan bij inachtneming van deze proceswaarborgen in de praktijk. Hierbij beperken wij ons tot de combizitting bij de alleensprekende kinderrechter en bij de meervoudi- 178 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

15 ge kamer van de rechtbank. Duidelijk zal worden waar mogelijke knelpunten liggen en hoe hier in de praktijk mee omgegaan zou kunnen worden. 2. Verschillende zaken op de combizitting Het behandelen van verschillende soorten zaken op één zitting is niet een geheel nieuw verschijnsel. De behandeling van een civielrechtelijke vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding tijdens een strafzitting is al langer mogelijk in het kader van de voeging van het slachtoffer als benadeelde partij in het strafproces (art. 51f-51g Sv). De civielrechtelijke vordering tot schadevergoeding is hierbij gekoppeld aan de strafzaak (art. 51f lid 1 Sv): het draait om één strafbaar feit waar naast een strafrechtelijk gevolg ook een civielrechtelijk gevolg aan kan zitten. Dit is anders bij de gecombineerde behandeling van jeugdzaken, waar de zaken niet noodzakelijk hetzelfde feit betreffen, maar wel op verschillende rechtsgebieden gevolgen kunnen hebben voor een en dezelfde jeugdige. In een jeugdbeschermingszaak gaat het daarbij om de bescherming van een minderjarige in beginsel een persoon jonger dan achttien jaar (art. 1:233 BW) van wie de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid wordt bedreigd. De jeugdige (en zijn ouders) kunnen in een dergelijke zaak geconfronteerd worden met een maatregel van ondertoezichtstelling (art. 1:254 e.v. BW) en/of een maatregel van uithuisplaatsing (art. 1:261 e.v. BW), eventueel in een accommodatie van gesloten jeugdzorg (art. 29b Wet op de Jeugdzorg (WJZ)). Een jeugdstrafzaak draait om de berechting van een jeugdige die verdacht wordt van het plegen van een strafbaar feit ten tijde dat hij de leeftijd van twaalf jaar doch niet van achttien jaar heeft bereikt (art. 486, 488 lid 2 Sv). Indien de feiten bewezen worden verklaard en de jeugdige schuldig wordt bevonden, kan er een jeugdsanctie aan de jeugdige worden opgelegd (art. 77a Sr). Bij specifiek een leerplichtzaak wordt de jeugdige verdacht van het niet nakomen van de verplichting om geregeld onderwijs te volgen, waarvoor hij gestraft kan worden met een taakstraf of geldboete (art. 26 lid 2 Leerplichtwet 1969 (LPW) jo. art. 77h lid 1 sub b Sr). Ouders kunnen bij niet naleving van hun verplichtingen om hun minderjarige kind in te schrijven bij een school en ervoor te zorgen dat deze de school regelmatig bezoekt, gestraft worden met een geldboete of hechtenis (art. 26 lid 1 LPW). Bij een gecombineerde behandeling van jeugdzaken betreft het niet alleen een behandeling op zitting van verschillende feiten met hun eigen, van elkaar verschillende, mogelijke gevolgen. De behandeling van de jeugdzaken verloopt ook via verschillende procedures. Waar de oplegging van een kinderbeschermingsmaatregel moet worden verzocht via een civiele verzoekschriftprocedure (art. 261 lid 2 Rv), verlopen een jeugdstrafzaak en een leerplichtzaak via een strafrechtelijke procedure waarbij de zaken ter terechtzitting aanhangig worden gemaakt bij, respectievelijk, de rechtbank middels het dagvaarden van de jeugdige (art. 488 lid 1 Sv jo. art. 258 lid 1 Sv) en de kantonrechter middels het dagvaarden van de jeugdige en/of zijn ouders (art. 28 LPW jo. art. 382 sub b en 383 Sv). 3. Verschillende proceswaarborgen op de combizitting In de civielrechtelijke verzoekschriftprocedure gelden voor procespartijen deels andere procedurele waarborgen dan voor een verdachte in de strafrechtelijke dagvaardingsprocedure. Voor de combizitting is op dit punt van belang dat de jeugdige in de civiele verzoekschriftprocedure niet De jeugdige heeft in de civiele verzoekschriftprocedure niet altijd de positie van procespartij aangezien minderjarigen in beginsel procesonbekwaam worden geacht in civielrechtelijke procedures altijd de positie van procespartij heeft, aangezien minderjarigen in beginsel procesonbekwaam worden geacht in civielrechtelijke procedures. Op grond van art. 1:245 lid 4 BW vertegenwoordigen degenen met het gezag over de minderjarige, zijnde de ouder(s) of voogd, de minderjarige in burgerlijke handelingen. Dit betekent dat bij het kijken naar de proceswaarborgen die in het belang zijn van de jeugdige op de combizitting ook rekening moet worden gehouden met de proceswaarborgen van ouders. 3.1 De jeugdige: horen en zwijgen Het beginsel van hoor en wederhoor is zowel voor een procespartij in de civiele procedure als voor de verdachte in een strafprocedure van belang. Dit beginsel houdt voor de procespartijen in de civiele procedure in dat zij tijdens de zitting door de rechter in de gelegenheid moeten worden gesteld om hun eigen standpunten weer te Auteurs Noten 2. R. Baas en M. Laemers, Combi-zitting : meer recht doen aan jeugdigen, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2009, p ; R. Baas en M. Laemers, Eén kind, meer zaken, één zitting. Maatwerk in de jeugdrechtspleging, Trema , p ; Met betrekking tot de combizittingen bij de Rechtbank s-gravenhage, zie J.A. van Steen, Combizittingen familie- en jeugdstrafzaken, Trema , p tezamen met een jeugdbeschermingszaak. Deze invulling van de combi-zitting wordt in dit artikel buiten beschouwing gelaten. 1. Mr. K.E. Hepping is promovenda bij de Universiteit Utrecht, B.C. Volkers MSc LLM heeft recentelijk de master Nederlands recht, richting strafrecht, afgerond aan de Universiteit Utrecht. De auteurs danken prof. dr. I. Weijers en prof. mr. T. Liefaard voor hun commentaren en N. Chedra, T.J. Smit en K.E. Vermolen voor hun bijdrage aan het observeren van combizittingen. 3. Raad voor de Rechtspraak, nieuwsbericht Combizitting voor jeugdigen bekroond met Eva Meillo Prijs, 11 oktober 2013, In het vervolg zal waar het zijn of haar betreft vanwege de leesbaarheid alleen over zijn gesproken worden. 5. Gezag- en omgangszaken kunnen ook op een combi-zitting behandeld worden, NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

16 Focus Art. 12 IVRK schrijft voor dat een kind in een gerechtelijke procedure die hem betreft in de gelegenheid moet worden gesteld om gehoord te worden geven en te reageren op elkaars standpunten en op de in de procedure ingebrachte stukken (art. 19 Rv). Een jeugdige is echter alleen een procespartij in de jeugdbeschermingszaak indien het verzoekschrift gericht is op een maatregel betreffende gesloten jeugdzorg: de minderjarige van twaalf jaar en ouder is in dit geval namelijk bekwaam om in rechte op te treden (art. 29a lid 2 WJZ). Wanneer het verzoekschrift geen gesloten jeugdzorg betreft maar een andere maatregel van jeugdbescherming, moet de minderjarige in de leeftijd van twaalf jaar of ouder in de gelegenheid worden gesteld om zijn mening over het verzoekschrift kenbaar te maken aan de rechter (art. 809 lid 1 Rv), zijn procesonbekwaamheid staat hier niet aan in de weg. 6 Indien het naar het oordeel van de rechter een zaak van kennelijk ondergeschikt belang betreft, kan de rechter echter besluiten om de jeugdige niet te horen (art. 809 lid 1 Rv). Het beginsel van hoor en wederhoor in de strafrechtelijke procedure, besloten in de notie van een eerlijk proces van art. 6 lid 1 EVRM en art. 14 lid 1 IVBPR, vraagt van de rechter om op de zitting zowel het Openbaar Ministerie als de verdachte de gelegenheid te geven om hun standpunten naar voren te brengen. 7 In het Wetboek van Strafvordering is opgenomen op welke momenten de verdachte en ook de jeugdige verdachte in de jeugdstrafzaak en in de leerplichtzaak op grond van respectievelijk art. 499 en art. 398 Sv het woord dient te krijgen: allereerst wordt de verdachte nadat de Officier van Justitie de zaak heeft voorgedragen ondervraagd door de voorzitter (art. 286 lid 1 Sv), vervolgens mag de verdachte (of zijn raadsman, art. 331 Sv) reageren op de vordering nadat deze is voorgelezen door de Officier van Justitie (art. 311 lid 2 Sv) en tot slot heeft de verdachte het recht om het laatste woord te voeren (art. 311 lid 4 Sv). Gelet op het recht van de verdachte om te zwijgen (art. 29 lid 1 Sv), hoeft deze echter niet te spreken. Het zwijgrecht geldt onverkort voor een jeugdige verdachte (art. 488 lid 1 Sv). De zojuist besproken Nederlandse regelgeving sluit aan bij art. 12 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). 8 In dit artikel wordt voorgeschreven dat een kind in een gerechtelijke procedure die hem betreft, hetzij rechtstreeks of door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instelling, in de gelegenheid moet worden gesteld om gehoord te worden. Volgens het Comité voor de Rechten van het Kind is de mate waarin de mening van het kind de besluitvorming beïnvloedt afhankelijk van de leeftijd en de rijpheid van het kind. 9 Art. 40 IVRK lid 2 sub b geeft specifieke waarborgen voor de jeugdige verdachte, waaronder de waarborg dat de jeugdige niet gedwongen mag worden tot het afleggen van een getuigenis of tot het bekennen van schuld, waarbij in de Nederlandse regelgeving wordt aangesloten met het recht van de jeugdige verdachte om te zwijgen. Voor een combizitting waarop een jeugdbeschermingszaak, jeugdstrafzaak en/of leerplichtzaak betreffende een jeugdige in de leeftijd van ten minste twaalf jaar worden behandeld, geldt dus ten eerste dat de jeugdige zijn mening moet kunnen geven over het verzoekschrift in de jeugdbeschermingszaak en ten tweede dat daarbij het beginsel van hoor en wederhoor geldt voor de jeugdige wanneer het verzoekschrift gesloten jeugdzorg betreft. Ten derde geldt dat de jeugdige in de jeugdstrafzaak en/of leerplichtzaak op wettelijk voorgeschreven momenten tijdens de zitting mag reageren, waarbij het geven van de cautie de mededeling door de rechter dat de verdachte niet tot antwoorden verplicht is (art. 273 lid 2 Sv) aan de jeugdige verdachte van groot belang is. De rechter zal moeten toezien op de naleving van al deze proceswaarborgen. Overigens kan naast de rechter ook de raadsman hiervoor waken, mits de jeugdige een raadsman heeft. Een raadsman wordt toegevoegd in de jeugdstrafzaak (art. 489 lid 1 sub c Sv) niet in de leerplichtzaak, de toevoeging geldt namelijk niet voor kantonzaken (art. 489 lid 1 sub c Sv) en in de jeugdbeschermingszaak betreffende gesloten jeugdzorg (art. 29f lid 2 WJZ). 3.2 De ouders: horen, spreken en zwijgen Zoals aangegeven zijn de ouders met gezag (of de voogd) in beginsel degenen die de minderjarige vertegenwoordigen in burgerlijke handelingen. Dit betekent dat zij in de verzoekschriftprocedure omtrent een jeugdbeschermingsmaatregel de positie hebben van procespartij, waarmee voor hen op grond van art. 19 Rv het beginsel van hoor en wederhoor geldt. Indien het verzoekschrift gesloten jeugdzorg betreft, is de jeugdige zelf bekwaam om in de procedure in rechte op te treden en zijn de ouders geen procespartij. Voor de ouders geldt in dat geval niet het beginsel van hoor en wederhoor, maar de rechter dient hen wel te horen op grond van art. 29f lid 1 WJZ. Ook op basis van art. 9 IVRK en uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) met betrekking tot art. 6 EVRM (recht op een eerlijk proces) en art. 8 EVRM (recht op respect voor het gezinsleven) 10 geldt dat ouders in de jeugdbeschermingszaak in beginsel ten minste moeten worden gehoord, waarbij art. 9 IVRK alleen toeziet op zaken waarbij het een scheiding tussen ouders en kind betreft. Wat betreft de jeugdstrafzaak verplicht de Nederlandse wet ouders om aanwezig te zijn bij de behandeling van de jeugdstrafzaak van hun minderjarige kind op zitting (art. 496 lid 1 Sv), waar zij in de gelegenheid dienen te worden gesteld om iets ter verdediging van hun kind in te brengen (art. 496 lid 2 Sv). Het moment dat ouders hiertoe aan het woord komen, is nadat de jeugdige verdachte, een medeverdachte, een getuige of een deskundige zijn verklaring heeft afgelegd (art. 496 lid 2 Sv). In het geval dat een slachtoffer zich gevoegd heeft in het strafproces als bena- 180 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

17 Rechtbank Amsterdam - Kinderen laten zich fotograferen op de open dag van de rechtspraak, Paul van Riel/HH deelde partij en de vordering tot schadevergoeding tegen ouders is gericht, mogen ouders op de zitting verweer voeren tegen deze vordering (art. 496 lid 2 jo. 51 lid 4 Sv). Opvallend is dat wanneer de jeugdige verdachte wordt vervolgd voor de kantonrechter voor een overtreding van de Leerplichtwet 1969, de aanwezigheidsplicht voor ouders bij de terechtzitting niet geldt. Wel dienen ouders opgeroepen te worden voor deze zitting (art. 500 lid 1 jo. 496 lid 1 Sv) en dienen ze, gezien de kennelijke bedoeling van de wetgever, op de zitting in de gelegenheid te worden gesteld het nodige ter verdediging van hun kind aan te voeren. 11 Een ouder kan, zoals eerder aangegeven, ook als verdachte worden aangemerkt in een leerplichtzaak, in welk geval voor deze ouder het strafrechtelijke beginsel van hoor en wederhoor en het recht om te zwijgen geldt. Gelet op het bovenstaande geldt voor de ouders op de combizitting dat ze in de gelegenheid moeten worden gesteld om gehoord te worden over het verzoek in de jeugdbeschermingszaak, waarbij voor hen het beginsel van hoor en wederhoor geldt indien het verzoek niet gericht is op een maatregel betreffende gesloten jeugdzorg. Daarnaast dienen ouders in de gelegenheid te worden gesteld om in de jeugdstrafzaak/leerplichtzaak iets te zeggen ter verdediging van hun kind en geldt voor de ouder die als verdachte is aangemerkt in de leerplichtzaak het beginsel van hoor en wederhoor en het recht om te zwijgen. De rechter zal moeten toezien op de naleving van deze proceswaarborgen. Indien ouders zich op de zitting in de jeugdbeschermingszaak laten bijstaan door een raadsman (art. 279 lid 3 Rv) en/of indien de verdachte ouder zich in de leerplichtzaak laat bijstaan door een raadsman (art. 28 lid 1 Sv), kan deze tevens toezien op naleving van de proceswaarborgen. 4. De combizitting in de praktijk Zoals aangegeven dient de rechter bij een combizitting alle processuele waarborgen behorende bij de zaken die op de zitting worden behandeld in acht te nemen. Aansluitend bij de hierboven beschreven proceswaarborgen is door middel van observaties van combizittingen gekeken naar de gelegenheid die aan de jeugdige en de ouders op deze zittingen wordt gegeven om te reageren in de verschillende zaken en naar het moment waarop de rechter de cautie geeft aan de verdachte jeugdige en/of ouder. De observaties betreffen 28 combizittingen die plaatsvonden in de periode van oktober 2012 tot en met mei 2013, voor- 6. Het belang van de minderjarige om zijn mening kenbaar te maken is benadrukt door de Hoge Raad, zie ECLI:NL:HR:2013: G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers, Deventer: Kluwer 2011, p waarbij voorbehouden zijn gemaakt bij art. 26, 37 sub c en art. 40 IVRK (Trb. 1995, 92). 9. Algemeen Commentaar nr. 12 (2009) van het Comité voor de Rechten van het Kind, The right of the child to be heard, VN Doc CRC/C/GC/12, p. 9, VN Doc A/Res/44/25. Het IVRK is in werking getreden op 2 september Het Koninkrijk der Nederlanden heeft het IVRK getekend op 26 januari 1990 (Trb. 1990, 46) en geratificeerd op 6 februari 10. EHRM 8 juli 1987, nr. 9749/82 (W vs. Verenigd Koninkrijk), r.o. 63; EHRM 17 december 2002, nr /97 (Venema vs. The Netherlands), r.o Stb. 2010, 1. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

18 Focus namelijk bij de alleensprekende kinderrechter en een enkele keer bij de meervoudige kamer van de rechtbank, waarop twee of drie van de volgende zaken werden behandeld die alle betrekking hadden op één jeugdige: een civiele jeugdbeschermingszaak (JB), een jeugdstrafzaak (JS), een leerplichtzaak (LP). In Tabel 1 is een overzicht opgenomen van de geobserveerde combizittingen per rechtbank aangeduid met de vestigingsplaats en de geobserveerde combinaties van zaken. De jeugdbeschermingszaken die werden behandeld op de geobserveerde combizittingen betroffen verzoeken tot oplegging of verlenging van een maatregel van ondertoezichtstelling en/ of van een machtiging uithuisplaatsing. Een enkele keer betrof het een verzoek tot oplegging of verlenging van de machtiging tot plaatsing in een accommodatie van gesloten jeugdzorg. Combinatie JB & JS Combinatie JB & LP Combinatie JS & LP Combinatie JB, JS & LP Totaal Amsterdam Arnhem Assen 1 1 Breda 2 2 Den Haag Rotterdam Utrecht Zutphen 1 1 Totaal Tabel 1. Aantal geobserveerde combizittingen per rechtbank en combinatie van zaken 4.1 Het woord aan de jeugdige Bij het observeren van de combizittingen is gekeken naar de gelegenheid die de jeugdige werd geboden om iets naar voren te brengen in de zaken die werden behandeld. In de door ons geobserveerde combizittingen is het merendeel van de jeugdigen in de gelegenheid gesteld zijn mening naar voren te brengen over het verzoekschrift in de jeugdbeschermingszaak. Deze jeugdigen werden voorafgaand aan of tijdens de zitting afzonderlijk door de kinderrechter gehoord over het verzoek en/of kregen ter zitting tijdens de behandeling van de jeugdbeschermingszaak het woord in het bijzijn van alle betrokkenen. In enkele combizittingen kwam het echter voor dat de jeugdige in de jeugdbeschermingszaak in het geheel niet aan het woord is gelaten en dientengevolge ook niet zijn mening over het verzoekschrift heeft kunnen geven, wat niet in overeenstemming is met de voor hem geldende proceswaarborg van het horen in de jeugdbeschermingszaak. Wat betreft de zaken waarin (een verlenging van) een machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg werd verzocht, kreeg de jeugdige naast de gelegenheid om zijn mening over het verzoek te geven, altijd middels zijn raadsman de mogelijkheid om op de standpunten van de overige partijen te reageren, waarmee is voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor. In de jeugdstrafzaken en in de leerplichtzaken kwamen de jeugdigen in de meerderheid van de geobserveerde zittingen op de wettelijk voorgeschreven momenten aan het woord: ze werden gehoord over de ten laste gelegde feiten, kregen de gelegenheid om, al dan niet middels hun raadsman, te reageren op de vordering van de Officier van Justitie en kregen het laatste woord ter zitting. Bij enkele zaken werd de jeugdige, in tegenstelling tot hetgeen processueel is voorgeschreven, echter niet expliciet in de gelegenheid gesteld tot het geven van een reactie op de vordering van de Officier van Justitie of werd de mogelijkheid voor deze reactie impliciet samengenomen met het geven van de gelegenheid tot het laatste woord. 4.2 Het geven van de cautie aan de verdachte De jeugdigen werden in alle 28 geobserveerde zittingen verdacht van één of meerdere strafbare feiten, waaronder leerplichtfeiten. De cautie is door de rechter aan al deze jeugdigen gegeven, maar dit werd niet altijd specifiek gedaan bij de behandeling van de zaken waarin de jeugdige het recht had om te zwijgen. Bij de meerderheid van de geobserveerde zittingen werd de cautie aan de jeugdigen namelijk verleend aan het begin van de zitting, ongeacht de volgorde van de behandeling van zaken. Wanneer eerst de jeugdbeschermingszaak werd behandeld of wanneer de behandeling van de jeugdstrafzaak en/of leerplichtzaak werd onderbroken voor behandeling van de jeugdbeschermingszaak, herhaalde de rechter de cautie vervolgens niet altijd op het moment dat (weer) werd overgegaan op behandeling van de jeugdstrafzaak en/of de leerplichtzaak. Bij enkele van de geobserveerde zittingen werd de cautie aan de jeugdigen zelfs alleen gegeven tijdens het afzonderlijk horen van de jeugdigen in het kader van de jeugdbeschermingszaak voorafgaand aan de zitting. Men kan zich afvragen of het, gelet op de beschreven werkwijze van de cautieverlening, voor de jeugdige verdachte duidelijk is wanneer hij tijdens de combizitting het recht heeft om zich op zijn zwijgrecht te beroepen. Evenals bij de jeugdige verdachten is de cautie gegeven aan alle ouders die verdachten waren in de leerplichtzaak, wat het geval was in zes van de geobserveerde zittingen. In tegenstelling echter tot bij de jeugdige verdachten is de cautie aan de verdachte ouders altijd gegeven bij het begin van de behandeling van de zaak waarin voor hen het zwijgrecht gold, te weten bij de leerplichtzaak. Overigens hebben de jeugdigen, met uitzondering van één jeugdige, en de verdachte ouders zich in de Bij de meerderheid van de geobserveerde zittingen werd de cautie aan de jeugdigen verleend aan het begin van de zitting, ongeacht de volgorde van de behandeling van zaken 182 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

19 geobserveerde combizittingen niet beroepen op hun zwijgrecht en zijn de hen ten laste gelegde feiten door hen bekend in de voorfase van de strafprocedure en/of tijdens de behandeling van de jeugdstrafzaak en/of de leerplichtzaak op de combizitting. Dit doet echter niet af aan het feit dat ter zitting een jeugdige verdachte, evenals een verdachte ouder, bij voorkeur direct voorafgaand aan de behandeling van de ten laste gelegde strafbare feiten erop dient te worden gewezen dat hij niet tot antwoorden verplicht is. 4.3 Het woord aan de ouders Bij nagenoeg alle door ons geobserveerde combizittingen was ten minste één ouder van de jeugdige aanwezig, bij twee derde van deze zittingen waren beide ouders aanwezig. Wat betreft de gelegenheid die ouders werd geboden om iets naar voren te brengen over de zaken die werden Aan ouders is altijd het woord gegeven op de geobserveerde combizittingen, maar niet specifiek in en over alle op de zitting behandelde zaken behandeld, bleek dat in het overgrote deel van de geobserveerde zittingen aan één of beide ouders in alle afzonderlijke zaken het woord werd gegeven. Deze ouders kregen expliciet de gelegenheid om te reageren op het verzoekschrift in de jeugdbeschermingszaak en zij kregen daarnaast op een ander moment de gelegenheid om iets te zeggen in de jeugdstrafzaak en/of in de leerplichtzaak. Bij enkele van de geobserveerde zittingen kregen de ouders tijdens de zitting slechts op één moment het woord, waarbij ze iets konden zeggen over alle afzonderlijke zaken. Deze variant is voornamelijk geobserveerd bij de combizittingen die een combinatie van een jeugdstrafzaak met een leerplichtzaak betroffen. Eveneens is in enkele zittingen geobserveerd dat één van de of beide ouders in de gelegenheid werd(en) gesteld om iets te zeggen in en over slechts één van de zaken die werden behandeld, te weten de jeugdbeschermingszaak. Kortom: aan ouders is altijd het woord gegeven op de geobserveerde combizittingen, maar niet specifiek in en over alle op de zitting behandelde zaken, waardoor niet in elke te behandelen zaak werd voldaan aan de van toepassing zijnde procedurele waarborgen voor de ouders. Voor specifiek de ouders die verdacht werden in de leerplichtzaak gold veelal dat de mogelijkheid ontbrak tot gebruikmaking van het laatste woord, wat hen, procedureel gezien, als verdachte wel toekomt; hiervoor werd geen gelegenheid gegeven of dit werd impliciet samen genomen met de gelegenheid die werd geboden voor het geven van een reactie op de vordering van de officier van justitie. 5. Het belang van een duidelijke behandelstructuur en een aanwezige raadsman Uit het voorgaande volgt dat bij de geobserveerde combizittingen niet altijd is voldaan aan de inachtneming van de proceswaarborgen die in dit artikel centraal staan. Een duidelijke behandelstructuur van de zitting waarmee de zaken en de bijbehorende proceswaarborgen zichtbaar van elkaar gescheiden worden zou een positief effect kunnen hebben op de inachtneming van deze proceswaarborgen. Bij de bespreking van de gelegenheid die de jeugdige en de ouders werd gegeven om te reageren in de verschillende zaken en van de verlening van de cautie op de geobserveerde combizittingen kwam onder meer naar voren dat de zaken op de zitting niet noodzakelijk gecombineerd behandeld worden, in de zin dat de zaken niet door elkaar lopen, maar in een bepaalde volgorde worden behandeld. Bij de combizittingen waarop een jeugdbeschermingszaak en een jeugdstrafzaak of leerplichtzaak werden behandeld zijn twee variaties in de volgorde van behandeling van zaken geobserveerd. In de meest gebruikte variant werd de jeugdbeschermingszaak behandeld tijdens het bespreken van de persoonlijke omstandigheden van de jeugdige verdachte in de jeugdstrafzaak of de leerplichtzaak. In de andere variant werd de jeugdbeschermingszaak in zijn geheel eerst behandeld, waarna de behandeling van de jeugdstrafzaak of leerplichtzaak volgde. Wat betreft de uitspraak in de verschillende zaken gold dat de uitspraak ofwel direct in aansluiting op de behandeling van de desbetreffende zaak werd gedaan ofwel dat de uitspraken in alle zaken aan het eind van de zitting werden gegeven. Bij de combizittingen waarop een jeugdstrafzaak en een leerplichtzaak werden behandeld was de volgorde veelal als volgt: eerst werden de feiten van beide zaken besproken, vervolgens kwamen de persoonlijke omstandigheden van de jeugdige aan bod en tot slot werd de uitspraak in beide zaken aan het eind van de zitting gedaan. Bij de combizittingen waarop zowel een jeugdbeschermingszaak, een jeugdstrafzaak als een leerplichtzaak werden behandeld, bleek een combinatie van voorgaande structuren te worden gehanteerd: de jeugdbeschermingszaak werd behandeld tijdens de bespreking van de persoonlijke omstandigheden in de jeugdstrafzaak en de leerplichtzaak en de uitspraak in alle drie de zaken werd aan het eind van de zitting gedaan. Kortom, er is een variatie geobserveerd in de volgorde van behandeling van (delen van de) zaken en in het moment van uitspraak in de zaken. Opvallend is dat de combizittingen waarbij de jeugdige niet in de gelegenheid is gesteld om een reactie te geven op het verzoekschrift in de jeugdbeschermingszaak of waarbij de ouders geen mogelijkheid kregen tot inbreng in de jeugdstrafzaak en/of leerplichtzaak, bijna allemaal zittingen waren met dezelfde structuur: de jeugdbeschermingszaak werd behandeld tijdens de jeugdstrafzaak en/ of leerplichtzaak. Aangezien de rechter op de combizitting zowel de inhoud van de zaken goed moet onderscheiden als zorg dient te dragen voor het volgen van de juiste procedures, verdient een zo overzichtelijk mogelijke behandelstructuur op de combizitting de voorkeur. Het is de vraag of de behandelstructuur waarbij één van NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

20 Focus de zaken wordt behandeld tijdens behandeling van één van de andere zaken wel zo overzichtelijk is. Wat dit betreft verwachten wij meer van de behandelstructuur waarbij de zaken in hun geheel achtereenvolgend op elkaar, procedureel volledig afzonderlijk van elkaar worden behandeld. Daarnaast kan de aanwezigheid van een raadsman die voor zijn cliënt(en), de jeugdige en/of de ouders, waakt over het proces, eveneens een positieve uitwerking hebben op een juiste inachtneming van de Het is de vraag of de structuur waarbij een van de zaken wordt behandeld tijdens behandeling van een van de andere zaken wel zo overzichtelijk is proceswaarborgen. Bij achttien van de in totaal 28 geobserveerde combizittingen was een raadsman aanwezig voor de jeugdige (en/of ouders). In deze combizittingen werd er altijd voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor geldend voor de jeugdige in de jeugdbeschermingszaak betreffende gesloten jeugdzorg, de jeugdstrafzaak en/of leerplichtzaak, waarbij in de twee laatstgenoemde zaken de jeugdige en/of zijn raadsman op alle wettelijk voorgeschreven momenten het woord hebben gekregen. 5. Tot slot Blijkens de agenda van de Raad voor de Rechtspraak is het zo veel mogelijk gecombineerd behandelen van zaken rond één persoon één van de manieren waarmee de Raad de effectiviteit van het recht tracht te vergroten. De aanpak bij de gecombineerde behandeling van zaken die rond één jeugdige spelen, kan hierbij volgens de evaluatie van de Raad betreffende de doelstellingen van de periode als model gelden voor andere thema s. Het is naar ons inzien prijzenswaardig dat er met de ontwikkeling van de combizitting initiatief wordt getoond om de behandeling van jeugdzaken beter op elkaar af te stemmen. Bij de uitwerking van een dergelijk initiatief moeten de fundamentele waarborgen behorende bij de zaken die op de combizitting worden behandeld wel altijd op juiste wijze in acht worden genomen. Met dit artikel hebben wij middels bespreking van de gecombineerde behandeling van jeugdzaken laten zien waar op dit punt mogelijke knelpunten liggen en hoe hiermee ter zitting kan worden omgegaan. Hierbij is naar voren gekomen dat een duidelijke behandelstructuur op zitting waarbij alle zaken in hun geheel procedureel afzonderlijk van elkaar, maar wel achtereenvolgend op elkaar, behandeld worden en de aanwezigheid van een raadsman positief bij kunnen dragen aan inachtneming van enkele procedurele waarborgen die van belang zijn voor de jeugdige en zijn ouders. Wij pleiten er dan ook voor om de beschreven behandelstructuur te hanteren tijdens het gecombineerd behandelen van jeugdzaken en standaard een raadsman toe te voegen wanneer het een combizitting betreft. Met een dergelijke werkwijze hoeft niet af te worden gedaan aan de eerder genoemde voordelen van de combizitting van klantvriendelijkheid en de grotere kans op een kwalitatief betere uitspraak en kan de combizitting tevens als adequaat model fungeren voor andere thema s. 184 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht 2 september 2015 16:00 uur - 17:00 uur Online Wat gaan we doen: rechtspraak over.. 1. De 3 B s (bestuursorgaan-, belanghebbende- en besluitbegrip) 2. Schadevergoeding

Nadere informatie

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om NOTENKRAKER Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om CBb 14 oktober 2011, nr. AWB 10/85 en 10/86 E.J. Daalder 1 Inleiding Uit het in, onder meer, artikel 6 EVRM neergelegde

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Datum Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer

Datum Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer Fractie Beter Oss T.a.v. Joop van Orsouw Litherweg 64 5346 JE Oss Juridische Zaken Raadhuislaan 2, Oss Telefoon 14 0412 Fax [0412] 64 26 05 E-mail gemeente@oss.nl www.oss.nl Postbus 5 5340 BA Oss Wilt

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT ALGEMENE WET BESTUURSRECHT Besluitvorming Toezicht Sancties Rechtsgebied bestuursrecht oktober 2011 Rechtsgebied bestuursrecht Verhoudingen tussen bestuursorgaan/belanghebbende - stelt het bestuur is staat

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293 Rapport Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie hem in de beschikking van 25 februari 2004 op zijn bezwaarschrift

Nadere informatie

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Dr. R.H.A. Plasterk Postbus 20011 2500 EA Den Haag bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag

Nadere informatie

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505 JB2016/45 RvS, 20-01-2016, nr. 201504247/1/A4, ECLI:NL:RVS:2016:99 Plaatsingsplan van ondergrondse restafvalcontainers, Zienswijze, indienen, Zienswijze, indienen via website, Bewijs indiening, Bewijslast

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 17 JUNI 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025 Rapport Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025 2 Klacht Verzoekster klaagt er over dat haar over het

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401 Rapport Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401 2 Klacht Het niet opnemen van een rechtsmiddelenclausule conform artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht in de beslissing van 17 december 2003

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:881

ECLI:NL:CRVB:2017:881 ECLI:NL:CRVB:2017:881 Instantie Datum uitspraak 03-03-2017 Datum publicatie 06-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/5389 AOW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

de Rechtspraak Rechtbank Den Haag PER FAX Over het beroep met zaaknummer SGR 13/9215 BESLU V258 deel ik u het volgende mee.

de Rechtspraak Rechtbank Den Haag PER FAX Over het beroep met zaaknummer SGR 13/9215 BESLU V258 deel ik u het volgende mee. de Rechtspraak Rechtbank Den Haag ^'AANTEKENEN ] PER POST PER FAX Bestuursrecht De heer ir. Hagen Leeuwenberg 2 2635 GD Den Hoom bezoekadres Prins Clauslaan 60 2595 AJ Den Haag datum onderdeel contactpersoon

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299 2 Klacht Verzoekster klaagt erover, dat de gemeente Delft na 24 jaar de relatie met haar heeft beëindigd, zonder haar op een of andere wijze te compenseren

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen Uitspraak GERECHTSHOF VHERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Uitspraak op het hoger beroep van * ^ p n i a w a ï i i b.v., gevestigd te > hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:RVS:2016:3387 ECLI:NL:RVS:2016:3387 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507118/1/A1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009 Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009 OPGAVE 1 (34 punten) Vraag 1.1 (5 punten) Er staan geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen open. Het voorbereidingsbesluit van artikel

Nadere informatie

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Inleiding Op 24 november 2014 heeft de CRvB de eerste uitspraak gedaan over boetes

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:1754

ECLI:NL:RBROT:2016:1754 ECLI:NL:RBROT:2016:1754 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-03-2016 Datum publicatie 09-03-2016 Zaaknummer ROT 16/920 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursprocesrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359 ECLI:NL:RBOVE:2013:3359 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Awb 13/843 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 5 januari 2015 en bij het secretariaat ingeboekt op 6 januari 2015 onder nummer

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 5 januari 2015 en bij het secretariaat ingeboekt op 6 januari 2015 onder nummer Dossiernummer 2015 003 RAPPORT Verzoeker De heer A.J. O. te Hengelo Datum verzoek Het klachtenformulier is gedateerd 5 januari 2015 en bij het secretariaat ingeboekt op 6 januari 2015 onder nummer 2015003.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

ECLI:NL:RBMNE:2016:707 ECLI:NL:RBMNE:2016:707 Instantie Datum uitspraak 09-02-2016 Datum publicatie 16-02-2016 Zaaknummer 14/6285 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:CRVB:2017:2833 ECLI:NL:CRVB:2017:2833 Instantie Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8007 ZVW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 Instantie Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 17-04-2015 Zaaknummer 14/01065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2015:699

ECLI:NL:RBGEL:2015:699 ECLI:NL:RBGEL:2015:699 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 05-02-2015 Datum publicatie 09-02-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 8129 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 21459 31 juli 2014 Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging Kansspelautoriteit, vastgesteld op grond van afdeling

Nadere informatie

Bezwaar tegen een beslissing van de gemeente. (versie 01/04/2013)

Bezwaar tegen een beslissing van de gemeente. (versie 01/04/2013) Bezwaar tegen een beslissing van de gemeente (versie 01/04/2013) Stel u vraagt een vergunning aan bij de gemeente en deze wordt geweigerd of uw buren hebben een vergunning gekregen voor het bouwen van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 13-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie awb 09-5337 wwb en awb 10-4936

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2113

ECLI:NL:RBROT:2017:2113 ECLI:NL:RBROT:2017:2113 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 22-03-2017 Datum publicatie 22-03-2017 Zaaknummer ROT 16/6887 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

Rapport. Publicatiedatum: 11 december 2014. Rapportnummer: 2014 /193. 20 14/19 3 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Publicatiedatum: 11 december 2014. Rapportnummer: 2014 /193. 20 14/19 3 d e Natio nale o mb ud sman 1/6 Rapport Publicatiedatum: 11 december 2014 Rapportnummer: 2014 /193 20 14/19 3 d e Natio nale o mb ud sman 1/6 AANLEIDING Verzoeker ontving begin 2013 vier verkeersboetes. Hij machtigde een jurist, die

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer 2014.

Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer 2014. AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 2 Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer

Nadere informatie

b e z w a a r m a k e n

b e z w a a r m a k e n bezwaar maken In de gemeente Westland worden voortdurend besluiten genomen. Deze besluiten kunnen gevolgen hebben voor uw woon- en leefsituatie. Daarom is het in de wet geregeld dat u bezwaar kunt maken

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Sector staats- en bestuursrecht Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 641581/644645 Betreft: Beslissing op bezwaar inzake Radio Unique en Jazz Radio Het Commissariaat voor de Media, gezien de volgende besluiten: het besluit van 20 januari 2015,

Nadere informatie

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen 010 Rechtbank Rotterdam 15:23:33 13-09-2016 2/7 uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Zittingsplaats Rotterdam Team Bestuursrecht 3, V-nummer: uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHARL:2017:613 ECLI:NL:GHARL:2017:613 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 16/00072 en 16/00073 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:2972

ECLI:NL:RBAMS:2017:2972 ECLI:NL:RBAMS:2017:2972 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 04-04-2017 Datum publicatie 04-05-2017 Zaaknummer AMS 15/5918 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-04-2017 Datum publicatie 12-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200.206.984/01 NOT Civiel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073 Rapport Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073 2 Klacht DE ONDERZOCHTE GEDRAGING Het in strijd met het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht niet informeren van betrokkene over de mogelijkheid

Nadere informatie

' s Sftg. de Rechtspraak. Over het beroep met procedurenummer 11 / 685 WOB JAN 1 deel ik u het volgende mee.

' s Sftg. de Rechtspraak. Over het beroep met procedurenummer 11 / 685 WOB JAN 1 deel ik u het volgende mee. ' s Sftg -IKdV.2011 de Rechtspraak datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk biilage(n) faxnummer afdeling onderwerp De heer mr. J.C. Binnerts Postbus 280 2000 AG Haarlem 28

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 Rapport Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de griffier van de rechtbank te Amsterdam Sector kanton, locatie Hilversum op 3 augustus 2000 heeft nagelaten

Nadere informatie

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer mr. dr. K.H.D.M. Dijkhoff Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Betreft: consultatieverzoek naar aanleiding

Nadere informatie

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Ministerie van Veiligheid en Justitie Ministerie van Veiligheid en Justitie > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Turfrnarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den -laag www.rijksoverheid.nl/venj B1 beantwoording de datum en

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2617

ECLI:NL:CRVB:2017:2617 ECLI:NL:CRVB:2017:2617 Instantie Datum uitspraak 28-07-2017 Datum publicatie 01-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12/3068 Wajong Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis 070-4264578

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis 070-4264578 Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak IN14.0053S llltillullllllilllill College van burgemeester en wethouders van Beuningen Postbus 14 6640 AA BEUNINGEN GLD GEMEENTE BEÜNt, ocn INGEKOMEN 0 3 FEB 2011

Nadere informatie

Petra Vries Trainingen. Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter. de wijzigingen in de Awb

Petra Vries Trainingen. Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter. de wijzigingen in de Awb Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter & de wijzigingen in de Awb Introductie Dit document is een bijlage bij de presentatie over Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter. Hierin bespreek ik

Nadere informatie

Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40)

Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40) Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40) Noot bij: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 14 mei 2014, 201303996/1/A3 en ECLI:NL:RVS:2014:1708 door: I.M. van der Heijden en E.E.

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BX1183

ECLI:NL:CRVB:2012:BX1183 ECLI:NL:CRVB:2012:BX1183 Instantie Datum uitspraak 27-06-2012 Datum publicatie 11-07-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1755 AWBZ Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAM:2016:86

ECLI:NL:OGEAM:2016:86 ECLI:NL:OGEAM:2016:86 Instantie Datum uitspraak 19-12-2016 Datum publicatie 12-01-2017 Zaaknummer Lar 78/2016 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Nadere informatie

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd Mandaat en delegatie mr. M.C. de Voogd Artikel 1:1 Awb 1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of college,

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Antwoorden studie-eindvragen

Hoofdstuk 3 Antwoorden studie-eindvragen Hoofdstuk 3 Antwoorden studie-eindvragen 3.1 a Er is geen sprake van een draagkrachtige motivering, want de redenering van het college van B&W is niet begrijpelijk (zie het antwoord op tussenvraag 3.4).

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Wierden. Datum: 22 januari 2014. Rapportnummer: 2014/004

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Wierden. Datum: 22 januari 2014. Rapportnummer: 2014/004 Rapport Rapport betreffende een klacht over de gemeente Wierden. Datum: 22 januari 2014 Rapportnummer: 2014/004 2 De klacht Verzoekers klagen over de manier waarop de gemeente Wierden is omgegaan met hun

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:RVS:2014:3026 ECLI:NL:RVS:2014:3026 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 13-08-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311562/1/A3 Eerste

Nadere informatie

BESLISSING OP BEZWAAR

BESLISSING OP BEZWAAR BESLISSING OP BEZWAAR 76537-111131 Bij brief van 3 maart 2014 die is ingekomen bij de NZa op 10 maart 2014 is bezwaar gemaakt tegen de beslissing d.d. 24 februari 2014 met kenmerk 70783/104577. Deze beslissing

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:RVS:2015:3233 ECLI:NL:RVS:2015:3233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500429/1/A2 Eerste

Nadere informatie

2013, nr. 53. Gelet op artikel 158 van de Provinciewet en het bepaalde in afdeling 10.1.1 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

2013, nr. 53. Gelet op artikel 158 van de Provinciewet en het bepaalde in afdeling 10.1.1 van de Algemene Wet Bestuursrecht; Uitgegeven: 5 september 2013 2013, nr. 53 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLÂN Mandaatbesluit Stelsel Natuur en Landschap 2013 Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân van 20 augustus 2013, nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 3192 Vragen van het lid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198 Rapport Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december 2013 Rapportnummer: 2013/198 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat zij op 22 mei 2013

Nadere informatie

GERECHTSHOF AMSTERDAM

GERECHTSHOF AMSTERDAM Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00004 en 13/00005 30 juli 2014 uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te Uithoorn, belanghebbende, gemachtigde: [A]

Nadere informatie

Onderwerp: Te volgen procedure voor gewijzigd bouwplan voor Nieuwkuijksestraat 72

Onderwerp: Te volgen procedure voor gewijzigd bouwplan voor Nieuwkuijksestraat 72 College V200901050 Onderwerp: Te volgen procedure voor gewijzigd bouwplan voor Nieuwkuijksestraat 72 Collegevoorstel Inleiding: Op 14 juli 2009 heeft u beslist op het bezwaarschrift van mevrouw Van Loon

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 700087/701936 Betreft: Beslissing op het bezwaar inzake het besluit op het ontheffingsverzoek van T-Mobile Netherlands BV met kenmerk 666340/688335. Het Commissariaat voor

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

CBE-1142 (030)

CBE-1142 (030) CBE-1142 (030) 253 1745 6 april 2004 beroep A. UITSPRAAK Het College van beroep voor de examens aan de Universiteit Utrecht (hierna: het College) heeft de volgende uitspraak gedaan op het beroep van: A.,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-10-2014 Datum publicatie 01-10-2014 Zaaknummer 201309659/1/A3 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

Geachte heer xxxxx, Op 12 oktober 2015 heeft u zich namens uw cliënt, xxxxx, gewend tot de Nationale ombudsman met een klacht over de Belastingdienst.

Geachte heer xxxxx, Op 12 oktober 2015 heeft u zich namens uw cliënt, xxxxx, gewend tot de Nationale ombudsman met een klacht over de Belastingdienst. Geachte heer, Op 12 oktober 2015 heeft u zich namens uw cliënt,, gewend tot de Nationale ombudsman met een klacht over de Belastingdienst. Waar gaat het om? Uw cliënt is ondernemer. Hij exploiteert een

Nadere informatie

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200800036/1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067

Rapport. Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067 Rapport Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 7378 13 maart 2014 Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging Kansspelautoriteit, vastgesteld op grond van afdeling

Nadere informatie

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen. Rapport 2 h2>klacht Verzoekster, advocate, klaagt erover dat het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de vergoeding proceskosten en griffierecht ten bedrage van 360,- niet

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:RBROT:2016:9569 ECLI:NL:RBROT:2016:9569 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 13-12-2016 Datum publicatie 15-12-2016 Zaaknummer ROT 16/3297 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2016 in de zaak tussen

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2016 in de zaak tussen Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Bestuursrecht zaaknummer: AMS 15/4034 uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2016 in de zaak tussen.., te Uithoorn, eiser, gemachtigde: mr. H.A.M. Lamers, en de staatssecretaris

Nadere informatie

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197 Rapport Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (verder: het CBR): bij het ten uitvoer brengen van de Educatieve Maatregel

Nadere informatie

tegen een besluit Adressen en telefoonnummers Bezoekadres Gemeentekantoor Oranjeplein 1, Pijnacker Postadres Postbus 1, 2640 AA Pijnacker

tegen een besluit Adressen en telefoonnummers Bezoekadres Gemeentekantoor Oranjeplein 1, Pijnacker Postadres Postbus 1, 2640 AA Pijnacker Adressen en telefoonnummers Bezoekadres Gemeentekantoor Oranjeplein 1, Pijnacker Postadres Postbus 1, 2640 AA Pijnacker Telefoon 015-362 62 62 Uitgave gemeente Pijnacker-Nootdorp, november 2007 Bezwaar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2015:389

ECLI:NL:RBNNE:2015:389 ECLI:NL:RBNNE:2015:389 Instantie Datum uitspraak 03-02-2015 Datum publicatie 03-02-2015 Zaaknummer Awb 15/245 Rechtsgebieden Rechtbank Noord-Nederland Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 370 Besluit van 13 september 2000 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren

Nadere informatie

1.1 De noodzakelijke algemeenheid van wettelijke voorschriften, en billijkheidsuitzonderingen

1.1 De noodzakelijke algemeenheid van wettelijke voorschriften, en billijkheidsuitzonderingen 1 INLEIDING EN ONDERZOEKSOPZET 1.1 De noodzakelijke algemeenheid van wettelijke voorschriften, en billijkheidsuitzonderingen 1.1.1 Aristoteles inzicht 1.1.2 Billijkheidsuitzonderingen 1.1.3 Rechtswetenschap

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 383 Wet van 28 augustus 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met doeltreffendere rechtsmiddelen tegen niet tijdig beslissen

Nadere informatie

Openbaar. Besluit. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure. Beslissing op bezwaar. Ons kenmerk : ACM/UIT/ Zaaknummer : ACM/18/ Datum :

Openbaar. Besluit. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure. Beslissing op bezwaar. Ons kenmerk : ACM/UIT/ Zaaknummer : ACM/18/ Datum : Besluit Beslissing op bezwaar Ons kenmerk : ACM/UIT/503958 Zaaknummer : ACM/18/034372 Datum : 1 Samenvatting 1. [VERTROUWELIJK] (hierna: verzoeker) heeft een handhavingsverzoek ingediend bij de Autoriteit

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 Rapport Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 2 Klacht Op 1 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Y. te Zwolle, ingediend door de Stichting Rechtsbijstand Asiel

Nadere informatie

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40. Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt er over dat de officier van justitie bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) op geen enkele wijze heeft gereageerd op zijn herhaalde schriftelijke verzoek

Nadere informatie

Zandgroeve Quaedvlieg. Len Buysers & Mieke Greven

Zandgroeve Quaedvlieg. Len Buysers & Mieke Greven Info avond Buurtcomité Zandgroeve Quaedvlieg Stichting Wetswinkel Landgraaf Len Buysers & Mieke Greven 28 januari 2013 Overzicht Overzicht van de ontwikkelingen tot op heden; Mogelijke gevolgen van het

Nadere informatie

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,

Nadere informatie