Jurisprudentiebulletin

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Jurisprudentiebulletin"

Transcriptie

1 2013, aflevering 1 (Jurisprudentie Hoge Raad, 2013) Nummers: 1-17 Inhoudsopgave: JBS 2013, nr. 1 HR 8 januari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY5333 Kosten van bedrijfsrecherche en personeelskosten in verband met het onderzoek. Het oordeel van het Hof dat de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt in het kader van een onderzoek door een extern bedrijfsrecherchebureau, alsmede de in dit verband gemaakte personeelskosten, in het onderhavige geval moeten worden aangemerkt als rechtstreekse schade in de zin van art. 361, tweede lid onder b, Sv geeft, mede in het licht van art. 6:96, tweede lid onder b, BW, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. JBS 2013, nr. 2 HR 15 januari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY5704 Kan een betwiste vordering niet betwist zijn: ja!. Met zijn overweging dat de verdachte de vorderingen niet heeft betwist, heeft het Hof kennelijk als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de hoogte van de vordering niet voldoende gemotiveerd is bestreden. Deze oordelen zijn in dit geval niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd. Anders: de A-G. JBS 2013, nr. 3 HR 12 februari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ1890 De benadeelde heeft drie middelen ingediend. Eén slaagt: het hof heeft verzuimd de gevorderde wettelijke rente toe te wijzen. De klacht dat het Hof de wettelijke rente ook niet als schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd blijft buiten bespreking, omdat dit geen klacht is over een rechtspunt betreffende de vordering bp. De klacht over het gedeeltelijk niet ontvankelijk verklaren, terwijl de vordering wel duidelijk omschreven en onderbouwd en eenvoudig van aard was, wordt door de HR met art. 81 lid 1 RO afgedaan. JBS 2013, nr. 4 HR 12 maart 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ3633 A-G over begrijpelijkheidstoets ten aanzien van ontvankelijkheid. Het oordeel van het hof dat een gedeelte van de vordering bp kon worden toegewezen is niet onbegrijpelijk gelet op (1) hetgeen meer subsidiair is bewezen verklaard, (2) hetgeen door de benadeelde partij ter onderbouwing van die vordering naar voren is gebracht in het voegingsformulier en (3) hetgeen namens verzoeker ter betwisting van de vordering ter terechtzitting is aangevoerd. HR heeft het middel afgedaan met art. 81 lid 1 RO. JBS 2013, nr. 5 HR 23 april 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ8170 Toepasselijkheid art. 51g lid 4 Sv. Art. 51g lid 4 Sv biedt degene die rechtstreekse schade heeft geleden door een strafbaar feit, gepleegd door een kind dat de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt, de mogelijkheid zijn vordering tot schadevergoeding tegen de ouders van het kind in te stellen in het strafproces tegen het kind. Dit geldt ook voor zaken waarin het misdrijf is gepleegd vóór de invoering van dit artikel. (vervolg op blz. 2)

2 JBS 2013, nr. 6 HR 14 mei 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ9941 A-G over reiskosten minderjarig slachtoffer. De reiskosten in verband met bezoeken aan de GGZ kunnen, mede in aanmerking genomen dat geen enkel verweer is gevoerd, worden aangemerkt als rechtstreeks verband houdend met het bewezenverklaarde strafbare feit. Hetzelfde geldt voor de reiskosten die door het slachtoffer zijn gemaakt in verband met haar verhoor in de kinderverhoorkamer. Het gaat hier niet om kosten die zij als benadeelde partij ten behoeve van haar vordering heeft gemaakt en dus niet om kosten die op voet van art. 592a Sv voor vergoeding in aanmerking komen. Dat laatste geldt wel voor de reiskosten die de vader heeft gemaakt om de zitting bij te wonen waar het slachtoffer (bp.) zelf niet aanwezig was. HR heeft het middel afgedaan met 81 lid 1 RO. JBS 2013, nr. 7 HR 14 mei 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ9936 Geen beslissing van Hof op vordering bp. Aangezien de vordering van de bp, zoals blijkt uit de aan de Hoge Raad toegezonden stukken, eerst op 30 augustus 2011 [d.i. twee dagen vóór het Hof uitspraak deed op 1 september] bij het Hof [in plaats van bij het parket] is binnengekomen en derhalve niet is ingesteld op de in art. 51g Sv voorziene wijze ziet de HR geen reden voor ambtshalve cassatie. Anders de A-G, maar concludeert ook tot niet ontvankelijkheid, omdat geen bedrag was gevorderd. JBS 2013, nr. 8 HR 21 mei 2013 ECLI:NL:HR:2013:CA0398 Het slachtoffer op zitting opgeroepen als getuige. De opvatting dat een niet als getuige opgeroepen doch ter terechtzitting aanwezige benadeelde partij niet als getuige kan worden gehoord, vindt in haar algemeenheid geen steun in het recht. JBS 2013, nr. 9 HR 2 juli 2013 ECLI:NL:HR:2013:118 Rechtstreekse schade. Van rechtstreekse schade is sprake indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. Het oordeel van het Hof dat sprake is van rechtstreekse schade wordt door de HR op begrijpelijkheid getoetst. JBS 2013, nr. 10 HR 10 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:683 Ambtshalve opmerking van de A-G dat het arrest van het Hof niet een beslissing inhoudt over de vorderingen van deze benadeelde partijen, leidt echter niet tot ambtshalve cassatie door de HR op dit onderdeel. Niet gemotiveerd. JBS 2013, nr. 11 HR 17 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:707 Niet gevorderde wettelijke rente kan niet worden toegewezen. A-G over motivering toegekende schadevergoeding: niet onbegrijpelijk in het licht van de verklaring van de verbalisanten. JBS 2013, nr. 12 HR 24 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:779 Rechtstreekse schade. Schuldheling. Het Hof heeft kennelijk aangenomen dat er voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de helingshandeling en de door de rechthebbende op het geheelde goed geleden schade (kapot contactslot). Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting (HR NJ 1998/537) en behoefde geen nadere motivering. Hierbij is in aanmerking genomen dat geen verweer is gevoerd in feitelijke instantie. (Anders: de A-G, die een motiveringsgebrek constateert.) JBS 2013, nr. 13 HR 8 oktober 2013 ECLI:NL:HR:2013:898 Vervangende hechtenis. Bij samenloop als bedoeld in art. 57 Sr, mag ingevolge art. 60a Sr in verbinding met art. 24c lid 3 Sr, de vervangende hechtenis ten hoogste een jaar bedragen. JBS 2013, nr. 14 HR 28 november 2013 ECLI:NL:HR:2013:1430 Vernietiging door de HR van de uitspraak van het Hof uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging omvat niet de uitspraak met betrekking tot de vordering bp, maar betreft wel de schadevergoedingsmaatregel. JBS 2913, nr. 15 HR 3 december 2013 ECLI:NL:HR:2013:1567 Aan het antwoordformulier slachtofferinformatie dat bij de griffie van het Hof is binnengekomen vóór de zitting in hoger beroep, is een schrijven geniet, gericht aan het parket. Hieruit blijkt dat benadeelden hun oorspronkelijke vorderingen in hoger beroep wensten te handhaven. De uitspraak van het Hof bevat geen beslissing op de vorderingen bp. Ingevolge de art. 335 en 361 lid 4 in verbinding met art. 415 Sv was het hof gehouden een beslissing te nemen. (vervolg op blz. 3) 2

3 JBS, 2013 nr. 16 HR 10 december 2013 ECLI:NL:HR:2013:1754 A-G over kosten van de bp in cassatie en shockschade. 1. De cassatieprocedure voorziet niet in een veroordeling van de verdachte in de kosten die de bp in die aanleg heeft gemaakt. 2. Shockschade toegewezen door het Hof. A-G vindt dat toewijzing shockschade in stand kan blijven. De verdediging heeft de vordering van de bp. tot vergoeding van materiële en immateriële ( shock ) schade noch de hoogte van het gevorderde bedrag betwist. In het licht van de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden, gelet op de inhoud van de ingediende vordering van de benadeelde partij en hetgeen door de benadeelde partij ter onderbouwing van die vorderingen naar voren is gebracht in het voegingsformulier, is de toewijzing van de vordering niet onbegrijpelijk. HR casseert om andere reden en ziet (ambtshalve) geen reden om dit middel te behandelen. JBS, 2013 nr. 17 HR 17 december 2013 ECLI:NL:HR:2013:1968 A-G over positie bp in cassatie. Aanvullende conclusie, waarin hij zeer uitgebreid ingaat op de positie van de benadeelde in cassatie en betoogt dat de HR terug zou kunnen (moeten) komen op standpunt dat de HR niet bevoegd is tot de beoordeling van een namens de benadeelde partij ingediende schriftuur ingeval de verdachte onderscheidenlijk het OM in het ingestelde cassatieberoep niet kan worden ontvangen (al dan niet op grond van art. 80a RO). De HR handhaaft echter het eerder ingenomen standpunt dat de HR niet kan toekomen aan een beoordeling van rechtspunten betreffende de vordering van de benadeelde partij (vgl. HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146, ook: JBS 2012, nr. 48). 3

4 Colofon In het Jurisprudentiebulletin van Slachtofferhulp Nederland (JBS) wordt jurisprudentie verzameld die van belang kan zijn voor de juridische dienstverlening aan slachtoffers. De opgenomen uitspraken worden onderverdeeld in rubrieken. Binnen de rubrieken zijn de uitspraken chronologisch gerangschikt. De uitspraken worden over het algemeen sterk verkort weergegeven. Aanvullingen en weglatingen door de redactie worden zo: [cursief] weergegeven. De uitspraken betreffen merendeels strafzaken van de meervoudige kamers. Indien dat anders is, wordt dat vermeld. Het JBS verschijnt onregelmatig en is te vinden via: rg/jurisprudentiebulletin/ U kunt het JBS via toegestuurd krijgen door een berichtje te sturen aan JBS@slachtofferhulp.nl. De redactie heeft altijd belangstelling voor (niet gepubliceerde) uitspraken die in het JBS zouden kunnen worden opgenomen. Redactie: mr. A.H. Sas Contact: JBS@slachtofferhulp.nl Zie ook: 4

5 Ten geleide 1. In dit bulletin zijn de arresten die van belang zijn met betrekking tot het slachtoffer in het strafproces opgenomen over Er wordt niet meer verwezen naar LJ-nummers, maar de verwijzing is aangepast aan de nieuwe op < gehanteerde notatie, de European Case Law Identifier (ECLI). Dit is een Europese standaard voor het uniek nummeren van rechterlijke uitspraken. De standaard is eind 2010 vastgesteld door de Raad van Ministers van de Europese Unie. In ieder land waar de ECLI wordt gebruikt, is deze altijd op dezelfde manier opgebouwd: ECLI:landcode:gerechtscode:jaar:nummer. 2. Een aantal van de hier opgenomen arresten en conclusies hebben betrekking op het begrip rechtstreekse schade. Op grond van art. 51f, eerste lid, Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. De Hoge Raad herhaalt nog maar eens dat van rechtstreekse schade is sprake indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd (nr. 9) (vgl. HR 11 april 2006, LJN AV4007, NJ 2006/263 en HR 22 april 2008, LJN BB7077, NJ 2008/468). De benadeelde had zijn schade gevorderd voor zover deze niet door de verzekering werd gedekt. De verdediging voerde het verweer dat de vordering niet eenvoudig was. De verdediging zette vraagtekens bij de vordering, omdat deze hoger was dan het eigen risico van de benadeelde en omdat als schade ook de waarde van de door het OM in beslag genomen gestolen voorwerpen (sigaretten) werd gevorderd. Dit verweer werd echter door het Hof gepasseerd, zonder dat hieraan veel woorden werden vuil gemaakt. De Hoge Raad acht de beslissing van het Hof begrijpelijk. In arrest nr. 1 heeft de Hoge Raad bepaald dat de onderzoekskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt door het inschakelen van bedrijfsrecherche en de personeelskosten die het onderzoek met zich meebracht in dit geval rechtstreekse schade zijn. (Vergelijk ook: de conclusie van A-G Machielse vóór HR 4 april 2006, LJN: AV1589 en HR 22 april 2008, LJN: BB7077, NJ 2008/468 met noot van Borgers). Een basis voor dit soort schadevergoeding is te vinden in het hier toepasselijke art. 6:96 lid 2 sub b BW dat als volgt luidt: Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking: b. redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Gelet op voornoemd arrest concludeerde A-G Knigge later in een andere zaak (nr. 6) dat dan ook de kosten die een benadeelde partij moet maken om mee te werken aan een regulier opsporingsonderzoek rechtstreekse schade zijn. Maar ook de reiskosten in verband met bezoeken aan de GGZ kunnen volgens de A-G als rechtstreekse schade worden aangemerkt. Anders ligt dit volgens de A-G met de kosten die de vader van het minderjarige slachtoffer maakte, omdat hij naar de terechtzitting in eerste aanleg kwam. Zonder nadere motivering is het volgens de A-G niet begrijpelijk waarom het Hof heeft geoordeeld dat deze kosten als rechtstreekse schade dienen te worden aangemerkt. De reiskosten van de vader komen volgens hem in beginsel op grond van art. 592a Sv voor vergoeding in aanmerking. In nr. 12 ging het om rechtstreekse schade in een helingszaak. Het hof nam aan dat een kapot contactslot rechtstreekse schade als gevolg van de heling was. De HR vond dat dit verder ongemotiveerde oordeel in stand kon blijven nu er tegen de vordering geen verweer was gevoerd. 3. Artikel 361, vierde lid, Sv schrijft voor dat de beslissing op de vordering van de benadeelde partij met redenen is omkleed. Vaak beperkt de rechter zich tot een algemene formulering, zoals: Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag Volgens A-G Hofstee (nr. 4) dient de beslissing alleen dan een bijzondere motivering te bevatten, indien door of namens de verdachte op enig punt een verweer is gevoerd dan wel wanneer de beslissing zonder nadere motivering onbegrijpelijk is. Maar vervolgens blijkt dat niet op ieder verweer hoeft te worden gereageerd. Zo was in deze zaak verweer gevoerd tegen de vordering van 300 voor opgenomen snipperdagen. Het Hof wees 100 toe, zonder nadere motivering. Dit oordeel was volgens de A-G niet onbegrijpelijk. En gelet op (1) hetgeen meer subsidiair is bewezen verklaard, (2) hetgeen door de benadeelde partij ter onderbouwing van die vordering naar voren is gebracht in het voegingsformulier en (3) hetgeen namens verzoeker ter betwisting van de vordering ter terechtzitting is aangevoerd, was het Hof niet tot een nadere motivering gehouden. De Hoge Raad deed het middel af met artikel 81, eerste lid, RO. (Vgl. ook de conclusies van A-G Knigge bij nr. 3 en nr. 11) Deze gang van zaken is voor zowel voor de verdediging als voor de benadeelde partij onbevredigend. In het midden blijft immers waar de 100 vandaan komt. Wordt er slechts één dag vergoed, of slechts 1/3 van iedere dag? En: waarom? Ook in nr. 2 werd verweer gevoerd tegen de vorderingen. Het Hof overwoog echter (ten onrechte) dat de vorderingen niet betwist waren. Hiertegen werd een cassatiemiddel aangewend. De A-G oordeelde dat het middel slaagde en dat het Hof de beslissingen op de vorderingen nader had dienen te motiveren. De Hoge Raad kwam het Hof echter te hulp door 5

6 te overwegen dat het Hof met zijn overweging dat de verdachte de vordering niet heeft betwist, kennelijk als zijn oordeel tot uitdrukking heeft gebracht dat de hoogte van de vordering niet voldoende gemotiveerd is bestreden. Dat oordeel is volgens de Hoge Raad in het licht van een en ander niet onbegrijpelijk. Hieruit volgt dat indien de rechter een verweer tegen een vordering passeert, hij dit oordeel alleen nader hoeft te motiveren als dit zonder nadere motivering onbegrijpelijk zou zijn. 4. Indien het strafbare feit is gepleegd door een kind dat de leeftijd van 14 jaar nog niet heeft bereikt, is het sinds de inwerkingtreding van het huidige artikel 51g, vierde lid, Sv voor de benadeelde partij mogelijk zijn vordering tot schadevergoeding tegen de ouders van het kind. Dit geldt ook voor zaken waarin het misdrijf is gepleegd vóór de inwerkingtreding van dat artikel (1 januari 2011) (nr. 5). Het artikel heeft immers geen wijziging gebracht in strafbaarstelling of strafbedreiging met betrekking tot het strafbare feit. Ook vóór de inwerkingtreding van art. 51g lid 4 Sv waren de ouders al aansprakelijk voor schade die door hun kind van jonger dan 14 was toegebracht. Art. 51g lid 4 Sv heeft alleen de mogelijkheid geopend deze vordering ook in het strafproces tegen hun te kunnen indienen. Het is overigens niet mogelijk de schadevergoedingsmaatregel aan de ouders op te leggen. Zij zijn immers niet de veroordeelde. 5. In twee arresten heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de wettelijke rente. Niet gevorderde wettelijke rente kan niet worden toegewezen (nr. 11). De gevorderde wettelijke rente dient door de rechter te worden opgelegd vanaf het moment dat de schade is ingetreden (vgl. HR 7 oktober 2008, LJN BD6354). De benadeelde partij kan echter niet klagen over het niet opleggen van wettelijke rente als schadevergoedingsmaatregel (nr. 3). Meer in het algemeen zal een klacht over het niet opleggen van de schadevergoedingsmaatregel door de benadeelde partij niet mogelijk zijn, omdat dit geen rechtspunt betreffende de vordering benadeelde partij betreft. 6. Dan zijn er ook twee arresten die enigszins raadselachtig zijn. Zij betreffen beiden de vraag naar het niet behandelen van de vordering in hoger beroep. Allereerst nr. 7. Blijkens de conclusie van de A-G heeft het Hof ten onrechte niet beslist op de vordering bp. Hij oordeelt echter dat nu de bp in eerste aanleg geen bedrag heeft gevorderd, maar alleen een vraagteken heeft ingevuld, de vordering in hoger beroep ook niet ontvankelijk is en suggereert dat de Hoge Raad de zaak in zoverre zelf afdoet. De Hoge Raad stelt echter simpelweg: aangezien die vordering, naar uit de aan de Hoge Raad toegezonden stukken blijkt, eerst op 30 augustus 2011 bij het Hof is binnengekomen en derhalve niet is ingesteld op de in art. 51g Sv voorziene wijze ( ). Blijkbaar heeft de benadeelde zich in hoger beroep niet tijdig gevoeg. 30 augustus was na de zitting en twee dagen voor de uitspraak. Bovendien moet voeging plaatsvinden bij het parket en niet bij het Hof (art. 51g lid 1 Sv). In nr. 10 wijst de A-G er ambtshalve op dat twee benadeelde partijen in hoger beroep de vordering gehandhaafd, terwijl deze niet is behandeld door het Hof. De Hoge Raad weidt er echter geen woord aan. Ook over het niet beslissen door het Hof, maar beter begrijpelijk is nr. 15. Het antwoordformulier slachtofferinformatie is blijkens een daarop geplaatst stempel op 25 juli dus vóór de zitting in hoger beroep van 5 augustus bij de griffie van het Hof is ingekomen. Aan dit formulier zat een door de moeder, mede als gemachtigde van haar zoon, ondertekend schrijven gehecht, dat was gericht aan het Parket bij het Hof. In dit schrijven werd meegedeeld dat de benadeelden hun vorderingen wensten te handhaven. Dit bericht moet zo ingediend (dus niet bij het parket) en tien dagen voor de zitting als tijdig worden beschouwd. 5. Tot slot nog wat varia. Allereerst twee technische puntjes. Bij samenloop in de zin van art. 57 Sr, er maximaal een jaar vervangende hechtenis mag worden opgelegd in verband met de schadevergoedingsmaatregel (art. 60a Sr jo. art. 24c lid 3 Sr) (nr. 13). Indien de HR een zaak alleen vernietigt voor wat betreft de strafoplegging heeft dit geen gevolgen voor de vordering benadeelde partij, maar moet wel opnieuw worden beslist over de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel (nr. 14). In nr. 16 gaat A-G in op het cassatiemiddel dat stelt dat shockschade zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. A-G vindt dat toewijzing shockschade in stand kan blijven, gelet op (1) geen verweer gevoerd (2) de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden (3) de inhoud van de ingediende vordering (4) de onderbouwing van die vorderingen. In nr. 17 gaat A-G Hofstee meer dan uitgebreid in op de positie van de benadeelde partij in cassatie. Bij niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep op grond van het nieuwe van art. 80a RO (geen behandeling van klachten in cassatie, wegens klaarblijkelijk onvoldoende belang of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden) kan ook geen behandeling van de middelen van de benadeelde meer plaatsvinden. De A-G doet een ultieme poging om de HR op andere gedachten te brengen, maar de HR houdt vast aan het eerder ingenomen standpunt (HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146; NJ 2013/241 m. nt. F.W. Bleichrodt; zie ook JBS 2012, nr. 48). Nr. 8 gaat niet over de vordering benadeelde partij of schadevergoedingsmaat- 6

7 regel, maar betreft wel de benadeelde partij. In deze zaak riep de A-G bij het Hof de benadeelde partij, die klaarblijkelijk aanwezig was, ter zitting op als getuige. Het hof stond dit toe. En volgens de Hoge Raad mag dat. Zie uitgebreid A-G Vellinga, waaraan ik het navolgende ontleen. Het kan zijn dat ter terechtzitting een persoon aanwezig is die door de officier van justitie of de raadsman niet is meegebracht, maar van wie de officier van justitie of de raadsman van oordeel is dat deze wel als getuige dient te worden gehoord. De wet verzet zich er niet tegen dat deze persoon aan de rechter wordt opgegeven als te horen getuige (vgl. HR 11 februari 1992, NJ 1992, 515). De rechter kan vervolgens bepalen dat deze persoon als getuige wordt gehoord of dat van het horen dient te worden afgezien op de in art. 287 lid 2 jo. 288 lid 1 onder b en c Sv genoemde gronden. Hoewel de benadeelde partij hierdoor kan worden overvallen, heeft hij naar mag worden aangenomen de plicht om dan te getuigen. De ambtgenoot van Velliga, A-G Knigge lijkt over dat laatste anders te denken (HR 2 december 2008, LJN BF5691, NJ 2009, 1). 7

8 1. Hoge Raad 8 januari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY5333 Bedrijfsrecherche en personeelskosten in verband met het onderzoek zijn rechtstreekse schade. Het oordeel van het Hof dat de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt in het kader van een onderzoek door een extern bedrijfsrecherchebureau, alsmede de in dit verband gemaakte personeelskosten, in het onderhavige geval moeten worden aangemerkt als rechtstreekse schade in de zin van art. 361, tweede lid onder b, Sv geeft, mede in het licht van art. 6:96, tweede lid onder b, BW, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. [A-G Silvis ECLI:NL:PHR:2013:BY5333] 1. Bij arrest van 30 mei 2011 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden het vonnis bevestigd van de Rechtbank te Groningen van 1 april 2010, met welk vonnis verdachte wegens "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen" werd veroordeeld tot een werkstraf van honderdtachtig uren, subsidiair negentig dagen hechtenis. Van zijn bevestiging van het vonnis in eerste aanleg heeft het Hof de beslissing op de vordering van benadeelde partij Novo uitgezonderd. Als beslissing ten aanzien van de vordering van benadeelde partij Novo houdt het arrest van het Hof van 30 mei 2011 in dat de betreffende vordering wordt toegewezen tot een bedrag van ,17 met oplegging aan verdachte (als degene die evenals zijn medeverdachten voor de bij de benadeelde partij ontstane schade hoofdelijk aansprakelijk is) van een betalingsverplichting voor datzelfde bedrag, een en ander als in het arrest vermeld. 2. Namens verdachte heeft mr. H.J. Veen, advocaat te Delfzijl, één middel van cassatie voorgesteld. 3. Het middel klaagt over de toewijzing van de vordering van benadeelde partij Novo. 4. Het bestreden arrest houdt - voor zover relevant - het volgende in: [Zie hierna het arrest HR r.o ] 6. Het middel bevat de klacht dat 's Hofs toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van ,17 getuigt van een onjuiste rechtsopvatting voor zover in deze toewijzing het oordeel besloten ligt dat de door de benadeelde partij opgegeven schadeposten een rechtstreeks gevolg zijn van het strafbare feit waarvoor de verdachte is veroordeeld. De door het Hof toegewezen schadeposten omvatten, achtereenvolgens, (i) de door NOVO gemaakte kosten ten behoeve van de vervanging van de sloten waarop de bij het strafbare feit gebruikte loper paste ( 3.573,90), (ii) het bedrag van het bij het strafbare feit weggenomen geld ( 1.650,00), (iii) de door NOVO gemaakte kosten in het kader van een onderzoek door een extern bedrijfsrecherchebureau naar aanleiding van het strafbare feit ( 8.082,25), (iv) de door NOVO gemaakte kosten ten behoeve van de aanschaf van nieuwe geldkistjes ( 125,00) en (v) de door NOVO in het kader van het reeds genoemde onderzoek gemaakte extra personeelskosten ( 2.232,02). Ten aanzien van de onder (i), (iii) en (v) genoemde schadeposten geldt volgens de steller van het middel dat deze niet als een rechtstreeks gevolg van het door de verdachte gepleegde strafbare feit kan worden aangemerkt. De opvoering van de inschakeling van een extern bedrijfsrecherchebureau en de extra personeelskosten als rechtstreekse kosten (iii en v) en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen kunnen aanleiding zijn tot het maken van een opmerking. De overige posten nopen daartoe in mijn ogen niet. 7. Op grond van art. 51f, eerste lid, Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in art. 51a, eerste lid, Sv komt alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. Er is sprake van rechtstreekse schade zoals bedoeld in deze bepaling, indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd.(1) Voorts kan 8

9 uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat aan de voorwaarde dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit is voldaan als in de tenlastelegging de gedraging is omschreven die de schade heeft veroorzaakt, ongeacht de vraag of deze schade zelf ook in de tenlastelegging is vermeld.(2) 8. Met betrekking tot de door NOVO gemaakte kosten in het kader van het onderzoek door een extern bedrijfsrecherchebureau en de in dit verband door NOVO gemaakte extra personeelskosten wordt in de toelichting op het middel gesteld dat de overwegingen van het Hof in het bestreden arrest geen blijk geven van de aanwezigheid van een rechtstreeks verband tussen de betreffende kosten en de in de tenlastelegging omschreven gedraging van de verdachte. 9. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat in het licht van art. 6:96 BW onder rechtstreekse schade in de zin van art. 361, tweede lid onder b Sv, mede kan worden te verstaan de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt om het gepleegde strafbare feit aan het licht te brengen.(3) Inschakelen van de bedrijfsrecherche na een diefstal kan in beginsel dus tot kosten leiden die op de dader verhaald kunnen worden. Wat betreft het onderzoek van de bedrijfsrecherche heeft het Hof in deze zaak overwogen dat de benadeelde partij zich na het strafbare feit vanwege de bij de bewoners en het personeel van het woonzorgcomplex ontstane onrust genoodzaakt zag de bedrijfsrecherche in te schakelen, aangezien op korte termijn geen actie van de politie viel te verwachten. De vraag rijst of er, gezien dat motief, nog wel sprake is van een rechtstreeks verband. 10. De onrust die kan ontstaan door een gepleegd strafbaar feit als diefstal is een regelmatig terugkerend ervaringsgegeven in de strafmotivering. De strafbaarstelling van diefstal ziet mede op het belang het rustig bezit van goederen te verzekeren. Onrust in een wooncomplex na een diefstal zoals in deze zaak aan de orde is, kan redelijkerwijs gezien worden als een rechtstreeks gevolg van die diefstal. Het motief om de door de diefstal ontstane onrust in te dammen past redelijkerwijs bij het streven om de schade zoveel mogelijk te beperken (vgl. art. 6:101 lid 1 BW). Als richtsnoer voor de bepaling of de kosten rechtstreeks verband houden met de het strafbare feit kan gelden dat het moet gaan om de redelijke kosten gemaakt ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de onrechtmatige daad mocht worden verwacht (vermogensschade in de zin van art. 6:96 lid 2, onder a, BW). Wanneer het, met het oog op de plicht de schade te beperken, redelijk is dat maatregelen worden getroffen, komen de daarmee samenhangende (redelijke) kosten voor vergoeding in aanmerking. De overwegingen van het Hof zijn summier, maar geven geen blijk te berusten op een onjuiste rechtsopvatting en zijn ook niet onbegrijpelijk. Het Hof was dan ook niet gehouden uitgebreider te motiveren. 11. Het middel faalt. [Voetnoten:] (1) Vgl. HR 15 februari 2011, LJN BP0095; NJ 2011/94, rov ; HR 22 april 2008, LJN BB7077, NJ 2008/468, rov. 4.3 en HR 11 april 2006, LJN AV4007, NJ 2006/263, rov (2) Zie Kamerstukken II , , nr. 3, p. 17. (3) HR 22 april 2008, LJN BB7077, NJ 2008/ 468 (m. nt. Borgers). [De Hoge Raad:] 2. Beoordeling van het middel 2.1. Het middel bevat onder meer de klacht dat het Hof ten onrechte heeft toegewezen de vordering van de benadeelde partij voor zover betrekking hebbende op de kosten die zijn gemaakt in het kader van een onderzoek door de bedrijfsrecherche alsmede de daarmee gemoeide personeelskosten Het Hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, behalve wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Die vordering is door het Hof toegewezen tot een bedrag van , Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: 9

10 "zij op 31 oktober 2009 te Siddeburen, gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gelegen aan de Reint Dijkemastraat ("Siertsheerd" NOVO) heeft weggenomen geld en een kluis en (plastic) doosjes, geheel of ten dele toebehorende aan NOVO en/of een of meer bewoners van "Siertsheerd" NOVO, waarbij haar mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels." Deze bewezenverklaring steunt onder meer op het volgende bewijsmiddel: "Een proces-verbaal d.d. 31 oktober 2009, opgenomen op pagina 217 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [betrokkene 1] (zakelijk weergegeven): Ik ben werkzaam bij de stichting NOVO aan de Reint Dijkemastraat 43 te Siddeburen. Het gebouw heeft de naam Siertsheerd. Ik werd vanmorgen, 31 oktober 2009, aangesproken door een collega. Zij vertelde dat de zij vanmorgen de buitendeur op een kier stond. Later is ze weer het kantoor ingegaan en toen zag ze dat er spullen weg waren. Hierop ben ik naar kantoor gegaan. Ik zag dat alle ijzeren kluisjes die zich in de lades bevonden weg waren. In de lades bevinden zich ook plastic doosjes met een blauwe deksel. Ik zag dat deze bakjes ook weg waren. In het ijzeren geldkistje bevindt zich geld waarvan elke keer wat wordt gepakt voor zakgeld. Het zakgeld bevindt zich in de witte plastic bakjes. Ik vermoed dat er ongeveer 1.600,- is weggenomen. Ik doe namens alle gedupeerde bewoners aangifte van deze diefstal." Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover van belang, het volgende in: "De verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling haar bezwaren legen het vonnis op te geven. Zij geeft op het niet eens te zijn met het door de rechtbank vastgestelde geldbedrag ten aanzien van de beslissing op de vordering benadeelde partij. Volgens verdachte is dit geldbedrag te hoog vastgesteld nu zij zelf geen voordeel van het bewezenverklaarde feit heeft gehad. Op vragen van de voorzitter antwoordt de verdachte - zakelijk weergegeven -: Ik heb wel meegeholpen door de sleutel af te geven, maar ik ben niet binnen in Novo geweest en ik heb ook niet meegedaan. Ik ben deels wel verantwoordelijk voor wat er is weggenomen. Ik snap wel dat ik ermee te maken heb, maar ik heb niet de bedoeling gehad om spullen weg te nemen. Ik heb de spullen niet weggenomen en ik heb niet meegedeeld in de buit. Ik ben niet degene die verantwoordelijk is voor dat bedrag. Ik vind niet dat ik mee moet betalen aan het inhuren van de bedrijfsrecherche. (...) De vertegenwoordiger van Novo verklaart - zakelijk weergegeven -: Met betrekking tot de post "Vervangen sloten", ging het om de loper die nu in het criminele circuit beland is en die niet boven water is gekomen. We moesten toen een beslissing nemen om de veiligheid van de bewoners te garanderen. Wij hebben daarom alle sloten vervangen. Dit betroffen ook de sloten van alle appartementen, want de loper gaf ook hiertoe toegang. (...) Met betrekking tot de post "Onderzoek bedrijfsrecherche", kan ik vertellen dat ik dit onderzoek heb moeten laten verrichten, omdat er sprake was van de vermissing van de loper en dat dit bij de mensen in het team die deze loper in bezit hadden onrust gaf. Zij wezen elkaar aan en deze situatie kan niet te lang duren in een team. Ik was genoodzaakt om in het belang van iedereen de bedrijfsrecherche in te schakelen. Alle mensen zijn toen opgeroepen om te verschijnen. Met betrekking tot de post "Interviews 20 medewerkers", heb ik het over de verhoren. In totaal zijn 20 mensen verhoord. Met betrekking tot de post "Extra inzet unithoofd", kan ik vertellen dat ik diegene ben geweest. Ik heb een rol gespeeld om de boel goed te laten lopen. 10

11 Hetzelfde geldt voor de posten "Extra inzet kerncoördinator" en "Extra inzet facilitaire dienst". Met betrekking tot de post "Km vergoeding personeel", kan ik vertellen dat alle personeelsleden die gekomen zijn reiskosten hebben gemaakt. Ik heb daartoe opdracht gegeven. Het gaat om de gemiddelde reisafstand van de medewerkers, gemiddeld 30 km retour. Het gaat om 20 medewerkers. (...) We hebben uitgezocht dat er geen verzekeringsvergoedingen zijn betaald. We hebben geprobeerd of dat met de eigen verzekering betaald kon worden, maar dat was niet mogelijk. We hebben niet uitgezocht of de stagiaire aansprakelijk gesteld kon worden. De schade is niet verhaald op anderen. (...) Op vragen van de voorzitter (...) antwoordt verdachte - zakelijk weergegeven -: (...) U zegt mij dat Novo de bedrijfsrecherche erbij moest halen om te achterhalen wie de diefstal gepleegd had. Op dat moment wilde ik het niet zeggen. Het doet pijn om dan te zeggen: "het komt door mij". (...) De raadsman voert het woord tot verdediging. De vertegenwoordiger van Novo voert het woord - zakelijk weergegeven -: De reden waarom wij vrij snel bedrijfsrecherche hebben ingeschakeld is dat we bepaalde onrust onder de werknemers kwijt wilden. De politie zag eerst de noodzaak nog niet om er een zaak van te maken. Daardoor ontstond er veel onrust. De loper is gewoon weg en daarom is besloten om deze te vervangen." 2.3. De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij het volgende in: "De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt ,67. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van 8.207,25. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Met betrekking tot de verschillende schadeposten stelt het hof het navolgende vast. [Vervangen sloten] De benadeelde partij gaf ter terechtzitting van het hof op dat alle sloten, waarop de bij het strafbare feit gebruikte loper paste, zijn vervangen, omdat deze loper niet weer in het bezit van de benadeelde partij is gekomen. De daarmee gemoeide kosten zijn begroot op 3.573,90. Het hof stelt vast dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit en zal deze post daarom volledig toewijzen. [Diefstal geld cliënten] De benadeelde partij heeft onder deze post het weggenomen geldbedrag begroot op 2.000,--. Naar het oordeel van het hof is echter onvoldoende komen vast te staan dat dit bedrag is buitgemaakt. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat aanvankelijk een substantieel lager bedrag als zijnde ontvreemd was opgegeven. Voor de hoogte van het buitgemaakte bedrag zal het hof daarom uitgaan van hetgeen medeverdachte [medeverdachte], die (ook) hierover opening van zaken lijkt te hebben gegeven, hierover op 14 december 2009 bij de politie heeft verklaard, namelijk dat het een bedrag van 1.650,-- betrof. Het hof zal deze schadepost, mede in aanmerking genomen het feit dat zij van de zijde van de verdachte niet dan wel onvoldoende onderbouwd is betwist, toewijzen tot dit bedrag. [Onderzoek bedrijfsrecherche] De benadeelde partij zag zich genoodzaakt de bedrijfsrecherche in te schakelen, nu de bij de bewoners en het personeel ontstane onrust zo snel mogelijk weggenomen diende te worden en de prioriteit van de politie niet bij deze zaak lag. Het hof acht, anders dan de raadsman, zowel het maken van de kosten als de omvang ervan redelijk en zal deze post toewijzen. Dit, met dien verstande dat - conform het oordeel van de rechtbank - de 11

12 crediteurs-kosten niet bij de factuur van [...] Bedrijfsrecherche moeten worden opgeteld, zoals in de vordering is gedaan, maar moeten worden afgetrokken. Na aftrek bedraagt deze schadepost 8.082,25. [Aanschaf nieuwe geldkistjes] De benadeelde partij vordert een bedrag van 125,-- wegens de aanschaf van nieuwe geldkistjes ter vervanging van de weggenomen geldkistjes. Het hof stelt vast dat deze kosten rechtstreeks uit het strafbare feit voortvloeien en dat de hoogte van het bedrag niet onredelijk is. Deze post zal daarom volledig toegewezen worden. [Personeelskosten] De benadeelde partij vordert een bedrag van 2.232,02 aan personeelskosten. Deze kosten omvatten de werkuren van 20 medewerkers in verband met de interviews met de bedrijfsrecherche ( 288,40), de extra inzet van het unithoofd ( 728,64), de kerncoördinator ( 254,74) en de facilitaire dienst ( 612,24) en een (retour)kilometervergoeding van het personeel om naar de hiervoor genoemde interviews te komen ( 348,--). Het hof acht zowel het maken als de hoogte van deze kosten redelijk en zal deze post volledig toewijzen. Gelet op het vorenstaande zal de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen tot een bedrag van ,17 ( 3.573, , , , ,02), met dien verstande, dat indien de mededaders van verdachte dit bedrag of een gedeelte daarvan hebben betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen." 2.5. Het oordeel van het Hof dat de kosten die door Novo als benadeelde partij zijn gemaakt in het kader van een onderzoek door een extern bedrijfsrecherchebureau, alsmede de in dit verband gemaakte personeelskosten, in het onderhavige geval moeten worden aangemerkt als rechtstreekse schade in de zin van art. 361, tweede lid onder b, Sv geeft, mede in het licht van art. 6:96, tweede lid onder b, BW, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het Hof heeft in zijn overwegingen voorts als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat ook is voldaan aan de vereisten dat de kosten die door de benadeelde partij te dezer zake zijn gevorderd in redelijkheid zijn gemaakt en ook in omvang redelijk zijn. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en, in aanmerking genomen hetgeen blijkens het proces-verbaal door en namens de verdachte als verweer met betrekking tot deze onderdelen van de vordering is aangevoerd, toereikend gemotiveerd. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat een beroep is gedaan op de in de schriftuur vermelde feiten en omstandigheden. Beoordeling daarvan vergt een onderzoek van feitelijke aard zodat daarop niet voor het eerst in cassatie met vrucht een beroep kan worden gedaan. Het middel is in zoverre tevergeefs voorgesteld Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in art. 51a, eerste lid, Sv [oud] komen alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit als bedoeld in art. 361, tweede lid onder b, Sv. Indien daarvan sprake is komen ingevolge art. 6:96, tweede lid onder b, BW als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. 12

13 2. Hoge Raad 15 januari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY5704 Betwiste vordering. Met zijn overweging dat de verdachte de vorderingen niet heeft betwist, heeft het Hof kennelijk als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de hoogte van de vordering niet voldoende gemotiveerd is bestreden. Deze oordelen zijn in dit geval niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd. Anders: de A-G. [A-G Machielse ECLI:NL:PHR:2013:BY5704] 4.3 Het hof heeft in zijn arrest ten aanzien van de vorderingen van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] telkens overwogen: "Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte heeft de vordering niet betwist en is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen." 4.4 De steller van het middel voert aan dat, gezien de gemotiveerde betwisting van de vorderingen, het hof de beslissingen tot toewijzing van de vorderingen hiermee niet heeft gemotiveerd overeenkomstig de eisen van art. 361, vierde lid, Sv. 4.5 Gelet op hetgeen in hoger beroep door de raadsvrouw is aangevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen, is onbegrijpelijk dat het hof heeft overwogen dat verdachte de vorderingen niet heeft betwist. Nu in het licht van de gevoerde verweren niet kan worden gezegd dat 's hofs beslissingen op de vorderingen de gronden inhouden waarop deze berusten, had het hof de toewijzingen nader behoren te motiveren. 4.6 Het middel slaagt. [De Hoge Raad:] 3. Beoordeling van het tweede middel 3.1. Het middel klaagt dat de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] ontoereikend is gemotiveerd Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 1 en 3 bewezenverklaard dat: "1. hij op 31 juli 2007 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [betrokkene 2]), in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden. 3. hij op 24 september 2007 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Peugeot), toebehorende aan [betrokkene 3], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak." Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen het volgende aangevoerd: "Ik ben van mening dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd. Er wordt een te hoog bedrag aan materiële schadevergoeding gevorderd." Voorts heeft de raadsvrouwe blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 3] respectievelijk [betrokkene 2] in: "Feit 2 (de Hoge Raad leest: vordering [betrokkene 3]) Uit het dossier blijkt niet dat de schade zou zijn veroorzaakt door het strafbare feit. Ook in de vordering benadeelde partij wordt alleen genoemd dat de diefstal benzine heeft gekost, maar wordt niet gesteld (laat staan onderbouwd) dat de genoemde schade door de diefstal zou zijn veroorzaakt. Volstaan wordt met het overleggen van facturen, waaruit niet blijkt en waaruit niet kan worden afgeleid of die schade door het strafbare feit zou zijn veroorzaakt. 13

14 Zonder meer kan dat niet worden aangenomen: cliënt is twee keer gezien rijdend op de scooter met kentekenplaat. Het ligt niet voor de hand dat hij die kentekenplaat alsnog op een later moment zou hebben verwijderd. Causaal verband tussen strafbare feit en schade is niet gesteld en niet aangetoond - niet-ontvankelijk c.q. afwijzen. 07/ (mishandeling) (de Hoge Raad leest: feit 1)[betrokkene 2] (...) Cliënt had vanzelfsprekend [betrokkene 2] niet mogen slaan. Ongetwijfeld nare ervaring voor [betrokkene 2]. Maar, zoals blijkt uit verklaring van cliënt en van [betrokkene 4], is sprake van één klap, niet meer, niet minder. De hoogte van de vordering is buitenproportioneel, de genoemde uitspraak uit de smartengeldgids is van andere orde van grootte (veel ernstiger handelingen en gevolgen). - niet-ontvankelijk c.q. afwijzen. Desnoods matigen." Het Hof heeft omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen het volgende overwogen en beslist: "De vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt 1000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag groot 750,00 en voor het overige is de vordering afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd zodat het hof zal moeten oordelen over het in eerste aanleg toegewezen bedrag. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte heeft de vordering niet betwist en is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen. (...) De vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3]. De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt 501,34. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Alhoewel de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd zal het hof, nu de vordering van deze benadeelde partij door de politierechter volledig werd toegewezen, moeten oordelen over de oorspronkelijke vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte heeft de vordering niet betwist en is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen. (...) De uitspraak (...) wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [betrokkene 2] (...), tot een bedrag van zevenhonderdvijftig euro; (...) Wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [betrokkene 3] (...), tot een bedrag van vijfhonderdéén euro en vierendertig cent." 3.3. Blijkens de aan de Hoge Raad toegezonden stukken hebben [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zich in eerste aanleg als benadeelde partij gevoegd. Bij die stukken bevindt zich een voegingsformulier, gedateerd 1 september 2009, van [betrokkene 2], inhoudende onder meer als opgave van de gevolgen van het voorval: "hersenschudding opgelopen, waarna hoofdpijn en nekklachten", "mentaal een enorme klap gehad en nu (...) nog steeds onder behandeling bij psychotherapeut" en "pijn ervaren en angst gehad" en als opgave van immateriële schade: 1.000,-. Bij dit formulier is gevoegd een kopie van een gedeelte van de zogenoemde Smartengeldgids betreffende letsel als gevolg van mishandeling door slaan in het gelaat, alsmede een hem betreffende verklaring van het Bureau Risicobeheer en Schaderegeling van de Nederlandse Spoorwegen, inhoudende onder meer: "In de nacht van 30 op 31 juli 2007 was NS-medewerker [betrokkene 2] het slachtoffer van agressie. Volledig onverwacht slaat de verdachte (...) onze medewerker in het gelaat. De impact is enorm gebleken; naast fysieke klachten heeft [be- 14

15 trokkene 2] ook psychische klachten ontwikkeld en is onder behandeling bij een psychotherapeut". Bij die stukken bevindt zich voorts een voegingsformulier van [betrokkene 3], inhoudende als opgave van de schade aan haar scooter en van de kosten ten behoeve van een kentekenplaat: totaal 501,34. Bij dit formulier zijn gevoegd een kopie van de factuur met betrekking tot de reparatie van een Peugeot, van de betaling van de aanvraag vervangend kentekenbewijs en van de factuur voor een bromfietsplaat, alsmede een opgave van de dagwaarde van de scooter Het oordeel van het Hof dat de vorderingen van de benadeelde partij [betrokkene 2] en [betrokkene 3] kunnen worden toegewezen is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen. Met zijn overweging dat de verdachte de vordering van [betrokkene 2] niet heeft betwist, heeft het Hof kennelijk als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de hoogte van de vordering niet voldoende gemotiveerd is bestreden. Dat oordeel is in het licht van de (hiervoor in weergegeven) toelichting op de vordering en gelet op hetgeen namens de verdachte in dit verband is aangevoerd, niet onbegrijpelijk. Met zijn overweging dat de verdachte de vordering van [betrokkene 3] niet heeft betwist, heeft het Hof kennelijk als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de hoogte van de vordering niet voldoende gemotiveerd is bestreden. Dat oordeel is, gelet op hetgeen namens de verdachte is aangevoerd, niet onbegrijpelijk. Het Hof heeft dit betoog immers kunnen opvatten als uitsluitend inhoudende de betwisting van het causale verband tussen het bewezenverklaarde feit en de gevorderde schade, welk verband het Hof toereikend gemotiveerd aanwezig heeft geoordeeld Het middel faalt. 3. Hoge Raad 12 februari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ1890 De benadeelde heeft drie middelen ingediend. Eén slaagt: het hof heeft verzuimd de gevorderde wettelijke rente toe te wijzen. De klacht dat het Hof de wettelijke rente ook niet als schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd blijft buiten bespreking, omdat dit geen klacht is over een rechtspunt betreffende de vordering bp. De klacht over het gedeeltelijk niet ontvankelijk verklaren, terwijl de vordering wel duidelijk omschreven en onderbouwd en eenvoudig van aard was, wordt door de HR met art. 81 lid 1 RO afgedaan. [A-G Knigge ECLI:NL:PHR:2013:BZ1890] 1. Het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, heeft bij arrest van 24 november 2009 verdachte wegens "met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 160 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van 3.861,36 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en deze partij voor het overige niet ontvankelijk verklaard. De vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] heeft het Hof toegewezen tot een bedrag van 680,67 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. 7. Het eerste middel van de benadeelde partij 7.1. Het middel keert zich tegen de niet ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in een deel van haar vordering. Het Hof heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] het volgende overwogen: [Zie hierna r.o van het arrest van de HR] 7.2. Volgens het middel zou het Hof hebben miskend dat de vordering (ter zake van de immateriële schade) wél duidelijk omschreven en onderbouwd is en van zo 15

16 eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding Art. 361, derde lid, Sv, luidde ten tijde van het arrest van het Hof (8) als volgt: "Indien de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in het strafgeding, kan de rechtbank op verzoek van de verdachte of op vordering van de officier van justitie dan wel ambtshalve, bepalen dat zij geheel of ten dele niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering, of het deel van de vordering dat niet ontvankelijk is, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen." 7.4. Art. 333 Sv bepaalt: "Indien naar het oordeel van de rechtbank de benadeelde partij kennelijk niet ontvankelijk is, kan zij zonder nader onderzoek van de zaak de niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij uitspreken." 7.5. De zojuist geciteerde bepalingen zijn ook in hoger beroep van toepassing (art. 415 Sv.) Het Hof heeft bij het beoordelen van de vordering het juiste criterium gehanteerd voor de niet-ontvankelijk verklaring. De klacht dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de vordering niet van eenvoudige aard is, miskent de aard van de cassatieprocedure. Voor zover het middel er ook over mocht bedoelen te klagen dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij de vordering van de benadeelde partij niet van eenvoudige aard acht, geldt dat 's Hofs oordeel in cassatie slechts in zeer beperkte mate ten toets kan komen. Gelet daarop heeft het Hof zijn oordeel toereikend gemotiveerd Het middel faalt. 8. Het tweede middel van de benadeelde partij 8.1. Het middel klaagt, onder verwijzing naar HR 3 oktober 2006, LJN AW3559 en HR 7 oktober 2008, LJN BD6354, dat het Hof heeft verzuimd een beslissing te nemen op het verzoek van de benadeelde partij tot vergoeding van de wettelijke rente over haar vordering In de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een "Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces"; daarin wordt niet gerept over wettelijke rente. Aan het voegingsformulier is onder meer een "Schade-onderbouwingsformulier" gehecht, waarin is opgenomen: "Benadeelde verzoekt de Rechtbank de vordering met een bedrag van 7.361,36 als voorschot toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade." Gelet hierop neemt het middel naar mijn mening terecht tot uitgangspunt dat de benadeelde partij heeft verzocht om vergoeding van de wettelijke rente over haar vordering, welke rente is verschuldigd vanaf het moment dat de schade is ingetreden. Het Hof heeft die vordering kennelijk over het hoofd gezien Het middel is derhalve terecht voorgesteld. De Hoge Raad zou de fout zelf kunnen herstellen. 9. Het derde middel van de benadeelde partij 9.1. Het middel klaagt dat het Hof bij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex. art. 36f Sr heeft verzuimd de wettelijke rente als schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Volgens het middel volgt uit de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken d.d. 2 maart 2010 dat bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel tevens de wettelijke rente opgelegd moet worden Op grond van art. 437 lid 3 Sv kan de benadeelde partij harerzijds bij de Hoge Raad een schriftuur doen indienen, "houdende een rechtspunt hetwelk uitsluitend haar vordering betreft". Het middel voldoet niet aan die eis. De klacht betreft immers niet enige beslissing van het Hof op de vordering van de benadeelde partij, maar een aan de verdachte opgelegde maatregel. Een reden voor ambtshalve cassatie levert het onderhavige verzuim, zo daarvan zou kunnen worden gesproken, voorts niet op. (9) 9.3. Het middel moet buiten bespreking blijven. [Voetnoten:] 16

17 (8) Met ingang van 1 januari 2011 is van belang of de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een "onevenredige belasting van het strafgeding" oplevert. (9) Vgl. HR 22 januari 2008, LJN: BC1355, NJ 2008, 73. [De Hoge Raad:] 4. Beoordeling van het eerste namens de benadeelde partij voorgestelde middel Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 5. Beoordeling van het tweede namens de benadeelde partij voorgestelde middel 5.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd een beslissing te nemen op het verzoek van de benadeelde partij tot vergoeding van de wettelijke rente over haar vordering Bij de stukken bevindt zich een "Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" waarmee [slachtoffer] zich heeft gevoegd als benadeelde partij in het strafproces tegen de verdachte. Het aan het voegingsformulier gehechte "Schade-onderbouwingsformulier" in: houdt "Benadeelde partij verzoekt de Rechtbank de vordering met een bedrag van 7.361,36 als voorschot toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade." De bestreden uitspraak houdt het volgende in: "Benadeelde partij Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [slachtoffer], voor wie haar moeder [betrokkene 10] als wettelijk vertegenwoordiger optreedt, beiden wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zij in eerste aanleg niet ontvankelijk is verklaard in haar vordering ad 7.361,36 en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. (...) De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft betrekking op schade, die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering tot materiële schadevergoeding kan in haar geheel worden toegewezen, nu de advocaat van de benadeelde partij ter terechtzitting een brief van de assurantietussenpersoon aan het hof heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de kosten van eerstelijns psychologische hulp aan personen onder de 18 jaar tot l januari 2008 niet werden vergoed. De vordering tot immateriële schadevergoeding dient te worden toegewezen tot een bedrag van 1.500,-. De vordering is voor het overige niet van zo eenvoudige aard, dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. (...) De uitspraak Het Hof, Recht doende op het hoger beroep: (...) wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van drieduizend achthonderdeenenzestig euro en zesendertig cent; verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen." 5.3. Blijkens de inhoud van het hierboven onder weergegeven "Schadeonderbouwingsformulier" heeft de benadeelde partij in eerste aanleg de Rechtbank verzocht de vordering met een be- 17

18 drag van 7.361,36 als voorschot toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Dit onderdeel van de vordering was in hoger beroep aan de orde omdat de benadeelde partij zich, naar het Hof heeft vastgesteld, binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Gelet hierop heeft het Hof verzuimd in zijn beslissing de verdachte tevens te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor zover deze is toegewezen, vanaf het moment dat de schade is ingetreden (vgl. HR 7 oktober 2008, LJN BD6354, NJ 2008/541) Het middel is terecht voorgesteld. 6. Beoordeling van het derde namens de benadeelde partij voorgestelde middel Voor onderzoek door de cassatierechter komen wat de benadeelde partij betreft alleen in aanmerking middelen van cassatie als bedoeld in art. 437, derde lid, Sv. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over een rechtspunt betreffende haar vordering. De als derde middel aangeduide klacht voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven. 4. Hoge Raad 12 maart 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ3633 A-G over begrijpelijkheidstoets ten aanzien van ontvankelijkheid. Het oordeel van het hof dat een gedeelte van de vordering bp kon worden toegewezen is niet onbegrijpelijk gelet op (1) hetgeen meer subsidiair is bewezen verklaard, (2) hetgeen door de benadeelde partij ter onderbouwing van die vordering naar voren is gebracht in het voegingsformulier en (3) hetgeen namens verzoeker ter betwisting van de vordering ter terechtzitting is aangevoerd. HR heeft het middel afgedaan met art. 81 lid 1 RO. [A-G Hofstee ECLI:NL:PHR:2013:BZ3633] 1. Verzoeker is bij arrest van 20 april 2011 door het Gerechtshof te 's-hertogenbosch wegens meer subsidiair "Overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994" (joyriding)(1) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en daarbij een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander op de wijze als weergegeven in het arrest.(2) 9. Het tweede middel, bezien in samenhang met de toelichting daarop, klaagt dat het Hof onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd de benadeelde partij niet volledig in haar vordering nietontvankelijk heeft verklaard doch een deel van die vordering heeft toegewezen. 10. De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg gevoegd in het strafgeding voor een schadebedrag van in totaal 1.362,-, bestaande uit de schadeposten "2 snipperdagen verhoor, 1 snipperdag garage en bezoek garage" (ten bedrage van respectievelijk 200,-, 100,- en 1.062,-) veroorzaakt door het ten laste gelegde. De politierechter in de Rechtbank Breda heeft in eerste aanleg de benadeelde partij nietontvankelijk verklaard in haar vordering nu verzoeker is vrijgesproken van het feit waaruit volgens de Politierechter de schade zou zijn ontstaan.(5) De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de in eerste aanleg niet toegewezen vordering. 11. De raadsman van verzoeker heeft, naar uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt, nietontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit en daartoe het volgende aangevoerd: "De benadeelde partij dient primair nietontvankelijk te worden verklaard in verband met de door mij bepleite vrijspraak voor de primair ten laste gelegde diefstal. Subsidiair is de benadeelde partij nietontvankelijk vanwege het ontbreken van een causaal verband. Tijdens de tijd tussen het parkeren van de auto voor de deur van het restaurant door aangever en het moment dat werd geconstateerd dat de 18

19 auto was weggenomen kan de schade aan de auto door een ander dan verdachte zijn veroorzaakt. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor de opgenomen snipperdagen geldt dat daarvoor geen enkele onderbouwing is aangedragen en dat het reizen voor het verhoor en de gehouden fotoconfrontatie niet noopten tot het opnemen van snipperdagen." 12. Te dien aanzien heeft het Hof in het bestreden arrest het volgende overwogen: "Schadevergoeding De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van 1.362,-. Dit bedrag bestaat voor een bedrag van 300,- voor opgenomen snipperdagen voor verhoor en bezoek garage en voor een bedrag van 1.062,- voor een offerte van een garage. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de niet toegewezen vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag, zijnde een bedrag van 100, zijnde een gedeeltelijke vergoeding voor de opgenomen snipperdagen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof acht niet voldoende gebleken dat de overige door de benadeelde partij gestelde schade door verdachtes bewezen verklaarde handelen is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering voor het overige niet worden ontvangen. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld. Het hof ziet tevens aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht." 13. Artikel 361, vierde lid, Sv schrijft voor dat de beslissing op de vordering van de benadeelde partij met redenen is omkleed. Deze beslissing dient alleen dan een bijzondere motivering te bevatten, indien door of namens de verdachte op enig punt een verweer is gevoerd(6) dan wel wanneer de beslissing zonder nadere motivering onbegrijpelijk is(7). 14. In zijn hiervoor onder 12 weergegeven overwegingen heeft het Hof geoordeeld dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij tengevolge van het bewezen verklaarde handelen van verzoeker rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van 100,- (gedeeltelijke vergoeding voor opgenomen snipperdagen). Voor het overige heeft het Hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk gelet op (i) hetgeen meer subsidiair is bewezen verklaard, (ii) hetgeen door de benadeelde partij ter onderbouwing van die vordering naar voren is gebracht in het voegingsformulier en (iii) hetgeen namens verzoeker ter betwisting van de vordering ter terechtzitting is aangevoerd. Naar het mij voorkomt heeft het Hof de in art. 361, vierde lid, Sv neergelegde motiveringsverplichting nageleefd en was het Hof niet tot een nadere motivering gehouden. Daarbij heb ik in aanmerking genomen dat, anders dan de steller van het middel lijkt te betogen, het oordeel van het Hof ook ten aanzien van hetgeen de raadsman van verzoeker op de terechtzitting tegen de vordering van de benadeelde partij heeft ingebracht, geen nadere motivering behoeft en dat het Hof de door de steller van het middel genoemde omstandigheid dat niet blijkt van de gestelde schade van 100,- per opgenomen snipperdag niet in zijn overweging hoefde te betrekken, nu dit punt niet door of namens verzoeker ter terechtzitting van het Hof is aangevoerd.(8) De beslissing van het Hof ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij is voldoende met redenen omkleed. 15. Het middel faalt. 19

20 [Voetnoten:] (1) Dit meer subsidiaire feit is in appel na wijziging van de tenlastelegging toegevoegd aan primair diefstal met braak en subsidiair (schuld)heling. Evenals de Politierechter in eerste aanleg heeft het Hof verzoeker van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken. (2) Zie nader het tweede middel en mijn bespreking daarvan onder 9 e.v. (5) Zie mijn voetnoot 1. (6) Vgl. HR 17 november 1998, LJN ZD1398, NJ 1999/151 en HR 27 maart 1984, LJN AC8361, NJ 1984/551. Zie ook al HR 12 mei 1964, LJN AB4550, NJ 1965/74 m.nt. WP. (7) Vgl. HR 12 april 2011, LJN BP4607, NJ 2011/183, HR 17 februari 2009, LJN BG7762, NJ 2009/122 en G.J.M. Corstens, bewerkt door M.J. Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, zevende druk, 2011, p (8) Evenmin is toen aangevoerd dat de aangifte is gedaan op een zaterdag hetgeen er, zo begrijp ik de steller van het middel, op zou duiden dat daarvoor geen snipperdag hoefde te worden opgenomen. Daarbij zou dan ook moeten zijn aangevoerd dat de benadeelde partij enkel op doordeweekse dagen werkt. [De Hoge Raad:] 3. Beoordeling van het tweede middel Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 5. Hoge Raad 23 april 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ8170 Toepasselijkheid art. 51g lid 4 Sv. Art. 51g lid 4 Sv biedt degene die rechtstreekse schade heeft geleden door een strafbaar feit, gepleegd door een kind dat de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt, de mogelijkheid zijn vordering tot schadevergoeding tegen de ouders van het kind in te stellen in het strafproces tegen het kind. Dit geldt ook voor zaken waarin het misdrijf is gepleegd vóór de invoering van dit artikel. [De Hoge Raad:] 2. Beoordeling van het eerste middel 2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, de ouders van de verdachte heeft veroordeeld aan de benadeelde partij [betrokkene 1] een bedrag van 4.888,- te betalen. Daartoe is aangevoerd dat art. 51g, vierde lid, Sv pas na het bewezenverklaarde handelen in werking is getreden en moet worden aangemerkt als een wijziging van wetgeving ten aanzien van de strafbedreiging zodat de beslissing van het Hof in strijd is met art.1, tweede lid, Sr en art. 7 EVRM Het Hof heeft de verdachte veroordeeld ter zake van onder meer 'medeplegen van verkrachting', gepleegd op 7 augustus 2009 (bewezenverklaring onder 3). Voorts heeft het Hof de ouders van de verdachte veroordeeld aan de benadeelde partij [betrokkene 1] een bedrag van 4.888,- en de nog te maken kosten van tenuitvoerlegging te betalen. Het Hof heeft daaromtrent het volgende overwogen: "In het onderhavige strafproces heeft mr. K. Logtenberg zich namens het slachtoffer [betrokkene 1] gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder [de Hoge Raad begrijpt:] 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van 4.888,-. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in hoger beroep gehandhaafde bedrag van 4.888,-. (...) Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële en immateriële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. Nu verdachte ten tijde van dat handelen de leeftijd van veer- 20

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr.

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr. ECLI:NL:HR:2013:898 Uitspraak 8 oktober 2013 Strafkamer nr. 11/04842 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2011,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Jurisprudentiebulletin

Jurisprudentiebulletin 2012, aflevering 3 (Jurisprudentie Hoge Raad, tweede helft van 2012) Nummers: 47 57 Inhoudsopgave: JBS 2012, nr. 47 HR 11 september 2012 LJN: BX4442 Kosten rechtsbijstand. Door een bp. gemaakte kosten

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak. ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:959. Wetboek van Strafvordering 51f

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:959. Wetboek van Strafvordering 51f ECLI:NL:HR:2017:221 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-02-2017 Datum publicatie 14-02-2017 Zaaknummer 14/03452 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:629

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHSHE:2015:738 ECLI:NL:GHSHE:2015:738 Instantie Datum uitspraak 09-03-2015 Datum publicatie 09-03-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003525-14 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

Voegen in het strafproces

Voegen in het strafproces Voegen in het strafproces Voegen in het strafproces april 2011 U bent slachtoffer geworden van een misdrijf of overtreding en u heeft daarbij schade geleden. Eén van de mogelijkheden om uw schade vergoed

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHARN:2007:208 ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2006:AW3559

ECLI:NL:HR:2006:AW3559 ECLI:NL:HR:2006:AW3559 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-10-2006 Datum publicatie 02-07-2008 Zaaknummer 01447/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AW3559

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis ECLI:NL:GHARL:2015:10200 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 01-12-2015 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer 21-001318-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:3394, Niet ontvankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBROT:2016:10161 ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1717 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1717 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1717 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 15-07-2010 Datum publicatie 20-07-2010 Zaaknummer 24-002547-07 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 21-05-2010 Datum publicatie 27-05-2010 Zaaknummer 24-002849-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 42 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof.mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Autoverzekering. Verzwijging

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792 ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 23-02-2009 Datum publicatie 26-02-2009 Zaaknummer 24-001873-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

1 of 10 08-08-12 11:47

1 of 10 08-08-12 11:47 LJN: BG3449, Hoge Raad, 01207/07 E Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: 23-12-2008 23-12-2008 Straf Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Rechtstreekse schade. O.g.v. art. 361.2.b Sv

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-12-2015 Datum publicatie 16-12-2015 Zaaknummer 23-000433-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

LJN: AR8250, Hoge Raad, 01198/04

LJN: AR8250, Hoge Raad, 01198/04 LJN: AR8250, Hoge Raad, 01198/04 Datum uitspraak: 15-02-2005 Datum publicatie: 15-02-2005 Rechtsgebied: Straf Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Aan gezag en opzicht onttrekken ex art. 279 Sr.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204 ECLI:NL:HR:2015:3021 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-10-2015 Datum publicatie 14-10-2015 Zaaknummer 14/05204 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2082,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 12-03-2010 Datum publicatie 15-03-2010 Zaaknummer 24-001010-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Vervolging. Getuigenverhoor rechter-commissaris

Vervolging. Getuigenverhoor rechter-commissaris Als u in de strafzaak door een advocaat wordt bijgestaan, is het van belang dat u de advocaat op de hoogte houdt van de voortgang in het onderzoek. Na aangifte zal het politieonderzoek waarschijnlijk nog

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ2603

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ2603 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ2603 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 22-04-2011 Datum publicatie 27-04-2011 Zaaknummer 24-001632-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116 ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116 Instantie Datum uitspraak 27-01-2011 Datum publicatie 13-04-2011 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-000016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655 ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655 Instantie Datum uitspraak 24-11-2009 Datum publicatie 16-12-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zwolle-Lelystad 07.620221-08 (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790 ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 01-08-2007 Datum publicatie 04-09-2007 Zaaknummer 03-700214-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM parketnummer: X uitspraak: 21 juli 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Aanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces (wet Terwee)

Aanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces (wet Terwee) Aanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces (wet Terwee) Verantwoording... 1 Geen voegingsformulier... 1... 2 Afwijzen of niet ontvankelijk verklaren... 2... 2 Civiele vordering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-09-2016 Datum publicatie 12-09-2016 Zaaknummer 23-004422-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284 ECLI:NL:RBDHA:2014:1284 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 04-02-2014 Datum publicatie 04-02-2014 Zaaknummer 09/715710-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2016:1104 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/02973

ECLI:NL:PHR:2016:1104 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/02973 ECLI:NL:PHR:2016:1104 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 13-09-2016 Datum publicatie 16-05-2017 Zaaknummer 15/02973 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis ECLI:NL:GHARL:2016:10657 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 02-02-2016 Datum publicatie 15-05-2017 Zaaknummer 21-002071-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:789, Niet ontvankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798 ECLI:NL:GHDHA:2014:1798 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-05-2014 Datum publicatie 28-05-2014 Zaaknummer 22-005601-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ECLI:NL:GHDHA:2015:80 Uitspraak Rolnummer: 22-002584-14 Parketnummers: 10-750263-13, 22-003524-12 (TUL) en 22-004272-11 (TUL) Datum uitspraak: 27 januari 2015 TEGENSPRAAK Gerechtshof Den Haag meervoudige

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx LJN: BK6789, Gerechtshof 's-gravenhage, 22-000700-08 Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: 16-12-2009 16-12-2009 Straf Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Computercriminaliteit.

Nadere informatie

De positie van het slachtoffer in het strafproces. 3.2. De benadeelde. 3.3. Nabestaanden. 3.4. Splitsing van de vordering door de benadeelde

De positie van het slachtoffer in het strafproces. 3.2. De benadeelde. 3.3. Nabestaanden. 3.4. Splitsing van de vordering door de benadeelde 3. Schadevergoeding (voegen) 3.2. De benadeelde Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2017:1898 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2017 Datum publicatie 24-05-2017 Zaaknummer 23-002215-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-103 d.d. 2 april 2012 (mr. P.A. Offers, voorzitter, B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015. ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2016:1472

ECLI:NL:PHR:2016:1472 ECLI:NL:PHR:2016:1472 Instantie Datum conclusie 22-11-2016 Parket bij de Hoge Raad Datum publicatie 07-02-2017 Zaaknummer 15/01570 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042 ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 11-11-2008 Datum publicatie 12-11-2008 Zaaknummer 21-001909-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-03-2016 Datum publicatie 19-04-2016 Zaaknummer 23-002670-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBROT:2017:4588 ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. Hof Amsterdam 19 januari 2011, nr. 23-001234-09 VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 16 december 2008 in de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556 ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 23-01-2008 Datum publicatie 23-01-2008 Zaaknummer 4817-02, 4379-03 en 1144-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2006:AU8286

ECLI:NL:HR:2006:AU8286 ECLI:NL:HR:2006:AU8286 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 17-10-2006 Datum publicatie 17-10-2006 Zaaknummer 01599/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AU8286

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Jurisprudentiebulletin

Jurisprudentiebulletin Jurisprudentie van de Hoge Raad, eerste helft van 2012. 2012, aflevering 2 Nummers: 26 46 JBS 2012, nr. 26 HR 17 januari 2012 LJN: BU4004 Conclusie A-G: Motivering (niet) ontvankelijkheid vordering bp.

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6660

ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6660 ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6660 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 04-09-2012 Datum publicatie 06-09-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16.655808-12 [P] Strafrecht

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS)

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7582 Instantie Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak 11-09-2002 Datum publicatie 13-09-2002 Zaaknummer 09/900368-02; 09/093214-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

3. Het eerste middel klaagt dat het bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.

3. Het eerste middel klaagt dat het bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. ECLI:NL:PHR:2014:215 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 28-01-2014 Datum publicatie 26-03-2014 Zaaknummer 12/05667 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:715, Gevolgd Rechtsgebieden

Nadere informatie

3.2. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de aanvulling op het verkort arrest:

3.2. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de aanvulling op het verkort arrest: ECLI:NL:PHR:2017:634 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 20-06-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer 15/04687 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:1314,

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01971/07

ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01971/07 ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 17-02-2009 Datum publicatie 17-02-2009 Zaaknummer 01971/07 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie