Informatiebrief. Hattem, januari Geachte lezer,

Transcriptie

1 Informatiebrief Hattem, januari 2014 Geachte lezer, Ik vraag u vriendelijk om uw medewerking aan een onderzoek over executief functioneren en over het omgaan met problemen en gebeurtenissen in het dagelijks leven. Dit onderzoek vindt plaats bij volwassenen bij wie een autismespectrumstoornis (ASS) is vastgesteld. Als u 18 jaar of ouder bent en bij u een vorm van ASS is vastgesteld, kunt u meedoen. Dit onderzoek vindt plaats in het kader van mijn afstuderen van de opleiding tot psycholoog aan de Open Universiteit Nederland. Het doel hiervan is om meer inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden van volwassenen met ASS om situaties te hanteren die stressvol zijn. De onderzoeksgegevens blijven anoniem en worden vertrouwelijk behandeld. Deelnemers zijn niet herkenbaar in de onderzoeksresultaten. Het invullen van de vragenlijst is geheel vrijwillig. Dit betekent dat u niet verplicht bent om deel te nemen en dat het geen gevolgen voor u heeft als u besluit niet mee te doen. Wat houdt deelname aan het onderzoek in? De totale vragenlijst bestaat uit vier gedeeltes. Deel A tot en met deel C is bedoeld voor uzelf om in te vullen: deel A betreft enkele algemene gegevens over u; deel B betreft vragen over uw gedragingen in het dagelijks leven; deel C betreft vragen over wat u zoal denkt of doet als er problemen zijn en hoe u in het algemeen reageert op de beschreven manieren. Het vierde deel, deel D, is bedoeld voor een informant: iemand die u goed kent. Dit kan bijvoorbeeld een partner zijn, maar ook een broer, zus, goede vriend(in), een (inmiddels volwassen) kind of een bij u betrokken hulpverlener. De informant vult dus vragen in over u, zoals hij / zij tegen u aankijkt. deel D bevat dezelfde vragen als deel B, dus over uw gedragingen in uw dagelijks leven. Leest u de vragen zorgvuldig en let erop dat u geen vragen overslaat. Kies steeds het antwoord dat volgens u het beste past. Er zijn geen goede of foute antwoorden.

2 Het is belangrijk dat u en uw informant de vragenlijsten apart van elkaar invullen, zodat u elkaar zo min mogelijk beïnvloedt. Het invullen van de vragenlijst (deel A t/m deel C) duurt ongeveer 25 minuten. Deel D van de vragenlijst die de informant invult neemt ongeveer 10 minuten in beslag. Terugsturen Het is van belang dat zowel deel A t/m C samen met deel D wordt teruggestuurd. Op aanvraag stuur ik u een gefrankeerde retourenvelop toe. Of: indien gewenst stuur ik u de vragenlijst als Word-bestand toe, die u kunt invullen en kan terugsturen per mail. Neemt u hiertoe contact op via ASS.onderzoek@gmail.com Contact Als u benieuwd bent naar de uitkomsten van het onderzoek, dan kunt u aan het einde van de vragenlijst (na deel C) uw mailadres noteren. U ontvang dan na afloop van het onderzoek een samenvatting van de bevindingen. Let wel, dit zijn algemene bevindingen en zijn geen conclusies over individuele vragenlijsten. Onder de inzenders van volledig ingevulde vragenlijsten worden 5 cadeaubonnen verloot à 10,- (te besteden bij Bol.com). Om hiervoor in aanmerking te kunnen komen, is het vermelden van een geldig adres noodzakelijk. Daarom wordt na het eind van onderdeel C gevraagd of u aan de verloting wilt meedoen en zo ja, of u een mailadres wilt noteren. Als u vragen heeft over dit onderzoeksproject, kunt u altijd contact opnemen met mij via het volgende mailadres: ASS.onderzoek@gmail.com Ik dank u bij voorbaat hartelijk voor uw medewerking! F.E. (Edwin) Wijnen p/a Pro Juventus, locatie Aventijn Bevrijdingsweg EN Hattem ASS.onderzoek@gmail.com

3 Onderdeel A. Instructie In dit eerste gedeelte worden enkele persoonlijke gegevens over u nagevraagd. Kruis steeds het antwoord aan dat op u van toepassing is of vul het juiste antwoord in. 1. Wat is uw geslacht? 2. Wat is uw geboortejaar? [ ] man Wat is uw geboortemaand? [ ] vrouw 3. Wat is uw hoogst afgeronde onderwijsniveau? [ ] Ik heb geen diploma voortgezet onderwijs gehaald [ ] MBO basisberoepsgerichte leerweg of lager [ ] MBO kaderberoepsgerichte of gemengde leerweg [ ] MBO theoretische leerweg of MAO [ ] MBO / HAO [ ] HBO / WO / Universiteit 4. Is bij u een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) vastgesteld? Nota bene: dit kan een autistische stoornis, de stoornis van Asperger of PDD-NOS / pervasieve ontwikkelingsstoornis betreffen. [ ] Ja! ga door met vraag 5 [ ] Nee! hier eindigt voor u de vragenlijst u valt buiten de doelgroep van deze enquête [ ] Weet ik niet! hier eindigt voor u de vragenlijst u valt buiten de doelgroep van deze enquête 5. Wie heeft bij u ASS vastgesteld? [ ] een instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg / GGZ, namelijk [ ] een zelfstandig gevestigde psychiater, gezondheids- of klinische psycholoog: [ ] iemand anders, namelijk 6. Bij sommige mensen met ASS is tevens vastgesteld dat zij een aandachtstekortstoornis hebben, oftewel ADHD of ADD. Is dat bij u ook het geval? [ ] Ja! ga door met vraag 7 [ ] Nee! ga door met vraag 8 [ ] Weet ik niet! ga door met vraag 8 7. Wie heeft bij u ADHD of ADD vastgesteld? [ ] een instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg / GGZ, namelijk [ ] een zelfstandig gevestigde psychiater, gezondheids- of klinische psycholoog: [ ] iemand anders, namelijk 8. Gebruikt u momenteel medicijnen die bedoeld zijn voor psychische problemen? Nota bene: deze hoeven niet in verband te staan met (klachten die te maken hebben met) ASS of AD(H)D. [ ] Ja! zo ja, noteer de medicijnen die u momenteel gebruikt voor psychische klachten: [ ] Nee [ ] Weet ik niet Einde van onderdeel A Sla de bladzijde om voor onderdeel B!

4 Onderdeel B. Instructie Hieronder vindt u uitspraken over het gedrag van mensen. We willen graag weten in hoeverre deze beschrijvingen in de afgelopen maand voor u van toepassing waren. Probeer alle vragen zo goed mogelijk te beantwoorden en sla geen vragen over. Kruis uw antwoord aan: N als het gedrag NOOIT voorkomt S als het gedrag SOMS voorkomt als het gedrag AAK voorkomt Zet een kruisje in het juiste antwoordvakje. Als u een fout maakt of uw antwoord wilt veranderen, zet dan een kruisje in het juiste vakje en omcirkel daarna het goede antwoord. Beantwoord alstublieft alle vragen. N S soms 1 Ik heb woede-uitbarstingen. 2 Ik maak slordigheidsfouten bij het maken van taken. 3 Ik kan niet goed organiseren. 4 Ik heb moeite om me te concentreren op taken (bijvoorbeeld bij karweitjes, lezen of werk) 5 Ik trommel met mijn vingers of wiebel met mijn benen. 6 Ik moet eraan herinnerd worden om met een taak te beginnen, zelfs als ik bereid ben om die taak uit te voeren. 7 Ik heb een rommelige kast. 8 Ik heb moeite om de overgang van de ene activiteit of taak naar de andere te maken 9 Ik word overweldigd door grote taken. 10 Ik vergeet mijn naam. 11 Ik heb moeite met opdrachten of taken die meer dan één stap vereisen. 12 Ik reageer overdreven emotioneel. 13 Als ik ervoor zorg dat anderen zich slecht of boos voelen, merk ik dat pas op dat het al te laat is. 14 Ik heb moeite om me klaar te maken voor de dag. 15 Ik vind het lastig om prioriteiten te stellen bij activiteiten. 16 Ik heb moeite om stil te blijven zitten. 17 Halverwege een activiteit vergeet ik wat ik aan het doen was. 18 Ik controleer mijn werk niet op fouten. 19 Ik kan om kleine dingen zeer emotioneel reageren. 20 Ik hang thuis maar wat rond. 21 Ik begin aan taken (bijvoorbeeld koken, projecten) zonder de juiste materialen ter beschikking te hebben. 22 Ik heb moeite te accepteren dat er verschillende manieren zijn om problemen met werk, met vrienden of met taken op te lossen. 23 Ik praat op verkeerde momenten. 24 Ik schat verkeerd in hoe moeilijk of gemakkelijk taken zullen zijn. 25 Ik heb moeite om zelfstandig aan de slag te gaan. 26 Ik heb moeite om tijdens het praten bij hetzelfde onderwerp te blijven.

5 N S soms 27 Ik word moe. 28 Ik reageer meer emotioneel op situaties dan mijn vrienden. 29 Ik vind het moeilijk om op mijn beurt te wachten. 30 Men zegt dat ik niet goed kan organiseren. 31 Ik raak dingen kwijt (bijvoorbeeld sleutels, geld, portemonnee, huiswerk, etcetera). 32 Ik heb moeite om een andere oplossing voor een probleem te bedenken als ik ben vastgelopen. 33 Ik reageer overdreven op kleine problemen. 34 Ik plan toekomstige activiteiten niet van te voren. 35 Ik kan me maar kort concentreren. 36 Ik maak ongepaste seksueel getinte opmerkingen. 37 Als mensen van streek raken door mij, snap ik niet waarom. 38 Ik heb moeite om tot drie te tellen. 39 Ik stel onrealistische doelen. 40 Ik laat de badkamer rommelig achter. 41 Ik maak slordigheidsfoutjes. 42 Ik raak emotioneel snel overstuur. 43 Ik neem beslissingen die me in de problemen brengen (wettelijk, financieel, sociaal). 44 Ik kan slecht tegen veranderingen. 45 Ik vind het moeilijk enthousiast over dingen te zijn. 46 Ik vergeet aanwijzingen snel. 47 Ik heb goede ideeën, maar krijg ze niet op papier. 48 Ik maak fouten. 49 Ik heb moeite om aan taken te beginnen. 50 Ik zeg dingen zonder na te denken. 51 Mijn woede-uitbarstingen zijn hevig, maar snel weer voorbij. 52 Ik heb moeite om taken (bijvoorbeeld karweitjes, werk) af te maken. 53 Ik begin pas op het nippertje aan dingen (bijvoorbeeld opdrachten, karweitjes, taken). 54 Ik heb moeite om taken zelfstandig af te maken. 55 Men zegt dat ik snel afgeleid ben. 56 Ik heb moeite om dingen te onthouden, zelfs voor een paar minuten (zoals aanwijzingen, telefoonnummers). 57 Men zegt dat ik te emotioneel ben. 58 Ik raffel dingen af. 59 Ik raak geïrriteerd. 60 Ik laat mijn kamer of huis rommelig achter. 61 Ik raak van slag bij onverwachtse veranderingen in mijn dagelijkse routine. 62 Ik heb moeite om dingen te bedenken die ik in mijn vrije tijd kan doen. 63 Ik plan taken niet vooruit. 64 Men zegt dat ik niet nadenk voordat ik iets doe. 65 Ik heb moeite om dingen te vinden in mijn kamer, kast of bureau. 66 Ik heb problemen bij het organiseren van activiteiten. 67 Ik zet me niet gemakkelijk over problemen heen.

6 N S soms 68 Ik heb moeite om meer dan één ding tegelijk te doen. 69 Mijn humeur slaat snel om. 70 Ik denk niet na over de gevolgen voordat ik iets doe. 71 Ik heb moeite om mijn werk te organiseren. 72 Ik raak door kleine dingen snel of gemakkelijk van streek. 73 Ik ben impulsief. 74 Ik ruim mijn spullen niet op. 75 Ik heb problemen om mijn werk af te maken. Einde van onderdeel B Sla de bladzijde om voor onderdeel C!

7 Onderdeel C. Instructie Mensen reageren heel verschillend als zij met problemen of onplezierige gebeurtenissen te maken krijgen. Wat men in een bepaald geval doet hangt sterk af van de aard van het probleem of de gebeurtenis en de ernst ervan. Toch reageert men over het algemeen wat vaker op de ene dan op de andere manier. Hieronder staan een aantal beschrijvingen die aangeven wat men zoal kan denken of doen als er problemen zijn. Wilt u achter iedere zin aangeven hoe u in het algemeen op de beschreven manier reageert. U kunt dit doen door bij iedere zin in één van de hokjes een kruis te zetten. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Wilt u s.v.p. geen zin overslaan? Zelden of Soms aak Zeer 1 Je bedenken dat er nog wel ergere dingen [ ] kunnen gebeuren 2 Proberen je te ontspannen [ ] 3 Je volledig afzonderen van anderen [ ] 4 Je ergernis laten blijken [ ] 5 De zaken somber inzien [ ] 6 Je met andere zaken bezighouden om niet aan [ ] een probleem te hoeven denken 7 Laten zien dat je kwaad bent op degene die [ ] verantwoordelijk is voor het probleem 8 Toegeven om moeilijke situaties te vermijden [ ] 9 Je neerleggen bij de gang van zaken [ ] 10 Je zorgen met iemand delen [ ] 11 Direct ingrijpen als er moeilijkheden zijn [ ] 12 Tegen jezelf zeggen dat het allemaal wel mee zal [ ] vallen 13 Problemen als een uitdaging zien [ ] 14 Je zorgen tijdelijk verdrijven door er even uit te [ ] gaan 15 De kat uit de boom kijken [ ] 16 Spanningen proberen te verminderen door bijv. meer te roken, te drinken, eten of beweging nemen [ ] 17 Afleiding zoeken [ ] 18 Een probleem van alle kanten bekijken [ ] 19 Moeilijke situaties zoveel mogelijk uit de weg [ ] gaan 20 Optimistisch blijven over de toekomst [ ] 21 Kalm blijven in moeilijke situaties [ ] 22 erschillende mogelijkheden bedenken om een [ ] probleem op te lossen 23 Doelgericht te werk gaan om een probleem op te [ ] lossen 24 Piekeren over het verleden [ ] 25 Opgewekt gezelschap zoeken als je je zorgen [ ] maakt of van streek bent 26 Proberen je te onttrekken aan een situatie [ ] 27 Je spanningen afreageren [ ]

8 Zelden of Soms aak Zeer 28 Wachten op betere tijden [ ] 29 Iemand om hulp vragen [ ] 30 Rustgevende middelen gebruiken als je je [ ] gespannen voelt of nerveus bent 31 Wegvluchten in fantasieën [ ] 32 De zaken eerst op een rij zetten [ ] 33 Je geheel en al in beslag laten nemen door [ ] problemen 34 Aan andere dingen denken die niet met het [ ] probleem te maken hebben 35 Op de een of andere manier proberen je wat [ ] prettiger te voelen 36 Je bedenken dat anderen het ook wel eens [ ] moeilijk hebben 37 Je bedenken dat na regen zonneschijn komt [ ] 38 Je gevoelens tonen [ ] 39 Troost en begrip zoeken [ ] 40 Moeilijkheden over je heen laten komen [ ] 41 De humoristische kant van problemen zien [ ] 42 Laten merken dat je ergens mee zit [ ] 43 Met vrienden of familieleden het probleem [ ] bespreken 44 De zaak op z n beloop laten [ ] 45 Je niet druk maken: meestal komt alles op z n [ ] pootjes terecht 46 Je niet in staat voelen om iets te doen [ ] 47 Jezelf moed inspreken bij moeilijkheden [ ] Einde van onderdeel C Tot slot, wilt u uw adres vermelden? Let op, alleen in één of beide van onderstaande gevallen: [ ] Ja, ik wil na afloop van het gehele onderzoekstraject een samenvatting van de bevindingen ontvangen [ ] Ja, ik wil meedoen aan de verloting van 10 cadeaubonnen van Bol.com, zoals in de informatiebrief staat omschreven Bedankt voor uw medewerking Op de volgende bladzijde volgt onderdeel D, bestemd voor uw informant!

9 Onderdeel D. Instructie Hieronder vindt u uitspraken over het gedrag van uw kind / ouder / partner / broer / zus of een ander persoon die u goed kent. We willen graag weten in hoeverre deze beschrijvingen in de afgelopen maand van toepassing waren. Probeer alle vragen zo goed mogelijk te beantwoorden en sla geen vragen over. Denk goed na over hem / haar terwijl u de uitspraken leest en kruis uw antwoord aan: N als het gedrag NOOIT voorkomt S als het gedrag SOMS voorkomt als het gedrag AAK voorkomt Zet een kruisje in het juiste antwoordvakje. Als u een fout maakt of uw antwoord wilt veranderen, zet dan een kruisje in het juiste vakje en omcirkel daarna het goede antwoord. Beantwoord alstublieft alle vragen. Uw relatie tot de persoon over wie u de lijst invult: [ ] partner [ ] ouder [ ] vriend [ ] broer / zus [ ] anders, namelijk: U kent hem/ haar jaar. N S soms 1 Heeft woede-uitbarstingen. 2 Maakt slordigheidsfouten bij het maken van taken. 3 Kan niet goed organiseren. 4 Heeft moeite om zich te concentreren op taken (bijvoorbeeld bij karweitjes, lezen of werk) 5 Trommelt met zijn / haar vingers of wiebelt met zijn / haar benen. 6 Moet eraan herinnerd worden om met een taak te beginnen, zelfs als hij / zij bereid is om die taak uit te voeren. 7 Heeft een rommelige kast. 8 Heeft moeite om de overgang van de ene activiteit of taak naar de andere te maken 9 Wordt overweldigd door grote taken. 10 ergeet zijn / haar naam. 11 Heeft moeite met opdrachten of taken die meer dan één stap vereisen. 12 Reageert overdreven emotioneel. 13 Als hij / zij ervoor zorgt dat anderen zich slecht of boos voelen, merkt hij / zij dat pas op dat het al te laat is. 14 Heeft moeite om zich klaar te maken voor de dag. 15 indt het lastig om prioriteiten te stellen bij activiteiten. 16 Heeft moeite om stil te blijven zitten. 17 Halverwege een activiteit vergeet hij / zij wat hij / zij aan het doen was. 18 Controleert zijn / haar werk niet op fouten. 19 Kan om kleine dingen zeer emotioneel reageren. 20 Hangt thuis maar wat rond.

10 21 Begint aan taken (bijvoorbeeld koken, projecten) zonder de juiste materialen ter beschikking te hebben. 22 Heeft moeite te accepteren dat er verschillende manieren zijn om problemen met werk, met vrienden of met taken op te lossen. N S soms 23 Praat op verkeerde momenten. 24 Schat verkeerd in hoe moeilijk of gemakkelijk taken zullen zijn. 25 Heeft moeite om zelfstandig aan de slag te gaan. 26 Heeft moeite om tijdens het praten bij hetzelfde onderwerp te blijven. 27 Wordt moe. 28 Reageert meer emotioneel op situaties dan zijn / haar vrienden. 29 indt het moeilijk om op zijn / haar beurt te wachten. 30 Men zegt dat hij / zij niet goed kan organiseren. 31 Raakt dingen kwijt (bijvoorbeeld sleutels, geld, portemonnee, huiswerk, etcetera). 32 Heeft moeite om een andere oplossing voor een probleem te bedenken als hij / zij is vastgelopen. 33 Reageert overdreven op kleine problemen. 34 Plant toekomstige activiteiten niet van te voren. 35 Kan zich maar kort concentreren. 36 Maakt ongepaste seksueel getinte opmerkingen. 37 Als mensen van streek raken door hem / haar, snapt hij / zij niet waarom. 38 Heeft moeite om tot drie te tellen. 39 Stelt onrealistische doelen. 40 Laat de badkamer rommelig achter. 41 Maakt slordigheidsfoutjes. 42 Raakt emotioneel snel overstuur. 43 Neemt beslissingen die hem / haar in de problemen brengen (wettelijk, financieel, sociaal). 44 Kan slecht tegen veranderingen. 45 indt het moeilijk enthousiast over dingen te zijn. 46 ergeet aanwijzingen snel. 47 Heeft goede ideeën, maar krijgt ze niet op papier. 48 Maakt fouten. 49 Heeft moeite om aan taken te beginnen. 50 Zegt dingen zonder na te denken. 51 Zijn / haar woede-uitbarstingen zijn hevig, maar snel weer voorbij. 52 Heeft moeite om taken (bijvoorbeeld karweitjes, werk) af te maken. 53 Begint pas op het nippertje aan dingen (bijvoorbeeld opdrachten, karweitjes, taken). 54 Heeft moeite om taken zelfstandig af te maken. 55 Men zegt dat hij / zij snel afgeleid is. 56 Heeft moeite om dingen te onthouden, zelfs voor een paar minuten (zoals aanwijzingen, telefoonnummers). 57 Men zegt dat hij / zij te emotioneel is. 58 Raffelt dingen af. 59 Raakt geïrriteerd. 60 Laat zijn / haar kamer of huis rommelig achter.

11 61 Raakt van slag bij onverwachtse veranderingen in zijn / haar dagelijkse routine. 62 Heeft moeite om dingen te bedenken die hij / zij in zijn / haar vrije tijd kan doen. N S soms 63 Plant taken niet vooruit. 64 Men zegt dat hij / zij niet nadenkt voordat hij / zij iets doet. 65 Heeft moeite om dingen te vinden in zijn / haar kamer, kast of bureau. 66 Heeft problemen bij het organiseren van activiteiten. 67 Zet zich niet gemakkelijk over problemen heen. 68 Heeft moeite om meer dan één ding tegelijk te doen. 69 Zijn / haar humeur slaat snel om. 70 Denkt niet na over de gevolgen voordat hij / zij iets doet. 71 Heeft moeite om zijn / haar werk te organiseren. 72 Raakt door kleine dingen snel of gemakkelijk van streek. 73 Is impulsief. 74 Ruimt zijn / haar spullen niet op. 75 Heeft problemen om zijn / haar werk af te maken. Einde van de vragenlijst Dank u voor uw medewerking