PLIR-0012-RL. 1 Inleiding

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen voor de plan-milieueffectrapportage uitgevoerd volgens het integratiespoorbesluit voor de milieueffectrapportage over ruimtelijke uitvoeringsplannen voor: Provinciaal RUP Regenboogstadion Waregem 23 juni 2009

2 PLIR-0012-RL 1 Inleiding De Provincie West-Vlaanderen laat een plan-milieueffectrapport (plan-mer) opmaken ter voorbereiding en als onderbouwing van het Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP) dat opgemaakt wordt voor de site van het Regenboogstadion en haar omgeving in Waregem. De omgeving van het stadion wordt verder uitgebouwd tot een multifunctioneel stedelijk kerngebied. Het voorgenomen plan, het PRUP, is plan-mer-plichtig in het kader van het decreet van 27 april (hierna plan-m.e.r.-decreet). Het PRUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project als bedoeld in rubriek 10b ( stadsontwikkelingsproject ) van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit van 10 december Het plan-mer wordt opgemaakt volgens de procedure van het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2009 betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan (B.S.: ). Het voorstel van Nota voor Publieke Consultatie (hierna: NPC) is door de dienst Mer van de Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 1 april De dienst Mer heeft de volledig verklaarde NPC ter inzage gelegd via publicatie van deze nota op haar website ( en op de website van de provincie West-Vlaanderen ( van 6 april 2009 tot en met 5 mei 2009 enerzijds en door het ter beschikking stellen van deze NPC op het stadhuis van de stad Waregem van 6 april 2009 tot en met 5 mei 2009 anderzijds. De dienst Mer heeft de overheden en instanties die geraadpleegd worden in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP volgens de bepalingen van het decreet Ruimtelijke Ordening (op basis van de lijst ter beschikking gesteld door de provincie West-Vlaanderen - zie bijlage 1) op de hoogte gebracht van deze publicatie. Daarnaast heeft de dienst Mer aanvullend nog een aantal andere overheden en instanties (zie bijlage 2) op de hoogte gebracht van deze publicatie. Al deze instanties werden uitgenodigd om hun opmerkingen op de NPC te bezorgen aan de dienst Mer uiterlijk tegen 5 mei De ontvangen inspraakreacties en adviezen op de volledig verklaarde NPC werden behandeld op de vergadering van 4 juni 2009 (zie bijlage 7) en dit in functie van het opstellen van deze richtlijnen. De overheden en instanties die op de hoogte gebracht waren van de publicatie waren uitgenodigd op deze vergadering. Er is slechts één inspraakreactie geweest van een burger op de terinzagelegging. Deze reactie werd aan mer@vlaanderen.be toegestuurd op 5 mei Ook Aquafin reageerde op de terinzagelegging via een mail van 23 april 2009.Er wordt met deze reacties rekening gehouden bij het opstellen van de richtlijnen. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-mer. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlages 3 en 4). De inspraakreacties en adviezen hadden voornamelijk betrekking op de uitbreiding van het studiegebied voor de discipline mens-verkeer, de link die gelegd moet worden met de afbakening van het kleinstedelijk gebied Waregem en elementen van goed waterbeheer waarmee rekening gehouden moet worden gezien de toename van verharding en de constructie van eventuele ondergrondse parkings. De adviezen met betrekking tot de inhoud en het schaalniveau van het plan-mer (meer bepaald m.b.t. het alternatievenonderzoek, de methodiek van effectbespreking, mogelijke te verwachten effecten, huidige knelpunten, ) werden verwerkt in deze richtlijnen. Opmerkingen die geen betrekking hebben op de inhoud van het plan-mer werden 1 Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS 20 juni 2007). Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

3 niet opgenomen in deze richtlijnen. Adviezen waarin werd gevraagd om bijkomende studies uit te voeren naast het plan-mer, zoals een studieopdracht naar beeldkwaliteitstrategie of een behoefteonderzoek voor functies zoals het hotel, de kantoor- en congresruimte of de uitbreiding van Waregem Expo, zullen niet afgedwongen worden via het plan-mer. De achterliggende gedachten uit deze adviezen, i.e. aandacht voor o.a. de ruimtelijke kwaliteit en het verschaffen van een voldoende motivatie voor het vestigen van allerhande functies in het plangebied, zullen wel meegenomen worden in deze richtlijnen. Het plan-mer dient opgesteld te worden zoals voorgesteld in de NPC, aangevuld/aangepast met de vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd worden. Rekening houdende met deze richtlijnen zal een ontwerpversie van het definitief plan-mer opgesteld worden. Deze ontwerpversie zal voor advies overgemaakt worden aan de overheden en instanties vermeld in bijlage 5 van deze richtlijnen. De adviezen op de ontwerpversie zullen behandeld worden op een vergadering. Rekening houdende met de adviezen op de ontwerpversie kunnen bijzondere aanvullende richtlijnen opgesteld worden. In voorkomend geval kan het verslag van die vergadering deze bijzondere aanvullende richtlijnen bevatten. Na aanpassing van de ontwerpversie -rekening houdende met de bijzondere aanvullende richtlijnen - kan het definitief plan-mer ingediend worden bij de dienst Mer voor een beslissing inzake goed- of afkeuring van dit plan-mer. 2 Doelstelling en verantwoording van het plan - reikwijdte, detailleringsniveau en inhoudelijke aanpak van het plan-mer Het plan-mer dient de doelstelling en verantwoording van het voorgenomen PRUP te bevatten en dient deze eveneens te beschrijven ten aanzien van de hogere en eerder gevoerde planningsprocessen, namelijk op welke manier vormt deze doelstelling een uitvoering van hogere en eerder gevoerde planningsprocessen (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen,.), wat is de verhouding/interactie van dit plan t.a.v. van de hogere en eerder gevoerde planningsprocessen. Het voorliggende plan moet duidelijk gekaderd worden binnen de visievorming en het te nemen planinitiatief voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied Waregem. Het PRUP ter afbakening van het kleinstedelijk gebied Waregem is immers reeds opgestart, maar heeft nog niet tot een einddocument geleid. Er moet duidelijk gemotiveerd worden in het plan-mer waarom het voorliggende plan vooruitgeschoven wordt. Voor een aantal disciplines (o.a. mens-mobiliteit) moeten de relevante aspecten van het programma van afbakening van stedelijk gebied meegenomen worden als ontwikkelingsscenario (zie verder) bij de effectbespreking, zodat de milieueffecten van het voorliggende PRUP Regenstadion Waregem in samenhang met de milieueffecten van de geplande ingrepen in de ruime omgeving bekeken kunnen worden. Sommige elementen uit dit programma kunnen immers relevant zijn i.f.v. het beoordelen van de cumulatieve milieueffecten. In de NPC wordt de nadruk duidelijk gelegd bij de verwachte milieueffecten van het voetbalstadion, zijnde het meest dominante onderdeel van het ganse project. Ook de overige functies zouden echter duidelijk aan bod moeten komen in het plan-mer. Een milieueffectenbespreking van die overige functies zou dus zeker aan bod moeten komen, als functie op zich, maar ook in samenhang met andere geplande ingrepen binnen en buiten het plangebied. In het plan-mer moet dus enerzijds duidelijk de effectbespreking van de aanwezigheid en het uitbaten van het voetbalstadion aan bod komen (waarschijnlijk grote effecten op de piekmomenten waarop er een voetbalmatch is), maar anderzijds ook de effectbespreking van het dagdagelijks functioneren van het ganse plangebied. Het plan-mer dient enerzijds aan te geven wat de reikwijdte van het plangebied zal zijn rekening houdende met de doelstelling van het plan en anderzijds welk detailleringsniveau van het PRUP (zoneringsplan, algemene voorschriften, specifieke voorschriften, ) vooropgesteld wordt rekening houdende met deze doelstelling. De doelstelling van het plan-mer is het bestuderen en het Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

4 rapporteren over de milieueffecten van het voorgenomen PRUP. De reikwijdte van het plan-mer is ruimer dan het plangebied, het is meer bepaald het plangebied uitgebreid met het gebied tot waar de effecten van het voorgenomen plan reiken, het studiegebied dus. Het detailleringsniveau van het plan- MER wordt enerzijds bepaald door het detailleringsniveau vooropgesteld voor het voorgenomen plan en anderzijds door de vastgestelde milieueffecten en de milderende maatregelen die vereist zijn t.g.v. de vastgestelde milieueffecten. De doelstelling, detaillering, reikwijdte en inhoudelijke aanpak van het plan-mer dienen in het plan- MER beschreven te worden. 3 Besluitvorming Het plan-mer dient opgave te doen van de voorbije en verdere besluitvormingsprocedure. Het plan- MER zal een chronologisch overzicht bevatten van alle procedures die doorlopen moeten worden voordat de invulling van het plan op het terrein gerealiseerd kan worden. Hierbij zal aangegeven worden wat de rol van dit plan-mer, van de mogelijk nog op te starten project-mer of het nog op te maken gemotiveerd verzoek tot ontheffing van een project-mer, en in voorkomend geval nog andere op te stellen studies kan zijn in de verdere procedure. Het goedgekeurd plan-mer dient samen met het ontwerp van plan (in dit geval het voorlopig vastgestelde PRUP) in openbaar onderzoek te gaan, er dient bij de voorbereiding én voor de vaststelling of onderwerping van het plan (in dit geval het PRUP) aan de wetgevingsprocedure onder meer rekening gehouden te worden met het goedgekeurd plan-mer en er dient bij de vaststelling van het plan (in dit geval het PRUP) door de initiatiefnemer onder meer een verklaring opgesteld te worden die samenvat hoe de milieuoverwegingen in het plan werden geïntegreerd, hoe rekening gehouden werd met het goedgekeurde plan-mer en de uitgebrachte adviezen in het kader van het openbaar onderzoek en de redenen waarom gekozen is voor het plan (in dit geval het PRUP) zoals het aangenomen is en dit rekening houdende met de andere redelijke alternatieven die behandeld zijn. 4 Voorgenomen plan en alternatieven In het plan-mer dienen geen locatiealternatieven voor het voetbalstadion onderzocht te worden, zoals reeds voorgesteld werd in de NPC. Er dient in het plan-mer wel op een overtuigende wijze geargumenteerd te worden dat er redelijkerwijs geen andere site in aanmerking komt. Voor de andere functies (dan het voetbalstadion) in het plangebied dienen er tevens geen locatiealternatieven onderzocht te worden, onder de strikte voorwaarde dat in het plan-mer op overtuigende wijze aangetoond kan worden dat de geplande locatie voor deze functies zeer nauw en intrinsiek verbonden is met de ontwikkeling van het voetbalstadion, dat clustering van functies op deze locatie evident is, dat deze functies de ruimtelijk draagkracht van het plangebied niet overschrijden, dat de locatie van deze functies in het plangebied een voorbeeld is van zuinig ruimtegebruik en dat de zonering van deze functies zal gebeuren op een milieuvriendelijke manier. In het plan-mer dienen dus bvb. geen andere locaties onderzocht te worden waar mogelijk een hotel of bowling gevestigd zou kunnen worden. Tevens dient in het plan-mer aangetoond te worden dat het vestigen van de genoemde functies in het plangebied geen hypotheek legt op de keuzes die gemaakt zullen worden in het PRUP ter afbakening van het kleinstedelijk gebied Waregem. Dat het voetbalstadion gepaard gaat met de uitbouw van club- en spelersvoorzieningen, businesslounge, businessboxen, sport- en vrijetijdsgerelateerde kleinhandel lijkt vrij logisch en gemakkelijk te motiveren. Voor het vestigen van andere functies in het plangebied, zoals een hotel, woongelegenheden, een kantoor- en congresruimte en de eventuele uitbreiding van Waregem Expo dient een ruimere motivatie gegeven te worden. Voor deze functies dient zeker de link gelegd te Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

5 worden met (eventuele principiële akkoorden die reeds genomen zijn in het kader van) de afbakening van het kleinstedelijk gebied. In het plan-mer zouden zeker een aantal uitvoerings- en inrichtingsalternatieven voor de andere (dan het voetbalstadion) functies onderzocht moeten worden. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan de optimale locatie van de appartementen of het hotel, het al dan niet aanleggen van ondergrondse parkings, de verkeersafwikkeling, het parkeerbeleid enzovoort. De effectbespreking van de verschillende inrichtingsalternatieven dient op zodanige wijze te gebeuren dat de resultaten van het milieueffectenonderzoek en de daaruit voortvloeiende voorgestelde milderende maatregelen vertaald kunnen worden in het RUP. De verschillende inrichtingsalternatieven dienen d.m.v. een kaart of schets voorgesteld te worden. Een inrichtingsalternatief waarbij er in het plangebied nog extra parkeergelegenheid wordt voorzien, dient zeker afgewogen te worden tegenover een inrichtingsalternatief waarbij er geen extra parkeergelegenheid wordt voorzien, maar eerder gesteund wordt op het openbaar vervoer of parkeergelegenheid buiten het plangebied. Het plan-mer zou als besluit een optimale zonering vanuit milieuoogpunt moeten voorstellen met daarop een voorstel van locatie voor de voornaamste functies in het plangebied. 5 Juridische, administratieve en beleidsmatige context De NPC heeft opgave gedaan van het juridisch, administratief en beleidsmatig kader dat voor dit plan- MER van belang is. Het plan-mer zal zorgvuldig nagaan waar de relevantie zich situeert (op planniveau en uit te werken in dit plan-mer of eerder op projectniveau en eventueel verder uit te werken in de project-m.e.r. of de vergunning - dit dient aangegeven te worden in het plan-mer) en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het plan-mer de stand van zaken hiervan op te volgen. Waar mogelijk dienen de randvoorwaarden geïllustreerd te worden d.m.v. kaarten of figuren. Aanvullend op de NPC dienen in het plan-mer volgende elementen aangegeven/verduidelijkt te worden: Gelieve te vermelden dat het gemeentelijk mobiliteitsplan momenteel in een evaluatiefase zit. Er is blijkbaar een parkeerstudie uitgevoerd i.f.v. de herziening van het mobiliteitsplan. Op pagina 27 van de NPC wordt nog Aminal Water vermeld, terwijl dit VMM afdeling Operationeel Waterbeheer moet zijn. Gelieve dit in het plan-mer correct te vermelden. Gelieve ook het uitvoeringsbesluit van de watertoets te vermelden. De Waterbeleidsnota dient tevens vermeld te worden, gezien deze de krachtlijnen vastlegt van de visie van de Vlaamse regering. Deze nota is relevant gezien in de NPC wordt aangegeven dat in het plan-mer uitspraak gedaan zal worden over eventueel te vermijden watergebruik. 6 Bestaande toestand en milieueffectenbespreking 6.1 Algemene methodologische aspecten Zoals voorgesteld in de NPC worden volgende disciplines in het plan-mer opgesteld door een erkend MER-deskundige: (1) mens - verkeer, (2) geluid en trillingen, (3) bodem en grondwater, (4) oppervlaktewater, en (5) mens - ruimtelijke en sociale aspecten. De disciplines lucht, fauna en flora, en landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zullen door de MER-coördinator behandeld worden, op minder uitgebreide wijze. De discipline lucht kan ondergebracht worden bij de discipline Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

6 mens ruimtelijke en sociale aspecten. De effecten uitgaande van licht (lichtverstoring) dienen ook besproken te worden binnen de discipline mens - ruimtelijke en sociale aspecten. De afbakening van het studiegebied dient voldoende gemotiveerd te worden per discipline rekening houdende met het feit dat het studiegebied zowel het plangebied als het gebied met effecten dient te omvatten. De ruimtelijke afbakening dient voor elke discipline duidelijk voorgesteld te worden op figuur of kaart. Als referentiesituatie (i.e. de toestand van het studiegebied waarnaar gerefereerd wordt i.f.v. de effectvoorspelling) dient in deze plan-mer de zogenaamde gewijzigde situatie genomen te worden. Deze gewijzigde situatie is de huidige situatie (=bestaande toestand) van het studiegebied gecorrigeerd met enkele concrete toekomstige plannen/projecten die op korte termijn gerealiseerd zullen worden met een hoge mate van zekerheid. De concrete projecten die meegenomen moeten worden zijn de aanleg van de brug op het kruispunt van de N382 en de N43, en de aanleg van een rotonde ter hoogte van de R35. Indien er nog andere concrete korte termijn projecten meegenomen worden om de gewijzigde situatie te vormen, dan dient dit gemotiveerd te worden in de plan-mer. Ontwikkelingsscenario s worden beschreven ter aanvulling van de referentiesituatie indien er redenen zijn om aan te nemen dat de toestand in de toekomst -met enige zekerheid en op middellange of lange termijn- ingrijpend kan veranderen (door autonome ontwikkeling of door de mens gestuurde ontwikkelingen). De toetsing van de milieueffecten moet in het plan-mer dan niet enkel gebeuren tegenover de gewijzigde of huidige situatie, maar tevens t.o.v. dit ontwikkelingsscenario. In het voorliggende plan-mer dient een ontwikkelingsscenario besproken te worden. Volgende toekomstige plannen/projecten dienen in casu meegenomen te worden: de in rubriek 2.4 van de NPC genoemde ontwikkelingen, de ontwikkeling van het bedrijventerrein Blauwpoort, verdere invulling van het bedrijventerrein Vijverdam, geplande ontwikkelingen uit het eventuele voorontwerp van afbakening van kleinstedelijk gebied Waregem waarover reeds een principieel akkoord bestaat, de uitbreiding van het ziekenhuis, de verlegging van de N382b, de aanleg van een tunnel op de N382 en andere reeds bij MOW bekende verkeers- en mobiliteitsingrepen. In het plan-mer dienen duidelijk deze -en eventueel andere- plannen/projecten geschetst te worden op figuur of kaart die meegenomen zullen worden als ontwikkelingsscenario. Indien er tijdens het opstellen van het plan-mer nog andere ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Tevens dient een timing meegegeven te worden voor de verschillende elementen van het ontwikkelingsscenario. Binnen de discipline mens-verkeer dienen de milieueffecten van het voorliggende plan zeker minstens in globo afgetoetst worden t.o.v. van het ontwikkelingsscenario. De cumulatieve effecten van het voorliggende plan en het ontwikkelingsscenario dienen beschreven te worden. De uitgebreidheid dan wel de beperktheid van deze milieueffectenbeschrijving t.o.v. het ontwikkelingsscenario dient in het plan-mer gemotiveerd te worden. Eventueel dient binnen andere disciplines (geluid, lucht) ook een aftoetsing te gebeuren t.o.v. het ontwikkelingsscenario, wanneer relevant. Het plan-mer dient de geplande situatie te schetsen en dient een schatting te geven over de waarschijnlijke timing van de realisatie van de verschillende projecten in het plangebied. In functie van het plan-mer dient nagegaan te worden of er leidingen gelegen zijn in het plangebied en wat de impact van het voorgenomen plan kan zijn op deze leidingen. Aspecten m.b.t. veiligheid kunnen dan in het plan-mer aan bod komen onder de discipline mens. Fluxys heeft gemeld dat het geen aardgasvervoerinstallaties bezit in het plangebied. Het schetsontwerp van het PRUP Regenboogstadion van november 2008 kan eventueel toegevoegd worden. Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

7 6.2 Per discipline: opmerkingen i.v.m. studiegebied, referentiesituatie, milieueffectenbespreking en milderende maatregelen Het plan-mer moet de milieueffecten per discipline onderzoeken en beoordelen. In functie van het gevoerde effectenonderzoek dienen milderende maatregelen voorgesteld en uitgewerkt te worden. Wat de milderende maatregelen betreft zal het plan-mer in de mate van het mogelijke aangeven waar deze zullen/kunnen doorwerken (vb. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP of op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning). De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het plan-mer duidelijk omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect als significant of als niet significant beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De plan- MER effectenbespreking en -beoordeling dient transparant en op voldoende wijze te gebeuren voor de relevante disciplines. De NPC geeft een beschrijving per discipline een afbakening van het studiegebied, de juridische en beleidsmatige context, de referentietoestand ( bestaande toestand ) en de aanpak geplande toestand, i.e. de te bespreken effectgroepen, de methodologie die gebruikt zal worden voor de effectbespreking en een aanzet tot significantiekader. Aanvullend bij (en soms afwijkend van) het voorgestelde in de NPC dient met volgende elementen rekening gehouden te worden in het plan-mer: met betrekking tot de discipline mens-verkeer : Het studiegebied dient ruimer te zijn dan wordt voorgesteld onder rubriek en op kaart 4.1 in de NPC. Het zou zeker uitgebreid moeten worden tot aan de verkeerswisselaar met de E17. Meer dan de 3 lokale straten vermeld in rubriek zullen waarschijnlijk effecten ondervinden. Andere uitbreidingen kunnen zich mogelijk opdringen tijdens de opmaak van het plan-mer. Uit de effectbespreking zou moeten blijken of mogelijk een aanpassing van het op- en afrittencomplex E-17 nodig is. Niet enkel de effecten voortkomend uit het voorliggende plan dienen meegenomen te worden, maar tevens de effecten afkomstig van andere geplande ingrepen in die regio (vb. Blauwpoort) zodat een inschatting van de cumulatieve effecten mogelijk is. Er wordt in de NPC gesteld dat de parkeerbehoefte in het plangebied niet afgestemd zal worden op de evenementgebonden parkeerbehoefte van het voetbalstadion, maar dat er eerder een beroep gedaan zal worden op de tijdelijke parkeergelegenheid van het plangebied. Er zou duidelijk beschreven moeten worden hoe en waar deze parkeerbehoefte bij piekmomenten momenteel wordt opgevangen, of deze momenteel reeds problematisch is en voor overlast zorgt, hoe de bijkomende parkeerbehoefte door de uitbreiding van het stadion opgevangen zal worden in de toekomst, en of dit negatieve effecten heeft op mens of milieu. Gelieve te beschrijven hoe tijdens voetbalmatchen de verkeersstroom momenteel (door de politie) geleid wordt ( parkeergeleidingssysteem bij voetbalwedstrijden ), i.e. hoe het thuispubliek en de bezoekers gescheiden worden, op welke plaatsen er parking voorzien is en uit welke richting/straten de bezoekers aankomen (parkeerorganisatie). Een evaluatie van de huidige manier van geleiding dient gemaakt te worden in het plan-mer en mogelijke voorstellen tot verbetering moeten geformuleerd worden. De parkeergelegenheden die er momenteel zijn in de ruime omgeving van het plangebied dienen op kaart voorgesteld te worden. De actualiteit en relevantie van de streefbeeldstudie N382 dient beoordeeld te worden. De slechte staat van weg N382b dient zeker vermeld te worden. Tevens kan vermeld worden dat overwogen wordt om deze weg enkele (tientallen) meters naar het Westen te verleggen. Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

8 Overwogen kan worden of er afzonderlijke rijvakken voor openbaar vervoer zullen komen op het stuk weg van de R35 dat heringericht zal worden als stedelijk plein. Er dient rekening mee gehouden te worden dat dit wegvak gecategoriseerd is als lokale weg waar de verblijfsfunctie belangrijker is als de verkeersfunctie. Er dient overwogen te worden of voor bepaalde functies (vb. hotelfunctie) parkerenbuiten-het-plangebied mogelijk is, ter ontlasting van het centrumgebied, en of het nuttig is om voor bepaalde nieuwe functies dus geen nieuwe parkeergelegenheid te creëren binnen het plangebied. Het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen kan eventueel ook bepaalde gegevens aanleveren. met betrekking tot de discipline geluid en trillingen : In het plan-mer zal vanuit o.a. de gegevens bekomen uit de discipline geluid, een voorstel geformuleerd worden over de meest optimale inplanting van de woongelegenheden in het plangebied. Ook voor de discipline geluid vestigen we er de aandacht op dat de effecten van alle voorziene functies aan bod moeten komen (dus niet enkel het voetbalstadion, maar ook bvb. de Expo). met betrekking tot de discipline bodem en grondwater : OVAM meldt dat er een aantal bodemattesten afgeleverd werden in het plangebied. OVAM meldt tevens dat de nodige aandacht besteed moet worden aan de voorgenomen bestemmingswijziging op de reeds vastgestelde bodemverontreiniging. OVAM meldt tenslotte ook dat het plangebied deel uitmaakt van het OVAM-dossier 20970, dat op het terrein vroeger een stortplaats aanwezig was en dat er destijds een beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd is waaruit bleek dat er geen bodemsanering noodzakelijk was. Met deze informatie moet rekening gehouden worden in het plan-mer. Er dient nagegaan te worden in hoeverre toekomstige ondergrondse constructies (parkings) een mogelijke permanente impact hebben op het grondwater (gewijzigd grondwaterstromingspatroon). In het plangebied bevinden zich een aantal historische stortplaatsen. In het plan-mer dient ingeschat te worden welke effecten de constructie van zulke ondergrondse constructies (parkings) gelegen op de locatie van historische stortplaatsen kan veroorzaken. Uit het plan-mer zou duidelijk naar voren moeten komen of ondergrondse constructies vanuit milieustandpunt aanvaardbaar zijn op deze locatie. In de plan-mer kan aangeduid worden op welke locaties binnen het plangebied de constructie van ondergrondse parkings mogelijk is en op welke locaties niet. Er dient rekening gehouden te worden in het plan-mer met een recent advies van de GECORO over de haalbaarheid en de wenselijkheid van ondergrondse parkings in de omgeving van het project Ware Heem en de geplande nieuwe bibliotheek. De effecten van mogelijke bemalingen in het plangebied op het grondwater dienen nagegaan te worden. Mogelijk zorgt een bemaling er voor dat grondwater afkomstig uit het gebied van de historische stortplaatsen zich verspreidt. Tevens dient nagegaan te worden of er in de ruime omgeving van het plangebied permanente bemalingen aanwezig, en dienen de cumulatieve effecten van deze bemalingen beschreven te worden. Het departement MOW deelde mee dat er een permanente bemaling aanwezig is aan de spoorwegbrug over de N382. Mogelijk is er ook een permanente bemaling aan de N382b. Uit het plan-mer zou duidelijk moeten blijken of deze reeds bestaande permanente bemalingen reeds een effect hebben tot in het plangebied. De grondwaterstromingskaart dient zeker toegevoegd te worden. Als milderende maatregelen zou voorgesteld kunnen worden om de ondergrondse constructies waterondoorlatend uit te voeren zodat geen permanente grondwaterbemaling nodig is. Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

9 Binnen het aspect grondwaterkwaliteit dient voldoende diep ingegaan te worden op de verontreiniging die verwacht kan worden van grote verharde oppervlaktes, zoals grote parkeerplaatsen, gezien het afstromende hemelwater mogelijk potentieel verontreinigd kan zijn. Milderende maatregelen om deze verontreiniging op te vangen moeten geformuleerd worden. met betrekking tot de discipline oppervlaktewater : Het Bekkenbeheerplan Leie dient tevens bekeken te worden. Aquafin heeft een figuur opgestuurd met daarop de ligging van haar infrastructuur in het gebied. Deze figuur is te vinden in bijlage 6. Aquafin meldt dat in het plangebied een collector met diameter 1500mm en 3 inspectieputten gelegen zijn. Zij vraagt dat er bij de uitwerking van het plan-mer rekening gehouden wordt met volgende elementen: (1) collectoren mogen en kunnen niet buiten dienst gesteld worden, (2) de inspectieputten moeten behouden blijven en dienen steeds toegankelijk te zijn, (3) wijzigingen of verplaatsingen aan de infrastructuur dienen steeds hydraulische en technisch gecontroleerd te worden, (4) voor werken aan of ter hoogte van de infrastructuur dient goedkeuring gevraagd te worden en kan mogelijk een werftoezichter van Aquafin afgevaardigd worden, en (5) er kan enkel afvalwater op de collector aangesloten worden en in geen geval regenweerafvoer. Een voldoende duidelijke omschrijving over het gewijzigd afstromingsregime en de impact hiervan op de waterkwantiteit die wordt afgevoerd naar de Gaverbeek dient opgenomen te worden in het plan-mer. Een grote toename van de verharde oppervlakte in het plangebied veroorzaakt immers meer afstromend water. Bij de effectinschatting dient de waterkwaliteit van de Gaverbeek mee in overweging genomen te worden, gezien het hemelwater afstromend van de parkings potentieel verontreinigd is. Een significantiekader dient toegevoegd te worden. Milderende maatregelen moeten voorgesteld worden om deze verontreiniging te voorkomen. De aanwezige rioleringsinfrastructuur dient beschreven te worden (o.a. overstorten). Er dient o.a. ingeschat te worden of de toename aan huishoudelijk afvalwater opgevangen kan worden door de bestaande zuiveringsinstallaties en wat het effect van het plan zal zijn op de overstorten. Tevens kan meegedeeld worden of er een gescheiden riolering gepland is voor het plangebied. Het AWV deelt mee dat het voorziet in een herstel van het afwateringsstelsel langs de N382. In het plan-mer dient ingeschat te worden of dit voorgenomen herstel (positieve) effecten heeft op het plangebied. met betrekking tot de discipline lucht : De daggemiddelde grenswaarde voor PM10 wordt meer dan 35 keer per jaar overschreden, wat betekent dat de huidige luchtkwaliteit in het betrokken gebied niet conform is aan de grenswaarden uit de betrokken EG-richtlijnen. In het plan-mer dient nagegaan te worden of de ontwikkeling van het plangebied (wonen, werken, verkeer) nog tot een verdere verslechtering van de situatie zal leiden. Bij de inschatting van de fijn stof emissies dient zowel aandacht besteed te worden aan PM10 als aan PM2,5. met betrekking tot de discipline mens ruimtelijke aspecten : Voldoende gegevens dienen verschaft te worden over de huidige aanwezigheid van een camping in het plangebied. Ook de reden voor het geplande laten verdwijnen van de camping dient geschetst te worden. De concentratie van voorzieningen en functies brengt uiteraard schaalvoordelen mee, maar tevens zou er rekening mee gehouden moeten worden in de effectenbespreking of de draagkracht van de omgeving niet overschreden wordt. Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

10 Er dient zeker onderzoek gedaan te worden naar de visuele en de belevingskwaliteit die gegenereerd zal worden door de ontwikkeling van het plangebied. Het plan-mer dient voorstellen ( milderende maatregelen ) te bevatten om deze kwaliteit te garanderen. Voldoende aandacht moet gaan naar de veiligheid, de leesbaarheid, gebruikswaarde en beleving van het openbaar domein, de oversteekbaarheid van de wegen. Het plan-mer zal een aantal inrichtingsalternatieven onderzoeken en zal voorstellen tot optimale zonering (van o.a. parkings en verkeerswegen) formuleren. Zo dienen de voordelen en nadelen van ondergrondse parkings afgewogen te worden tegenover die van bovengrondse parkings in het plangebied. Milderende maatregelen kunnen mogelijk voorgesteld worden voor de camping die zal verdwijnen uit het plangebied. Geschetst dient te worden of er momenteel reeds een zoektocht naar een nieuwe locatie voor de plan-mer aan de gang is. De discipline licht dient ook (kort) onderzocht te worden binnen het plan-mer. Voornamelijk dient beschreven te worden of de verlichting van het voetbalstadion voor verstoring zorgt in de omgeving. met betrekking tot de andere disciplines : m.b.t. landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie dient aandacht besteed te worden aan het behoud van het nog relatief groene en open karakter van het plangebied en zijn omgeving. De inrichting van het publiek domein en de architectuur van de nieuwe gebouwen zou een relatie kunnen aangaan met die omgeving en deze ondersteunen. De verschillende inrichtingsalternatieven voor het plangebied dienen daarom ook op het criterium relatie met en versterken van het relatief groene en open karakter van het gebied beoordeeld te worden, naast andere criteria als leefbaarheid, belevingswaarde, leesbaarheid, veiligheidsgevoel en andere. Het plan-mer zal een voorstel van optimale zonering doen. 7 Leemten in de kennis Het plan-mer dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het plan, met betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht. Het plan-mer zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. 8 Monitoring en evaluatie In het plan-mer zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn. Verder zal opgave worden gedaan van een monitoringprogramma voor die elementen waarvoor dit - vanuit de leemten in de kennis noodzakelijk wordt geacht. 9 Integratie en eindsynthese In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld zijn vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen dient in de mate van het mogelijke aangegeven te worden waar deze zullen/kunnen Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

11 doorwerken vb. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP of op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning. Deze samenvatting zal een duidelijk conclusie bevatten m.b.t. het voorgenomen plan in relatie tot de te verwachten milieueffecten. De voor- en nadelen van het voorliggende plan dienen t.o.v. de voor- en nadelen van het nulalternatief besproken te worden. Het plan-mer dient een voorstel tot optimale zonering van de verschillende functies binnen het plangebied te bevatten. Hierbij dient men zich uiteraard te baseren op de gegevens bekomen uit de milieueffectenbespreking. 10 Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen te worden, indien gewerkt wordt met afzonderlijke kaarten en/of figurenbundel kunnen verwijzingen naar de relevante figuren volstaan. De elementen ten behoeve van de watertoets zullen ook in dit deel opgenomen worden. Deze niet-technische samenvatting wordt in het plan-mer opgenomen en tevens in digitale vorm aangeleverd. De niet-technische samenvatting moet beschikbaar zijn i.f.v. het eerst volgende overlegmoment namelijk de bespreking van de ontwerpversie van het plan-mer. 11 Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer om: recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende; het kaartmateriaal zodanig te presenteren dat het van goede kwaliteit is, m.n. overzichtelijk, duidelijk, bruikbaar (voldoende detailniveau), hanteerbaar (bij voorkeur A4, maximaal A3) en gemakkelijk begrijpbaar, ook voor een niet-deskundige; aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen tekst, figuren en legende; alle relevante straatnamen en waterlopen op kaart te situeren; de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden (vb. topografische kaarten = NGI; meer info een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; de beschrijving van de referentiesituatie en de effectbespreking per discipline na elkaar in het rapport te beschrijven en niet eerst de bestaande situatie van alle disciplines en daarna de effectbespreking van alle disciplines; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; eventuele medewerkers aan het plan-mer te vermelden; de locatiegebonden effecten en milderende maatregelen cartografisch te illustreren; het definitief plan-mer dient ingediend te worden in drie exemplaren waarvan één losbladig, daarnaast dient ook een digitale versie van de niet technische samenvatting en een digitale versie van het volledige rapport ingediend te worden. 12 Team van MER-deskundigen Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

12 Het in de NPC voorgestelde team van MER-deskundigen voldoet. Over de in de NPC voorgestelde MER-coórdinator kan de administratie momenteel geen beslissing nemen en dit in afwachting van de uitvoeringsreglementering, die de erkenning voor de MER-coórdinator zal regelen en zal toelaten een beslissing te nemen over de voorgestelde MER-coórdinator. Het staat u vrij ondertussen de voorgestelde MER-coórdinator te behouden. 23 juni lá,rr íun Snick Alsemeen directeur shoofd AMNEB Richtlij nen m i I ie ueffectrapportage - PLIR-00 I 2 l2lt7

13 Bijlagen Bijlage 1: Lijst van overheden en instanties die geraadpleegd worden in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP volgens de bepalingen van het decreet Ruimtelijke Ordening en die door de dienst Mer op de hoogte gebracht zijn van de publicatie van de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie. Deze lijst werd op 24 maart 2009 via door de provincie West- Vlaanderen bezorgd aan de dienst Mer. Administratie / bestuur Adres Vlaamse overheid Departement Ruimtelijke Ordening, Ruimtelijke planning Woonbeleid en Onroerend Erfgoed 1210 Brussel College van Burgemeester en Schepenen Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19, bus 11 van en te 8790 Waregem PROCORO P/A Koning Leopold III-laan Sint-Andries Vlaams Ministerie van Economie, Wetenschap en Innovatie Agentschap Economie Koning Albert II-laan 35 bus Brussel Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Vlaamse overheid Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Woonbeleid Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19, bus Brussel Werkhuisstraat Brugg0e Agentschap Wonen- Vlaanderen Vlaamse Milieumaatschappij Water Zandstraat 255, bus Sint-Andries Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Agentschap Infrastructuur Markt 1 Werken 8000 Brugge Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn West-Vlaanderen Nieuwpoortsesteenweg Oostende Toerisme Vlaanderen Grasmarkt 61 Bijlage 2: Lijst van overheden en instanties die aanvullend door dienst Mer op de hoogte gebracht zijn van de publicatie van de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie. ANB - West- Vlaanderen Departement LNE Departement MOW Departement RWO OVAM Team Vlaamse Bouwmeester Vlaams Energieagentsc hap BLOSO Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afd. Stedenbouwkundig Beleid en Onroerend Erfgoedbeleid Bodembeheer Infrastructuur en Dienst Lucht en Klimaat Dienst Databeheer Graaf de Ferrarisgebouw Graaf de Ferrarisgebouw Phoenixgebouw Zandstraat 255 Koning Albert IIlaan 20, bus 8 Koning Albert IIlaan 20 bus 2 Koning Albert IIlaan 19 bus Brugge 1210 Brussel t.a.v. Natalie Hoffmann Stationsstraat Mechelen Boudewijngebouw Boudewijnlaan 30 bus 45 Koning Albert IIlaan 20 bus 17 Francis Pepermans Arenbergstraat 5 Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

14 Logistiek Elia Keizerslaan 20 Fluxys NV Kunstlaan Brussel VMM VMM VMM - AOW Buitendienst West- Vlaanderen VMM lucht, Milieu en Communicatie Ecologisch Toezicht Operationeel Waterbeheer Tav. Edward Roekens Tav Freddy Van den Bossche Tav Karel Leliaert Bram Vogels milieureglementering Kantoorgebouw Wentbridge Graaf de Ferrarisgebouw Kronenburgstraat 45 A. Van de Maelestraat 96 Zandstraat 255, bus 4 Koning Albert IIlaan 20 bus Antwerpen 9320 Aalst Erembodegem 8200 Brugge - Sint Andries Bijlage 3: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: Departement MOW Agentschap Wegen en Verkeer OVAM Team Vlaamse Bouwmeester BLOSO Algemeen Beleid Wegen en Verkeer West- Vlaanderen Bodembeheer Infrastructuur en Logistiek Sectie Exploitatie en Beheer Dienst Databeheer t.a.v. Francis Pepermans Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert IIlaan 20, bus 2 t.a.v. Sven Couck Rijselstraat Brugge t.a.v. Natalie Hoffmann Stationsstraat Mechelen Boudewijngebouw Boudewijnlaan 30 bus 45 Arenbergstraat 5 Fluxys NV Kunstlaan Brussel VMM lucht, Milieu en Communicatie Tav. Edward Roekens Kronenburgstraat Antwerpen VMM Departement RWO Operationeel Waterbeheer Ruimtelijke planning t.a.v. Bram Vogels Phoenixgebouw Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert IIlaan 20 bus 16 Koning Albert IIlaan 19, bus Brussel Toerisme Vlaanderen Grasmarkt 61 Bijlage 4: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn West-Vlaanderen Nieuwpoortsesteenweg Oostende Bijlage 5: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen, instanties en openbare besturen die een ontwerptekst zullen ontvangen: Departement Algemeen Graaf de Koning Albert II-laan MOW Beleid Ferrarisgebouw 20, bus 2 Agentschap Wegen en Sectie Exploitatie Wegen en Verkeer Westen Beheer Verkeer Vlaanderen t.a.v. Sven Couck Rijselstraat Brugge OVAM t.a.v. Natalie Dienst Databeheer Bodembeheer Hoffmann Stationsstraat Mechelen Team Vlaamse Boudewijngebouw Boudewijnlaan 30 bus Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

15 Bouwmeester 45 BLOSO t.a.v. Francis Infrastructuur en Pepermans Logistiek Arenbergstraat 5 Fluxys NV Kunstlaan Brussel VMM lucht, Milieu en Communicatie Tav. Edward Roekens Kronenburgstraat Antwerpen VMM Departement RWO Operationeel Waterbeheer Ruimtelijke planning t.a.v. Bram Vogels Phoenixgebouw Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 16 Koning Albert II-laan 19, bus Brussel Toerisme Vlaanderen Vlaamse West-Vlaanderen Vervoersmaatsc happij De Lijn Stadsbestuur Waregem Grasmarkt 61 Nieuwpoortsesteenweg Oostende Gemeenteplein Waregem Er dienen 15 exemplaren van de ontwerptekst bij de dienst Mer bezorgd te worden. Gelieve ook een digitale versie van de ontwerptekst te bezorgen. Indien de dienst Mer nog meer versies van de ontwerptekst zou nodig hebben, dan laat zij dat weten aan de initiatiefnemer. Bijlage 6: Figuur van de aanwezige infrastructuur van Aquafin in het studiegebied. Bijlage 7: Beknopt verslag van de startvergadering van 4 juni 2009 Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

16 Plan-MER PRUP Regenboogstadion Waregem Verslag startvergadering 04/06/09 Aanwezig Geert Pillu Dienst MER Peter Beusen Dienst BGP Kim Versieren Dienst BGP Bart Verbeke Provincie West-Vlaanderen Sven Couck AWV / WWV Tim Callier Stad Waregem Paul Arts Soresma Chris Busschots Acoustical Engineering Verontschuldigd Roel Colpaert, Soresma; Sofie Demeulenaere, Dept. MOW; Ruimtelijke Planning; Agentschap Ondernemen, De Lijn; VMM Operationeel Waterbeheer Verslag Toelichting procedure door Peter Beusen Toelichting plan door Bart Verbeke >> bespreking: o Plan duidelijk kaderen in afbakening KSG Waregem (+ motiveren waarom vooruitgeschoven) o Ontwikkelingsscenario s >> cfr. principieel akkoord over afbakeningsvoorstel, projecten AWV (zie verder) o Niet-voetbalfuncties meer aan bod laten komen (locatiealternatieven? > kort bespreken voor zover af te leiden uit afbakeningsstudie en/of GRS Waregem) o Uitvoeringsalternatieven >> optimale zonering cfr. resultaten plan-mer Bespreking per discipline: o Mens-verkeer: Studiegebied uitbreiden tot op- en afritten E17 Streefbeeld N382 zeer belangrijk >> ongelijkvloerse kruising met N43 (voorzien voor ) te beschouwen als referentiesituatie, rest als ontwikkelingsscenario N382b zal op termijn verlegd worden i.f.v. tunnel op N382; voorlopig herstel wegdek + hermarkering + aanleg rotonde t.h.v. R35 (referentie-situatie) R35 wordt deels lokale weg (N382b <> station) >> cfr. pleinvorming t.h.v. stadion/expo en Module 10 schoolomgeving; geen vrije busbaan Talrijke andere ontwikkelingen (o.a. nieuwe ontsluiting ziekenhuis) maar effectbeoordeling daarvan hoort thuis in plan-mer afbakening KSG (opdracht wordt binnenkort uitgeschreven) >> vooruitlopend wel rekening houden met verkeersgeneratie nieuw bedrijventerrein Blauwpoort (33 ha) en verdere invulling bedrijventerrein Vijverdam (ca 20 ha) (benaderend: via kentallen en/of vergelijkbare dossiers) Huidig parkeergeleidingssysteem bij voetbalwedstrijden >> info bij Johan Deschuymere Parkeerstudie uitgevoerd door SUM Research i.f.v. herziening mobiliteitsplan >> info bij Jo Deprez Nieuwe ondergrondse parking langs R35 (ten NO van plangebied) Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17

17 o Bodem en grondwater: Ondergrond plangebied = stort! >> verspreiding van vervuiling mogelijk? Ondergrondse parking mogelijk problematisch, cfr. grondwaterstromingsgevoeligheid AWV voorziet bemaling rond spoorbrug N382 >> effect tot in plangebied? Lekken van olie e.d. op parkings >> effect op grondwaterkwaliteit? OVAM: geen bodemsanering nodig in plangebied Toepassing VLAREBO/VLAREA o Oppervlaktewater: o Geluid: AWV voorziet herstel afwateringsstelsel langs N382 >> (positief) effect tot in plangebied? Effecten op Gaverbeek? Riolering beschrijven; gescheiden riolering langs gewestwegen voorzien >> cfr. capaciteit RWZI Significantiekader waterkwaliteit toevoegen Geluidsmodellering >> contourkaarten >> in plan-mer zal advies gegeven worden rond inplanting woningen, afscherming e.d. o Lucht: VMM signaleert overschrijding PM10-dagnorm Ook PM2,5 bekijken o Mens-ruimtelijke en sociale aspecten: Vlaamse Bouwmeester vraagt beeldkwaliteitsplan >> kwaliteitsgarantie wordt (in de mate van het mogelijke) bepaald door RUP-voorschriften Verdwijnen camping >> alternatieve locatie is in onderzoek Discipline licht wordt behandeld onder mens Fluxys: geen aardgasleidingen in omgeving plangebied Verdere timing: ontwerp-mer bij opdrachtgever tegen midden september, indienen bij Dienst MER ten laatste eind september Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /17