Lesfiche STOP-principe

Transcriptie

1 Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie BASISONDERWIJS Lesfiche STOP-principe Doelgroep Derde en vierde leerjaar. Lesdoel De leerlingen maken kennis met het STOP-principe en kunnen vertellen welke vervoermiddelen duurzaam zijn en welke minder duurzaam zijn. Ze kunnen, afhankelijk van de afstand, bepalen welk vervoermiddel het duurzaamste is om je te verplaatsen. Organisatie en materiaal Organisatie hoekenwerk: maak vier hoeken in de klas. Leg in elke hoek de vier prenten van het thema (stappen, trappen, openbaar vervoer en privévervoer). Het kwartetspel nog niet leggen. Kwartet (zie bijlage). Het kwartet bevat 16 kaarten (4 kaarten stappen, 4 kaarten trappen, 4 kaarten openbaar vervoer, 4 kaarten privévervoer).

2 Lesfiche STOP-principe 2 Beginsituatie De leerlingen kunnen benoemen welke vervoermiddelen goed zijn voor het milieu en welke niet. Les Klasgesprek Vraag naar de ervaringen van de leerlingen: Wie komt er met de fiets naar school? Te voet? Wie wordt gebracht met de auto? Wie woont ver van de school? Wie dichtbij? Kan de afstand bepalen met welk vervoermiddel je je verplaatst? Introduceer de term STOP principe, schrijf het letterwoord op bord en vraag wat het kan betekenen? Het STOP-principe: eerst Stappers, dan Trappers, dan Openbaar en tot slot Privévervoer. Kom tot een aantal conclusies: Korte afstanden tot 2 km, proberen we steeds te voet af te leggen. Iets verdere verplaatsingen tussen 2 km en 5 km doen we zoveel mogelijk met de fiets. Voor nog langere afstanden zoek je even op of je er makkelijk met de trein of bus geraakt. Als dat moeilijk is of de afstand is erg lang, kun je de auto nemen. Zoek je maatje Geef elke leerling een kaart uit het kwartet. Als je meer dan 16 leerlingen in de klas hebt, kun je een kaart dubbel uitdelen. De leerlingen lopen rond in de klas en vertellen (door elkaar) wat ze zien op hun kaart of roepen een trefwoord. Tegelijkertijd luisteren ze ook naar elkaar, want de leerlingen moeten een groepje van vier vormen en dus proberen uitmaken wie van de klasgenootjes nog bij hen hoort. Ze verzamelen aan de juiste tafel in de hoeken. Hoekenwerk Op de tafel vindt elke groep zijn 4 prenten. Laat de leerlingen enkele minuten brainstormen over wat ze zien. Begeleid hun brainstorm door vragen te stellen: Wat zijn de voordelen van je vervoermiddel? Wat zijn de nadelen van je vervoermiddel? Wanneer gebruik je het? Geef een voorbeeld. Na 15 minuten start je met een klasgesprek. Overloop de prenten, laat de leerlingen zoveel mogelijk zelf aan het woord en vul eventueel zelf verder aan.

3 Lesfiche STOP-principe 3 Stappen: Is milieuvriendelijk, kan ontspannend zijn, is goedkoop. Je kunt er geen lange afstanden mee afleggen, duurt langer voor je ergens bent. Naar de bakker in het dorp kun je bijv. te voet. Openbaar vervoer: Het is gezellig, relaxed, je moet geen parkeerplaats zoeken, je kan er ver mee reizen. Niet overal is een treinstation, de bushalte is soms ver stappen of fietsen. Naar de zoo, naar de zee, op reis, Trappen: Is milieuvriendelijk, plezant, je kunt al wat verdere afstanden afleggen, samen met vrienden rijden, het is goedkoop. De afstanden blijven beperkt, je kunt niet veel bagage meenemen. Naar school fietsen, naar oma, de sportclub Privévervoer: Voor lange afstanden, je kunt veel plaatsen bereiken, je kunt veel bagage meenemen. Is niet milieuvriendelijk, je moet parkeerplaats zoeken, het is duur (benzine, onderhoud, ). Naar de supermarkt, naar verdere plaatsen of plaatsen die verder van een station liggen.

4 Prenten Stappen Lesfiche STOP-principe 4 BIJLAGEN

5 Prenten Stappen Lesfiche STOP-principe 5 BIJLAGEN

6 Prenten Trappen Lesfiche STOP-principe 6 BIJLAGEN

7 Prenten Trappen Lesfiche STOP-principe 7 BIJLAGEN

8 Prenten Openbaar vervoer Lesfiche STOP-principe 8 BIJLAGEN

9 Prenten Openbaar vervoer Lesfiche STOP-principe 9 BIJLAGEN

10 Prenten Privévervoer Lesfiche STOP-principe 10 BIJLAGEN

11 Prenten Privévervoer Lesfiche STOP-principe 11 BIJLAGEN

12 Lesfiche STOP-principe 12 Kwartet Een kwartet bestaat uit vier bij elkaar horende kaarten. Je moet zoveel mogelijk kwartetten zien te verzamelen! Spelregels: 1. Schud de kaarten en deel ze uit, zodat iedereen evenveel kaarten heeft. Zorg dat de anderen je kaarten niet kunnen zien. 2. De jongste speler begint. Vraag aan één van andere spelers een kaart die je niet hebt. Dit moet wel een kaart zijn van een kwartet waarvan je zelf minstens één kaart in je hand hebt. Noem de naam van het kwartet (deze staat bovenaan) en vraag welke kaart uit dit kwartet je wilt hebben (dit staat onderaan op de kaart). 3. Heeft de speler die kaart: dan moet hij deze aan jou geven. Jij mag opnieuw een kaart vragen aan iemand van de spelers. Heeft de speler die kaart niet: je beurt is voorbij. De speler aan wie je de kaart hebt gevraagd is nu aan de beurt. 4. Heb je een kwartet (4 bij elkaar horende kaarten) verzameld, dan zeg je kwartet, en leg je deze kaarten open voor je neer op tafel. 5. Als een speler geen kaarten meer heeft, dan ligt hij uit het spel. Einde van het spel: Het spel eindigt als geen enkele speler nog kaarten heeft. De winnaar is de speler die de meeste kwartetten heeft kunnen maken.

13 Stappen Oversteken bij een agent Stappen Oversteken op een zebrapad Weetje: als een agent het verkeer regelt, gaan zijn bevelen boven de andere regels, borden, markeringen en lichten. Weetje: in de wetgeving staat dat je het zebrapad verplicht moet gebruiken als er een is binnen een afstand van 30 meter. Stappen Oversteken tussen geparkeerde auto s Stappen Rond een hindernis stappen die de stoep verspert Weetje: om een beter zicht te krijgen op het verkeer, verlaat je het voetpad en neem je plaats langs een denkbeeldige kijklijn. Weetje: als een hindernis de stoep volledig verspert, mag je op de rijbaan stappen. Maar nooit zonder eerst te kijken.

14 Trappen Afslaan en arm uitsteken Trappen Fietsen in groep Weetje: enkel in gevaarlijke situaties (bijvoorbeeld bij slecht weer of als het wegdek in slechte staat is), mag je je twee handen aan het stuur houden als je afslaat. Weetje: op een fietspad mag je met zoveel personen naast elkaar rijden als de breedte van het pad toelaat, op voorwaarde dat je de andere weggebruikers niet hindert. Trappen Stuurvaardigheid: een acht rijden Trappen Een fluohesje en een helm in het echte verkeer Weetje: voor je met de fiets in het echte verkeer mag rijden, moet je stuurvaardig genoeg zijn. Je moet je fiets volledig onder controle hebben. Weetje: het dragen van een fluohesje en helm zijn niet verplicht, maar wel aan te raden.

15 Openbaar vervoer De bus Openbaar vervoer De tram Weetje: de eerste autobussen reden al in 1662 in Parijs. De bussen in Parijs werden door paarden getrokken en vervoerden 8 passagiers per keer. Weetje: de Belgische kusttram is de langste tramlijn ter wereld. Ze heeft een totale lengte van 67 kilometer en verbindt Knokke met Adinkerke. Openbaar vervoer De metro Openbaar vervoer De trein Weetje: momenteel kun je alleen in Brussel de metro nemen. Samen met de bus- en tramdiensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maakt de metro deel uit van de MIVB. Weetje: op de trein mag je wel eten en drinken. Hou het wel proper en gooi je afval niet op de grond, maar in het afvalbakje.

16 Privévervoer De vrachtwagen Privévervoer De auto Weetje: de dode hoek is de ruimte rond het voertuig waar de bestuurder je niet kan zien. Weetje: auto s worden meer gerecycleerd dan flessen, plastic of papier. Privévervoer De bestelwagen Privévervoer De brommer Weetje: ook bestelwagens hebben een dode hoek. Let vooral op bij rechts afslaande bestelwagens. Weetje: de brommer of bromfiets werd vroeger officieel rijwiel met hulpmotor genoemd.

17 Stappen Lesfiche STOP-principe 17 BIJLAGE 1

18 Lesfiche STOP-principe 18

19 Trappen Lesfiche STOP-principe 19

20 Lesfiche STOP-principe20

21 Openbaar vervoer Lesfiche STOP-principe 21

22 Lesfiche STOP-principe22

23 Privévervoer Lesfiche STOP-principe23

24 Lesfiche STOP-principe24