Faculteit Rechtsgeleerdheid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Faculteit Rechtsgeleerdheid"

Transcriptie

1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar De toerekening van activa, risico's en kapitaal aan vaste inrichtingen in het OESO-rapport "The attribution of profits to permanent establishments" en onder het nieuwe artikel 7 OESO-Modelverdrag Masterproef van de opleiding Master in de Rechten Ingediend door Willems Ward (studentennr ) Promotor: Prof. dr. S. Van Crombrugge Commissaris: Prof. dr. P. Beghin 1

2 HOOFDSTUK 1. Inleiding... 5 HOOFDSTUK 2. De vaste inrichting en de methoden voor winsttoerekening Inleiding De vaste inrichting Methoden voor winsttoerekening: winstsplitsing of ondernemingssplitsing De absolute zelfstandigheidsfictie of separate entity approach De beperkte zelfstandigheidsfictie of single entity approach HOOFDSTUK 3. De toepassing van het oude artikel 7 OMV Inleiding Interpretatieproblematiek van het oude artikel 7 OMV onder de Commentaar vóór Profits of an enterprise : de relevant business activity approach en de functionally separate entity approach Toepassing van de 2008-Commentaar op het oude artikel 7 OMV Juridische kwalificatie van de commentaar op het OMV Interpretatie van verdragen: Het Verdrag van Wenen Nederlands standpunt Notitie Fiscaal Verdragsbeleid Besluit beftreffende de Winstallocatie aan Vaste Inrichtingen Nederlandse Rechtspraak Belgisch standpunt Dienst voor Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken Circulaire bij Belgisch-Amerikaans dubbelbelastingverdrag Belgische rechtspraak HOOFDSTUK 4. De allocatie van vermogensbestanddelen onder het nieuwe artikel 7 OMV en het 2010-Rapport Inleiding Het nieuwe artikel 7 OMV Eerste lid van het nieuwe artikel Tweede lid van het nieuwe artikel Derde lid van het nieuwe artikel Vierde lid van het nieuwe artikel De Authorized OECD Approach Eerste stap: Functionele en feitelijke analyse ( functional and factual analysis ) Functioneel profiel van de vaste inrichting Toerekening van risico s Toerekening van activa Toerekening van eigen vermogen

3 3.1.5 Toerekening van vreemd vermogen Erkennen van dealings Bijzondere toepassingsgevallen Tweede stap: Vergelijkingsanalyse ( Comparability Analysis ) De AOA in de banksector Functionele analyse Toerekening van activa Toerekening van risico s Toerekening van kapitaal Toerekening van kredietwaardigheid Kwaliteit van het kapitaal Weging van de risicodragende activa Bepaling van de hoeveelheid free capital Toerekening van vreemd vermogen Conclusie Kritieken en gevolgen van de AOA Implementatie van de AOA Toepassingsproblemen Verschillende authorized approaches en artikel 7, derde lid OMV Documentatieverplichting Kritiek op het principe van significant people functions Problemen met de onbeperkte erkenning van dealings Het arm s length principe in vaste inrichtingscontext HOOFDSTUK 5. België De Belgische inrichting Algemene regel en definitie Bemiddeling van een Belgische inrichting Verhouding met artikel 5 OMV Belasting van niet-inwoners De toerekeningsregels voor winst in het Belgisch fiscaal recht De directe methode De draagwijdte van de zelfstandigheidsfictie De zelfstandigheidsfictie onder het oude artikel 7 OMV De zelfstandigheidsfictie onder het nieuwe artikel 7 OMV De allocatie van vermogensbestanddelen aan Belgische inrichtingen Toerekening van activa Toerekening van kapitaal

4 HOOFDSTUK 6. De invloed van het Europees Recht De Europese verdragsvrijheden en de toerekening van winst aan vaste inrichtingen Algemeen Bijzondere toepassing: Exitheffingen op ondernemingsinterne transacties De Europese richtlijnen inzake directe belastingen Algemeen Bijzondere toepassing: Bronheffingen op ondernemingsinterne transacties Het Europees Arbitrageverdrag De CCCTB Hoofdstuk 7. Conclusie Bibliografie

5 HOOFDSTUK 1. Inleiding 1. De afgelopen 60 jaar is het belang van dubbelbelastingverdragen enorm gestegen. Door de bevordering van de internationale handel, gekenmerkt door ondernemingen die in toenemende mate internationaal actief zijn, is de nood aan het sluiten van dergelijke verdragen exponentieel toegenomen. Deze verdragen verminderen of vermijden het risico op dubbele belasting, dat voortvloeit uit de gelijktijdige uitoefening van heffingsbevoegdheid door twee Staten. Ondernemingen die zaken doen in het buiteland worden ongetwijfeld met dit probleem geconfronteerd. Dubbele belasting kan een belangrijke belemmering vormen voor de internationale handel en investeringen. Dubbelbelastingverdragen vermijden of verzachten dit probleem, door de heffingsbevoegdheid over de verschillende inkomenscategorieën op een eerlijke wijze te verdelen over de verdragsluitende staten. Deze verdragen creëren geen heffingsbevoegdheid, maar verdelen deze enkel tussen de verdragsluitende staten. Om belasting te kunnen heffen over een inkomensbestanddeel, zal de verdragsluitende staat aan wie de heffingsbevoegdheid wordt toegewezen steeds over een internrechtelijke bepaling moeten beschikken die dit inkomen belastbaar stelt. 2. Over de verdeling van de heffingsbevoegdheid ter zake van ondernemingsinkomsten bestaat al geruime tijd een consensus tussen de geïndustrialiseerde landen. Ondernemingswinsten zijn uitsluitend belastbaar in de woonstaat van de onderneming, tenzij de onderneming zijn bedrijf uitoefent in de bronstaat door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. In dat geval is de bronstaat bevoegd om belasting te heffen over de winsten die aan deze inrichting toerekenbaar zijn. Uit dit algemeen principe blijkt dat de methode voor winsttoerekening aan vaste inrichtingen een centrale rol vervult bij de voorkoming van dubbele belasting op ondernemingswinst. Wanneer bron- en woonstaat tot een verschillende winstbepaling besluiten, kan dit resulteren in dubbele belasting of in niet-belasting. Dit staat natuurlijk haaks op de doelstellingen waarvoor dubbelbelastingverdragen worden gesloten, namelijk om zulke dubbele belasting of niet-belasting te voorkomen. Dit was - en is nog steeds - de problematiek onder de bestaande dubbelbelastingverdragen. De meeste landen baseren hun bilaterale belastingverdragen op de modellen aangereikt door de OESO of de Verenigde Naties. Uit de vroegere bepalingen van deze verdragen die de heffingsbevoegdheid voor ondernemingswinsten verdeelden, kon geen eensluidende interpretatie worden afgeleid. We zullen in de volgende hoofdstukken zien dat de verschillende Staten er uiteenlopende interpretaties van het ondernemingswinstartikel op nahielden. 3. In dit onderzoek zal worden stilgestaan bij de theorie en praktijk van de winsttoerekening aan vaste inrichtingen onder het OESO-Modelverdrag (hierna: OMV) en de bilaterale belastingverdragen die op dit model zijn gebaseerd. Het sleutelartikel hiervoor is artikel 7 OMV. In 2010 werd een nieuwe versie van dit artikel en een nieuwe commentaar hierbij in het OMV geïntroduceerd. Met dit nieuwe artikel wil de OESO de winsttoerekeningsprakijk in de verschillende OESO-lidstaten op één lijn brengen. Het in 2010 geïntroduceerde Rapport The Attribution of Profits to Permanent Establishments 1 (hierna: 2010-Rapport) moet hiervoor de nodige conceptuele achtergrond en verduidelijkingen bieden. 1 OECD, 2010 Report on the attribution of profits to permanent establishments, 22 juli

6 Een goed begrip van de notie vaste inrichting is onontbeerlijk om de problematiek van de winsttoerekening goed te kunnen verklaren. Daarom zal in eerste instantie worden overgegaan tot een korte bespreking het begrip vaste inrichting en de mogelijke methoden met betrekking tot haar winsttoerekening. Omdat bijna alle huidige dubbelbelastingverdragen een nog op het oude artikel 7 OESO- Modelverdrag gebaseerde bepaling bevatten, is het niet onbelangrijk om dit artikel en de theorievorming hierover te bespreken. Dit is mede interessant om de wijzigingen van dit artikel in 2010 ten volle te kunnen begrijpen. In hoofdstuk 3 zal daarom de toepassing van het oude artikel 7 OMV worden besproken en de problematiek betreffende de interpretatie van dit artikel. Het volgende hoofdstuk betreft het kerndeel van deze masterproef. Hierin zal de nieuwe benadering voor de winsttoerekening aan vaste inrichtingen onder het nieuwe artikel 7 en het 2010-Rapport worden besproken. De nieuwe benadering bestaat uit twee belangrijke stappen: Een eerste stap bestaat uit een functionele en feitelijke analyse van de vaste inrichting. Hierbij zal worden bepaald welke functies, activa, risico s en kapitaal aan een inrichting kan worden toegerekend. Ook worden de transacties van de inrichting in de relatie met haar hoofdvestiging ( dealings ) in kaart gebracht. Deze stap wordt in de praktijk ervaren als de meest problematische 2 en doet enkele onduidelijkheden rijzen. In een tweede stap, de vergelijkingsanalyse, zal vervolgens voor deze dealings een marktconforme ( at arm s length ) prijs worden bepaald. Dit onderzoek zal zich hoofdzakelijk beperken tot een grondige analyse van de eerste problematische stap. Tot slot zullen de consequenties van deze wijzigingen worden het besproken in het licht van de Belgische praktijk inzake winsttoerekening en de Europese invloed op de directe belastingen. 2 R. NAYAK, Recent Developments in International Tax: OECD Updates, ASSOCHAM International Tax Conference, 13 september 2010, 13; zie ook J. NEIGHBOUR, R. SAUNDERS en H-F. PILKINGTON, Time to branch out, TPIJ 2012, 1-2. In dit artikel wordt naar deze eerste stap gerefereerd als the hard part. 6

7 HOOFDSTUK 2. De vaste inrichting en de methoden voor winsttoerekening 1. Inleiding 4. Wanneer een onderneming een internationale activiteit wil ontplooien, kan zij kiezen tussen twee opties. Zijn kan gewoon beslissen om vanuit haar vestigingsland te exporteren of diensten te verrichten. Maar zij kan ook beslissen tot een meer permanente aanwezigheid in het andere land. In het laatste geval kan zij kiezen tussen twee modellen. Zij kan zich organiseren als een vennootschapsgroep. Hierbij wordt overgegaan tot de oprichting van juridisch zelfstandige vennootschappen, die onderling verbonden zijn. Daarnaast kan zij kiezen voor het model van eenheidsonderneming. In dit geval gaat de onderneming haar buitenlandse activiteit organiseren door middel van juridisch onzelfstandige eenheden. 3 Dit noemt men inrichtingen. Zo kan de onderneming activiteiten ontplooien in het buitenland door middel van een filiaal of kantoor. Zulk kantoor bezit geen rechtspersoonlijk en is aldus juridisch geen aparte entiteit. Ze is slechts een onderdeel van de hoofdvestiging. 5. Wanneer dergelijke inrichting aan bepaalde drempelvoorwaarden voldoet, zal zij kwalificeren als vaste inrichting. Deze kwalificatie maakt het mogelijk voor het inrichtingsland om belasting te heffen op de winsten die aan deze inrichting toerekenbaar zijn. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is luidens artikel 7, eerste lid OMV immers slechts in die staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. In dat laatste geval mag de winst die toerekenbaar is aan die vaste inrichting, in de andere Staat worden belast. Ook volgens Belgisch recht is winst van niet-inwoners in beginsel slechts in België belastbaar, indien ze wordt opgebracht door bemiddeling van een Belgische inrichting als vermeld in artikel 229 WIB. 4 Het begrip vaste inrichting vormt dus een belangrijke maatstaf om te bepalen of de winst voldoende aanknopingspunten vertoont met de belastingsfeer van het inrichtingsland, om redelijkerwijze daar belastbaar te zijn De vaste inrichting 6. Het begrip vaste inrichting kan men het best opvatten als een drempelcriterium. Het zou onwenselijk zijn dat elke aanwezigheid van een onderneming in het buitenland aanleiding zou geven tot belasting van de winst aldaar. Daarom werd het criterium van de vaste inrichting ontwikkeld. Pas als de aanwezigheid van een onderneming in het inrichtingsland een voldoende duurzaamheid vertoont, zal er sprake zijn van de aanwezigheid van een vaste inrichting. Het OESO-Modelverdrag reikt hiervoor in artikel 5, eerste lid enkele belangrijke criteria aan. Zij beschrijft een vaste inrichting als a fixed place of business through which the business of an enterprise is carried on. Er moet een "bedrijfsinrichting" ( place of business ) voorhanden zijn waarover de buitenlandse onderneming de beschikking heeft. Deze bedrijfsinrichting moet "vast" ( fixed ) zijn (bestendigheids- of permanentievoorwaarde). Tot slot moeten de werkzaamheden van de onderneming in, op, door of met behulp van ( through which the business of the enterprise is carried on ) de bedrijfsinrichting worden uitgeoefend. Tot slot moet deze bedrijfsinrichting ter beschikking staan van de onderneming. 3 S. VAN CROMBRUGGE, De winstbepaling van Belgische en vaste inrichtingen in het internationaal fiscaal recht in S. VAN CROMBRUGGE (ed.), Actuele Fiscale Thema s 2007, Kalmthout, Biblo, 2008, Artikel 228 2, 3 W.I.B S. VAN CROMBRUGGE, De winstbepaling van Belgische en vaste inrichtingen in het internationaal fiscaal recht in S. VAN CROMBRUGGE (ed.), Actuele Fiscale Thema s 2007, Kalmthout, Biblo, 2008, 70. 7

8 Hierbij volstaat het dat de buitenlandse onderneming over de mogelijkheid beschikt om regelmatig van de inrichting gebruik te maken, teneinde haar beroepsactiviteiten er in uit te oefenen. 6 Volledigheidshalve moet worden opgemerkt dat het fiscaal comité van de OESO in 2012 een discussion draft heeft gepubliceerd die wijzigingen voorstelt aan de commentaar op artikel 5 OMV, om te verduidelijken wat in bepaalde bijzondere situaties moet worden verstaan onder de notie ter beschikking staan van de onderneming. 7 De deadline voor het indienen van commentaren op deze draft is intussen verstreken. 8 Het is nu afwachten tot de OESO, rekening houdend met deze commentaren, zal overgaan tot een wijzing van de commentaar bij artikel 5 OMV. 7. Het Belgisch recht kent in artikel 229 WIB92 een internrechtelijke definitie van de vaste inrichting, de Belgische inrichting. Wanneer een inrichting kwalificeert als Belgische inrichting zal de winst die daaraan toerekenbaar is in België belastbaar zijn in de belasting van niet-inwoners. Bij de bespreking van de Belgische inrichting 9 zullen we zien dat deze definitie een stuk ruimer is dan deze vastgelegd in artikel 5, lid 1 OMV. 3. Methoden voor winsttoerekening: winstsplitsing of ondernemingssplitsing 8. In het algemeen bestaan voor de allocatie van winst aan een vaste inrichting twee belangrijke methoden. Een eerste methode wordt de indirecte methode of winstsplitsingsmethode genoemd. Bij deze methode wordt de hoofdvestiging en haar vaste inrichting als één onsplitsbaar geheel beschouwd. Van enige fictie van zelfstandigheid van de vaste inrichting is bij de toepassing van deze methode geen sprake. Aangezien het hoofdhuis en haar inrichting als één onderneming worden beschouwd, zal er ook maar sprake zijn van één winst. De winstallocatie aan de vaste inrichting zal dan gebeuren door een verdeling van de generale winst over het hoofdhuis en de inrichtingen, door toepassing van een verdeelsleutel. Deze verdeelsleutel kan forfaitair worden vastgesteld of kan worden vastgesteld aan de hand van een aantal criteria welke karakteriserend zijn voor de winstgevendheid van een inrichting. 9. In het oude artikel 7, lid 4 OMV wordt toegestaan de indirecte methode toe te passen in zover deze methode in de overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is en het resultaat van het gebruik van deze methode overeenstemt met de beginselen van de directe methode. De toepassing van de indirecte methode moet eveneens resulteren in een winsttoerekening die at arm s length is. Dit wil zeggen dat in principe geen forfaitaire verdeelsleutels kunnen worden gebruikt. 10 Welke de formule is die wordt aangewend ter bepaling van een correcte verdeelsleutel, is een zaak van intern recht van de verdragsluitende Staten. 6 Com. Ov., 5/103; OECD, 2010 Commentary on article 5 of the OECD Model Tax Convention, para OECD, 2012 Revised Discussion Draft on the Interpretation and Application of Article 5 (Permanent Establishment), 19 oktober Deze publieke commentaren kunnen worden geraadpleegd op de site van de OESO: testablishmentarticle5oftheoecdmodeltaxconvention.htm. 9 Zie infra: nrs B. SPRINGAEL, Ondernemingswinst onder het nieuwe Verdrag België/Nederland, Fiscoloog (I.) 2001, 7; M. WAUMAN, Artikel 7 van het OESO-Modelverdrag: Ondernemingswinst in Het Belgisch-Nederlands Dubbelbelastingverdrag Een artikelsgewijze bespreking, Larcier, 2008,

9 In de Commentaar op het oude artikel 7 OMV worden wel enkele mogelijke verdeelsleutels aangereikt, zoals het aantal mensen in dienst, de loonkostenverhouding, de boekwaarde van de activa en de omzetverhouding Het OESO-Modelverdrag gaat in principe uit van de directe methode of ondernemingsspliting. Deze methode gaat uit van een fiscale verzelfstandiging of personificatie van de vaste inrichting. Met betrekking tot haar winstbepaling wordt de inrichting in zekere mate als een onafhankelijke onderneming beschouwd. De winst die aan de inrichting toerekenbaar is, is die winst die zij zou hebben behaald indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden uitoefent onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden. Dit wordt de zelfstandigheidsfictie genoemd. De winst die aan de inrichting zal worden toegerekend, zal worden bepaald alsof de inrichting een zelfstandige onderneming is die op onafhankelijke wijze handelt met de hoofdvestiging. 11. Toepassing van de directe methode veronderstelt in eerste instantie het voeren van een afzonderlijke boekhouding voor de inrichting. 12 Wanneer echter geen boekhouding wordt voorgelegd of de boekhouding wegens de door de inrichting gevoerde activiteiten niet toelaat er een winstcijfer uit af te leiden, mogen evenwel individuele of veralgemeende vergelijkingen en forfaitaire regelingen worden gebruikt. 13 Op die manier dringen elementen van de indirecte methode in zekere zin door bij de toepassing van de directe methode In welke mate deze verzelfstandiging van de vaste inrichting moet worden doorgetrokken, is onder het oude artikel 7 OMV onduidelijk. 15 Hierover bestaan twee belangrijke opvattingen: de absolute zelfstandigheidsfictie of separate entity approach en de beperkte zelfstandigheidsfictie of single entity approach. 3.1 De absolute zelfstandigheidsfictie of separate entity approach 13. In haar meest zuivere vorm gaat de zelfstandigheidsfictie uit van een volledige onafhankelijkheid van de vaste inrichting ten opzichte van haar hoofdvestiging. De winst van de inrichting zal fictief worden bepaald, waarbij ook fictieve transacties tussen de inrichting en haar hoofdhuis in aanmerking kunnen worden genomen. De prijs voor dergelijke transacties zal moeten worden vastgesteld at arm s length, dit is de prijs die tussen onafhankelijke ondernemingen in dezelfde of vergelijkbare omstandigheden voor dezelfde of vergelijkbare transacties zou zijn overeengekomen. De belangrijkste consequenties die deze benadering heeft is dat ook ondernemingsinterne transacties kunnen worden in aanmerking genomen bij de winstbepaling van de vaste inrichting. Dit houdt een afwijking in van het privaatrecht. Een partij kan immers niet contracteren met zichzelf. Zo kan in principe een inrichting, die juridisch geen eigen bestaan kent, geen leningen, licentie- of huurcontracten aangaan met de hoofdonderneming. De onderneming mag zichzelf normaal gezien niet als wederpartij stellen. 11 OECD, 2008 Commentary on article 7 of the OECD Model Tax Convention, para. 54 (vroeger: para. 27); E. REIMER, Taxation of Business Profits in Permanent Establishment Cases (Article 7 OECD MC) in Permanent Establishments. A Domestic Taxation, Bilateral Tax Treaty and OECD Perspective, Kluwer, 2010/2011, Com. Ov., 7/ Com. Ov., 7/ S. VAN CROMBRUGGE, De winstbepaling van Belgische en vaste inrichtingen in het internationaal fiscaal recht in S. VAN CROMBRUGGE (ed.), Actuele Fiscale Thema s 2007, Kalmthout, Biblo, 2008, K. VOGEL, Klaus Vogel on Double Tax Conventions, Deventer, Kluwer, 1997,

10 Onder de separate entity approach kunnen zulke fictieve transacties evenwel in aanmerking worden genomen voor doeleinden van winstbepaling van de vaste inrichting. 14. Ook het fiscaal comité van de OESO is vandaag deze mening toegedaan. Dit was voorheen echter anders. Met de publicatie van de Rapporten van 2008 en 2010 betreffende de winsttoerekening van winst aan vaste inrichtingen trekt zij nu resoluut de kaart van de meest absolute zelfstandigheidsfictie, als authorized OECD approach. Bij ondernemingsinterne transacties ( dealings ), zoals interne leveringen van goederen, dienstverleningen en het beschikbaar stellen van activa, zal een marktconforme ( arm s length ) prijs moeten worden vastgesteld, tenzij de OESO-Commentaar of de interne wetgeving van het desbetreffende land hierop beperkingen aanbrengt. 16 Aldus kan voor de overdracht van goederen van de inrichting naar haar hoofdvestiging winst worden toegerekend aan deze inrichting, zelfs zo deze winst niet wordt gerealiseerd op het niveau van de gehele onderneming. 17 Ook kan de vaste inrichting, onder deze benadering, in haar relatie met het hoofdhuis schuldenares zijn van huurprijzen, interesten en royalty s en kunnen deze interestkosten van haar winst worden afgetrokken De beperkte zelfstandigheidsfictie of single entity approach 15. Een andere strekking stelt een eerder verzachte vorm van verzelfstandiging van de vaste inrichting voor. De aanhangers van deze strekking beroepen zich hierbij op de juridische eenheidstheorie, op grond waarvan de inrichting nog steeds deel uitmaakt van een groter geheel, en het onmogelijk is deze juridische eenheid volledig te negeren. De zelfstandigheidsfictie mag niet zover worden doorgetrokken dat aan een inrichting winst wordt toegerekend die geen deel uitmaakt van de winst die de gehele onderneming effectief heeft gemaakt, door realisatie met derden. Zij zoeken hiervoor steun in het oude artikel 7, lid 1 OMV. 19 Opbrengsten en kosten dienen in de generale winst aanwezig te zijn, alvorens deze aan de inrichting kunnen worden toegerekend. Ondernemingsinterne transacties moeten derhalve bij de winstbepaling van de vaste inrichting buiten beschouwing worden gelaten. 16 T. WUSTENBERGHS en N. ENGELMANN, Winstallocatie aan vaste inrichting: belangrijke nieuwe inzichten, Fiscoloog(I.) 2011,1. 17 Zie infra: nr H. BECKER, The determination of income of a permanent establishment or branch, Intertax 1989, 14; C. VAN RAAD, Beweeglijkheid in het internationaal belastingrecht, Deventer, Kluwer, 1987, Zie infa: Hst 3, 2. 10

11 HOOFDSTUK 3. De toepassing van het oude artikel 7 OMV 1. Inleiding 16. Een belangrijk onderdeel van dubbelbelastingverdragen handelt over het winsttoerekeningsvraagstuk bij internationale ondernemingen die wereldwijd opereren door middel van vaste inrichtingen. Deze toewijzing vindt plaats onder artikel 7 OMV. Deze bepaling werd in het begin van de 20 ste eeuw algemeen aanvaard in dubbelbelastingverdragen. Onder invloed van de toenemende globalisering echter, kwam deze bepaling onder druk te staan. Internationale ondernemingen (actief via vaste inrichtingen) en multinationale vennootschapsgroepen (actief via dochtervennootschappen) maakten gretig gebruik van de onvolkomenheden in het systeem van belastingverdragen om aan financiële planning en tax planning te doen. Artikel 7 stond onder toenemende druk, omdat er geen eensluidende interpretatie bestond omtrent de toepassing ervan In 2001 publiceerde het comité voor fiscale aangelegenheden van de OESO de Discussion draft on the Attribution of Profits to Permanent Establishments. 21 Het doel van deze draft bestond erin een zo breed mogelijke consensus te vinden met betrekking tot de methode van winsttoerekening aan vaste inrichtingen onder artikel 7 OMV. De eerste hand werd gelegd aan de ontwikkeling van een nieuwe werkhypothese. De hoofdvraag van deze working hypothesis was in hoeverre de zelfstandigheidsfictie kon worden doorgetrokken opdat een vaste inrichting voor doeleinden van belastingheffing werkelijk als een zelfstandige, onafhankelijke onderneming zou kunnen worden beschouwd. Er moest met name worden onderzocht of de OESO-richtlijnen met betrekking tot verrekenprijzen 22 en het daarin vastgelegde arm s length -principe ook in de context van artikel 7 konden worden toegepast. In dit verband werd de nadruk gelegd op de vraag of aanpassingen noodzakelijk waren om de verschillen die bestaan tussen vaste inrichtingen en juridisch afzonderlijke en onafhankelijke ondernemingen in aanmerking te nemen. Dit onderzoek mondde uiteindelijk uit in het Rapport van 2008 betreffende de winsttoerekening aan vaste inrichtingen. 23 (hierna: 2008-Rapport) Hierin werd de consensus betreffende de interpretatie van artikel 7 vastgelegd, de zogenaamde authorized OECD approach. 18. Reeds in een rapport van 2006, dat het 2008-Rapport voorafging en hierdoor werd vervangen, oordeelde het fiscaal comité dat artikel 7 OMV en de bijhorende commentaar moest worden gewijzigd. Er werd beslist om een nieuw artikel 7 te implementeren in de volgende wijziging van het OESO-Modelverdrag. Dit zou toelaten om de principes die kunnen worden afgeleid uit het Rapport, ten volle te incorporeren in de tekst van het Modelverdrag. Het comité was immers van oordeel dat de conclusies die zij uit haar rapport trok, te zeer afweken van de toenmalige interpretatie van artikel 7 in haar bestaande commentaar. 24 Een discussion draft betreffende een nieuw artikel 7 OMV en commentaar 20 M. KOBETSKY, International Taxation of Permanent Establishments: Principles and Policy, Cambridge, Cambridge University Press, 2011, OECD, Discussion Draft on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, OECD, Tranfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations, OECD, 2008 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 17 juli OECD, 2006 Report on the Attribution of Profits to Permanents Establishments, 8 december 2006, para

12 werd gepubliceerd op 7 juli Bij de wijziging van het Modelverdrag in 2010 werd het nieuwe artikel 7 ingevoerd Los van deze wijziging werd eveneens beslist een nieuwe commentaar te schrijven voor het toenmalige artikel 7, ten behoeve van de landen die een verdrag hadden gesloten die de toenmalige tekst van artikel 7 bevat. De OESO was van mening dat de aanbevelingen uit het 2008-Rapport een betere aanpak bieden om winst toe te rekenen aan vaste inrichtingen, dan vroeger het geval was. De bedoeling was om delen van de authorised OECD approach in te passen in de commentaar op het oude artikel 7. Meer bepaald, de conclusies van het rapport waartegen de tekst van het bestaande artikel 7 en de bijhorende commentaar zich niet verzette 26, zouden worden geïmplementeerd in deze nieuwe commentaar. Dit gebeurde in ( de 2008-commentaar ). 20. Deze aanpak leidt er volgens de OESO toe dat de 2008-commentaar zou mogen worden gebruikt om het oude artikel 7 in belastingverdragen gesloten vóór 17 juli 2008 (m.n. vóór de wijziging van de commentaar) te interpreteren. Het 2008-Rapport zou dan moeten gelden als leidraad voor de nieuwe interpretatie van de commentaar op het oude artikel 7. Dit voor zolang dat dubbelbelastingverdragen die de oude versie van artikel 7 bevatten, van kracht zijn. De mening van de OESO om de authorized OECD approach toe te laten voor de interpretatie van het oude artikel 7 in belastingverdragen gesloten vóór juli 2008 is echter betwistbaar. 28 Hierop wordt later verder ingegaan. 21. Omdat het 2008-Rapport nog een aantal verwijzingen naar het oude artikel 7 en de in 2010 geschrapte leden 3, 4, 5 en 6, vond het fiscaal comité het aangewezen om dit rapport aan te passen. De verwijzingen naar het oude artikel werden aangepast en de tekst van het rapport werd herschreven om beter aan te sluiten bij de tekst van het nieuwe artikel 7. Daarnaast werd de tekst van het rapport ook afgestemd op de in 2010 gewijzigde OESO-richtlijnen betreffende verrekenprijzen. 29 Het rapport werd samen met de wijziging van het Modelverdrag gepubliceerd in In haar versie van 2010 biedt het rapport de leidraad voor de interpretatie van toekomstige belastingverdragen die het nieuwe artikel 7 bevatten In dit hoofdstuk zal een analyse worden gegeven van de problemen die zich voordeden bij de toepassing van het oude artikel 7. Daarnaast zal worden ingegaan op de problematiek van de toepasselijkheid van de authorized OECD approach op het oude artikel 7 OMV. 2. Interpretatieproblematiek van het oude artikel 7 OMV onder de Commentaar vóór Belastingverdragen worden gesloten met als hoofddoel dubbele belasting, nietbelasting en belastingontwijking te vermijden. Een dubbelbelastingverdrag kan heffingsbevoegdheid slechts op een effectieve wijze over de verdragstaten verdelen, wanneer de bepalingen in het verdrag duidelijk en ondubbelzinnig zijn en op een consistente wijze 25 OECD, 2010 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 22 juli 2010, para OECD, 2010 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 22 juli 2010, para BIAC, Comments on the OECD Revised Commentary on Article 7 of the OECD Model Tax Convention, Parijs, 2007, M. KOBETSKY, International Taxation of Permanent Establishments: Principles and Policy, Cambridge, Cambridge University Press, 2011, OECD, 2010 Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations, 22 juli OECD, 2010 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 22 juli 2010, para

13 worden geïnterpreteerd. Bij de verdeling van de heffingsbevoegd ter zake van ondernemingswinst is het dan ook nodig dan de bestaande methoden, in het gehele netwerk van dubbelbelastingverdragen, op enige consistente wijze worden toegepast. Om effectief te zijn moeten deze methoden berusten op een sluitende theoretische basis, zoveel als mogelijk de economische realiteit weerspiegelen en de administratieve kosten zo laag mogelijk houden Wanneer verdragsbepalingen op verschillende wijze worden geïnterpreteerd door bepaalde verdragsluitende staten, zullen internationale ondernemingen gebruik maken van planningstechnieken om deze verschillen in interpretatie uit te buiten. 32 Het hoeft geen verder betoog dat een consensus tussen de OESO-landen betreffende de interpretatie van een verdragsbepaling noodzakelijk is om het risico op dubbele belasting, niet-belasting en belastingontwijking te verminderen. 25. Dit was nu net het probleem onder het oude artikel 7 en de bijhorende commentaar. Enerzijds grepen de aanhangers van de beperkte zelfstandigheidsfictie het oude artikel 7, lid 1 OMV aan om hun opvatting te ondersteunen. De woorden the profits of an enterprise of a Contracting State en only so much of them as is attributable to that permanent establishments zagen zij als de bevestiging van hun opvatting dat aan een vaste inrichting slechts winst kan worden toegerekend die aanwezig is in de winst van de gehele onderneming. Aanhangers van de absolute zelfstandigheidsfictie steunden daarentegen op het oude artikel 7, lid 2 OMV waarvan de woorden the profits which it might be expected to make if it were a distinct and separate enterprise en dealing wholly independently with the enterprise of which it is a permanent establishment een duidelijke bevestiging lijken van hun interpretatie. 26. De OESO was zich van deze interpretatieproblematiek terdege bewust. In 2001 erkende ze reeds het gebrek aan consensus betreffende de interpretatie van het oude artikel 7 OMV en verklaarde ze in een Discussion Draft dat een aanpassing zich opdrong Profits of an enterprise : de relevant business activity approach en de functionally separate entity approach 27. Een element dat een belangrijke rol speelde in de interpretatie van het oude artikel 7 OMV betrof de onduidelijkheid omtrent de interpretatie van de term profits of an enterprise. De OESO heeft aan dit begrip weinig of geen invulling gegeven. De commentaar van vóór 2008 bij het oude artikel 7 zegt hierover enkel dat the right to tax does not extend to profits that the enterprise may derive from that State otherwise than through the permanent establishment. 34 Dit houdt een afwijzing in van het attractiebeginsel, naar luid waarvan alle winst die behaald is in het inrichtingsland, daar belastbaar is, ook wanneer zij niet is opgebracht door tussenkomst van een vaste inrichting. Deze force of attraction van de vaste inrichting wordt onder het OMV afgewezen M. KOBETSKY, International Taxation of Permanent Establishments: Principles and Policy, Cambridge, Cambridge University Press, 2011, M. KOBETSKY, International Taxation of Permanent Establishments: Principles and Policy, Cambridge, Cambridge University Press, 2011, OECD, Discussion Draft on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 2001, para OECD, 2008 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 17 juli 2008, para K. VOGEL, Klaus Vogel on Double Tax Conventions, Deventer, Kluwer, 1997, ; Com. Ov., 7/106; Het VN-Modelverdrag kent in artikel 7 a contrario een beperkt attractiebeginsel ( limited force of attraction rule ) op grond waarvan bepaalde winst in de bronstaat kan worden belast, die echter niet aan een vaste inrichting toerekenbaar is, maar welke verband houdt met verkopen van gelijkaardige goederen of het uitoefenen van 13

14 28. Natuurlijk kan de vraag worden gesteld of de term profits of an enterprise voor het inrichtingsland niet nog een verdere beperking inhoudt van haar heffingsbevoegdheid. 36 Het fiscaal comité van de OESO erkende deze problematiek in haar 2008-Rapport. Gezien de OESO geen leidraad aanreikte voor de interpretatie van de notie profits of an enterprise, hielden de OESO-landen er verschillende interpretaties op na. Twee belangrijke benaderingen vloeiden hieruit voort: In het 2008-Rapport worden deze aangeduid als de functionally separate entity approach, die aansluit bij de absolute zelfstandigheidsfictie en de relevant business activity approach, die aansluit bij de beperkte zelfstandigheidsfictie. 29. Zoals reeds hoger vermeld, verzet de beperkte zelfstandigheidsfictie zich tegen de toerekening van winst aan een vaste inrichting, wanneer deze niet in de winst van de gehele onderneming aanwezig is. Dit wordt de relevant business entity approach genoemd. Men steunt hiervoor op de tekst van het oude artikel 7, lid 1 OMV. Onder deze benadering beperkt dit artikel de winst die aan een vaste inrichting mag worden toegerekend onder toepassing van het oude artikel 7, lid 2 OMV. Deze winst mag niet hoger zijn dan de winst die de gehele onderneming maakt uit de relevant business activity. Het ijkpunt hier is dus de relevante bedrijfsactiviteit. 37 De winst die kan worden toegerekend aan een vaste inrichting wordt beïnvloed door alle delen van de onderneming die dezelfde relevante activiteit ( relevant business activity ) uitoefenen. Wanneer een bepaald deel van een onderneming een zekere activiteit uitoefent en hierbij verlies maakt, zal dit verlies de winst die toerekenbaar is aan de vaste inrichting (die dezelfde activiteiten uitoefent) drukken, omdat dit verlies de generale winst van de onderneming uit die bepaalde activiteit beïnvloedt In deze zin kan men zeggen dat de relevant business activity approach enigszins verschilt van de beperkte zelfstandigheidsfictie of single entity approach. Onder deze laatste benadering is het ijkpunt de gehele winst die de onderneming behaalt uit al haar activiteiten en dus niet enkel uit de relevant business activity. 39 In essentie hangt alles af van hoe ruim men het begrip relevant business activity gaat definiëren. Hoe breder men het begrip relevant business activity gaat interpreteren, hoe sterker de invloed van de winst van grotere delen van de onderneming zal zijn. In haar ruimste interpretatie komt de relevant business activity in feite neer op de toepassing van de single entity approach. Deze ruime interpretatie komt het best overeen met de economische realiteit, waarbij een inrichting een deel uitmaakt van een groter geheel en daar niet zonder meer van kan worden onderscheiden. Wanneer men echter opteert voor een enge definitie van het begrip relevante bedrijfsactiviteit, komt men als het ware in het vaarwater van de separate entity approach. In haar engste interpretatie zal het bijvoorbeeld mogelijk zijn winst te gaan toerekenen aan een vaste inrichting op basis van een bepaalde activiteit, terwijl de gehele onderneming verlies maakt, doordat een van de eerstgenoemde onderscheiden activiteit verlieslatend is. soortgelijke activiteiten als de vaste inrichting, zie M. LENNARD, The UN Model Tax Convention as Compared with the OECD Model Tax Convention Current Points of Difference and Recent Developments, Asia-Pac. Tax Bull. 2009, P. ARGINELLI, The Discriminatory Taxation of Permanent Establishments by the Host State in the European Union: a Too Much Separate Entity Approach, Intertax 2007, OECD, 2008 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 17 juli 2008, para M. KOBETSKY, International Taxation of Permanent Establishments: Principles and Policy, Cambridge, Cambridge University Press, 2011, J. VLEGGEERT, Fiscale Monografieën 132: Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht, Deventer, Kluwer, 2009,

15 In dit geval wordt het pad van de beperkte zelfstandigheidsfictie de facto verlaten. Een te strikte interpretatie is immers in conflict met de hoofdpremisse van de beperkte zelfstandigheidsfictie, namelijk dat een inrichting niet volstrekt los kan worden gezien van de onderneming waarvan zij deel uitmaakt. 31. Dit interpretatieprobleem zorgde voor moeilijkheden in de praktijk van winsttoerekening aan vaste inrichtingen. De situatie bijvoorbeeld, waarin verschillende inrichtingen in verschillende landen dezelfde of gelijkaardige activiteiten uitoefenen, was problematisch. Inrichtingsstaten stonden immers eerder weigerachtig tegenover een beperking van de toerekenbare winst aan een vaste inrichting, gelegen in hun grondgebied op basis van activiteiten die werden uitgeoefend in een ander land door andere delen van de onderneming. 40 Daarnaast golden er tussen de verschillende OESO-landen ongelijkheden met betrekking tot de in aanmerking te nemen tijdspanne ter bepaling van de relevant business activity. 41 Zo kon, bijvoorbeeld, een globaal verlies in de relevant business activity in een bepaald inkomstenjaar, toch leiden tot de toerekening van winst aan een vaste inrichting, wanneer de relevante activiteit over de gehele in aanmerking te nemen tijdspanne - die desgevallend langer is dan één inkomstenjaar - rendabel zou blijken. 32. Uit dit alles kan worden geconcludeerd dat de relevant business activity approach een ontoereikende methode is gebleken om winst op adequate wijze toe te wijzen aan vaste inrichtingen. Het ontbreken van een consensus over de interpretatie en toepassing van de term relevant business activity hield op zichzelf gezien een risico in op dubbele belasting of nietbelasting. Dit risico was des te groter wanneer, bij de toepassing van het door hen gesloten dubbelbelastingverdrag, de ene verdragsluitende Staat de beperkte en de andere verdragsluitende Staat de absolute zelfstandigheidsfictie hanteerde Onder de absolute zelfstandigheidsfictie legt het oude artikel 7, lid 1 OMV geen beperking aan de winst die aan de vaste inrichting toerekenbaar is. Volgens de functionally separate entity approach verhindert het oude artikel 7, lid 1 OMV enkel de toepassing van de force of attraction van de vaste inrichting. In deze visie verhindert dit artikel enkel dat de inrichtingsstaat belasting heft op winst die niet is opgebracht door bemiddeling van een vaste inrichting. 43 Aanhangers van deze strekking zoeken steun in het oude artikel 7, lid 2 OMV waarbij wordt gesproken van the profits it might be expected to make if it were a distinct and separate enterprise en dealing wholly independently with the enterprise of which it is part. De OESO heeft later, in haar 2008-Rapport, bevestigd dat dit artikel een veruitwendiging van de functionally separate entity approach vormt. 44 Het kan onder deze methode best mogelijk zijn dat aan een vaste inrichting winst uit een activiteit wordt toegerekend, terwijl de activiteit voor de gehele onderneming niet winstgevend bleek. Wanneer een inrichting prestaties levert voor de internationale onderneming moet zij hiervoor vergoed worden. Een zelfstandige onderneming zou in dezelfde omstandigheden immers ook een vergoeding eisen voor de geleverde prestaties. 40 OECD, 2008 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 17 juli 2008, para OECD, 2008 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 17 juli 2008, para M. KOBETSKY, International Taxation of Permanent Establishments: Principles and Policy, Cambridge, Cambridge University Press, 2011, OECD, 2008 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 17 juli 2008, para OECD, 2008 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 17 juli 2008, para

16 Dit staat in duidelijk contrast met de relevant business activity approach, waarbij in principe slechts winst zal worden toegerekend aan een vaste inrichting wanneer de door haar uitgevoerde activiteit op het niveau van de gehele onderneming winstgevend is. 34. Een andere afwijking onder de functionally separate entity approach betreft de wijze waarop de aan de inrichting toerekenbare winst nu precies wordt berekend. Zoals hoger vermeld verzet de beperkte zelfstandigheidsfictie en de relevant business activity approach zich tegen het in rekening brengen van ondernemingsinterne ( notionele ) transacties. Als basis voor de winsttoerekening vertrekt zij van de transacties van de onderneming in haar geheel, met betrekking tot de relevante activiteit. De absolute zelfstandigheidsfictie vertrekt daarentegen van ondernemingsinterne transacties van de vaste inrichting, om aan deze inrichting een wincijfer toe te rekenen. Paragraaf 15 van de pré-2008 commentaar bij het oude artikel 7 aanvaardt deze werkwijze met betrekking tot goederenoverdrachten. Zij zegt dat onder de functionally separate entity approach de inrichting wordt geacht een belastbare winst verwezenlijkt te hebben wanneer goederen die deel uitmaken van haar bedrijfsvermogen worden overgebracht naar een ander deel van de onderneming (een andere inrichting of de hoofdvestiging) in een andere Staat. 35. Het hanteren van twee verschillende methoden door de OESO-landen houdt een groot risico op dubbele belasting of niet-belasting in wanneer de uitkomst van beide methodes leidt tot een verschillende bepaling van de inrichtingswinst. De OESO zegt hierover dat wanneer beide methoden echter resulteren in een gelijke berekening van de toerekenbare profits of the enterprise, de daarop volgende toerekening van winst aan de vaste inrichting onder elk van beide methoden tot een gelijk resultaat moet leiden. Dit komt doordat het arm s length principe neergelegd in het oude artikel 7, lid 2 OMV, onder deze twee methoden - in theorie - op dezelfde wijze moet worden toegepast. Wanneer de bronstaat en woonstaat echter, onder invloed van een van beide methoden, een verschillende interpretatie hanteren voor het begrip profits of the enterprise, zal het risico op dubbele belasting of niet-belasting reëel zijn Toepassing van de 2008-Commentaar op het oude artikel 7 OMV 36. Het fiscaal comité van de OESO wilde de nadelige gevolgen van deze theorietwist zo snel mogelijk wegwerken. Haar bedoeling was om de door haar ontwikkelde authorized OECD approach zo snel als mogelijk ingang te doen vinden bij de bestaande praktijk van winsttoerekening aan vaste inrichtingen. In afwachting van de aanpassing van artikel 7 OMV en de bijhorende commentaar bij de wijziging van het OMV in 2010, besloot ze deze nieuwe inzichten alvast te implementeren in de commentaar op het oude artikel 7. In de mate de pré commentaar zich daar niet tegen verzette, werden delen van het 2008-Rapport in juli 2008 in de bestaande commentaar ingepast. Deze vernieuwde commentaar, de commentaar, zou vervolgens mogen worden gebruikt om dubbelbelastingverdragen gesloten vóór die datum te interpreteren. Het fiscaal comité is van oordeel dat de door haar aanbevolen methode een betere aanpak biedt voor de toerekening van winst aan vaste inrichtingen dan voorheen en daarom best zo snel mogelijk wordt toegepast. 37. Het is echter niet vanzelfsprekend om deze nieuw ontwikkelde methode meteen toe te passen op reeds gesloten dubbelbelastingverdragen. Het argument van de OESO, dat de commentaar van vóór 2008 zich niet verzet tegen de toepassing van bepaalde aspecten van de authorized OECD approach, is allesbehalve overtuigend. Het is tegenstrijdig om enerzijds te 45 OECD, 2008 Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments, 17 juli 2008, para

17 stellen dat er geen eensluidende interpretatie bestond over de toepassing van het oude artikel 7 en anderzijds van mening te zijn dat de oude Commentaar zich niet verzet tegen de toepassing van een nieuw ontwikkelde consensusinterpretatie Een antwoord op de vraag of deze nieuwe inzichten daadwerkelijk kunnen worden toegepast op het oude artikel, valt uiteen in twee deelvragen: Wat is de juridische waarde van de commentaar bij het Modelverdrag en in welke mate zijn verdragsluitende staten hierdoor gebonden bij de interpretatie van verdragsbepalingen? In welke mate kunnen latere wijzigingen van deze commentaar in aanmerking worden genomen bij de interpretatie van bestaande verdragen? Deze vragen worden hieronder behandeld. 3.1 Juridische kwalificatie van de commentaar op het OMV 39. Het OESO-Modelverdrag is op zichzelf geen bindend instrument. Het doet slechts dienst als model voor de lidstaten bij de opstelling van hun bilaterale belastingverdragen. Het zijn enkel deze bilaterale verdragen die een bindende werking hebben. Blijkens het Modelverdrag zelf, is ook de commentaar bij het OMV als dusdanig niet bindend. De OESO is evenwel van mening dat deze commentaar een belangrijke hulpbron kan zijn bij de toepassing en interpretatie van de door de lidstaten gesloten bilaterale belastingverdragen De Belgische administratie aanvaardt de rol van de commentaar als hulpmiddel bij de interpretatie van bilaterale belastingverdragen en gaat zelfs verder dan dat. In een circulaire van 2004 is te lezen dat de tekst van het OMV en de commentaar een belangrijke interpretatiebron vormen bij de toepassing van dubbelbelastingverdragen, via de omweg van de context van het Verdrag Deze commentaar is immers het resultaat van gemeenschappelijk overleg tussen de vertegenwoordigers van de OESO-lidstaten. De lidstaten worden aldus verondersteld de bevindingen van de commentaar te aanvaarden, tenzij ze hiertegen uitdrukkelijke bezwaren hebben geformuleerd. 50 Sinds kort heeft de Belgische administratie ook een Belgisch modelverdrag dat zal worden gebruikt als basis voor de onderhandeling van nieuwe belastingverdragen of de heronderhandeling van bestaande verdragen. Het Belgisch model werd gepubliceerd in 2007 en werd gewijzigd in juni In het Protocol bij het Belgisch modelverdrag is een specifieke clausule opgenomen die voorschrijft dat voor de interpretatie van de verdragsbepalingen, de commentaar op het OMV wordt gevolgd. De OESO-commentaar wordt gevolgd in zoverre de te interpreteren verdragsbepaling gelijk of in substantie gelijkend is aan deze van het OMV, beide verdragstaten geen bezwaren hebben geuit bij deze commentaar en geen afwijkende interpretatie is overeengekomen. 51 De Belgische administratie verklaart zich hiermee in principe gebonden aan deze commentaar, wat dus 46 M. KOBETSKY, International Taxation of Permanent Establishments: Principles and Policy, Cambridge, Cambridge University Press, 2011, OECD, Introduction to the 2010 Commentary on the OECD Model Tax Convention, para Zie infra: nr ; I. RICHELLE en E. TRAVERSA, Belgium in The Impact of the OECD and UN Model Conventions on Bilateral Tax Treaties, Cambridge, Cambridge Tax Law Series, 2012, Circ. 16 januari 2004, n AFZ/2004/0053, 51 Protocol bij artikel 3, tweede lid van het Belgisch Modelverdrag, juni 2010, 17

18 verder gaat dan het standpunt van de OESO dat de commentaar slechts een hulpbron, maar geen bindend instrument is. 52 Dit doet echter niets af aan de vrijheid van de hoven en rechtbanken bij de interpretatie van belastingverdragen, zij zijn immers niet gebonden door dit Protocol. In praktijk gaan de hoven en rechtbanken een verwijzing naar de OESO-commentaar niet uit de weg 53, al vereist sommige rechtspraak hiervoor dat de tekst van het dubbelbelastingverdrag onduidelijk is. 54 De rechtspraak van het Hof van Cassatie nuanceert deze vaststelling echter, vermits het in geen enkel arrest verwijst naar de OESO-commentaar en hier in bepaalde gevallen zelfs van afwijkt. 55 Meer nog, in een arrest van 2004 ging het Hof eenvoudigweg voorbij aan de vraag naar de waarde van de OESO-commentaar bij de interpretatie van belastingverdragen Het belang van het Modelverdrag en in het bijzonder de commentaar zal voornamelijk liggen in haar kwaliteit en de adoptie daarvan door de OESO-lidstaten in de door hen gesloten bilaterale belastingverdragen. Wanneer de verdragspartijen, blijkens de tekst van het verdrag en luidens de voorbereidende werkzaamheden, hebben bedoeld aan te sluiten bij het OESO- Model en bovendien de bepalingen van het Modelverdrag nagenoeg woordelijk hebben overgenomen, dan is de commentaar bij het Modelverdrag van grote betekenis voor de uitleg van het gesloten bilateraal belastingverdrag Interpretatie van verdragen: Het Verdrag van Wenen 42. De algemene regel voor de uitlegging van verdragen vindt men in artikel 31, eerste lid van het Verdrag van Wenen inzake het Verdragenrecht: Een verdrag moet te goeder trouw worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het verdrag in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het verdrag. 58 In het tweede lid van artikel 31 wordt bepaald wat wordt verstaan onder het begrip context van een verdrag: a) iedere overeenstemming die betrekking heeft op het verdrag en die bij het sluiten van het verdrag tussen alle partijen is bereikt b) iedere akte opgesteld door een of meer partijen bij het sluiten van het verdrag en door de andere partijen erkend als betrekking hebbende op het verdrag L. DE BROE en J. WERBROUCK menen dat er ruimte is voor de OESO-commentaar onder toepassing van dit artikel. Wanneer lidstaten in hun bilaterale verdragen, verdragsbepalingen opnemen die het OMV trouw navolgen, worden zij geacht de commentaar die op dat ogenblik van toepassing is eveneens te aanvaarden, als context van het verdrag, tenzij hiertegen een 52 I. RICHELLE en E. TRAVERSA, Belgium in The Impact of the OECD and UN Model Conventions on Bilateral Tax Treaties, Cambridge, Cambridge Tax Law Series, 2012, Zie bijvoorbeeld: Brussel, 14 juni 2000, Fisc. Koerier 2000/392; 54 Zie bijvoorbeeld: Gent, 13 april 1999, FJF 2000/ Zie bijvoorbeeld A. VAN DE VIJVER, Toerekening van interesten aan een Belgische inrichting leidt tot verschuldigdheid roerende voorheffing (noot onder Cass. 20 juni 2002), TFR 2003, nr. 243, 501, waarbij wordt afgeweken van de commentaar op artikel 5 OMV; Cass. 6 november 2000, FJF 2000/276, waarbij wordt afgeweken van de commentaar bij artikel 15 OMV. 56 Cass. 28 mei 2004, FJF 2004/ HR 2 september 1992, BNB 1992/379; F.A. ENGELEN, Fiscaal verdragsbeleid en het OESO-Modelverdrag, WFR 2011, Art. 31, eerste lid verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei 1969, B.S. 25 december

19 voorbehoud is gemaakt. 59 De commentaar kwalificeert in dat geval als een overeenstemming tussen de verdragspartijen bij de ondertekening van het verdrag, onder artikel 31, tweede lid a) van het Verdrag van Wenen. Ook de Belgische administratie deelt deze mening in principe. 60 Velen in de rechtsleer zijn het hiermee echter oneens en menen dat dergelijke overeenstemming moet blijken uit een bilateraal of multilateraal akkoord. De OESOcommentaar bindt de lidstaten in principe niet en kan dus ook niet worden beschouwd als een dergelijk akkoord. 61 Hoe dan ook, het begrip context biedt in principe geen ruimte voor een dynamische toepassing van de commentaar, gezien de overeenstemming reeds moet bereikt zijn bij het sluiten van het verdrag. 43. Daarnaast laat artikel 32 van het Verdrag van Wenen toe om supplementary means of interpretation aan te wenden ter interpretatie van een verdragsbepaling, indien deze de interpretatie onder artikel 31 van het Verdrag bevestigen of wanneer de interpretatie onder artikel 31 onduidelijk, dubbelzinnig of onredelijk blijkt. Deze bepaling biedt perspectieven voor een dynamische toepassing van de commentaar. Toch zijn de mogelijkheden die dit artikel biedt voor de toepassing van de commentaar tout court, vrij beperkt. 62 De Nederlandse Hoge Raad heeft zich meermaals op deze bepaling beroepen om nieuwe commentaren toe te passen op bestaande verdragen, maar wel enkel in zoverre deze aanvullende middelen de oorspronkelijke overeenstemming betreffende de interpretatie van het verdrag bevestigden Beter is het volgens L. DE BROE en J. WERBROUCK om een nieuwe OESO-commentaar te beschouwen als een later tot stand gekomen overeenstemming tussen de partijen met betrekking tot de uitlegging van het verdrag krachtens artikel 31, derde lid, a) van het Verdrag van Wenen. Al veronderstelt dit dat de vereiste van overeenstemming alweer ruim wordt opgevat, en geen bindend akkoord vereist. 64 In de rechtsleer wordt ook eerder tussen de regels van het Verdrag van Wenen gelezen en wordt een pragmatische benadering van de commentaar voorgestaan. Niets verbiedt staten om rekening te houden met evoluties die zich na het sluiten van een verdrag voordoen. 65 Het is wenselijk om de commentaar te laten mee evolueren met de voortdurend wijzigende economische omstandigheden, zeker wanneer deze loutere verduidelijkingen aanbrengt. Aldus valt een dynamische interpretatie te verdedigen. Enkel ingrijpende wijzigingen zouden buiten beschouwing moeten worden gelaten bij de interpretatie van bestaande verdragen M. KOBETSKY meent dat het Verdrag van Wenen in principe geen ruimte laat voor een dynamische toepassing van de 2008-commentaar, gezien deze een duidelijke stijlbreuk 59 L. DE BROE en J. WERBROUCK, Kroniek Internationaal Belastingrecht , TRV 2002, ; ook F. A. ENGELEN is deze mening toegedaan, zie F. A. ENGELEN, Some Observations on the Legal Status of the Commentaries on the OECD Model, Bull. IBFD 2006, nr. 3, Circ. 16 januari 2004, n AFZ/2004/0053, zie supra: nr Zie A.C.G.A.C DE GRAAF, P. KAVELAARS en A.J.A STEVENS, Internationaal Belastingrecht, Deventer, Kluwer, 2009, ; M. KOBETSKY, International Taxation of Permanent Establishments: Principles and Policy, Cambridge, Cambridge University Press, 2011, L. DE BROE en J. WERBROUCK, Kroniek Internationaal Belastingrecht , TRV 2002, HR 21 februari 2003, BNB 2003/177; HR 21 februari 2003, BNB 2003/ L. DE BROE en J. WERBROUCK, Kroniek Internationaal Belastingrecht , TRV 2002, J. F. AVERY JONES, The Effect of Changes in the OECD Commentaries after a Treaty is Concluded, Bull IFBD 2002, L. DE BROE en J. WERBROUCK, Kroniek Internationaal Belastingrecht , TRV 2002, ; S. VAN CROMBRUGGE, Cursus Internationaal Fiscaal Recht - Academiejaar , Gent, 2012,

20 inhoudt ten opzichte van de voormalige interpretatie van dit verdragsartikel. 67 Deze mening lijkt mij in beperkte mate aanvaardbaar. Op sommige vlakken en misschien beter, voor sommige verdragstaten, houdt de nieuwe commentaar inderdaad een belangrijke stijlbreuk in. Staten die onder toepassing van het oude artikel 7 uitgingen van een beperkte zelfstandigheidsfictie van de vaste inrichting, zien zich nu geconfronteerd met de introductie van de functionally separate entity approach. Hoewel de 2008-commentaar zich op vele vlakken doet voorkomen als een loutere verduidelijking bij het oude artikel 68, betekent ze voor de Staten die een beperkte zelfstandigheidsfictie toegenegen waren, in belangrijke mate een ommekeer. Andere Staten maakten bij de toepassing van hun bilateraal verdrag echter al in ruime mate toepassing van de absolute zelfstandigheidsfictie, bijvoorbeeld België. In dergelijke gevallen kan de 2008-commentaar in zekere mate worden beschouwd als een verduidelijking en zou zij in principe kunnen worden meegenomen in de interpretatie van bestaande verdragen. 69 Het blijft echter onduidelijk of de rechtspraak deze mogelijkse evolutieve interpretatie ook zal bijtreden. In de praktijk blijkt dat verschillende Staten en rechtsinstanties 70 er inderdaad een meer dynamische interpretatie op nahouden, getuige Nederland: 3.3 Nederlands standpunt Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 46. Het Nederlandse Ministerie voor Financiën heeft besloten om in haar relatie met OESO-lidstaten de 2008-commentaar dynamisch toe te passen. 71 Op 11 februari 2011 publiceerde zij een nieuwe beleidsverklaring (de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid) betreffende de toepassing en interpretatie van dubbelbelastingverdragen, waarin de problematiek van wijzigingen aan de OESO-commentaar expliciet aan bod komt. 72 Een wijziging in de commentaar wordt op drie wijzen benaderd: Een gewijzigde commentaar die een loutere verduidelijking aanbrengt op het OMV kan worden gebruikt voor de interpretatie van reeds bestaande verdragen. Wanneer de wijziging echter een nieuwe uitlegging dan voorheen introduceert, moet op case-by-case basis worden nagegaan of deze gewijzigde commentaar redelijkerwijze kan worden gebruikt. Een aanpassing die het gevolg is van een wijziging van het OMV zelf, kan in beginsel niet doorwerken bij de interpretatie van reeds bestaande verdragen Wat betreft een wijziging die slechts een verduidelijking aanbrengt op de verdragstekst, verwijst de notitie naar de introductie bij het OESO-Modelverdrag, waarin de dynamische interpretatiemethode wordt voorgeschreven. Daarnaast wordt rechtspraak van de 67 M. KOBETSKY, International Taxation of Permanent Establishments: Principles and Policy, Cambridge, Cambridge University Press, 2011, Zie bijvoorbeeld OECD, 2008 Commentary on article 7 of the OECD Model Tax Convention, para Zie infra nrs Zo heeft bijvoorbeeld het Duitse Bundesfinanzhof in 3 arresten een latere commentaar geraadpleegd voor de toepassing van een voorheen gesloten verdrag, zie O.C.R. MARRES en S. VAN WEEGHEL, Jurisprudentiebundel IBR Deel II, Deventer, Kluwer, 2008, H. PIJL, De financiering van de vaste inrichting: interpretatie- en dynamiekproblemen, WFR, 2011, Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, Kamerstukken II , ref , nr. 7. (hierna: Notitie Fiscaal Verdragsbeleid) 73 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid, p

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Art. 1. Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende Staten. 2 larcier

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen Samenvatting : Deze circulaire beschrijft het mechanisme dat de woonstaat hanteert

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

Internationaal Belastingrecht. Winstallocatie Vaste Inrichtingen.

Internationaal Belastingrecht. Winstallocatie Vaste Inrichtingen. Internationaal Belastingrecht. Winstallocatie Vaste Inrichtingen. Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Internationale Fiscale Zaken Besluit van 15 januari 2011, nr. IFZ2010/457 M, Staatscourant

Nadere informatie

De gevolgen van de wijziging van het OESO-modelverdrag voor de kapitalisering van de vaste inrichting

De gevolgen van de wijziging van het OESO-modelverdrag voor de kapitalisering van de vaste inrichting ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Masterscriptie De gevolgen van de wijziging van het OESO-modelverdrag voor de kapitalisering van de vaste inrichting Naam: Jurre Moormann Studierichting:

Nadere informatie

Toerekening van winst aan vaste inrichtingen bijzonder aandacht bij overdracht van een actiefbestanddeel

Toerekening van winst aan vaste inrichtingen bijzonder aandacht bij overdracht van een actiefbestanddeel Toerekening van winst aan vaste inrichtingen bijzonder aandacht bij overdracht van een actiefbestanddeel INLEIDING 1. Artikel 7 (Ondernemingswinst) van het modelverdrag van de OESO tot het vermijden van

Nadere informatie

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar Het Nieuwe Artikel 7 OESO-Modelverdrag

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar Het Nieuwe Artikel 7 OESO-Modelverdrag Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2014-2015 Het Nieuwe Artikel 7 OESO-Modelverdrag Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Elise Gonnissen (studentennr.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Internationaal Belastingrecht. Winstallocatie Vaste Inrichtingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Internationaal Belastingrecht. Winstallocatie Vaste Inrichtingen STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 1375 27 januari 2011 Internationaal Belastingrecht. Winstallocatie Vaste Inrichtingen 15 januari 2011 Nr. IFZ2010/457M

Nadere informatie

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van betreffende de vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van betreffende de vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.3.2018 C(2018) 1650 final AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 21.3.2018 betreffende de vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid NL NL AANBEVELING VAN

Nadere informatie

HET NIEUWE ARTIKEL 7 OESO-MODELVERDRAG

HET NIEUWE ARTIKEL 7 OESO-MODELVERDRAG Faculteit Rechtsgeleerdheid HET NIEUWE ARTIKEL 7 OESO-MODELVERDRAG Masterproef van de opleiding Master in de fiscaliteit Academiejaar 2011-12 Ingediend door: BOLLEN Pieter DE RIDDER Johan DE SMET Karen

Nadere informatie

Voorwoord. Lijst van gebruikte afkortingen HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1

Voorwoord. Lijst van gebruikte afkortingen HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1 INHOUDSOPGAVE Voorwoord V Lijst van gebruikte afkortingen XIII HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1 1.1 Totaalwinst, transfer pricing mismatches en art. 10b Wet VPB 1969 1 1.2 Probleemstelling 3 1.2.1 Aanleiding voor

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 A 32 236 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland)

Nadere informatie

De 30-dagenregeling: Revisited

De 30-dagenregeling: Revisited De 30-dagenregeling: Revisited Anna Gunn Inhoud 1. Achtergrond 2. De 30-dagenregeling (oud) 3. De 30-dagenregeling (nieuw) 4. Bevindingen 1. ACHTERGROND 1 De Nederlandse maritieme zones Maritieme zones:

Nadere informatie

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Aan de hand van bepaalde transacties wordt binnen groepen van vennootschappen soms gepoogd om winsten te verschuiven naar de vennootschappen

Nadere informatie

Van Commissionaire naar LRD?

Van Commissionaire naar LRD? Van Commissionaire naar LRD? Internationale jurisprudentie en bewegingen in het OESO commentaar over het begrip vaste inrichting (Quo Vadis?) Mirko Marinc, Michiel Bijloo, Jan Willem Gerritsen Agenda Introductie

Nadere informatie

Beëindigingsvergoeding toegekend aan werknemers : nieuwe OESOcommentaar

Beëindigingsvergoeding toegekend aan werknemers : nieuwe OESOcommentaar Beëindigingsvergoeding toegekend aan werknemers : nieuwe OESOcommentaar Auteur: Daan Buylaert Editie: Fiscoloog Internationaal 370 p. 1 Publicatiedatum: 30 september 2014 De OESO-Raad keurde op 15 juli

Nadere informatie

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Besluit 22-06-2006 nr CPP2006-1404 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling. Sector Ontwerp. Aspectgebied Internationaal belastingrecht

Nadere informatie

The Big Bang. Fiscale en Juridische Aspecten bij de Conversie van een Entiteitenstructuur naar een Branchstructuur.

The Big Bang. Fiscale en Juridische Aspecten bij de Conversie van een Entiteitenstructuur naar een Branchstructuur. The Big Bang Fiscale en Juridische Aspecten bij de Conversie van een Entiteitenstructuur naar een Branchstructuur John Paans en Wouter Paardekooper, Baker & McKenzie Arthur Pleijsier, Medtronic Programma

Nadere informatie

Valutaproblematiek met vaste inrichtingen

Valutaproblematiek met vaste inrichtingen Valutaproblematiek met vaste inrichtingen JOB-Lezing Prof. mr. Eric C.C. M. Kemmeren Valutaproblematiek met vaste inrichtingen 2 Agenda Inleidende opmerkingen Generale onderneming en VI/VV Methoden van

Nadere informatie

mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht

mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht Deventer - 2009 INHOUDSOPGAVE Voorwoord Lijst van gebruikte afkortingen V XXVII HOOFDSTUK 1 1.1 1.2 Reikwijdte Opbouw

Nadere informatie

Afstudeerscriptie ter afsluiting van de studie Fiscaal Recht aan de Universiteit van Tilburg.

Afstudeerscriptie ter afsluiting van de studie Fiscaal Recht aan de Universiteit van Tilburg. De toenemende zelfstandigheid van vermogenstoerekening aan de vaste inrichting volgens de Nederlandse regelgeving in vergelijking met het OESO rapport The attribution of profits to permanent establishments

Nadere informatie

Bijlage 2: Procedure voor de behandeling van specifieke gevallen

Bijlage 2: Procedure voor de behandeling van specifieke gevallen Belgisch Nationaal Contactpunt voor OESO-Richtlijnen voor multinationale ondernemingen Bijlage 2: Procedure voor de behandeling van specifieke gevallen Zowel particulieren als belangengroepen (ngo s, vakbonden,

Nadere informatie

Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011

Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Inhoud Voorwoord 9 Lijst van afkortingen 11 1 Het verdragsbeleid op hoofdlijnen 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Kerninzet 14 1.2.1 Hoofddoelen

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/17 - Erkenning van opbrengsten en kosten. Advies van 7 november 2012

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/17 - Erkenning van opbrengsten en kosten. Advies van 7 november 2012 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2012/17 - Erkenning van opbrengsten en kosten Advies van 7 november 2012 I. Onderwerp van het advies 1. In het artikel 31, 1 van de Vierde Europese Richtlijn

Nadere informatie

Renteaftrekbeperkingen:

Renteaftrekbeperkingen: Renteaftrekbeperkingen: Beperkt door fiscale verdragen en EU recht? Fred de Hosson & Ruben de Wit Inleiding Geen planning tool maar verdedigingsargumenten Onzekerheden zijn nog groot Supranationaal recht

Nadere informatie

Transfer pricing: fiscaal aanvaardbare prijszetting bij intracompany transacties...

Transfer pricing: fiscaal aanvaardbare prijszetting bij intracompany transacties... ONDERNEMEN // 27.03.2013 Transfer pricing: fiscaal aanvaardbare prijszetting bij intracompany transacties... Auteurs:, Anouck Sandra Transfer pricing is en blijft een hot topic, zowel op nationaal niveau

Nadere informatie

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue Zaak C-524/04 Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van 6.12.2012. over agressieve fiscale planning

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van 6.12.2012. over agressieve fiscale planning EUROPESE COMMISSIE Brussel, 6.12.2012 C(2012) 8806 final AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 6.12.2012 over agressieve fiscale planning NL NL AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 6.12.2012 over agressieve fiscale

Nadere informatie

Rente-aftrekbeperkingen in internationale context. Fred de Hosson

Rente-aftrekbeperkingen in internationale context. Fred de Hosson Rente-aftrekbeperkingen in internationale context Fred de Hosson >>Ahead of Tax 2010 Rente-aftrekbeperkingen Nu: - thin cap regeling: art. 10d Vpb; - anti-uitholling: art. 10a Vpb; - fraus legisrechtspraak

Nadere informatie

ANNOTATIE Cass. 22 januari 2009, Rev.dr.étr. 2009, afl. 1, 4; T.Vreemd. 2009 (samenvatting), afl. 2, 135

ANNOTATIE Cass. 22 januari 2009, Rev.dr.étr. 2009, afl. 1, 4; T.Vreemd. 2009 (samenvatting), afl. 2, 135 Michèle Morel Doctoranda (FWO-mandaathoudster) Universiteit Gent Faculteit Rechten Vakgroep Internationaal Publiekrecht Universiteitstraat 4 9000 België Michele.Morel@Ugent.Be Tel. +32.9.264.84.45 ANNOTATIE

Nadere informatie

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Op 29 mei 2017 is een aanpassing van de EU-richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking aangenomen, zodat deze richtlijn zich (ook) richt tegen hybridemismatches

Nadere informatie

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen Fairness Tax lijst van nog hangende problemen De problemen die rijzen door de wet van 30 juli 2013 kunnen in 4 categorieën worden gerangschikt: - gewenste bevestigingen - gewenste verduidelijkingen - gewenste

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 62.686/3 van 16 januari 2018 over een voorontwerp van decreet van de Vlaamse gemeenschap en het Vlaamse Gewest houdende instemming met de overeenkomst tussen het

Nadere informatie

7 januari 2018 BEPS-CONFORME DEFINITIE VAN DE BELGISCHE INRICHTING. 1 Inleiding

7 januari 2018 BEPS-CONFORME DEFINITIE VAN DE BELGISCHE INRICHTING. 1 Inleiding BEPS-CONFORME DEFINITIE VAN DE BELGISCHE INRICHTING 1 Inleiding 1. Het BEPS-rapport van 2015, met als titel "Voorkomen van de kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting" (actiepunt

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/05/2015

Datum van inontvangstneming : 28/05/2015 Datum van inontvangstneming : 28/05/2015 Vertaling C-176/15-1 Zaak C-176/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 april 2015 Verwijzende rechter: Tribunal de première instance

Nadere informatie

Doelgroepverminderingen voor eerste aanwervingen wat te doen bij weigeringsbeslissing RSZ?

Doelgroepverminderingen voor eerste aanwervingen wat te doen bij weigeringsbeslissing RSZ? Doelgroepverminderingen voor eerste aanwervingen wat te doen bij weigeringsbeslissing RSZ? Inleiding 1. Nieuwe werkgevers kunnen, onder bepaalde voorwaarden, voor de eerste zes werknemers die zij aanwerven

Nadere informatie

1. Verzoek om voorlegging van een zaak voor arbitrage

1. Verzoek om voorlegging van een zaak voor arbitrage ONDERLINGE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN EN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND TOT REGELING VAN DE WIJZE VAN TOEPASSING VAN DE ARBITRAGEPROCEDURE VOORZIEN IN ARTIKEL 25, VIJFDE LID, VAN HET

Nadere informatie

Belastingvoordeel halen door misbruik

Belastingvoordeel halen door misbruik Transfer Pricing Levert u goederen en/of diensten binnen uw groep van bedrijven? Dan moet u zakelijk handelen en heeft u te maken met Transfer Pricing. Een onderwerp dat steeds meer in de belangstelling

Nadere informatie

Belastingverdragen. Toepassing van het zee- en luchtvaartartikel (artikel 8 OESO-modelverdrag)

Belastingverdragen. Toepassing van het zee- en luchtvaartartikel (artikel 8 OESO-modelverdrag) Belastingverdragen. Toepassing van het zee- en luchtvaartartikel (artikel 8 OESO-modelverdrag) Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Internationale Fiscale Zaken Besluit van 4 april 2008, nr.

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2012/8 De boekhoudkundige verwerking van de inbreng in eigendom in een Belgische burgerlijke maatschap die niet de rechtsvorm heeft aangenomen van een handelsvennootschap

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord... v HOOFDSTUK 1 ALGEMENE INLEIDING... 1

INHOUD. Voorwoord... v HOOFDSTUK 1 ALGEMENE INLEIDING... 1 INHOUD Voorwoord................................................................. v HOOFDSTUK 1 ALGEMENE INLEIDING.................................................... 1 1. Oorzaak van internationale dubbele

Nadere informatie

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende :

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende : VERTALING Aanvullende Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst en tot opheffing van het Protocol tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en tot

Nadere informatie

Tilburg University Afstudeerscriptie Master Fiscaal Recht. Auteur: S.P. (Bas) Hoogwegt Studentnummer:

Tilburg University Afstudeerscriptie Master Fiscaal Recht. Auteur: S.P. (Bas) Hoogwegt Studentnummer: Allocatie van vermogensbestanddelen aan vaste inrichtingen Een vergelijkend onderzoek naar de huidige OESO-benadering en de Nederlandse benadering volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad. Tilburg University

Nadere informatie

Samenvatting. Kamerstukken II 1987/88, 20 365, nr. 2. Kamerstukken II 1996/97, 25 087, nr. 1. Kamerstukken II 1997/98, 25 087, nr. 4.

Samenvatting. Kamerstukken II 1987/88, 20 365, nr. 2. Kamerstukken II 1996/97, 25 087, nr. 1. Kamerstukken II 1997/98, 25 087, nr. 4. Samenvatting 1. Inleiding Belastingverdragen dienen ertoe om op basis van wederkerigheid zowel dubbele belastingheffing als zogenoemde heffingslacunes te vermijden. In 1987 1, 1996 2 en 1998 3 zijn notities

Nadere informatie

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2632 Advies IS - Irak Datum 3 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper Op

Nadere informatie

TWEEDE PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN BELGIE DE REGERING VAN NIEUW-ZEELAND TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING

TWEEDE PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN BELGIE DE REGERING VAN NIEUW-ZEELAND TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING TWEEDE PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN BELGIE EN DE REGERING VAN NIEUW-ZEELAND TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

Boekdeel I. Algemeen. Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende

Boekdeel I. Algemeen. Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende Boekdeel I Algemeen Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten..... 7 Wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake

Nadere informatie

Boekdeel I. Algemeen. Deel 1. Inkomstenbelastingen. Deel 2. Met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. zie afzonderlijk Boekdeel I

Boekdeel I. Algemeen. Deel 1. Inkomstenbelastingen. Deel 2. Met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. zie afzonderlijk Boekdeel I Boekdeel I zie afzonderlijk Boekdeel I Algemene inhoudstafel Boekdeel I Algemeen Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten................. 5 Wet

Nadere informatie

Gesplitste aankoop met voorafgaande schenking: een stand van zaken

Gesplitste aankoop met voorafgaande schenking: een stand van zaken Gesplitste aankoop met voorafgaande schenking: een stand van zaken De laatste weken is er heel wat inkt gevloeid omtrent de nieuwe circulaire waarin de Administratie de vernieuwde lijsten publiceerde met

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN

Nadere informatie

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten Auteur(s): Filip Smet Editie: 1202 p. 9 Publicatiedatum: 21 april 2010 Rechtbank/Hof: Cassatie Datum van uitspraak: 11 februari 2010 Wetboek: W.I.B.

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, KONINKRIJK BELGIE 1000 Brussel, Postadres : Ministerie van Justitie Waterloolaan 115 Kantoren : Regentschapsstraat 61 Tel. : 02 / 542.72.00 Fax : 02 / 542.72.12 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 APRIL 2018 F.16.0062.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.16.0062.N 1. A.B. 2. N.B., 3. K.B. eisers, bijgestaan door mr. Jan Bouly, advocaat bij de balie Limburg, met kantoor te 3920 Lommel,

Nadere informatie

I. ONDERWERP VAN DE ALGEMENE COMMENTAAR

I. ONDERWERP VAN DE ALGEMENE COMMENTAAR INLEIDING TOT DE ALGEMENE COMMENTAAR BIJ DE OVEREENKOMSTEN TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN I. ONDERWERP VAN DE ALGEMENE COMMENTAAR 1. De

Nadere informatie

1. DOEL EN TOEPASSINGSBEREIK

1. DOEL EN TOEPASSINGSBEREIK EUROPESE COMMISSIE Directoraat-generaal Concurrentie Beleid en coördinatie inzake staatssteun Brussel, DG D(2004) COMMUNAUTAIRE KADERREGELING INZAKE STAATSSTEUN IN DE VORM VAN COMPENSATIES VOOR DE OPENBARE

Nadere informatie

TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN

TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN I. Inleiding De Europese Commissie lanceerde op 28 januari 2016 haar voorstel voor een Richtlijn tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Wijziging Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

Wijziging Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Wijziging Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 1 Wijziging Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken; directie Directe Belastingen Besluit 20 november 2007,

Nadere informatie

RAADVANSTATE. afdeling Wetgeving. advies /IN van 17 september 2013

RAADVANSTATE. afdeling Wetgeving. advies /IN van 17 september 2013 From: To:0025526701 17/09/2013 13:56 #445 P.002/006 RAADVANSTATE afdeling Wetgeving advies 54.000/IN van 17 september 2013 over een voorontwerp van decreet 'houdende instemming met I 0 de overeenkomst

Nadere informatie

15445/17 ver/cle/ia 1 DG G 2B

15445/17 ver/cle/ia 1 DG G 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 5 december 2017 (OR. en) 15445/17 FISC 346 ECOFIN 1092 RESULTAAT BESPREKINGEN van: aan: het secretariaat-generaal van de Raad de delegaties nr. vorig doc.: 15175/17 Betreft:

Nadere informatie

WETGEVER TREEDT OP TEGEN VOORDELEN IN DE VORM VAN AANDELEN DIE EEN BUITENLANDSE VENNOOTSCHAP TOEKENT AAN WERKNEMERS IN BELGIE

WETGEVER TREEDT OP TEGEN VOORDELEN IN DE VORM VAN AANDELEN DIE EEN BUITENLANDSE VENNOOTSCHAP TOEKENT AAN WERKNEMERS IN BELGIE WETGEVER TREEDT OP TEGEN VOORDELEN IN DE VORM VAN AANDELEN DIE EEN BUITENLANDSE VENNOOTSCHAP TOEKENT AAN WERKNEMERS IN BELGIE An De Reymaeker fiscaal advocaat-vennoot Vandendijk & Partners Ondernemingen

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies Omrekening van kapitaal bij grensoverschrijdende fusies

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies Omrekening van kapitaal bij grensoverschrijdende fusies COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN Omrekening van kapitaal bij grensoverschrijdende fusies Advies van 16 december 2009 I. INLEIDING De Belgische wetgever heeft de grensoverschrijdende fusie, voorzien

Nadere informatie

18475/11 las/gra/fb 1 DG H 2A

18475/11 las/gra/fb 1 DG H 2A RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 12 december 2011 (13.12) (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2009/0157 (COD) 18475/11 JUSTCIV 356 CODEC 2397 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.:

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

EXAMENCONTRACT VOOR HET VERWERVEN VAN EEN DIPLOMA

EXAMENCONTRACT VOOR HET VERWERVEN VAN EEN DIPLOMA EXAMENCONTRACT VOOR HET VERWERVEN VAN EEN DIPLOMA TUSSEN DE ONDERGETEKENDEN, De Vrije Universiteit Brussel met zetel te 1050 Brussel, Pleinlaan 2, die rechtspersoonlijkheid geniet bij wet van 28 mei 1970

Nadere informatie

Het belastingrecht BES. Perspectief bedrijfsleven

Het belastingrecht BES. Perspectief bedrijfsleven Page 1 Het belastingrecht BES Perspectief bedrijfsleven Handelsmissie Aruba Bonaire 2012 mr. Zuleika S. Lasten 6 juli 2012 Doel fiscaal stelsel BES Vereenvoudiging Lage tarieven en verbreding grondslag

Nadere informatie

Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting.

Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting. Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting. TOELICHTING De kaaimantaks is een doorkijkbelasting in de personen- en de rechtspersonenbelasting waarbij inkomsten ontvangen door een juridische

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN Advies 2009/7 - De boekhoudkundige verwerking van grensoverschrijdende fusies Advies van 15 juli 2009 Trefwoorden Belastingvrije reserves Fiscale aspecten Fusies

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2011 COM(2011) 911 definitief 2011/0447 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese

Nadere informatie

The Authorised OECD Approach

The Authorised OECD Approach The Authorised OECD Approach De toerekening van activa, risico s en kapitaal aan vaste inrichtingen in het OESO-rapport. Opleiding: Student: Examencommissie: Master Fiscaal Recht Faculteit Rechtsgeleerdheid

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Advies van 4 september 2013 1

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Advies van 4 september 2013 1 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/12 - Erkenning van de opbrengsten en kosten die overeenstemmen met interesten en royalty's, evenals de toewijzing van de resultaten in de vorm van

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELG IE DE REPUBLIEK TURKIJE TOT HET VERMIJDENVAN DUBBELE BELASTING

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELG IE DE REPUBLIEK TURKIJE TOT HET VERMIJDENVAN DUBBELE BELASTING PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELG IE EN DE REPUBLIEK TURKIJE TOT HET VERMIJDENVAN DUBBELE BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN, ONDERTEKEND TE ANKARA OP 2 JUNI

Nadere informatie

Relatie Vennootschap Bedrijfsleider Recente fiscale ontwikkelingen. Luc Maes 24/11/2016

Relatie Vennootschap Bedrijfsleider Recente fiscale ontwikkelingen. Luc Maes 24/11/2016 Relatie Vennootschap Bedrijfsleider Recente fiscale ontwikkelingen Luc Maes 24/11/2016 1 1. Afbakening van het onderwerp Inkomstenbelastingen bedrijfsleiders van een handelsvennootschap recente rechtspraak:

Nadere informatie

Kosten eigen aan de werkgever

Kosten eigen aan de werkgever CLAEYS & ENGELS Advocaten Vorstlaan 280 1160 Brussel Tel +32 2 761 46 00 Fax +32 2 761 47 00 Kosten eigen aan de werkgever info@claeysengels.be www.claeysengels.be www.iuslaboris.com De bedragen die aan

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-263/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Østre Landsret (Denemarken), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 19 mei 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0190 (CNS) 9317/17 JUSTCIV 113 NOTA van: aan: het voorzitterschap nr. vorig doc.: WK 5263/17 Nr. Comdoc.: 10767/16

Nadere informatie

PROTOCOL TUSSEN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK EN HET KONINKRIJK BELGIË

PROTOCOL TUSSEN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK EN HET KONINKRIJK BELGIË PROTOCOL TUSSEN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK EN HET KONINKRIJK BELGIË EN AANVULLEND PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT REGELING VAN SOMMIGE ANDERE AANGELEGENHEDEN

Nadere informatie

Federale Overheidsdienst FINANCIEN. Algemene administratie van de FISCALITEIT. Inkomstenbelastingen

Federale Overheidsdienst FINANCIEN. Algemene administratie van de FISCALITEIT. Inkomstenbelastingen Model van formulier zoals bedoeld in artikel 321/2, WIB92 Opgave 275 CBC 1/3 Benaming: Ondernemingsnummer:.. Federale Overheidsdienst FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Landenrapport Inkomstenbelastingen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

De boekhoudkundige ruling. Congres IEC - IAB 5 oktober 2017

De boekhoudkundige ruling. Congres IEC - IAB 5 oktober 2017 De boekhoudkundige ruling Congres IEC - IAB 5 oktober 2017 1 Audio = kanaal: 1 I. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) 3 De CBN - 1/3 1. De CBN is een autonome instelling met rechtspersoonlijkheid

Nadere informatie

DE OESO-MODELOVEREENKOMST INZAKE DUBBELBELASTINGEN EN DE BELGISCHE RECHTER

DE OESO-MODELOVEREENKOMST INZAKE DUBBELBELASTINGEN EN DE BELGISCHE RECHTER DE OESO-MODELOVEREENKOMST INZAKE DUBBELBELASTINGEN EN DE BELGISCHE RECHTER 1. Probleemschets Prof. dr. Jan Wouters * en Maarten Vidal ** De rol van de Commentaren op de Modelovereenkomst van de Organisatie

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en) Conseil UE Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2012/0102 (CNS) 8333/16 LIMITE PUBLIC FISC 59 ECOFIN 326 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.0351 (005.03) ingediend door: hierna te noemen klaagster', tegen: hierna te noemen verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Algemene Voorwaarden Interim Recruitment Recruvisie Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders

Nadere informatie

De inbreng in natura

De inbreng in natura 65 HOOFDSTUK 1 De inbreng in natura AFDELING 1 Algemeen 201. Vooraleer over te gaan tot de analyse van de bijzondere boekhoudregels betreffende de bestanddelen verworven in het kader van een inbreng van

Nadere informatie

'Vooraf erkend persoon' : (soms) ontheven van zijn hoofdelijkheid

'Vooraf erkend persoon' : (soms) ontheven van zijn hoofdelijkheid 9 april 2014 'Vooraf erkend persoon' : (soms) ontheven van zijn hoofdelijkheid Ivan Massin, Deloitte Belgium, Indirect tax Gepubliceerd in: Fiscoloog, n 1381, p. 7, BIBLO Een 'vooraf erkende persoon' is

Nadere informatie

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier. Ref: Accom AFWIJKING 2004/1

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier. Ref: Accom AFWIJKING 2004/1 ADVIES- EN CONTROLECOMITE OP DE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE COMMISSARIS Ref: Accom AFWIJKING 2004/1 Samenvatting van het advies met betrekking tot een vraag om afwijking van de regel die het bedrag beperkt

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

Boekdeel I. Algemeen. Deel 1. Inkomstenbelastingen

Boekdeel I. Algemeen. Deel 1. Inkomstenbelastingen Boekdeel I Algemene inhoudstafel Boekdeel I Algemeen Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten (Uittreksel)........................ 5 Wet van 24

Nadere informatie

Spotlights - juni 2014

Spotlights - juni 2014 Spotlights - juni 2014 De fairness tax, eindelijk (wat) verduidelijking Met ingang van aanslagjaar 2014 zijn de zogenaamde "grote" vennootschappen onderworpen aan een nieuwe belasting, de "fairness tax".

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * In zaak C-5/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel Í77 EG-Verdrag van de Belgische Raad van State, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

OPENBAAR RAADPLEGINGSDOCUMENT

OPENBAAR RAADPLEGINGSDOCUMENT OPENBAAR RAADPLEGINGSDOCUMENT Verdragen ter voorkoming van dubbele belasting en de interne markt: praktijkvoorbeelden van gevallen van dubbele belastingheffing Identificatie van de belanghebbende voor

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 24.10.2018 L 265/3 VERORDENING (EU) 2018/1595 VAN DE CCOMMISSIE van 23 oktober 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

Boekdeel I. Algemeen. Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende

Boekdeel I. Algemeen. Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende Boekdeel I Algemeen Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten (Uittreksel)........................ 5 Wet van 24 december 2002 tot wijziging van

Nadere informatie