1 Schrijf de getallen op. Maak vast. 2 Maak vast. 3 Welk getal? LES 1 DOEL 1 HULP

Transcriptie

1 BLOK 2 LES 1 DOEL 1 Je leert getallen tot en met 1 schattend plaatsen en aflezen op de streepjesgetallenlijn. HULP Schrijf de getallen op. Maak vast. 1 2 Maak vast Welk getal?

2 4 Maak vast Maak vast KIJK TERUG Bedenk zelf 4 honderdtallen. Schrijf ze in de vakjes. Maak vast. 1 5

3 BLOK 2 LES 2 DOEL 1 Je leert getallen tot en met 1 schattend plaatsen en aflezen op de streepjesgetallenlijn vanaf een willekeurig getal. HULP Welk getal? Maak vast Welk getal?

4 4 Maak vast Vul het begingetal en het eindgetal van de getallenlijn in KIJK TERUG Bedenk zelf 4 getallen die eindigen op een tiental, zoals 43. Schrijf ze in de vakjes. Maak vast

5 BLOK 2 LES 3 DOEL 2 Je leert keersommen uitrekenen met behulp van de kleine som. HULP T E 2 3 = = zoveel 1 Reken uit. 1 zoveel. Schrijf de kleine som in de denkwolk. 4 3 = = = 6 3 = 3 6 = 3 3 = 4 8 = 2 4 = 5 5 = 9 7 = 7 5 = 2 Welke som hoort erbij? Schrijf de kleine som in de denkwolk. Reken uit liter liter liter Hoeveel liter samen? = = Hoeveel kg samen? Hoeveel liter samen? 8

6 3 Reken uit. Schrijf de kleine som in de denkwolk. 1 zoveel. 2 9 = 9 4 = 6 3 = 5 9 = 6 7 = 7 9 = 6 6 = 8 7 = 4 Welke som hoort erbij? Schrijf de kleine som in de denkwolk. Reken uit. Een stoel kost 6 euro. Tessa koopt 4 stoelen. Hoeveel moet zij betalen? Bo koopt 8 dozen. In een doos zitten 4 snoepjes. Hoeveel snoepjes zijn dat? = = De marktkoopman heeft 7 emmers met rozen. In elke emmer zitten 3 rozen. Hoeveel rozen zijn dat in totaal? Anna fietst naar haar werk. Ze fietst 3 km op een dag, 5 dagen per week. Hoeveel km fietst zij dan iedere week? = = 5 Reken uit KIJK TERUG Bij 3 6 denk ik aan de kleine keer. 9

7 BLOK 2 LES 4 DOEL 2 Je leert keersommen uitrekenen door de som om te keren en dan te rekenen met behulp van de kleine som. HULP 7 3 = 21 1 zoveel 3 7 omkeren 7 3 = 21 1 Reken uit. Keer om. Schrijf de kleine som in de denkwolk. 5 3 omkeren 4 6 omkeren 9 5 omkeren 7 8 omkeren 2 Welke som hoort erbij? Reken uit door omkeren en de kleine som. 4 euro Hoeveel kosten 3 plantjes? = kleine 9 euro Hoeveel kosten 6 plantjes? kleine 8 euro Hoeveel kosten 5 plantjes? kleine 6 euro Hoeveel kosten 8 plantjes? kleine 1

8 3 Reken uit. Keer om. Schrijf de kleine som in de denkwolk. 4 9 omkeren 3 7 omkeren 7 6 omkeren 5 9 omkeren 4 Welke som hoort erbij? Reken uit door omkeren en de kleine som. Een pen kost 3 euro. Meester Hans koopt 9 pennen. Hoeveel moet hij betalen? = kleine Een liniaal kost 5 euro. Juf Lisa koopt 6 linialen. Hoeveel moet zij betalen? kleine 5 Kijk naar de kleine som in de denkwolk. Welke andere sommen kun je daarmee maken? KIJK TERUG Bij 9 5 keer ik de som eerst om. Daarna denk ik aan de kleine keer. 11

9 BLOK 2 LES 5 DOEL 1 1 Maak vast Maak vast Hoeveel zit er in de maatbeker? ml 1 ml 5 ml 4 ml 6 ml ml ml ml TUSSENSTAND Kun je getallen tot 1 schattend plaatsen en aflezen op de getallenlijn? 12

10 DOEL 2 1 Reken uit. Schrijf de kleine som in de denkwolk. 8 3 = 8 3 = 7 6 = 3 7 = 9 9 = 7 8 = 8 7 omkeren 4 4 omkeren 3 9 omkeren 6 3 omkeren 2 Welke som hoort erbij? Reken uit. Hoeveel liter in 5 tonnen? = kleine 7 liter Hoeveel wegen 8 zakken? kleine Hoeveel kosten 6 plantjes? kleine 4 euro 3 Vul de keersommen in de denkwolken in. Reken uit. zakken zand kg rozen euro TUSSENSTAND Kun je keersommen uitrekenen door de som om te keren en dan te rekenen met behulp van de kleine som? 13

11 BLOK 2 LES 13 REKENPLEIN Lekker windje, hè! Zoek de sommen. Geef ze de kleur van het goede antwoord Bedenk een startgetal en een eindgetal. Vul in en trek lijnen Trek lijnen x1 2 9 Kleur het getal dat het dichtst bij het blauwe getal in het midden ligt

12 1 4 Geheimtaal. Welke keersommen horen er bij de woorden? Reken uit en vul in. 3 = h 4 1 = s 7 = e 4 = ui 1 = b 8 = i 5 = aa 2 = m 9 = p 6 = oo 6 4 m e s of of 3 9 h aa s 6 6 m 4 9 Reken uit. 3 7 = 8 2 = 6 6 = Schrijf de antwoorden van de keersommen in de lege vakken op de getallenlijn = 7 6 = 9 9 = 1 1 = 8 9 = 9 1 = Dankjewel, ik zal er zo nog een laten! 29