Bodembeheerplan (grondverzetplan) Haarlemmermeer

Transcriptie

1 Nota van B&W Portefeuillehouder H. Tuning Collegevergadering 24 j 6 I 'Ie Inlichtingen mw. H. van Don ( ) Registratienummer 2&"/6 Samenvatting Het bodembeheerplan van 2002 en de bodemkwaliteitskaart worden herzien. Het bodembeheerplan geeft regels voor grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de algemene bodemkwaliteit. Door het vaststellen van deze kaart en het plan wordt het hergebruik van (licht verontreinigde) grond als bodem mogelijk gemaakt. Dit betekent dat de grond, onder bepaalde voorwaarden, in de bodem gebracht mag worden en blijven. Op deze manier is het een instrument voor actief bodembeheer. Het zal namelijk milieuwinst opleveren, er kunnen onderzoeks- en uitvoeringskosten worden bespaard en het vermindert de regeldruk. In het bodembeheerplan wordt een aantal beleidsvoorstellen gedaan. In deze nota stellen wij deze vast. Het bodembeheerplan voor de periode , inclusief bodemkwaliteitskaart (van november 2005) maken onderdeel uit van deze nota en zijn als bijlage bijgevoegd. Inleiding en context De afgelopen jaren is de regelgeving rond grondverzet aanzienlijk uitgebreid. Twee wettelijke regelingen, die sinds 1 juli 1999 van kracht zijn, staan centraal bij grondverzet. Het betreft het Bouwstoffenbesluit (Bsb) dat de toepassing van steenachtige bouwstoffen (waaronder grond) in werken regelt. Als tweede is dat de Vrijstellingsregeling grondverzet (Vg) die de toepassing van licht verontreinigde grond als bodem mogelijk maakt. Bovenstaande regelgeving heeft geresulteerd in een bodembeheerplan (versie november 2002) met bodemkwaliteitskaart (versie juli 2002) die per 1 mei 2003 van kracht zijn. In het bodembeheerplan van 2002 is voorgesteld om in 2004 een evaluatie te laten plaatsvinden, ook om afstemming te garanderen op het nieuwe vijfjaren programma bodem als onderdeel van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Tevens werd verwacht dat veel nieuwe bodeminformatie beschikbaar zou komen over bodemverontreiniging in het beheersgebied. Uit ervaringen met het bodembeheerplan 2002 is gebleken dat deze geactualiseerd moest worden. Dit heeft uiteindelijk plaatsgevonden in Reden hiervoor was dat gebruik gemaakt kon worden van het nieuwe bodeminformatiesysteem (Nazca). Na de implementatie van dit systeem, medio 2004 is versneld begonnen met het wegwerken van de achterstand in invoer van diverse bodemonderzoeken en kwaliteitsverbetering van de

2 Volgvei 2 bestaande gegevens in het bodeminformatiesysteem. Ten tijde van het opstellen van de nieuwe bodemkwaliteitskaart was Nazca grotendeels gevuld. In het bodembeheerplan is een leeswijzer opgenomen waarin aangegeven wordt welke onderwerpen in de hoofdstukken wordt behandeld. Doelstelling Het doel van het geactualiseerde bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart heeft ten eerste betrekking op milieu-aspecten. Namelijk het faciliteren en stimuleren van het hergebruiken van (licht verontreinigde) grond als bodem en het in stand houden van de huidige bodemkwaliteit. Verder wordt beoogd de regeldruk te verminderen en de kwaliteit van de bodem te bewaken (Dit laatste houdt in dat de beschikbare informatie over de bodemkwaliteit wordt vastgelegd). Hierdoor kan er makkelijker, sneller en goedkoper worden gewerkt. Oplossingen Om bovenstaande doelstellingen te bereiken stellen wij in deze nota de onderstaande beleidsuitgangspunten vast. Deze zijn in het bodembeheerplan als kaders aangegeven. Een onderbouwing van deze beleidsuitgangspunten is tevens in het bodembeheerplan gegeven. In deze nota volstaan wij met een opsomming van de vast te stellen beleidsuitgangspunten: De gemeente Haarlemmermeer heeft voor de huidige bodembeheerplanperiode (2006 tím 201 0) het volgende beleid geformuleerd: 1. Vooruitlopend op de introductie van een nieuw stoffenpakket zal het grondverzet worden getoetst aan het huidige stoffenpakket (op basis waarvan ook de bodemkwaliteitskaart is opgesteld). Daar waar aanvullende informatie is over de stoffen van het nieuwe standaardpakket wordt dit meegenomen in de toetsing. Als het gehalte van een nieuwe stof in de toe te passen grond groter is dan twee maal de SW1 (= samenstellingswaarde voor schone grond volgens het Bsb) is hergebruik als bodem niet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart. 2. De gemeente Haarlemmermeer staat toe om schone grond te verzetten tussen zones van de bodemkwaliteitskaart zonder certificaat of partijkeuriqg, mits dit grondverzet gemeld wordt en de melding wordt vergezeld van de resultaten van een historisch onderzoek (conform NEN 5725) waaruit blijkt dat de herkomstlocatie onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. 3. Grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan mag plaatsvinden tot een maximale diepte van 2,O m - mv. Ingeval de diepere ondergrond dezelfde bodemopbouw heeft als de ondiepere ondergrond en er geen ondergrondse bronnen van bodemverontreiniging aanwezig zijn kan het grondverzet ook tot een grotere diepte plaatsvinden. 4. Minerale olie wordt niet meegenomen in de classificatie van de bodemkwaliteit binnen de onderscheiden zones en dus ook niet voor het grondverzet. Grondverzet kan dus altijd plaatsvinden tenzij sprake is van het hieronder genoemde punt 5.

3 Volgvei 3 5. Indien in de toe te passen grond tot boven de streefwaarde verhoogde gehalten aan minerale olie zijn gemeten welke niet zijn veroorzaakt door van nature aanwezige organische componenten, maar door verontreiniging met brandstofproducten (zoals is af te leiden uit het historisch onderzoek, het olie-gaschromatogram en de ketenlengte), is de grond niet toepasbaar binnen de gemeente Haarlemmermeer in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet. 6. Indien de op te brengen partij grond verontreinigd is met een parameter die niet is opgenomen in de bodemkwaliteitskaart, is toepassing in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet alleen mogelijk indien de gemiddelde gehalten kleiner zijn dan twee maal de SW1. 7. De gemeente Haarlemmermeer hanteert bij het toelaten van uitwisseling tussen de licht verontreinigde zones (mits P95 CT ) het stand-still principe of zoneniveau. 8. De gemeente Haarlemmermeer beschouwt grond met meer dan 10% bijmengingen niet meer als grond, maar als een mengsel. Partijen grond welke meer dan 10 % (op basis drooggewicht) bodemvreemde bijmengingen bevatten, mogen niet worden toegepast als bodem in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet. Toepassing van dergelijk materiaal zal door de gemeente worden beschouwd als het storten van afval op of in de bodem. 9. Indien tijdens de uitvoering van het grondverzet uit zintuiglijke waarnemingen blijkt dat de grond mogelijk verontreinigd is, dient deze partij grond in depot te worden gezet. Door middel van monstername en analyse op voorgeschreven wijze dient de kwaliteit van de betreffende partij grond te worden vastgesteld. 10. De bouwstoffencoördinator kan een bodemkwaliteitskaart, mits opgesteld conform de Interim richtlijn, van een andere gemeente of van de luchthaven Schiphol (NVLS) in combinatie met historische gegevens over de herkomstlocatie accepteren als overig bewijsmiddel indien een formele overeenkomst met wederzijds geaccepteerde grondstromenmatrix aanwezig is. Hierbij moeten de zonegemiddelden, omgerekend naar standaardbodem, vergeleken worden met die van de zone van toepassing. 11. Onder verdachte locaties worden die locaties verstaan waar op grond van historisch onderzoek of waarneming op de locatie de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn geraakt. De volgende locaties worden door de gemeente Haarlemmermeer in ieder geval (categorisch) als verdacht aangemerkt a. de erven en ontsluitingswegen van (voormalige) boerderijen, inclusief met puin verharde landbouwwegen, dammetjes en met verdacht materiaal gedempte sloten. Bij de boerderijen worden bovendien vaak nog niet bekende ondergrondse tanks aangetroffen; b. de erven van woningen aan oude polderwegen, waarvoor vaak hetzelfde geldt als de boerderijen; c. de erven van dijkwoningen welke vaak zijn opgehoogd met verdachte materialen, en waar in veel gevallen langdurig kolenas is verspreid; d. locaties waar ondergrondse olietanks aanwezig zijn welke nog niet afdoende gesaneerd zijn of gecontroleerd worden conform het BOOT

4 Volgvei 4 (Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks, VROM, 1998), of waar bovengrondse olietanks aanwezig zijn (geweest) zonder afdoende bodembeschermende voorzieningen; e. alle bedrijventerreinen waar gewerkt wordt of werd met bodembelastende stoffen zoals tankstations, garagebedrijven, chemische wasserijen en bedrijfsmatige oliestookinstallaties of motorbrandstofinstallaties. Hieronder vallen in ieder geval alle bedrijfsactiviteiten welke een voorlopige klasse 3 of hoger hebben conform de methodiek van de Uniforme Bron Indeling (UBI) (bron 25); f. alle percelen welke zijn verhard of opgehoogd met verdachte materialen, zoals puin van onbekende kwaliteit, slakken of sintels van onbekende kwaliteit (waarvoor geen bewijsmiddel conform het Bsb voorhanden is), teerhoudend asfalt, A V/-bodemas e.d.; g. alle locaties welke in het verleden zijn gesaneerd, en waar mogelijk restverontreiniging is achtergebleven; h. asbestverdachte locaties (hiervoor is provinciaal beleid in voorbereiding); i. Lisserbroek; vanwege verdenking op het voorkomen van asbest. 12. Als grond vrijkomt ter plaatse van een lokale verontreiniging dient de kwaliteit van de vrijkomende grond door middel van onderzoek te worden bepaald voordat de grond kan worden hergebruikt. 13. De bermen en directe ondergrond (0,5 m) van de oude polderwegen zijn uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart. Van alle overige wegen wordt de zonekwaliteit aangehouden van de zone waarbinnen de wegen gelegen zijn. 14. Hergebruik van grond afkomstig uit de bermen of de directe ondergrond van de oude polderwegen kan alleen plaatsvinden na het uitvoeren van een partijkeuring. Voor hergebruik binnen de gemeente in de berm van dezelfde of een andere oude polderweg kan -na overleg met de bouwstoffencoördinator -worden volstaan met een indicatieve partijkeuring. 15. Gesaneerde locaties kunnen onderdeel gaan uitmaken van de zone waarin zij gelegen zijn. Dit is met name van belang indien op de locatie (grootschalig) grondverzet gepleegd gaat worden. Hiervoor dient na de sanering een zogenaamd "inkeuronderzoek" uitgevoerd te worden. De gesaneerde locatie oftewel het niet gezoneerde perceel wordt in dat geval onderzocht conform de strategie NEN-5740 voor onverdachte locaties. 16. Locaties die gesaneerd zijn, maar waarbij een restverontreiniging is achtergebleven met brandstofproducten of met componenten waarvoor de bodemkwaliteitskaart is opgesteld met gehalten boven de gemiddelde waarden van de zone komen per definitie niet in aanmerking voor opname in die zone. In dat geval is het uitvoeren van een inkeuronderzoek niet relevant. 17. Indien op een locatie na sanering restverontreiniging aanwezig is met andere stoffen dan waarvoor de bodemkwaliteitskaart is opgesteld, komt de locatie niet in aanmerking voor opname binnen de zone.

5 Volgvei Kleine partijen grond (tot maximaal 20 m3 per locatie) afkomstig van onderhoudswerkzaamheden in de openbare ruimte, mogen binnen de zone van herkomst (dus ook binnen zone BI: Dit is de kern Hoofddorp en overige kleine kernen die als oud stedelijk gebied zijn gekenmerkt) vrij worden toegepast, zonder analyse en zonder melding. Indien de partijen buiten de zone van herkomst worden toegepast is de vrijstelling van melding en analyse niet van toepassing. 19. Voor partijen afkomstig van locaties met bijzondere omstandigheden is de vrijstelling niet van toepassing. De betrokken partijen zijn dus niet vrijgesteld van het benodigde vooronderzoek naar mogelijke bijzondere omstandigheden, en evenmin van aansprakelijkheid bij gemaakte (verwijtbare) fouten. 20. Het kan voorkomen dat (grootschalig) grondverzet van een licht verontreinigde zone naar een schone zone gewenst is. Dit is op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet niet toegestaan op basis van het stand-still principe. Voor die situaties waarbij het op basis van bodemonderzoeksresultaten en historisch onderzoek aannemelijk kan worden gemaakt dat de vrijkomende grond (uit de oorspronkelijk licht verontreinigde zone) toch (MVR-)schoon zal zijn is een alternatieve strategie, gebaseerd op de werkwijze volgens de Interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten, mogelijk. 21. Het materiaal waarmee de demping van een oppervlaktewater wordt uitgevoerd wordt beoordeeld door het bevoegd gezag van het Bouwstoffenbesluit voor de landbodem. Het toepassen van grond als dempingmateriaal van de sloot dient derhalve gemeld te worden bij de gemeente of bij de provincie op terreinen binnen de bodemkwaliteitskaart van de luchthaven Schiphol. Een melding bij de waterkwaliteitsbeheerder is niet (meer) nodig. 22. Het volgende beleid met betrekking tot vrijstellingen van bodemonderzoek in het kader van de bouwvergunningaanvraag wordt gehanteerd: a. In zone B6 (plan-bkk gebieden) geldt voor de huidige bodembeheerplanperiode een algehele vrijstelling voor historisch- en bodemonderzoek bij bouwvergunningaanvragen. b. In de schone en MVR-schone zones kan alleen een vrijstelling voor bodemonderzoek in het kader van de bouwvergunningaanvraag worden verleend indien: uit actueel historisch onderzoek blijkt dat de locatie niet verdacht is van bodemverontreiniging én de bouwlocatie (inclusief tuin) niet eerder bebouwd is geweest. 23. De gemeente beschouwt de bodemkwaliteitskaart y& als voldoende bewijsmiddel in plaats van een partijkeuring mits het toepassen naar analogie van de meldingsregeling Vrijstellingsregeling grondverzet schriftelijk wordt gemeld (tenminste 5 werkdagen voor toepassing met behulp van het standaardformulier).

6 Volgvei 6 De beslispunten 7, 8, 9, 11, 12 en19 zijn reeds in 2002 vastgesteld. Het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart worden thans herzien De voornoemde punten zijn ongewijzigd in het onderliggende bodembeheerplan en in deze nota overgenomen. Reden dat zij nu in deze nota weer als beslispunten zijn opgenomen is om een overzichtelijk geheel te verkrijgen. Effecten Bij de doelstelling van deze nota is aangegeven welke effect het vaststellen van het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart tot gevolg zal hebben. Middelen De activiteiten die uit het vaststellen van deze nota voortvloeien vallen binnen de reguliere werkzaamheden en binnen de werkzaamheden die in het kader van het ISV worden uitgevoerd. Ze kunnen uit de reguliere afdelingsmiddelen en het ISV-budget bekostigd worden. Evaluatie Het Bodembeheerplan en de bijbehorende bodemkwaliteitskaart zijn van kracht vanaf het moment van goedkeuring van B&W voor een periode van vijf jaar. In principe vindt evaluatie na deze periode plaats. Wanneer door wijziging van relevante bodemkwaliteitsgegevens, grootschalig grondverzet, wijziging in regelgeving of aanpassing van zone-indeling, eerdere evaluatie van het bodembeheerplan noodzakelijk is, zal hiertoe overgegaan worden. Communicatie Dit Bodembeheerplan is vooraf afgestemd met de provincie Noord-Holland, op grond van de haar toebedeelde taken in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet, de beleidsnota actief bodembeheer en als bevoegd gezag voor het beheersgebied Schiphol. Tevens heeft overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Rijnland. Ten behoeve van de externe communicatie zullen tevens de betrokken externe overheden en belanghebbenden (zoals Hoogheemraadschap Rijnland, politie, provincie Noord-Holland, Luchthaven Schiphol, projectbureau Haarlemmermeer Groen, Dienst Landelijk Gebied, de Grondbank Nederland, N.V. Afvalzorg) geïnformeerd worden. De publieksbalie van de sector Vergunningen & Handhaving (bouw en milieu), de algemene publieksbalie en het steunpunt bedrijven zullen eveneens schriftelijk geïnformeerd worden, waarbij de belangrijkste regels in kort bestek worden toegelicht. Tevens zal er in de gemeentekrant gepubliceerd worden. Een samenvatting van het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart, alsmede het standaard meldingsformulier, komt beschikbaar op de internetsite van de gemeente Haarlemmermeer.

7 Volgvei 7 Besluit Op grond van het voorgaande hebben wij besloten om: - In te stemmen met het bodembeheerplan gemeente Haarlemmermeer ; - de bodemkwaliteitskaart vast te stellen; - de in deze nota genoemde beleidsuitgangspunten voor de periode vast te stellen; - het presidium voor te stellen deze nota ter kennisname aan te raad te sturen en het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart in raadsportefeuille ter inzage te leggen ~ur~emeestfidzan Haarlemmermeer, Eijlage(n) Bodembeheerplan Haarlemmermeer