3 FEB, Ministerie van Economische Zaken. Procedure. Bevoegdheid. Datum

Transcriptie

1 Ministerie van Economische Zaken > Retouradres Postbus EK Den Haag Directoraat-generaal Natuur Bezoekadres Bezuidenhoutseweg AC Den Haag Postadres Postbus EK Den Haag Factuuradres Postbus BD Den Haag Datum 3 FEB, 2015 I3etreft Vergunning Nb-wet 1998; zandsuppletie Vlieland Oost; Noordzeekustzone Overheidsidentificatienr T (algemeen) Geachte Bij brief van 23 juli 2014 verzoekt u mij aan Rijkswaterstaat Zee en Delta een vergunning te verlenen op grond van de Natuur-13eschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) voor zandwinning, zandtransport en zandsuppletie (geulwandsuppletie) voor de kust van Vlieland Oost. Dit project heeft mogelijke Ons kenmerk DGNR-RRE / Uw kenmerk RWS-2014/33618 Bij1age(n) 1 gevolgen op de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Waddenzee. Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998 heeft u uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveercl. Procedure Op 4 september 2014 ontving ik uw aanvraag. Bij brief van 11 septernber 2014 (kenmerk: DGNR-RRE/ ) heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. Bij brief van 29 oktober 2014 (kenmerk: DGNR-RRE/ ) heb ik u verzocht de aanvraag aan te vullen. De gevraagde aanvulling heb ik van u op 25 november 2014 (kenmerk: DGN&R/ ) ontvangen. Bij brief van 16 december (kenmerk: DGNR-RRE/ ) heb ik besloten de besluitvormingstermijn voor uw aanvraag te verlengen met dertien weken. Bevoegdheid De voorgenomen activiteit valt onder artikel 2 aanhef en sub p, van het Besluit vergunningen Nb-wet 1998 (hierna: het Besluit) (Staatsblad 2005, nr. 594; het laatst gewijzigd per 7 oktober 2012, Staatsblad 2012, nr. 612), luidend: 'activiteiten ten aanzien van (...) het voorkomen of tegengaan van landwaartse verplaatsing van de kustlijn als bedoeld in artikel 2.7 van de Waterwet.(...)'. Op deze basis en artikel 19d, lid 5, van de Nb-wet 1998, is de Minister van Economische Zaken (EZ) bevoegd tot vergunningverlening op basis van artikel 19d van de Nb-wet Op basis van de portefeuilleverdeling tussen de Minister van EZ en de Staatssecretaris van EZ is deze Bevoegdheid belegd bij de Staatssecretaris. Pagina 1 van 6

2 Ons kenmerk De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op onder 'wet- en regelgeving'. DGNR-RRE / Besluit Met de door u uitgevoerde passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f van de Nb-wet 1998 is de zekerheid verkregen dat met het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, gelet op de relevante instandhoudingsdoelstellingen, met uitzondering van de doelstellingen zoals bedoeld in artikel loa, lid 3, van de Nbwet 1998, en met inachtneming van de weergegeven voorschriften, waaronder mitigerende maatregelen, geen aantasting zal optreden van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natu'ra 2000-gebieden Noordzeekustzone en Waddenzee. Tevens is met de inhoud van de betreffende passende beoordeling de zekerheid verkregen dat de aangevraagde activiteit de wezenlijke kenmerken van de voormalige natuurrnonumenten Waddenzee, Neerlands Reid, Boschplaat, Dollard, Kwelders langs de noordkust van Friesland, Kwelders langs de noordkust van Groningen, Noord-Friesland Buitendijks en Schorren van Eendracht en Vlakte van Kerken niet zal aantasten. Deze conclusie geldt nadrukkelijk vanuit de door mij specifiek hiertoe geformuleerde vergunningvoorschriften ter bescherming van de in de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Waddenzee en de voormalige beschermde natuurmonumenten Waddenzee, Neerlands Reid, Boschplaat, Dollard, Kwelders langs de noordkust van Friesland, Kwelders langs de noordkust van Groningen, Noord-Friesland Buitendijks en Schorren van Eendracht en Vlakte van Kerken aanwezige beschermde waarden. Gelet op de bepalingen van de Nb-wet 1998 en de in de bijlage vermelde overwegingen besluit ik derhalve Rijkswaterstaat Zee en Delta de gevraagde vergunning ingevolge artikel 19d van de Nb-wet 1998 te verlenen onder de navolgende voorschriften en beperkingen. Voor een weergave van de inhoud van de aanvraag en de relevante wet- en regelgeving alsmede het van toepassing zijnde beleid verwijs ik naar de bijlage bij dit besluit. In dezelfde bijlage treft u voorts mijn inhoudelijke overwegingen die aan dit besluit ten grondslag liggen aan, evenals een weergave van de diverse zienswijzen en mijn reactie daarop. De bijlage maakt onderdeel uit van dit besluit. De aanvraag en de door u aangeleverde passende beoordeling maken geen integraal onderdeel uit van onderhavig besluit. Deze documenten zijn door u opgesteld en aan mij verstuurd. Ik voeg ze dan ook niet bij dit besluit. Pagina 2 van 6

3 Ons kenmerk Voorschriften en beperkingen DGNR-RRE / Ter bescherming van de in de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Waddenzee aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen. A lgemeen 1. Deze vergunning staat op naam van of diens rechtsopvolger. 2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning. 3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een kopie van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende onderdelen (zie onder "besluit'), en tonen deze op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren. 4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven. 5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal een week voor de aanvang ervan schriftelijk of per (nbwetteam minez.n1) gemeld aan de Staatssecretaris van Economische Zaken of diens rechtsopvolger (hierna: het bevoegd gezag), ter attentie van het Nb-wetteam, onder vermelding vande vaartuignummers van de voor de zandwinning en zandsuppletie in te zetten schepen. 6. De vergunde activiteit wordt overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende passende beoordeling uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of passende beoordeling met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, prevaleren deze laatste. 7. In afwijking van voorschrift 6 mag een activiteit in afwijking van de aanvraag en/of het vergunde worden uitgevoerd indien en voor zover deze afwijking naar het oordeel van het bevoegd gezag niet leidt tot andere of grotere nadelige effecten op de relevante beschermde waarden van het betrokken Natura 2000-gebied ten opzichte van een uitvoering conform de aanvraag. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag en/of het vergunde dient 4 weken voor de start van de werkzaamheden schriftelijk of per (nbwetteam minez.n() te worden gemeld aan het bevoegd gezag en kan slechts plaatsvinden na u)tdrukkelijk verkregen schriftelijke instemming van of namens het bevoegd gezag. 8. Bij opgetreden incidenten moet worden gehandeld conform de daarbij van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Tevens wordt in het kader van deze vergunning per direct schriftelijk of per (nbwetteam minez.n1) melding over de aard en omvang van het incident gedaan aan het bevoegd gezag (t.a.v. het Nb-wet team) onder overlegging van alle relevante gegevens. Onder incident wordt in dit verband verstaan 'een onvoorziene gebeurtenis Pagina 3 van 6

4 Ons kenmerk waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde DGNR-RRE / gebied is of kan worden toegebracht' (bijvoorbeeld wanneer onbedoeld schadelijke stoffen in het milieu vrijkomen.) 9. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag. 10. Al le door of namens het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd. 11. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beeindigd, wordt dit uiterlijk binnen een week schriftelijk of per (nbwetteam@minez.n1) gemeld aan het Nb-wetteam. Nadere inhoudelijke voorschriften 12. De schepen die gebruikt worden voor de zandwinning en zandsuppletie, dienen een werkzame en ingeschakelde black-box aan boord te hebben. Het bevoegde gezag kan de vergunninghouder schriftelijk verzoeken om uitlezing van de black-box, indien er aanwijzingen zijn dat in strijd met deze vergunning is gehandeld. De vergunninghouder zal het bevoegde gezag (t.a.v. het Nb-wet team) binnen de daartoe door hen gestelde termijn schriftelijk informeren over de resultaten van voornoemde uitlezing. 13. De schepen varen vanaf de vvinlocatie via de nautisch-technisch kortst mogelijke weg naar de suppletielocatie. 14. De schepen die het zand transporteren, dienen een afstand van minimaal 500 meter tot concentraties zwarte zee-eenden, toppereenden en eidereenden aan te houden en minimaal meter tot concentraties roodkeelduikers en parelduikers. 15. Het gebruik van geluidsapparatuur, anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden de veiligheid betreffende, is niet toegestaan. 16. Tijdens het transport en de suppletie wordt de eventueel benodigde werkverlichting zodanig geplaatst en afgeschermd dat alleen het werk wordt verlicht en hinderlijke lichtuitstraling naar beschermde soorten wordt vermeden. Het wijzigen of in trekken van de vergunning 17. De voorschriften en beperkingen waaronder deze vergunning is verleend, kunnen worden gewijzigd of aangevuld indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit eigen waarneming of anderszins blijkt dat de vergunde activiteit andere of nadeliger gevolgen heeft voor de relevante beschermde waarden dan die welke bij het nemen van dit besluit op basis van de op dat moment beschikbare informatie werden verwacht. 18. Indien op enig moment mocht blijken dat de vergunde activiteit zodanige schade aan de relevante beschermde waarden dreigt toe te brengen en het geven van aanwijzingen, het wijzigen of aanvullen van de voorschriften of beperkingen deze schade niet kan voorkomen, dan kan deze vergunning worden ingetrokken. Pagina 4 van 6

5 Ons kenmerk 19. Voordat tot wijziging van vergunningvoorschriften of (gedeeltelijke) DGNR-RRE / intrekking van de vergunning wordt overgegaan, wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen (tenzij spoedeisendheid tot onmiddellijke intrekking c.q. wijziging noodzaakt). Toezich t 20. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s). 21. Vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning, met name de voorschriften 5 en 12 tot en met 16, zijn opgenomen. Looptijdigeldigheid 22. De vergunning is geldig van 1 januari 2015 tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt bee'indigd (zie voorschrift 11), doch uiterlijk tot en met 31 december 2016 dan wel tot het moment van inwerkingtreding van het Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone als dit eerder is den 31 december O verige voorschriften 23. Het niet naleven van de voorschriften van deze vergunning kan, naast intrekking van de vergunning, ook eventuele strafvervolging tot gevolg hebben. Kennisgeving Conform artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998, zijn afschriften van deze vergunning verzonden aan: provincie Fryslan, gemeente Vlieland, Friese Milieufederatie, Stichting Duinbehoud, Stichting Wad, Vogelbescherming Nederland, de Waddenvereniging en Stichting De Noordzee. Hoogachtend, Sharon A.M. Dijksma Staatssecretaris van Economische Zaken Bijlage: Inhoudelijke overwegingen Pagina 5 van 6

6 Ons kenmerk Bezwaar DGNR-RRE / Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij: De Staatssecretaris van Economische Zaken Rijksclienst voor Ondernemend Nederland afdeling Juridische Zaken Postbus DE Zwolle Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten: a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en d) de gronden van bezwaar. Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen. Publicatie besluit Op grond van artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998 en artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het ministerie van Economische Zaken onderhavig besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Nb-wet 1998, waaronder onderhavige, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op Pagina 6 van 6

7 Ministerie van Economische Zaken bijlage Inhoudelijke overwegingen Zandsupple tie Vlieland Oost Directoraat-generaal Natuur Bijiage nummer Horend bij kenmerk Datum 1 DGNR-RRE/ Contactpersoon DE AANVIRAAG Rijkswaterstaat Zee en Delta vraagt een vergunning aan op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) voor zandwinning, zandtransport en zandsuppletie voor de kust van Vlieland Oost. Rijkswaterstaat voert sinds 1990 in het kader van het kustbeleid jaarlijks zandsuppleties uit op en vlak voor de Nederlandse Noordzeekust. In dit geval gaat het om een vooroeversuppletie ter plaatse van Vlieland Oost tussen km. raai 5059 en km. raai De totale hoeveelheid zand bedraagt circa m3. De vergunning wordt aangevraagd van 1 januari 2015 tot en met 31 december Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit wordt kortheidshalve verwezen naar de passende beoordeling behorende bij de aanvraag. Belang van de aanvrager De aanvrager heeft, conform artikel 41, lid 1 van de Nb-wet 1998, het belang dat hij heeft bij de vergunning gemotiveerd. Rond Vlieland Oost treedt al jarenlang structurele erosie op. Volgens de aanvrager moet een onderwatersuppletie tegen de geulwand van het Stortemelk worden uitgevoerd om voornoemde geul uit de kust te houden, waardoor de veiligheid en de andere functies van de kust beter gewaarborgd kunnen worden. Hiermee is naar mijn mening het belang voldoende gemotiveerd. WETTELUK KADER Natura 2000-gebied In relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden zijn in deze relevant de artikelen 19d (lid 1), 19f (lid 1) en 19ia van de Nb-wet Beschermd Natuurmonument In relatie tot het betrokken natuurmonument zijn relevant de artikelen 10a (lid 1 en lid 3), 15a (lid 2) en 60 van de Nb-wet Pagina 1 van 10

8 De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op 'wet- en regelgeving'. BELEID De aangevraagde activiteit zoals omschreven in dit besluit past binnen het relevante vastgestelde beleid, hieronder weergegeven: Structuurvisie Infras tructuur en Ruim te Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld, als opvolger van de Nota Ruimte. Volgens de structuurvisie is het Rijk verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van de in internationaal verband aangegane verplichtingen, inclusief Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het Rijk stelt kaders waarbinnen de provincies een provinciaal en landsgrensoverschrijdend natuurnetwerk, zijnde de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur begrenzen, beschermen en onderhouden. Tot de herijkte EHS behoren de Natura 2000-gebieden, de Nationale Parken, de Noordzee en de grote wateren inclusief de grote rivieren. De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime in relatie tot de wezenlijke kenmerken en waarden. Het gaat daarbij om: waardevolle aspecten zoals natuurschoon, schoon water, het aanwezig zijn van bepaalde plant- of diersoorten, gebieden van aardwetenschappelijk belang en het afwezig zijn van Iawaai. In de Structuurvisie staat ten aanzien van de aangevraagde activiteit - voor zover in het onderhavige geval van belang - het volgende verrneld. "Het R ijk bescherm t de prima ire wa terkeringen (dijken, dammen, kunstwerken en duinen) die in beheer zijn bij het Rijk evena ls het kustfundamen t. Ook stelt het Rijk de normen voor de primaire wa terkeringen, ook die in beheer bij wa terschappen. Prima ire wa terkeringen b ieden, in combina tie met de hoge gronden, bescherm ing tegen overstrom ing vanuit de buitenwa teren (de wa teren waarvan de wa terstand direct bein vloed wordt b ij storm vloed of hoge wa terstanden van de gro te rivieren, het Ilsse lmeer, het Markermeer en de zee). De staa t van de prima ire keringen wordt in een meerjaarlijkse toetsing in beeld gebrach t. In het Deltaprogramma worden de opga ven voor de prima ire keringen voor de ko rte en lange term ijn inzich te lijk gemaakt. Het beleid om de hoogte van het kustfundamen t te la ten meegroeien met de zeespiegelstijging door zand toe te voegen wordt doorgeze t. Daarbij wordt zo vee l moge lijk gebruikgemaakt van de na tuurlijke dynam iek van he t zandige sys teem van de kust (zandbewegingen door go lven, stroom, wind). Om dit sys teem integraal te kunnen beheren, wordt het kustfundament ruimtelijk beschermd met een ija - m its, nee - tenzij '-regime (conform Na tionaa l Wa terp lan). In het na tiona le Deltaprogramma werken de gezamen lijke overheden onder regie van de Deltacomm issaris aan een to taa lpakke t van wa ter- en ruim telijke op lossingen om Nederland vanaf ook voor de volgende genera ties te beschermen tegen hoogwa ter en te zorgen voor vo ldoende zoe t wa ter. Daarbij wordt nagegaan of de bestaande normen, regels en afspraken me t be trekking to t de wa terveiligheid, zoetwa tervoorzien ing en de ruim te lijke inrich ting daarvan aangepast moe ten worden. Randvoorwaarde daarbij is da t afwen teling op andere partijen, gebieden en toekomstige genera ties wordt voorkomen en da t de lopende Pagina 2 van 10

9 uitvoeringsprogramma 's zijn uitgevoerd. Het Deltaprogramma om va t versch illende deelprogramma 's. Het deelprogramma Kust rich t zich op het formuleren van een stra tegie voor de lange term ijn veiligheid van de kust in samenhang met andere on twikkelingsmogelijkheden " Na tionaal Wa terplan In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is Het plan geeft op hoofdlijnen aan Welk beleid het Rijk in de periode voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacornmissie in Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Het Nationaal Waterplan verwijst naar het Hoogwaterbeschermingsplan en baseert de te maken keuzes op diverse klimaatscenario's. In relatie tot de kust zegt het plan het volgende: "Het kab inet kiest ervoor de hoogte van het kustfundamen t te la ten meegroeien met de zeespiegelstijging door zand toe te voegen. Dit gebeurt zoveel mogelijk door zand op een na tuurlijke wijze langs de kust te verspreiden en verp laa tsen. Daamaast kiest het kab in et ervoor gebieden in samenhang te on twikke len. In het bes taande kus tgeb ied moe ten na tuur, econom ie en toeganke lijkheid en bere ikbaarheid zich daardoor evenwich tig kunnen on twikkelen. Om in de toekomst meer ruim te te b ieden voor functies in h e t kustgeb ied, heeft de Deltacomm issie de suggestie gedaan de kustlijn uit te bouwen. Het rijk doet in het kader van het Deltaprogramma een verkenning naar de haalbaarheid hiervan. " Beleidsno ta Noordzee De toenmalige Minister yap Verkeer en Waterstaat heeft in december 2009 de Beleidsnota Noordzee vastgesteld. De nota die geldt voor de periode , is een bijlage bij het Nationaal Waterplan en heeft tot doel om transparantie te bieden over de beleidskeuzen in het Nationaal Waterplan over het Noordzeebeleid van het rijk. De beleidsnota formuleert de volgende algemene beleidskeuze voor de Noordzee: "Het kabinet kiest voor een duurzaam, ruim te -efficien t en veilig gebruik van de Noordzee in e venwich t met het mariene eco -systeem zoa ls vastgelegd in de Kaderrich tlijn Wa ter, de Kaderrich tlijn Marlene Stra tegie en de Vogel- en Habita trich tlijn. Het doel is om het mariene ecosys teem te beschermen en te on twikkelen. ' Voor zandwinning en suppletie gelden conform de Beleidsnota Noordzee deze uitgangspunten: Pagina 3 van 10

10 U. Voldoende ruim te voor zandwinning ten behoeve van de kustbescherm ing, tegengaan van overstromingsrisico 's en ophoogzand voor op het land; Inzet op zand winnen dieper dan 2 meter, om de nega tie ve efecten van zandwinning te beperken en de besch ikbaarheid van zand tussen -20 meter diep telijn en de 12-m0Iszone zo lang mogelijk te garanderen. " VERGUNNINGPLICHT De aangevraagde activiteit vindt plaats in of nabij de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Waddenzee. Het gebied Waddenzee alsmede de gebieden Neerlands Reid, Boschplaat, Dollard, Kwelders fangs de noordkust van Friesland, Kwelders langs de noordkust van Groningen, Noord-Friesland Buitendijks en Schorren van Eendracht en Vlakte van Kerken (alle gelegen binnen het Natura 2000-gebied Waddenzee) zijn aangewezen als beschermd natuurmonument. Een deel van de Boschplaat is ook gelegen binnen het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Ik stel vast dat de aangevraagde activiteit mogelijk de natuurlijke waarden en kenmerken van de bovengenoemde beschermde Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten kan aantasten. Om die reden ben ik van mening dat de voorgenomen activiteit vergunningplichtig is onder de Nb-wet PASSENDE BEOORDELING Beheerplan In dit geval kan vastgesteld warden dat ten aanzien van de voorgenomen activiteit, op het moment van besluitvorming, geen beletsel voortvloeit uit enig beheerplan op basis van de Nb-wet Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van de Natura beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee. Binnen deze beheerplannen zullen de reguliere strand- en vooroeversuppleties, inclusief de zandwinning en transport, worden gereguleerd. Tot het moment van vaststellen van de voornoemde beheerplannen dient onderhavige vergunhing ter overbrugging. Volgens de meest recente planning worden de ontwerpversies van beide hiervoor genoemde beheerplannen in de loop van 2015 vastgesteld. Geen beheer De voorgenomen activiteit vormt een project dat geen direct verband heeft met of nodig is voor het beheer van de betrokken Natura 2000-gebieden. De voorgenomen activiteit is voorts nog niet eerder beoordeeld in het kader van de Nb-wet Mogelijk significante gevolgen Op grond van artikel 19f, lid 1, van de Nb-wet 1998 in combinatie met artikel 19g, lid 1, van de Nb-wet 1998 dient een passende beoordeling aangeleverd te worden door de initiatiefnemer. Het Europese Hof van Justitie heeft in haar uitspraak van 7 september 2004 aangegeven dat een passende beoordeling slechts dan achterwege kan worden gelaten indien op grond van objectieve gegevens kan Pagina 4 van 10

11 worden uitgesloten dat uitvoering van de werkzaamheden afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor dat gebied. In dit geval kunnen dergelijke gevolgen niet bij voorbaat uitgesloten worden. Ik concludeer dat een passende beoordeling vereist is. De aanvrager heeft een passende beoordeling bij de aanvraag gevoegd. De gevraagde vergunning kan slechts verleend warden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de beschermde waarden van het desbetreffencle gebied niet aangetast zullen worden. De diverse beschermde waarden van de betrokken Natura 2000-gebieden staan vermeld op httii:// BEOORDELING EFFECTEN Algemeen De bij de aanvraag gevoegde passende beoordeling biedt de grondslag voor de (nadere) vaststelling van de aard en omvang van de effecten (mede gelet op de eventuele cumulatie van effecten) en de wijze waarop in mitigatie is voorzien. In de passende beoordeling zijn de effecten getoetst aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit. Afbakening In deel 1 van de passende beoordeling is voor alle vergunningaanvragen geinventariseerd welke typen effecten as gevoig van de in uit te voeren zandsuppleties mogelijk van invloed kunnen zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van de habitattypen en soorten die op grond van de aanwijzingsbesluiten van de betrokken Natura 2000-gebieden worden beschermd. In deel 1 zijn mogelijke effecten nader geanalyseerd en is van een aantal van deze effecten beargumenteerd uitgesloten dat er significante gevolgen op de genoemde instandhoudingsdoelstellingen kunnen optreden. De resterende mogelijke effecten op een aantal beschermde habitattypen en soorten zijn onderzocht in een locatie specifieke passende beoordeling van de zandsuppletie voor de kust van Vlieland Oost (deel 2). Het betreft een beoordeling van de gevolgen van deze zandwinning, -transport en -suppletie op een aantal beschermde habitattypen en soorten in de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Waddenzee. Ten behoeve van de beoordeling van de effecten is in deel 2 van de passende beoordeling geinventariseerd welke in redelijkheid denkbare typen effecten onderzocht moeten worden. Het gaat om: a. Visuele verstoring door aanwezigheid van mensen en machines alsmede geluid, trillingen en licht; Pagina 5 van 10

12 b. Verandering van sedimenttransport; C. Verandering geomorfologie van zeebodem; d. Aantasting beschermde habitat; e. Vernietiging organismen. Het onder a genoemde effect speelt alleen bij zandwinning. De effecten zoals genoemd onder b tot en met e spelen in relatie tot zandwinning, zandtransport en zandsuppletie. De natuurwaarden die door de genoemde effecten beinvioed kunnen worden, zijn 1. Habitattypen permanent overstroomde zandbanken, ge tijdengebied (H A) en Noordzee kus tzone (H ) ; 2. Habitatsoorten grijze zeehond gewone zeehond; 3. Vogelrichtlijnsoorten, niet-broedvogels: roodkeelduiker; parelduiker; toppereend; eidereend; zwarte zee-eend. Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied dat door de aangevraagde activiteit beinvloed zou kunnen worden, in de passende beoordeling op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. De in de passende beoordeling geselecteerde relevante beschermde habitattypen en soorten merk ik als volledig en juist aan. Mogelijke effecten en mitigatie Ik beoordeel hieronder de effecten van de zandsuppletie (inclusief zandwinning en -transport) op de instandhoudingsdoelstellingen van de relevante beschermde habitattypen, Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijnsoorten. Habitattypen Permanen t o verstroomde zandbanken (H A +B) De passende beoordeling geeft aan dat het transporteren van zand geen effect heeft op H1110, omdat er voor het bereiken van de suppletielocatie geen geleidegeul hoeft te worden gegraven. Significant negatieve effecten op H1110A en H1110B door het suppleren van zand zijn uit te sluiten, omdat de geulwandsuppletie geen effecten heeft op de kwaliteitseisen van dit habitattype, zijnde het voorkomen van sublitorale mosselbanken in diverse stadia van ontwikkeling, de biomassa van vis, de bodemlevensgemeenschap en de kraamkamer voor vis. De steile geulwand behoort niet tot het typische habitat van H1110. De grate diepte van de geul en de sterke stroming zorgen voor een lage bodemdiversiteit. Ik onderschrijf bovenstaande argumenten en ben met de aanvrager van oordeel dat het zandtransport en de geulwandsuppletie geen effect respectievelijk geen Pagina 6 van 10

13 significant negatieve effecten hebben op H1110A in Waddenzee en H1110B in Noordzeekustzone. Ik ben dan ook van oordeel dat het zandtransport geen belerrimering vormt voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstelling "behoud oppervlak en verbetering kwaliteit" van beide habitattypen in Waddenzee en Noordzeekustzone. Evenmin brengt het uitvoeren van de geulwandsuppletie voor de kust van Vlieland Oost de hiervoor aangehaalde instandhoudingsdoelstellingen voor H1110A in Waddenzee en H1110B in Noordzeekustzone in gevaar, omdat er enerzijds geen sprake is van oppervlakteverlies gezien de afwezigheid van het habitattype op de geulwand en anderzijds de locatie om dezelfde redenen en de ter plekke aanwezige hoge dynamiek ook niet geschikt is voor het realiseren van kwaliteitsverbetering. Habitatsoorten Gripe - en gewone zeehond Volgens de passende beoordeling kunnen effecten door zandtransport op zeehonden worden uitgesloten, omdat de Richel, zijnde de meest nabijgelegen zandplaat die dienst doet als rustplaats voor zeehonden, net buiten de L200 m verstoringscontour van de transportroute ligt. Ik kan mij vinden in bovenstaande overweging en ben met de aanvrager van oordeel dat het zandtransport geen effect op zeehonden zal hebben. De activiteit vormt dan ook geen belemmering voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstelling "behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie" voor gewone- en grijze zeehond in Noordzeekustzone respectievelijk "behoud omvang en kwaliteit voor behoud populatie" van grijze zeehond en "behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie" van gewone zeehond in Waddenzee. Vogelrichtlijnsoorten - Niet-Broedvogels Roodkeelduiker en parelduiker De passende beoordeling geeft aan dat significant negatieve effecten van zandwinning, zandtransport en zandsuppletie op foeragerende roodkeelduikers en parelduikers kunnen worden uitgesloten, omdat er bij de winning en het transport gezien de duur van de hele cyclus van zandwinning, -transport en -suppletie van enkele uren geen herhaaldelijke verstoring optreedt zodat op het water rustende duikers bij terugkomst van de hopperzuiger al lang zijn afgedreven. Weliswaar is er bij het suppleren sprake van een langere verstoring van duikers, omdat het schip circa 1,5 uur stil ligt, maar ook dit leidt niet tot een significant negatief effect. Herhaaldelijke verstoring van foeragerende duikers leidt wel tot effecten, waar hoge concentraties vogels locatie gebonden zijn. Echter, rond het zandwingebied L12H en op de locatie van de geulwandsuppletie zijn geen hoge concentraties, aan die locatie gebonden duikers waargenomen. Bovendien zijn duikers mobiel, verplaatsen zij zich over een bepaald gebied en hebben zij goede uitwijkmogelijkheden. Pagina 7 van 10

14 Ik onderschrijf de in de passende beoordeling gebruikte argumenten en ben met de aanvrager van mening dat significant negatieve effecten op roodkeelduiker en parelduiker kunnen worden uitgesloten. Ik ben ook van mening dat het winnen, transporteren en suppleren van zand geen belemmering vormt voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstelling "behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie" van beide duikers in Noorzeekustzone. Omdat roodkeelduiker en parelduiker relatief verstoringsgevoelig zijn en om te verzekeren dat bij het zandtransport voldoende afstand in acht wordt genomen ten opzichte van grote concentraties duikers verbind ik aan de vergunning een nader voorschrift. Toppereend, eidereend en zwarte zee -eend Blijkens de passende beoordeling kunnen significant negatieve effecten op zeeeenden (vnl. zwarte zee-eenden) ten gevolge van het zandtransport worden uitgesloten, doordat zij niet gebonden zijn aan de locaties van de transportroute en er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn door de aanwezigheid van Ensis in de directe omgeving. Hierdoor zal er geen herhaaldelijke verstoring op locatiegebonden zee-eenden optreden. Voor topper- en eidereend geldt overigens dat zij de Noordzeekustzone met name als uitwijk gebied gebruiken als er onvoldoende voedsel in de Waddenzee beschikbaar is. Dit in tegenstelling tot zwarte zeeeenden die vooral ten noorden van de Waddeneilanden worden waargenomen. Effecten van suppletiewerkzaamheden op topper- en eidereend kunnen worden uitgesloten, omdat de geul geen geschikte locatie is om te rusten en ook niet als foerageergebied door de geomorfologie (20 m diep en steile wand) en de hydrodynamische omstandigheden (hoge stroomsnelheden). Ik onderschrijf de in de passende beoordeling gegeven argumenten en ben met de aanvrager van oordeel dat significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten voor zwarte zee-eend in relatie tot zandtransport respectievelijk voor eidereend en toppereend in relatie tot zandtransport en zandsuppletie. Naar,mijn oordeel vormen deze activiteiten geen belemmering voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen "Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie" van toppereend, eidereend en zwarte zee-eend in Noordzeekustzone. Om verstoring van foeragerende zwarte zee-eenden, toppereenden en eidereenden tijdens het zandtransport te vermijden verbind ik aan de vergunning een nader voorschrift. Conclusie Naar mijn oordeel is, mede gelet op de instandhoudingdoelstellingen voor het betrokken Natura 2000-gebied, met de effecten zoals in hoofdstuk 5 van deel 1 en hoofdstuk 3 van deel 2 van de passende beoordeling zijn aangegeven, een volledig inzicht gegeven in de mogelijke effecten die in het bovenvermelde benvloedingsgebied zijn te verwachten als gevolg van de aangevraagde activiteit. De passende beoordeling is dan ook genoegzaam uitgevoerd en biedt de noodzakelijke basis voor de in artikel 19g, lid 1, van de Nb-wet 1998 genoemde verzekering. Pagina 8 van 10

15 Directoraat-generaal Natuur Directie Regio en Ruirntelijke Natuurmonumentwaarden Ten aanzien van de diverse flora en fauna zoals benoemd in het besluit tot aanwijzing van de gebieden Waddenzee en I3oschplaat als beschermd natuurmonument merk ik het volgende op. Deze waarden vallen voor een zeer groot deel binnen de beoordeling van de effecten in relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden Waddenzee en Noordzeekustzone. Naar mijn mening voorziet de voorgaande passende beoordeling ook in een toetsing die, qua algemene aannames en de diverse mitigerende maatregelen, ge.lding heeft voor de kenmerken en waarden van de betrokken natuurmonumenten. CUMULATIE Op basis van artikel 19f van de Nb-wet 1998 dient bij vergunningverlening voor projecten Of plannen een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve effecten indien deze projecten of plannen, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied. 1k heb hiervoor reeds geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteiten zelfstandig beschouvvd, niet kan leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de betreffende Natura 2000-gebieden of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor de betreffende gebieden zijn aangewezen. De passende beoordeling geeft aan dat alle winlocaties voor de periode , inclusief de zandwinning voor de Zwakke Schakel Hondsbossche - en Pettemer Zeewering, zijn meegenomen. Effecten op de' instandhoudingsdoelstellingen als gevolg hiervan kunnen worden uitgesloten, omdat de berekende effecten van slib door zandwinning blijkens de modelstudie voor de Noordzeekustzone (Schellekens, 2012) niet leiden tot effecten op de conditie en groei van Ensis ten opzichte van de autonome situatie en ook effecten op populatieniveau uitgesloten zijn. Ik concludeer dat binnen de aangeleverde passende beoordeling een volledige en juiste cumulatie-toetsing is uitgevoerd. AFWEGINGSKADER STRUCTUURVISIE INFRASTRUCTUUR EN RUIMTE Aangezien in dit geval het afwegingskader van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het afwegingskader van de Vogel- en Habitatrichtlijn volgt, is met het doorlopen van het afwegingskader, zoals opgenomen in de Nb-wet 1998, materieel aan de vereisten van het afwegingskader van de voornoemde structuurvisie. Met het doorlopen van de Nb-wetvergunningprocedure en het feit dat de winkavel waar de aangevraagde activiteit zal plaatsvinden, zeewaarts van de doorgaande NAP 20m dieptelijn ligt, wordt aan de voorvvaarden die aan deze activiteit gesteld worden in de Beleidsnota Noordzee, voldaan. Pagina 9 van 10

16 AFWEGINGSKADER PKB In de PKB is overwogen dat voor de bescherming van de natuurlijke waarden en kenmerken van de Waddenzee het afwegingskader van de Nb-wet 1998 van toepassing is. Met het doorlopen van het afwegingskader zoals opgenomen in artikel 19f, lid 1, van de Nb-wet 1998, is, materieel aan de vereisten van het PKB-afwegingskader voldaan. BESPREKING VAN DE INSPRAAK Naar aanleiding van deze aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, van de Nbwet 1998, de provincie Fryslan en de gemeente Vlieland in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Ingevolge artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de Friese Milieufederatie, Stichting Duinbehoud, Stichting Het Wad, Vogelbescherming Nederland en de Waddenvereniging in de gelegenheid gesteld tot het geven van een zienswijze betreffende de onderhavige aanvraag. Hierna volgt een weergave van de ontvangen zienswijzen. Daar waar opmerkingen en suggesties niet reeds hiervoor aan de orde zijn geweest of niet binnen mijn inhoudelijke overwegingen reeds aan deze inspraak volledig tegemoet is gekomen, volgt mijn reactie (cursief weergegeven). Inhoudelijk De provincie Fryslan (hierna: de provincie) geeft aan dat de passende beoordelingen geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen. Verder onderschrijft de provincie de in de passende beoordeling genoemde mitigerende maatregelen die volgens haar conform de (concept) beheerplannen Noordzeekustzone/Waddenzee zijn. Zij adviseert de mitigerende maatregelen in de voorschriften op te nemen. Ik heb de in de passende beoordeling opgenomen m itigerende maa tregelen in beginsel een op een vertaa ld in voorschriften. Waar n odig heb ik de inhoud van het voorschrift aangescherp t ten behoeve van een even tuele con tro le op naleving ervan. De overige aangeschreven partijen hebben niet gereageerd. CONCLUSIE Op grand van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan warden verleend. Pagina 10 van 10