Praktijkexamen Medische Kennis

Transcriptie

1 Praktijkexamen Medische Kennis Examentijd 45 minuten Examennummer kandidaat... Naam:(eerste naam voluit) Examenplaats:... Dit examen bestaat uit de volgende pagina's TEST-1 TEST-2 TEST-3 TEST-4 TEST-5 TEST-6 TEST-7 OMCIRKEL DE LETTER VOOR HET GOEDE ANTWOORD U dient, voordat u met uw werk begint, na te gaan of bovengenoemde pagina's inderdaad aanwezig zijn. Copyright Stichting BCE

2 Vraag 1 De grensstreng behoort tot: a. het vegetatieve zenuwstelsel b. de parasympathicus c. de sympathicus d. het animale zenuwstelsel Vraag 2 Wat is nefropexie: a. het vastzetten van de nier b. het aanwezig zijn van nierstenen c. verwijderen van de nier d. het verbrijzelen van nierstenen in het lichaam Vraag 3 De pylorus is de naam voor de afsluiting tussen: a. oesofagus en gaster b. ileum en colon c. gaster en duodenum d. pancreasbuis en ileum Vraag 4 De grijze stof van het C.Z.S.bevat: a. cellichamen en dendrieten b. mergschedes c. zenuwvezels d. neurieten Vraag 5 Onwillekeurig urineverlies bij kinderen noemen we : a. pollakisurie b. enuresis c. dysurie d. strangurie Vraag 6 Het mediastinum: a. bevat de vena iliaca, cor en thymus b. bevat de thymus, cardia en trachea c. is een onderdeel van het evenwichtsorgaan d. is de ruimte tussen de longen Vraag 7 Welke oorzaak en gevolg horen bij elkaar: a. roken en longkanker b. te veel eten en maagkanker c. ultraviolet licht en dikke darmkanker d. erfelijkheid en huidkanker Vraag 8 Welke medicijnen worden voorgeschreven bij een niersteenkoliek: a. antacida b. spasmolytica c. diuretica d. antibiotica TEST-1

3 Vraag 9 De matrix van kraakbeenweefsel bevat: a. reticuline vezels en kalk b. collagene vezels en kalk c. chondrine d. chondrocyten en kalk Vraag 10 Een combinatie van symptomen heet: a. synaps b. symbool c. syndroom d. synergist Vraag 11 De linea innominata is: a. de schede-ingang b. de bekkeningang c. de ophangband van de buikvliesplooi d. de bovenkant van de uterus Vraag 12 Het gewricht van de ellepijp noemt men: a. rolgewricht b. scharniergewricht c. kogelgewricht d. zadelgewricht Welk verschijnsel doet met name een laryngitis vermoeden: Vraag 13 a. hoesten b. keelpijn c. koorts d. heesheid Vraag 14 De functie van de neus is: a. de ingeademde lucht op te warmen b. de ingeademde lucht te bevochtigen c. de ingeademde lucht te zuiveren d. alle overige keuzemogelijkheden zijn juist Vraag 15 Het foramen ovale is voor de geboorte een verbinding tussen: a. linker- en rechterkamer b. aorta en arteria pulmonalis c. linker- en rechterboezem d. arteria pulmonalis en vena cava superior Vraag 16 "Spit" noemt men ook wel: a. podagra b. lumbago c. ischias d. ankylose Vraag 17 Het kraambed of de kraambedperiode is: a. het puerperium b. het perineum c. het peritoneum d. de pleuritis TEST-2

4 Vraag 18 Struma is... van de schildklier a. een hyperfunctie b. een vergroting c. een hypofunctie d. een euthyreoïdie Vraag 19 Nystagmus: a. veroorzaakt zeeziekte b. is duizeligheid c. is scheelzien d. is oogsiddering Vraag 20 De buitenste wand van de uterus heet: a. endometrium b. perimetrium c. myometrium d. geen van bovenstaande zijn juist Vraag 21 Wat is een paracentese: a. sinusdrainage b. neusseptumcorrectie c. drainage van het middenoor d. neusseptumresectie Vraag 22 Maagsap bevat o.a.: a. zoutzuur, intrinsic factor en pepsine b. pepsine, water en lipasen c. amylasen, pepsine en slijm d. water, trypsine en slijm Vraag 23 Welk verschijnsel is voor een diabetes patiënt een teken van het bestaan van een hyperglykemie: a. dorst b. geringe urineproductie c. gewichtstoename d. geen van de keuzemogelijkheden zijn juist Vraag 24 De ductus Botalli is voor de geboorte een verbinding tussen: a. aorta abdominalis en placenta b. aorta en arteria pulmonalis c. aorta en vena pulomonalis d. arteria pulmonalis en vena cava superior Vraag 25 We spreken van een hypertensie bij een man van 70 jaar bij een tensie van: a. RR 160/90 b. RR 155/100 c. RR 170/90 d. RR 170/70 Vraag 26 De urine gaat door de ureters naar de blaas onder invloed van: a. peristaltiek b. zwaartekracht c. dwars gestreepte bekkenbodemspieren d. drukverschillen TEST-3

5 Vraag 27 Het optreden van een myocardinfarct is MEESTAL het gevolg van: a. spasme van een coronairarterie b. anemie c. shock d. afsluiting van een coronairarterie Vraag 28 Bij het syndroom van Down: a. is er in iedere cel één X-chromosoom b. is er sprake van een verminderde functie van de hypofyse c. is er sprake van Trisomie d. is er sprake van hyperthyreoïdie Vraag 29 Een patiënt, die langdurig een te lage bloeddruk heeft, kan klagen over: a. visusdaling b. decompensatio cordis klachten c. flauwvallen en duizeligheid d. polyurie Vraag 30 Alcoholmisbruik kan leiden tot: a. vitamine K. tekort b. syndroom van Paget c. syndroom van Romberg d. syndroom van Korsakow Vraag 31 Het gewricht van de heup noemt men: a. kogelgewricht b. rolgewricht c. zadelgewricht d. scharniergewricht Vraag 32 De stijgbeugel van de gehoorbeentjes is bevestigd aan : a. de hamer b. het ovale venster c. het mastoïd d. het trommelvlies Vraag 33 Door welke aandoening kan atherosclerose bevorderd worden: a. diabetes mellitus b. anorexia nervosa c. hyperthyreoïdie d. hypotensie Vraag 34 Een te lage hartslag (<60/min) heet: a. sinusbradycardie b. sinustachycardie c. cardioversie d. myodegeneratie Vraag 35 Een hematoom is: a. spiergezwel b. een bloedvatgezwel c. een bloeduitstorting d. botgezwel TEST-4

6 Vraag 36 Waaruit bestaat de behandeling van een patiënt bij distorsie: a. repositie b. rekverband c. drukverband, tape of gips d. massage Vraag 37 Wat verstaat men onder besmetting: a. vorming van antilichamen b. het in contact komen met micro-organisme: bacteriën, virussen, schimmels c. een reactie van het lichaam op bacteriën,die zich in het lichaam verspreiden d. het zich vermeerderen en handhaven van pathogene micro-organisme in het lichaam Vraag 38 Osteomalacie ontstaat ten gevolge van: a. langdurige bedrust b. vitamine D gebrek c. natuurlijke verouderingsprocessen d. stofwisselingsstoornis Vraag 39 Het aantal chromosomen bij de mens is: a. 44 b. 46 c. 21 d. 23 Vraag 40 In de tractus digestivus volgt het rectum op: a. colon ascendens b. colon transversum c. colon sigmoideum d. duodenum Vraag 41 Zintuigcellen van het oog noemen we: a. thermoreceptoren b. electromagnetische receptoren c. mechanoreceptoren d. chemoreceptoren Vraag 42 De menstruatie komt op gang doordat: a. de FSH spiegel van het bloed daalt b. de bloedspiegels van oestrogeen en progestageen dalen c. er een LH-piek optreedt in het bloed d. de bloedspiegels van oestrogeen en progestageen stijgen Vraag 43 De eerste ontlasting van een pasgeborene noemen we: a. melaena b. meconium c. melanoom d. megalomelie Vraag 44 Kegeltjes en staafjes liggen binnen het oog in: a. de chorioïdea b. de retina c. de sclera d. het corpus ciliare TEST-5

7 Vraag 45 Een carcinoom is een kwaadaardige tumor, die uitgaat van: a. bindweefsel b. spierweefsel c. botweefsel d. klier- of dekweefsel Vraag 46 Hoe heet een ontsteking van het slijmvlies van het strottenhoofd: a. tracheitis b. laryngitis c. pharyngitis d. glottitis Vraag 47 Een verhoogde bloedingsneiging komt voor: a. bij leverbeschadiging b. bij trombocytopenie c. bij gebruik van medicijnen om het bloed "dunner" te maken d. alle overige keuzemogelijkheden zijn juist Vraag 48 De buis van Eustachius vormt een verbinding tussen: a. het binnenoor en de keelholte b. het binnenoor en de mondholte c. het middenoor en de keelholte d. het middenoor en de mondholte Vraag 49 Paralysis agitans is hetzelfde als: a. Myelopathie b. Ziekte van Parkinson c. Bell s palsy d. multiple sclerose Vraag 50 Hernia is te omschrijven als een: a. zwakke plek in de spierwand b. zwakke plek in de buikholte c. verschrompeling d. uitstulping van het peritoneum in de buikwand Vraag 51 Gewrichtskraakbeen: a. heeft een goede doorbloeding b. bekleedt de binnenzijde van het gewrichtskapsel c. bestaat uit hyaliene kraakbeen d. bestaat uit vezelig kraakbeen Vraag 52 Contusio cerebrie is: a. een beschadiging van het ruggenmerg b. een kneuzing van de hersenen met bloeduitstortingen in het weefsel c. een fractuur in de schedelbasis d. een hersenschudding Vraag 53 Wat is een kenmerk van hyperthyreoïdie: a. diarree b. bradycardie c. gewichtstoename d. traagheid TEST-6

8 Vraag 54 Amoniak is een afvalproduct van: a. vetten b. vitaminen c. koolhydraten d. eiwitten Vraag 55 Van een reponibele breuk mag men stellen,dat deze: a. terug te duwen is b. is afgesnoerd en niet operabel is c. niet terug te duwen is d. vanzelf terug gaat Vraag 56 Hoe noemt men het openen van een schedel met als doel een tumor te verwijderen: a. drainage b. laminectomie c. osteotomie d. craniotomie Vraag 57 De epididymis heeft als functie: a. de follikelrijping b. productie van testosteron c. bevordering van de secundaire geslachtskenmerken d. opslagplaats voor zaadcellen Vraag 58 Onder amnesie verstaat men a. onzekerheid b. geheugenverlies c. terugval in de ontwikkeling d. onderdrukte agressie Vraag 59 F.S.H. wordt geproduceerd door: a. de primordiale follikel b. de hypofyse c. een Graafse follikel d. een corpus luteum Vraag 60 Hoe noemt men een toegenomen urineproductie: a. pollakisurie b. polyurie c. oligurie d. nycturie TEST-7