(vervolg inhoud op blz. 286)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "(vervolg inhoud op blz. 286)"

Transcriptie

1 2 8 5 NUMMER 8/9 c 16 september 2008 c JAARGANG 76 I N H O U D Jurisprudentie Rechterlijke uitspraken 1 Octrooirecht Nr. 25 Vzr. Rechtbank s-gravenhage, 23 jan. 2008, Alk- Abelló/De Staat der Nederlanden (eiseres is derdebelanghebbende; nu eiseres op eigen verzoek schriftelijke opmerkingen heeft ingediend, biedt art. 4:9 Awb haar niet de mogelijkheid tevens toegang te krijgen tot de geplande hoorzitting; geen strijd met art. 6 EVRM aangezien het gaat om voorbereiding van een besluit en niet om een contentieuze procedure) (blz. 288). Nr. 26 Rechtbank s-gravenhage, 14 nov. 2007, Nokia Nederland e.a./qualcomm Incorporated (rechtbank bevoegd kennis te nemen van de vorderingen tegen Qualcomm voor zover deze zien op uitputting van in Nederland geldende octrooirechten; rechtbank niet bevoegd kennis te nemen van de gevorderde verklaring voor recht dat ook andere dan Nederlandse octrooien of Nederlandse delen van Europese octrooien zijn uitgeput; vordering van Nokia is te ruim en onvoldoende bepaald) (blz. 290). Nr. 27 Vzr. Rechtbank s-gravenhage, 25 sept. 2007, B.W.G. Doornewaard h.o.d.n. Silica Nova/Air Force (Silicairmachine niet meer dan een niet-inventieve variant van de inrichting bekend uit US octrooi; gerede kans dat in bodemprocedure wordt geoordeeld dat de Silicair niet valt binnen de beschermingsomvang van EP 276 en dat conclusie 12 van EP 669 niet geldig zal blijken; voorshands geen inbreuk; gelegde bewijsbeslag dient te worden opgeheven) (blz. 294). Nr. 28 Vzr. Rechtbank s-gravenhage, 10 dec. 2007, Impliva/ Senz e.a. (prototype van de Impliva asymmetrische paraplu maakt geen inbreuk op NL 225, vanwege ontbreken van baleinensamenstel; Impliva s paraplu lijkt een nietinventieve variant op de stand der techniek; bij modelrechten van Senz sprake van eigen karakter, omdat de algemene indruk verschilt van het vormgevingserfgoed) (blz. 300). 2 Merkenrecht Nr. 29 Rechtbank Arnhem, 18 okt. 2006, Webeffekt/ Webeffect Nederland thans genaamd Conclavis Internet Strategy e.a. (gedaagden komt geen beroep toe op gebruik te goeder trouw dan wel een geldige reden; instandhouding van domeinnamen door gedaagden te beschouwen als gebruik van een identiek merk voor dezelfde diensten waarvoor merken van eiseres zijn ingeschreven; reëel verwarringsgevaar gezien de eerder bestaande samenwerking tussen partijen) (blz. 304). Nr. 30 Rechtbank s-gravenhage, 9 januari 2008, Portakabin e.a./primakabin (verwijderen van een merk van producten en aanbrengen van een ander (eigen) merk is geen merkinbreuk; gebruik van aan merk gelijke adwords, waarmee in een zoekmachine naar de website met dezelfde waren van een ander dan de merkhouder geleid kan worden, inbreuk voor zover geen beroep op uitputting kan worden gedaan; gedaagde is vrij het merk van merkhouder te gebruiken in reclame voor handel in tweedehands producten van merkhouder, mits reclame op die producten betrekking heeft en merkhouder geen gegronde redenen heeft zich te verzetten) (blz. 308). Nr. 31 Vzr. Rechtbank s-gravenhage, 21 aug. 2007, Longbranch Corporation/Benga (onder verantwoordelijkheid van Benga is over Peter Langhout Reizen aantal negatieve berichten gepubliceerd, waarvan niet is gesteld of gebleken dat ze inhoudelijk onjuist zijn; publicaties leveren voldoende ernstige grond op voor ontbinding, althans onmiddellijke opzegging om dringende reden) (blz. 313). (vervolg inhoud op blz. 286) Octrooicentrum Nederland is een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken.

2 2 8 6 B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M 1 6 S E P T E M B E R C O L O F O N Bijblad bij Verschijnt maandelijks, rond de 16e Abonnementsprijs: EUR 79, per jaar met inbegrip van het jaarregister; aan abonnees buiten Nederland wordt EUR 22,50 per jaar aan verzendkosten in rekening gebracht; prijs per los nummer EUR 7,90 Nieuwe abonnementen: gaan in bij het begin van een kalenderjaar; aan tussentijdse nieuwe abonnees worden de eerder verschenen nummers van de jaargang alsnog geleverd. Nieuwe aanmeldingen dienen, bij voorkeur schriftelijk, te worden gericht aan de administratie Beëindiging abonnement: door schriftelijke opzegging bij de administratie uiterlijk zes weken vóór het begin van een nieuw kalenderjaar. Zonder tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch verlengd De Industriële Eigendom Redactie: prof. mr. J.J. Brinkhof mr. J.L. Driessen dr. J.H.J. den Hartog jhr. mr. J.L.R.A. Huydecoper prof. mr. C.J.J.C. van Nispen prof. mr. A.A. Quaedvlieg prof. mr. J.H. Spoor mr. P.J.M. Steinhauser Correspondenten: F. Henning-Bodewig (verbonden aan het Max-Planck-Institut, München) H. Laddie R.J. Prins (advocaat te Aix-en-Provence) Administratie: Octrooicentrum Nederland, Patentlaan 2, Postbus 5820, 2280 HV Rijswijk (Z.H.) Telefoonnummer (070) , faxnummer (070) , finadm@octrooicentrum.nl Rabobank Bankrekeningnummer Kopij: zoals artikelen en interessante uitspraken kunt u naar het redactie-adres sturen t.a.v. de secretaris Redactie-secretaris: mevr. S.H. van Gelder; s.gelder@octrooicentrum.nl Redactie-adres: Patentlaan 2, Postbus 5820, 2280 HV Rijswijk (Z.H.) Telefoonnr. (070) Telefaxnr. (070) Overname publicaties: na schriftelijke toestemming van de redactie Vormgeving en druk: DeltaHage bv, Den Haag Auteursrecht voorbehouden Nr. 32 Vzr. Rechtbank s-hertogenbosch, 6 aug. 2007, Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord- Ierland/Total Backup e.a. (ook al gebruikten gedaagden al jarenlang de namen bij hun bedrijfsvoering gebruikten, dan nog heeft eiser een spoedeisend belang om, wanneer hij dat ontdekt, met verbodsacties daartegen op te komen; eisers merken ITIL en Prince2 zijn bekend in ruime kring van ITwereld; gebruik voor andere waren, waarmee ongerechtvaardigd voordeel zou kunnen worden getrokken uit de suggestie dat ook die waren door eiser op de markt worden gebracht, in strijd met merkenrecht) (blz. 313). 3 Modelrecht Nr. 33 Vzr. Rechtbank s-gravenhage, 17 okt. 2007, G-Star International e.a./esprit Europe (de Sniper blazer en het Skort T-shirt van G-Star zijn als nieuw ontwerp met een eigen karakter aan te merken; daarom bescherming als nietingeschreven gemeenschapsmodel; de Mash jacket, de vesten en de Motor Safety jacket zijn geen oorspronkelijke werken met het persoonlijk stempel van de maker; v.w.b. de kledingstukken waarover is geoordeeld dat sprake is van namaak, is beroep op slaafse nabootsing zonder belang; v.w.b. de overige kledingstukken is er, hoewel aannemelijk dat Esprit zich heeft laten inspireren door de overige kledingstukken uit de collectie van G-Star, geen sprake van verwarring) (blz. 317). 4 Handelsnaamrecht Nr. 34 Vzr. Rechtbank s-gravenhage, 19 dec. 2007, Abol/ Postelmans Beheer e.a. (door de domeinnaam debandenwinkel.nl te rerouten naar hun online bandenverkoop, zijn Postelmans en De Bandengids deze naam gaan gebruiken als handelsnaam van de door De Bandengids gevoerde onderneming; verschil tussen de handelsnamen bandenwinkel.nl en debandenwinkel.nl is zo gering dat gevaar voor verwarring te duchten is) (blz. 324). Nr. 35 Rechtbank s-gravenhage, 16 jan. 2008, A.M. Carbonell e.a./auto Motoren Centrum Van Veldhuizen e.a. (Carbonell heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de handelsnaam AMC in Nederland een dusdanige bekendheid geniet dat daardoor verwarring bij het publiek is te duchten; Carbonell kan zich niet verzetten tegen het gebruik door gedaagden van de handelsnaam AMC, dan wel tegen het gebruik van een handelsnaam waarvan het teken AMC deel uitmaakt; Gem.merkenverordening geeft de merkhouder niet de bevoegdheid zich te verzetten tegen gebruik, anders dan ter onderscheiding van waren of diensten) (blz. 325).

3 1 6 S E P T E M B E R B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M Kwekersrecht Nr. 36 Rechtbank s-gravenhage, 9 jan. 2008, Jan Spek Rozen/Heco Stekcultures (door eiseres gevorderde licentievergoeding kan worden toegekend aangezien het valt in de categorie passende vergoeding ten laste van de inbreukmaker, aan de rechthebbende; of sprake was van opzettelijk handelen of van onachtzaamheid kan dan in het midden blijven; in de systematiek van de Gem.kwekersrechtverordening is goed inpasbaar dat een te goeder trouw zijnde inbreukmaker dezelfde vergoeding moet betalen als de (eveneens te goeder trouw zijnde) licentiehouder) (blz. 328). 6 Auteursrecht Nr. 37 Hof Arnhem, 7 nov. 2006, A.B. Seinhorst/M.E. Lubach (Rb: gelet op de betwisting over en weer van elkaars stellingen, zullen Seinhorst en Lubach, overeenkomstig de algemene regels van het bewijsrecht, hun stellingen moeten bewijzen; Hof: op Seinhorst rust de last de feiten te stellen die op het door hem gestelde gezamenlijk houderschap kunnen duiden, en in beginsel de last zijn stellingen ter zake te bewijzen; Lubach dient als maker van de software te worden aangemerkt) (met noot A.A.Q.) (blz. 331). Berichten Kluwer Nationaal Auteursrechtcongres (blz.335). PAO-cursus Filmrechten in de praktijk (blz. 335). PAO-cursus Actuele ontwikkelingen in het auteurs-, merken- en modellenrecht (blz. 335). PAO-cursus Actualiteiten octrooirecht (blz. 335). Kluwer studiedag Bescherming van productvormgeving (blz. 335). Officiële mededelingen Register van octrooigemachtigden (blz. 336).

4 2 8 8 B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M 1 6 S E P T E M B E R J U R I S P R U D E N T I E Nr. 25 Vzr. Rechtbank te s-gravenhage, 23 januari 2008 (derde-belanghebbende) Mr. M.Th. Nijhuis Artt. 4:8 en 4:9 Awb Vaststaat dat eiseres derde-belanghebbende in de procedure is in de zin van artikel 4:8. Nu eiseres op eigen verzoek schriftelijke opmerkingen heeft ingediend, biedt het bepaalde in artikel 4:9 haar niet de mogelijkheid tevens toegang te verkrijgen tot de (op 24 januari 2008) geplande hoorzitting. Eiseres heeft niet gesteld dat zij de schriftelijke reactie achterwege had willen laten indien zij eerder op de hoogte was geweest van de hoorzitting en heeft aangegeven dat zij in ieder geval schriftelijke opmerkingen wilde indienen. Daar komt bij dat de procedure die wordt gevolgd ter voorbereiding van het besluit dat Octrooicentrum Nederland op de aanvraag zal nemen, dient om hem in staat te stellen die inlichtingen in te winnen die nodig zijn om op zorgvuldige wijze te besluiten; het is geen contentieuze procedure, waarbij eiseres in staat moet worden gesteld om op al hetgeen aanvraagster naar voren brengt uitputtend te reageren. Vordering in kort geding tot toelating van eiseres, houdster van een geneesmiddelvergunning, tot de hoorzitting van Octrooicentrum Nederland, waarin de octrooihouder/aanvrager van een ABC wordt gehoordoverzijnaanvraagwaaringenoemdegeneesmiddelvergunning als eerste vergunning is genoemd. Art. 6 EVRM Er is geen strijd met artikel 6 EVRM nu het hier gaat om voorbereiding van een besluit en niet om een contentieuze procedure. Indien een certificaat wordt verleend staan eiseres voldoende middelen ten dienste voor een eerlijke behandeling van haar zaak binnen een redelijke termijn. Alk-Abelló AS te Hørsholm, Denemarken, eiseres, procureur mr. W.E. Pors, tegen De Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken, agentschap Octrooicentrum Nederland) te s-gravenhage, gedaagde, procureur mr. A.B. van Rijn. 1 Het verloop van de procedure Eiseres heeft gedaagde gedagvaard bij exploot van 2 januari 2008 voor de zitting van 23 januari Eiseres heeft haar vordering toegelicht. Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het vonnis is spoedshalve op 23 januari 2008 uitgesproken. Aan partijen is afgegeven een verkort vonnis. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking. 2 De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 23 januari 2008 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 2.1 Stallergenes S.A. te Frankrijk (hierna: Stallergenes) is eigenaar van een Europees octrooi voor de uitvinding van galenische vormen van allergenen voor sublinguale toediening. 2.2 In maart 2007 heeft Stallergenes aan gedaagde een verzoek gedaan om afgifte van een aanvullend beschermingscertificaat voor het product gestandaardiseerd allergeenextract van pollen van Timotheegras (Phleum pratense). 2.3 In artikel 3 van de Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen is voor zover hier van belang het volgende bepaald: Voorwaarde voor de verkrijging van het certificaat. Het certificaat wordt afgegeven indien in de Lid-Staat waar de in artikel 7 bedoelde aanvraag wordt ingediend en op de datum van die aanvraag a) het produkt wordt beschermd door een van kracht zijnd basisoctrooi; b) voor het produkt als geneesmiddel een van kracht zijnde vergunningvoorhetindehandelbrengenisverkregenovereenkomstigrichtlijn 65/65/EEG of Richtlijn 81/85 I/EEG, naar gelang van het geval; (...) d) de onder b) genoemde vergunning de eerste vergunning is voor het in de handel brengen van het produkt als geneesmiddel. 2.4 Bij de aanvraag heeft Stallergenes een vergunning van eiseres aangewezen als de eerste vergunning voor het in de handel brengen van voormeld product als geneesmiddel. Het door eiseres op basis van deze vergunning op de markt gebrachte geneesmiddel dient voor de behandeling van allergie voor graspollen. 2.5 Naar aanleiding van genoemde aanvraag heeft eiseres gedaagde bij brief van 22 augustus 2007 meegedeeld dat zij als belanghebbende wil toetreden in de procedure tot aanvraag door Stallergenes van het aanvullend beschermingscertificaat en dat zij in ieder geval schriftelijke opmerkingen zal indienen. Tevens wijst zij erop dat zij op grond van artikel 3:4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid moet worden gesteld om te worden gehoord in een door gedaagde aangekondigde hoorzitting. 2.6 Bij brief van 10 september 2007 heeft gedaagde aan eiseres bericht dat hij de termijn voor het indienen van schriftelijke opmerkingen heeft bepaald op 22 oktober In voormelde brief deelt hij eiseres tevens mee dat de stelling van eiseres dat zij ook gehoord moet worden tijdens een eventuele hoorzitting, niet onderschrijft, omdat eiseres overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:8 Awb reeds in staat is gesteld haar zienswijze binnen een redelijke termijn naar voren te brengen. 2.7 Bij brief van 22 oktober 2007 met bijlagen, aangevuld bij brief van 26 oktober 2007 met bijlagen, heeft eiseres haar schriftelijke opmerkingen bij gedaagde ingediend. Tevens heeft zij nadere gronden aangevoerd waarom zij meent dat zij dient te worden toegelaten tot een te houden hoorzitting. 2.8 Bij brief van 25 oktober 2007 heeft gedaagde Stallergenes opgeroepen tot het bijwonen van een hoorzitting op 24 januari 2008 inzake haar aanvraag voor het aanvullend beschermingscertificaat. 2.9 Bij bericht van 6 december 2007 heeft gedaagde aan eiseres laten weten dat hij geen aanleiding ziet zijn standpunt ten aanzien van het bijwonen van de hoorzitting door gedaagde te wijzigen.

5 1 6 S E P T E M B E R B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M De vordering, de gronden daarvoor en het verweer Eiseres vordert zakelijk weergegeven gedaagde te gebieden om eiseres toegang te bieden tot de gehele hoorzitting bij het Octrooicentrum Nederland inzake de aanvraag nr voor een aanvullend beschermingscertificaat, welke thans staat gepland voor 24 januari Daartoe voert eiseres kort samengevat het volgende aan. De aanvraag voor een aanvullend beschermingscertificaat wijst er op dat Stallergenes van plan is haar eventuele rechten voortvloeiend uit het certificaat te handhaven tegen Grazax, het geneesmiddel van eiseres. Nu er verschillende gebreken aan de geldigheid van dat certificaat in de weg staan, heeft eiseres er belang bij dat het certificaat wordt geweigerd. Eiseres is in de aanvraagprocedure te beschouwen als een belanghebbende in de zin van artikel 3:4 van de Awb. Door haar te weigeren aanwezig te zijn bij de op 24 januari 2008 geplande hoorzitting handelt gedaagde onrechtmatig jegens eiseres. De handelwijze van gedaagde is in strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Voorts is een besluit op basis van een hoorzitting waar eiseres zich niet heeft kunnen uiten een schending van artikel 1 van het Eerste protocol bij het EVRM, nu het strijdig is met het fundamentele recht van eiseres op eigendom. De beslissing om eiseres niet toe te laten is bovendien in strijd met de artikelen 3:46 en 3:47 Awb, waarin wordt bepaald dat elk besluit dient te berusten op een deugdelijke en kenbare motivering. Als men een derde buiten een hoorzitting laat betekent dat dat de gronden voor het besluit verborgen blijven. Het uitsluiten van eiseres van de hoorzitting is ook in strijd met artikel 4:9 Awb en artikel 7:6 lid 1 Awb. Eiseres heeft een spoedeisend belang bij haar vordering om toegelaten te worden tot de hoorzitting die al op 24 januari 2008 is gepland. Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken. 4 De beoordeling van het geschil 4.1 Ter (voorlopige) beoordeling is de vraag of gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door eiseres niet toe te laten tot een door gedaagde bepaalde hoorzitting naar aanleiding van de door Stallergenes ingediende aanvraag voor een aanvullend beschermingscertificaat. 4.2 Gedaagde heeft zich op het standpunt gesteld dat hij heeft voldaan aan de artikelen 4:8 en 4:9 Abw. Hij heeft eiseres overeenkomstig artikel 4:8 Abw in de gelegenheid gesteld haar zienswijze over de aanvraag kenbaar te maken. Eiseres had daarbij op grond van artikel 4:9 Abw de keuze om haar zienswijze óf schriftelijk óf mondeling naar voren te brengen, aldus gedaagde. Gedaagde voert aan dat eiseres, nu zij haar zienswijze schriftelijk had ingediend en dat kennelijk ook zo wilde, niet ook nog tijdens de hoorzitting behoeft te worden gehoord. 4.3 Partijen zijn verdeeld over de uitleg van artikel 4:9 Awb. Eiseres heeft aangevoerd dat het feit dat zij ook schriftelijk haar zienswijze naar voren heeft gebracht haar niet het recht ontneemt om dat ook mondeling te doen, temeer omdat gedaagde in de brief van 10 september 2007 aangaf dat nog niet was besloten tot het houden van een hoorzitting. 4.4 Vast staat dat eiseres moet worden aangemerkt als derdebelanghebbende in de zin van artikel 4:8 Abw. Met gedaagde is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit het bepaalde in artikel 4:9 Abw niet kan worden afgeleid dat zij naast de schriftelijke indiening van haar zienswijze ook het recht heeft om mondeling te worden gehoord. Het artikel geeft de belanghebbende het recht te kiezen voor een mondelinge f een schriftelijke uiteenzetting. Nu eiseres op eigen verzoek schriftelijke opmerkingen heeft ingediend, biedt het bepaalde in artikel 4:9 Abw haar naar voorlopig oordeel niet de mogelijkheid tevens toegang te verkrijgen tot de op 24 januari 2008 geplande hoorzitting. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat eiseres niet heeft gesteld dat zij de schriftelijke reactie achterwege had willen laten indien zij eerder op de hoogte was geweest van de hoorzitting en, voorts, dat zij, in de hiervoor onder 2.5 bedoelde brief, heeft aangegeven dat zij in ieder geval schriftelijke opmerkingen wilde indienen. Daar komt bij dat de procedure die gevolgd wordt ter voorbereiding van het besluit dat gedaagde op de aanvraag zal nemen, dient om hem in staat te stellen die inlichtingen in te winnen die nodig zijn om op zorgvuldige wijze te besluiten. Het is geen contentieuze procedure waarbij, in dit geval, eiseres, in staat moet worden gesteld om op al hetgeen Stallergenes naar voren brengt uitputtend te reageren. 4.5 Eiseres heeft gesteld dat hier sprake is van een uitzonderlijke situatie, omdat de aanvrager van een aanvullend beschermingscertificaat zijn aanvraag gewoonlijk baseert op een eigen marktvergunning, terwijl Stallergenes geen eigen marktvergunning heeft. Gedaagde heeft dit betwist maar wie het gelijk aan zijn zijde heeft kan in het midden blijven. Die omstandigheid immers brengt, ook als deze zich minder vaak zou voordoen, geen wijziging in de positie van een belanghebbende onder de reikwijdte van de Awb. 4.6 Van een handelen in strijd met artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geen sprake, nu het hier om de voorbereiding van een besluit, en niet om een contentieuze procedure, gaat. Eiseres kan tegen het genomen besluit bezwaar bij gedaagde en zonodig beroep bij de rechtbank indienen, waarbij tevens de mogelijkheid openstaat een voorlopige voorziening te vragen tot schorsing van het besluit. Bovendien kan eiseres de rechtbank verzoeken om, zo aan Stallergenes een certificaat wordt verleend, dat certificaat nietig te verklaren. Haar staan derhalve voldoende mogelijkheden ten dienste voor een eerlijke behandeling van haar zaak binnen redelijke termijn. Evenmin levert het niet toelaten tot de hoorzitting schending op van artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM. Eiseres heeft naar voorlopig oordeel niet aannemelijk gemaakt dat de enkele weigering om eiseres toe te laten tot de hoorzitting in het kader van een procedure die er toe strekt gedaagde in staat te stellen die inlichtingen te verzamelen die nodig zijn voor een zorgvuldige besluitvorming ingrijpt in haar eigendomsrecht 4.7 Een beroep op de artikelen 3:46 en 3:47 Awb kan eiseres evenmin, baten. Die artikelen zien op de verplichting tot deugdelijke motivering van genomen besluiten. Het besluit om de aanvraag te verlenen is nog niet genomen. Enige motivering is dus nog niet bekend, laat staan dat een oordeel over de deugdelijkheid daarvan zou kunnen worden gegeven.

6 2 9 0 B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M 1 6 S E P T E M B E R Ook op grond van artikel 7:6 Abw is gedaagde niet gehouden om eiseres tot de hoorzitting toe te laten. Deze bepaling ziet op het horen van belanghebbenden in de bezwaarfase. Gedaagde heeft aangevoerd dat er geen reden is om die bepaling analoog toe te passen, omdat het hier gaat om een primaire besluitvormingsprocedure, die wezenlijk verschilt van een bezwaarprocedure. Het horen van belanghebbenden in de primaire besluitvormingsfase vindt plaats met het oog op een goede en zorgvuldige voorbereiding van het besluit, waarbij het er niet om gaat dat de belanghebbenden op elkaars standpunten kunnen reageren, aldus gedaagde. Naar voorlopig oordeel heeft gedaagde het gelijk aan zijn zijde. 4.9 Eiseres heeft nog een beroep gedaan op een vonnis van deze rechtbank van 17 maart 2004 (LJN:A05781), waarin het onrechtmatig werd geacht een direct belanghebbende niet te betrekken bij de voorbereiding van het primaire besluit In het onderhavige geval is eiseres echter wel in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze te geven en dat is anders dan in het feitencomplex dat aan die uitspraak ten grondslag ligt. Het beroep op die uitspraak slaagt derhalve niet Eiseres heeft ten slotte aangevoerd dat gedaagde in andere gevallen andere belanghebbenden dan de aanvrager wel uitnodigt voor de hoorzitting. Gedaagde heeft echter onweersproken aangevoerd dat de door eiseres overgelegde uitnodiging een hoorzitting betreft in het kader van een procedure tot de vernietiging van een verleend octrooi en dat in die procedure de hoorzitting pas wordt gehouden als de verleningsfase al is afgesloten. Gedaagde voert naar voorlopig oordeel terecht aan dat de vergelijking met de hoorzitting waartoe eiseres toegang wenst te krijgen daarom niet opgaat Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat gedaagde naar voorlopig oordeel niet onrechtmatig heeft gehandeld door eiseres niet toe te laten tot de hoorzitting. Belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres staan voldoende rechtsmiddelen ter beschikking om de beslissing van gedaagde, zo deze haar onwelgevallig zou zijn, ter discussie te stellen. Gedaagde heeft bovendien aangegeven dat indien verdere bestudering van de opmerkingen van eiseres aanleiding tot vragen geven of Stallergenes ter hoorzitting nieuwe feiten of argument aanvoert, hij zonodig contact met haar zal opnemen Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering wordt afgewezen. Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 5 De beslissing De voorzieningenrechter: wijst het gevorderde af; veroordeelt eiseres om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan gedaagde te betalen de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op 1.067,, waarvan 816, aan salaris procureur en 251, aan griffierecht; verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; enz. Nr. 26 Rechtbank te s-gravenhage, 14 november 2007 (Nokia/Qualcomm) Mrs. E.F. Brinkman, P.G.J. de Heij en J.Th. van Walderveen Art. 10 Rv j art. 80, lid 2 Row 1995 De rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de vorderingen tegen Qualcomm voor zover deze zien op uitputting van de in Nederland geldende octrooirechten van Qualcomm. De gevorderde verklaring voor recht betreffende de uitputting komt materieel gezien overeen en kan op een lijn gesteld worden met een verklaring voor recht dat bepaalde handelingen niet strijdig zijn met de in Nederland geldende octrooirechten van Qualcomm. Deze verklaring voor recht wordt bestreken door artikel 80, lid 2 Row In dat verband is van belang dat de vordering van Nokia een zuiver beroep op artikel 53, lid 5 Row 1995 inhoudt. De rechtbank is niet bevoegd kennis te nemen van de gevorderde verklaring voor recht dat ook andere dan Nederlandse octrooien of Nederlandse delen van Europese octrooien zijn uitgeput. Aan de bepalingen van het EG-Verdrag of artikel 94 Grondwet kan geen internationale (grensoverschrijdende) bevoegdheid worden ontleend. Art. 53, lid 5 Row 1995 j art. 3:302 BW De vordering van Nokia komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat deze te ruim is en onvoldoend bepaald geformuleerd. In de gebezigde formulering (octrooien van Qualcomm die worden verwezenlijkt door middel van deze chip) valt niet vast te stellen of uitputtingheeftplaatsgevonden. Nokiaheeftnagelatendeoctrooienvan Qualcomm en de relevante conclusies daarvan te specificeren, én niet gespecificeerd welke concrete producten in het verkeer zouden worden gebracht en wat de exacte configuratie is van deze producten. 1 Nokia Nederland BV te Leiden, 2 Nokia Corporation te Espoo, Finland, eiseressen, procureur mr. W.E. Pors, tegen Qualcomm Incorporated te San Diego, Californië, Verenigde Staten van Amerika, gedaagde, procureur mr. H.J.A. Knijff, advocaten mrs. B.J. van den Broek en W.A. Hoyng te Amsterdam. 2 De feiten 2.1 Nokia is wereldmarktleider op het gebied van mobiele telefoons. Zij verkoopt en verhandelt mobiele telefoons die geschikt zijn voor toepassing van de technologie die bekend staat als Wideband Code Division Multiple Access (WCDMA), ook wel Universal Mobile Telecommunications System, UMTS genoemd. WCDMAis de derde generatie ( 3G ) draadloze communicatietechnologie en geldt als opvolger van de tweede generatie ( 2G ) GSM-technologie. 2.2 Qualcomm ontwikkelt en implementeert draadloze digitale communicatie technologieën. Zij is houdster van vele octrooien met betrekking tot de WCDMA-technologie. Haar kernactiviteiten bestaan uit het licentiëren van mobiele telefoontechnologieën, de productie, de verkoop en het licentiëren van rechten met betrekking tot chips en chipsets en het licentiëren van software. 2.3 Op 2 december 2000 heeft Qualcomm een overeenkomst gesloten met Texas Instruments Inc., getiteld Patent portfolio agreement. Uit deze overeenkomst blijkt dat deze par-

7 1 6 S E P T E M B E R B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M tijen hebben toegezegd niet in rechte te zullen optreden tegen elkaars productie en verkoop van chips en chipsets op grond van de hen toekomende octrooirechten. 2.4 Op 2 juli 2001 hebben Qualcomm en Nokia een Subscriber Unit License Agreement( de SULA ) gesloten. In de SULA wordt aan Nokia een licentie verleend met betrekking tot octrooien van Qualcomm op het gebied van de 3G mobiele telecommunicatie. De looptijd van de SULAexpireerde op 9 april In de SULAis bepaald dat Nokia het recht heeft om met betrekking tot bepaalde groepen octrooien van Qualcomm de licenties na 9 april 2007 voort te zetten tegen betaling van de overeengekomen royaltyvergoeding. 2.5 Nokia heeft het gebruik van de onder de SULAverleende rechten na 9 april 2007 voortgezet, echter zonder daarvoor aan Qualcomm een vergoeding te betalen. 2.6 Qualcomm heeft onder meer tegen Nokia Corporation bij het Landgericht Düsseldorf en de Tribunale di Milano op 9 augustus 2006 respectievelijk 16 oktober 2006 een procedure aanhangig gemaakt wegens inbreuk op EP en EP , welke octrooien verband houden met de 2G-technologie. Nokia Nederland is in die procedures geen partij. 2.7 Nokia Coporation heeft op haar beurt op 16 maart 2007 een procedure jegens Qualcomm aanhangig gemaakt bij het Landgericht Mannheim. Deze procedure heeft als inzet een verklaring voor recht van uitputting en is beperkt tot Duitsland. 3 Het geschil in de hoofdzaak 3.1 Aanvankelijk heeft Nokia, daarbij tot uitgangspunt nemende dat zulks geen gevolg zal hebben voor de SULAof de verplichtingen onder de SULA, gevorderd: a te verklaren voor recht dat alle octrooirechten van Qualcomm met betrekking tot de chips en chipsets en de verdere verhandeling ervan volgens artikel 53 lid 5 ROW 1995 zijn uitgeput voor Nederland onder de omstandigheden als in de dagvaarding omschreven en waarin Qualcomm enigerlei vorm van beloning ontvangen heeft van Texas Instruments met betrekking tot de aan Texas Instruments gelicentieerde octrooien, en niet met Texas Instruments overeen is gekomen om in plaats daarvan te trachten die beloning te vragen van de afnemers van Texas Instruments; b te verklaren voor recht dat, nu alle octrooirechten van Qualcomm met betrekking tot de chips en chipsets en de verdere verhandeling ervan volgens artikel 53 lid 5 ROW 1995 zijn uitgeput voor Nederland, deze octrooirechten ook zijn uitgeput voor de andere lidstaten van de Europese Unie en in de gehele Europese Economische Ruimte, of ten minste dat Qualcomm enige verdere verhandeling van deze chips en chipsets en de mobiele telefoons waar deze chips en chipsets deel van uitmaken naar andere lidstaten of andere delen van de Europese Economische Ruimte, hetzij direct, dan wel na het tussentijds passeren van andere landen, niet kan verhinderen en dat Qualcomm op basis van haar chipset-octrooirechten als aan de orde in deze procedure niet kan tegengaan dat zulke mobiele telefoons verder worden geëxploiteerd; c Qualcomm te veroordelen in de kosten van de procedure inclusief de werkelijk door advocaten en octrooigemachtigden gemaakte kosten op basis van interpretatie van Nederlands recht (artikel 237 Rv) conform de Handhavingsrichtlijn (artikel 14 van richtlijn 2004/48/EC van 28 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten) en artikel 1019h Rv, met uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis. 3.2 Na wijziging van de in r.o onder a. weergegeven eis vordert Nokia zo begrijpt althans de rechtbank: te verklaren voor recht dat alle octrooirechten van Qualcomm met betrekking tot de chips, chipsets en mobiele telefoons en de verdere verhandeling ervan volgens artikel 53 lid 5 ROW 1995 zijn uitgeput voor Nederland indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a de mobiele telefoons bevatten een chip van Texas Instruments; b het betreft octrooien van Qualcomm die worden verwezenlijkt door middel van deze chip, ongeacht of dit apparaatconclusies betreft (chipset of mobiele telefoon conclusies), dan wel werkwijzeconclusies of systeemconclusies (die betrekking hebben op de functionaliteit van de mobiele telefoon), ongeacht of een werkwijzeconclusie wordt verwezenlijkt door de mobiele telefoon zelf, op voorwaarde dat de werkwijzeconclusie binnen die mobiele telefoon in feite verwezenlijkt wordt door de chip en ongeacht of de werkwijzeconclusie verwezenlijkt wordt door de eindgebruiker, onder voorwaarde dat het technische onderdeel dat de verwezenlijking van de conclusie door de eindgebruiker realiseert geheel is opgenomen in de chip; c het betreft een Qualcomm octrooi dat een Europees octrooi is dat is gevalideerd voor Nederland, of een Nederlands nationaal octrooi; d de chip door Texas Instruments in de EER in het verkeer is gebracht; e de chip is ingebouwd in de mobiele telefoon in de fabrieken van Nokia in Finland, Duitsland of Hongarije, met handhaving van hetgeen overigens was gevorderd. 3.3 Voor het geval de rechtbank zou menen dat haar vorderingen niet zonder meer voor toewijzing gereed liggen, verzoekt Nokia de rechtbank prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg. 3.4 Aan haar vorderingen legt Nokia ten grondslag dat de chipset-octrooien van Qualcomm zijn uitgeput, aangezien de chips of chipsets, die Nokia van Texas Instruments heeft gekocht, door Texas Instruments met toestemming van Qualcomm op de Europese markt zijn gebracht, zodat Nokia s exploitatie van mobiele telefoons met Texas Instrument chips en chipsets geen inbreuk maakt op Qualcomms chipset-octrooien. 3.5 Qualcomm voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. in de incidenten 3.6 Nokia heeft een incidentele vordering ingesteld strekkende tot het door Qualcomm in het geding brengen en aan Nokia afschrift verschaffen van de tussen Qualcomm en Texas Instruments gesloten patent portfolio agreement als genoemd in r.o. 2.3., een en ander op de voet van artikel 843a Rv en artikel 22 Rv. 3.7 Qualcomm heeft voor alle weren bij wijze van incident beroep gedaan op onbevoegdheid van deze rechtbank tot kennisneming van de vorderingen van Nokia.

8 2 9 2 B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M 1 6 S E P T E M B E R Qualcomm heeft voorts een voorwaardelijke incidentele vordering ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding inhoudende dat indien de rechtbank aanleiding zou zien prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg, Nokia bij incidenteel vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld wordt vanaf 9 april 2007 tot en met de datum waarop in deze procedure eindvonnis wordt gewezen aan Qualcomm te betalen, bij wijze van voorschot op haar betalingsverplichtingen voortvloeiende uit het gebruik van de Qualcomm octrooien, een vergoeding die overeenkomt met de onder de SULAafgesproken vergoeding, een en ander op straffe van een dwangsom. 3.9 In deze incidenten hebben partijen geen vonnis gevraagd, mogelijk omdat door toepassing van het regime van de versnelde bodemprocedure in octrooizaken reeds een datum voor pleidooi was bepaald. Op de, over en weer bestreden, incidentele vorderingen zal daarom thans worden beslist. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4 De beoordeling Nietigheid dagvaarding 4.1 Als verweer van de verste strekking heeft Qualcomm een beroep gedaan op de nietigheid van de dagvaarding. Zij heeft aangevoerd dat het voor haar op basis van de stellingen in de dagvaarding niet duidelijk is wat de grond is, of wat de gronden zijn, van de eis van Nokia en wat Nokia haar precies verwijt. Zij meent dat ook de vorderingen onvoldoende concreet zijn. 4.2 Dat beroep slaagt niet. Hoewel aan Qualcomm kan worden toegegeven dat de dagvaarding een nogal ruime strekking kent, zijn daarin wel voldoende duidelijk de eis en de gronden daarvoor opgenomen, zodat voldaan is aan artikel 111lid2Rv.DatQualcomm,zoalszijheeftaangevoerd,geen behoorlijk verweer heeft kunnen voeren en onredelijk in haar belangen is geschaad, is niet gebleken. Blijkens haar verweer in de conclusie van antwoord en ten pleidooie heeft Qualcomm integendeel de kern van het betoog van Nokia kennelijk goed kunnen begrijpen. De (mogelijk te) ruime strekking van het door Nokia gevorderde, is een vraag die moet worden beantwoord in het kader van de bespreking van de toewijsbaarheid van die vorderingen, waarover hierna. Bevoegdheid 4.3 Qualcomm heeft bestreden dat deze rechtbank relatief en internationaal bevoegd is van de vorderingen van Nokia kennis te nemen. De vorderingen vallen volgens Qualcomm niet onder artikel 80 lid 2 Rijksoctrooiwet 1995 (verder: ROW 1995). Voor bevoegdheid te oordelen over de gevorderde grensoverschrijdende verklaring voor recht bestaat volgens Qualcomm al helemaal geen enkel aanknopingspunt. 4.4 Voor vaststelling van de bevoegdheid is allereerst Verordening (EG) 44/2001 (verder: EEX-Vo.) van belang. Nu Qualcomm geen woonplaats heeft op het grondgebied van een EEX-lidstaat, wordt volgens artikel 4 EEX-Vo. de bevoegdheid in elke lidstaat geregeld door de wetgeving van die lidstaat. 4.5 Op grond van artikel 10 Rv j artikel 80 lid 2 ROW 1995 is deze rechtbank bevoegd van de vorderingen tegen Qualcomm kennis te nemen voor zover deze zien op uitputting van de in Nederland geldende octrooirechten van Qualcomm. Het verweer van Qualcomm dat de onderhavige vorderingennietonderhetbereikvanartikel80lid2row1995 kunnen worden gebracht, wordt niet gevolgd. Daartoe is het volgende redengevend. Nokia vordert een verklaring voor recht dat de octrooirechten van Qualcomm onder bepaalde omstandigheden zijn uitgeput. Deze verklaring voor recht komt tegen de achtergrond van de stellingen van Nokia materieel gezien overeen en kan op één lijn worden gesteld met een verklaring voor recht dat bepaalde handelingen, namelijk het verhandelen van mobiele telefoons waarin Texas Instruments chips zijn verwerkt, niet strijdig zijn met in Nederland geldende octrooirechten van Qualcomm. Deze verklaring voor recht wordt bestreken door de bepaling van artikel 80 lid 2 sub b ROW In dat verband is van belang dat de vordering van Nokia een zuiver beroep op artikel 53 lid 5 ROW 1995 inhoudt. Het betoog van Qualcomm dat de vorderingen van Nokia neerkomen op de uitleg van een overeenkomst, in welk verband zij zich heeft beroepen op een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 7 oktober 1997 (Blösch/Hauzer, BIE 1999/80), gaat reeds daarom niet op omdat de in die uitspraak beschreven situatie zich hier niet voordoet. Het in die procedure gevorderde betrof immers kort samengevat een verbod aan gedaagde in de markt uit te dragen dat zij octrooirechten kon doen gelden, hetgeen niet gelijkgesteld kan worden met een vordering tot verklaring voor recht van niet inbreuk. Het betrof bovendien een Frans octrooi. 4.6 Voor zover Nokia een verklaring voor recht vordert dat ook andere dan Nederlandse octrooien of Nederlandse delen van Europese octrooien zijn uitgeput, is de rechtbank niet bevoegd daarvan kennis te nemen. Daartoe geldt het volgende. 4.7 Nokia heeft zich ter zake beroepen op artikel 6 aanhef en sub e j artikel 102 Rv, daartoe stellende dat Qualcomm onrechtmatig in het arrondissement Den Haag zou handelen wanneer zij ondanks de gestelde uitputting zou optreden tegen de verhandeling van de producten van Nokia. Dit beroep faalt. De hiervoor in r.o genoemde vordering ziet immers op het gestelde mogelijke optreden van Qualcomm in andere lidstaten van de Europese Unie en in de gehele Europese Economische Ruimte, zodat er geen sprake is van (dreigend) onrechtmatig handelen in Nederland door Qualcomm. Aan de genoemde artikelen kan de Nederlandse rechter dan ook geen internationale bevoegdheid ontlenen. Dit wordt niet anders door het feit dat deze rechtbank wel internationaal (en relatief, zoals hiervoor overwogen) bevoegd is voor zover de vordering op Nederland ziet, doch die op artikel 6 sub e Rv te baseren bevoegdheid is volgens vaste rechtspraak niet grensoverschrijdend van aard. 4.8 Nokia heeft zich voorts beroepen op artikel 109 Rv. Ook dit beroep faalt. Bedoeld artikel betreft een interne relatieve bevoegdheidsregel die onderdeel uitmaakt van de derde afdeling van de tweede titel van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waaraan de Nederlandse rechter, gezien artikel 10 Rv, geen internationale bevoegdheid kan ontlenen. 4.9 Ten slotte heeft Nokia nog een beroep gedaan op het EG-verdrag in die zin dat, althans zo begrijpt de rechtbank de stellingen van Nokia, uitputting van Qualcomms octrooirechten ten aanzien van de verhandeling van de pro-

9 1 6 S E P T E M B E R B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M ducten in Nederland, tevens uitputting voor de gehele Europese Unie en de gehele Europese Economische Ruimte oplevert. De Nederlandse rechter kan te dien aanzien op de voet van artikel 94 Grondwet ook een verklaring voor recht geven. Dit oordeel leent zich vervolgens aldus nog steeds Nokia op grond van artikel 33 EEX-Vo. voor erkenning in de andere lidstaten van de Europese Unie Nokia wordt in dit standpunt niet gevolgd. Aan bepalingen van het EG-verdrag of artikel 94 Grondwet kan geen internationale (grensoverschrijdende) bevoegdheid worden ontleend. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beperkt tot een beoordeling of de handelingen van Nokia strijdig zijn met Nederlandse octrooien of Nederlandse delen van Europese octrooien van Qualcomm. De vaststelling of andere dan de hiervoor genoemde octrooirechten zijn uitgeput, dient bij gebreke van andere aanknopingspunten plaats te vinden door de rechter van het land van het buitenlandse octrooirecht (waar het schadebrengende feit zich voordoet). De Nederlandse rechter heeft te dien aanzien geen bevoegdheid De slotsom is dat deze rechtbank internationale en relatieve bevoegdheid heeft om kennis te nemen van de vordering tot een verklaring van uitputting voor zover die vordering betrekking heeft op het Nederlandse territoir. Litispendentie 4.12 Qualcomm heeft beroep gedaan op het bepaalde in artikel 27 EEX-Vo. Hoewel Qualcomm niet is gevestigd op het grondgebied van de EU, is artikel 27 EEX-Vo. wel van toepassing. Voor toepasselijkheid van deze bepalingen is niet de woonplaats van partijen beslissend, maar het feit dat er voor verschillende lidstaten parallelle procedures aanhangig zijn (zie HvJ EG 27 juni 1991, zaak 351/89, NJ 1993/ 527) Voor zover het beroep van Qualcomm op artikel 27 EEX, gedaan in het licht van haar verweer tegen grensoverschrijdende bevoegdheid in Duitsland, tevens ziet op de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de uitputting voor Nederland, wordt het verworpen omdat, zoals hiervoor is overwogen, de procedures in Düsseldorf en Milaan op andere octrooien zien (voor de 2G technologie en niet de 3G technologie zoals in deze zaak). De procedure bij het Landgericht in Mannheim ziet niet op uitputting van Nederlandse octrooien en Nederlandse delen van Europese octrooien zodat niet gesproken kan worden van vorderingen die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten in de zin van voornoemd artikel. Verklaring voor recht van uitputting 4.14 Daarmee wordt toegekomen aan de beoordeling van de vorderingen van Nokia. Qualcomm heeft aangevoerd dat die vorderingen alleen daarom al niet voor toewijzing in aanmerking komen omdat deze te vaag en onbepaald zijn. In dit verband heeft Qualcomm erop gewezen dat Nokia zonder enige specificatie een verklaring voor recht vraagt waarin de rechtbank verklaart dat de gehele octrooiportefeuille van Qualcomm niet tegen de door Nokia verkochte mobiele telefoons kan worden ingeroepen op basis van het niet gesubstantieerde feit dat bepaalde niet gespecificeerde octrooien uitgeput zouden zijn omdat in bepaalde niet gespecificeerde Nokia telefoons bepaalde niet gespecificeerde Texas Instruments chips worden gebruikt. Een dergelijke abstracte en theoretische vordering zij spreekt in dit verband van een Ars Aequi-casus kan volgens Qualcomm niet worden toegewezen. Dat verweer slaagt De vordering, ook zoals deze luidt na de wijziging van eis, is te ruim en onvoldoende bepaald geformuleerd. In de gebezigde formulering ( octrooien van Qualcomm die worden verwezenlijkt door middel van deze chip, zie r.o onder b) valt niet vast te stellen of uitputting heeft plaatsgevonden. Daartoe geldt dat Nokia heeft nagelaten de octrooien van Qualcomm en de relevante conclusies daarvan te specificeren. Zij heeft slechts één voorbeeld overgelegd, dat bovendien nog slechts een aanvrage (EP A2) betreft. Nokia heeft voorts niet gespecificeerd welke concrete producten in het vrije verkeer van goederen zouden worden gebracht en wat de exacte configuratie is van deze producten, noch waar het de chips van Texas Instruments betreft, noch waar het haar eigen mobiele telefoons betreft. Nokia specificeert evenmin hoe deze producten werken en wat de functionaliteit is van de chips in relatie tot andere, mogelijk van derden afkomstige, componenten in of buiten de mobiele telefoons, zoals de software die op de chip geladen wordt. Het is geenszins denkbeeldig dat eerst na toepassing van dergelijke van derden afkomstige componenten sprake is van inbreuk op bepaalde conclusies van bepaalde Qualcomm octrooien. Hiernaar blijft het echter gissen, nu de betreffende octrooien, het zij herhaald, niet zijn overgelegd of verder gespecificeerd. Nokia heeft ook niet gespecificeerd welke kenmerken van welke octrooi(en)(conclusies) zouden lezen op welke onderdelen van de chips of mobiele telefoons. Gelet op de verschillende typen mogelijke conclusies Nokia zelf spreekt over inrichtingsconclusies, werkwijzeconclusies en systeemconclusies geldt dat er vele permutaties denkbaar zijn. Gelet op het vorenstaande is onduidelijk welk type conclusies in relatie tot welke producten mogelijk zouden zijn uitgeput. Daarbij komt nog dat het ook van het type conclusie zal afhangen of er al dan niet (impliciete) toestemming door de octrooihouder is gegeven voor het in het verkeer brengen van de producten, zo de TI Patent portfolio agreement al dergelijke toestemming zou inhouden, hetgeen Qualcomm gemotiveerd heeft bestreden. Reeds daarom zijn de vorderingen in de door Nokia gekozen algemene formulering niet toewijsbaar. Schorsing 4.16 Gelet op het vorenstaande is het verzoek van Qualcomm om deze procedure op de voet van artikel 28 EEX-Vo. in afwachting van de uitkomst van de onder 2.6 en 2.7 vermelde procedures aan te houden, niet opportuun. Nu niet aan een beoordeling van de door Nokia gestelde uitputting wordt toegekomen, bestaat immers geen risico van onverenigbare beslissingen. Incidentele vorderingen 4.17 Het beroep op onbevoegdheid van de rechtbank is hiervoor reeds beoordeeld Nokia heeft haar vordering tot afgifte van de overeenkomst tussen Qualcomm en Texas Instruments ten pleidooie ingetrokken, zodat daarop niet langer behoeft te worden beslist Nu aan de voorwaarde waaronder de provisionele vordering is ingesteld niet is voldaan, kan deze verder onbesproken blijven.

10 2 9 4 B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M 1 6 S E P T E M B E R Proceskosten 4.20 Nokia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder die van de incidenten. Deze zullen worden begroot conform het liquidatietarief nu Qualcomm niet geacht kan worden een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv (onderbouwd) te hebben gevorderd. Hoewel in de pleitnota van mr. Hoyng (slot) is vermeld dat deze zou worden aangehecht, heeft Qualcomm nagelaten een specificatie van de werkelijk gemaakte proceskosten in het geding te brengen. Nu bovendien geen specifiek bedrag is genoemd, zullen de proceskosten conform het liquidatietarief worden toegewezen. De kosten aan de zijde van Qualcomm worden begroot op: vast recht 251, en salaris procureur 1.808, (4,0 punt x tarief 452, ). Totaal 2.059,. 5 De beslissing De rechtbank 5.1 verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vordering voor zover deze buiten Nederland strekking heeft; 5.2 wijst de overige vorderingen af; 5.3 veroordeelt Nokia in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten van de incidenten, aan de zijde van Qualcomm tot op heden begroot op 251, aan verschotten en 1.808, aan salaris procureur. Enz. Nr. 27 Vzr. Rechtbank te s-gravenhage, 25 september 2007 (kunstspeeloppervlak) Mr. E.F. Brinkman Art. 53 Row 1995 Er bestaat een gerede kans dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat de Silicair niet valt binnen de beschermingsomvang van EP omdat de Silicair niet meer dan een niet-inventieve variant van de inrichting bekend uit US wordt geacht. Zou het hof bij zijn oordeel op 24 mei 2007 kennis hebben gehad van deze voorpublicatie, dan zou het niet hebben geconcludeerd dat de Silicair vrijwel volledig voldoet aan de omschrijving van conclusie 19 van EP Hetzelfde argument gaat op voor de gestelde door het hof niet beoordeelde inbreuk op conclusie 20. Art. 75 Row 1995 Het hof oordeelde ook dat inbreuk wordt gemaakt op conclusie 12 van EP , maar daarbij is kennelijk niet de geldigheid van die conclusie betwist. De vzr. acht een gerede kans aanwezig dat conclusie 12 in een bodemprocedure niet geldig zal blijken te zijn, omdat deze dekenmerkendemaatregel voordevakmaneentrivialemaatregel vormt. Art. 1019b Rv Nu voldoende duidelijk is hoe de Silicair-machine er uit ziet en er bovendien van inbreuk voorshands geen sprake is, dient het gelegde bewijsbeslag te worden opgeheven. De door Doornewaard gestelde aanzienlijke belangen tot gebruik van de machine om in zijn levensonderhoud te voorzien zijn tevens in aanmerking genomen. De intrekking van het door een andere voorzieningenrechter gegeven verlof tot bewijsbeslag op de Silicair-machine gaat de competentie van deze voorzieningenrechter te buiten. Art. 1019h Rv De gevorderde veroordeling in de kosten voor de procedure in Zutphen waarbij de vordering van Doornewaard werd afgewezen, met veroordeling van Doornewaard in de proceskosten, en kennelijk geen vaststelling van kosten conform art. 1019h Rv aan de orde was wordt afgewezen. De opgegeven inschatting van kosten ná de Zutphense procedure wordt onaannemelijk geacht. Het enkele feit dat de rechter in een eerdere procedure niet aan de beantwoording van bepaalde vragen toekwam, maakt niet dat de kosten voor de voorbereiding van een discussie over die vragen naar deze procedure kunnen worden overgeheveld. De voorzieningenrechter stelt de kosten vast op basis van de overgelegde urenspecificaties. Bastiaan Wouter Gerard Doornewaard h.o.d.n. Silica Nova te Oosterwolde, eiser in conventie, verweerder in reconventie, procureur mr. W. Heemskerk, advocaat mr. W.A.J. Hoorneman te Utrecht, tegen Air Force Ltd te St. Helier, Jersey, Kanaaleilanden, Verenigd Koninkrijk, verweerster in conventie, eiseres in reconventie, procureur mr. M.H.J. van den Horst. 2 De feiten 2.1 Air Force is houdster van twee Europese octrooien EP (getiteld: apparatus and method for renovating playing surfaces, aanvraagdatum 18 mei 1992, prioriteitsdata 20 mei 1991 en 8 april 1992, publicatie van de verlening op 10 juli 1996) en EP (getiteld: device for cleaning synthetic grass; playing surfaces, aanvraagdatum 1 september 1994, prioriteitsdatum 1 september 1993, publicatie van de verlening op 28 januari 1998). Beide octrooien worden hierna aangeduid als EP 276 respectievelijk EP 669. Conclusies 19 en 20 van EP 276 in de Nederlandse vertaling luiden als volgt: 19. Inrichting voor het zacht maken van een kunstspeeloppervlak, dat verdicht in een laag daarop aangebracht deeltjesvormig materiaal heeft, waarbij de inrichting is voorzien van een verdeelstuk (64) voor het opnemen van vanaf het speeloppervlak verplaatst deeltjesvormig materiaal, waarbij het verdeelstuk een uitlaat omvat in een onderste gebied via welke het deeltjesvormige materiaal wordt teruggevoerd naar het speeloppervlak, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien [van, toevoeging vzr.]: een holle kamer (60) nabij het verdeelstuk (64) met een luchtinlaat (61, 62) voor onder druk staande lucht en ten minste een luchtuitlaat (63) door welke lucht rechtstreeks op het speeloppervlak kan worden uitgestoten onder een hellende hoek ten einde het in een laag daarop aangebrachte deeltjesvormige materiaal los te werken en het te leiden in het verdeelstuk (64), dat zich boven de holle kamer (60) uitstrekt. 20. Werkwijze voor het loswerken en meesleuren van in een laag op een kunstspeeloppervlak (8) aangebracht deeltjesvormig materiaal, gekenmerkt door de stappen van: 1) 1 onder druk staande lucht rechtstreeks op en onder een hellende hoek leiden naar het speeloppervlak om deeltjesvormig materiaal daarvan los te maken; 1 Nummering is door de voorzieningenrechter voor de overzichtelijkheid ingevoegd.

11 1 6 S E P T E M B E R B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M ) meeslepen van het deeltjesvormige materiaal in een luchtstroom; en 3) terugvoeren van het deeltjesvormige materiaal naar het oppervlak met deze luchtstroom. Bij EP 276 hoort onder meer de volgende figuur: Conclusie 12 van EP 669 in de Nederlandse vertaling luidt als volgt: 12. Werkwijze voor het herstellen van kunstspeelvlakken, welke de stappen omvat van: 1) 2 richten van een aantal stralen (24) van gecomprimeerde lucht op het speelvlak (1) om deeltjesvormig materiaal daarvan los te maken; en 2) verplaatsen van de luchtstralen in een eerste voorwaartse richting over het speelvlak; gekenmerkt door de verdere stap van: 3) meedelen van een periodieke beweging aan de stralen van gecomprimeerde lucht in een tweede richting welke tweede richting een component omvat loodrecht op de eerste richting en nagenoeg evenwijdig aan het vlak van het speelvlak. 2.2 Doornewaard drijft sinds medio 2005 een onderneming die zich richt op het onderhoud van kunstgrasvelden, zoals tennisvelden en hockeyvelden. Doornewaard is deze eenmanszaak gestart nadat hij de activa van Silica Nova B.V had overgenomen. Tot die activa behoorde de zogenoemde Silicair-machine (hierna Silicair ). Met de Silicair kan een kunstgrasveld effectief worden gereinigd. De Silicair kan als volgt schematisch worden weergegeven: 1 = luchtaanvoer 7 = airbox 2 = luchtverdeelkamer 8 = luchtkanalen/ nozzles 3 = beschermkap 10 = schraper 4 = PLC besturing 11 = zandafvoerketting 5 = beschermkast 12 = behuizing 6 = ventielen/ nozzle control unit 2 Nummering is ook hier voor de overzichtelijkheid aangebracht. 2.3 Tussen Air Force enerzijds en Silica Nova B.V. en haar aandeelhouder Smillie Beheer B.V. anderzijds, is een procedure voor deze rechtbank gevoerd met als inzet de vraag of de Silicair al dan niet inbreuk zou maken op voormelde octrooien. Doornewaard was geen procespartij bij deze procedure. Deze rechtbank oordeelde bij vonnis van 27 februari 2002 dat de Silicair geen inbreuk maakte op de octrooien. Het Gerechtshof s-gravenhage oordeelde op 24 mei 2007 evenwel dat de Silicair vrijwel volledig voldoet aan de omschrijving van conclusie 19 van EP 276 en dat deze valt binnen de beschermingsomvang van conclusie 12 van EP 669.Van belang voor dit geschil zijn de volgende overwegingen van het hof: (...) 8. Partijen zijn het erover eens, dat het inspectierapport van 5 oktober 2004 (productie bij memorie van grieven in incidenteel appèl, tevens door Air Force overgelegd als productie 8 bij pleidooi) betrekking heeft op de SILICAIR-machine. Blijkens onder meer de afbeeldingen 3, 8 en 11 bijhet inspectierapport en de toelichting daarop in het rapport, omvat de SILICAIR-machine een air box (1) en een paddle box (2), met daartussen een intermediate cavity (3). Zowel de octrooigemachtigde van Air Force (ir. C.G.C. Veldman rapport overgelegd door Air Force als productie 7 bij pleidooi) als de octrooigemachtigde van Smillie (ir. K.J. Metman Tweede Rapport overgelegd door Smillie als productie bij pleidooi) noemen de intermediate cavity (3) de manifold (Veldman), respectievelijk in het Nederlands het verdeelstuk (Metman), daarmede kennelijk aansluiting zoekende bij de bewoordingen van conclusie 19 van het 276-octrooi ( the device comprising a manifold ). Het hof zal zich daaraan conformeren. 9. Zoals uit onder meer afbeelding 11 bij het inspectierapport blijkt is het verdeelstuk (3) naar onder toe open. De aangrenzende air box omvat (zie het inspectierapport onder 3.3 en 3.4 en afbeeldingen 12, 18 en 21) een aantal verdeelstukken voor het verdelen van perslucht vanaf(per verdeelstuk) een enkele inlaat voor perslucht naar een aantalmondstukken(24perverdeelstuk). Demondstukkenzijnallenaar beneden en naar achteren (derhalve onder een hoek ten opzichte van het horizontale vlak) gericht. In bedrijf wordt door de perslucht uit de mondstukken zand vrijgemaakt uit een te behandelen kunstspeeloppervlak. In het inspectierapport wordt gesproken van uitgeworpen ( ejected ) tegen welke uitdrukking blijkens voetnoten in het rapport bezwaar is aangetekend door de Engelse octrooigemachtigde van Smillie. Naar het oordeel van het hof kan in het midden blijven of er van uitwerpen sprake is. Uit de afbeeldingen bij het inspectierapport blijkt duidelijk, dat zand op zijn minst uit het te behandelen oppervlak wordt verdreven en na de behandeling niet langer zich in het oppervlak, doch zich op het oppervlak bevindt en wel in de ruimte van de intermediate cavity ofwel het verdeelstuk. Gezien de hoeveelheden zand die zich bevinden op de zijwanden van het verdeelstuk (zie bijvoorbeeld de afbeeldingen 11, 17 en 18 bij het inspectierapport) lijkt tenminste een deel van het zand los van het oppervlak te zijn geweest. De conclusie is daarom, dat de SILICAIR-machine een inrichting is, die is voorzien van een verdeelstuk (de intermediate cavity ) voor het opnemen van vanaf het speeloppervlak verplaatst deeltjesvormig materiaal, waarbij het verdeelstuk een uitlaat omvat in een onderste gebied via welke het deeltjesvormige materiaal wordt teruggevoerd (een deel lijkt immers los van het oppervlak te zijn geweest) naar het speeloppervlak. Voorts is de inrichting voorzien van een holle kamer (de verdeelstukken in de air box ) nabij het verdeelstuk (de intermediate cavity ) met een luchtinlaat voor onder druk staande lucht en ten minste een luchtuitlaat door welke lucht rechtstreeks op het speeloppervlak kan worden uitgestoten onder een hellende hoek ten einde het in een laag daarop aangebrachte deeltjesvormige materiaal los te werken en het te leiden in het verdeelstuk (de intermediate cavity ). Aldus voldoet de machine vrijwel geheel aan

12 2 9 6 B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M 1 6 S E P T E M B E R de omschrijving in conclusie 19 van het 276-octrooi. Door Smillie is aangevoerd, dat bij haar machine het niet de bedoeling is, dat het losgewoelde zand blijft liggen op het behandelde speeloppervlak, maar dat het zand na het loswoelen met behulp van schrapers wordt afgevoerd. Dit evenwel is een additionele maatregel, die het geconstateerde vrijwel geheel voldoen aan de omschrijving in conclusie 19 niet ongedaan maakt. 10. Door Smillie is voorts nog aangevoerd, dat bij toepassing van de SILICAIR-machine de verdichte laag van deeltjesvormig materiaal in het speeloppervlak van te voren nat wordt gemaakt, waardoor het door de perslucht slechts wordt losgewoeld en niet in een stroom omhoog wordt gevoerd (Tweede Rapport Metman, blz. 10). Gezien de hiervoor genoemde afbeeldingen betwijfelt het hof de juistheid van deze stelling. Overigens gaat het ook bij de inrichting volgens conclusie 19 van het 276-octrooi om een natgemaakt oppervlak. Zie het octrooi, kolom 6, regel 57 kolom 7, regel 2: In operation, compressed air is directed at high velocity against a wet compacted surface containing particulate matter. The particulate matter is uplifted and then dumped back onto the surface as the device is moved along, thereby producing a soft playing surface. Uit dit citaat blijkt voorts, dat een natgemaakt speeloppervlak door de behandeling met perslucht zachter wordt gemaakt. De SILICAIR-machine moge dan niet bedoeld zijn als Inrichting voor hetzachtmakenvaneenkunstspeeloppervlak (TweedeRapportMetman, blz. 10), het resultaat van een behandeling met de machine (voorafgaand aan het afschrapen van los gewoeld materiaal), is kennelijk ook een zachter worden van het speeloppervlak. 11. Door Smillie is verder nog aangevoerd dat bij haar machine het verdeelstuk (de intermediate cavity ) zich niet uitstrekt boven de holle kamer (dat wil zeggen: de verdeelstukken in de air box ). Het hof vermag Smillie hierin niet te volgen. Uit de afbeeldingen 18, 21 en 11 lijkt niet anders te kunnen worden opgemaakt dan dat de intermediate cavity hoger reikt dan de bovenzijde van de verdeelstukken (in wezen de nozzle control unit 5 van afbeelding 12). 12. Door Smillie is tenslotte nog aangevoerd dat bij de SILICAIRmachine het zand, zelfs al zou dat omhoog worden geblazen, terugvalt naar het speeloppervlak en dat dit anders is dan het in de conclusies 19 en 20 vermelde terugvoeren. Het hof vermag Smillie hierin niet te volgen. Blijkens de toelichting bijfiguur 5 van het octrooi gaat het bijde geoctrooieerde inrichting erom, dat het deeltjesvormige materiaal omhoog wordt bewogen (waarvoor de onder druk staande lucht wordt benut) en dan teruggestort op het oppervlak (Nederlandse vertaling van het octrooi, blz. 10, regels 3-6). Dit lijkt niet anders te zijn dan het terugvallen bij de SILICAIR-machine. 13. Slotsom van het voorgaande is, dat de SILICAIR-machine vrijwel volledig voldoet aan de omschrijving in conclusie 19 van het 276- octrooi. De door Smillie gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot het Europese octrooi kan reeds daarom niet worden toegewezen en de vraag of toepassing van de machine valt onder de beschermingsomvang van conclusie 20 van het octrooi kan buiten beschouwing blijven. 14. Met betrekking tot de vraag of met of door de SILICAIR-machine van Smillie inbreuk wordt gemaakt op het 669-octrooi van Air Force overweegt het hof het volgende. Zoals hiervoor (onder 9.) aan het hogergenoemde inspectierapport werd ontleend, omvat de air box van de SILICAIRmachine een aantal verdeelstukken voor het verdelen van perslucht vanaf (per verdeelstuk) een enkele inlaat voor perslucht naar een aantal mondstukken (24 per verdeelstuk). De mondstukken zijn alle naar beneden en naar achteren (derhalve onder een hellende hoek ten opzichte van het horizontale vlak) gericht. In bedrijf wordt door de perslucht uit de mondstukken zand vrijgemaakt uit een te behandelen kunstspeeloppervlak Het losgewoelde zand wordt op het kunstspeeloppervlak verzameld in de intermediate cavity (en vervolgens met behulp van een schraper verwijderd). De SILICAIR-machine voldoet aldus vrijwel geheel aan de omschrijving in de aanhef van conclusie 1 van het 669-octrooi. De air-box van de SILICAIR-machine bevindt zich echter op een vaste plaats in de machine. Er is daarom niet voldaan aan de omschrijving in het kenmerkende deel van conclusie 1. De machine omvat geen aandrijforgaan voor de air-box, die daaraan een periodieke beweging ten opzichte van de machine kan geven, doch is, blijkens de door M. Smilde van Smillie Beheer aan de opstellers van het inspectierapport gegeven toelichting, voorzien van een mechanisme om de mondstukken, waaruit de perslucht treedt, slechts een gedeelte van de tijd en beurtelings te doen werken. Door de mondstukken afwisselend te openen en te sluiten wordt, terwijl de machine voortbeweegt, een patroon van luchtstralen over het te behandelen speeloppervlak gevoerd. De opstellers van het inspectierapport vermelden niet dat zij zelf de beschreven werking van de machine hebben waargenomen. Partijen hebben tegen dit onderdeel van het inspectierapport geen bezwaar aangetekend, zodat het hof van de juistheid van de door Smilde gegeven toelichting zal uitgaan. 15. Door Air Force is aangevoerd, dat de machine in bedrijf een werkwijze toepast, zoals omschreven in conclusie 12 van het 669-octrooi, althans een werkwijze die equivalent is aan de geoctrooieerde werkwijze (rapport Veldman blz. 7 e.v. en pleitaantekeningen in beroep blz. 9 e.v.). Bij het werken met de SILICAIR-machine wordt ontegenzeggelijk een aantal stralen van gecomprimeerde lucht op een kunstspeelvlak gericht. Doordat de machine in een voorwaartse richting wordt bewogen worden de luchtstralen in die eerste voorwaartse richting over het speelvlak bewogen. Anders dan in conclusie 12 omschreven wordt aan de (individuele) luchtstralen evenwel geen periodieke beweging in een tweede richting (met een component loodrecht op de eerste richting en nagenoeg evenwijdig aan het vlak van het speelvlak) gegeven. Van (letterlijke) toepassing van de werkwijze volgens conclusie 12 is daarom geen sprake. Wel is het zo dat de individuele luchtstralen afwisselend worden aan- en uitgeschakeld, waardoor een (willekeurig, afhankelijk van de wijze van schakelen) patroon van werkende luchtstralen periodiek in de tweede richting lijkt te bewegen. 16. De werkwijze volgens het 669-octrooi biedt een oplossing voor het probleemdatdeeffectievebreedtevandemachine, waarmededewerkwijze wordt uitgevoerd, beperkt is doordat de afmetingen van de compressor, die de gecomprimeerde lucht levert, beperkt zijn. Door de luchtstralen over een groter oppervlak (heen en weer) te bewegen, kan met eenzelfde compressor een groter oppervlak worden bewerkt. De SILICAIR-machine biedt in wezen een oplossing voor hetzelfde probleem met in wezen hetzelfde resultaat. Immers met eenzelfde compressor kan een groter oppervlak worden bewerkt, zodat de effectieve breedte van de machine groter is. Naar het oordeel van het hof wordt het probleem bij toepassing van de SILICAIR-machine op in wezen dezelfde wijze opgelost als bij de werkwijze volgens het 669-octrooi. Het volgens een bepaald patroon aan- en uitschakelen van luchtstralen leidt immers tot een schijnbare beweging van die luchtstralen volgens dat patroon en is equivalent aan het periodiek bewegen van een of meer luchtstralen. De equivalentie is nog duidelijker, indien bij de werkwijze volgens conclusie 12 van het 669-octrooi het aantal luchtstralen wordt aan- en uitgeschakeld (pulserend bediend), hetgeen ook onder de bewoording van de conclusie valt. 17. Het hof gaat voorbij aan het impliciet in grief II door Smillie aangeboden bewijs, nu dit gelet op het voorgaande niet ter zake dienende is. 18. Slotsom van het vorenstaande is, dat in bedrijf de SILICAIRmachine een werkwijze uitvoert, die valt binnen de beschermingsom-

13 1 6 S E P T E M B E R B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M vang van conclusie 12 van het Europese octrooi van Air Force. De door Smillie gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot dat Europese octrooi kan mitsdien niet worden toegewezen. (...) De in de uitspraak van het hof genoemde afbeelding 11 bij het inspectierapport is de volgende (recht boven verwijzingscijfer (1) is het deel van de machine dat ook wel met air box wordt aangeduid, met daarin opgenomen de nozzles of spuitmonden (4); boven (3), naast de air box, is in de machine een open ruimte ook wel aangeduid met de intermediate cavity ; boven (2) bevindt zich het deel van de machine, aangeduid met paddle box dat de hoop zand (9) afschraapt): 2.4 Air Force heeft op 29 juni 2007 een verzoek ingediend tot verlof voor het leggen van (ex parte) bewijsbeslag, beschrijving en monsterneming, als bedoeld in de art. 1019b tot en met 1019d Rv, bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen. Op 2 juli 2007 werd de gevraagde beschikking verleend en op 5 juli 2007 werd het beslag, de beschrijving, bemonstering en de gevraagde bewaarneming geëffectueerd. 2.5 Op 23 augustus 2007 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen zich onbevoegd verklaard in het door Doornewaard aangespannen executiegeschil (waarbij de hierna te noemen vorderingen I en II waren voorgelegd) en Doornewaard in de proceskosten veroordeeld ( 251, voor vast recht en 816, procureurssalaris, in totaal derhalve 1.067, ). 3 Het geschil in conventie 3.1 Doornewaard vordert (na wijziging van eis, waartegen geen bezwaar is gemaakt) dat de voorzieningenrechter: I primair, het conservatoir bewijsbeslag op de Silicair machine, de monsterneming, beschrijving en/of de gerechtelijke bewaring daarvan met onnmiddellijke ingang opheft, en het daartoe gegeven verlof intrekt, dan wel subsidiair het conservatoir bewijsbeslag op de Silicair machine, de monsterneming, beschrijving en/of de gerechtelijke bewaring daarvan met onmiddellijke ingang opheft, en het daartoe gegeven verlof intrekt, onder de voorwaarden dat eiser de Silicair op afroep beschikbaar houdt voor gerechtelijke bezichtiging en/of inspectie door de Rechtbank en/of gedaagde, dan wel onder verdere door de rechtbank in goede justitie te bepalen voorwaarden; dan wel meer subsidiair de monsterneming, beschrijving en/of de gerechtelijke bewaring van de Silicair machine onder handhaving van het conservatoir bewijsbeslag, zij het buiten van toepassing verklaring van art. 455 Rv met onmiddellijke ingang opheft, en het daartoe gegeven verlof intrekt, opdat eiser weer volledig bedrijfsmatig met de Silicair machine kan werken; dan wel nog meer subsidiair, de monsterneming, beschrijving en/of de gerechtelijke bewaring van de Silicair machine onder handhaving van het conservatoir bewijsbeslag, zij het buiten van toepassing verklaring van art. 455 Rv met onmiddellijke ingang opheft, en het daartoe gegeven verlof intrekt, opdat eiser weer volledig bedrijfsmatig met de Silicair machine kan werken, een en ander onder de voorwaarden dat eiser de Silicair op afroep beschikbaar houdt voor gerechtelijke bezichtiging en/of inspectie door de Rechtbank en/of gedaagde, dan wel onder verdere door de rechtbank in goede justitie te bepalen voorwaarden; II gedaagde beveelt binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis alle medewerking te verlenen aan de ongedaanmaking van de (gevolgen van de) bewijsbeslaglegging, monsterneming, beschrijving en/of gerechtelijke bewaring van de Silicair machine, onder meer inhoudende een bevel om schriftelijk een verzoek te doen aan de bewaarders Gerechtsdeurwaarder Tijhuis en Partners te Zwolle en de besloten vennootschap Autoberging Leerentveld B.V. te Zwolle om de Silicair machine terstond vrij te geven aan eiser en deze voor kosten van gedaagde binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis te transporteren naar de locatie waar die in beslag is genomen, op straffe van een dwangsom van 5.000, per dag dat zij geheel of gedeeltelijk met de nakoming van dit bevel in gebreke is; III gedaagde met onmiddellijke ingang verbiedt om ten aanzien van de Silicair machine (opnieuw) conservatoir beslag tot bewijs, afgifte of verhaal of anderszins te (laten) leggen en/of het (doen) maken van een gedetailleerde beschrijving, en/of het (doen) nemen van een monster, en/of in gerechtelijke bewaring te (doen) nemen van deze Silicair machine, op straffe van een dwangsom , per gehele of gedeeltelijke overtreding van dit verbod of 5000, per dag dat deze overtreding voortduurt, zulks ter keuze van eiser; IV gedaagde veroordeelt tot betaling aan eiser van de volledige kosten van deze procedure, met inbegrip van de behandeling in Zutphen, inclusief de kosten voor de octrooigemachtigde overeenkomstig artikel 1019 h Rv. 3.2 Air Force voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4 Het geschil in reconventie 4.1 Air Force vordert samengevat inzage in de in beslag genomen documenten alsmede een inbreukverbod met nevenvorderingen en met proceskosten volgens 1019h Rv. 4.2 Doornewaard voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 5 De beoordeling in conventie en in reconventie 5.1 Zowel in conventie als in reconventie staan ter beoordeling de vragen of sprake is van inbreuk op EP 276 en of EP 276 en EP 669 geldig zullen worden geacht in de bodemprocedure.

14 2 9 8 B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M 1 6 S E P T E M B E R EP Naar voorlopig oordeel bestaat er een gerede kans dat de bodemrechter in een daartoe strekkende procedure zal oordelen dat de Silicair niet valt binnen de beschermingsomvang van EP 276 om redenen die nog niet aan het hof in de procedure vermeld onder 2.3 waren voorgelegd. 5.3 De voorzieningrechter acht de Silicair namelijk in feite niet meer dan een niet-inventieve variant op de reeds bekende stand van de techniek in de vorm van US 4,018,483 van 19 april 1977 (US 483). Figuur 1 van die publicatie ziet er als volgt uit: Aangaande deze inrichting stelt Air Force dat het wezenlijke verschil (andere verschillen heeft zij overigens niet genoemd) met de uitvinding volgens EP 276 is de toepassing van een gebogen oppervlak 19 dat een zogenaamd Coandaeffect bewerkstelligt. Het Coanda-effect houdt kort gezegd in dat als een luchtstroom raakt aan een gebogen oppervlak deze stroom de neiging vertoont af te buigen. Een en ander is door Air Force aan de hand van onderstaande figuren toegelicht (met 17 is de luchtstroom en met 19 het gebogen oppervlak aangeduid): Bij de Silicair-machines (voor dit oordeel is de eventuele aanwezigheid van een afdekplaat zoals Doornewaard heeft bepleit, als gevolg waarvan de machine door hem wordt aangeduid als de Silicair II, niet relevant) wordt inderdaad geen gebruik gemaakt van enig Coanda-effect. Niettemin is de voorzieningenrechter van oordeel dat geenszins aannemelijk is geworden dat bij de machine van US 483 niet ook in enige relevante mate zand zal worden opgepakt, dat daarna zal terugvallen voordat dit via discharge duct 14 kan worden meegenomen en afgevoerd. Zodra dit gebeurt, lijkt tenminste een deel van het zand los van het oppervlak te zijn geweest, precies zoals het hof conclusie 19 uitlegt in r.o. 10 van zijn arrest (zie r.o. 2.3 van deze uitspraak). De ruimte lopend vanaf orifice 16 tot aan de ingang van duct 14 (in figuur 1 van US 483 is deze ruimte niet met een specifiek verwijzingscijfer aangeduid, maar van boven wordt deze ruimte begrensd door oppervlak 19) kan volgens de redenering van het hof dan, net als de intermediate cavity van de Silicair, worden gelijkgesteld met het verdeelstuk (64) volgens de uitvinding van conclusie 19. In dat verdeelstuk wordt het zand dan losgewerkt en ook weer (deels, voor zover het Coanda-effect niet 100% effectief is, hetgeen niet aannemelijk is) teruggevoerd. Dat een ander deel van het zand wordt afgevoerd via duct 14 in combinatie met het Coandaeffect is dan evenzo een additionele maatregel als het afschrapen en afvoeren dat bij de Silicair nog plaatsvindt. Zou het hof kennis hebben gehad van deze voorpublicatie, dan zou het naar voorlopig oordeel derhalve niet hebben geconcludeerd dat de Silicair vrijwel volledig voldoet aan de omschrijving van conclusie 19 van EP Het hof heeft nog niet geoordeeld over de vraag of sprake is van inbreuk volgens conclusie 20. De voorzieningenrechter overweegt dat er bij de Silicairmachines geen sprake van is dat zand wordt meegesleept en daarna wordt teruggevoerd. Air Force heeft weliswaar aangevoerd dat het hof, als het zou hebben geoordeeld over conclusie 20, net als bij conclusie 19 zou hebben geoordeeld tot inbreuk omdat kort gezegd op de van belang zijnde punten die conclusies met elkaar vergelijkbaar zijn, doch dat baat haar niet. Als dat zo zou zijn, dient immers ook ten aanzien van deze conclusie het hiervoor gehonoreerde argument op te gaan, namelijk dat met de Silicair-machines in wezen een nietinventieve variant op de stand van de techniek (US 483) wordt toegepast. 5.5 Overigens is de voorzieningenrechter van oordeel dat beide conclusies niet geheel vergelijkbaar zijn. Bij conclusie 19 gaat het om het loswerken van het zand terwijl voor conclusie 20 essentieel is dat het zand daadwerkelijk wordt meegesleept en (daarna) weer wordt teruggevoerd. In de redenering van het hof is duidelijk dat bij het eerste ook het oprullen van het zand zoals dat in de Silicair-machines plaatsvindt onder conclusie 19 valt. Of dit echter evenzeer zal gelden voor de maatregel dat het zand daadwerkelijk moet worden meegesleept in de luchtstroom, acht de voorzieningenrechter bepaald aan gerede twijfel onderhevig. De voorzieningenrechter laat dan nog daar dat de rechtbank in r.o had geoordeeld dat van inbreuk volgens conclusie 20 geen sprake is, welk gedachtegang niet is verworpen door het hof omdat het daaraan niet toekwam. EP Hierbij gaat het om mogelijke inbreuk volgens conclusie 12. Het hof oordeelde dat inbreuk wordt gemaakt op die conclusie, maar in die procedure is (kennelijk) niet de geldigheid van die conclusie betwist. Voorshands oordelend echter acht de voorzieningenrechter een gerede kans aanwezig dat conclusie 12 van EP 669 niet geldig zal blijken in een daartoe strekkende bodemprocedure, waardoor in dit kort geding voorshands niet kan worden geoordeeld dat sprake is van inbreuk. 5.7 De meest nabije stand van de techniek wordt gevormd door WO 92/20272 (D1), de internationale aanvrage die heeft geleid tot EP 276 hiervoor besproken. Het verschil met die bekende inrichting is volgens het kenmerkende gedeelte van conclusie 12 dat aan de stralen van gecomprimeerde lucht een periodieke beweging wordt gegeven in een richting kort gezegd dwars op de rijrichting. Volgens de beschrijving van EP 669 (Nederlandse vertaling p. 1, r. 34 p. 2, r. 3) is het aan deze bekende inrichting verbonden nadeel dat de effectieve breedte daarvan beperkt is vanwege praktische afmetingen van de compressor. Anders gezegd, de breedte van de over het kunstveld te trekken banen wordt beperkt door de grootte (en daarmee ook het gewicht) van de luchtcompressor. Overigens geeft conclusie 12 geen oplossing voor het in de daaropvolgende alinea (p. 2, r. 4-6)

15 1 6 S E P T E M B E R B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M genoemde nadeel, zodat dit niet in dit oordeel is betrokken. De voorzieningenrechter heeft geen reden om aan te nemen dat die visie van de octrooihouder op het objectieve probleem dat aan conclusie 12 ten grondslag lag, onjuist zou zijn. Daarvan uitgaande ligt het op en neer laten zwaaien van de luchtstralen evenwel naar voorlopig oordeel om de volgende redenen voor de hand. 5.8 In EP 669 wordt de mogelijkheid genoemd dat die beweging wordt bewerkstelligd door aan de holle kamer een periodieke beweging te geven (Nederlandse vertaling p. 2, r ). De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat dit een voor de gemiddelde vakman op basis van zijn algemene vakkennis triviale maatregel vormt. Het zal die vakman immers duidelijk zijn dat hij niet de breedte van de holle kamer kan vergroten, omdat hij dan een zwaardere luchtcompressor nodig zal hebben bij een gelijke onderlinge afstand en grootte van de luchtuitlaten. Aanpassing van die onderlinge afstand en grootte van de uitlaten is niet mogelijk zonder efficiëntie van de machine op te offeren. Om nu toch de breedte te vergroten dringt een snel heen en weer zwaaien van die holle kamer uit de bekende inrichting zich in feite onmiddellijk aan de gemiddelde vakman op als oplossing van het hiervoor genoemde probleem. 5.9 Zo de gemiddelde vakman de oplossing van conclusie 12 al niet op basis van zijn algemene vakkennis zonder inventieve denkarbeid zal vinden, komt hij deze tegen in D4 (AT ). Bij deze bekende inrichting wordt namelijk een rol waarin in spiraalvorm luchtgaten zijn aangebracht over de bodem gerold. Door de spiraalvorm van de rijen luchtgaten en het feit dat de lucht slechts uittreedt via de rijen gaten die naar de bodem gericht zijn, wordt een pendulebeweging aan de luchtstromen gegeven. In D4 wordt bovendien de relatie gelegd met vermindering van de hoeveelheid benodigde luchtdruk, zodat men met een kleinere compressor toekan of met dezelfde compressor een groter oppervlak kan worden bestreken: Dadurch, dassdiedüsenreihenalternierendmitderdruckluftquelle verbindbar sind und höchstens zwei benachbarte Düsenreihen gleichzeitig mit Druckluft beaufschlagt sind, wird sichergestellt, dass die Druckluft nur aus jenen Düsen austritt, die gegen den zu reinigen Boden gerichtet sind. Auf diese Weise wird nicht nur die Druckluftbedarf verringert (...) (D4, p. 2, r ) 5.10 Beide voorgaande oplossingen vallen binnen het bereik van conclusie 12. Aldus bestaat er een gerede kans dat conclusie 12, in elk geval niet ongewijzigd, een nietigheidsprocedure niet zal overleven. De voorzieningenrechter kan zodoende in het midden laten of combinaties van D1 met andere door Doornewaard genoemde documenten de uitvinding van conclusie 12 van EP 669 voor de hand liggend maken. Slotsom 5.11 Het in reconventie gevorderde inbreukverbod met nevenvorderingen moet volgens het voorgaande worden afgewezen. Nu inmiddels voldoende duidelijk is hoe de Silicair machine eruit ziet en bovendien van inbreuk voorshands geen sprake is, dient voorts het gelegde bewijsbeslag te worden opgeheven zoals in conventie gevorderd, waaraan Air Force haar medewerking dient te verlenen. Hierbij zijn tevens de door Doornewaard gestelde aanzienlijke belangen tot gebruik van de machine om in zijn levensonderhoud te voorzien in aanmerking genomen. De gevorderde intrekking van een door een andere voorzieningenrechter gegeven verlof gaat naar voorlopig oordeel de competentie van deze voorzieningenrechter te buiten. Uit het voorgaande volgt voorts dat het belang is komen te ontvallen aan de in reconventie gevorderde inzage in de in beslag genomen stukken. Niet gebleken is van dreiging dat Air Force na lezing van dit vonnis andermaal beslag zal leggen, zodat het gevorderde verbod daartoe daargelaten de nogal ruime strekking daarvan zal worden afgewezen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als na te melden Air Force zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Partijen hebben kostenspecificaties overgelegd die klaarblijkelijk betrekking hebben op de totaalkosten voor zowel de procedure in Zutphen als deze. De Zutphense voorzieningenrechter heeft echter de vordering afgewezen (een eis in reconventie was daar overigens niet ingesteld) met veroordeling van Doornewaard in de proceskosten, waarbij kennelijk geen vaststelling van kosten conform 1019h Rv aan de orde was of is gesteld. Deze voorzieningenrechter overweegt dat over de proceskosten in de Zutphense procedure derhalve reeds is beslist, zodat andermaal toekenning van kosten gemaakt in verband met die procedure in dit geding niet aan de orde kan zijn. Uit het systeem van art. 237 Rv volgt immers dat nu het in die zaak een eindvonnis betrof en voorts over de proceskosten is geoordeeld, in dit tweede geding niet alsnog een vordering ex artikel 1019h Rv kan worden ingesteld, betrekking hebbend op proceskosten in het vorige geschil. In anticipatie op dit mogelijke oordeel heeft deze voorzieningenrechter ter zitting aan partijen gevraagd welke kosten zijn gemaakt na het Zutphense vonnis, voor zover zij betrekking hebben op dit kort geding. Namens beide partijen is na overleg daarover door mr. Hoorneman aangegeven dat voor de procedure in Zutphen , is te rekenen en voor deze procedure in aanvulling daarop ,. Reeds ter zitting heeft de voorzieningenrechter aangegeven deze inschatting aanstonds onaannemelijk te vinden nu in wezen dezelfde vragen en grotendeels dezelfde stukken aan die rechter waren voorgelegd. Het enkele feit dat die rechter vervolgens niet aan beantwoording van die vragen toekwam omdat hij zich daartoe niet bevoegd achtte, maakt niet dat de kosten voor de voorbereiding van een discussie over die vragen naar deze procedure kunnen worden overgeheveld. Die kosten waren immers reeds in verband met die eerdere procedure gemaakt. Aangezien partijen desgevraagd echter bij dit standpunt persisteerden, heeft de voorzieningenrechter ter zitting aangegeven dat ook al werden die kosten niet bestreden, hij zich niettemin genoodzaakt zou zien indien inderdaad zou worden geoordeeld dat slechts de kosten gevallen na het Zutphense vonnis in aanmerking zouden kunnen worden genomen om de overgelegde urenspecificaties na te lopen en zelf de optelling te verrichten. Nu aan voormelde voorwaarde is voldaan, heeft de voorzieningenrechter alle kosten gevallen na 25 augustus 2007 opgeteld voor Doornewaard. Hieruit is inderdaad gebleken dat de ter zitting gegeven inschatting door mr. Hoorneman onjuist was. De kosten van zowel zijn kantoor als van de octrooigemachtigde Metman optellend leverde namelijk een bedrag op van ( , , =) ,50, alles exclusief BTW. De kosten aan de zijde van Doornewaard worden derhalve

16 3 0 0 B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M 1 6 S E P T E M B E R begroot op: vast recht 251,, salaris octrooigemachtigde 3.100, en salaris procureur ,50. Totaal ,50. 6 De beslissing De voorzieningenrechter in conventie 6.1 heft met onmiddellijke ingang op het conservatoir bewijsbeslag op de Silicair machine, de monsterneming, beschrijving en/of de gerechtelijke bewaring daarvan; 6.2 beveelt gedaagde binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle medewerking te verlenen aan de ongedaanmaking van de (gevolgen van de) bewijsbeslaglegging, monsterneming, beschrijving en/of gerechtelijke bewaring van de Silicair machine, onder meer inhoudende een bevel om schriftelijk een verzoek te doen aan de bewaarders Gerechtsdeurwaarder Tijhuis en Partners te Zwolle en de besloten vennootschap Autoberging Leerentveld B.V. te Zwolle om de Silicair machine terstond vrij te geven aan eiser en deze op kosten van gedaagde binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te transporteren naar de locatie waar die in beslag is genomen, op straffe van een dwangsom van 5.000, per dag dat zij geheel of gedeeltelijk met de nakoming van dit bevel in gebreke is; 6.3 bepaalt dat deze dwangsom vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding; 6.4 wijst het meer of anders gevorderde af; in reconventie 6.5 wijst de vorderingen af. in conventie en in reconventie 6.6 veroordeelt Air Force in de proceskosten, aan de zijde van Doornewaard tot op heden begroot op ,50; 6.7 verklaart dit vonnis in conventie en wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Enz. Nr. 28 Vzr. Rechtbank te s-gravenhage, 10 december 2007* (asymmetrische paraplu) Mr. G.R.B. van Peursem Art. 53, lid 2 Row 1995 Het ter zitting getoonde prototype van de Impliva asymmetrische paraplu maakt geen inbreuk op NL , vanwege het ontbreken van het baleinensamenstel als in de figuren geïllustreerd met 5a/5b. De baleinen van het getoonde prototype zijn technisch conventioneel, zoals in een veelvoud van paraplu s aangetroffen (en mogelijk iets robuuster uitgevoerd, dan in doorsnee paraplu s). Impliva s voorgenomen asymmetrische paraplu lijkt naar voorlopig oordeel dan ook een niet-inventieve variant op de stand der techniek. Art. 6 GModVo Bij de modelrechten van Senz is sprake van een eigen karakter, omdat de algemene indruk die daarmee bij de geïnformeerde gebruiker wordt gewekt, verschilt van het vormgevingserfgoed. Anders gezegd: Er waren weliswaar al eerder asymmetrische paraplu s op de markt althans in ieder geval één, maar die zijn duidelijk anders vormgegeven dan de varianten 1 en 2 van het gemeenschapsmodel van Senz. Dat met variatie van baleinen een veelvoud aan verschillende schermvormen valt te modelleren, blijkt bovendien ook uit variant 2 van het gemeenschapsmodel van Senz. Art. 10 GModVo Het getoonde prototype van Impliva maakt inbreuk op in ieder geval variant 2 van het gemeenschapsmodel van Senz. Art. 10 j art. 13 AW Sprake van een werk met een eigen, oorspronkelijk karakter, dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het ontwerp voor het prototype van Impliva maakt daar inbreuk op, omdat geen sprake is van een voldoende afwijkende totaalindruk. Impliva BV te Mijdrecht, eiseres, procureur mr. L.M. Bruins, advocaten mrs. N.D.R. Nefkens en A.S. Dogan te Amsterdam, tegen 1 Senz Umbrelles BV, 2 Senz Technologies BV beiden te Delft, gedaagden, procureur mr. W. Heemskerk, advocaat mr. J.A.J. Leeman te Rotterdam. 2 De feiten 2.1 Senz Technologies is rechthebbende met betrekking tot Nederlands octrooi (hierna: NL 225 of het octrooi), op 12 december 2006 verleend op een aanvrage van 9 juni 2005 voor een: scherminrichting. Op basis van de aanvrage voor dit octrooi is tevens een PCT-aanvrage gedaan. Conclusies 1, 4 en 5 van NL 225 luiden als volgt: 1. Scherminrichting, in het bijzonder regen- of zonnescherm, omvattende: een staf: een nabij een eind van de staf daarmee verbonden scherm van flexibel materiaal; * Beroep ingesteld. Red.

17 1 6 S E P T E M B E R B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M langs de staf verplaatsbare bedieningsmiddelen voor het in-of uitklappen van het scherm; en middelen voor het spannen van het scherm, welke schermspanmiddelen een stel eerste spanorganen en een stel tweede spanorganen omvatten, waarbij de eerste spanorganen elk met één eerste uiteinde scharnierbaar verbonden zijn met de staf en zich van daar langs het schermuitstrekkentotnabijdeomtrekdaarvan, enwaarbijdetweede spanorganen elk met een eerste uiteinde scharnierbaar verbonden zijn met de bedieningsmiddelen en met een tweede uiteinde verbonden zijn met een overeenkomstig eerste spanorgaan waarbij de verbinding tussen de eerste en tweede spanorganen dichter bij de omtrek van het scherm dan bij de staf aangebracht is, en zich bij voorkeur in hoofdzaak nabij de omtrek van het scherm bevindt, met het kenmerk, dat de eerste en tweede spanorganen vanaf hun onderlinge verbinding over enige afstand in hoofdzaak evenwijdig uitstrekken en daarbij een contactvlak bepalen. 4. Scherminrichting volgens één of meer der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat in de uitgeklapte toestand van het scherm, waarbij de spanorganen zich in hoofdzaak radiaal uitstrekken vanaf die staf, tenminste de tweede spanorganen onder voorspanning staan. 5. Scherminrichting volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, met het kenmerk, dat het scherm een asymmetrische vorm vertoont, de staf excentrisch met het scherm verbonden is, en de spanorganen verschillende lengten vertonen. De figuren 1 en 4 bij NL 225 zien er als volgt uit (verkleind weergegeven): Model (afbeeldingen t/m ): Model (afbeeldingen t/m ): De figuren 11 en 12 van de PCT-aanvrage van Senz op basis van NL 225 zien er (verkleind weergegeven) als volgt uit: 2.2 Senz Technologies is rechthebbende met betrekking tot een Gemeenschapsmodel in twee varianten, respectievelijk modelnummer en , gedeponeerd op 25 augustus 2006, waarvan de verlening is gepubliceerd op 17 oktober 2006, voor paraplu s. De respectieve afbeeldingen van dat modeldepot zien er als volgt uit:

18 3 0 2 B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M 1 6 S E P T E M B E R Senz is opgericht door drie ex-delftse studenten en brengt een zogenoemde stormvaste paraplu op de markt. Deze hierna te noemen: stormparaplu heeft het navolgende uiterlijk: Senz heeft diverse design -prijzen verworven met haar stormparaplu en daarmee een zekere bekendheid verworven. Zij claimt auteursrechthebbende te zijn met betrekking tot het ontwerp voor haar stormparaplu. 2.4 Impliva drijft een groothandel in paraplu s en daaraan gerelateerde producten, zoals regenponcho s en paraplustandaarden. Partijen hebben na de introductie van de stormparaplu door Senz tevergeefs besprekingen gevoerd om tot (distributie)-samenwerking te komen. 2.5 Impliva is voornemens met een eigen versie van een asymmetrische paraplu op de markt te komen. Zij heeft daartoe Senz een prototype getoond. Desgevraagd is Senz niet bereid geweest toe te zeggen dat zij zich te dien aanzien jegens Impliva niet op haar intellectuele eigendomsrechten zal beroepen. Het ter zitting getoonde prototype van Impliva s asymmetrische paraplu ziet er als volgt uit: 3 Het geschil 3.1 Impliva stelt dat zowel de octrooirechten als de modelrechten van Senz nietig zijn, terwijl het ontwerp voor de stormparaplu van Senz evenmin een auteursrechtelijk werk betreft. Althans stelt zij dat zij met haar voorgenomen versie van een asymmetrische paraplu geen inbreuk maakt op deze door Senz geclaimde rechten. Voorts stelt zij dat zij zodoende op ontoelaatbare wijze wordt gehinderd in de introductie van haar asymmetrische paraplu en dat Senz onrechtmatig handelt door ten onrechte en/want tegen beter weten in haar (Senz ) intellectuele eigendomsrechten te handhaven ten opzichte van dit voorgenomen ontwerp van Impliva. Dit wordt wel aangeduid met wapperen. Impliva stelt spoedeisend belang te hebben bij een verbod tot staking van dit beweerdelijk onrechtmatig handelen. Op grond van die stellingen vordert Impliva samengevat een bevel tot staking van onrechtmatig handelen in de vorm van het handhaven van beweerdelijke exclusieve rechten, zoals de auteurs-, octrooi- en modelrechten of andere rechten op de (asymmetrische) stormparaplu, danwel het op andere wijze (doen) hinderen van de introductie door Impliva van haar asymmetrische paraplu, op straffe van een dwangsom, alsmede betaling door Senz van een voorschot op de te vorderen schadevergoeding van ,, althans een in goede justitie te bepalen voorschotbedrag, kosten rechtens. 3.2 Bij dagvaarding onder 16. heeft Impliva tevens gesteld dat Senz onrechtmatig zou handelen door misbruik te maken van know-how van Impliva. Desgevraagd is dat ter zitting niet langer gehandhaafd. 3.3 Senz voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4 De beoordeling 4.1 De gevraagde voorzieningen dienen te worden afgewezen. Daartoe is het navolgende redengevend. 4.2 De stellingen van Impliva dat Senz zich tegen beter weten in beroept op ongeldige intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot haar stormparaplu zijn voorshands onvoldoende aannemelijk geworden. Uitgangspunt is dat degene die zich beroept op hem toekomende intellectuele eigendomsrechten slechts onder omstandigheden eventueel onrechtmatig zal handelen, bijvoorbeeld indien hij weet, dan wel dient te beseffen, dat een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat deze rechten geen stand zullen houden in rechte Begin jaren 90 heeft Roland Iten een asymmetrische paraplu op de markt gebracht met dit uiterlijk: 1 Vgl. bijv. in geval van wat wel wordt genoemd wapperen met een achteraf nietig blijkend octrooi HR 29 september 2006 (CFS Bakel/Stork Titan), LJN AU6098, BIE 2007/55, r.o. 5.8.

19 1 6 S E P T E M B E R B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M Octrooirecht 4.3 Voorop wordt gesteld dat het debat van partijen in dit kort geding omtrent de geldigheid van NL 225 moet worden gekwalificeerd als rudimentair en onvolledig. De (gerede) kans dat in een bodemzaak tot nietigheid van NL 225 zal worden geoordeeld wegens gebrek aan nieuwheid of inventiviteit, is in dit kort geding (mede daardoor) bepaald niet voldoende komen vast te staan nog daargelaten dat geen bodemzaak met als inzet vernietiging van dit octrooi aanhangig is gemaakt, terwijl ook niet is aangegeven dat daartoe het voornemen bestaat, bijvoorbeeld door overlegging van een adviesaanvraag uit hoofde van art. 84 ROW 1995 aan Octrooicentrum Nederland. Uitleg van de hoofdconclusie in het licht van de beschrijving en de tekeningen leert dat de stormvastheid van de inrichting volgens conclusie 1 ligt in het opvangen van windvlagen door afwikkeling van de daarmee opgewekte krachten langs een dubbel baleinenstelsel, in de figuren geïllustreerd als 5a/5b, dat over een zekere lengte vanaf het uiteinde van de omtreksrand van het scherm evenwijdig loopt (onderling verbonden eerste en tweede spanorganen, die zich over enige afstand in hoofdzaak evenwijdig uitstrekken en zo een contactvlak bepalen). Dat deze kenmerkende maatregel uit de hoofdconclusie onduidelijk of niet eenduidig zou zijn, zoals Impliva aanvoert, (hetgeen overigens geen nietigheidsargumenten zijn) wordt verworpen. Indien Impliva daarmee heeft willen aanvoeren dat het octrooi op dit punt niet nawerkbaar zou zijn, dan is dit door Impliva onvoldoende inzichtelijk gesteld en overigens naar voorlopig oordeel onjuist. Het hierbedoelde mechanisme vertoont verwantschap met een voetafwikkelingsmechanisme, zoals in de beschrijving van de PCT-aanvrage op basis van NL 225 wordt verduidelijkt, onder verwijzing naar figuren 11 en 12 daarvan (hiervoor in 2.1. weergegeven). Impliva heeft onvoldoende onderbouwd dat deze maatregel al bekend zou zijn uit (figuur 2 van) US 2,144,141, mede gelet op het verweer terzake ter zitting van de kant van een van de oprichters van Senz. De nietigheidsargumentatie ontleend aan US 1,749,363 moet alleen al worden gepasseerd, omdat dit stuk niet is overgelegd. Impliva verliest voorts uit het oog dat de asymmetrie en excentrische staf eerst in afhankelijke conclusie 5 wordt geclaimd. De hoofdconclusie ziet daar niet op. 4.4 Zodoende is naar voorlopig oordeel geen sprake van het ontlenen van aanspraken aan NL 225 tegen beter weten van ongeldigheid in, zoals Impliva ten onrechte aanvoert. 4.5 Overigens wordt voorshands geoordeeld dat het ter zitting getoonde prototype van de Impliva asymmetrische paraplu geen inbreuk maakt op NL 225, vanwege het ontbreken van het in 4.3 uiteengezette baleinensamenstel als in de figuren geïllustreerd met 5a/5b. De baleinen van het getoonde prototype zijn technisch conventioneel, zoals in een veelvoud van paraplu s aangetroffen (en mogelijk iets robuuster uitgevoerd, dan in doorsnee paraplu s). Impliva s voorgenomen asymmetrische paraplu lijkt naar voorlopig oordeel dan ook een niet-inventieve variant op de stand der techniek. 4.6 Dit maakt evenwel niet dat voorshands moet worden geoordeeld dat zodoende sprake is van onrechtmatig wapperen met NL 225 door Senz richting Impliva. Het prototype is pas in een zeer laat stadium aan Senz getoond door Impliva. Mogelijk is dit eerst ter zitting gebeurd, hoewel Implivasteltditprototypeineeneerderefasealaanderaadsman van Senz te hebben toegezonden, waarvan evenwel geen eenduidig bewijs is gepresenteerd. Mr. Leeman heeft daarvan ter zitting aangegeven dat hij kan bevestigen noch ontkennen dat hetgeen hij toen heeft gezien, overeenkomt met het ter zitting getoonde prototype. Daarmee is onvoldoende aannemelijk geworden dat het ter zitting getoonde prototype waarvan noch bij dagvaarding, noch in de producties van Impliva een afbeelding is gepresenteerd door Impliva al eerder bij Senz bekend was. Daarbij moet tevens bedacht worden dat het niet Senz is geweest die zonder kennis te nemen van het voorgenomen prototype van Impliva s asymmetrische paraplu jegens Impliva is gaan schermen met haar rechten uit NL 225. Het is daarentegen juist Impliva geweest, die, kennelijk zonder voldoende eenduidig bewijsbaar Senz in kennis te hebben gesteld van haar exacte voorgenomen product, vervolgens van Senz is gaan verlangen dat deze, slechts op grond van dit zodoende niet eenduidig aangegeven voornemen om met een asymmetrische paraplu op de markt te zullen komen, zou toezeggen dat zij haar intellectuele eigendomsrechten niet langer jegens Impliva in stelling zou brengen. Nu Senz daartoe vervolgens niet zonder meer bereid bleek, stelt Impliva dat dat niet willen bevestigen onrechtmatig is, omdat dit neerkomt op wapperen. Dit wordt voorshands rechtens niet juist geacht. Bovendien is niet gebleken dat Senz ook na dit vonnis door zal gaan met het inroepen van NL 225 jegens de thans door Impliva voorgenomen en ter zitting getoonde variant. Zodoende is dit een en ander onvoldoende om een wapperverbod in kort geding op te kunnen gronden. Modellen 4.7 Voorop wordt gesteld dat krachtens art. 85 lid 1 van Vo. 6/2002 (GemModVo) een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel uit dient te gaan van de geldigheid van een ingeschreven Gemeenschapsmodel. De enige mogelijkheid om die geldigheid aan te tasten bij de civiele rechter is een reconventionele vordering tot nietigverklaring, die in kort geding niet mogelijk is. De exceptie van ongeldigheid anders dan bij wege van reconventionele vordering is alleen ontvankelijk, indien beroep wordt gedaan op een ouder door gedaagde gehouden nationaal modelrecht. Daarvan is geen sprake. Gelet op deze strikte vereisten en nu niet is gesteld of gebleken dat Impliva een nietigheidsprocedure van de Gemeenschapsmodelrechten van Senz is gestart bij het BHIM in Alicante of daartoe het serieus te nemen voornemen heeft geuit, moet in dit kort geding uit worden gegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodelrechten waar Senz zich op beroept. 4.8 Daarbij kan in het midden blijven of in kort geding in omstandigheden als de onderhavige niettemin de toets zou moeten zijn of een gerede (serieuze, niet te verwaarlozen) kans bestaat dat de ingeschreven Gemeenschapsmodelrechten van Senz in een nietigheidsgeding ten gronde nietig zouden moeten worden verklaard. Naar voorlopig oordeel is daarvan namelijk geen sprake. Volgens Impliva is de vormgeving van de Gemeenschapsmodelrechten van Senz uitsluitend technisch bepaald, maar dat is naar voorlopig oordeel onjuist. De strakke, aerodynamische puntvorm van variant 1 van het model wordt mogelijk in belangrijke mate bepaald door de wijze waarop het baleinenstelsel met parallelverloop naar het schermuiteinde toe is vorm-

20 3 0 4 B I J B L A D I N D U S T R I E} L E E I G E N D O M 1 6 S E P T E M B E R gegeven, maar niet uitsluitend. Zoals de eigen octrooigemachtigde van Impliva het uitdrukt, kan de vakman op het gebied van paraplu s elke vorm aan een paraplu geven, door baleinen te verlengen en te verkorten. Daarvan is ter zitting ook een flink staaltje getoond in de vorm van talrijke meer of minder asymmetrisch vormgegeven paraplu s, waarvan voorshands vanwege de betwisting door Senz en het ontbreken van overgelegd bewijs door Impliva slechts van het exemplaar van Roland Iten (vgl. hiervoor in 2.6) kan worden aangenomen dat die al op de markt waren in de periode gelegen een jaar voorafgaand aan het depot van de modelrechten. Overigens zijn de andere door Impliva getoonde asymmetrische paraplu s (Dryspot, Bike, Rhumbrella, Leaf, Lovers), waarvan in het geheel niet aannemelijk is gemaakt dat die eerder openbaar waren dan (een jaar voorafgaand aan) het depot van Senz, allemaal afwijkend qua vormgeving. Naar voorlopig oordeel maakt dit aldus door Impliva aangegeven vormgevingserfgoed niet dat bij de modelrechten van Senz moet worden gesproken van identieke modellen. De kenmerken van de modellen van Senz tonen niet slechts in onbelangrijke details verschillen. Ook is bij de modelrechten van Senz sprake van een eigen karakter, omdat de algemene indruk die daarmee bij de geïnformeerde gebruiker wordt gewekt, verschilt van die van dit vormgevingserfgoed. Anders gezegd: Er waren weliswaar al eerder asymmetrische paraplu s op de markt althans in ieder geval één, maar die zijn duidelijk anders vormgegeven dan de varianten 1 en 2 van het Gemeenschapsmodel van Senz. Dat met variatie van baleinen een veelvoud aan verschillende schermvormen valt te modelleren, blijkt bovendien ook uit variant 2 van het Gemeenschapsmodel van Senz. Ook overigens gaan de geldigheidsverweren van Impliva naar voorlopig oordeel niet op. 4.9 Er is derhalve geen sprake van het tegen beter weten in of anderszins onrechtmatig inroepen van modelrechten door Senz Daar komt bij dat naar voorlopig oordeel het getoonde prototype van Impliva inbreuk maakt op in ieder geval variant 2 van het Gemeenschapsmodel van Senz. Mogelijk is dat bij de strakke, puntige aerodynamische vorm van de 1 e variant van dit model anders, omdat het Impliva prototype weliswaar asymmetrisch is, maar overigens de klassieke min of meer parabolische schermvorm van doorsnee paraplu s benadert. De inderdaad ook aanwezige verschillen, waar Impliva op wijst, en die voorzover modelrechtelijk relevant vooral de verschillende staartzijde en staf betreffen, maken dit naar voorlopig oordeel niet anders Zo bezien handhaaft Senz derhalve voorshands terecht haar modelrechten jegens Impliva en handelt zij mitsdien niet onrechtmatig. Auteursrecht 4.12 Mutatis mutandis geldt voorshands hetgeen met betrekking tot geldigheid en inbreuk op de modelrechten van Senz is overwogen eveneens met betrekking tot de auteursrechten van Senz op het ontwerp voor haar stormparaplu. Dat Senz als maker moet worden aangemerkt, is niet bestreden. Naar voorlopig oordeel is sprake van een werk met een eigen, oorspronkelijk karakter, dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het ontwerp voor het prototype van Impliva maakt daar inbreuk op, omdat geen sprake is van een voldoende afwijkende totaalindruk. Slaafse nabootsing 4.13 Van slaafse nabootsing is, tenslotte, voorshands onvoldoende gebleken. Technisch wijkt het Impliva prototype af van Senz stormparaplu, zoals (mogelijk) eerst ter zitting voldoende duidelijk is geworden. Evenmin als dat ten aanzien van wapperen met haar octrooi kan worden aangenomen, kan hier op dezelfde gronden worden gesteld dat sprake is van het tegen beter weten van onjuistheid van de pretentie in of anderszins onrechtmatig handhaven van claims door Senz jegens een concurrent. Slotsom 4.14 Op grond van het vorenoverwogene moeten de gevraagde voorzieningen worden afgewezen. Onrechtmatig handhaven van rechten met betrekking tot de voorgenomen introductie van Impliva s stormparaplu is onvoldoende aannemelijk geworden. Alleen al daarom moet tevens het gevorderde voorschot op schadevergoeding worden afgewezen nog daargelaten dat daartoe geen enkel spoedeisend belang is gesteld. Impliva zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten. Beiderzijds is geen aanspraak gemaakt op een veroordeling volgens art. 1019h Rv, zodat de kostenveroordeling wordt begroot volgens het liquidatietarief. Evenmin heeft Senz aanspraak gemaakt op uitvoerbaarverklaring bij voorbaat van een eventuele kostenveroordeling ten gunste van Senz, zodat ook dat niet kan worden toegewezen. 5 De beslissing De voorzieningenrechter: 5.1 wijst de vorderingen af; 5.2 veroordeelt Impliva in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Senz begroot op 251, aan verschotten en 861, aan salaris procureur. Enz. Nr. 29 Rechtbank te Arnhem, 18 oktober 2006 (Webeffekt) Mr. T.E. Deurvorst Art. 2.4, aanhef en f BVIE Aangezien eiseres eerder is begonnen met gebruik van de merken (in Duitsland) en de gedaagden hiermee op grond van hun rechtstreekse betrekking tot eiseres bekend waren, komt gedaagden geen beroep toe op gebruik te goeder trouw dan wel een geldige reden. Art. 2.20, lid 1a BVIE De instandhouding van domeinnamen door gedaagden is te beschouwen als gebruik van een identiek merk voor dezelfde diensten waarvoor de merken van eiseres zijn ingeschreven. Art. 2.20, lid 1b BVIE Gezien de eerder bestaande samenwerking tussen partijen is er een reëel verwarringsgevaar. Dat er geen reëele belemmering is van de ontplooiïngsmogelijkheden van de eiseres op de Nederlandse markt, verwijst naar een voorwaarde die het merkenrecht niet stelt.

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 287058 / HA ZA 07-1470 Vonnis van in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NOKIA NEDERLAND B.V.,

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Vonnis in het incident tot schorsing van 28 september 2011

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Vonnis in het incident tot schorsing van 28 september 2011 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 386387 / HA ZA 11-344 Vonnis in het incident tot schorsing van in de zaak van 1. de rechtspersoon naar buitenlands recht NESTEC

Nadere informatie

2.3. Today s is onderdeel van de Todays s Groep, eveneens een online broker.

2.3. Today s is onderdeel van de Todays s Groep, eveneens een online broker. Caesar Capital Todays Vermogensbeheer DomJur 2011-679 Rechtbank Amsterdam, Sector civiel recht Zaaknummer/rolnummer: 483704 / KG ZA 11-314 P/PV Datum: 14 april 2011 Vonnis in kort geding van 14 april 2011

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in incident van in de zaak van 1. de vennootschap naar buitenlands recht SAMSUNG ELECTRONICS CO. LTD, gevestigd te Gyeonggi-do,

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Partijen zullen hierna Tangent en Cool Summer genoemd worden.

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Partijen zullen hierna Tangent en Cool Summer genoemd worden. vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de vennootschap naar buitenlands recht TANGENT A/S, gevestigd te Aulum, Denemarken, eiseres,

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 268564 / KG ZA 06-833

zaaknummer / rolnummer: 268564 / KG ZA 06-833 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 268564 / KG ZA 06-833 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid URBAN

Nadere informatie

Pensioenfonds Metaal & Techniek Financieel Collectief

Pensioenfonds Metaal & Techniek Financieel Collectief Pensioenfonds Metaal & Techniek Financieel Collectief DomJur 2010-566 Rechtbank Assen, sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 77566 / KG ZA 10-11 Datum: 19-02-2010 Vonnis in kort geding van 19 februari 2010

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8776

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8776 ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8776 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 15-06-2006 Datum publicatie 16-06-2006 Zaaknummer 124519 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Indicatietarieven in IE-zaken

Indicatietarieven in IE-zaken Indicatietarieven in IE-zaken Versie 1 september 2014 Voorwoord Op 29 april 2004 is de zogenaamde Handhavingsrichtlijn tot stand gekomen (Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van

Nadere informatie

NMLK Didio DomJur 2013-971. Rechtbank Amsterdam Zaak-/rolnummer: C/13/540039/KG ZA 13-458 SP/PV Datum:21 mei 2013. In de zaak van

NMLK Didio DomJur 2013-971. Rechtbank Amsterdam Zaak-/rolnummer: C/13/540039/KG ZA 13-458 SP/PV Datum:21 mei 2013. In de zaak van NMLK Didio DomJur 2013-971 Rechtbank Amsterdam Zaak-/rolnummer: C/13/540039/KG ZA 13-458 SP/PV Datum:21 mei 2013 In de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NMLK B.V. h.o.d.n.

Nadere informatie

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van Gemeente Haarlemmermeer Baan Kleef Aan DomJur 2008-432 Rechtbank Haarlem Zaak-/rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 en 151565 / KG ZA 08-641 Datum: 22 december 2008 Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 387525 / HA ZA 11-520

zaaknummer / rolnummer: 387525 / HA ZA 11-520 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 387525 / HA ZA 11-520 Vonnis in incident van in de zaak van 1. de rechtspersoon naar vreemd recht BJÖRN BORG BRANDS AB, gevestigd

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: C/09/445893 / KG ZA 13-752

zaaknummer / rolnummer: C/09/445893 / KG ZA 13-752 vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel - voorzieningenrechter Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/445893 / KG ZA 13-752 Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522

ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522 ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 17-09-2009 Datum publicatie 24-09-2009 Zaaknummer 99339 / KG ZA 09-274 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 279867 / KG ZA 07-29

zaaknummer / rolnummer: 279867 / KG ZA 07-29 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 279867 / KG ZA 07-29 Vonnis in kort geding van in de zaak van JOSEPHUS JOHANNUS MARTINUS BAX, wonende te Bergeijk, eiser, procureur

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 362303 / KG ZA 10-384

zaaknummer / rolnummer: 362303 / KG ZA 10-384 vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 362303 / KG ZA 10-384 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KROON

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: C/09/438805 / KG ZA 13-267

zaaknummer / rolnummer: C/09/438805 / KG ZA 13-267 vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/438805 / KG ZA 13-267 Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 395991 / HA ZA 11-1715 Vonnis van in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOLLANDERS PRINTING

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: C/09/428013 / HA ZA 12-1153 Partijen zullen hierna Stichting de Thuiskopie en [X] genoemd worden.

zaaknummer / rolnummer: C/09/428013 / HA ZA 12-1153 Partijen zullen hierna Stichting de Thuiskopie en [X] genoemd worden. vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/428013 / HA ZA 12-1153 Vonnis in incident van in de zaak van de stichting STICHTING DE THUISKOPIE, gevestigd te

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 315283 / KG ZA 08-902

zaaknummer / rolnummer: 315283 / KG ZA 08-902 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 315283 / KG ZA 08-902 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de vennootschap onder firma V.I.O.B., handelende onder de namen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:7740

ECLI:NL:RBROT:2015:7740 ECLI:NL:RBROT:2015:7740 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15092015 Datum publicatie 02112015 Zaaknummer C/10/482640 / KG ZA 15882 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de vennootschap naar buitenlands recht ALPEX CVA, gevestigd te Brasschaat, België, eiseres,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 306219 / KG ZA 08-305 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de rechtspersoon naar vreemd recht CROCS INC., gevestigd te

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 325461 / HA ZA 08-3967 Vonnis in het incident van in de zaak van de rechtspersoon naar publiek recht UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 331731 / KG ZA 09-268

zaaknummer / rolnummer: 331731 / KG ZA 09-268 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 331731 / KG ZA 09-268 Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NEWFIGURE

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 397580 / HA ZA 11-1939 Vonnis in incident van in de zaak van 1. de vennootschap naar Belgisch recht INFORMA EUROPE B.V.B.A., gevestigd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598 ECLI:NL:RBLIM:2014:7598 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 27-08-2014 Datum publicatie 01-09-2014 Zaaknummer 2998345 CV EXPL 14-4789 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 371238 / KG ZA 10-891

zaaknummer / rolnummer: 371238 / KG ZA 10-891 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 371238 / KG ZA 10-891 Vonnis in kort geding van 17 november 2010 in de zaak van 1. de vennootschap onder firma DIGI-D, gevestigd

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: C/09/455764 / KG ZA 13-1383

zaaknummer / rolnummer: C/09/455764 / KG ZA 13-1383 vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel - voorzieningenrechter Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/455764 / KG ZA 13-1383 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de besloten vennootschap

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 395096 / KG ZA 11-593

zaaknummer / rolnummer: 395096 / KG ZA 11-593 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 395096 / KG ZA 11-593 Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RACE HARDWARE

Nadere informatie

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Vonnis in kort geding van 29 maart 2010 in de zaak van

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Vonnis in kort geding van 29 maart 2010 in de zaak van vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de stichting STICHTING DEPOSITOFONDS VAN CUVO COÖPERATIEVE UITVAART VERENIGING DE

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 319584 / KG ZA 08-1168

zaaknummer / rolnummer: 319584 / KG ZA 08-1168 vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 319584 / KG ZA 08-1168 Vonnis in kort geding van in de zaak van de vereniging KONINKLIJKE NEDERLANDSE VERENIGING EERSTE HULP BIJ

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FUTURECARE WORLDWIDE B.V., tevens handelend onder de naam PG WORLDWIDE,

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FUTURECARE WORLDWIDE B.V., tevens handelend onder de naam PG WORLDWIDE, Citeerwijze: Rechtbank Den Haag, IEF 14982 (Hygro tegen Futurecare) www.ie-forum.nl vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: Vonnis in incident van in de zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

"In naam des Konings!" vonnis. Team kanton en handelsrecht. Zittingsplaats Arnhem. zaaknummer I rolnummer: CI051278117 I KG ZA 15-67

In naam des Konings! vonnis. Team kanton en handelsrecht. Zittingsplaats Arnhem. zaaknummer I rolnummer: CI051278117 I KG ZA 15-67 vonnis "In naam des Konings!" RECHTBANK GELDERLAND Team kanton en handelsrecht Zittingsplaats Arnhem zaaknummer I rolnummer: CI051278117 I KG ZA 15-67 Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten

Nadere informatie

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Vonnis in incident van 25 april 2012 in de zaak van

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Vonnis in incident van 25 april 2012 in de zaak van vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in incident van in de zaak van de vennootschap naar vreemd recht TKS S.A., gevestigd te Bastogne, België, eiseres in de

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid COSMICNAVIGATION B.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres, advocaat: mr. D.E. Stols te Amsterdam,

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid COSMICNAVIGATION B.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres, advocaat: mr. D.E. Stols te Amsterdam, CosmicNavigation - ANWB DomJur 2010-508 Rechtbank s-gravenhage, voorzieningenrechter Zaak-/rolnummer: 348117 / KG ZA 09-1261 Datum: 27-10-2009 Vonnis in kort geding van 27 oktober 2009 in de zaak van de

Nadere informatie

2.1. Medi Lease voert sinds 1989 een onderneming die zich bezighoudt met het verhuren en leasen van medische apparatuur.

2.1. Medi Lease voert sinds 1989 een onderneming die zich bezighoudt met het verhuren en leasen van medische apparatuur. Medi Lease Econocom DomJur 2007-321 Rechtbank Utrecht Zaaknummer / rolnummer: 227122 / KG ZA 07-209 Datum 13 april 2007 Uitspraak in kort geding in de zaak van tegen de besloten vennootschap met beperkte

Nadere informatie

Partijen zullen hierna ook [X] en Slamdam genoemd worden.

Partijen zullen hierna ook [X] en Slamdam genoemd worden. vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/464103 / KG ZA 14-449 Vonnis in kort geding van in de zaak van [X], wonend te [A], eiser, advocaat: mr. G.H. Thasing

Nadere informatie

gedaagde, h.o.d.n. Striptease Nederland, voorheen h.o.d.n. Stripteez, wonende te [woonplaats], gedaagde, verschenen in persoon.

gedaagde, h.o.d.n. Striptease Nederland, voorheen h.o.d.n. Stripteez, wonende te [woonplaats], gedaagde, verschenen in persoon. Striptease Service Nederland - Striptease Nederland DomJur 2008-363 Rechtbank Zwolle-Lelystad Zaak- / rolnummer: 136756 / KG ZA 07-415 Datum: 1 oktober 2007 Vonnis in kort geding in de zaak van tegen eiser,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133 ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 01-03-2011 Zaaknummer 186739 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 413663 / HA ZA 12-247 Vonnis in incident van in de zaak van de vennootschap naar vreemd recht NOKIA CORPORATION, gevestigd te

Nadere informatie

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak Datum uitspraak: 06-07-2007 Datum publicatie: 06-07-2007 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: Eiseres

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 348952 / KG ZA 09-1325 Vonnis in kort geding van in de zaak van de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid KONINKLIJK INSTITUUT

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: C/09/492533 / KG ZA 15-1049

zaaknummer / rolnummer: C/09/492533 / KG ZA 15-1049 vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/492533 / KG ZA 15-1049 Vonnis in kort geding van in de zaak van [EISERES] H.O.D.N. GORDIJNATELIER MEUBELSTOFFEERDERIJ

Nadere informatie

de vennootschap onder firma ACCENT-REIZEN, gevestigd te Amsterdam, eiseres, procureur mr. S.I. van der Staal, advocaat mr. N.P. Klein te Amsterdam,

de vennootschap onder firma ACCENT-REIZEN, gevestigd te Amsterdam, eiseres, procureur mr. S.I. van der Staal, advocaat mr. N.P. Klein te Amsterdam, Accent [gedaagde] DomJur 2006-259 Rechtbank Haarlem Sector civiel recht Zaaknummer / rolnummer: 120883 / KG ZA 06-29 Datum: 8 maart 2006 Vonnis in kort geding in de zaak van de vennootschap onder firma

Nadere informatie

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht. arrest GERECHTSHOF 'S-GRAVENHAGE Sector handel Zaaknummer Rolnummer rechtbank : 370789lKG ZA 10-877 arrest van de vijfde civiele kamer d.d. 22 februari 2011 inzake Paul Burger, kantoorhoudende te Amsterdam,

Nadere informatie

De procedure wordt voor RITM mede behandeld door mr. M.D.R. Joppe, eveneens advocaat te Amsterdam.

De procedure wordt voor RITM mede behandeld door mr. M.D.R. Joppe, eveneens advocaat te Amsterdam. vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/458213 / HA ZA 14-90 Vonnis in incident van in de zaak van: de rechtspersoon naar vreemd recht RITM OKB ZOA, gevestigd

Nadere informatie

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden. [Eiseres] [Gedaagde] (Mesologiezwolle.nl) DomJur 2017-1234 Rechtbank Overijssel Zaak-/rolnummer: C/08/192160 / KG ZA 16-321 ECLI:NL:RBOVE:2016:4885 Datum: 12 december 2016 Vonnis in kort geding van 12

Nadere informatie

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 244269 / KG ZA 12-171 Vonnis in kort geding van 16 april 2012

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 244269 / KG ZA 12-171 Vonnis in kort geding van 16 april 2012 vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 244269 / KG ZA 12-171 Vonnis in kort geding van in de zaak van de vennootschap onder firma VAN HOOF VOF, gevestigd te Asten,

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 349966 / KG ZA 09-1391 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FU

Nadere informatie

vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht Enkelvoudige Kamer zaaknummer / rolnummer: 301871 / HA ZA 08-84

vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht Enkelvoudige Kamer zaaknummer / rolnummer: 301871 / HA ZA 08-84 vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht Enkelvoudige Kamer zaaknummer / rolnummer: 301871 / HA ZA 08-84 Vonnis in incident van in de zaak van tegen 1. de rechtspersoon naar vreemd recht EUROPEAN

Nadere informatie

in de zaak met zaak- / rolnummer / HA ZA van

in de zaak met zaak- / rolnummer / HA ZA van vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht Vonnis van in de zaak met zaak- / rolnummer 360732 / HA ZA 10-817 van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERFACE INTERNATIONAL

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BECKERS BENELUX B.V., gevestigd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905

ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905 ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 25-11-2003 Datum publicatie 25-11-2003 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 168101/KGZA 03-969/EV Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 429233 / KG ZA 12-1139

zaaknummer / rolnummer: 429233 / KG ZA 12-1139 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 429233 / KG ZA 12-1139 Vonnis in kort geding van in de zaak van X, h.o.d.n. PUBLIEC, wonende te Delft, eiseres, advocaat mr. O.R.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:8199

ECLI:NL:RBLIM:2017:8199 ECLI:NL:RBLIM:2017:8199 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 16082017 Datum publicatie 23082017 Zaaknummer C/03/239274 / KG ZA 17423 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 12-05-2009 Datum publicatie 12-06-2009 Zaaknummer 156351 - KG ZA 09-197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Partijen zullen hierna Henkel en Dramers genoemd worden.

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Partijen zullen hierna Henkel en Dramers genoemd worden. vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 290903 / HA ZA 07-2143 Vonnis van in de zaak van 1. de vennootschap naar buitenlands recht HENKEL KGaA, gevestigd te Düsseldorf,

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: C/09/441174 / KG ZA 13-411

zaaknummer / rolnummer: C/09/441174 / KG ZA 13-411 vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel - voorzieningenrechter Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/441174 / KG ZA 13-411 Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 27-08-2009 Zaaknummer 259421 / HA ZA 08-2534 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411 ECLI:NL:RBOVE:2014:2411 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 18-04-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer C/08/154383 / KG-ZA 14-130 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden '" 13 februari 2015 Eerste Kamer in naam des Konings 10/02162 LZ Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: l. LEIDSEPLEIN BEHEER B.V., gevestigd te Amsterdam, 2. Hendrikus Jacobus Marinus DE VRIES,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 26042017 Datum publicatie 27042017 Zaaknummer 5494929 \ CV EXPL 1610633 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 286636 / HA ZA 07-1385

zaaknummer / rolnummer: 286636 / HA ZA 07-1385 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 286636 / HA ZA 07-1385 Vonnis in incident van in de zaak van de rechtspersoon naar buitenlands recht SOCIETA ITALIANA PER LO SVILUPPO

Nadere informatie

[eiser] - gedaagde DomJur Rechtbank Haarlem, sector civiel Zaak-/rolnummer: / KG ZA Datum: 19 december 2005

[eiser] - gedaagde DomJur Rechtbank Haarlem, sector civiel Zaak-/rolnummer: / KG ZA Datum: 19 december 2005 [eiser] - gedaagde DomJur 2006-251 Rechtbank Haarlem, sector civiel Zaak-/rolnummer: 115381 / KG ZA 05-419 Datum: 19 december 2005 Vonnis in kort geding van 19 december 2005 in de zaak van de vennootschap

Nadere informatie

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 2] worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als Save-Me en [gedaagde 2].

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 2] worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als Save-Me en [gedaagde 2]. [eiser] [gedaagde 2] SAVE-ME B.V. DomJur 2016-1203 Rechtbank Amsterdam Zaaknummer / rolnummer: C/13/609075 / KG ZA 16-632 MW/TF ECLI:NL:RBAMS:2016:5297 Datum: 7 juli 2016 Vonnis in kort geding in de zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136 ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136 Instantie Datum uitspraak 15-02-2011 Datum publicatie 18-03-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 385723 / KG ZA 11-78 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

De zaak is voor Majestic behandeld door mrs. M.H.L. Hemmer en R.T. Tjemkes, advocaten te Breda.

De zaak is voor Majestic behandeld door mrs. M.H.L. Hemmer en R.T. Tjemkes, advocaten te Breda. vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel zaaknummer / rolnummer: C/09/435163 / HA ZA 13-76 Vonnis van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MAJESTIC PRODUCTS B.V., gevestigd

Nadere informatie

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING.

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING. Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 31-01-2013 Zaaknummer 200.107.628/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Géén appelverbod

Nadere informatie

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden. [eiser] [gedaagde] - Slaapspecialist DomJur 2016-1202 Rechtbank Gelderland Zaak-/rolnummer: C/05/304159 / KG ZA 16-269 ECLI:NL:RBGEL:2016:4864 Datum: 19 juli 2016 Vonnis in kort geding in de zaak van [eiser],

Nadere informatie

Bijzondere kenmerken Kort geding Inhoudsindicatie Opheffen conservatoir beslag. Onjuist en/of onvolledig informeren van beslagrechter.

Bijzondere kenmerken Kort geding Inhoudsindicatie Opheffen conservatoir beslag. Onjuist en/of onvolledig informeren van beslagrechter. Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 261015 11:10 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBMNE:2013:3231 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Datum uitspraak 19072013

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2015:9831 ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

vonnis RECHTBANK Overijssel Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo Zaaknummer: \CV EXPL Vonnis van 17 april 2018

vonnis RECHTBANK Overijssel Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo Zaaknummer: \CV EXPL Vonnis van 17 april 2018 vonnis RECHTBANK Overijssel Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo Zaaknummer: 6507316\CV EXPL 17-3909 Vonnis van 17 april 2018 in de zaak van de vennootschap onder firma X, gevestigd en kantoorhoudende

Nadere informatie

King Cuisine [gedaagde] DomJur

King Cuisine [gedaagde] DomJur King Cuisine [gedaagde] DomJur 2014-1088 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaak-/rolnummer: C/02/286367 / KG ZA 14-554 ECLI:NL:RBZWB:2014:7297 Datum: 21 oktober 2014 Vonnis in kort geding van in de zaak van

Nadere informatie

FlexExpert B.V. EquiPlus Mennagement B.V. DomJur

FlexExpert B.V. EquiPlus Mennagement B.V. DomJur Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 18-12-2017 Datum publicatie 10-01-2018 Zaaknummer C/05/328722/KG ZA 17-547 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding vonnis FlexExpert

Nadere informatie

Partijen zullen hierna [eiser] en Eco-Stuc International CV en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

Partijen zullen hierna [eiser] en Eco-Stuc International CV en [gedaagde sub 2] genoemd worden. Ecostuc Eco-Stuc International DomJur 2011-788 Rechtbank Arnhem Zaak-/rolnummer: 220016 / KG ZA 11-447 Datum: 15 november 2011 Vonnis in kort geding van 15 november 2011 in de zaak van [eiser], h.o.d.n.

Nadere informatie

vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van 6 augustus 2014 1. De procedure Sector civiel recht

vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van 6 augustus 2014 1. De procedure Sector civiel recht I vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht zaaknummer I rolnummer: Cl131539507 I HA ZA 13-406 Vonnis van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie

Holland Hotels Dijk Produkties DomJur Rechtbank s-gravenhage Zaak-/rolnummer: / KG ZA Datum:

Holland Hotels Dijk Produkties DomJur Rechtbank s-gravenhage Zaak-/rolnummer: / KG ZA Datum: Holland Hotels Dijk Produkties DomJur 2010-615 Rechtbank s-gravenhage Zaak-/rolnummer: 365936 / KG ZA 10-595 Datum: 04-08-2010 Vonnis in kort geding van 4 augustus 2010 in de zaak van de stichting STICHTING

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBAMS:2016:199 ECLI:NL:RBAMS:2016:199 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 02-02-2016 Zaaknummer C/13/572226 / HA ZA 14-903 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Intellectueel-eigendomsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-06-2009 Datum publicatie 05-06-2009 Zaaknummer 256615 / HA ZA 08-21443 juni 2009 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:CRVB:2016:3651 ECLI:NL:CRVB:2016:3651 Instantie Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 10-10-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/5 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920 ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 23-09-2010 Datum publicatie 08-10-2010 Zaaknummer 171924 / KG ZA 10-360 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241 ECLI:NL:RBOVE:2014:3241 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 05062014 Datum publicatie 16062014 Zaaknummer C/08/156166 / KG ZA 14182 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841 ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 25-09-2006 Datum publicatie 26-09-2006 Zaaknummer 58445 - KG ZA 06-182 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad

Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad Versie 1 april 2017 Voorwoord Artikel 14 van Richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectueleeigendomsrechten (PbEU 2004, L 157/45; hierna: de Handhavingsrichtlijn)

Nadere informatie