Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar (R 1619) Instelling van een ongevallenraad Defensie (Rijkswet ongevallenraad Defensie) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding Huidige regeling ongevallenonderzoek Voor het onderzoek naar de oorzaak van ongevallen waarbij het Ministerie van Defensie is betrokken, bestaan thans verschillende regelingen. Voor marinescheepsongevallen is reeds in 1928 een wettelijke regeling tot stand gebracht waarin het «onderzoek omtrent rampen en ongevallen, overkomen aan Nederlandsche oorlogsvaartuigen» is vastgelegd. Deze wet, de Marinescheepsongevallenwet, roept daartoe een permanente onderzoeksraad in het leven die de beschikking krijgt over een aantal wettelijke onderzoeksbevoegdheden. Doel van het onderzoek is het achterhalen van de oorzaak van het ongeval en het doen van aanbevelingen aan de Minister van Defensie ter voorkoming van dergelijke voorvallen. Daarnaast heeft de raad de bevoegdheid aanbevelingen te doen omtrent jegens de opvarenden te treffen rechtspositionele maatregelen. Op het gebied van luchtvaartongevallen met militaire luchtvaartuigen bestaat er geen formeelwettelijke regeling. Wel is door de Minister van Defensie bij beschikking van 11 november 1987 de Raad van Advies inzake Luchtvaartongevallen bij Defensie ingesteld. Deze raad heeft tot taak een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van ongevallen met luchtvaartuigen van de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marine. De raad heeft evenwel niet de beschikking over wettelijke onderzoeksbevoegdheden. Ook bij deze raad is doel van het onderzoek het achterhalen van de oorzaak van het ongeval en het zo nodig doen van aanbevelingen om herhaling van dergelijke ongevallen te voorkomen. Voor wat betreft ongevallen met militaire voertuigen of andere ongevallen (bedrijfsongevallen) bestaat er thans geen specifieke raad die met onderzoek terzake belast is. Redenen voor herziening van het bestaande ongevallenonderzoek Voor herziening van het huidige stelsel van ongevallenonderzoek bij Defensie bestaan verschillende redenen. KST30654 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1998 Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 1

2 De Marinescheepsongevallenwet is in 1935 opnieuw vastgesteld doch stamt in feite reeds uit Deze ruim zestig jaar oude wet is sterk verouderd. De in de wet naast de «Nederlandsche Marineraad» voorziene «Nederlandsch-Indische Marineraad te Batavia» functioneert reeds lange tijd niet meer. Voorts dient de in de wet geregelde onderzoeksprocedure te worden afgestemd op het feit dat de «Regtspleging bij de Zeemagt» inmiddels is vervangen door de Wet militaire strafrechtspraak. Daarnaast behoeft de wet een aantal redactionele en terminologische aanpassingen. Zoals hiervoor reeds is vermeld, beschikt de Raad van Advies inzake Luchtvaartongevallen bij Defensie niet over wettelijke onderzoeksbevoegdheden. De raad heeft derhalve geen wettelijk geregelde bevoegdheid tot het betreden van plaatsen en het oproepen en horen van getuigen. Dit betekent dat de raad voor het kunnen uitvoeren van een onderzoek is aangewezen op de vrijwillige medewerking van de bij het ongeval betrokkenen. Een wettelijke regeling van het luchtvaartongevallenonderzoek ondervangt dit. Tenslotte is het in de militaire praktijk wenselijk gebleken in voorkomend geval ook op ander terrein dan dat van de scheepvaart en de luchtvaart ongevallenonderzoek te kunnen uitvoeren. In dit verband moet worden gedacht aan in het verleden plaatsgevonden hebbende noodlottige ongevallen, ten aanzien waarvan een onafhankelijk onderzoek naar de oorzaak wenselijk zou zijn. Gelet hierop is in de rijksbegroting, hoofdstuk X, Ministerie van Defensie (kamerstukken II 1995/96, X, nr. 3, blz. 20) aangekondigd dat een wettelijke regeling van het militaire ongevallenonderzoek in voorbereiding is genomen. 2. Hoofdlijnen van de voorgestelde regeling Taak en opzet van de raad Het voorliggende voorstel voor een rijkswet roept een raad in het leven die tot taak krijgt het verrichten van onderzoek naar de (vermoedelijke) oorzaak van ongevallen en incidenten met militaire schepen of luchtvaartuigen. Daarnaast zal de raad ook andere ongevallen (wegverkeer, bedrijfsongevallen) onderzoeken. Over elk door de raad onderzocht ongeval of bijna-ongeval zal door de raad een eindrapport worden uitgebracht. Daarnaast krijgt de raad de bevoegdheid veiligheidsaanbevelingen te doen aan de Minister van Defensie met het oog op het voorkomen van herhaling van dergelijke (bijna)ongevallen in de toekomst. Hoofdelement van de taak is het ongevalsonderzoek zelf. Het doen van aanbevelingen ter voorkoming van ongevallen in de toekomst is slechts een aan het concrete ongeval dat onderzocht wordt gerelateerde bevoegdheid. Anders dan onder de vigeur van de Marinescheepsongevallenwet het geval was, heeft de raad niet tot taak het beantwoorden van de schuldvraag. Daarmee en met de regeling dat het onderzoek onafhankelijk plaatsvindt, hetgeen verderop in deze toelichting nader wordt uiteengezet, wordt aangesloten bij de normen en aanbevolen werkwijzen inzake ongevallenonderzoek van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, H165). De huidige situatie, waarin er sprake is van een tweetal ongevallenraden voor Defensie, zal worden vervangen door een opzet waarin er sprake is van één raad. Voor deze opzet is gekozen om redenen van efficiency alsmede in verband met de noodzaak tot procedurele uniformiteit bij de onderzoeken. De raad zal bestaan uit een drietal «kamers», te weten één voor scheepvaartongevallen, één voor luchtvaartongevallen, en één voor overige ongevallen (wegverkeer; bedrijfsongevallen, e.d.). De voorzitter Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 2

3 van de raad is tevens voorzitter van de drie onderscheiden kamers. De leden van de kamers zijn telkens materiedeskundigen op het terrein van de betrokken kamer van de raad. De ongevallenraad treedt dus bij de behandeling van een ongeval op in de samenstelling van voorzitter van de raad en leden van één van de drie kamers. Regeling bij rijkswet Het ongevallenonderzoek ten behoeve van de Minister van Defensie is onlosmakelijk verbonden met de defensietaak zoals die is neergelegd in artikel 3, eerste lid, onder a, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Mede gelet op de permanente aanwezigheid van de Koninklijke marine en de Koninklijke luchtmacht in de Nederlandse Antillen en op Aruba, ligt het derhalve in de rede de nieuwe wet als rijkswet vorm te geven. Aldus treedt de nieuwe wet in het voetspoor van zijn voorganger, de huidige Marinescheepsongevallenwet, die eveneens een rijkswet is, en wordt afgeweken van de weg die voor de Wet Raad voor de Transportveiligheid is ingeslagen. Voor deze wet is immers gekozen voor een «gewone» wet omdat het onderzoek naar rampen op zich geen Koninkrijksaangelegenheid is (kamerstukken II, 1997/98, , nr 8, onder 1). Redenen specifieke Defensie-ongevallenraad Om een aantal redenen is er voor gekozen het ongevallenonderzoek ten behoeve van Defensie in een afzonderlijke wettelijke regeling gestalte te geven, en derhalve geen aansluiting te zoeken bij de herziening van het civiele ongevallenonderzoek zoals dat is neergelegd in het voorstel van Wet Raad voor de Transportveiligheid (kamerstukken I 1997/98, , nr. 304). Deze redenen zijn de volgende. In de eerste plaats gelden voor militaire schepen en luchtvaartuigen specifieke militaire voorschriften, waaronder internationale [NAVO (Noord Atlantische Verdrags Organisatie)] voorschriften. Voorts wijken militaire schepen en luchtvaartuigen met het oog op hun operationele taakuitvoering qua uitrusting en inrichting af van civiele schepen en luchtvaartuigen, die primair zijn bestemd voor transportdoeleinden. Als gevolg hiervan vereist ongevallenonderzoek op het terrein van Defensie specifieke deskundigheid ten aanzien van de bij het (bijna-)ongeval betrokken militaire schepen of luchtvaartuigen. Met het oog daarop rekruteert Defensie zijn vooronderzoekers uit eigen gelederen. In de tweede plaats kunnen bij militaire ongevallen geclassificeerde defensiebelangen (zoals gegevens omtrent de uitrusting en inrichting van materieel en gegevens omtrent oefeningen) een rol spelen. In de derde plaats zijn de resultaten van het ongevallenonderzoek gelet op de vorige punten van direct belang voor de bedrijfsvoering door en de beleidsontwikkeling bij het Ministerie van Defensie. De positie van de Minister van Defensie is dan ook een andere dan die van de Minister van Verkeer en Waterstaat ten opzichte van de Raad voor de Transportveiligheid. De Minister van Defensie is in die zin rechtstreeks bij het ongevallenonderzoek betrokken dat het personeel en materieel betreft waarvoor hij rechtstreeks verantwoordelijk is. Om die reden wordt dan ook rapport over een ongeval uitgebracht aan de Minister van Defensie. In de vierde plaats is er een verschil voor wat betreft de wijze waarop de ongevallenraad zal worden gerealiseerd. Zoals hiervoor is uiteengezet wordt voorgesteld om het ongevallenonderzoek ten behoeve van Defensie anders dan het civiele ongevallenonderzoek bij rijkswet gestalte te geven. En tenslotte is er een verschil in werkterrein: enerzijds ziet het civiele ongevallenonderzoek op de transportsector, waartoe Defensie niet Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 3

4 behoort, anderzijds zal het defensie-ongevallenonderzoek zich ook tot de zogenaamde overige ongevallen uitstrekken, welke geen enkele relatie behoeven te hebben met enigerlei vorm van transport. Te denken valt bijvoorbeeld aan een ongeval tijdens militaire oefeningen of met munitie. Concluderend kan worden gesteld dat de specifiek voor het militaire bedrijf geldende voorschriften en procedures, en met name de met het oog op de uitvoering van operationele taken afwijkende uitrusting en inrichting van het militair materieel, een eigen expertise vereisen en een afzonderlijke benadering rechtvaardigen van ongevallen waarbij het Ministerie van Defensie is betrokken. In de ons omringende landen is de situatie op het gebied van militaire luchtvaartongevallen als volgt. In België, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Denemarken is de situatie hetzelfde als in Nederland, derhalve gescheiden onderzoek. Ook in Noorwegen bestaat een scheiding tussen civiel en militair onderzoek, evenwel met de bijzonderheid dat bij het militaire onderzoek een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie is betrokken. In Frankrijk is er eveneens een strikte scheiding indien er bij het ongeval geen slachtoffers zijn gevallen. Is zulks wel het geval, dan wordt het onderzoek, zowel het civiele als het militaire, uitgevoerd door de plaatselijke rechter met ondersteuning van de civiele of militaire instanties. In de ons omringende landen doet zich derhalve niet de situatie voor van integratie van het civiele en militaire ongevallenonderzoek. Ook in de Verenigde Staten tenslotte bestaat er onderscheid tussen enerzijds civiel onderzoek en anderzijds militair onderzoek dat door de krijgsmachtdelen wordt uitgevoerd. Voor wat betreft scheepvaartongevallen is de situatie niet anders. In België wordt het onderzoek naar een scheepsongeval waarbij een marinevaartuig is betrokken, uitgevoerd door de marine. Dit is eveneens het geval in Duitsland. Ook in het Verenigd Koninkrijk en in Noorwegen geschiedt het onderzoek naar marine-ongevallen door Defensie. Indien er doden zijn gevallen, volgt een onderzoek in het Verenigd Koninkrijk door de lokale civiele politie en in Noorwegen door de civiele rechtbank, die voor dat doel wordt uitgebreid met maritieme experts. Spanje tenslotte kent gescheiden civiel en militair scheepvaartongevallenonderzoek, met aanvullend civiel onderzoek in geval van een dodelijk ongeval. Onafhankelijkheid Doel van het ongevallenonderzoek is een objectief en onafhankelijk onderzoek naar de (vermoedelijke) oorzaak van een plaatsgevonden hebbend ongeval. Hierbij spelen diverse belangen een rol. Daarbij moet worden gedacht aan de belangen van de Defensieorganisatie zelf, maar uiteraard ook aan de belangen van eventueel bij het ongeval gewond geraakten en van nabestaanden van eventuele slachtoffers. Een volstrekt los van de Defensieorganisatie staand ongevallenonderzoek is voor Defensie niet te realiseren. De specifieke kennis van de Defensieorganisatie en van het Defensiematerieel, alsmede de met een geheel onafhankelijk onderzoek gepaard gaande administratieve belasting maken een zekere inschakeling van de Defensieorganisatie noodzakelijk en gewenst. Dit komt tot uiting in de wijze waarop een onderzoek in principe wordt gestart, namelijk op verzoek van de minister, en in de wijze waarop het vooronderzoek wordt verricht, te weten door een uit de Defensieorganisatie afkomstige materiedeskundige vooronderzoeker. Deze inschakeling van de Defensieorganisatie behoeft evenwel niet als een bezwaar te worden gevoeld voor de onafhankelijkheid van het ongevallenonderzoek. Immers, doel van het vooronderzoek is het verzamelen van tal van gegevens op basis waarvan de raad een (onafhan- Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 4

5 kelijke) beslissing zal nemen. Het betreft hier derhalve een puur inventariserende fase. Voor wat betreft de wijze waarop een ongevallenonderzoek wordt gestart, wordt erin voorzien dat de ongevallenraad ook eigener beweging, dus geheel onafhankelijk van de Defensieorganisatie, een onderzoek kan beginnen. Berichtgeving in de media en verzoeken van belanghebbenden kunnen hiertoe onder andere voor de raad de aanleiding zijn. In de fase van het onderzoek door de raad zelf dient de onafhankelijkheid zo sterk mogelijk te worden verankerd. In de eerste plaats krijgt dit gestalte in de samenstelling van de raad. Voor de voorzitter van de Defensieongevallenraad wordt met het oog op het bewaken van procedures en het uitoefenen van wettelijke bevoegdheden vereist dat dit een jurist is. De onafhankelijkheid van de voorzitter wordt nog eens onderstreept door voor deze functie iemand die lid is van een met rechtspraak belast college aan te trekken. Als leden van de raad komen uitsluitend in aanmerking personen die (met het oog op hun materiedeskundigheid wel uit de Defensieorganisatie afkomstig zijn, doch die) niet meer actief binnen de Defensieorganisatie werkzaam zijn, en die derhalve op afstand van het ministerie staan. Benoeming en ontslag van de voorzitter en de leden zullen geschieden bij koninklijk besluit. De vergoedingen ten behoeve van voorzitter en leden van de raad zullen in de uitvoeringsregelgeving worden geregeld. In de tweede plaats krijgt de onafhankelijkheid gestalte doordat wettelijk wordt vastgelegd dat de leden van de raad zitting hebben zonder last. Hiermee wordt beoogd zeker te stellen dat de leden bij de uitoefening van hun werkzaamheden niet gebonden zijn aan de behartiging van enig maatschappelijk of politiek belang. Voorts wordt erin voorzien dat de minister de raad geen aanwijzingen mag geven met betrekking tot een door de raad verricht onderzoek. Omdat het ongevallenonderzoek in beginsel openbaar is, zal lopende het onderzoek of direct nadat dit is afgerond kunnen worden getoetst of het onderzoek daadwerkelijk onafhankelijk plaatsvindt respectievelijk heeft plaatsgevonden. Fasen in het onderzoek Het onderzoek naar de (vermoedelijke) oorzaak van ongevallen en incidenten met militaire schepen of luchtvaartuigen en overige ongevallen en incidenten kent verschillende fasen. Zoals hiervoor onder «onafhankelijkheid» is beschreven, start de ongevallenraad het onderzoek op verzoek van de Minister van Defensie of eigener beweging. De eerste fase van het onderzoek wordt gevormd door het vooronderzoek, dat wordt gestart met de benoeming van een vooronderzoeker. Doel van het vooronderzoek is het verzamelen en ordenen van gegevens met betrekking tot het voorval en het analyseren daarvan ten behoeve van de raad. De vooronderzoeker neemt bij zijn werkzaamheden de door de raad te geven aanwijzingen in acht en brengt desgevraagd tussentijds verslag aan de raad uit. Voor de uitoefening van zijn werkzaamheden worden aan de vooronderzoeker verschillende bevoegdheden toegekend, zoals de bevoegdheid tot het betreden van plaatsen, het onderzoeken van zaken en inzien van gegevens en het horen van getuigen. Aan de hand van zijn bevindingen stelt de vooronderzoeker een rapport van vooronderzoek op. De vooronderzoeker zendt dit rapport van vooronderzoek aan de raad. Indien de raad van oordeel is dat het rapport van vooronderzoek onvoldoende gegevens bevat, kan de raad de vooronderzoeker opdragen aanvullend vooronderzoek te verrichten en het rapport van vooronderzoek aan te vullen. Met de opstelling van het (aangevulde) rapport van vooronderzoek wordt de eerste fase afgerond. De tweede fase van het onderzoek wordt gevormd door het onderzoek door de raad. Op basis van de gegevens van het vooronderzoek kan de raad nader onderzoek verrichten. Ook aan de leden van de raad worden de bevoegdheden Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 5

6 toegekend, die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun werkzaamheden. De raad kan getuigen en deskundigen oproepen die hij wil horen. Aan de hand van alle hem beschikbare gegevens stelt de raad een eindrapport op waarin zijn conclusies omtrent de (vermoedelijke) oorzaak van het ongeval of incident alsmede de eventuele aanbevelingen voor in het belang van de veiligheid te treffen maatregelen zijn opgenomen. De raad zendt dit eindrapport aan de Minister van Defensie. Hiermee is de tweede fase van het onderzoek afgerond. De Minister van Defensie zorgt tenslotte voor bekendmaking in de Staatscourant van de eindconclusies en eventuele aanbevelingen van de raad. Openbaarheid Zoals in het hoofdstuk onafhankelijkheid al is aangegeven, zijn het onderzoek door en de eindrapporten van de raad in beginsel openbaar. Met dit uitgangspunt wordt de bestaande situatie, waarin de Marineraad onder het regime van de Wet openbaarheid van bestuur valt, gecontinueerd. Slechts wanneer goede gronden zich tegen openbaarheid verzetten, zal van dit beginsel worden afgeweken. Het rapport van vooronderzoek is niet openbaar. Deze niet-openbaarheid heeft twee redenen. In de eerste plaats is de vooronderzoeksfase bedoeld om gegevens te verzamelen en te ordenen. In die zin kan het rapport van vooronderzoek niet worden aangemerkt als een document over een bestuurlijke aangelegenheid in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. De tweede reden houdt verband met het feit dat de Minister van Defensie aan de hand van de gegevens in het rapport van vooronderzoek beoordeelt of met name het belang van de veiligheid van de Staat een niet-openbare behandeling van het onderzoek noodzakelijk maakt. Om die reden zijn ook de gegevens, bedoeld in artikel 22, eerste lid, niet openbaar. Deze beslissing van de minister is noodzakelijk om de tweede fase van het onderzoek, het onderzoek door de raad, te kunnen starten. De zittingen van de raad, waaronder de zitting waarin de raad zijn eindconclusies en aanbevelingen bekend maakt, vinden in beginsel in het openbaar plaats en ook het eindrapport van de raad is in beginsel openbaar. De Minister van Defensie kan slechts besluiten tot niet-openbaarheid op basis van gronden ontleend aan de Wet openbaarheid van bestuur. Vanwege het feit dat de Wet openbaarheid van bestuur in tegenstelling tot de onderhavige rijkswet geen rijkswet is, zijn de gronden waarop tot niet openbaarheid wordt besloten, in de onderhavige rijkswet geëxpliciteerd. In de slotfase van het onderzoek, waarin de Minister van Defensie de conclusies en eventuele aanbevelingen van de raad bekend maakt, weten belangstellenden dat er een onderzoek is geweest en dat er een eindrapport is. Ook de raad kan, nadat het vooronderzoek is afgerond en het rapport van vooronderzoek is uitgebracht, besluiten de zittingen of een deel van de zittingen niet in het openbaar te houden. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 De definitie van het begrip «luchtvaartongeval» (onderdeel d) is afkomstig uit de Luchtvaartongevallenwet. In verband met het feit dat bij het Ministerie van Defensie ook onbemande luchtvaartuigen in gebruik zijn, is de aanhef van onderdeel d uitgebreid tot dergelijke luchtvaartuigen. De definitie van het begrip schip (onderdeel i) is afgestemd op artikel 1 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Uit de Marinescheepsongevallenwet is afkomstig het in de definitie van het begrip «incident» (onderdeel g) opgenomen element betreffende het kunnen putten van lessen uit een Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 6

7 voorval. Aan dit element is behoefte aangezien ook bij voorvallen waarbij de veiligheid van personen niet daadwerkelijk in het geding is geweest, dan wel geen schade of slechts beperkte schade is aangericht, behoefte kan bestaan aan een onderzoek om dergelijke voorvallen in de toekomst te kunnen voorkomen. De definitie van het begrip «ander ongeval» (onderdeel f) betreft alle andere ongevallen dan luchtvaart- en scheepvaartongevallen en vormt daarmee een restgroep. Hieronder vallen bijvoorbeeld voorvallen met wapens en munitie tijdens militaire oefeningen, branden bij kazernes, milieuongevallen en verkeersongevallen, waarbij dodelijk of zwaar lichamelijk letsel of schade van betekenis is veroorzaakt. Artikel 2 De reikwijdte van de wet wordt bepaald door artikel 2. In de eerste plaats betreft dit ongevallen en incidenten waarbij materieel of personeel van de krijgsmacht betrokken is. Hieronder valt ook personeel of materieel dat ter uitvoering van internationale afspraken is gedetacheerd bij een buitenlandse eenheid. De uitvoering van die internationale afspraken geschiedt immers ten behoeve van de Minister van Defensie. De omgekeerde situatie, waarin buitenlands personeel bij Nederlandse eenheden wordt gedetacheerd, valt eveneens onder het criterium «werkzaam ten behoeve van Onze Minister». Daarnaast strekt de wet zich uit tot de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Dit houdt verband met de verantwoordelijkheid die de Minister van Defensie heeft ingevolge de Voorlopige regeling Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Het betreft hier enerzijds de verantwoordelijkheid voor het beheer van de inrichting van de kustwacht en de wijze van taakuitvoering door de kustwacht, en anderzijds het beschikbaarstellen van Defensiemiddelen en Defensiepersoneel voor de taakuitoefening van de kustwacht (artikel 7, eerste en derde lid, van de genoemde regeling). Tenslotte strekt de reikwijdte van de wet zich uit tot ongevallen en incidenten waarbij een buitenlandse krijgsmacht betrokken is. Dit is met name van belang bijvoorbeeld in het kader van internationale oefeningen. Voorstelbaar is dat er eveneens directe Defensiebelangen spelen, zoals in het geval dat aan een buitenlands militair vliegtuig militaire luchtverkeersleiding wordt gegeven. Artikel 3 De ongevallenraad Defensie krijgt gestalte binnen het Ministerie van Defensie. Dit houdt verband met de rechtstreekse relatie die bestaat tussen het ongevallenonderzoek enerzijds en het beleid, het personeel en de middelen van het Ministerie van Defensie anderzijds. Het vorenstaande betekent dat de kosten van het ongevallenonderzoek evenals dat thans het geval is ten laste van de rijksbegroting (hoofdstuk Defensie) komen. De ongevallenraad Defensie is een bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 4 In het algemeen deel van de toelichting is reeds uiteen gezet dat de raad tot taak heeft het onderzoek naar en het vaststellen van de (vermoedelijke) oorzaak van ongevallen en incidenten waarbij het Ministerie van Defensie betrokken is. De doelstelling van het vaststellen van de oorzaak van een ongeval is dat daaruit lessen worden geleerd, zodat herhaling in de toekomst kan worden voorkomen. Op deze wijze kan het onderzoek bijdragen aan de veiligheid in de militaire sector. De veiligheid in de militaire sector behoort primair tot de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie. Om die reden verricht de raad in eerste instantie onderzoek op verzoek van de minister (eerste lid). Teneinde de onafhanke- Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 7

8 lijkheid van de taakuitvoering door de raad te benadrukken, heeft de raad tevens een zelfstandige bevoegdheid ongevallenonderzoek in gang te zetten (tweede lid). Van deze bevoegdheid kan de raad gebruik maken, wanneer hem een verzoek tot het instellen van een onderzoek bereikt of indien de raad eigener beweging meent dat er sprake is van een te onderzoeken ongeval of incident in de zin van deze wet. Een verzoek tot het instellen van een onderzoek kan afkomstig zijn van belanghebbenden die gewond geraakt zijn, of van nabestaanden van slachtoffers. Het derde lid van dit artikel geeft de raad de bevoegdheid aanbevelingen te doen voor in het belang van de veiligheid te treffen maatregelen. Van deze bevoegdheid kan de raad gebruik maken naar aanleiding van de uitkomsten van een concreet onderzoek. Artikel 5 In beginsel is de werkwijze van de raad een aangelegenheid van de raad zelf. Gezien de verantwoordelijkheid van de minister voor het goede functioneren van de raad is voorzien in een goedkeuringsrecht. De minister mag ingevolge artikel 11, derde lid, de raad bij zijn werkzaamheden geen aanwijzingen geven. Niettemin is de mogelijkheid aanwezig dat de minister gegevens omtrent het onderzoek nodig heeft. Hiervan kan sprake zijn indien vanuit het parlement vragen worden gesteld over bijvoorbeeld de voortgang van het onderzoek. Het parlement kan immers niet de raad rechtstreeks aanspreken. Teneinde te voorkomen dat enigerlei onduidelijkheid bestaat over de vraag of en zo ja over welke gegevens de Minister van Defensie kan beschikken, is dit in het tweede lid van dit artikel expliciet bepaald. Artikel 6 In dit artikel is de structuur van de raad beschreven. In het kader van de bundeling van ongevalsonderzoek en procedurele uniformiteit wordt het onderzoek verricht door één raad. Met uitzondering van de voorzitter en diens plaatsvervanger worden de leden van de raad benoemd op basis van hun deskundigheid op een van de terreinen waarop onderzoek plaatsvindt, te weten de luchtvaartongevallen, de scheepvaartongevallen en de overige ongevallen. Deze leden vormen per onderzoeksgebied tezamen een kamer van de raad, waardoor er drie kamers ontstaan (eerste lid). Tijdens onderzoek op een van de drie terreinen bestaat de raad uit de voorzitter en de deskundige leden de kamer op het desbetreffende terrein (tweede lid). Bij een gecombineerd onderzoek kan de raad bestaan uit de voorzitter en twee kamers of zelfs de voltallige raad. Op deze wijze wordt de raad zo efficiënt mogelijk ingezet. Het derde lid opent de mogelijkheid dat de voorzitter van de raad respectievelijk de plaatsvervangend voorzitter zich doet bijstaan door een of meer voor concrete werkzaamheden aan te wijzen adjunctvoorzitters. Het betreft hier materiedeskundigen die in de hoedanigheid van adjunctvoorzitter/werkvoorzitter ad hoc bijstand verlenen. Hiervoor is gekozen met het oog op de werkbelasting van de voorzitter, die immers tevens binnen een met rechtspraak belast college werkzaam is (zie artikel 7, vijfde lid). Het vierde lid beoogt behalve het vervangen van leden van de raad die verhinderd zijn, tevens een flexibele inzet van leden van de raad mogelijk te maken, waarbij al naar gelang de aard van het onderzoek een beroep kan worden gedaan op de voor het onderzoek noodzakelijke specialistische kennis. In de praktijk van de Marineraad zijn hiermee goede ervaringen opgedaan. Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 8

9 Artikel 7 In dit artikel wordt de onafhankelijkheid van de leden van de raad tot uitdrukking gebracht. In de eerste plaats geschieden benoeming en ontslag ingevolge het eerste lid van dit artikel bij koninklijk besluit. In de tweede plaats worden voorwaarden aan de te benoemen personen gesteld, welke verband houden met de vereiste onafhankelijkheid en met de vereiste deskundigheid. Voor de voorzitter geldt als voorwaarde dat deze een met rechtspraak belaste jurist is. De onafhankelijkheid wordt hierbij gewaarborgd doordat er iemand wordt benoemd die afkomstig is uit een organisatie die geheel los staat van de Defensieorganisatie en die tevens gewend is bij de behandeling van zaken een onafhankelijke positie in te nemen. Een deskundigheidsvereiste voor een voorzitter is met name dat hij in staat is de te hanteren procedures te bewaken. Om die reden zal de voorzitter een met rechtspraak belaste jurist zijn. De materiedeskundige inbreng in de raad moet worden geleverd door de leden. Omdat deze deskundigheid slechts kan worden opgebouwd binnen de Defensieorganisatie, dienen de leden uit die organisatie afkomstig te zijn. Voor de scheepvaartkamer krijgt dit gestalte door het in de Marinescheepsongevallenwet opgenomen benoemingsvereiste dat de leden zeeofficier bij de Koninklijke marine zijn geweest, te continueren. Voor de luchtvaartkamer ligt dit anders aangezien hiervoor evenals dat thans geldt voor de leden van de Raad van Advies inzake Luchtvaartongevallen bij Defensie deskundigheid op luchtvaartgebied binnen zowel de Koninklijke luchtmacht als binnen de Koninklijke marine is vereist. Om die reden wordt hier niet voorzien in het vaststellen van nadere kwalificaties. Onafhankelijkheid is ook voor de leden van groot belang. Derhalve is tot lid slechts benoembaar een oud-officier van de krijgsmacht. Teneinde te verzekeren dat de materiedeskundigheid van de leden voldoende actueel is, worden slechts die oud-officieren tot lid benoemd, die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan het moment van benoeming de actieve dienst hebben verlaten. Om dezelfde reden ligt het voor de hand dat de leden niet herbenoembaar zijn. Artikel 8 In dit artikel wordt de onafhankelijke taakuitvoering zelf benadrukt. In het eerste lid van dit artikel is geregeld dat de leden en plaatsvervangend leden van de raad zitting hebben zonder last. Dit beoogt te waarborgen dat deze leden bij de uitoefening van de onderzoekswerkzaamheden op geen enkele wijze gebonden zijn aan de behartiging van enig maatschappelijk of politiek belang. Het tweede lid biedt een voorziening voor het geval dat de leden of plaatsvervangend leden wegens persoonlijke omstandigheden worden geconfronteerd met een belangenconflict. Artikel 9 De wijze van beëdiging van de leden en plaatsvervangend leden van de raad alsmede vastlegging van de vergoeding die deze leden en de secretarissen voor hun werkzaamheden zullen ontvangen is een zaak van technische aard. Regeling bij algemene maatregel van bestuur ligt derhalve in de rede. Artikel 10 In de praktijk van de Marineraad is gebleken dat de secretaris een belangrijke rol vervult bij de voortgang van het onderzoek. Om die reden is het noodzakelijk dat de secretaris deskundig is op het terrein waarop het ongevallenonderzoek plaatsvindt. Elke kamer beschikt dan ook over een eigen secretaris, die afkomstig is uit de Defensieorganisatie. Omdat Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 9

10 de secretaris geen lid is van de raad bestaat tegen dit laatste geen bezwaar. Gelet op de constructie waarbij het onderzoek plaatsvindt door één der kamers, bestaat er in zijn algemeenheid geen behoefte aan een afzonderlijke secretaris voor de plenaire raad. In geval van aangelegenheden die de plenaire raad betreffen, waarbij gedacht dient te worden aan procedurele aangelegenheden, zal één der secretarissen de functie van secretaris van de plenaire raad vervullen. Artikel 11 Dit artikel regelt de bevoegdheid van de raad tot het instellen van een onderzoek naar ongevallen en incidenten. Voordat tot onderzoek kan worden overgegaan, dient de raad op de hoogte te zijn van het feit dat een ongeval of incident heeft plaatsgevonden. De raad van alle voorvallen op de hoogte brengen en deze laten beoordelen of er sprake is van een ongeval of incident in de zin van deze wet zou een aanzienlijke werkbelasting, met bijbehorende organisatorische en financiële consequenties, betekenen. Derhalve is niet slechts uit een oogpunt van ministeriële verantwoordelijkheid, hetgeen bij artikel 4 is toegelicht, maar ook uit een oogpunt van efficiency gekozen voor een systeem waarbij in beginsel de raad onderzoek verricht op verzoek van de Minister van Defensie (eerste lid). Binnen dit systeem is het in eerste instantie deze minister die beoordeelt of er sprake is van een ongeval of incident in de zin van deze wet. Het gaat daarbij uiteraard om die voorvallen waarbij de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie voor de veiligheid in de militaire sector in het geding is. In de praktijk zal bij de toepassing van deze wet een belangrijke rol zijn weggelegd voor de respectieve bevelhebbers van de krijgsmachtdelen. Het tweede lid opent de mogelijkheid dat de raad daarnaast op eigen initiatief een onderzoek begint. Aanleiding daartoe zou kunnen zijn een verzoek van een bij een ongeval of incident betrokkene, berichtgeving in de media, of een ter kennis van de raad gekomen jaarverslag inzake bedrijfsveiligheid. Voor wat betreft de luchtvaart moet voorts worden gedacht aan het periodiek verstrekken aan de raad van informatie inzake plaatsgevonden hebbende voorvallen. In de praktijk van de Raad van Advies inzake luchtvaartongevallen bij Defensie is zulks thans gebruikelijk. Op het hiermee samenhangende aspect van onafhankelijkheid van de taakuitvoering van de raad is hiervoor in het algemeen gedeelte reeds ingegaan. Zoals aldaar tevens is aangegeven, is erin voorzien dat de minister, in verband met de noodzakelijke onafhankelijkheid van het onderzoek, de raad geen aanwijzingen mag geven met betrekking tot een door de raad te verrichten onderzoek. Artikel 12 bevat een aan artikel 5.20 Awb ontleend verschoningsrecht voor diegenen die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding. Voor wat betreft het ongevallenonderzoek moet evenwel de vraag onder ogen worden gezien of tevens moet worden voorzien in een verschoningsrecht voor getuigen van het ongeval of incident, waaronder met name degene die oorzaak is van het ontstaan daarvan. Duidelijk is dat er zich een spanning voordoet tussen enerzijds het achterhalen van de oorzaak van een ongeval of incident, waartoe het wenselijk is dat zoveel mogelijk verklaringen worden verkregen, en anderzijds het algemeen aanvaarde beginsel dat iemand niet gehouden is zichzelf of bepaalde bloed- of aanverwanten bloot te stellen aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling. Weliswaar brengt artikel 40, dat ontleend is aan artikel 35 van de Luchtvaartongevallenwet, mee dat afgelegde verklaringen niet in een rechtsgeding als bewijs mogen worden gebruikt, doch dit neemt niet weg dat een dergelijke verklaring het vermoeden van een strafbaar feit kan opleveren. Hierbij zij tevens aangetekend dat bij ontbreken van een verschoningsrecht de getuige, die ingevolge artikel 32 onder ede wordt gehoord, in een onoplosbaar Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 10

11 gewetensconflict wordt gebracht in die zin dat hij door een verklaring af te leggen zichzelf of anderen aan het risico van een strafrechtelijke veroordeling blootstelt, dan wel zich gedwongen voelt meineed te plegen en zichzelf uit dien hoofde blootstelt aan een dergelijk risico. Gelet op het vorenstaande is gekozen voor een algemeen verschoningsrecht voor degene die door het verlenen van medewerking aan het ongevallenonderzoek zichzelf of bepaalde naasten aan het risico van strafrechtelijke vervolging bloot zou stellen (artikel 12, derde lid). Artikelen 13 tot en met 19 De artikelen 13 tot en met 18 bevatten een aantal bevoegdheden welke de raad en de vooronderzoeker (zie artikel 22, zesde lid) nodig hebben om het ongevallenonderzoek uit te kunnen voeren. Hoewel het hierbij uiteraard niet gaat om bevoegdheden ten behoeve van het houden van toezicht, is vanwege het feit dat de onderzoeksbevoegdheden daarmee sterke gelijkenis vertonen, bij de keuze en de formulering van de bevoegdheden nauw aansluiting gezocht bij de in de Algemene wet bestuursrecht (derde tranche, artikelen 5.11 tot en met 5.20) voor het houden van toezicht voorziene bevoegdheden. Artikel 14 brengt tot uitdrukking dat de raad zijn bevoegdheden alleen kan gebruiken in het kader van een concreet onderzoek, en dat de uitoefening van bevoegdheden evenredig moet zijn in relatie tot het doel van het onderzoek. Het derde lid van artikel 15 voorziet in de mogelijkheid dat de raad zich bij het betreden van plaatsen doet vergezellen door door de raad aangewezen personen. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld deskundigen op het gebied van gevaarlijke stoffen, zulks in verband met de in artikel 18 voorziene mogelijkheid om verpakkingen te openen en monsters te nemen. Voorts kan worden gedacht aan vertegenwoordigers van een bij het voorval betrokken buitenlandse krijgsmacht. Het vierde lid van artikel 15 regelt expliciet dat ingevolge het derde lid aangewezen personen kennis mogen nemen van de tijdens het onderzoek aan het licht komende gegevens. Deze bepaling zal met name van belang zijn voor vertegenwoordigers van een buitenlandse krijgsmacht. Artikel 19 strekt ertoe zeker te stellen dat ook de individuele leden van de raad de bevoegdheden van de raad kunnen uitoefenen, zodat de raad tijdens feitelijk onderzoek, bijvoorbeeld op de plaats van het ongeval, niet telkenmale voltallig behoeft te zijn. Uiteraard kunnen de individuele leden van de raad de bevoegdheden slechts uitoefenen voorzover zij werkzaam zijn ten behoeve van een onderzoek door de raad. Artikel 21 In het systeem van deze wet verricht de raad het onderzoek in eerste instantie op verzoek van de Minister van Defensie. Omdat de vooronderzoeker een centrale rol speelt bij het vooronderzoek, is het van belang dat de vooronderzoeker deskundig is op het terrein waarop het onderzoek plaatsvindt. Om die reden kan niet met één vaste vooronderzoeker worden gewerkt. Voorts is het van belang dat het onderzoek zo snel mogelijk wordt gestart, om de kans op wijziging in de omstandigheden waarin het ongeval of incident zich heeft voorgedaan zo beperkt mogelijk te houden. In dit kader past dat de minister terstond na de indiening van het verzoek aan de raad een onderzoek te starten, een vooronderzoeker uit de Defensieorganisatie benoemt. Artikel 22 Ten einde de onafhankelijkheid van de vooronderzoeker ten opzichte van het Ministerie van Defensie te verzekeren, is in het tweede lid vastgelegd Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 11

12 dat de vooronderzoeker bij zijn werkzaamheden de aanwijzingen van de raad in acht neemt. Het betreft hier uiteraard een bevoegdheid van de raad die ziet op de algemene gang van zaken bij het vooronderzoek. Dit vloeit voort uit de verdeling van het onderzoek in een vooronderzoek, waarbij de vooronderzoeker het feitenonderzoek doet, en het hoofdonderzoek door de raad, waarbij de raad zich een oordeel vormt op basis van de door de vooronderzoeker verzamelde gegevens. Meent de raad dat het vooronderzoek niet voldoende gegevens biedt, dan kan op grond van artikel 27, eerste lid, de vooronderzoeker met aanvullend onderzoek worden belast. Het vierde lid regelt de mogelijkheid dat de vooronderzoeker ondersteuning krijgt. Ter toelichting op het vijfde lid wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 15, derde lid. Het zesde en zevende lid regelen de bevoegdheden van de vooronderzoeker en van de personen die de vooronderzoeker bij het vooronderzoek bijstaan. Deze bevoegdheden zijn dezelfde als die waarover de raad beschikt, met dien verstande dat de in artikel 15, derde lid, bedoelde bevoegdheid is uitgesloten. Artikel 22, vierde lid, voorziet immers reeds in voldoende mogelijkheid voor de vooronderzoeker om zich te doen bijstaan door andere personen. Het zich toegang verschaffen met behulp van de sterke arm (artikel 15, tweede lid) is een dermate zware bevoegdheid dat deze uitsluitend is voorbehouden aan de vooronderzoeker en niet tevens toekomt aan de personen die hem bijstaan. Artikelen 23 en 24 Artikel 23 geeft de vooronderzoeker de bevoegdheid om getuigen te horen. Ingevolge artikel 24 kan de vooronderzoeker, indien daartoe aanleiding is, de getuige onder ede horen. Deze mogelijkheid om de getuige te beëdigen, is ontleend aan artikel 13 van de Marinescheepsongevallenwet. In de praktijk blijkt deze bevoegdheid van de vooronderzoeker om een getuige onder ede te horen, een nuttig instrument te zijn, met name indien het gaat om ver weg wonende getuigen. Het voorhanden zijn van een in het kader van het vooronderzoek onder ede afgelegde verklaring, waarbij het gaat om de feitelijke waarnemingen van de getuige, heeft als voordeel dat in het onderzoek door de ongevallenraad deze verklaring zonder meer als vaststaand gegeven kan worden gebruikt zonder dat de getuige opnieuw voor het horen behoeft te worden opgeroepen. Voor de redactie van deze bepaling is aansluiting gezocht bij artikel 216 van het Wetboek van Strafvordering. Artikel 25 Evenals voor de leden van de raad geldt voor de vooronderzoeker en de personen die de vooronderzoeker bij zijn werkzaamheden ondersteunen, dat persoonlijke omstandigheden geen belangenconflicten mogen opleveren. Dit artikel regelt de in zo n geval te hanteren procedure. Artikel 26 In artikel 26 is opgenomen dat de vooronderzoeker het rapport van vooronderzoek behalve aan de raad tevens aan de Minister van Defensie zendt. Het opnemen van een rol voor de Minister van Defensie heeft uitsluitend als achtergrond dat deze minister beoordeelt of bijvoorbeeld het belang van de staatsveiligheid een niet-openbare behandeling van het onderzoek door de raad noodzakelijk maakt. De minister beoordeelt het rapport op dit aspect en deelt de raad mede of er grond is tot gehele of gedeeltelijke niet-openbare behandeling. Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 12

13 Artikel 27 Na ontvangst van het rapport van vooronderzoek beslist de raad omtrent het verdere verloop van het onderzoek. Diverse opties doen zich voor. Is de raad van oordeel dat het rapport van vooronderzoek nog onvoldoende gegevens bevat, dan kan de raad de vooronderzoeker opdragen nader onderzoek te verrichten (artikel 27, eerste lid). Bevat het rapport van vooronderzoek voldoende gegevens, dan besluit de raad of verder onderzoek door de raad geboden is (tweede lid). Artikel 28 Is het rapport van vooronderzoek ingevolge artikel 26 niet openbaar, voor bij het ongeval of incident betrokkenen en de vertegenwoordigers van betrokken buitenlandse Staten maakt artikel 28 daarop een uitzondering. Het is immers niet wenselijk dat met name een rechtstreeks betrokkene eerst tijdens de openbare zitting met gegevens geconfronteerd wordt waarvan hij voordien geen weet had. Aan deze betrokkenen wordt door de raad een afschrift van het rapport toegezonden. Dit recht op kennisname wordt slechts beperkt voor die gegevens die ook tijdens de openbare behandeling door de raad niet in de openbaarheid mogen worden gebracht, omdat daarbij bijvoorbeeld de staatsveiligheid in het geding is. Naar aanleiding van deze kennisname kan betrokkene indien de raad niet eigener beweging tot een zitting besluit, op grond van het tweede lid van artikel 28 om een zitting van de raad verzoeken. Ter zitting kan betrokkene ingevolge artikel 31, zevende lid, worden gehoord. Artikelen 29 en 30 De raad stelt op basis van het rapport van vooronderzoek een eindrapport op indien onderzoek door de raad niet noodzakelijk is (artikel 29, eerste lid), hetgeen zich zal voordoen in het geval dat uit het rapport van vooronderzoek de oorzaak van het ongeval voldoende en overtuigend naar voren komt. Is zulks niet het geval, dan volgt een onderzoek door de raad zelf. Elk van beide hiervoor geschetste gevallen wordt afgesloten met een openbare zitting van de raad, die in het eerste geval puur gericht is op het bekendmaken van de conclusies en eventuele aanbevelingen, en die in het tweede geval ten dienste staat van het onderzoek door de raad zelf (artikel 30, tweede lid). Het eerste lid van artikel 30 bevat de mogelijke uitzondering op deze openbaarheid, waarop in het algemeen gedeelte van deze toelichting reeds is ingegaan. Artikelen 31 en 32 De artikelen 31 en 32 betreffen het onderzoek van de raad tijdens de zitting. Het oproepen van getuigen en deskundigen, en het zo nodig dagvaarden en medebrengen van die getuigen of deskundigen, is geregeld in artikel 31. Ingevolge het zevende lid kunnen personen die niet als getuige of deskundige zijn opgeroepen, doch die menen licht op de gang van zaken rond het voorval te kunnen werpen, de raad verzoeken te worden gehoord. Het horen van getuigen en deskundigen door de raad geschiedt altijd onder ede (artikel 32). De ratio hiervan is het belang van de verklaringen van genoemde personen bij het achterhalen van de (vermoedelijke) oorzaak van het ongeval of incident. Het tweede en derde lid voorzien in een verschoningsrecht, waarop bij artikel 12 reeds is ingegaan. Artikel 33 Ingevolge artikel 33 beslist de raad over het toekennen van bijvoorbeeld Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 13

14 een reiskostenvergoeding aan een getuige of deskundige. Reden om hiertoe niet te besluiten zal zijn het feit dat betrokkene reeds op basis van een andere regeling hierop aanspraak kan maken, bijvoorbeeld omdat betrokkene in openbare dienst is en in verband met zijn werkzaamheden in dat kader is opgeroepen. Artikelen 35 en 36 Artikel 35 regelt welke gegevens wel en welke gegevens niet in het eindrapport van de raad zullen zijn opgenomen. De opsomming van gegevens in het eerste lid correspondeert met de in artikel 4 opgenomen taak van de raad. Het tweede lid regelt onder meer de mogelijkheid een deel van de in het eerste lid opgesomde gegevens uit te zonderen van opname in het eindrapport op grond van gronden aan de Wet openbaarheid van bestuur ontleend. In het algemeen deel van de toelichting is hierop uitgebreid ingegaan. Het derde lid tenslotte regelt dat de raad zijn conclusies en eventuele aanbevelingen tijdens een openbare zitting bekendmaakt. Hierdoor weten betrokkenen dat de raad zijn onderzoekswerkzaamheden heeft afgerond. Dit aspect vormt tevens een waarborg voor de onafhankelijkheid van het onderzoek. Omdat de raad zijn onderzoekswerkzaamheden verricht ten behoeve van de Minister van Defensie, zendt de raad zijn eindrapport aan deze minister (artikel 36, eerste lid). Teneinde aan een ieder bekend te maken dat ongevallenonderzoek door de raad heeft plaatsgevonden, draagt de Minister van Defensie zorg voor publicatie in de Staatscourant (artikel 36, tweede lid). Artikel 37 Artikel 37 voorziet in heropening van het onderzoek in geval van nieuwe feiten. In aansluiting op artikel 11 kan heropening zowel op verzoek van de minister, als op initiatief van de raad zelf geschieden. Artikel 39 Artikel 39, dat is ontleend aan artikel 12 van de Luchtvaartongevallenwet, strekt ertoe te waarborgen dat de situatie van het ongeval ongewijzigd blijft. Zulks is uiteraard in het belang van het achterhalen van de (vermoedelijke) oorzaak van het ongeval. Het in het tweede lid vervatte verbod overblijfselen van het ongeval weg te nemen, is gesanctioneerd in hoofdstuk 5. De in het derde lid voorziene uitzondering strekt ertoe om bij een ongeval betrokken geraakt materieel, indien zich de dringende noodzaak daartoe voordoet, ten behoeve van operationeel gebruik in te zetten of te herstellen. Gelet op de belangen van het ongevallenonderzoek enerzijds, en de belangen van operationele inzet anderzijds, zal de beslissing om af te wijken van het eerste lid van artikel 39 door de Minister worden genomen. Artikel 40 Voor het achterhalen van de (vermoedelijke) oorzaak van een ongeval of incident is vereist dat de betrokkenen in alle vrijheid hun verklaring kunnen afleggen. Dit geldt in het bijzonder indien er slechts één betrokkene is die een verklaring kan afleggen. Deze situatie doet zich voor bij het merendeel van de militaire luchtvaartuigen, die immers slechts door één vlieger worden gevlogen. Artikel 40, dat grotendeels ontleend is aan artikel 35 van de Luchtvaartongevallenwet, strekt ertoe te voorkomen dat afgelegde verklaringen kunnen worden gebruikt in een eventueel jegens betrokkene aan te spannen rechtsgeding en dat aldus de bereidheid om een verklaring af te leggen wordt belemmerd. De toege- Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 14

15 voegde waarde naast het in de artikelen 24 en 32 voorziene verschoningsrecht is gelegen in het feit dat van het verschoningsrecht geen gebruik behoeft te zijn gemaakt omdat de consequenties van de verklaring op het moment van afleggen nog niet konden worden overzien, dan wel van het verschoningsrecht geen gebruik kon worden gemaakt, omdat het verschoningsrecht niet op betrokkene van toepassing is. Artikel 41 Zoals in het algemeen gedeelte van deze memorie van toelichting onder «Redenen specifieke Defensie-ongevallenraad» is uiteengezet, staat de voor de militaire sector werkzame ongevallenraad Defensie naast de voor de civiele sector ingestelde Raad voor de Transportveiligheid. Dit brengt mee dat in geval van een gemengd ongeval, waarbij zowel de militaire sector als de civiele sector betrokken is te denken valt aan een aanvaring tussen een militair schip en een civiel schip beide ongevallenraden tot onderzoek bevoegd zijn. Artikel 41 bepaalt met het oog daarop dat er afstemming plaats vindt tussen de onderscheiden raden. Een belangrijk punt daarbij is het zoveel mogelijk voorkomen van doublures bij een dergelijk onderzoek. Deze afstemmingsbepaling is tevens van toepassing op eventuele samenloop met andere wettelijke onderzoeksinstanties, bijvoorbeeld in de Caraïbische delen van het Koninkrijk. Artikel 42 Ongevallen en incidenten die buiten het Koninkrijk plaatsvinden en waarbij het Koninkrijk betrokken is, zullen in eerste instantie worden onderzocht door de staat waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Artikel 42 maakt het mogelijk dat de ongevallenraad Defensie, of een vertegenwoordiger daarvan, aan een dergelijk onderzoek deelneemt. Het tweede lid bevat in dat kader een specifieke bepaling omtrent de openbaarmaking van in het kader van dergelijk onderzoek opgestelde rapporten, waarbij openbaarmaking in het Koninkrijk afhankelijk is van de openbaarmaking in de staat van onderzoek. Artikel 43 In het kader van de NAVO zijn er afspraken tot stand gekomen met betrekking tot het onderzoek van ongevallen waarbij twee of meer NAVO-staten zijn betrokken. Deze afspraken zijn neergelegd in zogenoemde Standardization Agreements (Stanags) en behelzen procedurevoorschriften voor het onderzoek naar ongevallen. Artikel 43 strekt ertoe de wet op deze internationale afspraken af te stemmen en het mogelijk te maken dat deze afspraken ook bij toepassing van deze wet kunnen worden nageleefd. Zo bepalen deze afspraken voor wat betreft luchtvaartongevallen bijvoorbeeld dat in principe de staat die eigenaar is van het verongelukte vliegtuig, het onderzoek leidt. Met het oog daarop maakt artikel 43 het mogelijk dat de rol van de ongevallenraad Defensie beperkt blijft tot een ondersteunende rol, waarbij voor aspecten deelonderzoek wordt verricht. Artikel 44 Aangezien deze wet eveneens van toepassing is ten aanzien van de Nederlandse Antillen en Aruba, is voorzien in een expliciete geheimhoudingsbepaling, welke is ontleend aan artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1619), nr. 3 15

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 26 110 (R 1619) Instelling van een ongevallenraad Defensie (Rijkswet ongevallenraad Defensie) B ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 332 Wet Transportongevallenraad Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 28 november 1997 Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt: 1. In artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 110 (R1619) Instelling van een ongevallenraad Defensie (Rijkswet ongevallenraad Defensie) Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 392 Besluit van 31 augustus 1999, houdende vaststelling van regels met betrekking tot cockpitpersoneel en luchtverkeersdienstverleningspersoneel

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2004 2005 28 634 (R 1727) Instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid) 28 635 Wijziging van enige wetten in

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 140 Besluit van 24 februari 1998, houdende vaststelling van de Instructie voor het militair gezag (Instructie voor het militair gezag) Wij Beatrix,

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Algemene bepalingen Interne procedure De Commissie integriteit Universiteit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 569 Wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met onder meer een gewijzigde regeling van de legalisatie van

Nadere informatie

RIJKSBESLUIT VAN, HOUDENDE REGELS TER UITVOERING VAN DE RIJKSWET ONDERZOEKSRAAD VOOR VEILIGHEID (RIJKSBESLUIT ONDERZOEKSRAAD VOOR VEILIGHEID)

RIJKSBESLUIT VAN, HOUDENDE REGELS TER UITVOERING VAN DE RIJKSWET ONDERZOEKSRAAD VOOR VEILIGHEID (RIJKSBESLUIT ONDERZOEKSRAAD VOOR VEILIGHEID) RIJKSBESLUIT VAN, HOUDENDE REGELS TER UITVOERING VAN DE RIJKSWET ONDERZOEKSRAAD VOOR VEILIGHEID (RIJKSBESLUIT ONDERZOEKSRAAD VOOR VEILIGHEID) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet; De raad van de gemeente Bergen; gelezen het voorstel van het college van 16 september 2008; gelezen het advies van de algemene raadscommissie van ; gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 279 26 287 Wijziging Wet Luchtverkeer (implementatie LVB-evaluatie) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 24 juni 1999 Wij Beatrix, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie Rubriek: Maatschappelijke Zorg en Welzijn Naam regeling: Citeertitel: Wettelijke grondslag Jeugdwet, Algemene wet bestuursrecht (Awb) Vastgesteld door College

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 236 Voorstel van wet van de leden Duivesteijn en Santi tot wijziging van de Woningwet (landelijke ombudsman voor huurders) Nr. 2 VOORSTEL VAN

Nadere informatie

Besluit van 2 maart 1994, houdende vaststelling van een reglement van orde voor de ministerraad*

Besluit van 2 maart 1994, houdende vaststelling van een reglement van orde voor de ministerraad* Besluit van 2 maart 1994, houdende vaststelling van een reglement van orde voor de ministerraad* Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 568 Besluit van 14 november 1995 tot wijziging van het Besluit kwaliteitsregels jeugdhulpverlening, het Besluit kwaliteitsregels en taken voogdij-

Nadere informatie

Klachtenregeling Virenze

Klachtenregeling Virenze Status Definitief Pagina 1 van 5 Klachtenregeling Virenze Artikel 1: begripsomschrijvingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. De instelling: alle onder Virenze ressorterende bedrijfsonderdelen en

Nadere informatie

Verordening op de Raad voor Toezicht

Verordening op de Raad voor Toezicht Verordening op de Raad voor Toezicht De ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants; Gelet op de artikelen 5, eerste lid en 19, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep;

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden

Nadere informatie

Verordening behandeling bezwaarschriften 2006

Verordening behandeling bezwaarschriften 2006 Verordening behandeling bezwaarschriften 2006 Het Algemeen Bestuur van de IGSD Veluwerand; gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 14-6-2006; gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 17024 21 augustus 2012 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 14 augustus 2012, nr. IENM/BSK-2012/145416,

Nadere informatie

Bijlage 1: Klachtenregeling externe klachtencommissie

Bijlage 1: Klachtenregeling externe klachtencommissie Bijlage 1: Klachtenregeling externe klachtencommissie Klachtenregeling externe klachtencommissie SMO Traverse en RIBW Brabant De tekst van deze klachtenregeling is in de mannelijke vorm geschreven, hiermee

Nadere informatie

Reglement Tuchtcommissie

Reglement Tuchtcommissie Reglement Tuchtcommissie 1 mei 2016 Artikel 1 De in dit Reglement Tuchtcommissie voorkomende begrippen hebben de betekenis als daaraan toegekend in de Statuten en het Algemeen Reglement en voorts de navolgende:

Nadere informatie

Deze regeling geeft uitvoering aan de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ)

Deze regeling geeft uitvoering aan de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) KLACHTENREGELING cliënten Klas op Wielen Deze regeling geeft uitvoering aan de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) De klachtenbehandeling is enerzijds een vorm van serviceverlening. Anderzijds is

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 378 Wet van 3 juli 1996, houdende algemene regels over de advisering in zaken van algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van

Nadere informatie

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT De Regeringen van de hierna genoemde landen: De Bondsrepubliek Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 813 (R 1604) Wijziging van de Rijkswet geweldgebruik krijgsmacht in de uitoefening van de bewakingsen beveiligingstaak Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 99 Wet van 13 maart 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 16 25 872 (R1606) Herstel van gebreken en leemten in de Rijksoctrooiwet en de Rijksoctrooiwet 1995 alsmede het laten vervallen van de verplichte

Nadere informatie

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl Zoek regelingen op overheid.nl Koninkrijksdeel Curaçao Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING van de 27 ste juli 1998 houdende regels, ter uitvoering

Nadere informatie

LVVP-reglement voor de behandeling van klachten van cliënten

LVVP-reglement voor de behandeling van klachten van cliënten LVVP-reglement voor de behandeling van klachten van cliënten Inleiding Op grond van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) is een vrijgevestigd eerstelijns/gz-psycholoog, psychotherapeut / klinisch

Nadere informatie

Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers

Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers 1 Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1 BEGRIPS- EN ALGEMENE BEPALINGEN... 3 HOOFDSTUK 2 BEHANDELING SCHRIFTELIJKE KLACHTEN... 4 HOOFDSTUK 3 KLACHTENREGISTRATIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 29 936 Regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 219 Wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming A GEWIJZIGD

Nadere informatie

REGELING BEHANDELING KLACHTEN naar aanleiding van de gedraging van de METC van het VU medisch centrum (VUmc)

REGELING BEHANDELING KLACHTEN naar aanleiding van de gedraging van de METC van het VU medisch centrum (VUmc) Bijlage II REGELING BEHANDELING KLACHTEN naar aanleiding van de gedraging van de METC van het VU medisch centrum (VUmc) HOOFDSTUK I ALGEMEEN Artikel 1 Inleiding 1.1 Deze regeling beoogt te voorzien in

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

KLACHTREGELING WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT UNIVERSITEIT LEIDEN LEIDS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM

KLACHTREGELING WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT UNIVERSITEIT LEIDEN LEIDS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM KLACHTREGELING WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT UNIVERSITEIT LEIDEN & LEIDS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM Inhoudsopgave Preambule... 1 1. Definities... 2 2. Algemeen... 3 3. Vertrouwenspersoon... 3 4. Commissie;

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 122 Uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid I BRIEF VAN DE MINISTER VAN

Nadere informatie

REGLEMENT VAN HET NAAV COLLEGE VAN BEROEP

REGLEMENT VAN HET NAAV COLLEGE VAN BEROEP REGLEMENT VAN HET NAAV COLLEGE VAN BEROEP Algemene bepaling Artikel 1 De bepalingen van dit reglement gelden voor alle leden van de Nederlandse Artsen Acupunctuur Vereniging, hierna te noemen NAAV, die

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2006 2007 B 30 581 Verdrag tot wijziging van de op 16 oktober 1990 te Paramaribo totstandgekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD 2003 nr.126

GEMEENTEBLAD 2003 nr.126 GEMEENTEBLAD 2003 nr.126 De raad, het college, de burgemeester en de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen, van de gemeente Maassluis; ieder voor zoveel het hun bevoegdheden

Nadere informatie

Wetsartikelen ter toelichting van de OER

Wetsartikelen ter toelichting van de OER Wetsartikelen ter toelichting van de OER 2010-2011 Erasmus MC, Rotterdam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of

Nadere informatie

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 TWEEDE KAMER DER STATEN- 2 GENERAAL Vergaderjaar 2011-2012 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen Sector : I Nr. : 07/54.14 De raad van de gemeente Ferwerderadiel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 november 2014, nummer 07.54.14: gelet op het bepaalde in artikel 84 van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 258 Voorstel van wet van de leden Van Raak, Heijnen, Schouw, Van Gent, Ortega-Martijn en Ouwehand, houdende de oprichting van een Huis voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 553 Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 980 Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te s-gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,

Nadere informatie

VERORDENING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN GOOISE MEREN b e s l u i t : a. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

VERORDENING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN GOOISE MEREN b e s l u i t : a. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen; VERORDENING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN GOOISE MEREN 2016 De raad van de gemeente Gooise Meren; gelezen het voorstel van 4 januari 2016, nr. RV16.007 gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 122 Wet van 25 februari 1999 tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet rampen en zware ongevallen en de Arbeidsomstandighedenwet ter uitvoering

Nadere informatie

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,. Artikel PM1 A.4 Bijlage 4 De Wet veiligheidsregio s wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, toegevoegd korpschef:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 515 Wet van 26 september 2002 tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de advies- en meldpunten kindermishandeling Wij

Nadere informatie

*ZE9DBFBE563* Raadsvergadering d.d. 19 februari 2015

*ZE9DBFBE563* Raadsvergadering d.d. 19 februari 2015 *ZE9DBFBE563* Raadsvergadering d.d. 19 februari 2015 Agendanr.. Aan de Raad No.ZA.14-27443/DV.14-436, afdeling Middelen en Advies. Sellingen, 12 februari 2015 Onderwerp: Verordening behandeling bezwaarschriften

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 059 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet, alsmede enige andere wetten in verband met de introductie van aanvullende

Nadere informatie

Regeling Bezwarencommissie personele aangelegenheden Universiteit Twente

Regeling Bezwarencommissie personele aangelegenheden Universiteit Twente Regeling Bezwarencommissie personele aangelegenheden Universiteit Twente Gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht; Besluit het College van Bestuur van de Universiteit Twente tot het instellen

Nadere informatie

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van 01-01-2013 t/m heden Wet van 29 mei 2006 tot vaststelling van regels met betrekking tot de bijzondere opsporingsdiensten en de instelling van het functioneel

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Reglement Commissie van Toezicht en College van Beroep van de Stichting GFB versie 2002

Reglement Commissie van Toezicht en College van Beroep van de Stichting GFB versie 2002 REGLEMENT van de Commissie van Toezicht en het College van Beroep van de Stichting Gedragscode Farmaceutische Bedrijfstak (Stichting GFB) I ALGEMEEN 1. De behandeling van klachten wegens niet naleving

Nadere informatie

Reglement Centraal College van Deskundigen IKB Vleeskalveren 2008

Reglement Centraal College van Deskundigen IKB Vleeskalveren 2008 Reglement Centraal College van Deskundigen Besluit van het bestuur van de Stichting Brancheorganisatie Kalversector van 12 februari 2014 houdende de vaststelling van een reglement ter zake van het functioneren

Nadere informatie

VERTROUWELIJK. 2. De dienst bezit generlei executieve bevoegdheden.

VERTROUWELIJK. 2. De dienst bezit generlei executieve bevoegdheden. VERTROUWELIJK No. 51 BESLUIT van 8 augustus 1949, zoals sedert gewijzigd, houdende nadere regelen met betrekking tot de organisatie, de werkwijze, de taak en de samenwerking van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 828 Wijziging van de Wet milieubeheer (reparatie milieueffectrapportage) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen Dit wetsvoorstel bevat technische

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 562 Wet van 1 november 2001, houdende regeling van de taken voor de meteorologie en andere geofysische terreinen (Wet op het Koninklijk Nederlands

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 620 Besluit van 10 december 2001, houdende bepalingen inzake het afleggen van de eed of belofte door en de vergoeding van buitengriffiers en

Nadere informatie

A 2006 N 83 PUBLICATIEBLAD

A 2006 N 83 PUBLICATIEBLAD A 2006 N 83 PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 25 ste september 2006 ter uitvoering van de artikelen 2, derde lid, en 4, eerste lid, van de Landsverordening Inspectie voor

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 185 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 3 april 2003 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 254 Besluit van 24 juni 2010, houdende wijziging van de Ambtsinstructie commissaris van de Koning 0 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 411 Wet van 9 oktober 2008 tot aanpassing van de wet van 11 december 1980, houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te s-gravenhage tot stand

Nadere informatie

tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie)

tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie) Besluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie) Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van..., nr. BJZ2009..., Directie

Nadere informatie

Klachtenprotocol Kinderopvang De 5

Klachtenprotocol Kinderopvang De 5 Klachtenprotocol Kinderopvang De 5 Versie 10-11-2016 2 Klachtenprotocol Kinderopvang De 5 Inhoudsopgave Toepassingsgebied 3 Begripsbepaling 3 Doelstelling van de klachtenregeling 2 Samenstelling, benoeming

Nadere informatie

V E R G A D E R I N G G E M E E N T E R A A D 2012

V E R G A D E R I N G G E M E E N T E R A A D 2012 V E R G A D E R I N G G E M E E N T E R A A D 2012 D e g e m e e n t e r a a d, h e t c o l l e g e v a n b u r g e m e e s t e r e n w e t h o u d e r s e n d e b u r g e m e e s t e r v a n d e g e m

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 074 Wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 A 32 236 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 523 Bepalingen met betrekking tot de veilige vaart op de binnenwateren (Binnenvaartwet) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 7 november 2006 Het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 421 Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging

Nadere informatie

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Ferwerderadiel, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Ferwerderadiel, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft; Sector : III Nr. : 63 De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Ferwerderadiel, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 oktober

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 945 (R 1737) Goedkeuring van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

Artikel 24, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen

Artikel 24, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen VERORDENING OP DE BEZWAARSCHRIFTENCOMMISSIE SNN 2014 Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling SNN gelet op Artikel 24, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen Artikel

Nadere informatie

Regeling behandeling bezwaarschriften Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden voor PO en VO

Regeling behandeling bezwaarschriften Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden voor PO en VO Regeling behandeling bezwaarschriften Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden voor PO en VO Artikel 1: Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan: a. Besluit: een schriftelijke beslissing

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 748 Wijziging van de Kadasterwet en de Organisatiewet Kadaster (aanpassing van doeleinden en taken van de Dienst voor het kadaster en de openbare

Nadere informatie

CVDR. Nr. CVDR35796_1. Enquêteverordening

CVDR. Nr. CVDR35796_1. Enquêteverordening CVDR Officiële uitgave van Almelo. Nr. CVDR35796_1 3 juni 2016 Enquêteverordening Gemeenteblad van Almelo Geldende tekst regelingnummer: 2277 Nr. 3 Raadsbesluit van 7 februari 2006, houdende vaststelling

Nadere informatie

Bezwarenprocedure Winkler Prins 2017

Bezwarenprocedure Winkler Prins 2017 Bezwarenprocedure Winkler Prins 2017 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 1.1. Soorten klachten... 3 1.2. Verschil klacht, bezwaar en beroep... 3 2. Begripsbepalingen... 4 3. Bezwarenprocedure voor personele

Nadere informatie

Reglement Geschillenadviescommissie Saxion

Reglement Geschillenadviescommissie Saxion Reglement Geschillenadviescommissie Saxion Vastgesteld door de plenaire vergadering van de GAC op 25.03.2010 Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Saxion op 06.04.2010 Kenmerk: 2015001720 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet; De raad van de gemeente Waalwijk; gezien het voorstel van het college van Waalwijk van 29 mei 2007, nummer ; gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet; overwegende dat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 419 Wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met de uitbreiding van de nationaliteitseis voor benoeming tot notaris tot personen met

Nadere informatie

Verordening op de bezwaarschriften SNN

Verordening op de bezwaarschriften SNN Verordening op de bezwaarschriften SNN (geconsolideerde versie, geldend vanaf 21-6-2007) Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie provincie Drenthe Officiële naam regeling Verordening op de bezwaarschriften

Nadere informatie

Procedureregeling commissie bezwaarschriften Sociale Dienst Oost Achterhoek

Procedureregeling commissie bezwaarschriften Sociale Dienst Oost Achterhoek Procedureregeling commissie bezwaarschriften Sociale Dienst Oost Achterhoek Het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek; voor zover het hun bevoegdheden betreft; gelezen het voorstel van

Nadere informatie

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Doetinchem, gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Doetinchem, gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet; De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Doetinchem, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft; gelezen het voorstel van het college; gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 21612 18 april 2019 Regeling van de Minister van Defensie, houdende werkwijze en bevoegdheden van de Inspectie Veiligheid

Nadere informatie

Verordening behandeling bezwaarschriften Orionis Walcheren WWB/Participatiewet

Verordening behandeling bezwaarschriften Orionis Walcheren WWB/Participatiewet Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, ieder zoveel het hun bevoegdheden betreft, gelet op de Gemeenschappelijke Regeling Orionis Walcheren, de Wet Werk en Bijstand (WWB)/Participatiewet

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Definities In deze regeling wordt verstaan onder: a. klacht: een mondelinge of schriftelijke uiting van ongenoegen over de wijze waarop b. een gemeentelijk bestuursorgaan

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Onderwerp : Verordening commissie bezwaarschriften 2012

Onderwerp : Verordening commissie bezwaarschriften 2012 Vergadering d.d. : 21 november 2012 Agendapunt : 7.3 Registratienummer : R 399654 Onderwerp : Verordening commissie bezwaarschriften 2012 De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 276 Wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003 Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie