VAN DE REDACTIE 47 Heikelien Verrijn Stuart Vrijspraak van verkrachting 'Als je blijft tegenwerken breek ik je arm!'

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VAN DE REDACTIE 47 Heikelien Verrijn Stuart Vrijspraak van verkrachting 'Als je blijft tegenwerken breek ik je arm!'"

Transcriptie

1 NÈMESI ^ i april/mei 1988 GELIJKHEID IN DE SOCIALE ZEKERHEID ARTIKEL 26 BUPO-VERDRAG JURIDISCHE ACHTERGRONDEN en ACTUELE RECHTSPRAAK VERDRIET INCESTSLACHTOFFER ONZICHTBAAR OP TELEVISIE NEMESIS

2 jaargang 4 april/mei 1988 nummer 2 Verschijnt zes maal per jaar Redactie: Len Andringa, José J. Bolten, Loes Brünott, Dorien Pessers, Heikelien Verrijn Stuart, Mieke Vosman, Tineke van Vleuten, Karin van Elderen (illustratries en strip). Medewerksters: Gabi van Driem, Jeanette Ebbens, Wendelien Elzinga, Nora Holtrust, Ineke de Hondt, Jet Isarin, Yvonne Konijn, Catelene Passchier, Selma Sevenhuijsen, Taru Spronken, Jutien van der Steen, Elies Steyger, Bernadette de wit. Redactiesecretariaat: Heikelien Verrijn Stuart - redactiesecretaris, Marijke Hageman - redactiemedewerkster, Singel 373, 1012 WL Amsterdam, tel / Nemesis: Nemesis is een uitgave van Samsom H.D.Tjeenk Willink. De Stichting Nemesis is één van de deelnemende organisaties in het Clara Wichmann Instituut, het Wetenschappelijk Instituut Vrouwen en Recht. Abonnementen: ƒ57,50 per jaar (Bfrsl 150,-) losse nummers: j~ll,50(bfrs.230,-) Opbergband te bestellen door overmaking van J15,^(Bfrs. 300,-) pp postrekeningnummer t.n.v. Samsom Uitgeverij bv te Alphen aan den Rijn, onder vermelding van opbergband Nemesis. Abonnementen-administratie: Samsom Uitgeverij bv, Postbus 4, 2400 MA Alphen aan den Rijn (telefoon /62184) Abonnementen kunnen schriftelijk tot uiterlijk I december van het lopende abonnementsjaar worden opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Voor België: Wolters Samsom België nv, Louizalaan 485, 1050 Brussel (tel ) Reprorecht: Het overnemen, evenals het vermenigvuldigen van artikelen en illustraties is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de redactie. VAN DE REDACTIE 47 Heikelien Verrijn Stuart Vrijspraak van verkrachting 'Als je blijft tegenwerken breek ik je arm!' ARTIKELEN 50 Jet Isarin 'Mijn verhaal, maar ik niet' Het recht op anonimiteit versus het recht op een identiteit 54 José J. Bolten Bezield door Procrustes Vervolgde vluchtelingen als passanten 60 Riki Holtmaat Naar een ander recht II Feministische theorie en feministische rechtstheorie: Aanzetten tot een methode KRONIEKEN 67 Arbeidsrecht, Yvonne Konijn 68 Sociaal zekerheidsrecht, Mireille Stëinmeïz, Len Andringa '74 Familierecht, Nora Holtrust en Ineke de Hondt 76 Relatievermogensrecht, Wendelien Elzinga 78 Europees recht, Elies Steyger 79 Internationaal recht, Jacqueline Parlevliet ACTUALITEITEN Samenstelling Gerdie Ketelaars en Heikelien Verrijn Stuart 82 Wetgeving 83 Rechtspraak 86 Literatuur STRIP Karin van Elderen Aanbevolen citeerwijze: Nemesis 1988 nr. 1, pag... Omslagontwerp en lay-out: Fenna Westerdiep, Amsterdam Advertenties Nemesis: voor de opgave van advertenties en tarieven, contact opnemen met Samsom Media bv, Postbus 4, 2400 MA Alphen aan den Rijn. tel lid van de nederlandse organisatie van tijdschriftuitgevers n.o.t.u. ISSN And thou, who neveryet ofhuman wrong Left the unbalanced scale, great Nemesis! (Byron) Childe Harolds's Pilgrimage, Canto IV

3 I Van de redactie Heikelien Verrijn Stuart 'Als je blijft tegenwerken breek ik je arm: Vrijspraak van verkrachting Bij inleidende dagvaarding, zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd: 'Dat hij één of meermalen (telkens) op of omstreeks 27 januari 1985 te Amsterdam door geweld en/of bedreiging met geweld een vrouw heeft gedwongen met hem, verdachte, buiten echt vleselijke gemeenschap te hebben, bestaande dat geweld daaruit dat hij, verdachte opzettelijk gewelddadig en/of dreigend de vrouw bij haar armen heeft vastgepakt en/of haar (over de grond) heeft meegesleurd en/of op bed gegooid en/of haar kleren uitgetrokken en/of boven op haar benen is gaan zitten en/of bestaande die bedreiging met geweld daaruit dat hij haar opzettelijk dreigend heeft toegevoegd de woorden: Als je blijft tegenwerken breek ik je arm", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking (waardoor die vrouw haar verzet opgaf)'- Bijna tien jaar na het fameuze Heli's Angels proces schaart de Hoge Raad zich aan de zijde van de mannen die menen dat geweld en sex bij elkaar horen, dat de wil van vrouwen er niet toe doet, genegeerd mag worden, zelfs met geweld gebroken mag worden. Mannen die niet 'doorzien' dat 'nee' ook werkelijk 'nee' betekent en die sexueel contact afdwingen, behoeven niet veroordeeld te worden wegens verkrachting. Een man moet zich bewust zijn van het feit dat een vrouw niet wil of op zijn minst bewust het risico nemen dat de vrouw niet wil. De formulering van de Hoge Raad luidde op 16 juni 1987 (NJ 1988,9) als volgt: 'De term dwingt" in art. 242 Sr dient aldus te worden verstaan dat daaraan slechts is voldaan indien het (eventueel voorwaardelijk) opzet van de verdachte mede omvat, dat hij de vrouw de vleselijke gemeenschap doet ondergaan tegen haar wil. (...) Blijkens zijn onder 4.2 weergegeven overweging neemt het Hof als vaststaand aan dat de daarin genoemde vrouw - omdat zij definitief de relatie wilde verbreken - geen vleselijke gemeenschap meer met de verdachte wilde hebben, maar is het er niet eenstemmig van overtuigd dat de verdachte dit heeft doorzien.' Het Hof motiveerde de vrijspraak aldus: 'Het Hof is er niet eenstemmig van overtuigd dat na een jarenlange relatie tussen de verdachte en de vrouw, een proces van aantrekken en afstoten, de verdachte nog voldoende heeft kunnen doorzien dat de vrouw op 27 januari 1985 definitief de relatie met hem wilde verbreken en mitsdiengeen vleselijke gemeenschap meer met hem wilde hebben.' (curs.:hvs) Wij hadden gedacht dat we nooit meer een woord zouden behoeven vuil te maken aan dit element van het onderwerp sexueel geweld. Was niet in de Voorlopige nota sexueel geweld van oktober afkomstig van de Ministeries van Sociale Zaken en Justitie tot uitgangspunt van het beleid gemaakt : 'dat op grond van de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam en op grond van de vrijheid tot sexuele zelfbeschikking altijd en onder iedere omstandigheid wilsovereenstemming nodig is voor het aangaan van sexuele contacten en relaties? Had niet volgens het Hof Amsterdam op 20 oktober 1978 (NJ 1979, 366) art. 242 Sr de strekking 'een vrouw ertegen te beschermen dat zij door geweld of bedreiging met geweld wordt beroofd van het recht in vrijheid te bepalen of - en zo ja met wie - zij buiten echt vleselijke gemeenschap zal hebben (...)'? En omschreef niet de Commissie Zedelijkheidswetgeving in 1980 het te beschermen rechtsbelang als 'de bescherming van de integriteit van de menselijke persoon tegen inbreuken daarop door derden'? Talloze malen hoorden wij in de afgelopen jaren rechters in verkrachtingszaken moeizaam en vasthoudend uitleggen aan de meest uiteenlopende verdachten, dat 'ook al dacht de verdachte dat de vrouw het prettig vond of instemde dit toch écht verkrachting was, omdat de vrouw niet in staat was geweest in vrijheid haar wil te bepalen' en 'dat het ging om het lichamelijke zelfbeschikkingsrecht van de vrouw en niet om de opvatting van de verdachte over wat vrouwen willen'. In vele zaken was geen lijfelijk geweld gebruikt, maar was de plaats waar het gebeurde - eenzame landweg -, de toon waarop de man sprak, de aanwezigheid van een groot aantal mannen 1988nr2 47

4 I Vrijspraak van verkrachting of jongens, of de maatschappelijke status van de verdachte - arts - voldoende om aan te nemen dat het slachtoffer niet in vrijheid haar wil had kunnen bepalen. Het 'nee' van vrouwen werd serieus genomen, ook als zij verlamd van angst zelfs dat woordje niet meer hadden kunnen uitbrengen. En nu zijn we door de Hoge Raad in één klap tien jaar teruggezet. Niet alleen is het 'doorzicht' van de man maatgevend, bovendien heeft de Hoge Raad de koppeling die het Hof maakt tussen de wil van de vrouw de relatie te verbreken en haar onwil met hem naar bed te gaan, met instemming overgenomen. Dit betekent dat de minister van Justitie het wetsvoorstel dat verkrachting binnen het huwelijk strafbaar maakt wel uit zijn la kan halen - waar het overigens toch al ligt te vergruizen - en naar de puinbak brengen. Het recht op lichamelijke integriteit betekent immers dat vrouwen (en mannen) iedere keer opnieuw het recht hebben hun wil te bepalen ten aanzien van dit ene sexuele contact, ook na jaren -harmonieus of problematisch -huwelijk, ook najaren vaste of aan-uit relatie. Moet werkelijk nog eens expliciet worden gezegd, dat een vrouw, die de relatie wil verbreken, wellicht wel met de man naar bed wil en omgekeerd dat in een goede relatie een vrouw welgemeend 'nee' kan zeggen? Leijten merkt in zijn conclusie terecht op dat ook al kon de man in het onderhavige geval niet doorzien dat de vrouw de relatie wilde stopzetten, dit niet betekent dat hij binnen de bestaande relatie geen verkrachting kon plegen door tegen haar zin geslachtsgemeenschap te hebben. De Hoge Raad stelt in dit arrest de vereisten opzet en voorwaardelijk opzet ten aanzien van de onwil van de vrouw en maakt deze vereisten afhankelijk van het 'doorzicht' van de man. Uit de omstandigheid dat geweld of dreiging met geweld is gebezigd zal meestal het bestaan van opzet voortvloeien, stelt de Hoge Raad, maar er kunnen zich uitzonderingen voordoen. Een man sleept zijn vrouw over de grond naar het bed, gooit haar op bed, trekt haar kleren uit, gaat op haar benen zitten en dreigt haar arm te breken als ze blijft tegenwerken! Onder déze omstandigheden doorzag de man niet dat zijn vrouw niet wilde en ontbrak dus zijn (voorwaardelijk) opzet?! Wie een ander toeroept zijn arm te zullen breken als hij zijn geld niet geeft, is een afperser. Wie op dezelfde wijze sexueel contact afperst is niet altijd een verkrachter. Met deze invulling van het 'dwingen' in art. 242 Sr conformeert de Hoge Raad zich aan de domme, sexistische mannen die vrouwen als object zien, die niet luisteren als vrouwen spreken, die de wil van vrouwen breken, ontkennen of negeren. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de vrouw die aan 'nee' zeggen niet toekomt, omdat degene die haar sexueel onder druk zet haar vader of haar grote broer is of de baas op haar werk of de psychotherapeut die het beste met haar voor heeft. Nog één stap en de man die oprecht of uit ongeïnteresseerdheid meent dat het 'nee' van een vrouw 'ja' betekent en haar - al of niet met geweld - tot sex dwingt, zal niet veroordeeld worden wegens verkrachting. Met groot inzicht en uiterste subtiliteit hebben juristen de 'wilsovereenstemming' in het contractenrecht ontwikkeld. De wilsovereenstemming in de verhouding tussen mannen en vrouwen verwordt - als de rechtspraak zo doorgaat - in het strafrecht tot een cultureel cliché van het grofste en banaalste allooi, waarin de man die zijn vrouw door de kamer sleept en dreigt haar arm te breken nog niet behoeft te doorzien dat zij 'niet wil'. Het Supreme Judicial Court in Massachusetts deed in 1982 het verweer van de verdachte van een verkrachting, dat elke vergissing (niet-doorzien in termen van de Hoge Raad) ten aanzien van de instemming het opzet deed ontbreken, als 'grenzend aan het belachelijke''af. In een volgende uitspraak liet deze rechterlijke instantie het vereiste van opzet ten aanzien van het ontbreken van de instemming van de vrouw, expliciet vallen. Hoe verfrissend ook het schrappen van het opzetvereiste - of het buiten beschouwing laten van de 'state of mind' zoals de rechtbank in Maine dat inl984deed - mag zijn, het biedt niet de gewenste oplossing. Meer nog dan nu reeds gebeurt, zal het accent in de strafzaak gelegd worden op de bedoelingen van de vrouw. Haar 'state of mind', haar gedrag, haar sexuele verleden, en de mate en duidelijkheid van haar verzet zullen bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of zij is verkracht. Het hellende vlak waarop die benadering ons leidt, wordt geïllustreerd in de benadering van het Schadefonds geweldsmisdrijven dat niet uitkeert in geval van medeschuld, waarvan ondermeer sprake is bij 'het zonder noodzaak en zonder redelijke grond zich in een situatie begeven waarin het slachtoffer rekening heeft te houden met de mogelijkheid dat jegens hem geweld zal worden gebruikt'. Inde Engelse rechtspraak is aan het (voorwaardelijk-) opzetvereiste een meer objectief aspect toegevoegd: onachtzaamheid. Dit houdt in dat de man die de wil van de vrouw negeert of die gelooft dat de vrouw instemt, maar bij wie dit geloof, hoe oprecht ook, onredelijk is, wegens verkrachting wordt veroordeeld. Aanleiding hiertoe was de vrijspraak van drie mannen, die door een vriend mee naar huis waren genomen om met zijn vrouw naar bed te gaan. De man vertelde het drietal dat zij zich er niets van moesten aantrekken als zijn vrouw zich zou verzetten, want dat dit de enige manier was waarop zij 'opgewonden' kon raken (Morgan-case, 1975). De publieke discussie die hierop volgde had als uiteindelijk resultaat, dat sinds 1976 de voorwaarde wordt gesteld dat het geloof van de verdachte in de instemming van de vrouw redelijk moet zijn. De werkelijke betekenis van het criterium onachtzaamheid - of van het feit dat onredelijke vergissingen niet disculperen - hangt vanzelfsprekend af van hoe 'redelijk' in deze wordt gedefinieerd. Als de redelijke houding die men van de verdachte eist gedefinieerd wordt volgens de 'nee betekent ja'-filosofie, dan winnen vrouwen er niets bij dat opzet wordt uitgebreid tot onachtzaamheid en dat vergissingen redelijk moeten zijn. Aan de andere kant mag men aannemen dat anno 1988 een redelijke man is degene die 'nee' als 'nee' opvat en die ook hóórt dat de boodschap 'nee' inhoudt. Ook de domme man, de sexist, de porno-consument, wordt dan op een zekere rede- 48 NEMESIS

5 I Vrijspraak van verkrachting lijkheid aangesproken. Door mannen te laten voldoen aan een hogere standaard van redelijkheid, geeft de rechter aan dat hij de instemming en de autonomie van vrouwen hoog genoeg aanslaat om de redelijke aandacht en het respect van mannen te verdienen. Het geeft tevens aan dat vrouwen niet slechts objecten zijn, maar personen wier woorden men serieus neemt. Het recht zou hiermee mannen de verplichting opleggen te denken voor de daad en er vanuit te gaan dat vrouwen zichzelf voldoende kennen om te weten wat ze willen, onafhankelijk van de relatie die er tussen de betrokkenen bestaat. LUXE VERZAMELBAND NEMESIS I Zes keer per jaar Nemesis is zes keer per jaar waardevolle informatie. Bewaren is dan ook zeker de moeite waard. Daarom is er nu een luxe verzamelband waarin 2 complete jaargangen van de vernieuwde Nemesis passen U kunt deze handige verzamelband op twee manieren in uw bezit krijgen: -GRATIS, wanneer u een nieuwe abonnee werft (Zie hiervoor de Abonnee werft Abonnee-kaart elders in dit blad) - Bestellen voor ƒ 15,-, via de bon of telefonisch: BESTELBON Stuur mij ex. VERZAMELBAND NEMESIS a ƒ 15,- (incl. btw, excl. verzendkosten) Naam: Adres: Postcode/Plaats: Handtekening: M/V Stuur deze bon in een envelop zonder postzegel naar: Samsom H.D. Tjeenk Willink, antwoordnummer 10153, 2400 VB Alphen aan den Rijn. 1988nr2 49

6 I Artikelen Jetlsarin Jet Isarinis schrijfster van hetboek Eigenwaan, psychiatrie als paradox.sua 1984, en studeert filosofie aan de Universiteit van Amsterdam Het recht op anonimiteit versus het recht op een identiteit Mijn verhaal, maar ik niet' Op 27 januari jongstleden zond de NOS de documentaire 'Gezocht : lieve vader en moeder' uit, een film van Sarah Marijnissen en Agna Rudolph over sexuele kindermishandeling binnen het gezin. In de film vertellen verscheidene vrouwen en meisjes over haar ervaringen met incest. Eén meisje, Marianne, toont haar ervaringen in een therapeutisch poppenspel dat begeleid wordt door een medewerkster van het opvanghuis voor incestslachtoffers in Groningen. De camera registreert het spel dat de twee vrouwen spelen met drie poppen. Marianne speelt zichzelf, de medewerkster speelt Mariannes buurman en moeder. De meisjespop wordt door de mannetjespop uitgekleed, aan bed vastgebonden en verkracht terwijl de moederpop toekijkt zonder in te grijpen. Het poppenspel is een van de aangrijpendste scènes uit de film. Onbedoeld is het tevens een van de onthullendste scènes doordat Mariannes identiteit met een bewegend mozaïek wordt verhuld. Zo langzamerhand zijn kinderen die door of met medeweten van familieleden sexueel misbruikt worden of werden misschien niet meer veroordeeld tot een levenslang zwijgen. Er wordt over sexuele kindermishandeling gesproken en geschreven en de laatste tijd worden ook de slachtoffers zelf aan het woord gelaten. De tijd van het zwijgen lijkt voorbij, maar als het aan de rechter ligt dan blijven de slachtoffers veroordeeld tot de anonimiteit: het recht van verdachten en veroordeelden. Thuis werden de betreffende kinderen gereduceerd tot sexuele objecten zonder eigen wensen, rechten en kwetsbaarheden. Zij waren, zoals Margot Punter, een van de vrouwen uit de film het uitdrukt, 'het neukertje van vader'. Eenmaal in staat om als persoon met een gezicht, een naam en een identiteit op te treden, lopen die kinderen het gevaar opnieuw in de positie van identiteitsloos en anoniem slachtoffer gedrongen te worden. Maken zij hun achternaam bekend, dan onthullen zij de identiteit van de vader die als verdachte, als veroordeelde en als burger recht heeft op de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Tonen de kinderen hun gezicht dan zijn zij voor de familie- en kennissenkring van de ouders herkenbaar en schenden zij dus indirect de privacy, eer en goede naam van (een van) de ouders. Als de ouders niet in het geweer komen, dan zal er waarschijnlijk geen Officier van Jusititie zijn die het kind tot de orde roept en geen rechter die het verbiedt in de openbaarheid te treden. Wanneer echter de ouders een klacht indienen bij het Openbaar Ministerie of een kort geding aanspannen dan ziet het er aanmerkelijk somberder uit voor het (inmiddels volwassen) kind. 'Wel het verhaal, niet de persoon', dat lijkt het compromis dat het recht voor incestslachtoffers in petto heeft. In het poppenspel grijpt de moederpop niet in als pop Marianne wordt verkracht. In een tweede versie van het spel wordt getoond op welke reactie Marianne heeft gehoopt: de moederpop stuurt de buurman het huis uit en neemt Marianne beschermend in haar poppenarmen. Bij het uitspreken van het simpele verlangen om vervolgens 'gewoon met moeder te kletsen', verschijnt er op het gezicht van Marianne voor het eerst het verdriet van een in de steek gelaten kind. Voor de televisie bleef het verdriet onzichtbaar; Mariannes gezicht was verborgen achter een mozaïek omdat haar beide ouders zich door de - volgens hen valse - beschuldiging in eer en goede naam voelden aangetast. In de strijd om de waarheid die rond sexuele kindermishandeling vrijwel altijd losbrandt, verloor Marianne voor de derde maal. Thuis werd Mariannes waarheid ontkend, de verkrachtingen) zou(den) niet hebben plaatsgevonden en van medeweten zou zeker geen sprake zijn. De gemiste bescherming die in het poppenspel wordt gesymboliseerd, was volgens de ouders een fictie die voortkwam uit de fantasie van een problematisch kind. Het Openbaar Ministerie ontkende Mariannes waarheid eveneens, of weigerde tenminste deze te bevestigen ; de strafzaak tegen de buurman werd geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Nadat Mariannes buurman en zijn echtgenote eenmaal waren verhoord en Marianne zelf herhaalde malen was opgeroepen door de politie voor aanvullende verklaringen, besloot de Officier van Justitie niet tot vervolging over te gaan. Het sepot bewijst niet dat de buurman onschuldig is, het bewijst evenmin dat Mariannes aangifte vals is. Wat het sepot wèl 50 NEMESIS

7 I 'Mijn verhaal, maar ik niet' Jetlsarin aangeeft is dat de waarheid van een sexueel mishandeld kind maar zelden als zodanig zal - kan? - worden erkend. De waarheid van de leugen Sexuele kindermishandeling is moeilijk te bewijzen. De dader zal zorgen dat er geen, of voor hem betrouwbare, getuigen zijn. De geheimhoudingsplicht De camera registeert het poppenspel en daarmee het gebod om te zwijgen en zonodig te liegen, drukt zwaar op de schouders van het kind dat bang is voor en afhankelijk van de dader en van eventuele, stille getuigen. De liefde voor het betrokken familielid zal het kind ertoe verleiden de dader in 'stukjes te knippen' en te verontschuldigen. De last van het geheim tenslotte zal het kind bijna zeker veranderen in iemand die zich door middel van halve waarheden en hele leugens staande houdt te midden van onbetrouwbare volwassenen. De als overlevingsstrategie onontbeerlijke leugen keert zich tegen het kind wanneer het uiteindelijk in staat is het geheim te onthullen, het familielid te beschuldigen. In rechtszaken rond sexuele kindermishandeling treden regelmatig 'leugenachtige', 'fantaserende' en 'problematische' kinderen op. In een civiele procedure worden aanzienlijk minder eisen aan de bewijslast gesteld dan in het strafrecht. De ouder die als gedaagde een eis tot schadevergoeding hoort uitspreken wacht, evenals de ouder die een verbod eist op het buiten hangen van de vuile was, geen vrijheidsstraf. In de belangentegenstelling tussen ouder(s) en kind spelen schuld en waarheid weliswaar een rol, maar de civiele procedure leent zich niet voor een onderzoek naar het waarheidsgehalte van de per definitie tegenstrijdige verhalen. Voor de civiele rechter zal de waarheid zo mogelijk een factor zijn in de belangenafweging die gemaakt moet worden. Maar omdat de waarheid in dergelijke zaken vrijwel nooit met zekerheid te achterhalen valt, zal de rechter moeten zoeken naar andere maatstaven. Wanneer de rechter zich al te zeer laat leiden door het verlangen de waarheid aan het licht te brengen, zal hij of zij ongewild verstrikt raken in de belangentegenstelling van ouder en kind. Waar twee mensen twee tegenstrijdige waarheden verkondigen, zal een rechter die geen nauwkeurig onderzoek kan instellen en die toch wil kiezen, noodzakelijk terugvallen op de eigen intuïtie of die van een 'deskundige'. Met welke dilemma's een (te) waarheidslievende civiele rechter geconfronteerd kan worden, werd duidelijk in het kort geding dat de ouders van Marianne op 10 december aanspanden tegen D.D. Filmprodukties en de NOS. Nadat de raadsman van de ouders, de curator van (de minderjarige) Marianne en de raadsman van de gedaagden aan het woord waren geweest en de film in zijn geheel was vertoond, kwam de President van de Rechtbank tot de conclusie dat hij zowel Marianne als haar moeder zou moeten horen om een volledig beeld van de zaak te krijgen. De 'lichaamstaal' van de moeder bracht de President op de gedachte dat het probleem wellicht niet lag in de verhouding tussen moeder en dochter, maar in die tussen de moeder en de buurman. De rechter twijfelde aan de werkelijke achtergrond van het 'verwijt' dat Marianne haar moeder maakt in het poppenspel en voelde zich door een gebrek aan informatie niet in staat de verhalen van moeder en dochter tegen elkaar af te wegen. Op zoek naar de waarheid besloot hij de beide partijen afzonderlijk en in het bijzijn van de - vrouwelijke - gerechtsauditeur te horen. Voor eigen gebruik wilde de rechter tevens de beschikking krijgen over het proces-verbaal van Mariannes aangifte. Tijdens de schorsing die volgde verlieten alle journalisten het gerechtsgebouw. Van het opvallende staartje dat het kort geding na de schorsing kreeg, werd de volgende dag in de kranten dan ook geen melding gemaakt. Rond etenstijd verliest een rechtszaak haar betekenis. De waarheid van de pathologische aandoening Na de schorsing was de President overtuigd van de authenticiteit van-de beide verhalen. Zowel de moeder als de dochter spraken de waarheid, maar de verhalen spraken elkaar tegen. 'Ik moet', zei de rechter, 'rekening houden met een pathologische aandoening van een van beiden wat betreft de beleving.' Voortbordurend op deze gedachtengang deed de rechter een merkwaardig verzoek aan de curator, hij vroeg of er psychiatrische rapporten van Marianne bestonden en zo ja, of hij daar vertrouwelijk kennis van mocht nemen. Een van de beide partijen zou mogelijkerwijs lijden aan een 'pathologische aandoening' en 'dus' moet die mogelijkheid worden onderzocht met behulp van het psychiatrisch dossier van een van beide partijen. Alsof er in een psychiatrisch dossier van iets anders dan pathologische aandoeningen sprake kan zijn. Alsof de keuze voor het psychiatrische dossier van Marianne toevallig zou zijn. Alsof er met het verzoek geen impliciet oordeel over de geloofwaardigheid van Marianne werd uitgesproken. Alsof een psychiatrisch dossier nooit antwoord kan geven op de vraag naar iemands betrouwbaarheid. Alsof een psychiatrisch dossier een einde kan maken aan de discussie over de kip en het ei: is een meisje getraumatiseerd door haar incestervaringen en legt zij daardoor tegenstrijdige verklaringen af of zijn de tegenstrijdige verklaringen van het meisje een bewijs voor het feit dat de incest nooit heeft plaatsgevonden? Rond etenstijd verliest een rechtszaak haar betekenis In een integere poging de waarheid te ontdekken viel de rechter in de psychiatrische valkuil die klaarligt voor iedereen die wanhopig zoekt naar een oplossing, antwoord of uitweg. Zijn vertrouwen in de psychiatrie was kennelijk niet geschokt door de berich- 1988nr2 51

8 I 'Mijn verhaal, maar ik niet' Jetlsarin ten die juist in de tijd van het kort geding in de media verschenen over de wijze waarop hulpverleners incestslachtoffers behandelen. Uit onderzoek was gebleken dat hulpverleners veelal niet weten hoe ze met slachtoffers van sexueel misbruik moeten omgaan, ze ontkennen het verhaal, ze reageren er niet op of ze reageren erop met een dusdanige sexuele opwinding dat ze hun cliënten opnieuw sexueel misbruiken. Omdat er met behulp van kritische vragen 'geen lek te schieten' viel in de tegenstrijdige verhalen van Marianne en haar moeder greep de rechter naar het laatste redmiddel, de psychiatrie: de schijnoplossing voor elk moreel dilemma. Het slachtoffer werd gepsychiatriseerd, Mariannes geestelijke gezondheid zou, als het aan de rechter lag, de maatstaf van beoordeling worden. Mariannes curator weigerde echter in te gaan op het verzoek van de rechter. Beschikbaarstelling van een psychiatrisch dossier zou Marianne in de rol van verdachte plaatsen. Bovendien, zo stelde de curator, zou Marianne in het Opvanghuis voor incestslachtoffers zeker door de mand zijn gevallen als haar verhaal niet op waarheid berustte. De deskundigheid van het Opvanghuis is groot en het aantal simulantes blijkt heel klein te zijn. Aan Nel Draijer die in de rechtszaal aanwezig was, vroeg de rechter of zij iets kon vertellen over de resultaten van haar onderzoek naar incest. Zij verklaarde Voor de televisiekijker bleef het verdriet onzichtbaar dat verschuivingen in de verhalen van incestslachtoff ers regelmatig voorkomen. Kinderen verdringen zolang mogelijk wat er is gebeurd, 'verkleinen' het gebeuren wanneer zij er voor het eerst over gaan praten en vertellen vaak pas na verloop van tijd de hele geschiedenis die dan veel ernstiger blijkt te zijn dan het eerste verhaal deed vermoeden. Moeders die haar kinderen onvoldoende (kunnen) beschermen tegen de vader of een ander familielid zijn evenmin een ongewoon verschijnsel. Veel vrouwen blijken zelf als kind sexueel te zijn misbruikt en willen daar door hun dochters niet aan worden herinnerd. Het eigen verleden maakt dat de moeders zich afsluiten voor het leed dat een ander haar kinderen aandoet. Het is mogelijk dat Mariannes moeder niet de waarheid spreekt. Het is mogelijk dat Marianne niet de waarheid spreekt. Voor beide mogelijkheden zijn talloze 'verklaringen' aan te dragen. Tegen beide mogelijkheden valt van alles in te brengen. Er is heel veel dat zich verzet tegen het vinden van de waarheid. De rechter die moet beslissen over uitzending van het poppenspel kan de waarheid niet aan het licht brengen. De rechter is geen god en hij berokkent de betrokkenen alleen maar schade wanneer hij ernaar streeft een goddelijk oordeel te vellen. Zonder psychiatrisch dossier moest de President van de Rechtbank binnen een maand beslissen welk belang zwaarder woog, dat van de moeder (de ouders), dat van Marianne of het algemeen belang van openbaarmaking van wat tot nu toe het best bewaarde geheim was. Zonder zekerheid over het waarheidsgehalte van het gewraakte poppenspel moest de rechter beslissen over uitzending ervan. De enige zekerheid die de rechter had, was dat zijn vonnis van grote betekenis zou zijn voor al die sexueel misbruikte kinderen die erkenning eisen door in de openbaarheid op te treden. Tegenover het belang dat talloze ouders hebben bij het recht op anonimiteit stond het belang dat talloze kinderen hebben bij het recht op identiteit. De waarheid van de machtige underdog Op 7 januari deed de President van de Rechtbank uitspraak. Hij erkende het algemeen belang en dat van Marianne bij uitzending van het poppenspel, maar ontkende het belang van herkenbaarheid. Op grond van een aantal zorgvuldige overwegingen kwam de rechter tot een uitspraak die voor Marianne en andere incestslachtoffers weinig hoopgevend is. Het 'compromis' dat aan beide partijen werd opgelegd ging ten koste van Mariannes recht iemand te zijn in plaats van de vertegenwoordigster van de soort 'slachtoffer'. 'Mijn verhaal mag er wel zijn, maar ik niet', zei Marianne in een kort vraaggesprek dat na de televisieversie werd uitgezonden. De President verbood de Stichting D.D. Filmprodukties en de NOS op de televisie filmbeelden te vertonen waarin Marianne herkenbaar voorkomt, op verbeurte van een dwangsom van ƒ voor iedere overtreding van het verbod. De belangrijkste overwegingen in deze beslissing waren: '5.De beslissing in dit geding dient te worden genomen door middel van toetsing van de verschillende belangen aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 24 juni 1983 (NJ1984,801) geformuleerde criteria.(...) 6. Dit (kort) geding leent zich er niet toe de materiële waarheid van hetgeen Marianne is overkomen aan het licht te brengen. Teneinde evenwel tegemoet te komen aan de - in zoverre met die van andere slachtoffers van sexuele misdrijven overeenkomende - onvrede van Marianne over het onbegrip en ongeloof over haar ervaringen zal voor de beslissing in dit kort geding de authenticiteit en de volledige waarheid van haar verklaring tot uitgangspunt worden genomen. Daarmee komt het belang van de moeder van Marianne bij eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer te staan tegenover dat van Marianne bij openbaarmaking van de hiervoor bedoelde waarheid en voorts uiteraard tegenover dat van de oorspronkelijke gedaagden bij uitzending (...). 7. De integriteit van de maaksters van deze documentaire is niet aan twijfel onderhevig. Er kan niet anders worden gezegd dan dat zij - behoudens hetgeen daaromtrent sub 10 wordt overwogen - op zorgvuldige wijze te werk zijn gegaan bij het vervaardigen van de documentaire, waarin een zeer belangrijke maatschappelijke misstand aan de kaak wordt gesteld. 8. Het door de oorspronkelijke gedaagden gedane beroep op rechtsverwerking moet worden verworpen. Weliswaar hebben eisers erkend dat de documentaire reeds - op zeer beperkte wijze en voor een select publiek - openbaar is gemaakt, doch daartegenover hebben zij onweersproken gesteld dat de (inhoud van de) documentaire in hun familie- en kennissenkring nog niet bekend is geworden. Zij hebben 52 NEMESIS

9 I 'Mijn verhaal, maar ik niet' Jetlsarin aldus een rechtens te respecteren belang bij gevraagde voorziening, temeer daar moet worden bedacht dat televisie een medium is dat informatie in de huiskamer bij de mensen brengt, zonder dat mensen daarvoor moeite behoeven te doen en zelfs zonder dat zij daarom vragen. 9. In het kader van een zorgvuldige belangenafweging moet onder meer rekening worden gehouden met de aard van de verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen van openbaarmaking. De moeder van Marianne wordt in de documentaire zo al niet van een deelnemingsvorm aan een strafbaar feit (medeplichtigheid door het geven van gelegenheid) dan toch in ieder geval beschuldigd van het willens en wetens toelaten van een strafbaar feit, dat zij (wellicht) had kunnen verhinderen. De gevolgen van het bekend worden hiervan in de kring rond de moeder van Marianne mogen gevoeglijk als zeer stigmatiserend worden aangemerkt. Hiertegenover staat evenwel het evidente belang van de oorspronkelijk gedaagden bij openbaarmaking van de als bijzonder ernstig aan te merken misstand. De maaksters van de Sexueel misbruikte kinderen eisen erkenning in de openbaarheid documentaire hebben daarmee willen bereiken dat de mensen in de omgeving van een slachtoffer van een sexueel misdrijf in een zo vroeg mogelijk stadium de aard van de problematiek onderkennen. 10. Een criterium is voorts de mate waarin de verdenkingen steun vonden in het ten tijde van de publikatie (in casu ten tijde van het vervaardigen van de documentaire) beschikbare feitenmateriaal. In het onderhavige geval vonden de verdenkingen slechts steun in de enkele verklaring van Marianne. Hoewel het algemeen bekend is dat doorgaans bij zedendelicten nauwelijks door derden verstrekt feitenmateriaal voorhanden is, moet het toch enigszins lichtvaardig genoemd worden om op deze basis zonder verder feitenonderzoek - hieromtrent is immers niets gesteld of gebleken - tot openbaarmaking van de verdenkingen over te gaan. Dit klemt te meer daar er alternatieven (eveneens een criterium) voorhanden waren en zijn, door gebruikmaking waarvan het op zichzelf gerechtvaardigde doel had kunnen worden bereikt. Er had bij voorbeeld gekozen kunnen worden voor een ander geval met een ander slachtoffer {cursi\qnngen: JI), waaromtrent meer feiten voorhanden waren. Ook een fictief geval had tot de mogelijkheden behoord. En wanneer men tenslotte hoe dan ook de ervaringen van Marianne had willen gebruiken, was de mogelijkheid aanwezig geweest om Marianne onherkenbaar (bij voorbeeld van achteren of als silhouet gefilmd) in beeld te brengen. In dat geval had niets zich tegen openbaarmaking verzet. De herkenbaarheid van Marianne voegt bovendien niets wezenlijks toe aan de waarde van de documentaire, terwijl deze wel (onnodig) schade kan toebrengen aan de persoonlijke levenssfeer van eisers. Het belang van Marianne bestaat tenslotte in het kunnen doen vanhaar relaas voor de televisie, niet zozeer in haar herkenbaarheid voor derden. 11. Al het voorgaande in overweging genomen moet geconcludeerd worden dat de voorziening in zoverre toewijsbaar is dat integrale uitzending van de documentaire als na te melden wordt verboden. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd. De oorspronkelijk gedaagden dienen als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten te worden veroordeeld.' (rolnr. KG 87/1959A) In de film gebruikten twee vrouwen de eigen achternaam die tevens de achternaam van de beschuldigde (stief)vader was. Een van hen heeft tot op de dag van de uitzending geleefd met de reële angst dat zij zonder naam en/of gezicht in beeld zou moeten verschijnen. De ouders van drie andere meisjes dreigden eveneens tot vlak voor de uitzending met het aanspannen van een kort geding. Het 'onherkenbaarheidsvonnis' zal verscheidene ouders gesterkt hebben in het idee dat het recht aan hun kant staat. Waar de machtigen zich de rol van underdog toeëigenen, maakt het recht (onvermijdelijk?) rare sprongen en maakt de ware underdog helaas weinig kans. Wie zich van het best bewaarde geheim wil bevrijden zal, als de ouders dat wensen, van een eigen identiteit moeten afzien. De Stichting D.D. Filmprodukties gaat in hoger beroep, maar het is de vraag of het gerechtshof tot een ander, voor slachtoffers voordeliger, oordeel zal komen. 1988nr2 53

10 I Artikelen JoséJ.Bolten José J. Bolten is wetenschappelijk onderzoekster, advocaat en procureur te Amsterdam en redacteur van dit blad Vervolgde vluchtelingen als passanten* Bezield door Procrustes Dit artikel is het vervolg op een eerder artikel van dezelfde auteur dat onder de titel 'Diensteifrig' verscheen in Nemesis 1986 nr. 6. Dat ging over het afgewezen beroep op de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers van Mirjam, die geboren werd in het kamp Bergen-Belsen, waarheen haar moeder, joods vluchteling in Nederland, hoogzwanger gedeporteerd was. Inmiddels heeft de Centrale Raad van Beroep zich in hoogste instantie uitgesproken, niet alleen over deze beslissing van de Uitkeringsraad, maar ook over de tot nu toe ongepubliceerde maatstaven die eraan ten grondslag lagen. De geest van Procrustes waart nog steeds rond, de 'reizigers' waren inderdaad 'voorbijgangers'. * Met dank aan mr. G. Polak en mr. M. de Groot-Sjenitzer voor de terbeschikkingstelling van hun processtukken. Het was 13 augustus 1987 en de plaats van handeling was de moderne zittingszaal van de Centrale Raad van Beroep in Utrecht. De betrokken slachtoffers waren er niet, de oorlog was lang geleden. Te lang geleden. Aan de orde was de uitoefening door de Uitkeringsraad van zijn discretionaire bevoegdheid om personen aan de Minister voor te dragen voor gelijkstelling met vervolgden in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers , personen 'ten aanzien van wie het niet toepassen van deze wet een klaarblijkelijke hardheid zou zijn'. Aan de orde was, korter gezegd, de wijze waarop de Uitkeringsraad zijn beleidsvrijheid bij de toepassing van de (anti-)hardheidsbepaling in de WUV hanteerde. Aan de orde was, voor de slachtoffers, de hardheid van de Uitkeringsraad. Van tien uur 's morgens tot half drie 's middags boog de Centrale Raad van Beroep zich over de 'gevoegde' lotgevallen, de lotsverbondenheid als het ware, van een vijftal destijds staatloze vervolgingsslachtoffers. Mirjam en haar moeder 1 Dan de joodse weesjongen die in 1938 als dertienjarige vanuit Anschluss- Oostenrijk met een kindertransport in Nederland aankwam en in 1942 in Westerbork werd geïnterneerd, waar hij letterlijk ontsnapte uit een vandaar vertrekkende deportatietrein; die na de bevrijding niemand van zijn familie meer levend terugvond en in 1949 naar Israël emigreerde. (Zijn stelling dat hij na de oorlog had getracht de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen, maar te horen had gekregen dat hij pas vijfjaar na de bevrijding een naturalisatieverzoek kon indienen daar de periode die hij in Westerbork had doorgebracht, niet meetelde, achtte de Centrale Raad van Beroep niet weersproken. In een brief van de Staatssecretaris van Justitie van 14 november 1986 was slechts meegedeeld dat thans niet meer was na te gaan of destijds de periode-westerbork werd meegerekend bij de door de Wet voorgeschreven periode van verblijf in Nederland. Dit opmerkelijke gegeven zou in de procedure teruggebracht gaan worden tot de beheersbare proporties van het criterium 'een aanvaardbare reden voor het niet bezitten van de Nederlandse nationaliteit'. Het is een goed voorbeeld van de bijna onmerkbare verschuiving van de aansprakelijkheid, het omdraaien van wie zich tegenover wie moet verontschuldigen, het verschijnsel dat in deze materie aan het beleid inherent is geworden). De eerste afwijzende beschikking op zijn verzoek om een WUV-uitkering dateert van Verder de jonge vrouw die in 1930 op 25-jarige leeftijd vanuit Polen in Nederland aankwam, daar als joodse sinds 1941 haar textielhandel niet meer mocht drijven en in 1942 voor drie jaar moest onderduiken; die na de bevrijding ondervond dat op een schoonzuster na al haar familieleden waren omgekomen en dat van haar textielhandel niets meer over was, en die in 1947 naar Palestina emigreerde. Zij is thans 82 jaar oud. En ten slotte de joodse jongen die zowel 'Algemeen Beschaafd Nederlands' als het Groningse dialect sprak, wiens voorouders, grensarbeiders tussen het Nederlandse Oost-Groningen en het Duitse Oost-Friesland, tot 54 NEMESIS

11 I Bezield door Procrustes JoséJ.Bolten zes generaties terug al in Nederland hadden gewoond en gewerkt, wiens vader zeer waarschijnlijk de Nederlandse nationaliteit nog had bezeten, maar in elk geval het verre van rustige bezit van de Duitse nationaliteit had verloren; wiens ouders in 1938 met hem naar Nederland vluchtten, toen hij twaalf jaar oud was; die na het werkkamp in Zwolle achtereenvolgens Westerbork, Theresienstadt, Auschwitz en Dachau overleefde, na zijn terugkeer in juli 1945 in Groningen niemand van zijn naaste familie meer in leven vond en in 1946 naar Palestina vertrok. Geen van hen, dat viel helaas niet te bestrijden, voldeed aan de eisen van (Nederlandse) nationaliteit of territorialiteit die de WUV stelt. Maar ook was er volgens de Uitkeringsraad bij geen van hen een 'intense en langdurige verbondenheid met de Nederlandse samenleving' geweest, zodat het in de visie van de Uitkeringsraad voor geen van hen een klaarblijkelijke hardheid was, gelijkstelling met een vervolgde in de zin van de WUV af te wijzen. Verbondenheid met de Nederlandse samenleving Die intense en langdurige verbondenheid met de Nederlandse samenleving is de hoeksteen van een stelsel van richtlijnen, dat de Uitkeringsraad door de jaren heen heeft ontwikkeld, schoorvoetend per centimeter, met al zijn beleidsvrijheid in het voetspoor van onverbiddelijke bewindslieden, maar soms voor de voeten gelopen door rechters. 2 Een stelsel van richtlijnen voor de toepassing van de hardheidsbepaling, dat ter gelegenheid van deze rechtszitting voor het eerst aan de openbaarheid werd prijsgegeven. Over de uitwerking door de Uitkeringsraad van dat verbondenheidscriterium ging de strijd die dag en gaan de uitspraken die de Centrale Raad van Beroep deed in deze vijf gevallen 3, op 24 september Bij langdurige verbondenheid dacht de Uitkeringsraad 'in dit verband' aan een verblijf in Nederland van tenminste vijftien a twintig jaar. Bij intense verbondenheid aan: 'geboren en getogen in Nederland, d.w.z. opgevoed, schoolgegaan, in dienst geweest, beroep uitgeoefend, e.d.' (uit de pleitnotities van de vertegenwoordiger van de Uitkeringsraad). Conclusie (ibidem): 'Passanten, d.w.z. vluchtelingen die laat in de jaren dertig naar Nederland zijn gekomen en spoedig na de oorlog weer zijn vertrokken, zouden dan niet in aanmerking komen.' Vervolgens: 'Wil men niet te zeer raken aan uitgangspunt en rechtsgrond van de WUV, solidariteit met vervolgden, maar beperkt tot duidelijk onderscheiden groepen, dan zal bij de beoordeling daarnaast in beschouwing moeten worden genomen of aan het afbreken van de (langdurige en intense) verbondenheid met de Nederlandse samenleving ook werkelijk verhinderende omstandigheden in het individuele geval ten grondslag hebben gelegen, d.w.z. omstandigheden waarop de betrokkene nauwelijks invloed kon uitoefenen, dan wel die voortvloeien uit de aard en de gevolgen van de vervolging.' En nog was het verlanglijstje niet uitgeput: 'Bij een positieve uitkomst van zo'n onderzoek zal vervolgens bezien dienen te worden of het gebrek ten aanzien van nationaliteits- c.q. territorialiteitsvereiste voldoende wordt gecompenseerd door andere blijken van voortgezette betrokkenheid bij het Nederlandse cultuurpatroon.' Nu wekt een beroep op het Nederlandse cultuurpatroon doorgaans vooral belangstelling op voor de cultuurdragers die het doen. 'Wij willen ons in dezen niet verliezen in een subjectieve beoordeling op basis van hypotheses', zei gelukkig de man van de Uitkeringsraad, om zich ongelukkigerwijs onmiddellijk daarna in een peilloos diepe echoput te storten: 'Juist die subjectiviteiten komen wij nogal eens tegen, wanneer de objectieve elementen in onvoldoende mate aanwezig zijn. Ik wil u hiervan enkele voorbeelden geven. Het is niet badinerend bedoeld, maar wel van belang om het u duidelijk te maken.' Volgde onder meer het voorbeeld van iemand die toch nog had geprobeerd het onzegbare te zeggen: '...als ik droom, droom ik in het Nederlands van Arabieren met Duitse helmen op'. De droom werd voor de tweede maal aan flarden geschoten: 'Juist deze subjectieve elementen mogen naar onze mening geen rol spelen.' Het aldus gemotiveerde stelsel van richtlijnen voor de toepassing van de hardheidsbepaling, waaronder de aanvragen van Mirjam, haar moeder en de drie anderen bij de Uitkeringsraad waren bezweken, kwam, samengevat in de bewoordingen van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, op het volgende neer. 'Omtrent het ondergaan hebben van vervolging dient geen enkele twijfel te bestaan. Uitgangspunt is voorts dat de betrokkene moet kunnen wijzen op een hechte en duurzame verbondenheid met Nederland. Dit laatste wordt door verweerder op de volgende wijze ingevuld. Indien de aanvrager hier is geboren of op jonge leeftijd naar Nederland is gekomen en hier vijftien jaar of langer heeft gewoond, wordt die hechte en duurzame verbondenheid in elk geval verondersteld. Bij een verblijf op jonge leeftijd in Nederland tussen tien en vijftien jaar is het nodig bijkomende elementen mee te wegen, als ernst en mate van de ondergane vervolging en de huidige gevolgen daarvan, een aanvaardbare reden voor het niet bezitten van de Nederlandse nationaliteit en zwaarwegende motieven voor het kiezen van domicilie buiten Nederland. Bij een verblijf van kortere duur dan tien jaar in Nederland zal in het algemeen niet gesproken kunnen worden van een nog steeds aanwezige hechte band met Nederland. Ten aanzien van degenen die op de leeftijd van vijftien jaar of ouder naar Nederland zijn gekomen, wordt als algemene lijn aangehouden dat zij in beginsel onder de werking van artikel 3, tweede lid, van de Wet kunnen worden gebracht, indien zij hier twintig jaar of langer hebben gewoond. Afgewezen dienen te worden personen die korter dan vijftien jaar in Nederland woonachtig zijn geweest. Bij een verblijf hier te lande tussen vijftien en negentien jaar ligt een afwijzing in beginsel ook in de rede, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Hierbij wordt met name gedoeld op het ondergaan hebben van ernstige vervolging (meer dan uitsluitend onderduiken), het gepoogd hebben de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen, het deelgenomen hebben aan het binnenlands verzet, de met de vervolging samenhangende reden van vertrek naar het buitenland en dergelijke. Aan de criteria worden de persoonlijke hoedanigheden en met de persoon verbonden omstandigheden voor, tijdens en na de oorlog getoetst. De richtlijnen, aldus de opvatting van verweerder, zullen niet in alle gevallen te strikt kunnen worden toegepast, daar de bijzondere omstandigheden van het individuele geval bepalend zijn.' De Uitkeringsraad bleek dus een onderscheid te maken tussen degenen die ten minste vijftien jaar oud waren toen zij naar Nederland kwamen enerzijds en 1988nr2 55

12 I Bezield door Procrustes JoséJ.Bolten degenen die jonger waren of hier te lande geboren anderzijds. Dit onderscheid resulteerde in een vereiste verblijfsduur in Nederland van twintig, respectievelijk vijftien jaar, om primafacie een hechte en duurzame verbondenheid met Nederland te kunnen aannemen. 'Het in Nederland doorgebracht hebben van de jeugd en het schoolbezoek hier moet op kinderen een onuitwisbare indruk maken', zo werd ter zitting toegelicht. 'Minder sterk acht de Uitkeringsraad die gevallen waarin sprake is van een verblijf in Nederland tussen tien en vijftien jaar.' In de 'minder sterke' gevallen - voor de ouderen verblijf in Nederland van vijftien a twintig jaar - konden bijkomende elementen of bijzondere omstandigheden de doorslag geven. Ernst en mate van de ondergane vervolging Bij een van de mee te wegen 'bijkomende' omstandigheden moet wat langer worden stilgestaan. De ernst van de ondergane vervolging. De mate van de ondergane vervolging. De herkomst van deze beoordelingsfactor is te vinden bij de Raad van State. In de procedure die leidde tot de uitspraak van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State van 2 januari 1984, is namens de Staatssecretaris van WVC 4 betoogd, dat deze het onjuist en ook ongewenst achtte om de ernst van de ondergane vervolging in aanmerking te nemen voor de vraag naar het bestaan van een klaarblijkelijke hardheid. De Staatssecretaris wees erop dat de wet uitgaat van één begrip vervolgde en derhalve aan degenen die ernstiger zijn vervolgd dan anderen, niet een andere of sterkere rechtspositie toekent. Daarnaast was de Staatssecretaris van mening dat afweging van de ernst van de vervolging in redelijkheid ook niet van hem kon worden gevergd en bovendien, gezien de subjectieve aspecten die daarbij een rol spelen, niet wel uitvoerbaar was. De Afdeling heeft deze argumenten van de hand gewezen. 5 In de geciteerde richtlijnen van de Uitkeringsraad komt deze beoordelingsfactor voor degenen die op vijftienjarige of oudere leeftijd naar Nederland waren gekomen, voor als 'het ondergaan hebben van ernstige vervolging (meer dan uitsluitend onderduiken)'. Toen echter de vertegenwoordiger van de Uitkeringsraad ter zitting in Utrecht in zijn voordracht bij 'de aard van de vervolging' was aangeland, interrumpeerde hem een lid van de Centrale Raad van Beroep: 'Dat lijkt mij een hoogst hachelijke en pijnlijke onderneming..'. En toen de betreffende functionaris in het latere debat naar voren bracht: 'Een verblijf in een concentratiekamp moet wat zwaarder wegen dan onderduiken. De Uitkeringsraad acht onderduik minder levensbedreigend', toen riep een der rechters uit: 'Dat kunt u toch in het kader van de WUV niet staande houden?' Tot een oplossing van deze spanningen is het in de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 24 september 1987 nog niet gekomen. Op 19 november 1987 diende te Utrecht opnieuw een aantal beroepen van ex- staatlozen op de hardheidsbepaling. De Uitkeringsraad heeft over vier gevallen daarvan uitgelegd, dat de ernst en mate van de vervolging in negatieve zin als doorslaggevende factor had gegolden. In een van die gevallen 'lijkt de vervolging in vergelijking met de overige zaken iets zwaarder, doch lijken de aangevoerde gezondheidsklachten niet als ernstig gekwalificeerd te kunnen worden'. In de andere gevallen 'is er echter weer sprake van een in verhouding lichtere vervolging, doch worden er ernstige gezondheidsklachten naar voren gebracht'. In één geval 'wordt gesproken van een 50 % arbeidsongeschiktheid op grond van causale klachten'. De citaten zijn afkomstig uit de pleitnota van de Uitkeringsraad voorde zitting van 19 november De Uitkeringsraad heeft deze mensen in eerste en in tweede instantie afgewezen, maar, na de uitspraken van 24 september 1987 toch enigszins het spoor bijster, zich in hun zaken gerefereerd aan het oordeel van de Centrale Raad van Beroep. 6 De beslissingen Wat liet de Centrale Raad van Beroep op 24 september 1987 van het systeem van de Uitkeringsraad nu heel? Veel, maar niet alles. Aan de orde was de hardheid van de Uitkeringsraad De Raad stelt vast dat de Uitkeringsraad zich heeft laten leiden door de wetsgeschiedenis en de inmiddels gevormde jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep zelf en de Afdeling rechtspraak van de Raad van State. De Raad stelt vast dat degenen die bij het uitbreken van de oorlog met Duitsland hier als staatlozen woonden, aan vervolging hebben blootgestaan en na de oorlog of, zoals in uitzonderingsgevallen is gebeurd, reeds voor de bevrijding naar het buitenland trokken en daar woonachtig bleven, niet als categorie uitkeringsgerechtigden in art. 3 van de WUV zijn opgenomen, 'hoewel daartoe wel stemmen zijn opgegaan'. De Raad vermeldt daarbij de aandacht die leden van de twee grootste fracties van de Tweede Kamer aan de groep ex-staatlozen hebben besteed, in het zittingsjaar , bij de behandeling van voorgestelde wijzigingen van de WUV. 8 'Zij suggereerden toen dat gebruikmaking van de anti-hardheidsbepaling hier wellicht een oplossing zou bieden. In hun pleidooi beperkten zij zich evenwel tot diegenen, die hier geboren en getogen waren, door allerlei omstandigheden er niet toe gekomen waren het Nederlands staatsburgerschap aan te vragen en voor wie, veelal uit zeer persoonlijke omstandigheden, een verder verblijf hier te lande tot de psychische onmogelijkheden moest worden gerekend.' Dat was inderdaad een door de Kamer jammerlijk gemiste kans voor de voormalige vluchtelingen die nu 'passanten' heten. Te meer een gemiste kans, daar toch in 1975 staatssecretaris Meijer juist hen op het 56 NEMESIS

13 I Bezield door Procrustes JoséJ.Bolten oog had toen hij, ook al bij de parlementaire behandeling van een wetsontwerp tot wijziging van de WU V 9, aandacht besteedde aan door hem schrijnend genoemde gevallen, die hij met name in Israël was tegengekomen: 'Ik denk dan aan degenen, die vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog uit de Oosteuropese landen naar Nederland zijn gevlucht, statenloos waren en vanuit de Nederlandse situatie zijn vervolgd en na de oorlog naar Israël zijn gegaan. Zij zijn daar of nog statenloos of Israëliër. (...) Het gehele probleem met de statenlozen (...) is buitengewoon pijnlijk en moeilijk met vaak allerlei psychologische kanten eraan inzake erkenning en plaatsbepaling van de betrokkenen. Ik zeg niet toe, dat het mogelijk is met de huidige wet alle voorbeelden, die hiermee verband houden in de vorm, zoals de heer Voogd heeft aangegeven, te helpen. Ik meen echter, dat wij aan de Uitkeringsraad advies moeten vragen over het vraagstuk van de statenlozen en dan wat meer toegespitst op de gegeven voorbeelden. Ik zal in het bijzonder ook de vraag stellen in welk opzicht de anti-hardheidsclausule voor dit soort van gevallen van toepassing zou moeten worden verklaard.' 10 De Centrale Raad van Beroep dus, is van oordeel dat de Uitkeringsraad op goede gronden voor de toepassing van de hardheidsbepaling als uitgangspunt heeft kunnen nemen, dat er in de onderhavige gevallen sprake moet zijn van een hechte en duurzame verbondenheid met Nederlanden dat bij het meten daarvan de tijdsduur van het gewoond hebben in Nederland een zeer belangrijk element zal vormen. Het eisen van een verblijfsduur van in beginsel vijftien jaar of langer acht de Centrale Raad redelijk. Een verblijf in een concentratiekamp moet wat zwaarder wegen dan onderduiken" 'Evenwel is de Raad van oordeel dat geen deugdelijke en overtuigende grond valt aan te wijzen waarop eenzelfde termijn ook niet zou dienen te gelden voor degenen die zich op oudere leeftijd in Nederland vestigden. Een dergelijk tijdvak is niet onaanzienlijk langer dan de termijnen die in het vreemdelingenrecht gelden voor het verkrijgen van een vestigingsvergunning en in de Rijkswet op het Nederlanderschap om voor naturalisatie in aanmerking te komen. De Raad is dan ook de zienswijze toegedaan dat verweerder niet in redelijkheid ten aanzien van degenen die op oudere leeftijd in Nederland woonachtig waren geworden, als voorwaarde kan stellen dat zij hier twintig jaar of langer hebben gewoond.' Voor jong en oud dus in principe dezelfde minimale verblijfsduur van vijftien jaar, een tijdvak dat - om precies te zijn - driemaal zo lang is als de standaardtermijnen die in het vreemdelingenrecht en het nationaliteitsrecht gelden voor de verkrijging van een vergunning tot vestiging respectievelijk het Nederlanderschap. Dat het bij een verblijf hier te lande van tien a vijftien jaar nodig wordt bijkomende elementen mee te wegen als in de richtlijnen van de Uitkeringsraad weergegeven, is een opvatting die de Uitkeringsraad eveneens in redelijkheid kon huldigen, aldus de Centrale Raad van Beroep, maar dan ook voor jong èn oud had moeten huldigen. En dat bij een verblijfsduur van minder dan tien jaar in het algemeen - behoudens zeer bijzondere omstandigheden - niet kan worden gesproken van een nog steeds aanwezige hechte band met Nederland, is ook al geen onredelijke gedachte, 'te meer wanneer vooral te dezen in aanmerking wordt genomen dat verweerder voor het vaststellen van de termijnen van wonen hier te lande in een concreet geval niet het oog heeft op de tijd aan de vervolging voorafgaande maar het tijdvak voorafgaande aan de emigratie naar elders'. Met andere woorden: de Uitkeringsraad rekent de tijd die een vervolgingsslachtoffer ten gevolge van de deportatie buiten Nederland heeft moeten doorbrengen, mee als verblijf in Nederland. Ter zitting was de gemachtigde van de Uitkeringsraad over deze genereuze opvatting van de Uitkeringsraad van het begrip woonplaatsblijkbaar nog zo uit het veld geslagen, dat hij verward toelichtte:'... want zou er geen vervolging geweest zijn, dan was betrokkene in Nederland gebleven!' Maar de zojuist aangehaalde extra motivering van de Centrale Raad van Beroep bij diens overigens zo marginale toetsing van het beleid van de Uitkeringsraad vormt toch een knagend en tartend zinnetje binnen het geheel van de vijf uitspraken. Het lijkt te zeggen : een heel decennium is een hele tijd op een mensenleven - en ook heel wat meer dan de in het vreemdelingenrecht en het nationaliteitsrecht gebruikelijke termijnen -, maar verlies niet uit het oog dat er drie, vier, vijfjaren tussen kunnen zitten die au fond niet echt in Nederland zijn doorgebracht, en dan is - natuurlijk onder voorbehoud van de nodige 'bijkomende elementen' - de au fond vereiste duur van verblijf in Nederland slechts vijf, zes, zeven jaar. Als deze interpretatie de juiste is, dan wordt in werkelijkheid de tijd van overleven in een concentratiekamp me/meegeteld in de door de Centrale Raad van Beroep gebillijkte richtlijnen van de Uitkeringsraad met betrekking tot de duur van het verblijf in Nederland. En als dat niet de bedoeling is, dan zouden de eventueel door de Uitkeringsraad te hanteren termijnen fors omlaag moeten, wegens 'onredelijkheid', maar vooral vanwege de met de WUV beoogde solidariteit. De versoepelingen die de Centrale Raad van Beroep heeft aangebracht in het strakgespannen vangnet van richtlijnen van de Uitkeringsraad, door geen onderscheid naar leeftijd te accepteren, hebben in drie van de vijf gevallen geleid tot een gegrondverklaring van het beroep. In die gevallen is het verlossende woord nu vooreerst aan de Minister, die immers nog moet instemmen met toepassing van de hardheidsclausule. Mirjam en haar moeder echter zijn uitgeproce- 1988nr2 57

14 I Bezield door Procrustes JoséJ. Bolten deerd. Voor hen is er alleen de wrange genoegdoening dat de Uitkeringsraad uiteindelijk bereid bleek hun Mirjams geboorteplaats Bergen-Belsen niet tegen te werpen. Maar 'zelfs als we de hele zwangerschap meetellen', kwam de Uitkeringsraad voor Mirjam niet verder dan tot 21 als verblijf in Nederland aan te merken maanden. En dat was evenmin als de verblijfsduur van haar moeder - slechts negen jaar - genoeg. Waar het recht solidariteit omzette in een 'bijzondere solidariteitsplicht van het Nederlandse volk', maar het omzetten van die plicht in daden uit handen gaf aan een bureaucratisch uitvoeringsorgaan en toelaat dat zo'n uitvoeringsorgaan zich idiosyncratisch werpt op de plichten van rechtzoekenden en rechthebbenden - heeft de alom betuigde solidariteit 11 niet mogen baten.... want zou er geen vervolging geweest zijn, dan was betrokkene in Nederland gebleven" Een nabeschouwing Achter dit verhaal over uitkeringen en beleidscriteria ligt een ander verhaal. Aan de schrijftafels van de Uitkeringsraad en op het podium van de hoogste rechter in sociale uitkeringsaangelegenheden wordt vluchtelingenrecht bedreven: modern en met terugwerkende kracht. In het tegenwoordige asielklimaat wordt getornd aan het internationaal aanvaarde beginsel dat aan vluchtelingen die de ondergane vervolging of de gegrondheid van hun vrees voor vervolging niet kunnen bewijzen, maar wel aannemelijk maken, het voordeel van de twijfel toekomt. De Uitkeringsraad heeft er geen boodschap aan en stelt in zijn richtlijnen voorop : 'Omtrent het ondergaan hebben van vervolging dient geen enkele twijfel te bestaan.' Voor alle duidelijkheid voegde de gemachtigde van de Uitkeringsraad er mondeling nog aan toe: 'Derhalve geen aanvaarding op aannemelijkheid.' In het tegenwoordige asielklimaat zijn de meeste vluchtelingen in Nederland 'passanten', in transit, op weg naar een ander land dat de 'last' maar moet dragen. Met goedvinden van de Centrale Raad van Beroep gaat de Uitkeringsraad nog vele stappen verder. 'Vluchtelingen die laat in de jaren dertig naar Nederland zijn gekomen en spoedig na de oorlog weer zijn vertrokken' - achteraf zijn het passanten, die niet in aanmerking komen voor de solidariteit van het Nederlandse volk. Vluchtelingen die vroeg in de jaren dertig naar Nederland ontkwamen, hier opnieuw aan vervolging ten prooi vielen en zich, als overlevenden, na de oorlog niet meer hier konden of wilden vestigen, voldoen evenmin aan de minimale verblijfstermijn van vijftien jaar die als uitgangspunt geldt. Met dat uitgangspunt zijn in principe de twee grote vluchtelingenstromen vanuit nazi-duitsland naar Nederland - de vroegste van 1933, de tweede van uitgesloten van de voorzieningen van de WUV. Behalve degenen die na de oorlog, na in en vanuit Nederland vervolgd te zijn geweest, naar Nederland zijn teruggekeerd en hier lang genoeg zijn gebleven. Er was een ander door de oorlogsliteratuur beroemd geworden meisje, met wie Mirjam, onwetend toen, nog samen in Bergen-Belsen is geweest. Zij kwam drie jaar oud, met haar Hitler c.s. vooruit vluchtende ouders, net als Mirjams moeder in 1933 in Nederland aan. Anne Frank was veertien toen ze, ondergedoken in het achterhuis aan de Amsterdamse Prinsengracht, in haar dagboek noteerde: 'Er wordt in ondergrondse kringen over gemompeld, dat Duitse Joden, die naar Nederland geëmigreerd zijn en nu in Polen zitten, niet meer naar Nederland terug zullen mogen komen; ze hadden in Nederland asylrecht, maar zullen, als Hitler weg is, weer naar Duitsland terug moeten. (...) Ik hoop maar één ding, namelijk dat deze Jodenhaat van voorbijgaande aard zal zijn, dat de Nederlanders toch zullen laten zien wie zij zijn, dat zij nu niet en nooit zullen wankelen in hun rechtsgevoel. (...) En als dit vreselijke inderdaad waarheid zou worden, dan zal het armzalige restje Joden uit Nederland weggaan. Wij ook, wij zullen weer verder trekken met ons bundeltje, uit dit mooie land dat ons zo hartelijk onderdak heeft aangeboden en ons nu de rug toekeert.' 12 Ze schreef dat in 1944, maar het is alsof zij vandaag uitlegt wat het betekent vluchtelingen 'passanten' te noemen. Over een halve eeuw heen kunnen vluchtelingen van toen en van nu elkaar de hand reiken. Noten 1. Zie: Mr. Abel J. Herzberg, De Griet, opgenomen in Nemesis 1986 nr. 6 met bronvermelding; zie ook: José J. Bolten, Diensteifrig, in: Nemesis 1986 nr. 6, pag 'In veel gevallen kan gelukkig de rechter wèl aanvullen. Voorbeelden: WUV (Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers ) en WUBO (Wet Uitkeringen Burger-Oorlogsslachtoffers)) (1973 en 1981), politiek héél gevoelig en merkwaardig detaillistische wetgeving (...). In dergelijke superregelingen is een anti-hardheidsclausule als vangnet vereist. En voor de toetsing blijkt dan toch ookweerderechtereen belangrijke functie te vervullen. De bepali ng zou anders waarschijnlijk niet worden toegepast (...).' Aldus Mr. W.M.G. Eekhof- de Vries in Vrouwe Justitia:bewogen en braaf, in: Tremaa, juni 1987, De rechter als dictator?, pag. 42. Mr. Eekhof-de Vries is lid van de Centrale Raad van Beroep (en was in deze functie I id van de drieschaar die over Mirjams hoogste beroep oordeelde) en tevens lid van de Raad van State in buitengewone dienst. 3. De kenmerken van de uitspraken, in de volgorde waarin de betreffende personen in deze tekst ter sprake zijn gebracht: WUV 1986/31, WUV 1986/30, WUV 1986/336, WUV 1987/21 en WUV 1987/ Ingevolge art. 3 lid 2 van de WUV is de instemming van de Minister vereist voor de toepassing van de hardheidsbepaling. 5. Raad van State 2 januari 1984, RO /Sp 207, losbladige ABW, Suppl. 225; zie over deze uitspraak ook: Nemesis 1986 nr. 6, pag Op het moment van afronding van deze tekst heeft de Centrale Raad van Beroep in de hier bedoelde procedures nog geen uitspraak gedaan. De kenmerken van deze zaken zijn: WUV 1985/732, WUV 1986/239, WUV 1986/6, WUV 1986/125 en WUV 1987/ Voorlopigverslag,Tw.K ,17355nr.6,pag.7en8. 8. Bedoeld zijn de wijzigingen die hebben geleid tot de Wet van 11 juni 1986, Stb. 1986, Bedoeld zijn de wijzigingen die hebben geleid tot de Wet van 9 april 1975, Stb. 1975, Handelingen Tw. K. 19 maart 1975, pag Ï.Aan Mirjams rechtszaak is onder meer aandacht besteed in de 58 NEMESIS

15 Bezield door Procrustes JoséJ.Bolten Haagse Courant, mei 1985 (Rob Simons), Nemesis 1986 nr. 6 (zie noot 1), Nemesis 1987 nr. I (Jet Isarin, De bureaucratische geest van de wet), een uitzending van het Capitool (NOS-televisie) in november 1986, het Kamerdebat over de rechtmatigheid van de pensioentoekenning aan de weduwe Rost van Tonningen (Handelingen Tw. K. 27 november 1986), de Volkskrant van 22 november 1986 en 14 augustus 1987, het Nieuw Israelietisch Weekblad van 28 november 1986 en 30 januari 1987, Kamervragen gesteld door de leden Worrell (PvdA), Kraaijeveld-Wouters (CDA), Ploeg (WD) en Lankhorst (PPR) op 4 december 1986 (Tw. K , Aanhangsel van de Handelingen), NRC/Handelsblad van 6 december 1986, De Tijd van 12 december 1986,2 januari 1987 en 9 oktober 1987, het Israëlische dagblad Haarets van 9 april 1987 (Norit Kahane; een vertaling door mr. G. Polak is in het bezit van schr. dezes) en Trouw van 14 augustus Anne Frank (op 22 mei 1944) in: Het Achterhuis, Amsterdam 1947,43ste druk 1970, pag RUIMTE 4/r, Kwartaaltijdschrift Stichting Vrouwen in de Beeldende Kunst (SVBK) THE ART MACHINE DE TIJDGEEST EN VICE VERSA tweetalig (nl/eng) verslag van het internationale SVBK symposium TALENT+AMBITIE=SUC CES samenvattingen en reacties op een aantal lezingen HAAR VOOR KEUR persoonlijke beschouwingen op de tentoonstellingen die tijdens het symposium te zien waren KUN ST MET BELEID aanzetten voor een stimulerend kunstbeleid t.a.v. vrouwe lijke beeldend kunstenaars L.»»,,,,. Proefnummer: bel Abonnement: Neem nu een abonnement voor 1986: het symposiumverslag is het openingsnummer van een glansvolle én kritische jaargang! Haak ƒ 32,50 over op gironummer , o.v.v. RUIMTE/1988, t.n.v. SVBK/RUIMTE, Keizersgracht 10, Amsterdam. CJP-reductieprijs: ƒ 26,-, opgave via bon in het CJP-Magazine. 1988nr2 59

16 I Artikelen Riki Holtmaat Riki Holtmaat is universitair docente vrouw en recht aan de Juridische Faculteit van de Rijksuniversiteit Leiden. Feministische theorie en feministische rechtstheorie: Aanzetten tot een methode Dit is het tweede artikel in een serie van twee. Het eerste verscheen in Nemesis 1988 nr. 1. Beide artikelen vormen een bewerking van een paper geschreven voor het symposium The Gender of Power, gehouden in september 1987 te Leiden. De paper zal in het Engels verschijnen in de symposiumbundel, welke in het najaar van 1988 zal uitkomen bij de vakgroep vrouwenstudies f.s.w. R.U.L. Leiden. Naar een ander recht II In het vorige nummer van Nemesis heb ik uiteengezet op welke wijze ogenschijnlijk neutrale juridische begrippen macht over vrouwen uitoefenen. Bij wijze van voorbeeld heb ik het begrip 'werknemer' aan een onderzoek onderworpen. In de tweede plaats heb ik een betoog opgebouwd - onderbouwd met voorbeelden uit het Nederlandse positieve recht - waarom naar mijn mening noch gelijkheid, noch speciale rechten voor vrouwen een adequaat antwoord kunnen vormen op deze machtsuitoefening door 'mannelijk' recht. Werkelijk feministisch recht is ANDER RECHT, zo heb ik daar gesteld. In deze tweede aflevering wil ik daar nog het een en ander aan toevoegen. Om te beginnen zet ik uiteen welke feministische theorie over vrouwenonderdrukking ten grondslag ligt aan mijn (aanzet tot een) feministische rechtstheorie. Aansluitend daarop volgt een nadere vergelijking tussen mijn uitgangspunten voor 'ander recht' en gelijkheid en gelijke behandeling. Daarna volgt een vrij uitvoerige bespreking van een artikel van Marjet Gunning, enkele jaren geleden gepubliceerd in Recht en Kritiek. 1 Omdat het een van de eerste en meest uitvoerige pogingen isom een feministische rechtstheorie van Nederlandse bodem te presenteren, en omdat ook Marjèt Gunning zich min of meer afzet tegen zowel gelijkheid als speciale rechten, acht ik het op zijn plaats in mijn stuk uitvoerig stil te staan bij dit artikel. Als afsluiting van deze twee artikelen wil ik ten slotte enkele aanzetten geven tot het ontwikkelen van een methode voor de ontwikkeling van feministisch ANDER RECHT. Feministische rechtstheorie in relatie tot feministische theorie In het eerste deel van dit artikel heb ik mijn aanzetten tot ander, feministisch recht, bewust in het luchtledige laten hangen. 2 In het luchtledige ten opzichte van 'algemene' rechtstheorieën en ten opzichte van feministische theorieën over kenmerken van vrouwenonderdrukking en de oorzaken ervan. De eerste theoretische setting, die van algemene - dus niet specifiek op vrouwen gerichte - rechtstheorieën, 3 laat ik om praktische en principiële redenen achterwege: ik ben er niet voldoende toe uitgerust, noch heb ik er momenteel de tijd en de ruimte voor om me die uitrusting aan te schaffen; én: ik wil niet werken aan een feministische rechtstheorie vanuit een afzetten tegen- of voortbouwen op theorieën over recht die de pretentie hebben niet-genderized, neutraal of objectief te zijn. 4 De tweede theoretische setting kan ik niet achterwege laten. Iedere feministische rechtstheorie dient namelijk in mijn ogen gebaseerd te zijn op een feministische theorie over kenmerken en oorzaken van vrouwenonderdrukking. 5 Op dat gebied bestaan er echter nogal wat verschillen van inzichten en opvattingen tussen feministes onderling. Het gevaar voor niet in feministische theorievorming onderlegde juristen, die pogen de produkten van feministische rechtsbeoefenaarsters op waarde te schatten of zelfs maar te begrijpen, is dan ook dat ze dit werk niet in de context kunnen plaatsen waarin het hoort. Het maakt nogal wat uit of wordt gedacht en 60 NEMESIS

17 I Naar een ander recht II RikiHoltmaat geschreven vanuit een biologistisch verklaringsmodel over de rol of positie van vrouwen, of dat de patriarchale familie als kern van alle kwaad wordt aangewezen. Een derde mogelijkheid, en tegenwoordig een nogal populaire, is 'constructie-denken ':de opvatting dat 'sexe' of 'gender' door maatschappelijke verhoudingen, en met name ook door de taal worden 'geconstrueerd', welke constructie vooral zijn grondslag vindt in ons westerse 'privatieve' denken. Het denken vindt plaats in 'paarsgewijze' begrippen, die elkaar onderling uitsluiten. De ene pool van het begrippenpaar vormt het positieve, het reëel bestaande, de andere pool de negatie daarvan, het 'onbestaanbare'. Dit denken in dichotomieën vervult een grote rol bij het construeren van wat wij in onze cultuur en samenleving als mannelijk, respectievelijk vrouwelijk zien en beleven. Alleen dit 'privatieve' denken heeft het predikaat 'objectief en 'rationeel' meegekregen. Het is het uitsluitende denken, waarbij het ene ten koste moet gaan van het ander, waarbij altijd slechts één waarheid, één 'goede' oplossing bestaat. De basis voor dit feministisch inzicht in de gevolgen van deze denkstructuren voor de positie van mannen en vrouwen is reeds gelegd door Simone de Beauvoir, in haar klassieke werk De Tweede Sexe, waarin zij de objectsubject relatie van mannen ten opzichte van de wereld (inclusief vrouwen) aan het licht brengt. Veel moderne feministische theoretica's bouwen hierop voort in haar analyse van de verschillen waarop mannen en vrouwen de wereld, elkaar en 'kennis' benaderen. Een ook onder juristes langzamerhand bekend werk, waarin de verschillen van jongetjes en meisjes Verschillen tussen mannen en vrouwen in onze cultuur zijn een constructie ten opzichte van regelgeving en normstelling worden geanalyseerd is het boek van Carol Gilligan. Zij stelt - zeer simpel weergegeven - dat jongens problemen en conflicten oplossen door toepassing van formele regels en zodoende door eliminatie van mogelijkheden tot een 'denkbare' oplossing komen, terwijl meisjes een probleem of een conflict meer contextueel en relationeel benaderen. 6 De feministische theorie dat verschillen tussen mannen en vrouwen in onze cultuur en samenleving eerst en vooral een constructie zijn op basis van dit denken in tegenpolen, heeft voor de ontwikkeling van een feministische rechtstheorie naar mijn mening een zeer grote aantrekkingskracht. Het recht speelt namelijk op dubbele wijze een rol in deze constructie. In de eerste plaats vervult het recht als 'talig medium' een rol in het meeconstrueren van mannelijke en vrouwelijke sferen of domeinen. In die zin houdt het recht machtsverschillen tussen mannen en vrouwen mee in stand. 7 De splitsing tussen een publieke orde, waarop het recht van toepassing is, en een private orde, waarin het recht geen rol 'behoort' te spelen, vormt daarvan een mooi voorbeeld. In de tweede plaats is ook het rechtssysteem zélf doordrongen van het privatieve denken en de daarbij horende noties van wat juist, wetenschappelijk, objectief of rationeel is. Het recht pretendeert daarbij dat het 'algemeen' en 'neutraal' zou zijn, dat wil zeggen ontkent systematisch dat andere dan de hiervoor genoemde noties bestaanbaar zouden zijn. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting van wat het 'constructie- denken' inhoudt en welke rol dit denken kan spelen bij de ontwikkeling van een feministische rechtstheorie moet ik - omwille van plaatsgebrek - verwijzen naar artikelen van Dorien Pessers in het vorige nummer van Nemesis en het artikel van Ann Scales in de Yale Law Journal van Het maakt, met andere woorden, dus nogal wat uit vanuit welke feministische hoek de wind waait bij het ontwikkelen van een feministische rechtstheorie. Zoals gezegd heb ik bij de laatste stroming aangehaakt, en moeten mijn pogingen tot het ontwikkelen van een theorie voor feministisch ANDER RECHTtegen het licht van die algemene feministische theorie worden gelezen. Een nadere vergelijking met gelijkheid en gelijke behandeling In de allerlaatste zin van het eerste deel van mijn artikel stelde ik dat gelijkheid een randvoorwaarde is waaraan ander recht moet voldoen. De vraag waarom ik desondanks meen dat mijn concept van ander recht iets heel anders is dan het streven naar gelijkheid en gelijke behandeling, behoeft wellicht nog wat toelichting. Bij discriminatiebestrijding, in de vorm van formele gelijke behandeling, het bestrijden van indirecte discriminatie en ook in de vorm van positieve actie, gaat het om de vaststelling van (on)gelijkheden: vrouwen verkeren juridisch/maatschappelijk/economisch in een achterstandpositie ten opzichte van mannen. Om discriminatie te kunnen vaststellen redeneert men vergelijkenderwijs: er is sprake van een benadeling van groep X (vrouwen) ten opzichte van groep Y (mannen); of: er is sprake van vergelijkbare gevallen (gelijke behandeling) of onvergelijkbare gevallen (gerechtvaardigde ongelijke behandeling). De basis van dit gelijkheidsdenken ligt bij Aristoteles. Zoals Scales het uitdrukt: 'Equality means to treat likepersons alike, and unlikepersons unlike. Under this model, when legal distinctions are made, the responsible sovereign must point to some differences between subjects which justifies their disparate treatment'. 9 Scales noemt dit in navolging van MacKinnon the differences approach'. Als we in deze benadering meegaan worden we volgens haar gedwongen om binnen de grenzen zoals die reeds zijn gedefinieerd, lijsten met 'essentiële' verschillen tussen mannen en vrouwen op te stellen. En als we er niet in meegaan, en stellen dat ook binnen gelijkheid verschillen aan bod moeten kunnen komen, uit oogpunt van een rechtvaardige behandeling - Scales noemt dit de incorporatistische visie' - dan nog blijft dit probleem in volle hevigheid bestaan. Scales weet dit op de volgende wijze kernachtig uit te drukken: When we try to arrive at a definitive list ofdifferences, even in sophisticated 1988nr2 61

18 I Naar een ander recht II RikiHoltmaat ways, we only encourage the law's tendency to act upon afrozensliceofreality. Indoingso, weparticipatein the underlying problem - the objectification of women. Through our consdentious listing we help to define real gender issues out of existence. Our aim must be to affirm differences as emergent and infinite. We must seek a legal system that works and, at the same time, makes differences a causefor celebration, not classiflcation.' Ann Scales stelt verder dat zowel de incorporatistische visie als het Gelijkheids - Special Rights debat mank gaat aan dezelfde verkeerde veronderstelling, namelijk dat gevallen van discriminatie of ongelijke behandeling slechts voorbeelden van legal mistakes zouden vormen: 'A series offailures to treat equals as equals which we canfix ifwe canjust spot the irrationality in enough cases. ' ' Scales stelt daar tegenover dat de onrechtvaardigheid van sexisme niet wordt gevormd door irrationaliteit, maar door overheersing. Vanuit de feministische theorie die ervan uitgaat dat verschillen tussen mannen en vrouwen 'geconstrueerd' zijn in taal en andere 'media van de macht', zoals het recht, is het probleem bij vrouwenonderdrukking immers niet zozeer dat vrouwen vergelijkbaar met mannen zijn, evenwaardige grootheden, maar dat vrouwen ten opzichte van mannen 'niets 'zijn. Met gelijkheid, en het opstellen van lijsten van 'objectief gerechtvaardigde verschillen' los je dat probleem niet op. Dat probleem los je mijns inziens wel op met ANDER RECHT, dat beoogt de inbreng van vrouwen en mannen fundamenteel gelijkwaardig te doen zijn. Dat wil zeggen dat ook alle waarden, kennis, ervaringen, etcetera, die tot nu toe in het niets vielen tegenover de dominantie van de mannelijke behoeften, noden en belangen, een rol moeten gaan spelen bij de rechtsvorming en de rechtstoepassing. In het begin van deel I van dit artikel heb ik door middel van een voorbeeld geïllustreerd hoe mannelijk in wezen ogenschijnlijk neutrale juridische begrippen - als het werknemersbegrip - zijn. Het gevolg van deze mannelijke inhoud fcawzijn dat er directe of indirecte discriminatie optreedt in het recht. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Ook wanneer van discriminatie geen sprake is omdat de vergelijking niet nadelig uitvalt, er geen nadeliger gevolgen verbonden zijn aan de regeling voor groep X dan voor groep Y, kan een regeling of een rechtsbegrip wel een impact hebben die vrouwenonderdrukkend is. Dit omdat het mannelijke dominant is, het vrouwelijke onzichtbaar of genegeerd. Het vergelijkende gelijkheidsdenken schiet te kort voor zowel het blootleggen van deze mannelijke dominantie als voor het ontwikkelen van een effectieve tegenstrategie daartegen. Ik zal dit illustreren aan de hand van het voorbeeld van de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW). Met behulp van het gelijkheidsconcept kun je wel aan de orde stellen dat de AWW discriminerend is voor mannen en gelijkberechtiging eisen. Je kunt ook nog stellen dat de AWWin wezen indirect discriminerend werkt voor vrouwen, omdat door het ontbreken van een weduwnarenpensioen vrouwen worden ontmoedigd om het kostwinnerschap van het gezin op zich te nemen. Het opheffen van deze beide vormen van discriminatie leidt er echter nog niet toe dat het - achter de noodzaak van een overlijdenspensioenverzekering verscholen - concept van een kostwinnersverhouding, en het daaraan gepaard gaande machtsverschil tussen mannen en vrouwen, ter discussie wordt gesteld of wordt opgeheven. Naar mijn idee is het begrip gelijkheid dus niet bruikbaar als leidend inhoudelijk beginsel voor het streven naar ander recht. Dit komt vooral omdat door middel van dit concept de mannelijke inhoud van rechtsbeginselen en rechtsregels niet zichtbaar wordt gemaakt. Gelijkheid is niet in staat bloot te leggen waar precies de vrouwenonderdrukking schuilt. Ik ben het op dit punt oneens met Ann Scales. Zij stelt: 'A commitment to equality requires that we undertake to investigate the genderization of the world, leaving nothing untouched.'' 2 Het is niet vanuit gelijkheiddat ik geïnspireerd ben naar ander recht te streven, maar vanuit rechtvaardigheid.^ Rechtvaardigheid wil zeggen: ieder tot haar/zijn recht laten komen. Een middel daartoe vormt de gelijke behandeling, en daarmee vormt gelijkheid een randvoorwaarde voor ander recht. 14 'Liever gemarmerd' Onder de titel Liever gemarmerd'verscheen in 1985 in Recht en Kritiek een artikel van Marjet Gunning over de vraag of in het recht 'een vrouwelijke moraal' zou kunnen worden geïntegreerd. 15 Dit zeer abstracte, en daarom moeilijk toegankelijke artikel, is niet zondermeer in te delen in de tweedeling tussen gelijkheidsdenksters en aanhangsters van Special Rights, zoals ik die in het eerste deel van mijn artikel heb geschetst, en verdient daarom een afzonderlijke bespreking. Marjet Gunning baseert zich op het werk van Carol Gilligan en op een daarop gebaseerd artikel van Kennith L. Karst, genaamd Women's Constitution. 16 Op grond van deze theorie komt Gunning met een tweedeling in het - ook in het juridisch - denken tussen dat van mannen en dat van vrouwen: de eersten denken in een 'ladderhiërarchie', de laatsten in 'relatienetwerken'. Er zijn dan twee reconstructies van het recht mogelijk: ten eerste: vrouwen eisen toegang tot de ladder, en ten tweede: een reconstructie van het recht zelf. De vraag die hier nu interessant is - althans voor mij! - is of Gunning, in het bijzonder met deze tweede reconstructie, hetzelfde voor ogen staat als mij voor ogen staat met ander recht. Omdat het artikel van Gunning zo abstract blijft vind ik het - de eerlijkheid gebiedt mij dat te zeggen - moeilijk haar op alle punten te doorgronden. Desondanks heb ik een aantal verschillen in uitgangspunten ontdekt, die mij doen concluderen dat Gunning veel dichter bij de gelijkheidstraditie blijft dan ik. Afgezien van dit inhoudelijke verschil is er ook nog een verschil in methode. Gunning geeft een zuiver theoretische theorie over Vrouw en Recht; ik probeer mijn theorie te ontwikkelen vanuit het positieve recht en vanuit de ervaringswereld van vrouwen, zoals ik die waarneem en interpreteer, én juridisch vertaal. Het 62 NEMESIS

19 I Naar een ander recht II Riki Holtmaat gevaar van Gunnings methode is dat er onjuistheden over de juridische werkelijkheid aan ten grondslag worden gelegd, zoals ook zal blijken uit de hier volgende bespreking vanhaaruitgangspunten. (Zie over de methode hierna.) Om te beginnen stelt Gunning' 7 met betrekking tot de zogenaamde tweede reconstructie van het recht dat er ook sprake is van discriminatie als vrouwen ongelijk worden behandeld, omdat zij leven en werken in relatienetwerken. Met betrekking tot de tegenpool hiervan (het primaat van het mannelijk model van rechten en verplichtingen, door Gunning de ladderhiërarchie genoemd) heb ik hierboven opgemerkt dat dat niet valt onder het discriminatiebegrip, omdat het vergelijkende model van gelijkheid tekort schiet om deze mannelijke dominantie te ontmantelen. Gunning houdt dus vast aan het discriminatiebegrip, terwijl ik het voor de ontwikkeling van ander recht verlaat. Over de eerste reconstructie van het recht (vrouwen willen op de ladder) stelt Gunning 18 : 'Vrouwen krijgen rechten, gelijk aan die van mannen, maar slechts voor zover zij hier individueel aanspraak op hebben. Groepsbelangen worden weggedrukt, en dat mensen in relatie tot elkaar staan wordt niet van belang geacht voor het bepalen van hun rechtspositie. Wetten met betrekking tot gelijke behandeling verbieden het ongelijk behandelen van abstracte rechtssubjecten, dat zijn subjecten die overblijven nadat het recht hun van rechtens zogenaamde irrelevante feiten heeft ontdaan.' Op het eerste oog lijkt hier veel overeenkomst tussen Gunning en mij. Ik meen echter dat mijn analyse en beoordeling een stuk verder gaat, waar ik stel dat het recht alleen op deze wijze kan individualiseren dankzij hetfeit dat vrouwen onzichtbaar, dienstbaar zijn aan mannen. Ik val dus ook het individualiseringsconcept aan, evenals het autonomieconcept, als concepten die de mannelijke dominantie op verhulde wijze in zich dragen. In de tweede plaats wil ik naar aanleiding van dit citaat opmerken dat het mijns inziens onjuist is om te stellen dat het recht tot nu toe relatienetwerken in het geheel niet in aanmerking neemt. Soms neemt het mannelijke model van rechten niet het individu, maar het gezin als de centrale eenheid, waarop rechten en verplichtingen zijn afgestemd. Het is juist interessant om na te gaan wanneer het individu en wanneer het gezin als eenheid wordt genomen. Zo zie je dat bij de wereld van de betaalde arbeid op een bepaalde manier het individu als uitgangspunt wordt genomen. Hetzelfde geldt voor de werknemersverzekeringen. Bij de inkomensregelingen die niet bij die wereld van de betaalde arbeid aansluiten, de bijstandsuitkeringen bij voorbeeld, wordt het gezin als eenheid genomen. Ik citeer het CDA- Tweede kamerlid Weijers om dit te illustreren: 'De sociale zekerheid, vooral in haar basisvoorziening, is een zorg van de gemeenschap, (...). Daarbij geldt dat relaties, die er tussen mensen bestaan, in relatieve behoeften kunnen worden uitgedrukt, waarbij de bewijslast wordt omgedraaid.' 19 De relatieve behoeften waar Weijers het over heeft zijn de gez/nsbehoeften, welke een groot struikelblok vormen om voor vrouwen tot zelfstandige en onafhankelijke uitkeringsrechten in de sociale zekerheid te komen. Het komt er op neer dat wanneer rechten aan vrouwen moeten worden uitgedeeld het gezin de eenheid is, wanneer het rechten zijn die voornamelijk ten goede komen aan mannen, zijn het de individuen. Het is dus zaak niet zondermeer te proclameren dat het rekening houden met relatienetwerken gunstig zou zijn voor vrouwen, omdat daarmee een 'vrouwelijke moraal' in het recht zou worden geïntegreerd. Het is evenzeer zaak als feministische rechtstheoretica aan te geven hoe het recht dan wel met relatienetwerken rekening moet houden. Recht als medium van de macht Een tweede belangrijk verschil tussen Gunnings opvattingen en de mijne is dat Gunning het bewandelen van de weg van gelijke behandeling voor een aantal situaties als een uiteindelijke oplossing voorstelt, naast de tweede reconstructie van het recht. In mijn idee is gelijke behandeling slechts een tijdelijke oplossing, en zal ander recht uiteindelijk al het bestaande recht moeten vervangen. Marjet Gunning ziet dit duidelijk anders: 'In situaties waarin de betreffende vrouw werkelijk keuzevrijheid en autonomie heeft, en er dus geen sprake is van verhulde, bedekte of openlijke stereotypering (en dus ook geen indirecte discriminatie plaatsvindt) op grond waarvan vrouwen de minst machtigen blijven, kan het ladderhiërarchisch denken wel worden gebruikt. In alle andere situaties zullen de onderlinge verantwoordelijkheden vanuit het relatienetwerkdenken moeten worden bepaald. Dat betekent niet dat vrouwen in hun traditionele rol worden gedrukt, omdat de grondslag waarop mannen tot nu toe de macht over vrouwen konden uitoefenen ontbreekt. Volgens mij is dit laatste ook een ongerechtvaardigd optimistische uitspraak. We zien juist dat in het huidige recht het rekening houden met zorg en verantwoordelijkheid, zoals dat bij voorbeeld verscholen zit in de uitgangspunten van de Algemene Bijstandswet, behoorlijk vrouw-onderdrukkend is. Waarom zou het toedelen van 'rechten' op grond van behoeften per definitie niet tot machtsverschillen behoeven te leiden? Gunning stelt bij voorbeeld ten aanzien van de alimentatie: 'Vrouwen krijgen (in het relatienetwerkdenken, RH) alimentatie als ze daaraan werkelijk behoefte hebben en in een relatie tot een ander staan, die daarvoor de verantwoordelijkheid kan en behoort te dragen, zonder daaraan een machtspositie te kunnen ontlenen.' 20 In tegenstelling tot het ladderhiërarchisch denken, waarin afhankelijkheid een negatief iets is, kan volgens Marjet Gunning in het relatienetwerkdenken een positieve inhoud worden gegeven aan afhankelijkheid. De afhankelijkheidsrelatie in geval van alimentatiebehoeftigheid kan/zal zich beperken tot financiële afhankelijkheid, zo begrijp ik uit haar verhaal. In werkelijkheid liggen geld en emoties echter nogal dicht tegen elkaar aan en het 1988nr2 63

20 I Naar een ander recht II Riki Holtmaat is in mijn ogen onzinnig (wel bijna op een mannelijke wijze vervreemd!) om ze van elkaar te denken te kunnen scheiden. Bovendien blijft blijkbaar het afhankelijk zijn van geld van een partner of ex-partner in Gunningss toekomst mogelijk, terwijl ik ervan uitga dat wanneer er werkelijk rechtvaardigheid - en een werkelijk machtsvrije situatie - bestaat tussen mannen en vrouwen er ook geen dienstbaarheidsverhoudingen in ruil voor geld (kostwinnerschap, wat leidt tot alimentatie) meer denkbaar zijn. Ten slotte wil ik nog enkele voorbeelden geven waaruit mijns inziens blijkt dat Marjet Gunning van een onjuiste voorstelling van het huidige positieve recht uitgaat en dat zij niet consequent heeft doordacht wat tot de eerste en wat tot de tweede reconstructie van het recht zou behoren. Bij de bespreking van de tweede reconstructie van het recht zegt Gunning 'Een vrouw die bij voorbeeld de zorg en verantwoordelijkheid heeft voor haar kinderen wordt gediscrimineerd als dit geen relevant aspect van haar bestaan wordt geacht. De werkgever mag deze vrouw niet weigeren aan te nemen op de enkele grond dat zij een zorgplicht heeft.' Een dergelijk verbod is in Nederland echter al gerealiseerd bij de eerste reconstructie van het recht. (Zie de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.) Gunning vervolgt: 'Dit voorbeeld maakt duidelijk dat het ladderhiërarchisch denken passief toeziet of deze vrouw het dilemma zorgplicht dan wel carrière oplost.' Van volstrekte passiviteit kun je dus volgens mij in de eerste reconstructie niet spreken. Wel is het de vraag of de eerste reconstructie (het ontwikkelen aan gelijke rechten, zodat vrouwen toegang tot de ladder krijgen) wel effectief genoeg is. De oplossingen die binnen het ladderhiërarchisch denken mogelijk zijn gaan ook naar mijn idee niet ver genoeg om het door Gunning geschetste dilemma op te lossen. De vrouwen moeten haar eigen oplossing creëren, bij voorbeeld door part-time te gaan werken, of een flexibel contract te nemen. Verderop suggereert Gunning nog dat het wervingsbeleid van werkgevers de oorzaak is van de uitsluiting van vrouwen van de betaalde arbeid. Ook dat is in mijn ogen maar ten dele waar. Veel vrouwen komen er al niet eens aan toe om te gaan solliciteren, omdat het male model of work, de mannelijke arbeidsorganisatiestructuur, er vrouwen al op voorhand van afdoet zien om een baan te ambiëren. Mijn conclusie luidt dat Gunning veel dichter bij het denken in termen van gelijkheid en gelijke kansen blijft dan de theoretische achtergrond van haar artikel (Gilligan's theorie) doet verwachten. Ik ben het in dat opzicht niet met haar theorie eens. Met name ook op het punt dat zij meent dat beide reconstructies van het recht naast elkaar bestaanbaar zijn, wijk ik van haar af. Wanneer je dat doet vrees ik dat de introductie van relatienetwerk-elementen in het recht snel zal worden beschouwd als een soort Special Rights voor vrouwen, of op zijn gunstigst: Special Rights voor mensen met zorgverplichtingen (waardoor alleen op ouders van jonge kinderen dit speciale recht van toepassing wordt). De voorstellen die ik in deel I van dit artikel over flexibele werksters heb gedaan werden en worden soms ook als zodanig geïnterpreteerd. Het lijkt mij niet nodig en niet wenselijk in een feministische theorie over een ander (feministisch) recht, of over een (feministische) reconstructie van het recht de kool en de geit te blijven sparen. Al het ladderhiërarchisch denken is zo strijdig met behoeften en noden en belangen van vrouwen, dat daar een radicaal andere aanpak tegenover gezet moet worden. In het in het eerste deel gegeven schema valt af te lezen dat ik vier wegen zie ook een ander recht te gaan ontwikkelen, waardoor een werkelijk gedifferentieerde strategie van vrouwenrecht mogelijk is. Marjet Gunning zet in haar uiteindelijke stellingname slechts gereconstrueerd recht naast het bestaande mannelijke recht. Waarin haar benadering dan nog verschilt van (zeer uitvoerige, de biologische gronden zeer ruim overschrijdende) Special Rights, die weliswaar sexe-neutraal zijn geformuleerd, is mij dus niet duidelijk geworden. Enkele opmerkingen over de methode In deze laatste paragraaf wil ik enkele aanzetten geven toteen methode om tot ander recht te komen. Het gaat mij hierbij in eerste instantie om een verandering van de inhoudvan rechtsbeginselen en rechtsregels. 2 ' Deze inhoudsverandering is een gevolg van het (in tegenstelling tot hetgeen tot nu toe is gebeurd) systematisch rekening houden met behoeften en noden van vrouwen in onze samenleving. Mijn uitgangspunt vormen de reële behoeften en noden van vrouwen. Deze kunnen op een bepaald moment, zoals momenteel, mede voortvloeien uit een sexe-stereotypering van vrouwen. Zoals het feit dat zorg en opvoedingstaken vrijwel exclusief bij vrouwen berusten. Mijn normatieve feministische theorie over een wenselijke, rechtvaardige samenleving van vrouwen en mannen vormt een belangrijk correctiemiddel op het al te klakkeloos tot uitgangspunt nemen van dergelijke stereotyperingen voor toekomstig ander recht. Telkens wordt tegelijk de vraag gesteld of het ander recht door de huidige realiteit van vrouwen tot uitgangspunt te nemen juist niet belemmerend zal werken bij het tot stand komen van rechtvaardige (rechts)verhoudingen. Ten dele kunnen de behoeften en noden van vrouwen voortvloeien uit een 'vrouwelijke moraal' of uit 'vrouwelijke waarden'. 22 Ik schrijf'kunnen' omdat ik me niet competent acht te beoordelen of dergelijke zaken bestaan. Waar ik als juriste wel competent toe ben is het 'vertalen' van reële problemen van mensen in juridische oplossingen, welke oplossingen ik als feministe toets aan mijn feministische normatieve theorie. Aan de basis van de ontwikkeling van ander recht moeten daarom twee zaken liggen: 1. Het analyseren van de sexe-specifieke (mannelijke) inhoud van het bestaande recht (vergelijk mijn analyse van het werknemersbegrip). 2. Het analyseren van de omstandigheden waaronder vrouwen leven, de behoeften en noden die vrouwen ervaren, en van daaruit voorstellen formuleren voor recht dat ook rekening houdt met vrouwen (ver- 64 NEMESIS

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239

ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239 ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 28-07-2005 Datum publicatie 28-07-2005 Zaaknummer 242867/ KG ZA 05-645 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/226 2 Feiten Verzoekers hebben bij de politie aangifte gedaan jegens

Nadere informatie

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf 7 Klemmende redenen van humanitaire aard Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt er in vervolg op zijn bij de Nationale ombudsman op 5 februari 2008 ingediende klacht over dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam in het

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 Rapport Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 2 Klacht Verzoeker, die op 20 juli 2002 is aangehouden op grond van verdenking van belediging van een politieambtenaar, klaagt erover dat het Korps

Nadere informatie

De rechten van grootouders

De rechten van grootouders Mr E.L.M. Louwen advocaat familierecht/mediator Bierman advocaten, Tiel De rechten van grootouders Wet Al jaren vragen grootouders aan de rechter om een omgangsregeling met hun kleinkinderen. Al jaren

Nadere informatie

Directe Hulp bij Huiselijk. U staat er niet alleen voor!

Directe Hulp bij Huiselijk. U staat er niet alleen voor! Directe Hulp bij Huiselijk Geweld U staat er niet alleen voor! U krijgt hulp Wat nu? U bent in contact geweest met de politie of u heeft zelf om hulp gevraagd. Daarom krijgt u nu Directe Hulp bij Huiselijk

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 2 Klacht Verzoeker is op 8 november 2006 door de politie aangehouden wegens stalking van zijn ex-echtgenote. In dit verband klaagt verzoeker erover

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 Rapport Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 2 Klacht Op 1 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Y. te Zwolle, ingediend door de Stichting Rechtsbijstand Asiel

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Noord-Nederland. Datum: 3 juni 2014. Rapportnummer: 2014/055

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Noord-Nederland. Datum: 3 juni 2014. Rapportnummer: 2014/055 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Noord-Nederland. Datum: 3 juni 2014 Rapportnummer: 2014/055 2 Feiten Verzoeker is in 2005 gescheiden van zijn toenmalige partner. Na de scheiding

Nadere informatie

Rapport. Op het verkeerde been

Rapport. Op het verkeerde been Rapport Op het verkeerde been Een onderzoek naar aanleiding van een klacht over de voorlichting door de gemeente Bloemendaal en de Immigratie-en Naturalisatiedienst bij een naturalisatieverzoek. Oordeel

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Een extra stap Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 16 april 2015 Rapportnummer: 2015/076 2 Klacht Verzoeker klaagt erover

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Raad voor de Kinderbescherming uit Maastricht. Datum: 28 juli Rapportnummer: 2011/216

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Raad voor de Kinderbescherming uit Maastricht. Datum: 28 juli Rapportnummer: 2011/216 Rapport Rapport betreffende een klacht over Raad voor de Kinderbescherming uit Maastricht. Datum: 28 juli 2011 Rapportnummer: 2011/216 2 Klacht Verzoekster klaagt over de wijze waarop een medewerkster

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 Instantie Datum uitspraak 19-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant C/01/280880 / FA RK 14-3596_2

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 Rapport Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Zwolle afdeling civiel recht zaaknummer gerechtshof 200.128.246 (zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, 137888) beschikking

Nadere informatie

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207 Rapport Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207 2 Klacht Op 26 maart 1996 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw M. te Oldenzaal met een klacht over een gedraging van het regionale

Nadere informatie

Gedwongen opname met een IBS of RM *

Gedwongen opname met een IBS of RM * Gedwongen opname met een IBS of RM * Informatie voor cliënten Onderdeel van Arkin Inleiding In deze folder staat kort beschreven wat er gebeurt als u gedwongen wordt opgenomen. De folder bevat belangrijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 Instantie Datum uitspraak 22-11-2016 Datum publicatie 07-08-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer 16.705352.15 en 16.702009.13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

5. Moet je een melding bij de commissie Samson hebben gedaan om voor een compensatieregeling in aanmerking te komen? Dat is niet noodzakelijk.

5. Moet je een melding bij de commissie Samson hebben gedaan om voor een compensatieregeling in aanmerking te komen? Dat is niet noodzakelijk. Vragen en Antwoorden compensatieregelingen slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugd/pleegzorg In dit document vindt u vragen en antwoorden bij de mededelingen van het Ministerie van Veiligheid en

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 30 december 2008 binnengekomen klacht van: A wonende te B klager gemachtigden: C en

Nadere informatie

Uitspraaknr. 06.056. De klacht. De feiten. De visie van partijen

Uitspraaknr. 06.056. De klacht. De feiten. De visie van partijen Landelijke Klachtencommissie onderwijs (mr. M.E.A. Wildenburg, S.J. Drijver, R.C.A. Wilcke) Uitspraaknr. 06.056 Datum: 27 juli 2006 Belemmerde communicatie, zonder reden melden van vermoedelijk ongeoorloofd

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Camera-toezicht op de werkplek

Camera-toezicht op de werkplek Camera-toezicht op de werkplek december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden gesteld

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland. Rapport Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/009 2 Klacht Verzoekster

Nadere informatie

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Inzake de klacht van [Klaagster BV], gevestigd te [gemeente] aan de [adres], hierna te noemen klaagster,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

De concrete voorstellen in dit pamflet dragen in de optiek van de VVD bij aan het verwezenlijken van deze doelstellingen.

De concrete voorstellen in dit pamflet dragen in de optiek van de VVD bij aan het verwezenlijken van deze doelstellingen. Slachtoffer zijn van een misdrijf is ingrijpend. Het draagt bij aan de verwerking van dit leed als slachtoffers het gevoel hebben dat zij de aandacht krijgen die zij verdienen. Dat zij zo goed mogelijk

Nadere informatie

Een onderzoek naar het uitbetalen van een schadevergoeding door het Openbaar Ministerie te Den Haag.

Een onderzoek naar het uitbetalen van een schadevergoeding door het Openbaar Ministerie te Den Haag. Rapport Een onderzoek naar het uitbetalen van een schadevergoeding door het Openbaar Ministerie te Den Haag. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Arrondissementsparket Den Haag,

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109 2 Aanleiding Verzoekster is advocaat en haar cliënt stelt dat hij op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598 ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 27-06-2007 Datum publicatie 13-08-2007 Zaaknummer 153406 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Jezus zoekt ruzie. en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder

Jezus zoekt ruzie. en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder Jezus zoekt ruzie Inleiding Denk niet dat ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want ik kom een wig drijven tussen een man en zijn vader,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 Rapport Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 2 Klacht Op 11 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Y, ingediend door de heer mr. G. Meijers, advocaat

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374 Rapport Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Limburg-Noord onvoldoende onderzoek heeft verricht naar aanleiding van zijn aangifte

Nadere informatie

COMPENSATIECOMMISSIE

COMPENSATIECOMMISSIE COMPENSATIECOMMISSIE Zaaknummer Compensatiecommissie 2012CC001 Zaaknummer Klachtencommissie 2011T307 datum uitspraak 01/03/2013 De Compensatiecommissie voor seksueel misbruik in de R.-K. Kerk van de Stichting

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013 Rapport Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013 Rapportnummer: 2013/205 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 Rapport Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de griffier van de rechtbank te Amsterdam Sector kanton, locatie Hilversum op 3 augustus 2000 heeft nagelaten

Nadere informatie

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368 Rapport Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368 2 Klacht Verzoeker klaagt over de wijze waarop een ambtenaar van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid hem na zijn aanhouding op 20 mei 2005

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462 ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462 Instantie Datum uitspraak 03-09-2009 Datum publicatie 11-09-2009 Zaaknummer 629990 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-hertogenbosch Civiel recht

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates

Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates 2019-1 Nummer 1, 2019 INHOUDSOPGAVE 1. Wat een behoorlijk advocaat betaamt Raad van Discipline Amsterdam, ECLI:NL:TADRAMS:2019:28 05-02-2019 Dekenbezwaar. Verweerster

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092 Rapport Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092 2 Klacht Op 26 juni 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw B. te Drachten, met een klacht over een gedraging van Gak Nederland

Nadere informatie

DE TOELATINGSREGELING BIJ SERVICEFLATS

DE TOELATINGSREGELING BIJ SERVICEFLATS DE TOELATINGSREGELING BIJ SERVICEFLATS Bij serviceflats komt het regelmatig voor, dat een ballotageregeling van toepassing is. Wat betekent een dergelijke ballotageregeling eigenlijk? En is een dergelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101 ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101 Instantie Rechtbank Middelburg Datum uitspraak 21-04-2010 Datum publicatie 18-02-2011 Zaaknummer 63270 / HA ZA 08-286 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader SCHOTELANTENNES Ondanks de technologische ontwikkelingen met betrekking tot de ontvangst van televisiesignalen blijven schotelantennes populair om televisie mee te kijken. Ook VvE s worden geconfronteerd

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING gegeven naar aanleiding van diverse verzoeken van de verdediging in de strafzaak in

Nadere informatie

Voegen in het strafproces

Voegen in het strafproces Voegen in het strafproces Voegen in het strafproces april 2011 U bent slachtoffer geworden van een misdrijf of overtreding en u heeft daarbij schade geleden. Eén van de mogelijkheden om uw schade vergoed

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 05-10-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 06-0604540-04 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Interview protocol (NL)

Interview protocol (NL) Interview protocol (NL) Protocol telefoongesprek slachtoffers Goedemorgen/middag, u spreekt met (naam) van de Universiteit van Tilburg. Wij zijn op dit moment bezig met een onderzoek naar straat- en contactverboden

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Team strafrecht Zittingsplaats Zutphen Meervoudige kamer Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/860948-13 Uitspraak d.d. 22 oktober 2013

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808 ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808 Instantie Datum uitspraak 12-04-2011 Datum publicatie 19-04-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 200.068.520 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond. Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537 ECLI:NL:RBAMS:2017:1537 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 13-03-2017 Zaaknummer KK EXPL 17-174 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091 Rapport Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hem

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Reacties en antwoorden op gestelde vragen Einde onderzoek De feiten

Reacties en antwoorden op gestelde vragen Einde onderzoek De feiten Geachte heer ( ), Bij brief van 16 mei 2013 heeft u bij ons een klacht voorgelegd van mevrouw ( ) over de Dienst Terugkeer en Vertrek (de DT&V). Op 2 juli 2015 heb ik u laten weten dat wij een onderzoek

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348 Rapport Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348 2 Klacht Op 10 maart 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer F. te Eindhoven, met een klacht over een gedraging van de

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361 Rapport Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie te Dordrecht zijn verzoek om een voorwaardelijk sepot om te zetten in een onvoorwaardelijk

Nadere informatie

Dounia praat en overwint

Dounia praat en overwint Dounia praat en overwint Deze informatiefolder is een uitgave van Pharos, Expertisecentrum gezondheidsverschillen, in samenwerking met: Stichting Hindustani, Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders,

Nadere informatie

De Bijbel open 2013 44 (09-11)

De Bijbel open 2013 44 (09-11) 1 De Bijbel open 2013 44 (09-11) Als ouders zondigen, dan worden hun kinderen daarvoor gestraft. Is dat zo? Dat kan toch niet waar zijn. Toch lijkt dat wel zo te staan in Deut. 5:9 en Ex. 20:5. In deze

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070 ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070 Instantie Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 19-05-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 365458 - KG ZA 10-564 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven Uitspraak De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven Zaaknummer: ****** Datum uitspraak: 17 juli 2015 De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven Uitspraak De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven Zaaknummer: xxxxxx Datum uitspraak: 9 januari 2015 De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven

Nadere informatie

MELDCODE HUISELIJK GEWELD

MELDCODE HUISELIJK GEWELD MELDCODE HUISELIJK GEWELD status Definitief 11 februari 2014 pagina 1 van 7 Het bevoegd gezag van SPO de Liemers; overwegende dat SPO De Liemers verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening

Nadere informatie

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen.

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Een makelaar is door de rechtbank als deskundige benoemd om te komen tot de verkoop

Nadere informatie

Meld. seksueel misbruik. aan de commissie-samson

Meld. seksueel misbruik. aan de commissie-samson Meld seksueel misbruik aan de commissie-samson Help ons Mijn naam is Rieke Samson en ik wil je vragen om ons te helpen bij het onderzoek naar seksueel misbruik van kinderen en jongeren. Zelf ben ik voorzitter

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 Rapport Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) incorrecte informatie heeft verschaft in de brochure en op de

Nadere informatie

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven Uitspraak De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven Zaaknummer: ****** Datum uitspraak: 5 juni 2015 De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN ERNSTIGE MISSTAND BINNEN DE STICHTING PCOU. Preambule

REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN ERNSTIGE MISSTAND BINNEN DE STICHTING PCOU. Preambule REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN ERNSTIGE MISSTAND BINNEN DE STICHTING PCOU Preambule De regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen de Stichting PCOU biedt

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 Rapport Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Venlo tot het moment van indienen van de klacht bij de Nationale

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15 Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15 U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie