1. Je gaat zo meteen een tekst lezen. Tijdens het lezen ga je vragen stellen. Lees eerst de uitleg.

Transcriptie

1 Tekst lezen en vragen stellen 1. Je gaat zo meteen een tekst lezen. Tijdens het lezen ga je vragen stellen. Lees eerst de uitleg. Als je een tekst leest, kun je vragen stellen over de tekst. Dan begrijp je de tekst beter. Kijk ook of het antwoord in de tekst staat. Voorbeelden van vragen: Waarover zal dit stukje gaan? Waarom staat dit plaatje erbij? Heb ik alles goed begrepen? Wat betekent dit woord? 2. Lees nu de tekst. Stop telkens als je bij een nieuw kopje komt. Schrijf dan bij A een vraag op die je kunt stellen. Laat B en C nog open. Stormvogel Als je een vraag stelt, kun je vraagwoorden gebruiken. Bijvoorbeeld: wie wat waar hoe waarom wanneer welke pagina 1 van 5 pagina 1 van 5

2 Gebied met veel stormen Ravage Hulp pagina 2 van 5 pagina 2 van 5

3 3. Bespreek jullie vragen per groepje en zoek de antwoorden op. Schrijf het antwoord op je vragen telkens bij B. Schrijf bij C op hoe je het antwoord hebt gevonden: stond het in de tekst of niet? Vragen over de tekst beantwoorden 1. Waar ligt het werelddeel Azië? En waar liggen de Filipijnen? Wijs dit werelddeel en het land aan op de wereldkaart. Wijs ook de Stille Oceaan en de landen Vietnam en China aan op de kaart. 2. In regel staat: Dat is abnormaal hard. Wat is abnormaal? Kies A, B of C. A. erg normaal B. heel ongewoon C. niet bijzonder 3. In de tekst (kijk bij Stormvogel) wordt de orkaan op de Filipijnen vergeleken met de storm in Nederland. Wat is het verschil? 4. In regel 28 staat het woord vernietigd. In regel 30 staat een woord dat hetzelfde betekent. Welk woord is dat? 5. Wat hebben mensen op de Filipijnen nu vooral nodig? 6. Iemand vertelt over de orkaan op de Filipijnen: Alles is weg. Bomen, huizen, masten, alles. Alsof er een enorme reuzenhand uit de lucht kwam. Stel je zo n reuzenhand eens voor. En dat hij in jouw dorp of stad naar beneden komt. Hoe zou je je dan voelen? Wat zou je zien als hij weer weg was? pagina 3 van 5 pagina 3 van 5

4 Een getallenschema invullen In de tekst over orkaan Haiyan staan ook een paar getallen. Zoek in de tekst wat bij welk getal hoort. Trek een lijn tussen de hokjes die bij elkaar horen. Kun je een getal niet vinden? Ga dan eerst naar het volgende getal. Kijk daarna naar de getallen die je nog niet weet. Getal Wat hoort er bij? 150 Zoveel doden zijn er op de Filipijnen gevallen door de vulkaan. 380 Zoveel euro geeft Australië voor hulp aan de Filipijnen Zoveel euro geeft Nederland voor hulp aan de Filipijnen. 2 miljoen Zoveel Filipijnen werden getroffen door de orkaan. 4,5 miljoen Zoveel kilometer per uur waren de windstoten bij de storm in Nederland. 7 miljoen Zoveel kilometer per uur waren de windstoten bij de orkaan op de Filipijnen. pagina 4 van 5 pagina 4 van 5

5 Een ABC-brainstorm houden 1. Werk samen met twee andere leerlingen. 2. Welke woorden hebben te maken met orkaan Haiyan? Bedenk bij elke letter een woord. Haal de woorden uit de tekst. 3. Doe het zo: vul eerst de letters aan waarmee je meteen een goed woord kunt bedenken. Probeer daarna bij de moeilijkere letters een woord te vinden in de tekst. Kun je bij een letter geen woord in de tekst vinden? Bedenk dan zelf een woord dat te maken heeft met het onderwerp. Of een woord dat te maken heeft met wat je van de tekst vindt. Bijvoorbeeld: interessant. Kun je niets bedenken bij letters Q, X en Y? Dan laat je die open. Een paar woorden zijn al voorgedaan. Orkaan Filipijnen A B China D E F Geschokt H Interessant Jammer N O Puin Q R S T Uitgeput V W Kapotgemaakt X - L Y - M Zwaarste storm pagina 5 van 5 pagina 5 van 5