MEMORIE VAN ANTWOORD. inzake. Groningen, hierna ook: RUG; die de Universiteit van Tilburg, thans Tilburg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MEMORIE VAN ANTWOORD. inzake. Groningen, hierna ook: RUG; die de Universiteit van Tilburg, thans Tilburg"

Transcriptie

1 Roldatum: i6 juli 2013 inzake MEMORIE VAN ANTWOORD Gerechtshof Amsterdam Zaaknummer: /01 en advocaten: rnr. W.E. Pors en rnr. L. van Huizen Universiteit in stand houdt, gevestigd te procesadvocaat: mr. W.E. Pors geïntimeerden, hierna ook: UU en hierna ook gezamenlijk: dc universiteiten,. de 4. de Universiteit Maastricht, gevestigd te Amsterdam, hierna ook: UvA; Maastricht, hierna ook: UM; Wetenschappelijk Onderzoek en Patiöntenzorg, Amsterdam, hierna ook: VU thans Stichting VU-VUmc, die de Vrije 3. de Universiteit van Amsterdam, gevestigd te 6. de Vereniging voor Christelijk Hoger Ondeijs, hierna ook: TU; Univcrsi, in stand houdt, gevestigd te Tilburg, die de Universiteit van Tilburg, thans Tilburg Universiteit Utrecht, gevestigd te Utrecht, 2. de Stichting Katholieke Universiteit van Brabant, Groningen, hierna ook: RUG; 1. de Rijksuniversiteit Groningen, gevestigd te

2 en gevestigd te Nijmegen, hierna ook: RUN, geïnti meerde, Radboud Universiteit Nijmegen in stand houdt, advocaat: mr. H.A. Hoving iroccsaclvocaat: mr. F.A. M. Knüppe 1. de Stichting Katholieke Universiteit, die dc 7 D. CONCLUSIE 40 C. OVERIGE STELLINGEN SCAU 36 B.6 Tusscnconclusie 36 B.2AdGriefB 7 B.3AdGriefC 10 B.4AdGriefD 33 B.5AdGriefE 35 B.iAdGriefA 4 A. INLEIDING 3 B. BESPREKING VAN DE GRIEVEN 4 INHOUDSOPGAVE appellante, Utrecht, hierna ook: SCAU, procesadvocaat: rnr. M. Kalkwiek de Stichting Collectieve Actie Studenten, gevestigd te tegen hierna ook: UL, geïntimeerde, procesadvocaat: mr. E.J. Daalder advocaten: mr. E.J. Daalder en rnr. M.L. Batting 2. de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden,

3 belangrijk voor de beoordeling van de gegrondheid van het beroep. Daarom zal hierna eerst op de concrete grieven ingegaan worden. Pas daarna zal gereageerd worden op de inleiding. De Memorie van Grieven begint met een uitgebreide inleiding. Deze is minder A. INLEIDING De universiteiten (RUG, TU, UvA, UM, UU en VU) concluderen voor antwoord: -5 instellingscollegegeld zou moeten betalen voordat hij in beroep kan gaan bij het Onderzoek (WHW) staat tussen partijen vast. Artikel 7.59a lid 3 WHW bepaalt instellen, ook de aanstaande student valt. Voldoende is dus dat er een dat onder de betrokkenen die op grond van artikel 7.66 beroep kunnen beslissing tot inschrijving op grond van artikel 7.32 WHW is, waarin aan de verschuldigde instellingscollegegeld te betalen. Op grond van artikel 7.37 wordt verschuldigde collegegeld is of wordt voldaan, maar dat volgt dus nadat het daadwerkelijk het collegegeld moet betalen. Wordt hij door het CBHO volledig tijdig aanvraagt, kan hij het beroep bij het CBHO doorlopen hebben voordat hij besluit tot inschrijving is genomen. Als de aspirant-student de inschrijving tot die inschrijving niet overgegaan dan nadat het bewijs is overgelegd dat het student de voorwaarde wordt opgelegd om het op grond van artikel 7.46 College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO). Dat het CBHO bevoegd 4. Ook wordt daar ten onrechte gesteld dat een aspirant-student eerst het is op grond van artikel 7.66 Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk in dat vonnis wil lezen. hebben beoordeeld op basis van een aantal daar weergegeven criteria, al dan inhoud van het vonnis van 9 januari 2013; het is kennelijk veeleer wat de SCAU niet impliciet. De daar gegeven weergave stemt echter niet overeen met de 3. In paragraaf 1.8 stelt de SCAU dat de Rechtbank Amsterdam de zaak zou aanleg gevoerde verweren. Zij verzoeken die als hier herhaald en ingelast te eerste aanleg als in hoger beroep, tenzij zij dat hierna ondubbelzinnig en uitdrukkelijk erkennen. Verder handhaven de universiteiten alle in eerste beschouwen. 2. De universiteiten ontkennen al hetgeen door de SCAU is aangevoerd, zowel in

4 5. De universiteiten distantiëren zich van het in paragraaf 1.9 genoemde 6. De Rechtbank heeft het verzet tegen de wijziging van eis van de SCAU conform de wensen van de SCAU te betalen. beslismodel. Het is aan het Hof zelf om te bepalen hoe het op dit hoger beroep in het gelijk gesteld, dan hoeft deze aspirant-student dus slechts een bedrag wil beslissen. 4 opgemerkt blijft de burgerlijke rechter bevoegd in geschillen die civielrechtelijk 9. Zoals in de Memorie van Toelichting op de Wet versterking besturing wordt altijd in beroep kunnen gaan tegen een beslissing van een universiteit met gaat om een beslissing van een orgaan van een instelling voor hoger onderwijs genomen, terwijl die mogelijkheid op grond van artikel 7.59a lid 3 WHW zowel voor reeds ingeschreven studenten als voor aanstaande studenten bestaat. TU WHW om een College van Beroep Bijzonder Onderwijs in te stellen. die jegens hem op grond van deze wet en daarop gebaseerde regelingen is en VU hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 7.68 betalen. Artikel 7.66 WHW is op dit punt immers zeer ruim geformuleerd; het betrekking tot het instellingscollegegeld dat zij bij inschrijving dienen te 8. Vooropgesteld dient te worden dat alle studenten en alle aanstaande studenten B.i AdGriefA B. BESPREKING VAN DE GRIEVEN van een instantie die de wet hen biedt. universiteiten zijn het daar niet mee eens. Zij zijn niet bereid afstand te doen zaak ter beoordeling aan zich zal houden als het hoger beroep gegrond is. De 7. De SCAU stelt in hoofdstuk 9 van de Memorie van Grieven voor dat het Hof de van de SCAU enigszins (met feiten) onderbouwd. studenten, waarop de inleidende dagvaarding betrekking had, zijn de stellingen is om toegewezen te kunnen worden; slechts voor een zeer beperkte groep van verworpen, omdat de universiteiten zich voldoende tegen die gewijzigde eis hebben kunnen verdedigen. De universiteiten wijzen er met nadruk op dat de uiteindelijk in eerste aanleg gewijzigde eis volstrekt onvoldoende onderbouwd

5 overwoog: inderdaad bevoegd achtte om van de vordering kennis te nemen, maar ook vorderingen van de SCAU kennis te nemen. Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag van 27 april 2012, die zich 10. Dc SCAU parafraseert (het is namelijk geen letterlijk citaat) het vonnis van de daad. De Rechtbank heeft zich dan ook niet onbevoegd verklaard om van de van aard zijn, zoals vorderingen op grond van wanprestatie of onrechtmatige 5 is door een orgaan van een bijzondere instelling als bestuursorgaan in de zin heeft op de bijzondere instellingen, tenzij het gaat om een besluit dat genomen proefschrift van R.G. Louw, die ook opmerkt dat dit in beginsel betrekking 12. Het moet dan uiteraard wel om een civiele vordering gaan. De SCAU citeert het heeft het grondwettelijke recht om zijn civiele vordering bij de burgerlijke toekent ). De wetgever heeft zich dus terecht aan de Grondwet willen houden. rechterlijke macht behoren. Voor geschillen die wel uit een burgerlijke ( niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hein rechtsbetrekking zijn ontstaan op te dragen aan gerechten die niet tot de rechtsbetrekking zijn ontstaan kan een gerecht dat niet tot de rechterlijke rechter in te stellen, hetgeen nog eens bevestigd wordt door artikel 17 Grondwet macht behoort dus niet exclusief bevoegd gemaakt worden; de rechtzoekende Grondwet staat alleen toe om geschillen die niet uit burgerlijke in artikel 112 Grondwet in samenhang met artikel 2 Wet RO. Artikel 112 lid 2 ii. Het CBHO is een gerecht dat niet tot de rechterlijke macht behoort als bedoeld het bindend studieadvies anders te oordelen. stand van zaken geen aanleiding ziet om dit kort geding ten aanzien van feiseresj heeft gesteld, is sprake van een met de nodige waarborgen zowel in de beslissingen van 9 juni 2011 van het CBE als van 14 omklede beroepsprocedure, zodat de uoorzieningenrechter gelet op deze omstandigheden die Leiseres] in deze procedure heeft aangevoerd, zijn betrekking tot de afwijzing van een vijfde toetskans. Alle feiten en december 2011 van het BHO meegewogen en verworpen. Anders dan te gaan bij het C BE en het C BHO tegen de beslissing van INHolland met Vzr Den Haag , ECLI:NL:RBSGR:2o12:BW feiseresj heeft gebruik gemacikt van de mogelijkheid om in beroep

6 het proefschrift. Deze paragraaf eindigt met de volgende zin: bronvermelding). Geciteerd wordt uit paragraaf [ii-o8i] op p. 511 en 512 van 13. Overigens citeert de SCAU Louw onvolledig (en met een verkeerde aanstaande student zou kunnen instellen ). Bovendien gaat het dan om de vordering die de student of van cle Awb (zie daarvoor ABRvS , ECLI:NL:RVS:2006:AY4273, r.o. 6 voldoende waarborgen omklede bijzondere rechtsgang open staat, dan wel en de aspirant-studenten voor wie de SCAU zich zou willen inzetten een met opzichte van eventuele vorderingen van studenten, maar de ontvankeljkheid van de vorderingen van de SCAU. Daartoe overweegt zij dat voor dc studenten 15. De Rechtbank beoordeelt in r.o niet haar eigen bevoegdheid, ook niet ten die jj heeft ingesteld privaatrechtelijk van aard is, maar dat is dus niet de heeft. relevante vraag en dat is ook niet wat de Rechtbank in r.o beoordeeld 14. In paragraaf 4.8 van de Memorie van Grieven stelt de SCAU dat de vordering vordering waarschijnlijk niet-ontvankelijk zal verklaren. stelt, lijkt ook Louw juist van mening te zijn dat de burgerlijke rechter wel Kortom, anders dan de SCAU in paragraaf 4.7 van de Memorie van grieven bevoegd is (ten aanzien van studenten van bijzondere instellingen), maar de bestuursrechter. De burgerlijke rechter zal zich uiteraard niet onbevoegd verklaarde, zij het dat hier de rechtbank optrad als onbevoegd verklaren. Vgl. Rb Rotterdam 19 februari 2002, LJNAO4106, die zich op die grond februari 2004, ECLI:NL:RBROT:2004:AO4106 (Louw vergist zich in dc datum Daarbij verwijst Louw naar een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 6 van de uitspraak), waarover hij het volgende opmerkt: waarborgen omkiede rechtsgang bij het C BHO openstaat. ontvankelijk zal verklaren nu er een specifieke met voldoende Het is echter de vraag of de burgerlijke rechter de eiser wel

7 dat de rechter er van uit moet gaan dat de rechtsgang hij het CBHO voor de dragen. i6. De rechter is inderdaad aan de tekst van artikel 7.66 WHW gebonden (althans voor zover die bepaling niet in strijd is met verclragsrechtelijke normen, maar dat doet zich hier niet voor). Anders dan de SCAU wil, betekent dit echter juist tenminste open stond. Dat is juist en kan het oordeel van de Rech[bank dan ook studenten en aspirant studenten open staat. 7 Tilburg en de Vrije Universiteit, zoals zij tijdens het pleidooi Onderwijs (C BHO). Dit geldt ook voor vaststellingsbesluiten van de het collegegeld niet toetst. haar is op te maken dat het BHO het vaststellingsbesluit ter zake van Instellingen ter zake van het instellingscollegegeld (na beztvaai) beroep kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor het Hoger onweersproken hebben gesteld. Dat betekent dat voor volgtijdige rechtsbescherming. Zij wijst daartoe op uitspraken waaruit volgens bijzondere universiteiten Radboud Universiteit, Universiteit van Volgens StCAU biedt die rechtsgang echter niet voldoende studenten een andere (bestuursrechteljke rechtsgang open staat. Niet in geschil is dat tegen een vaststellingsbesluit van één van de 20. De Rechtbank heeft in r.o als volgt geoordeeld: onbegrijpelijk en onjuist gemotiveerd zou hebben. 19. In Grief B beklaagt de SCAU zich erover dat de Rechtbank r.o B.2 AdGriefB i8. Grief A miskent dit alles en kan dus niet slagen. stellen. Conform artikel 112 Grondwet, zou de burgerlijke rechter in dat geval bevoegd zijn. Of de vorderingen van de studenten ook ontvankelijk zouden zijn, kan in het midden blijven. kunnen kiezen om een civielrechtelijke vordering bij de burgerlijke rechter in te 17. Daarnaast hadden die studenten en aspirant studenten er mogelijk ook voor

8 beroep kan worden aangetekend bij het CBHO en het vonnis in zoverre onjuist universiteiten tot vaststelling n cle hoogte van het instdllingscollegegeld op 22. Op zich is dit juist, voor zover de Rechtbank daarbij het besluit van de openbare en onbegrijpelijk is gemotiveerd. verwijzing naar jurisprudentie, dat tegen vaststelli ngsbesluiten geen bezwaar en 21. De SCAU stelt zich op het standpunt dat zij gemotiveerd heeft toegelicht, onder 8 het instellingbestuur, als de student aan de toelatingsvoorwaarden voldoet, een besluit tot inschrijving genomen waarin ook de verplichting tot betaling van het 25. Als een student om inschrijving aan een voigtijdige opleiding vraagt, wordt door besluit waarin een dergelijk algemeen verbindend voorschrift wordt toegepast verbindend voorschrift waarop dat besluit gebaseerd is daar wel een voldoende verbindend voorschrift in strijd is met een hogere regeling. grondslag voor biedt. Dat is bijvoorbeeld niet het geval als dat algemeen de toetsing van een dergelijk besluit beoordeelt de rechter ook of het algemeen op een concreet geval; ook dat is een algemene regel uit het bestuursrecht. Bij 24. Dat neemt immers niet weg dat wel beroep kan worden ingesteld tegen het er dan ook niet aan af dat het CBHO wel een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang biedt. overwogen. Maar daar stopt de toetsing door het CBHO uiteraard niet. Dit doet 23. Dit wordt dan ook door het CBHO in de aangehaalde uitspraken steeds een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een l)estuursrecht (Awb) van overeenkomstige toepassing verklaard op de procedures bij het CBHO. Op grond van artikel 8:3 lid 1 onder a Awb (tot 1 januari 2013: artikel 8:2 lid 1 onder a) kan geen beroep worden ingesteld tegen universiteit tot vaststelling van het algemeen verbindend voorschrift waarin in het algemeen de hoogte van het instellingscollegegeld wordt bepaald, kan dus toepassing is op de bijzondere universiteiten. bestuursrecht. Aangenomen moet worden dat die in dit geval ook analoog van het oog zou hebben. Immers, uit artikel 7.46 lid 2 WHW, gelezen in samenhang met lid 5, blijkt dat het hier om een regeling gaat, dus een algemeen verbindend voorschrift. In artikel 7.66 lid 2 WHW wordt Hoofdstuk 8 van de Algemene wet beleidsregel. Tegen het besluit van het College van Bestuur van een openbare niet rechtstreeks beroep worden ingesteld. Dat is een algemene regel uit het

9 collcgegcld is opgenomen. In dit geval is dat dan het instellingscollegegeld, kan geen twijfel bestaan. gcconcretiseerd worden, staat beroep open op het CBHO. De door partijen aangehaalde uitspraken van het CBHO betroffen dan ook deze besluiten, niet het besluit tot vaststelling van het algemeen verbindend voorschrift. Daarover i nschrijvingsvoorwaarden voor de betreffende individuele student als bedoeld in artikel 7.46 lid 2 en 5 WHW. Tegen dit besluit, waarin de waarvan de hoogte gebaseerd is op de regeling van de betreffende universiteit 9 tegen de in individuele gevallen genomen concrete besluiten over inschrijving het algemeen is bepaald beroep kan worden ingesteld bij het CBHO, maar wel verbindende voorschriften waarin de hoogte van het instellingscollegegeld in zin dat weliswaar niet tegen de besluiten tot vaststelling van de algemeen herstellen, door het beroep te verwerpen met verbetering van de gronden, in die 29. Het Hof kan deze onduidelijkheid in het vonnis van de Rechtbank zelf juist. inschrijving van studenten heeft gehanteerd dan in r.o. 2.5 is de beoordeling door de Rechtbank geheel en oog heeft gehad op de in individuele gevallen genomen concrete besluiten over dus hier een ander begrip vaststellingsbesluit 28. Voor zover de Rechtbank met vaststellingsbesluit in r.o en volgende het beoordeling door de Rechtbank in de r.o en volgende; daar heeft de Rechtbank beoordeeld in hoeverre het CBHO in individuele beroepszaken de daadwerkelijk daaraan toetst. Daarbij is de Rechtbank tot de juiste conclusie gekomen dat het CBHO dit dient te doen en ook daadwerkelijk doet. betreffende besluiten en daarmee de daaraan ten grondslag liggende algemeen verbindende voorschriften dient te toetsen aan hogere regelingen en ook 27. Overigens heeft deze vergissing geen gevolgen gehad voor de verdere laatste kan ook in redelijkheid geen verschil van mening bestaan. wel tegen de daarop in individuele gevallen gebaseerd besluiten. Over dat inderdaad vergist; tegen die besluiten is geen beroep bij het CBHO mogelijk, instellingscollegegeld in het algemeen is bepaald, heeft de Rechtbank zich van de algemeen verbindende voorschriften waarin de hoogte van het oog heeft gehad op de besluiten van de openbare universiteiten tot vaststelling 26. Voor zover de Rechtbank met het begrip vaststellingsbesluit in r.o het

10 het berust. B.3 AdGriefC punt te worden bekrachtigd, zonodig met verbetering van cle gronden waarop instellingscollegegeld is opgelegd. van studenten, waarbij de voorwaarde van betaling van een bepaald 30. Grief B dient dan ook te worden verworpen en het bestreden vonnis dient op dit In deze grief bespreekt de SCAU de hoofdregel die volgens haar van toepassing is, de bijzondere onderwijsinstellingen, de toegang tot het CBHO, de toetsing was aangevoerd onvoldoende was om de regeling onverbindend te vaststelling van de instellingscollegegelden een algemeen verbindend voorschrift is, waartegen geen beroep open staat, is in lijn met artikel het CBHO zijn waarin wordt geoordeeld dat het instellingscollegegeld studenten een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechteljke rechtsgang open staat. BHO van 22juli 2011, in de zaak met nummer 2011/045. Verder blijkt de verbindendheid toetst. Dat geldt eveneens voor de uitspraak van het 8:2 Awb en betekent niet dat de verbindendheid daarvan niet getoetst Uit de uitspraken waarnaar StCAU vertvijst en de uitspraken die zij in de zaak niet nummer 2010/062, heeft overwogen dat het besluit tot bevoegdheid van C BHO om vaststellingsbesluiten te toetsen is beperkt. heeft overgelegd, blijkt ook niet dat het CBHO de vaststellingsbesluiten niet kan of tuil toetsen. Dat het CBHO in een uitspraak van 3 maart 2011 kan worden door dat college. In die zaak tverd geoordeeld dat hetgeen achten. Uit die uitspraak is dan ook af te leiden dat liet OJHO juist wel bijvoorbeeld uit de uitspraak van het BHO van 28juli 2011, in de zaak met nummer 2011/033 dat het college toetst aan de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Tot slot betekent de stelling van StcAU dat er slechts twee uitspraken van niet verschuldigd is, op zichzeif ook niet dat dat college onvoldoende toetsing uitvoert. De rechtbank concludeert dan ook dat er voor de De rechtbank stelt vast dat uit de wetgeving niet is af te leiden dat de 31. Grief C richt zich tegen de overweging van de rechtbank (r.o. 4.16):

11 Rechtbank heeft overwogen in r.o juist is. voldoende waarborgen omklede rechtsgang zou bieden. Zoals tevens uitvoerig is 33. In deze grief voert de SCAU aan dat de procedure bij het CBHO een niet met specifieke onderwerpen benadrukken de universiteiten dat hetgeen de belang van de SCAU en het algemeen belang. Alvorens in te gaan op deze gesteld in de stukken in eerste aanleg is deze stelling van de SCAU onjuist. van het CBHO, cle onbegrijpelijke verhouding met het eerdere vonnis, het eigen 11 1 Zie voor dit algemene rechtsbeginsel bijvoorbeeld op Europees niveau IIvJEG , C-159/o2, Turner/ Grovit. het Hof van Justitie aan Richtlijnen van de Europese Unie; Vele malen toetst het CBHO aan hogere regelingen; Het CBHO toetst aan het WESCR, het IVBPR, het EVRM; Het CBHO toetst conform de regels zoals neergelegd in de jurisprudentie van waarborgen omklede rechtsgang biedt: 36. In eerste aanleg hebben de universiteiten een groot aantal uitspraken van het CBHO overgelegd waaruit wel degelijk blijkt dat het CBHO een met voldoende wie een beroep op het CBHO open staat of open gestaan heeft. (uitsluitend) het CBHO bevoegd is om te oordelen over het aan hen in rekening gebrachte of nog in rekening te brengen instellingscollegegeld. De universiteiten ingeschreven studenten en studenten die om inschrijving verzocht hebben, doen er tevens een beroep op dat de SCAU in haar vorderingen nietontvankelijk is voor zover die betrekking hebben op de groep studenten voor 35. De universiteiten handhaven hun verweer dat ten aanzien van reeds op dit punt een met voldoende waarborgen omkiede rechter is. onterecht is om van de universiteiten te verlangen om te bewijzen dat het CBHO dient dan ook vanuit gegaan te worden dat het CBHO dit ook doet. Dit dient dezelfde wijze en volgens dezelfde regels recht spreekt als andere rechtbanken. Het CBHO moet derhalve wetten, besluiten, regelingen en dergelijke op dezelfde wijze aan hogere rechtsnormen te toetsen als iedere andere rechter. Er dan ook tot op bewijs van het tegendeel te worden aangenomen, zodat het 34. Het CBHO is een bij wet in het leven geroepen bijzondere rechter die op

12 Zie productie 5 universiteiten, hierin worden een aantal uitspraken Het CBHO toetst aan het Vriendschapsverdrag Nederland Het CBHO toetst aan de Algemene Wet Gelijke Behandeling en aan de Het CBHO toetst aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Grondwet; Staten; Verenigde 12 in strijd zou zijn met de WHW of een andere hogere regeling, is dit ook door het zaak 2007/043 en , zaak 2010/071 (alle opgenomen in productie /056; , zaak 2007/016; , zaak 2007/017; , , zaak 2004/055; , zaak 2006/017; , zaak CBHO getoetst, zie bijvoorbeeld de uitspraken van , zaak 2003/032; 39. Waar wel tegen de hoogte van het instellingscollegegeld is aangevoerd dat deze voor een individueel geval. Dat is echter niet in de door de SAU genoemde zaken door de betreffende appellant aangevoerd, zodat het CBHO dat in die zaken ook niet hoefde te toetsen. aangevoerd dat het besluit tot vaststelling van de collegegelden dat in dat het CBHO van 3 maart In deze zaak was door de appellant niet appellant het instellingscollegegeld in rekening was gebracht, in strijd was met beroep tegen een op zo n algemeen verbindend voorschrift gebaseerd besluit CBHO dat tegen een algemeen verbindend voorschrift geen beroep openstaat, wel getoetst kan worden en een hogere regeling zodat daaraan ook niet getoetst is. In die uitspraak zegt het 38. De SCAU verwijst in haar ivlemorie van Grieven wederom naar de uitspraak van geval een algemeen verbindend voorschrift was door het CBHO ook getoetst wordt of in een het besluit waarbij aan wat juist is. Echter dit neemt niet weg dat een algemeen verbindend voorschrift CBHO deze besluiten niet kan of wil toetsen. die betrekking hebben op de inschrijving van studenten te toetsen beperkt is. wetgeving niet is af te leiden dat de bevoegdheid van het CBHO om besluiten Bovendien blijkt niet uit de uitspraken waarnaar de SAU verwijst dat het 37. De Rechtbank komt dan ook in r.o terecht tot het oordeel dat uit de getoetst. van het CBHO overgelegd waaruit blijkt dat op deze wijze wordt

13 geoordeeld dat van strijd met de WHW of met een andere hogere regeling geen 40. Het CBHO heeft dus al vele malen de hoogte van liet instellingscollegegeld universiteiten). De SCAU is al bekend met deze uitspraken, alleen al omdat deze eerder door de universiteiten zijn aangevoerd. getoetst aan hogere regelingen en ook aan de WHW, maar heeft steeds sprake was. Deze uitspraken betreffen steeds liet instdllingscollegegeld voor 13 geval. Er staat dus simpelweg een met voldoende waarborgen omkiede zo n algemeen verbindend voorschrift gebaseerd besluit voor een individueel openbare universiteiten een algemeen verbindend voorschrift is waartegen geen vaststelling van de instellingscollegegelden in liet algemeen voor wat betreft de beroep open staat, echter dit neemt niet weg dat de verbindendheid daarvan wel kan worden getoetst. Een algemeen verbindend voorschrift kan wel getoetst worden en wordt door het CBHO ook getoetst in een beroep tegen een op 43. Hier maakt de SCAU een grove denkfout. Het is juist dat liet besluit tot hebben te gelden als algemeen verbindende voorschriften waartegen op groiid vast staat dat de burgerlijke rechter bevoegd is en koppelt daaraan maar meteen dat haar vorderingen ontvankelijk zijn. van artikel 8:2 Awb (thans 8:3 Awb) geen bezwaar en beroep openstaat en dat Grieven op het standpunt dat de hoofdregel is dat de vaststellingsbesluiten 42. De SCAU stelt zich in paragraaf 6.3 tot en niet 6.12 van haar Memorie van vorderingen van de SCAU niet-ontvankelijk verklaard. vonnis. De Rechtbank heeft zich immers niet onbevoegd verklaard, maar de burgerlijke rechter. Dit berust op een verkeerde lezing van liet bestreden van Grieven gaat de SCAU allereerst weer in op de bevoegdheid van de 41. In de motivering van deze grief in paragraaf 6.3 en volgende van de Mernorie voor het doel van de SCAU, maar dat neenit niet weg dat liet gaat om uitspraken van de bevoegde bijzondere rechter die op correcte wijze aan hogere regelingen van vrijheid. De uitspraken van liet CBHO zijn over het algemeen niet bruikbaar doeii dan liet CBHO al vele malen gedaaii heeft. opleidingen, niaar in beide gevallen hebben de universiteiten eenzelfde mate toetst. De civiele rechter kan dat ook niet op een andere of verdergaande wijze niet EER studenten cii dus iiiet liet instellingscollegegeld voor volgtijdige

14 haar vorderingen niet ontvankelijk te worden verklaard. Leenders/Ubbergen, maar citeert wederom onvolledig. Daarom blijkt uit die 44. In paragraaf 6.5 van de Memorie van Grieven bespreekt de SCAU het arrest rechtsgang bij het CBHO open en om die reden dient de SCAU als gezegd in vergunning niet nodig te hebben. Hij had die weliswaar aangevraagd en was ook oordeel kwam. In dit arrest ging het om een burger die meende een bepaalde 1)espreking niet waar het in dat arrest om ging en waarom de Hoge Raad tot dit 14 het oordeel van de rechter te kunnen onderwerpen, de vergunning voor beschikking waarbij de vergunning wordt verleend, een bezwaarschrift Even min kan in voormelde situatie van de burger worden gevergd zover nodig en onder aantekening van zijn zienswijze omtrent de weinig voor de hand liggende weg blokkering van de toegang tot de verbindendheid van de regeling aanvraagt, vervolgens tegen de indient en zo nodig tegen de beslissing daarop beroep instelt bij de overheid moet worden aangenomen dat ook het openstaan van deze bestuursrechter. Met het oog op een doeltreffende, waarborgen tegen misverstanden biedende regeling van rechtsbescherming tegen de dat hij, uitsluitend teneinde de vraag of de regeling onverbindend is, aan doen vaststellen. bestuursdwang laat aankomen om die onverbindendheid in rechte te regeling onverbindend is, het op een strafvervolging of toepassing van burger worden verlangd dat hij, hoezeer ook ervan overtuigd dat de voor de strafrechter resp. de bestuursrechter. Niet kan immers van de wordt ingesteld of bestuursdwang wordt toegepast, de verbindendheid zonder de vereiste vergunning handelt en tegen hem handelen zonder vergunning strafbaar is gesteld een strafvervolging aangenomen dat van de desbetreffende regeling kan worden getoetst in een procedure (...) Dit laatste wordt niet anders doordat, indien de burger burgerlijke rechter. Na de door de SCAU geciteerde passage vervolgt de Hoge verbindend voorschrift rechtstreeks aan kunnen vallen, en dat kan alleen bij de dergelijke geval moet de burger de verbindendheid van het algemeen nog in bezwaar gegaan, maar niet in beroep bij de bestuursrechter. Volgens de Hoge Raad had hij de vergunning zelfs niet aan hoeven te vragen. In een Raad dan ook:

15 burgerlijke rechter niet kan rechtvaardigen. 1)it brengt mee dat deze toegang ook openblijft wanneer cle burger zoals hier eerste stadia van voormelde weg heeft afgelegd, cl.w.z. clcsgevraczgcl een verguiniing heeft verkregen en een bezwaarschrift heeft ingediend, slechts de kan in een dergelijk geval, 66k indien ervan zou iizoeteiz worden rechter wendt teneinde deze voormelde vraag te doen beslissen. Daarom macir zich nadien, in stede van deze weg te vervolgen tot de burgerlijke 15 citeert, heeft het CBHO niet alleen het beroep van de student ontvankelijk verklaard, maar zelfs gegrond. Het College van Bestuur had in die zaak het 47. In de uitspraak van het CBHO van , 2011/116, die de SCAU eveneens mogelijk is. Uit de uitspraak blijkt voorts niet dat de student had aangevoerd waarbij een bepaald instcllingscollegegeld werd opgelegd zelfs aan het gelijkheidsbeginsel heeft getoetst. De SCAU citeert uit deze uitspraak alleen de regeling zou zijn (wat het overigens niet is). Het beroep werd dan ook ontvankelijk, maar ongegrond verklaard. laatste zin, waarin het CBHO terecht opmerkt dat een rechtsreeks beroep tegen het aan het besluit ten grondslag liggend algemeen verbindend voorschrift niet dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven omdat het algemeen verbindend voorschrift waarop het was gebaseerd in strijd met een hogere CBHO het beroep van de student wel ontvankelijk heeft geacht en de beslissing 46. De SCAU citeert uit CBHO , 2011/169, maar vermeldt niet dat het de bijzondere rechtsgang die specifiek voor die situatie bedoeld is, te volgen (zie verplichting die hen in het besluit waarbij zij worden ingeschreven wordt volgtijdige opleiding willen inschrijven, maar die bezwaar hebben tegen een opgelegd. Dan is het dus helemaal niet te veel gevraagd van deze studenten om ook hierna de bespreking van het arrest Staat/Vreemdelingenorganisaties). 45. In dit geval gaat het echter om studenten die zich wel degelijk voor een grond van die formele rechtskracht aan dat oordeel van de overheid is verleîiende instantie dat de desbetreffende regeling verbindend is, niet uitgegaan dat de formele rechtskracht van de beschikking waarbij de vergunning is verleend, zich mccle uitstrekt tot het oordeel van de worden aanvaard dat de burgerlijke rechter in het in voege als voormeld door de burger tegen de overheid aangespannen geding op gebonden.

16 waartegen het bci ocp gericht was, welk beroep ook nog eens gegrond geoordeeld werd. De student had namelijk aangevoerd dat zijn bezwaar gericht presenteert als het oordeel van het CBHO, was dus in tegendeel het besluit en daarom niet ontvankelijk verklaard, maar het CBHO was het daar juist niet mcc eens. Wat dc SCAU in paragraaf 6.9 van cle Memorie van Grieven was op toepassing van cle harclhciclsclausule en ten onrechte was aangemerkt bezwaar aangemerkt als gericht tegen het algemeen verbindend voorschrift zelf 16 hebben aangevoerd dat het CBHO weliswaar terecht gezien artikel 8:3 Awb 50. Uit al deze uitspraken blijkt dus zoals de universiteiten in eerste aanleg ook al zaak 2011/045 en het CBHO kwam in grote lijnen tot hetzelfde oordeel. verklaard. De student had precies dezelfde argumenten aangevoerd als in de Ook in deze zaak werd het beroep van de student ontvankelijk, maar ongegrond 49. Tenslotte citeert de SCAU de uitspraak van het CBHO van , 2011/009. beginnen dat het algemeen verbindend voorschrift niet als zodanig getoetst kan beroep op de hardheidsclausule. Het CBHO overweegt naar aanleiding van deze argumenten inderdaad om te worden, maar behandelt de argumenten van de student vervolgens als een bestuur ten onrechte het belang van de instelling bij het heffen van bestuur heeft niet gemotiveerd waarom voor hem geen overgangsregeling kon worden getroffen vanwege zijn bijzondere omstandigheden en heeft onvoldoende rekening gehouden met zijn persoonlijkefinanciële belangen. Appellant betoogt, samengevat weergegeven, dat het college van instellingscollegegeld zwaarder weegt dan zijn belang. Het college van 2011/045. Ook in die zaak werd het beroep ontvankelijk geacht, maar ongegrond. Uit r.o. 2.2 blijkt dat de student het volgende had aangevoerd: 48. Vervolgens citeert de SCAU de uitspraak van het CBHO van , beoordeelde zelf het beroep op de hardheidsclausule, maar vond de in dat kader aangevoerde omstandigheden niet bijzonder genoeg en verklaarde het bezwaar dus ongegrond. de beslissing op bezwaar waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard, als gericht tegen het algemeen verbindend voorschrift. Het CBHO vernietigde

17 worden verklaard omdat voor de studenten en aanstaande studenten voor wie 51. Conclusie blijft dus dat de SCAU in haar vorderingen niet ontvankelijk dient te paragraaf hebben aangevoerd, alsmede productie 5 Universiteiten. Zie ook hetgeen de universiteiten daarover bij Conclusie van Dupliek in mogelijk acht, maar dat algemeen verbindend voorschrift wel toetst in het kader een rechtstreeks beroep tegen een algemeen verbinclend voorschrift niet van dc toetsing van een daarop gebaseerde beslissing in een individueel geval. 17 gebondenheid van de civiele rechter aan het oordeel van de bestuursrechter die hier aan de hand is en derhalve klopt de redenering van de SCAU op dit punt dan ook niet. van de bestuursrechter in een andere zaak tussen dezelfde partijen. Dit is wat er een zaak naar hem verwijst. De civiele rechter is niet gebonden aan het oordeel paragraaf 6.i6 van de Memnorie van Grieven geeft. Dit artikel ziet op de 54. Artikel 8:71 Awb heeft overigens niet de strekking die de SCAU daaraan in deze rechtsverhouding inderdaad privaatrechtelijk van aard is. paragraaf 6.14 van de Mernorie van Grieven aanvoert. Anders dan de SCAU in paragraaf 6.15 van de Mernorie van Grieven stelt is de literatuur niet unaniem leerlingen/studenten (met name in oudere literatuur worden ook andere standpunten ingenomen), maar de TU en de VU zijn het met de SCAU eens dat over de rechtsverhouding tussen een bijzondere onderwijsinstelling en de verbindende voorschriften vaststellen. In zoverre klopt wat de SCAU in 53. De TU en de VU zijn bijzondere universiteiten en zij kunnen dus geen algemeen voorwaarden, bijzondere universiteiten stellen geen algemeen verbindende voorschriften vast. Er is immers sprake van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de student en de universiteit. die de rechtsverhouding met de studenten moet beheersen zijn dit algemene bekostigd. Voor zover een bijzondere onderwijsinstelling een regeling vaststelt de wetgeving omschreven taak die daarvoor door de overheid worden 52. Bijzondere onderwijsinstellingen zijn privaatrechteljke organisaties met een in Bijzondere ondeijsinstellingen bijzondere rechtsgang bij het CBHO open staat. zij zich zegt te willen inzetten een met voldoende waarborgen omkiede

18 zaken uitsluitend over Wob verzocken en niet over dc hoogte van het instellingscollegegelci of over de vraag welke rechter daarvoor bevoegd zou zijn. de SCAU niet. De SCAU haalt hier de ontvankelijkheid en de bevoegdheid door elkaar. De SCAU stelt zich namelijk op liet standpunt dat als de SCAU baar 56. Ook in paragraaf 6.i8 van de Mernorie van Grieven klopt de gedachtengang van 55. Bovendien oordeelde dc l)estuursrechter in de door de SCAU aangehaalde 18 de zaak Staat/Vreemdelingenorganisaties anders dan in de zaak Grieven geciteerde rechtsoverweging al aangeeft, waren de relevante feiten in 59. Zoals de Hoge Raad in de door de SCAU in paragraaf 6.19 van de Memorie van redenering op basis van een door haar veronderstelde hoofdregel op. Zoals het arrest Leenders/Ubbergen. zou kunnen worden aangevallen op een onjuiste, want veel te ruime, lezing van algemeen verbindend voorschrift altijd rechtstreeks bij de burgerlijke rechter hiervoor al aangegeven, berust de opvatting dat de hoofdregel zou zijn dat een 58. In paragraaf 6.19 en volgende van de Memorie van Grieven bouwt de SCAU een Niet aan uitzonderingen hoofdregel voldaan voor volgtijdige studenten, deze rechtsgang biedt ook voldoende en de Vrije Universiteit. Niet alleen staat er een bijzondere rechtsgang open student de verplichting tot betaling van een bepaald instellingscollegegeld op te van een bijzondere universiteit om in het kader van de inschrijving van een leggen, door die student beroep kan worden ingesteld bij het CBHO. Dit geldt ontvankelijkheidsvraag voorbij; niet in geschil is immers dat tegen een besluit dus ook voor de inschrijving bij de bijzondere universiteiten Tilburg University rechtsbescherming. 57. Bovendien gaat deze redenering geheel aan de kern van de van artikel 8:70 onder a en 8:71 Awb. de SCAU daarmee ook automatisch ontvankelijk zouden zijn bij de burgerlijke rechter. Dat mag dan zo zijn, maar dat betekent nog niet dat de vorderingen van Awb gehouden zou zijn om de SCAU door te verwijzen naar de burgerlijke vorderingen zou instellen bij liet CBHO, liet CBHO op grond van artikel 8:71 rechter; daarover heeft de bestuursrcchter immers niet te oordelen in het kader

19 in rekening werden gebracht. De vreemdelingen moesten de 1-let ging in deze zaak om de hoogte van de leges die voor verblijfsvergunningen cle bcstunrsrechter te volgen, was dat voor de vreemdelingen immers anders. Lecndcrs/Ubbcrgen. Waar Leenders juist van mening was dat hij geen vergunning nodig had, zodat van hem niet verlangd kon worden de gang langs verblijfsvcrgunningen echter hoe dan ook aanvragen om voor een verblijf in Nederland in aanmerking te komen, net zoals de studenten hoe dan ook de 19 tegelijkertijd voor beide rechters procedures over de verbindendheid van en de bestuursrechter het in het algemeen ongewenst doet zijn dat 4.6 (...) dat een behoorlijke taakverdeling tussen de burgerlijke rechter opgelegde instellingscollegegeld te oordelen zodat de overweging van de Hoge Raad in r.o. 4.6 van het arrest Staat/Vreemdelingenorganisaties opgaat: 62. Vast staat dat het CBHO bevoegd is om over de inschrijving en over het daarbij een hoofdregel, maar omdat sprake is van een andere situatie. arrest Leenders/Ubbergen, niet omdat sprake zou zijn van een uitzondering op 61. Een dergelijke situatie valt volgens de Hoge Raad niet onder de regels van het uiterst omslachtige weg om een appellabel besluit uit te lokken met het enkele een voigtijdige studie te gaan volgen zich daarvoor moeten inschrijven. Die een verblijfsvergunning aanvragen, net zoals studenten als zij ervoor kiezen om dan de SCAU meent, niet het betalen van leges, maar het aanvragen van een verblijfsvergunning. Uiteraard konden ook de vreemdelingen er voor kiezen om niet naar Nederland te komen, maar als zij naar Nederland komen moeten zij inschrijving is dan ook niet aan te merken als een bepaling te bestrijden; de studenten willen zich gewoon inschrijven voor een opleiding en hebben daarmee al de rechtsingang bij het CBHO. naar Schutgens doel om bij de bestuursrechter de verbindendheid van de achterliggende vrij 60. De handeling die de vreemdelingen hoe dan ook moesten verrichten is, anders aanvraag om ingeschreven te worden aan een voigtijdige opleiding. net zoals het opleggen van de verplichting tot het betalen van een een bepaalde leges aan de vreemdelingen was het uitvloeisel van hun aanvraag, in aanmerking te komen. Het opleggen van de verplichting tot het betalen van inschrijving moeten aanvragen om voor het volgen van de voigtijdige opleiding instellingscollegegeld met een bepaalde hoogte het uitvloeisel is van de

20 stand kan blijven. De Hoge Raad kan zeif de zaak afdoen. Bij het naast liet belang van de betrokken vreemclelingen, dat dezen zef in een ontbreken van een eigen belang van de vreemdelingenorganisaties verschillende uitkomst. 4.7 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bestreden arrest iliet in voorschriften als de onderhavige worden gevoerd, met het risico van een 20 Vele malen toetst het CBHO aan hogere regelingen; Het CBHO toetst aan het IVESCR, het WBPR, het EVRIVI; toepassing van dc hardheidsclausule getoetst kan worden. In de bij Conclusie rechtsbeginselen toetst: besproken zaken blijkt dat het CBHO wel degelijk aan hogere regelingen en aan van Dupliek in paragraaf en in productie 5 Universiteiten 65. In de door de SCAU geciteerde uitspraken overweegt het CBHO dat wel de algemeen verbindend voorschrift niet als zodanig kan toetsen; die toetsing is instellingscollegegeld is opgelegd. geval waarbij aan een student de verplichting tot betaling van een bepaald immers wel mogelijk via de toetsing van een concrete beslissing in een concreet 64. Niet voor niets overweegt het CBHO in die uitspraken dat het het betreffende rechtsgang zou zijn. Dat baseert de SCAU op overwegingen in uitspraken van verhindend voorschrift. het CBHO die gaan over een rechtstreeks beroep tegen een algemeen weer dat beroep bij het CBHO niet een met voldoende waarborgen omklede 63. In paragraaf 6.28 en volgende van de Memorie van Grieven stelt de SCAU dan arrest, het arrest gaat ook nog eens over een collectieve actie. De universiteiten kunnen zich dan ook geheel verenigen met de door de Hoge Raad gegeven rechtsregel en het daarop door de Rechtbank gebaseerde oordeel in de onderhavige zaak. Niet alleen zijn de feiten in de onderhavige zaak vergelijkbaar met die in dit vorderingen alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard. de i echter kunnen voorleg gen, dienen de organisaties in hun met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang aan

21 liet CBI-lO toetst conform cle regels zoals neergelegd in cle jurisprudentie Het CBHO toetst aan het Vriendschapsverdrag Nederland Het CBHO toetst aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Grondwet; 1-let CBHO toetst aan de Algemene Wet Gelijke Behandeling en aan de Staten; Verenigde van het. Hof van Justitie aan Richtlijnen van de Europese Unie; 21 toegang tot het CBHO op grond van artikel 7.66 WHW; dit hangt, anders dan de student, een aanstaande student, een voormalige student, een extraneus, een betrokkene in de zin van 7.59a lid 3 WHW en heeft derhalve inderdaad geen aanstaande extraneus of een voormalige extraneus. De SCAU is geen 69. Uit artikel 7.59a lid 3 WHW volgt dat onder betrokkene wordt verstaan: een van deze wet en daarop gebaseerde regelingen is genomen. orgaan van een instelling voor hoger onderwijs die jegens hein op grond beroep dat een betrokkene heeft ingesteld tegen een beslissing van een Het college van beroep voor het hoger onderwijs oordeelt over het 68. Artikel 7.66 lid 1 WHW luidt: rechter. hier verwart de SCAU de bevoegdheid van de burgerlijke rechter weer met de burgerlijke rechter daardoor is gehouden haar ontvankelijk te verklaren. Ook ontvankelijkheid van haar vorderingen in een procedure bij de burgerlijke zich op het standpunt dat de SCAU geen toegang heeft tot het CBHO en de 67. In paragraaf 6.35 tot en met 6.39 van de Memorie van Grieven stelt de SCAU SCAU heeft geen toegang tot het CBHO student overigens in zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard, zodat dit anders universiteiten en dc door de SCAU aangehaalde uitspraken van het CBHO is de juist in overeenstemming niet (het stelsel van) de Awb. In geen van de door de dan de SCAU meent geen reëel risico is. Het CBHO biedt dan ook een met voldoende waarborgen omklede bijzondere rechtsgang. paragraaf 6.33 van de Memorie van Grieven stelt. Deze wijze van toetsing is 66. Uiteraard was hier geen sprake van contra legem toetsing, zoals de SCAU nu in

22 3.2: CBHO. 70. Dat was echter niet anders in de zaak Staat/Vreemdelingenorganisaties, zie r.o. van de meniorie van Grieven meent, ook ten aanzien van de TU en de VU artikel 7.59a lid 3 WHW bepalend voor de ontvankelijkheid van een beroep bij het nic af van artikel 1:2 Awb. Overigens is, anders dan de SCAU in paragraaf 6.37 SCAU in paragraaf 6.36 van cle memorie van Grieven meent, in dit geval dus 22 3 september In dat arrest overwoog de Hoge Raad dat de burgerlijke naar het oudere arrest van de Hoge Raad on de zaak Staat/VAJN en NJCM van 71. De SCAU verwijst vervolgens in paragraaf 6.35 van de Memorie van Antwoord voor hem openstaande bestuursrechteljke rechtsgang. De taakverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter, worden aangenomen dat de verbinden dheid van de legesregeling alleen door de betrokken vreemdeling zeif kan worden aangevochten in de door de besivursrechter kan worden getroffen, geen taak voor de burgerlijke rechter. In gevallen waarin de rechtsbescherming van komt open te staan. enkele bundeling van hun belangen door een rechtspersoon niet ertoe leiden dat voor die rechtspersoon de weg naar de burgerlijke rechter voorzien van alle argumenten die daartoe dienstig zijn. Daarnaast individuele vreemdelingen is opgedragen aan de bestuursrechter, kan de bestaat, afgezien van gevallen waarin een voorziening bij voorraad niet vreemde/ingenorganisaties kunnen daarbij de betrokken vreemdeling In een dergelijk geval moet, met het oog op een behoorlijke En r.o. 4.4: openstaat (rov. 3.4). dat geen andere met voldoende waarborgen omklede rechtsgang kunnen worden aangemerkt, is de rechtbank tot het oordeel gekomen vreemdelingenorganisaties bij een besluit, genomen ten aanzien van een op grond van art. 8:2 Atvb is uitgesloten en niet is gebleken dat de Omdat ze(fstandig beroep tegen een algemeen verbindend voorschrift individuele vreemdeling, als belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb

23 72. De stelling van de SCAU dat, indien de SCAU een eigen belang heeft dat los kennis te nemen, maar oordeelde hij niet oordeel daarover kwam de Hoge Raad pas toe in de zaak oordelen, zie r.o. 3.6 over de ontvankelijkheid van clie vorderingen. Aan een cii hoefde hij in cassatie ook niet te rechter wel bevoegd was om van de vorderingen van de VA.JN en de NJCM Staat/Vreemdelingenorganisaties. 23 regelingen, aan het WESCR, het IVBPR, het EVRM, conform de regels zoals neergelegd in de jurisprudentie van het Hof van Justitie aan Richtlijnen van de Europese Unie, aan de Algemene Wet Gelijke Behandeling, aan algemene 76. Zoals voorgaand al aan bod kwam toetst het CBHO onder meer aan hogere de SCAU slechts marginaal toetst. Dit is onjuist. het CBHO niet voldoet aan artikelen 6 en/of 13 EVRM omdat het CBHO volgens 75. Vanaf paragraaf 6.39 stelt de SCAU zich op het standpunt dat de toetsing van Toetsing CBHO en artikel 6 enievrm niet. niet dat haar vorderingen ontvankelijk zijn in een civiele procedure; dat zijn zij 74. Het feit dat de SCAU niet in beroep kan gaan bij het CBHO betekent dus nog CBHO. vorderingen alleen al om die reden door de burgerlijke rechter ontvankelijk Staat/Vreemdelingenorganisaties. Overigens is als gezegd in dit geval niet stellingen artikel 1:2 Awb en dus niet in beroep kan gaan bij de bestuursrechter en haar niet gezien kan worden van de belangen van de studenten, zij - dus naar haar eigen aangemerkt kan worden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb, maar artikel 7:59a lid 3 WHW bepalend voor het beroep bij het moeten worden verklaard. Ook dit is onjuist, zoals blijkt uit het arrest 73. Vervolgens stelt de SCAU dat, als zij inderdaad geen eigen belang heeft dat los vanwege het enkele feit dat de SCAU dan een eigen belang zou hebben, is niet juist. Overigens heeft de SCAU geen eigen belang dat los gezien kan worden van burgerlijke rechter haar vorderingen ontvankelijk dient te verklaren, kennelijk gezien moet worden van cle belangen van de individuele belanghebbenden, de de belangen van de studenten.

24 aan hogere rcchtsnormen te toetsen als iedere andere rechter. Er dient dan ook regeling wordt volledig getoetst en niet marginaal, zoals de SCAU stelt. xîaiujjt gegaan te worden dat het CBHO dit ook doet.2 De rechtmatigheid van de let CBHO dient wetten, besluiten, regelingen en dergelijke op dezelfde wijze beginselen van behoorlijk bestuur en aan dc Grondwet (zie voor uitspraken waarin deze wijze van toetsing terug te zien is productie universiteiten) Zie voor dit algemene rechtsbeginsel bijvoorbeeld op Europees niveau HvJEG , C-159/o2, Turner/ Grovit. in/örmatie over de opleiding 0/groep van ojle idingen. overigens in deze we! terzake bepaalde, per opleiding o/ groep van opleidingen de geldende procedures en rechten en plichten vastgelegd met 2. In de onderwijs- en examenregeling 11 orden, onverminderd het vast. De onderi nijs- en examenregeling bevat adequate en heldere opleiding 0/groep van opleidingen een onderwijs- en examenregeling 1. Het instellingsbestuur stelt voor elke door de instelling aangeboden Artikel Onderwijs en examenregeling 8i. Artikel 7.13 WHW luidt (voor zover hier relevant): langere termijnen zouden hebben gegolden. termijn was opgenomen terwijl de wet zelf die termijn niet bepaalt en voorheen 80. Allereerst toetst het CBHO het argument van de student dat in de Onderwijsen Exarnenregeling, die vastgesteld wordt op basis van artikel 7.13 WHW, een toetsing aan de hardheidsclausule met marginale toetsing. grond van de Onderwijs- en Examenregeling was genomen. Verder haalt de om toetsing aan een hardheidsclausule, maar om toetsing van een besluit dat op 79. De SCAU maakt hier verschillende fouten. Het ging in deze zaak primair niet SCAU hier vervolgens twee dingen door elkaar immers de SCUA verwart ziet deze uitspraak als een voorbeeld van een geval waarin het CBHO marginaal wordt de uitspraak van het CBHO van 17 september 2012 aangehaald. De SCAU toetst. 78. Ter onderbouwing van dc volgens de SCAU zogenaamd marginale toetsing

25 82. De wetgever heeft de instellingen hier dus de volledige vrijheid gegeven. Anders geldigheidsduur te verlengen. tentamens, behoudens de bevoegdheid win de examencommissie die k. ii (lui nodig. de geldigheidsduur van met goed ge volg afgelegde begrepen: letrekkin- tot het onderwijs en de examens. Daar)nder worden ten minste 25 dat immers vervolgt: Daar stopt het citaat van de SCAU, maar niet de beoordeling door het CBHO, zoverre buiten toepassing moet blijven. Het College kan slechts beoordelen of de in de OER vastgelegde termijn in dit geval leidt tot een zodanige onredeljke uitkomst dat de OER in kiezen. Vervolgens overweegt het CBHO dat uiteraard gezien die vrijheid -: een bijzondere hogeschool de 83. Het CBHO overweegt eerst dat de onderwijsinstelling in dit geval overigens vrijheid heeft een bepaalde geldigheidsduur te regeling. vastgestelde Onderwijs- en Examenregeling in strijd was met een hogere De student had dus niet aangevoerd dat dc op grond van artikel 7.13 WHW appellante ingediende verzoek. termijnen langer waren en dat de overgangsregeling niet volstaat. Ten zij daartoe aan dat onder de regeling die voor het jaar 2010 gold de geemi termijn kent voor de geldigheidsduur van tentamens. Voorts voert haar tentamenresultaten te verlengen. Daartoe voert zjj aan dat de wet examencommissie ten onrechte heeft geweigerd de geldigheidsduur van slotte is de examencommissie voorbijgegaan aan het reeds eerder dooi 2.2. Appellante betoogt dat verweerder heeft miskend dat de gesteld. De student had blijkens de uitspraak slechts aangevoerd: student niet de verbindendheid van Onderwijs- en Examenregeling aan de orde dan de SCAU in paragraaf 6.42 van de Meinorie van Grieven stelt, stelt, had de

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 26-08-2014 Datum publicatie 11-12-2014 Zaaknummer 200.125.414-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AKTE UITLATING POSITIE ASPIRANT STUDENTEN. inzake. Groningen, hierna ook: RUG;

AKTE UITLATING POSITIE ASPIRANT STUDENTEN. inzake. Groningen, hierna ook: RUG; Gerechtshof Amsterdam Zaaknummer: 200.125.414/01 Roldatum: 25 maart 2014 AKTE UITLATING POSITIE ASPIRANT STUDENTEN inzake t. de Rijksuniversiteit Groningen, gevestigd te Groningen, hierna ook: RUG; 2.

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ANTWOORD tevens houdende (DEELS: VOORWAARDELIJK) INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP

CONCLUSIE VAN ANTWOORD tevens houdende (DEELS: VOORWAARDELIJK) INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP Hoge Raad der Nederlanden Datum zitting: 20 februari 2015 Zaaknummer: C14/06007 CONCLUSIE VAN ANTWOORD tevens houdende (DEELS: VOORWAARDELIJK) INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP inzake Stichting Collectieve Actie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:BY8038

ECLI:NL:RBAMS:2013:BY8038 ECLI:NL:RBAMS:2013:BY8038 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 09-01-2013 Datum publicatie 09-01-2013 Zaaknummer 499960 / HA ZA 11-2507 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Zaaknummer : 2014/150 Rechter(s) : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 Partijen : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : Bevoegdheid College Bekostiging

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Zaaknummer : 2013/136

Zaaknummer : 2013/136 Zaaknummer : 2013/136 Rechter[s] : mr. van der Spoel Datum : 28 november 2013 Partijen : Appellant tegen Universiteit van Tilburg Trefwoorden : Afdoening buiten zitting, begeleiding, [instellings] collegegeld,

Nadere informatie

Zaaknummers : 2011/019 en 019.1

Zaaknummers : 2011/019 en 019.1 Zaaknummers : 2011/019 en 019.1 Rechter : mr. Nijenhof Datum uitspraak : 14 februari 2011 Partijen : Appellante tegen Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : CRIHO, differentiatie instellingscollegegeld,

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/247.5 Rechter(s) : mrs. Borman, Lubberdink en Streefkerk Datum uitspraak : 6 juni 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool

Zaaknummer : CBHO 2015/247.5 Rechter(s) : mrs. Borman, Lubberdink en Streefkerk Datum uitspraak : 6 juni 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Zaaknummer : CBHO 2015/247.5 Rechter(s) : mrs. Borman, Lubberdink en Streefkerk Datum uitspraak : 6 juni 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : beroepspraktijk bijzondere omstandigheden

Nadere informatie

3 oktober 2012 heeft plaatsgevonden, leidt niet tot een ander oordeel.

3 oktober 2012 heeft plaatsgevonden, leidt niet tot een ander oordeel. Zaaknummer : 2013/073 Rechter(s) : mrs. Loeb, Troostwijk, Van der Spoel Datum uitspraak : 7 oktober 2013 Partijen : Appellante tegen Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : Aanmelding, afstudeertijdstip,

Nadere informatie

Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant,

Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant, Zaaknummer : 2014/005 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Lubberdink en Van der Spoel Datum uitspraak : 11 juni 2014 Partijen : Appellant tegen Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : Beoordeling tentamen, deskundigheid,

Nadere informatie

Zaaknummers : CBHO nrs. 93/69 t/m 93/73

Zaaknummers : CBHO nrs. 93/69 t/m 93/73 Zaaknummers : CBHO nrs. 93/69 t/m 93/73 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 5 januari 1994 Partijen : Appellanten tegen Christelijke Hogeschool Noord-Nederland Trefwoorden : bevoegdheid voorzitter

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : CBHO 2015/293 en 2015/293.1 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 12 januari 2016 Partijen : Appellant en Haagse Hogeschool Trefwoorden : bindend negatief studieadvies BNSA duidelijkheid

Nadere informatie

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven.

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven. Zaaknummer : CBHO 2014/045 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 23 juni 2014 Partijen : Appellant tegen Hogeschool Leiden Trefwoorden : Bijzondere omstandigheden, duale opleiding NBSA, negatief bindend

Nadere informatie

het college van beroep voor de examens van Fontys Hogescholen (hierna: CBE), verweerder.

het college van beroep voor de examens van Fontys Hogescholen (hierna: CBE), verweerder. Zaaknummer : 2013/041 Rechter(s) : mrs. Olivier, Troostwijk, Scholten-Hinloopen Datum uitspraak : 12 juni 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Fontys Hogescholen Trefwoorden : Beoordeling, bindend negatief

Nadere informatie

het college van bestuur van de Vrije Universiteit van Amsterdam, verweerder.

het college van bestuur van de Vrije Universiteit van Amsterdam, verweerder. Zaaknummer : 2013/010 Rechter(s) : mrs. Loeb, Olivier, Van der Spoel, Datum uitspraak : 25 juni 2013 Partijen : Appellant tegen Vrije Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : [instellings-]collegegeld,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 Instantie Datum uitspraak 27-09-2011 Datum publicatie 30-09-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 11/18267 & 11/18269 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden Zitting van 10 juli 2015 Rolnr. 2014/6007. Schriftelijke toelichting van mr. M.W. Scheltema. inzake

Hoge Raad der Nederlanden Zitting van 10 juli 2015 Rolnr. 2014/6007. Schriftelijke toelichting van mr. M.W. Scheltema. inzake Hoge Raad der Nederlanden Zitting van 10 juli 2015 Rolnr. 2014/6007 Schriftelijke toelichting van mr. M.W. Scheltema inzake 1. Universiteit Leiden 2. Rijksuniversiteit Groningen 3. Stichting Katholieke

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 09-03-2006 Datum publicatie 30-03-2006 Zaaknummer AWB 05/4258 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht Eerste

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Universiteit van Amsterdam (hierna: CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Universiteit van Amsterdam (hierna: CBE), verweerder. Zaaknummer : 2013/085 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 5 november 2013 Partijen : Appellant tegen CBE Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : Bevoegdheid examencommissie,

Nadere informatie

Zaaknummer : 2013/129

Zaaknummer : 2013/129 Zaaknummer : 2013/129 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 13 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Bindend negatief studieadvies, finale geschillenbeslechting,

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2014/060 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juni 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden

Zaaknummer : CBHO 2014/060 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juni 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden Zaaknummer : CBHO 2014/060 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juni 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : NBSA, causaal verband, persoonlijke omstandigheden,

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522

ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522 ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 17-09-2009 Datum publicatie 24-09-2009 Zaaknummer 99339 / KG ZA 09-274 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Zaaknummer : 2013/207 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juli 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

Zaaknummer : 2013/207 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juli 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Zaaknummer : 2013/207 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juli 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : NBSA, causaal verband, herkansing, persoonlijke omstandigheden,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 Instantie Datum uitspraak 07-03-2013 Datum publicatie 18-04-2013 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB 12/26575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

CBE-1142 (030)

CBE-1142 (030) CBE-1142 (030) 253 1745 6 april 2004 beroep A. UITSPRAAK Het College van beroep voor de examens aan de Universiteit Utrecht (hierna: het College) heeft de volgende uitspraak gedaan op het beroep van: A.,

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : collegegeld gegrond inschrijven ingetrokken inschrijving

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: \ Raad vanstate 2012Ö1424/1/V1. Datum uitspraak: 26 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

1. de heer K, wonende te X, aan het adres X, hierna te noemen K

1. de heer K, wonende te X, aan het adres X, hierna te noemen K Mr. R. Menschaert 1 08/1914.01/pva Heden de en acht tweeduizend ten verzoeke van 1. de heer K, wonende te X, aan het adres X, hierna te noemen K te dezer zake woonplaats kiezende te 's-gravenhage aan het

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 21-07-2015 Datum publicatie 23-07-2015 Zaaknummer 200.128.839-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 27534/2012010168 Betreft: Beslissing op bezwaar inzake de Stichting Publieke Media instelling Eijsden- Margraten tegen afwijzing van het handhavingsverzoek jegens Stichting

Nadere informatie

Zaaknummer : 2012/220 en 220.1

Zaaknummer : 2012/220 en 220.1 Zaaknummer : 2012/220 en 220.1 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 3 december 2012 Partijen : Appellant tegen NHTV internationale hogeschool Breda Trefwoorden : Begeleiding student, bindend negatief

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 Instantie Datum uitspraak 27-07-2016 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer 16 _ 1047 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University in de zaak tussen X1, appellant en de examencommissie van Tilburg School of Economics and

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/204 en 204.1

Zaaknummer : 2014/204 en 204.1 Zaaknummer : 2014/204 en 204.1 Rechter(s) : mr. Nijenhof Datum uitspraak : 28 december 2014 Partijen : Appellant en Radboud Universiteit Nijmegen Trefwoorden : Aanmaning ter voldoening Betalingsverplichting

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : 2013/068 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 6 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : Beleidsvrijheid, in stand laten rechtsgevolgen,

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1

Zaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1 Zaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1 Rechter(s) : mr. Nijenhof Datum uitspraak : 27 februari 2014 Partijen : Verzoeker tegen CBE Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Trefwoorden : [duur] Bindend negatief

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2013/233 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 13 juni 2014 Partijen : Appellant tegen de Hogeschool Inholland Trefwoorden

Zaaknummer : CBHO 2013/233 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 13 juni 2014 Partijen : Appellant tegen de Hogeschool Inholland Trefwoorden Zaaknummer : CBHO 2013/233 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 13 juni 2014 Partijen : Appellant tegen de Hogeschool Inholland Trefwoorden : Afwijzing, bindend negatief studieadvies, BNSA, herkansing

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890 ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890 Instantie Rechtbank Groningen Datum uitspraak 21-10-2010 Datum publicatie 24-12-2010 Zaaknummer AWB 09/1378 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant, het CBE van de Hanzehogeschool Groningen (hierna: CBE), verweerder.

Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant, het CBE van de Hanzehogeschool Groningen (hierna: CBE), verweerder. Zaaknummer : 2014/047 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 2 juli 2014 Partijen : Appellant tegen het CBE van de Hanzehogeschool Trefwoorden : Besluit van gelijke strekking, bindend negatief studieadvies,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 19-12-2006 Datum publicatie 02-02-2007 Zaaknummer SBR 06-1767 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 Instantie Datum uitspraak 02-01-2008 Datum publicatie 15-01-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-319 WW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Zaaknummer : 2013/020 en 020.1

Zaaknummer : 2013/020 en 020.1 Zaaknummer : 2013/020 en 020.1 Rechter(s) : mr. Troostwijk Datum uitspraak : 23 april 2013 Partijen : Verzoekster tegen Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : Bijzondere omstandigheden, [instellings]collegegeld,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:RVS:2015:3233 ECLI:NL:RVS:2015:3233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500429/1/A2 Eerste

Nadere informatie

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs College van Beroep voor het Hoger Onderwijs Zaaknummer: CBHO 2015/288 Datum uitspraak: 28 april 2016 Uitspraak in de zaak tussen: [naam], appellant, en het college van beroep voor de examens van de Universiteit

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200705297/1. Datum uitspraak: 31 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam Zaaknummer : 2014/282 en 282.1 Rechter[s] : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2015 Partijen : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam Trefwoorden : [onderzoek] Adviseur Bijzondere omstandigheden Finale

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/54439

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 5 1 6 3 van het College van beroep van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen de Examencommissie van de opleiding Bestuurskunde, verweerder 1. Ontstaan

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/089 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 18 augustus 2015 Partijen : Appellante en CBE Erasmus Universiteit Rotterdam

Zaaknummer : CBHO 2015/089 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 18 augustus 2015 Partijen : Appellante en CBE Erasmus Universiteit Rotterdam Zaaknummer : CBHO 2015/089 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 18 augustus 2015 Partijen : Appellante en CBE Erasmus Universiteit Rotterdam Trefwoorden : bindend negatief studieadvies compensatieregeling

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/254 Rechter(s) : mr. B.K. Olivier Datum uitspraak : 13 januari 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Inholland

Zaaknummer : CBHO 2015/254 Rechter(s) : mr. B.K. Olivier Datum uitspraak : 13 januari 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Inholland Zaaknummer : CBHO 2015/254 Rechter(s) : mr. B.K. Olivier Datum uitspraak : 13 januari 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Inholland Trefwoorden : bewijsmiddelen bindend negatief studieadvies BNSA

Nadere informatie

Zaaknummer : 2013/261

Zaaknummer : 2013/261 Zaaknummer : 2013/261 Rechter[s] : mr. Troostwijk Datum uitspraak : 27 maart 2014 Partijen : Appellante tegen CBE De Haagse Hogeschool Trefwoorden : Begeleiding, BNSA, gelijkheidsbeginsel, [extra]herkansing,

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 7-3 0 0 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit der Sociale

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college van bestuur), verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college van bestuur), verweerder. Zaaknummer : 2012/016 Rechter(s) : mrs. Olivier, Mollee, Kleijn Datum uitspraak : 12 juni 2012 Partijen : Appellant tegen Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : Bijzondere omstandigheden, gelijkheidsbeginsel,

Nadere informatie

Gerechtshof Amsterdam Zitting van 16 juii 2013 Zaaknummer 200.125.414/01. Memorie van antwoord

Gerechtshof Amsterdam Zitting van 16 juii 2013 Zaaknummer 200.125.414/01. Memorie van antwoord Gerechtshof Amsterdam Zitting van 16 juii 2013 Zaaknummer 200.125.414/01 Memorie van antwoord inzake Universiteit Leiden gevestigd te Leiden, advocaat: mr. E.J. Daalder en mr. M.L. Batting en Stichting

Nadere informatie

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant,

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant, Zaaknummer: 2009/025 Rechter(s): mrs. Nijenhof, Lubberdink, Borman Datum uitspraak: 19 oktober 2009 Partijen: Appellant tegen Technische Universiteit Delft Trefwoorden: Erkenning bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 02-08-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-4212 WVG Bestuursrecht

Nadere informatie

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art. Zaaknummer: 1997/209 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, Nijenhof Datum uitspraak: 14 januari 1998 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Trefwoorden: Vertrouwensbeginsel, terugwerkende

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Voor zover appellant aldus beoogt te betogen dat de bachelor- en masteropleiding Geneeskunde als één opleiding

Voor zover appellant aldus beoogt te betogen dat de bachelor- en masteropleiding Geneeskunde als één opleiding Zaaknummer : 2013/216 Rechter[s] : mrs. Loeb, Nijenhof, Van der Spoel Datum uitspraak : 20 maart 2014 Partijen : Naam en Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : BaMa-structuur, [instellings-] collegegeld,

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 4 2 0 3 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen het Bestuur van de Faculteit der Sociale Wetenschappen,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-02-2007 Datum publicatie 07-03-2007 Zaaknummer 200607659/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Hoger

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AY3839

ECLI:NL:RVS:2006:AY3839 ECLI:NL:RVS:2006:AY3839 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-07-2006 Datum publicatie 13-07-2006 Zaaknummer 200602107/1 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Eerste

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2016/180.5 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 2 november 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland

Zaaknummer : CBHO 2016/180.5 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 2 november 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland Zaaknummer : CBHO 2016/180.5 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 2 november 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland Trefwoorden : Ad-programma bijzondere omstandigheden bindend

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 3-0 6 3 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam en woonplaats appellant], appellant tegen [naam verweerder], namens verweerder

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW Datum uitspraak: 23-09-2010 Datum publicatie: 13-12-2010 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 0-1 2 2 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellante tegen Bachelor Examencommissie Instituut Politieke Wetenschappen,

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/104 Rechter(s) : mrs. Olivier, Van der Spoel en Verheij Datum uitspraak : 5 november 2015 Partijen : Appellante en

Zaaknummer : CBHO 2015/104 Rechter(s) : mrs. Olivier, Van der Spoel en Verheij Datum uitspraak : 5 november 2015 Partijen : Appellante en Zaaknummer : CBHO 2015/104 Rechter(s) : mrs. Olivier, Van der Spoel en Verheij Datum uitspraak : 5 november 2015 Partijen : Appellante en Universiteit Maastricht Trefwoorden : algemeen verbindend voorschrift

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2016/087 Rechter(s) : mrs. Van der Spoel, Verheij en Streefkerk Datum uitspraak : 4 januari 2017 Partijen : Appellante en CBE

Zaaknummer : CBHO 2016/087 Rechter(s) : mrs. Van der Spoel, Verheij en Streefkerk Datum uitspraak : 4 januari 2017 Partijen : Appellante en CBE Zaaknummer : CBHO 2016/087 Rechter(s) : mrs. Van der Spoel, Verheij en Streefkerk Datum uitspraak : 4 januari 2017 Partijen : Appellante en CBE Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : actuele kennis geldigheidsduur

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-03-2014 Datum publicatie 18-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13/00269

Nadere informatie

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University in de zaak tussen X, appellant en de examencommissie van Tilburg School of Economics and Management,

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/159 en Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 17 oktober 2014 Partijen : Verzoekster tegen Hogeschool voor de Kunsten

Zaaknummer : 2014/159 en Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 17 oktober 2014 Partijen : Verzoekster tegen Hogeschool voor de Kunsten Zaaknummer : 2014/159 en 159.1 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 17 oktober 2014 Partijen : Verzoekster tegen Hogeschool voor de Kunsten Utrecht Trefwoorden : Beoordeling, kennen en kunnen, onverwijlde

Nadere informatie

GERECHTSHOF AMSTERDAM

GERECHTSHOF AMSTERDAM Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00004 en 13/00005 30 juli 2014 uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te Uithoorn, belanghebbende, gemachtigde: [A]

Nadere informatie

Bij beslissing van 14 april 2013 heeft het college van bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij beslissing van 14 april 2013 heeft het college van bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Zaaknummer : 2013/091 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 9 oktober 2013 Partijen : Appellant tegen Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : Bestuursakkoord collegegeld tweede

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : CBHO 2016/029 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 3 augustus 2016 Partijen : appellante en CBE Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : advies bindend negatief studieadvies BSA-commissie

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : EU/EER nationaliteit gelijkheidsbeginsel

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University in de zaak tussen mevrouw X, appellante en de examencommissie van de Tilburg Law School, verweerster

Nadere informatie