ECLI:NL:RBAMS:2014:1159

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:RBAMS:2014:1159"

Transcriptie

1 ECLI:NL:RBAMS:2014:1159 Uitspraak Promis Parketnummer: 13/ Datum uitspraak: 10 maart 2014 RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [1976], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres, te plaats] en daar feitelijk verblijvend. 1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 3, 4 en 5 september 2012, 30 september 2013 en 11 februari Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting op 24 februari De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.F. de Boer, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.A. ten Berge, naar voren hebben gebracht. 2. Tenlastelegging Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan: 1. medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen; 2. primair: zware mishandeling, subsidiair: poging tot zware mishandeling, meer subsidiair: eenvoudige mishandeling van zijn levensgezel [persoon 2]; 3. verkrachting van [persoon 3]; 4. mishandeling van zijn levensgezel [persoon 3]; 5. medeplegen van gewoontewitwassen van geldbedragen die zijn verdiend door [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen met door hen verrichte prostitutiewerkzaamheden en/of één of meer andere geldbedragen en/of (een) voorwerp(en). Van de onder 2, 3 en 4 als zelfstandige strafbare feiten ten laste gelegde feitelijke gedragingen zijn nagenoeg alle ook als onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde strafbare feit ten laste gelegd. Ook de beschuldiging onder 5 hangt samen met het onder 1 ten laste gelegde: het gewoontewitwassen ziet (grotendeels) op geldbedragen afkomstig uit de onder 1 ten laste gelegde prostitutiewerkzaamheden. De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd. Hierna zullen [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4] onderscheidenlijk [persoon 5] in voorkomende gevallen worden aangeduid zonder vermelding van hun voorletters.

2 3 Voorvragen 3.1. Geldigheid dagvaarding Feit 1 bevat naast het verwijt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot de vijf met name genoemde vrouwen het verwijt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot één of meer andere vrouwen. Anders dan ten aanzien van de eerst bedoelden, is in de tenlastelegging ten aanzien van één of meer andere vrouwen geen nadere omschrijving gegeven van de feitelijke gedragingen die verdachte met betrekking tot die vrouwen zou hebben verricht. Gelet hierop en omdat in het dossier, naast de vijf met name in de tenlastelegging genoemde vrouwen, een groot aantal vrouwen voorkomt, is niet duidelijk op wie met één of meer andere vrouwen wordt gedoeld. Daarom voldoet de tenlastelegging op dit punt niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.). Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging op dit punt nietig moet worden verklaard. Feit 5 bevat naast het verwijt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van geldbedragen die zijn verdiend door vijf met name genoemde vrouwen met door hen verrichte prostitutiewerkzaamheden de verwijten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van geldbedragen die zijn verdiend door één of meer andere vrouwen met door hen verrichte prostitutiewerkzaamheden; één of meer andere geldbedragen, en voorwerp(en). Evenals bij feit 1 geldt dat niet duidelijk is op wie met één of meer andere vrouwen wordt gedoeld. Verder is zonder nadere aanduiding niet duidelijk op welke geldbedragen wordt gedoeld met één of meer andere geldbedragen en op welk(e) voorwerp(en) met voorwerp(en). De tenlastelegging voldoet op deze punten evenmin aan de eisen van artikel 261 Sv. Dit deel van de tenlastelegging moet daarom eveneens nietig worden verklaard. Voor het overige is de dagvaarding geldig. 3.2 Bevoegdheid rechtbank Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. 3.3 Ontvankelijkheid officier van justitie Standpunt van de verdediging De opsporingsambtenaren waren vooringenomen en hadden een tunnelvisie. Dit blijkt uit de wijze waarop zij bij de vermeende slachtoffers hebben aangestuurd op het doen van aangifte en uit de sturende vraagstelling tijdens hun verhoren. Verder heeft de politie informatie achtergehouden waardoor de mogelijkheid van controle door de verdediging en de rechtbank op de totstandkoming van de aangiftes en daarmee de mogelijkheid van toetsing van de betrouwbaarheid daarvan onvoldoende is. Zo hebben de opsporingsambtenaren de informatieve gesprekken voorafgaande aan de aangiftes ( intakes ) niet volledig van iedere aangeefster opgenomen en veelal samengevat in een procesverbaal. Voorts komt de verslaglegging van de verklaring van [persoon 2] op 29 augustus 2011 in het proces-verbaal van aangifte op belangrijke onderdelen niet overeen met wat zij daadwerkelijk heeft verklaard volgens de bandopnamen van haar verhoor (letterlijk uitgewerkte versie van het verhoor is in het dossier gevoegd). Met betrekking tot de verklaring van [persoon 2] op 29 augustus 2011 (aangifte) geldt voorts dat zij deze buiten aanwezigheid van de raadsvrouw van verdachte en zonder dat de raadsvrouw van het verhoor op de hoogte is gebracht, heeft afgelegd, terwijl de rechtbank op de pro forma zitting van 23 augustus 2011 had bepaald dat [persoon 2] door de rechter-commissaris, en dus in bijzijn van de verdediging, moest worden gehoord Het lijkt erop dat dit bewust is gebeurd. Uit het

3 verhoor van verbalisant [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris blijkt immers dat voorafgaand aan de pro formazitting al contact is geweest tussen haar en [persoon 2] over het doen van aangifte, dat [verbalisant 1] de officier van justitie hiervan op de hoogte heeft gebracht en toestemming heeft gevraagd de aangifte op te nemen. De officier van justitie heeft de verdediging en de rechtbank hierover echter niet geïnformeerd op de pro forma zitting van 23 augustus 2011, terwijl dit wel had gemoeten. Gezien het voorgaande is sprake van onherstelbare vormverzuimen. Er is een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. Dit moet primair leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van verdachte Standpunt van de officier van justitie [persoon 3] en [persoon 4] zijn door de politie niet aangezet tot het doen van aangifte, nu zij al voor de intakegesprekken, al dan niet in het kader van andere strafzaken, belastend over verdachte hadden verklaard. Dat de politie [persoon 2] op 29 augustus 2011 buiten aanwezigheid van de verdediging heeft gehoord, terwijl de rechtbank op de pro forma zitting van 23 augustus 2011 had beslist dat zij bij de rechter-commissaris moest worden gehoord, levert een onherstelbaar vormverzuim op. Daaraan behoeven echter geen consequenties te worden verbonden. De verdediging is niet op listige wijze buitenspel gezet. Er is sprake van een ongelukkige situatie, waarbij beslissingen elkaar hebben gekruist. Verbalisant [verbalisant 1] was niet op de hoogte van de pro forma zitting toen zij telefonisch contact had met [persoon 2] over het doen van aangifte. Uiteindelijk is in overleg met de rechter-commissaris beslist de aangifte door te laten gaan en op geluidsband op te nemen en uit te werken. Verder is aan de rechten van de verdediging tegemoet gekomen doordat de rechter-commissaris [persoon 2] later alsnog heeft gehoord in aanwezigheid van de raadsvrouw. Het op geluidsband opnemen van de intakegesprekken is niet dwingend voorgeschreven in het beleid van het Openbaar Ministerie. De inhoud van deze gesprekken was bovendien toetsbaar, nu aangeefsters en verbalisant [verbalisant 1] in aanwezigheid van de verdediging bij de rechtercommissaris zijn gehoord. Gezien het voorgaande kan wat de raadsvrouw heeft aangevoerd, niet leiden tot nietontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van verdachte Oordeel van de rechtbank Aansturing tot aangifte tijdens intakegesprekken? De politie heeft met [persoon 2], [persoon 1], [persoon 3],[persoon 4] en [persoon 5] intakegesprekken gevoerd. De intakegesprekken met [persoon 2], [persoon 1] en [persoon 5] zijn auditief geregistreerd, die met [persoon 3] en [persoon 4] niet. Ten aanzien van alle intakegesprekken heeft de politie proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin de inhoud van het intakegesprek samengevat is weergegeven. Voor zover de intakegesprekken niet auditief zijn geregistreerd, is dit niet in strijd met de Aanwijzing mensenhandel. Daarin is auditieve registratie niet dwingend voorgeschreven; het wordt slechts aanbevolen. Verder is niet aannemelijk dat de verbalisanten tijdens de intakegesprekken zodanig sturend hebben opgetreden dat dit heeft geleid tot het doen van aangifte. Allereerst is van belang dat [persoon 5] na haar intake geen aangifte heeft gedaan; zij heeft daarentegen (als getuige) ontlastende verklaringen afgelegd. Verder heeft [persoon 2] niet onmiddellijk na haar intake aangifte gedaan; zij heeft aanvankelijk (als getuige) ontlastende verklaringen afgelegd. Het is dan ook niet aannemelijk dat zij uiteindelijk wel aangifte heeft gedaan als gevolg van aansturing tijdens het intakegesprek.

4 Overigens had [persoon 2] al vóór haar intakegesprek belastend verklaard, namelijk tijdens haar aangifte van mishandeling door verdachte op 14 december [persoon 3] en [persoon 4] hebben meteen na hun onderscheiden intakes aangifte gedaan. Zij hebben daarna, onder meer bij de rechter-commissaris in aanwezigheid van de verdediging, echter nogmaals belastende verklaringen afgelegd. Gelet hierop is ook ten aanzien van deze aangeefsters niet aannemelijk dat zij als gevolg van aansturing door de verbalisanten belastende verklaringen hebben afgelegd. Bovendien had [persoon 3] al voor haar intakegesprek in het kader van een Belgische strafzaak belastend over verdachte verklaard (in februari 2010). Sturing door de politie tijdens de verhoren? De raadsvrouw heeft onder meer de volgende voorbeelden gegeven van sturende vraagstelling door de politie tijdens het verhoor van [persoon 2] op 29 augustus 2011 (uit de letterlijk uitgewerkte versie van het verhoor): Maar ik, ik, in de eerste instantie vi- wil ik dat je eerst aan jezelf denkt en niet aan de gevolgen eh wat t eventueel kan hebben of naar [verdachte] toe. Wat zou jij als, als je met niemand wat te maken hebt, helemaal met niemand, wat zou je dan willen? Moet ie boeten voor wat ie heeft gedaan? Zit ie terecht waar ie nu zit of is die zielig of zijn al die vrouwen, die maar allemaal wat roepen, zijn die debiel? Ja, ik noem t maar even gechargeerd. Zijn ze allemaal niet goed bij hun hoofd. Die verzinnen maar wat. Ja. [persoon 3] hè? Nou ze heeft precies hetzelfde verhaal verteld. Staat in d r aangifte. Precies. (op de vraag van [persoon 2] of verdachte tijdens de terechtzitting vragen mag stellen) Hij mag helemaal geen vragen stellen. Hij is debiel. Ja, sorry. Ehm oké. Nou ik heb heel veel verklaringen, heel veel verklaringen van je opgenomen hè? Eh ik heb de intake met je gedaan en eh toen zijn [persoon] en ik eh getuigen. Ja, ik ga je m toch maar eh stellen, in hoeverre werd jij gedwongen om als prostituee te gaan werken? Want ik hoor eh voordat je antwoordt, hebben diverse getuigeverklaringen...waarin meisjes verklaren dat als d r iemand het werk niet graag deed, dat jij dat wel was. Ja, is ie zo geweldig in bed dat je dat allemaal eh? Verder heeft de raadsvrouw verwezen naar wat [persoon 1] op 25 november 2011 bij de rechtercommissaris heeft verklaard over de houding van de politie (verbalisant [verbalisant 1]): - Ik heb geen aangifte gedaan. Toen ik dat wilde doen, kreeg ik [verbalisant 1] aan de telefoon. Zij zei toen dat ik moest praten met [persoon 2]. Ik heb niks meer gehoord. Mijn ervaring met de politie is niet zo best. Het lijkt of [verbalisant 1] [persoon 2] loopt te beschermen of haar leven ervan afhangt. Ik heb ook wel eens een discussie gehad met [verbalisant 1]. Zij wilde me tijdens het verhoor woorden in de mond leggen. De hiervoor weergegeven voorbeelden moeten inderdaad worden aangemerkt als sturende vraagstelling. Er worden suggestieve en zelfs provocerende opmerkingen gemaakt. Verder is de vraag of [persoon 2] gedwongen als prostituee werkte, niet open gesteld. Voordat [persoon 2] antwoordde, meldde de verbalisant namelijk al dat zij had gehoord dat [persoon 2] haar werk niet graag deed. Daarmee maakte de verbalisant zich schuldig aan het woorden in de mond leggen, wat volgens [persoon 1] ook het geval was tijdens haar verhoor. Dat de verklaringen van [persoon 2] en/of [persoon 1] zijn beïnvloed door de sturende vraagstelling is echter niet aannemelijk geworden. [persoon 2] heeft na haar verklaring op 29 augustus 2011 namelijk meerdere overwegend gelijkluidende verklaringen afgelegd, waaronder een verklaring bij de rechter-commissaris en een verklaring ter terechtzitting. Verder heeft [persoon 1] steeds ontlastende verklaringen afgelegd. Horen [persoon 2] door politie op 29 augustus 2011 buiten aanwezigheid verdediging

5 [persoon 2] is op 29 augustus 2011 buiten aanwezigheid van de raadsvrouw gehoord. De raadsvrouw was niet uitgenodigd het verhoor bij te wonen. Nu de rechtbank op 23 augustus 2011 ter terechtzitting had beslist dat [persoon 2] bij de rechter-commissaris (in aanwezigheid van de verdediging) moest worden gehoord, levert dit, ook al is de aangifte door de politie opgenomen na overleg met en met toestemming van de officier van justitie en de rechter-commissaris, een onherstelbaar vormverzuim op. De verdediging is hierdoor in haar belangen geschaad. Het kunnen bijwonen van een verhoor van een getuige is in beginsel altijd in het belang van de verdediging en in het geval van [persoon 2] gold dit des te meer. Zij had immers tot op dat moment wisselend verklaard: belastend tijdens haar aangifte van 14 december 2009 en ontlastend tijdens de intrekking van voornoemde aangifte en haar verhoren op 16 en 17 mei 2011 en 23 juni Juist op 29 augustus 2011 zou zij, zo was al bekend bij de politie, aangifte gaan doen en dus weer belastend gaan verklaren. De officier van justitie heeft gesteld dat zij toestemming heeft gegeven de aangifte van [persoon 2] op 29 augustus 2011 op te nemen, omdat zij [persoon 2] anders geen opvang en hulp zou kunnen bieden. Niet valt echter in te zien dat de officier van justitie [persoon 2] niet reeds opvang en hulp had kunnen bieden zonder dat zij aangifte had gedaan. Een dergelijke bureaucratische overweging mocht in ieder geval niet een basisrecht van de verdediging opzij zetten. [persoon 2] is later alsnog bij de rechter-commissaris in aanwezigheid van de raadsvrouw gehoord. De rechtbank heeft haar ter terechtzitting gehoord, waarbij de verdediging haar nogmaals heeft kunnen ondervragen. De verdediging heeft dus alsnog twee mogelijkheden gehad, zij het achteraf, om de aangifte op 29 augustus 2011 te toetsen. Slotsom Alles afwegende geeft wat de raadsvrouw heeft aangevoerd, ook als dat in onderling verband en samenhang wordt bezien, geen aanleiding de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte. Er is weliswaar sprake van een onherstelbaar vormverzuim, over de gevolgen waarvan nader, maar geen sprake van een dermate ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, dat daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. 3.4 Schorsing van de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. 4 Waardering van het bewijs 4.1 Inleiding Uit de in de bijlage weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen blijkt en niet ter discussie staat dat verdachte in de in de tenlastelegging onder 1., aanhef, vermelde periode een relatie had met [persoon 2] en met haar en haar minderjarig kind samenwoonde in [plaats 1]; dat [persoon 1], [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5], al dan niet gelijktijdig, bij verdachte en [persoon 2] hebben ingewoond en met hen een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd; dat alle vrouwen prostitutiewerkzaamheden hebben verricht op de Amsterdamse Wallen en, uitgezonderd [persoon 3], in Zwolle; dat verdachte vrijwel altijd op de Wallen aanwezig was als zij daar aan het werk waren; dat hij dan telefonisch bereikbaar was en problemen tussen de vrouwen en klanten oploste en dat hij kamerverhuurder was in de privéhuizen in Zwolle waar het merendeel van de vrouwen tevens prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. De centrale vraag is of kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet in vereniging, zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot genoemde vrouwen in die zin dat hij ze in een uitbuitingssituatie heeft gebracht; daadwerkelijk heeft uitgebuit door ze te dwingen/bewegen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (en huishoudelijke werkzaamheden), en hieruit, al dan niet afgedwongen, (financieel) profijt heeft getrokken.

6 Daarover kan het volgende worden opgemerkt. [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] hebben aangifte gedaan, waarbij ten aanzien van [persoon 2] geldt dat zij wisselend heeft verklaard: eerst belastend, vervolgens ontlastend en uiteindelijk weer belastend voor verdachte. Verdachte heeft ontkennende verklaringen afgelegd. [persoon 1] en [persoon 5] hebben geen aangifte gedaan. Zij hebben als getuigen ontlastende verklaringen afgelegd. De overige getuigen zijn familieleden en bekenden (voor een groot deel werkzaam of werkzaam geweest in de prostitutie) van verdachte en/of de vermeende slachtoffers, die zowel voor verdachte belastende als ontlastende verklaringen hebben afgelegd. Verder bevat het dossier, voor zover van belang, enkele taps (telefoongesprekken gevoerd door verdachte met onder meer één of meer vermeende slachtoffers) en de resultaten van onderzoek naar de financiële huishouding van verdachte en de vermeende slachtoffers in de telkens in de tenlastelegging vermelde perioden. 4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie Ten aanzien van gestelde vormverzuimen Hetgeen de raadvrouw heeft aangevoerd ten aanzien van vormverzuimen in het onderzoek (zie het standpunt van de verdediging met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie) kan niet leiden tot bewijsuitsluiting. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde Bewezen kan worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] en dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [persoon 1]. Ten aanzien van [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] kan [persoon 1] als medepleger worden aangemerkt. Zij heeft [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] ingewerkt, [persoon 5] mede opgenomen, gehuisvest en vervoerd en zij speelde een belangrijke rol bij de werving en start van prostitutiewerkzaamheden, regelde de kamerhuur en bewaarde geld tijdens en na het werk. Ook [persoon 2] kan ten aanzien van [persoon 5] als medepleger worden aangemerkt, omdat zij haar mede heeft opgenomen, gehuisvest en vervoerd. Tot slot kan [persoon 20] als medepleger worden aangemerkt, omdat hij in opdracht van verdachte de vrouwen in de gaten hield als zij op de Wallen aan het werk waren. De ten laste gelegde feitelijke gedragingen kunnen worden bewezen, inclusief de verkrachting van [persoon 3] onder 1. Het bewijsminimum, zoals uitgelegd door de Hoge Raad, vereist niet dat voor bewezenverklaring van elke onder 1 ten laste gelegde feitelijke gedraging twee of meer onafhankelijke bewijsmiddelen zijn vereist. Uit de verklaring van [persoon 4] blijkt onvoldoende dat zij ook in de periode Zwolle is uitgebuit, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft zich ter onderbouwing van wat volgens haar kan worden bewezen slechts uitgelaten over prostitutiewerkzaamheden, niet over de eveneens ten laste gelegde mensenhandel door het dwingen/bewegen tot het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en het daaruit profijt trekken door verdachte. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde Verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling. De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde Verdachte moet worden vrijgesproken van de verkrachting van [persoon 3], omdat, naast de belastende verklaring van [persoon 3], een tweede onafhankelijk bewijsmiddel ontbreekt. Er is dus niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv.

7 Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde De ten laste gelegde mishandeling van [persoon 3] kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde Het ten laste gelegde gewoontewitwassen kan worden bewezen. Het witwassen betreft een groot deel van de verdiensten uit de door [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3]. [persoon 4] en [persoon 5] verrichte prostitutiewerkzaamheden. Verdachte heeft de geldbedragen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet. Concreet gaat het om op de bankrekeningen van [persoon 1], [persoon 2] en verdachte (gezamenlijke rekening) en [persoon 3] gestorte contante geldbedragen, waarvan rekeningen van verdachte en [persoon 2] zijn betaald; een door [persoon 2] in opdracht van verdachte bij de zus van verdachte in bewaring gegeven geldbedrag, dat de zus van verdachte na de aanhouding van verdachte heeft gebruikt om huur en schulden van verdachte en [persoon 2] te betalen; het geld in de huishoudpot, waarover verdachte de beslissingsbevoegdheid had en waaruit alle vaste lasten en kosten voor levensonderhoud werden betaald, en een bedrag van 3.630, - dat de dag na de aanhouding van verdachte van de rekening van [kamerverhuurbedrijf van verdachte] is overgeschreven naar de rekening van [persoon 1] onder vermelding voor bet van belasting ; dit is kennelijk geld dat is veiliggesteld met hulp van [persoon 1]. 4.3 Het standpunt van de verdediging Ten aanzien van vormverzuimen Hetgeen is aangevoerd ten aanzien van vormverzuimen in het onderzoek (zie standpunt van de verdediging met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie) moet subsidiair leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] bij de politie dan wel uitsluiting van het bewijs van de verklaring van [persoon 2] op 29 augustus 2011 bij de politie. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde De verklaringen van [persoon 2] en [persoon 3] zijn onbetrouwbaar. De verklaring van [persoon 4] is betrouwbaar; zij heeft consistent verklaard. Het is echter onbegrijpelijk dat zij aangifte heeft gedaan. Weliswaar blijkt uit haar verklaringen dat verdachte zich heeft bewogen in de wereld van prostitutie, maar ook blijkt dat hij dat deed zonder toepassing van dwang en geweld. De feitelijkheden kunnen niet worden bewezen, omdat de vrije wil van [persoon 4] te groot was. [persoon 1] en [persoon 5] hebben geen aangifte gedaan. Zij hebben ontlastende verklaringen afgelegd. De conclusie is primair dat verdachte moet worden vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van de vijf in de tenlastelegging vermelde vrouwen en subsidiair dat hij in ieder geval moet worden vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van [persoon 1], [persoon 4] en [persoon 5]. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Verdachte ontkent het ten laste gelegde. Het letsel van [persoon 2] kan goed worden verklaard uit het gedrag van een gewelddadige klant op de Wallen. De halters zouden veel meer letsel hebben veroorzaakt. Het in eerste instantie door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario dat het letsel bij [persoon 2] is veroorzaakt door een val van de loopband, is verzonnen om te voorkomen dat de zoon van [persoon 2] onder toezicht zou worden gesteld of uit huis zou worden geplaatst. Subsidiair verdient opmerking dat het bij [persoon 2] geconstateerde letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken, in de eerste plaats omdat niet is voldaan aan het bewijsminimum en in de tweede plaats omdat uit de verklaringen van [persoon 3] onvoldoende blijkt dat sprake was van dwang door verdachte.

8 Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De verklaringen van [persoon 3] worden niet ondersteund door de verklaringen van directe getuigen of op andere wijze. Verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend en vijf getuigen, onder wie twee aangeefsters, hebben verklaard dat er geen geweld werd gebruikt dan wel dat zij geen mishandelingen van [persoon 3] hebben waargenomen. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De geldbedragen die werden verdiend met prostitutiewerkzaamheden door de vrouwen zijn niet afkomstig uit misdrijf. Het geld werd in een gemeenschappelijke pot gestopt, waarin verdachte ook geld verkregen uit zijn hondenhandel stopte. Het geld werd voor iedereen gezamenlijk aangewend, dus iedereen had het voorhanden. Ook het geld op de rekening van [kamerverhuurbedrijf van verdachte] werd gebruikt voor lopende kosten en een gedeelte werd in de pot gestopt. Er zijn geen luxegoederen aangeschaft. 4.4 Het oordeel van de rechtbank Gedeeltelijke vrijspraak van het ten laste gelegde Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde Medeplegen De officier van justitie heeft [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 20] als medeplegers van verdachte aangemerkt. Uit de processtukken kan worden opgemaakt dat [persoon 1] en [persoon 2] met verdachte hebben samengewerkt met betrekking tot de door de officier van justitie genoemde feitelijke gedragingen die onderdeel uitmaken van de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel. Voor de conclusie dat daarbij sprake was van een zodanige samenwerking tussen verdachte enerzijds en [persoon 1] en/of [persoon 2] anderzijds dat deze kan worden aangemerkt als de voor een bewezen verklaring van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, biedt het dossier echter onvoldoende aanknopingspunten. Daarom kunnen zij niet als medeplegers worden beschouwd ten aanzien van de ten laste gelegde mensenhandel (feit 1.). Ten aanzien van de rol van [persoon 20] is onvoldoende informatie voorhanden om te kunnen vaststellen dat tussen hem en verdachte sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot (onderdelen) van de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel. Hij kan dus evenmin als medepleger van verdachte worden aangemerkt. Gezien het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van medeplegen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Verkrachting [persoon 3] Als direct bewijs voor de verkrachting van [persoon 3] bevindt zich in het dossier slechts haar eigen verklaring. Een ander onafhankelijk bewijsmiddel is er niet. De officier van justitie heeft terecht gesteld dat het voorgaande er niet toe leidt dat het bewijsminimum van het tweede lid van artikel 342 Sv aan bewezenverklaring van de verkrachting van [persoon 3] als onderdeel van mensenhandel (feit 1.) in de weg staat. Het bewijsminimum betreft immers de tenlastelegging in zijn geheel en niet een onderdeel daarvan en voor de andere onderdelen van de ten laste gelegde mensenhandel is voldoende steunbewijs. Dat neemt echter niet weg dat de rechtbank uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging moet bekomen dat verdachte [persoon 3] heeft verkracht. Dat is niet het geval. Daarvoor is het directe bewijs te summier en komt aan de inhoud van de bewijsmiddelen voor de andere delen van de ten laste gelegde mensenhandel onvoldoende ondersteunende betekenis toe. Gezien het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van de verkrachting van [persoon 3]. Uitbuiting [persoon 4] periode Zwolle

9 Uit de verklaring van [persoon 4] blijkt onvoldoende dat zij ook in de periode waarin zij prostitutiewerkzaamheden heeft verricht in Zwolle door verdachte is uitgebuit. Verdachte zal worden vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van [persoon 4] in deze periode. Huishoudelijke werkzaamheden De tenlastelegging bevat slechts ten aanzien van [persoon 4] één feitelijke gedraging die betrekking heeft op het gedwongen verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. De rechtbank leidt hieruit af dat de beschuldiging van uitbuiting en/of profijt trekken door verdachte op dit punt slechts op deze aangeefster ziet. Uit het dossier, meer in het bijzonder de verklaringen van [persoon 4], blijkt onvoldoende dat verdachte [persoon 4] heeft uitgebuit door haar te dwingen tot huishoudelijke werkzaamheden en/of hieruit profijt heeft getrokken, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde De onder 2, primair, ten laste gelegde zware mishandeling van [persoon 2] kan niet worden bewezen, nu het bij [persoon 2] geconstateerde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde Voor een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling is vereist dat verdachte de gedragingen heeft verricht met het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Onder 2, subsidiair, is een aantal geweldshandelingen in een korte periode (twee dagen) ten laste gelegd. Het schoppen in de richting van het hoofd, het slaan met halters tegen de benen en het slaan tegen het gezicht en lichaam, hebben volgens de verklaring van [persoon 2] van 14 december 2009 op afzonderlijke momenten plaatsgevonden. Dit betekent dat ten aanzien van de drie geweldshandelingen afzonderlijk de vraag moet worden gesteld of er sprake is van opzet op (poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord ten aanzien van het slaan met halters tegen de benen en het slaan tegen het gezicht en lichaam, zodat verdachte ten aanzien van deze geweldshandelingen moet worden vrijgesproken van poging tot zware mishandeling. Wel kunnen deze geweldshandelingen als de meer subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling worden bewezen. Onder de bewijsoverwegingen volgt de motivering dat het schoppen in de richting van het hoofd als een poging tot zware mishandeling kan worden bewezen Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde De onder 3 ten laste gelegde verkrachting van [persoon 3] kan niet worden bewezen, omdat het dossier behalve de belastende verklaringen van [persoon 3] geen bewijs bevat dat niet van [persoon 3] als bron afkomstig is, zodat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv.. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken Bewijsoverwegingen Bewijsuitsluiting vanwege vormverzuimen? Gelet op wat de rechtbank in rubriek heeft overwogen ten aanzien van hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd over vormverzuimen in het onderzoek (zie standpunt van de verdediging met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie) bestaat geen aanleiding tot bewijsuitsluiting. Ten aanzien van het vastgestelde onherstelbare vormverzuim bij het verhoor van [persoon 2] op 29 augustus 2011 (de afwezigheid van de verdediging bij het verhoor) geldt dat niet is gebleken dat dit de verklaring van [persoon 2] heeft beïnvloed, zodat niet kan worden geconcludeerd dat het bewijsmateriaal door het vormverzuim is verkregen

10 (vergelijk HR 19 februari 2013, ECLI:NL:PHR:2013:BY5322). Bovendien is de verdediging later alsnog in de gelegenheid gesteld [persoon 2] te ondervragen. Dit maakt dat de in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) vervatte waarborg van een eerlijk proces niet in aanzienlijke mate is geschonden Waardering van de verklaringen van de vermeende slachtoffers In zijn algemeenheid moet zorgvuldig worden omgegaan met de waardering van verklaringen van getuigen in strafzaken. In mensenhandel zaken geldt dat de betrouwbaarheid van belastende verklaringen van vermeende slachtoffers onder druk kan komen te staan door wraakgevoelens, het belang dat het slachtoffer heeft bij het verkrijgen van een vergunning in het kader van de verblijfsregeling Mensenhandel of het vooruitzicht op andere voorzieningen als onderdak en hulp bij de opvang van eventuele kinderen. Ook de betrouwbaarheid van ontlastende verklaringen van vermeende slachtoffers kan negatief beïnvloed worden door gevoelens van angst of loyaliteit of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan die welke ten grondslag liggen aan de strafwetgeving over mensenhandel. Het spanningsveld voor wat betreft de bewijswaardering in deze zaak is vooral gelegen in de omstandigheid dat vermeende slachtoffers [persoon 1] en [persoon 5] geen aangifte hebben gedaan en ontlastende verklaringen afgelegd, terwijl vermeende slachtoffer [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4], wel aangifte hebben gedaan en belastende verklaringen hebben afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van laatstgenoemden als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Aangeefsters hebben consistente en coherente verklaringen afgelegd en hun verklaringen komen op belangrijke onderdelen overeen. Zo verklaren zij gelijkluidend over incidenten en/of details als het door verdachte worden gedwongen s nachts naar huis te rennen om af te vallen, het van verdachte tijdens hun prostitutiewerk ter controle moeten sturen van sms jes met codes waaruit blijkt hoeveel de klant betaalde en het van verdachte met een webcam moeten opnemen van hun seksuele activiteiten met klanten. Verder vinden hun verklaringen op onderdelen steun in de verklaringen van getuigen [persoon 6], [persoon 19] en ander bewijsmateriaal, zoals taps en financiële gegevens. De taps bieden bijvoorbeeld ondersteuning op het punt van dwangmatig optreden van en controle door verdachte. De financiële gegevens tonen aan dat telkens contante kasstortingen op rekeningen van sommige vrouwen werden gedaan en dat vervolgens rekeningen ten behoeve van verdachte werden betaald, hetgeen erop duidt dat zij niet (onmiddellijk) konden beschikken over het volledige hen toekomende deel van hun verdiensten. Gelet op het voorgaande maakt de omstandigheid dat [persoon 2] wisselend (belastend dan wel ontlastend) heeft verklaard, niet dat zij als een onbetrouwbare getuige moet worden aangemerkt en dat geen waarde kan worden gehecht aan haar belastende verklaringen. Verder is van belang dat zij de partner van verdachte was en dat zij samen de zorg hadden voor haar zoon, zodat zij van alle vrouwen waarschijnlijk het meest, emotioneel en anderszins, verbonden was met, en afhankelijk was van, verdachte. Het wekt dan ook geen bevreemding dat zij onder zijn invloed dan wel druk is teruggekomen op haar aangifte van 14 december 2009 en dat zij na de aanhouding van verdachte op 9 mei 2011 aanvankelijk ontlastend voor hem heeft verklaard. Verder geeft de omstandigheid dat [persoon 3] psychische problemen had, anders dan gesteld door de raadsvrouw, geen aanleiding haar verklaringen onbetrouwbaar te achten, gelet op wat hiervoor is overwogen over haar consistente en coherente verklaringen en de omstandigheid dat haar verklaringen voldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. In het kader van de ontvankelijkheid van de officier van justitie is al overwogen dat niet is gebleken dat de verklaringen van aangeefsters door sturing van de politie zijn beïnvloed. Bijzondere aandacht verdienen vervolgens de ontlastende verklaringen van [persoon 1] en [persoon 5], die bij herhaling hebben verklaard niet door verdachte te zijn uitgebuit en de verklaringen van aangeefsters derhalve hebben tegengesproken.

11 De rechtbank hanteert hierbij als beoordelingskader dat niet te snel kan worden aangenomen dat het niet anders kan zijn dan dat deze getuigen in strijd met de waarheid hebben verklaard. Andere, zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen zullen voldoende duidelijkheid moeten bieden over de ten laste gelegde feiten. Aan deze eis wordt niet voldaan als de bewijswaarde van de gepresenteerde bewijsmiddelen is gelegen op de ondergrens van de bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, Sv. Ten aanzien van de ontlastende verklaringen van [persoon 1] en [persoon 5] is van belang dat zij, anders dan aangeefsters, niet met verdachte hebben gebroken, althans dat was niet het geval op het moment dat zij hun verklaringen hebben afgelegd. [persoon 1] heeft immers bij de rechtercommissaris verklaard dat zij van verdachte houdt en [persoon 5] dat zij een relatie met hem wil als hij vrijkomt en dat zij denkt dat verdachte dit ook wil. Gelet hierop is aannemelijk dat hun verklaringen over verdachte in positieve zin zijn gekleurd. Zij hebben bijvoorbeeld feitelijke gedragingen van verdachte, waarover aangeefsters hebben verklaard en die objectief gezien als dwang moeten worden aangemerkt, zoals het zich bemoeien met het eetpatroon van de vrouwen en het vrijwel altijd aanwezig zijn op de Wallen als de vrouwen aan het werk waren, niet als zodanig aangemerkt. Ook komt uit de verklaringen van alle vrouwen naar voren dat zij in een problematische situatie verkeerden toen verdachte hen hulp bood en dat hij met elke vrouw afzonderlijk een relatie aanging, waarbij veelal sprake was van seks. Hoewel begrijpelijk is dat [persoon 1] en [persoon 5] hun afzonderlijke situaties met verdachte gelet op hun afhankelijkheid van hem niet als negatief beleefden, moet objectief gezien worden geconcludeerd dat verdachte misbruik maakte van hun kwetsbare situatie en dat hij de vrouwen tegen elkaar uitspeelde. Voorts hebben [persoon 1] en [persoon 5] (telkens) verklaard dat in december 2009 letsel bij [persoon 2] was ontstaan doordat zij van de loopband was gevallen, terwijl, mede op grond van de verklaring van verdachte, vaststaat dat dit een door verdachte verzonnen (en met onder meer [persoon 1] en [persoon 5] afgesproken) verhaal was om de ware oorzaak van het letsel verborgen te houden. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [persoon 1] en [persoon 5]. Gelet op het voorgaande geven de ontlastende verklaringen van [persoon 1] en [persoon 5] geen aanleiding de belastende verklaringen van aangeefsters onbetrouwbaar dan wel ongeloofwaardig te achten. De verklaringen van aangeefsters, bezien in onderling verband en samenhang met de verklaringen van [persoon 1] en [persoon 5] en het andere hiervoor vermelde belastende bewijsmateriaal, bieden voldoende wettig en overtuigend bewijs om mensenhandel ten aanzien van zowel aangeefsters als [persoon 1] en [persoon 5] bewezen te verklaren. Ten aanzien van [persoon 1] en [persoon 5] geldt dat er voldoende andere belastende bewijsmiddelen zijn, zodat niet kan worden gezegd dat de bewijswaarde van de bewijsmiddelen is gelegen op de ondergrens van de bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, Sv. Tot slot is van belang dat de ontkennende verklaringen van verdachte, die de verklaringen van aangeefsters tegenspreken, weinig overtuigend zijn. Zo komt uit het dossier naar voren dat hij afspraken maakte met de vrouwen over wat moest worden verklaard bij de politie, kennelijk om zijn eigen kwade rol te verdoezelen Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde Uitgangspunten bewijswaardering ten aanzien van feit 1 Ten aanzien van het bewijzen van de feitelijke gedragingen geldt het volgende. Het bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 342, tweede lid, Sv geldt voor de gehele tenlastelegging, niet voor elk onderdeel ervan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (zie onder meer ECLI:NL:HR:2012:BQ6144). Toepassing van voormeld criterium betekent in de onderhavige zaak dat in sommige gevallen op grond van

12 de verklaring van één getuige een in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedraging wordt bewezen, indien die verklaring niet op zichzelf staat. Voorts is bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een dwangmiddel als bedoeld in artikel 273f Sr gekeken naar de bewezenverklaarde feitelijke gedragingen in onderlinge samenhang. Dat sprake is van een dwangmiddel is dus niet uitsluitend rechtstreeks afgeleid uit individuele in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedragingen. Oogmerk van uitbuiting (artikel 273f, eerste lid, sub 1, Sr.) In relatie tot de seksindustrie spreken de wetgever en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren (zie HR 5 februari 2002, LJN : AD5235, waarin wordt verwezen naar de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel waarmee art. 250ter (oud) Sr werd geïntroduceerd. Art. 250ter (oud) en art. 250a (oud) Sr zijn voorlopers van het huidige art. 273f Sr.) De aard van het te verrichten werk is in deze uitleg van groot gewicht. Bij gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie is per definitie sprake van uitbuiting, de lichamelijke integriteit is dan altijd in het geding. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de vrouwen onder dwang, hierna te beschrijven, door verdachte (met toepassing van de verschillende in artikel 273f Sr. vermelde dwangmiddelen) prostitutiewerkzaamheden hebben verricht. Reeds hierom kan uitbuiting worden bewezen. Dat verdachte het oogmerk op uitbuiting had bij het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen van de vrouwen volgt uit de omstandigheid dat hij zelf degene was die vervolgens de vrouwen onder zijn dwang de prostitutiewerkzaamheden liet verrichten. Dat een aantal vrouwen vrijwillig voor de prostitutie had gekozen en/of daarin al eerder werkzaam was geweest, maakt een en ander niet anders. Algemene beschouwing ten aanzien van de bewezen verklaarde mensenhandel De essentie van de bewezen verklaarde mensenhandel door verdachte laat zich als volgt omschrijven. Voor alle slachtoffers geldt dat zij een problematisch verleden hebben, dat zij in het leven niemand hadden om op terug te vallen en zich om die reden in een kwetsbare positie bevonden. Verdachte heeft misbruik gemaakt van die kwetsbare positie. Hij heeft zich ten opzichte van een ieder van hen opgeworpen als redder en beschermer. Hij is met meerdere vrouwen een seksuele relatie aangegaan, waarbij hij het ten opzichte van ieder van hen heeft doen voorkomen alsof zij de enige voor hem was. Bij anderen heeft hij zich opgeworpen als grote broer, de persoon die hen begreep en bij wie zij terecht konden. Verdachte leek de vrouwen daarmee de aandacht, bescherming en veiligheid te geven waar ze naar op zoek waren, maar uiteindelijk bleek dit schijn. Verdachte verlangde immers een tegenprestatie, te weten de onderwerping aan zijn controle bij de uitoefening van hun werkzaamheden. Verdachte bepaalde tot hoe laat er gewerkt werd en hoe er gewerkt werd. Verder bepaalde hij voor hoeveel er gewerkt werd en wat er met de opbrengsten gebeurde. De verdiensten van de vrouwen moesten aan verdachte worden afgestaan en werden vervolgens, de verdiensten van [persoon 4] uitgezonderd (omdat zij geen vast meisje was), in een gezamenlijke pot gedaan. Hoewel niet exact kan worden vastgesteld op welke wijze, werd dat geld vervolgens onder regie van verdachte deels aangewend voor het huishouden en andere uitgaven en deels contant op de rekeningen van de vrouwen gestort. Dat laatste betekende overigens niet dat de aldus op die rekeningen gestorte bedragen geheel aan de desbetreffende rekeninghoudster(s) ten goede kwamen, aangezien op grond van de verschillende bankrekeninggegevens moet worden aangenomen dat (ook hier: zij het niet in exact vast te stellen omvang) vanaf die rekeningen ook bedragen werden overgemaakt ten behoeve van verdachte. Als de vrouwen niet voldeden aan de eisen van verdachte, dan werden zij door hem gestraft, in de vorm van geweld, dwang en manipulatie. Concluderend waren de vrouwen in de ten laste gelegde periodes allerminst vrij zelf te beslissen over de invulling van hun werkzaamheden als prostituee.

13 Ten aanzien van het onder 2, subsidiair ten laste gelegde In de tenlastelegging is als één van de uitvoeringshandelingen van de poging tot zware mishandeling opgenomen dat verdachte [persoon 2] (met kracht) op/tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt. Dat verdachte op/tegen het hoofd van [persoon 2] heeft getrapt en/of geschopt, kan gelet op de verklaring van [persoon 2] van 14 december 2009 niet worden bewezen, wel dat hij in de richting van het hoofd van [persoon 2] heeft geschopt. Bewezenverklaring van schoppen in de richting van het hoofd, terwijl schoppen op/tegen het hoofd is ten laste gelegd, levert in dit geval geen ongeoorloofde, zogenaamde denaturering van de tenlastelegging op. Gelet op de verklaring van aangeefster, die slechts over schoppen door verdachte op één bepaald moment heeft verklaard, is zonder meer duidelijk op welke handeling van verdachte de tenlastelegging doelt en die handeling wordt ook bewezen verklaard. In dat licht bezien is geen sprake van bewezenverklaring van een wezenlijk andere handeling dan de ten laste gelegde handeling. [persoon 2] heeft verklaard dat zij de trappen in de richting van haar hoofd heeft opgevangen met haar armen en dat haar armen hierdoor blauw waren, hetgeen wordt ondersteund door de foto s van het letsel van [persoon 2] en de letselverklaring, die zijn opgenomen in het bewijsmiddelenoverzicht. Uit een en ander blijkt dat verdachte met kracht in de richting van het hoofd heeft getrapt. Gelet hierop en omdat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is, was de kans aanmerkelijk dat verdachte door het trappen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen aan (het hoofd van) [persoon 2]. Dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard volgt uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen het met kracht meerdere malen schoppen in de richting van het hoofd en ook is in dit verband van belang de omstandigheid dat hij heeft gezegd dat hij [persoon 2] in het ziekenhuis zou slaan of dood zou maken. Dit laatste zegt iets over de mentale staat waarin verdachte verkeerde op het moment van het schoppen. Gezien het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte met het opzet [persoon 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen heeft geschopt in de richting van haar hoofd Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde Voor zover de raadsvrouw heeft gesteld dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv. deelt de rechtbank deze stelling niet. De verklaringen van aangeefster [persoon 3] over de mishandelingen worden ondersteund door de verklaringen van [persoon 2] en [persoon 6] en er is een letselverklaring in het dossier opgenomen, die ziet op de mishandeling waarbij de tand van [persoon 3] is afgebroken. Het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario voor de ten laste gelegde mishandeling waardoor een tand van [persoon 3] is afgebroken, is niet aannemelijk. Als de tand was afgebroken door een epileptische aanval van [persoon 3], zoals verdachte heeft gesteld, lag het voor de hand dat zij dat aan de arts die zij heeft bezocht zou hebben meegedeeld. Vast staat echter dat zij de arts heeft verteld dat haar letsel was ontstaan tijdens het thaiboksen. Hierdoor worden de verklaringen van [persoon 3] en [persoon 2] (die van de laatste afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2012) dat het letsel door verdachte is veroorzaakt tijdens een mishandeling ondersteund, in die zin dat [persoon 3] zich klaarblijkelijk niet vrij voelde de ware oorzaak voor haar letsel te delen met de behandelend arts Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde Uit het dossier komt naar voren dat de vrouwen geld dat zij met prostitutiewerkzaamheden hadden verdiend, hebben afgestaan aan verdachte en dat dit geld in een kluis ( de gezamenlijke huishoud pot ) is gestopt. Verdachte besliste wat er met dit geld gebeurde. Uit de verklaring van [persoon 2] ter terechtzitting van 3 september 2012 blijkt dat met het geld uit de kluis huishoudelijke rekeningen werden betaald (huur, gas, water en licht), huishoudelijke of andere aankopen werden gedaan (onder meer ten behoeve van de zoon van [persoon 2]) en dat verdachte ook geld (uitsluitend) voor zichzelf gebruikte, bijvoorbeeld door aankopen te doen voor zijn familie of te investeren in zijn hondenhandel. Verder heeft de zus van verdachte verklaard dat verdachte en [persoon 2] twee keer bij haar thuis zijn geweest om geld te brengen,

14 dat [persoon 2] dan geld overhandigde en dat zij dat geld de eerste keer uit een kluisje haalde. Volgens de zus van verdachte was het de bedoeling dat zij het geld zou bewaren, maar heeft zij het, nadat verdachte was aangehouden, gebruikt om rekeningen voor hem te betalen. Ten aanzien van het geld in de kluis dat (op voormelde wijze) is gebruikt, is sprake van de witwashandeling omzetten en ten aanzien van het geld dat verdachte heeft overhandigd aan zijn zus in eerste instantie ook van overdragen. Uit de resultaten van het financiële onderzoek blijkt dat op de bankrekeningen van [persoon 1], [persoon 3] en [persoon 2] en verdachte (gezamenlijke rekening) veelvuldig contante geldbedragen zijn gestort. Dit gebeurde gedurende de periode dat [persoon 1], [persoon 3] en [persoon 2] voor verdachte in de prostitutie werkten, zodat aannemelijk is dat de stortingen geld betreffen dat voornoemde vrouwen met prostitutiewerkzaamheden hadden verdiend. Verder blijkt dat van voornoemde bankrekeningen rekeningen van verdachte dan wel van [persoon 2] en verdachte, die elkaars partner waren en een gezamenlijke financiële huishouding hadden, zijn betaald. Uit het dossier volgt dat het betalen van de rekeningen in opdracht van verdachte gebeurde, zodat hij zich ook op deze wijze heeft schuldig gemaakt aan een witwashandeling, te weten (medeplegen van ) omzetten van de betreffende geldbedragen die waren verdiend met onder dwang van verdachte verrichte prostitutiewerkzaamheden en dus afkomstig waren uit de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel. Uit het voorgaande volgt dat naast verdachte ook [persoon 2], [persoon 1] en [persoon 3] als medeplegers van gewoontewitwassen moeten worden aangemerkt Bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, in de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011 te Arnhem en/of Zwolle en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] (sub 1) en die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten: prostitutiewerkzaamheden, (sub 4) en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] (sub 6) en die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] met of voor een derde, (sub 9)

15 bestaande die dwang en dat geweld en die één of meer andere feitelijkheden en die dreiging met geweld en andere feitelijkheden en die misleiding en dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen en dat dwingen of bewegen en dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte, ten aanzien van [persoon 1] in de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011, terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 1] en terwijl hij wist dat die [persoon 1] van haar familie geen of onvoldoende steun kreeg en/of niet bij haar familie en/of anderen terecht kon die [persoon 1] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen en die [persoon 1] (verder) heeft geïsoleerd van haar familie en/of vrienden en met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte, die [persoon 1] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven, zij prostitutiewerkzaamheden moest (blijven) verrichten, en die [persoon 1] meermalen heeft vervoerd naar de Amsterdamse Wallen en naar een privéhuis in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en terwijl die [persoon 1] prostitutiewerkzaamheden verrichte als beveiliger voor die [persoon 1] heeft gewerkt en (zodoende) in de buurt van die [persoon 1] is gebleven en (zodoende) die [persoon 1] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en terwijl hij wist dat die [persoon 1] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en terwijl hij tevens (seksuele) relaties met haar huisgenoten en/of vriendinnen onderhield een (seksuele) relatie met die [persoon 1] is aangegaan en heeft onderhouden en [persoon 1] tegen die huisgenoten en/of vriendinnen heeft uitgespeeld en die [persoon 1] heeft gezegd en de indruk heeft gegeven dat zij zijn, verdachtes, nummer één was en gezegd dat hij van haar houdt, en die [persoon 1] heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en een deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 1] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 1] slechts een deel van die verdiensten heeft laten houden en die [persoon 1] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en de camerabeelden van de werkzaamheden die [persoon 1] met haar klant(en) uitvoerde heeft bekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [persoon 1] met haar klanten heeft gecontroleerd en die [persoon 1] heeft opgedragen te allen tijde bereikbaar te zijn en die [persoon 1] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd op het gebruik van alcohol (whisky) in haar cola, aangezien hij dat beslist niet wilde, en

16 die [persoon 1] heeft geslagen en/of geschopt en een scheve kaak heeft geslagen en/of letsel (onder meer blauwe plekken) heeft toegebracht en/of pijn bij die [persoon 1] heeft veroorzaakt en ten aanzien van die [persoon 2] in de periode van 1 juni 2006 tot en met 9 mei 2011 terwijl hij een (seksuele) relatie met die [persoon 2] onderhield en wist dat die [persoon 2] verliefd op hem was en van hem hield en terwijl hij het kind van die [persoon 2] had erkend en/of zich als vader van dat kind had opgeworpen tegen die [persoon 2] heeft gezegd dat zij mee moest naar Amsterdam en in de prostitutie moest gaan werken, omdat hij, verdachte, de relatie anders zou beëindigen en die [persoon 2] De Wallen heeft laten zien en daar wegwijs heeft gemaakt in de prostitutie en in de prostitutie heeft gebracht en nadat die [persoon 2] een keer een pooier in haar werkkamer binnen had gelaten die [persoon 2] in elkaar heeft geslagen en getrapt en heeft gedreigd die [persoon 2] met glas in haar gezicht te snijden, omdat zij die pooier niet binnen had mogen laten en die [persoon 2] meermalen heeft vervoerd van en naar de Amsterdamse Wallen en van en naar seksclubs in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en terwijl die [persoon 2] prostitutiewerkzaamheden verrichte als beveiliger voor die [persoon 2] heeft gewerkt en (zodoende) in de buurt van die [persoon 2] is gebleven en (zodoende) die [persoon 2] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en die [persoon 2] heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en een deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 2] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 2] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 2] slechts een deel van die verdiensten heeft laten houden en die [persoon 2] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en de camerabeelden van de werkzaamheden die [persoon 2] met haar klant(en) uitvoerde heeft bekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [persoon 2] met haar klanten heeft gecontroleerd en die [persoon 2] heeft opgedragen te allen tijde bereikbaar te zijn en die [persoon 2] meermalen heeft mishandeld en die [persoon 2] heeft gedwongen tot het intrekken van de aangifte van (zware) mishandeling die zij in december 2009 tegen hem, verdachte, had gedaan door tegen haar te zeggen dat hij haar alléén zou helpen om uit handen van het AMK te blijven als zij die aangifte in zou trekken en samen met die [persoon 2] het verhaal te bedenken dat het letsel dat in december 2009 bij haar was ontstaan, door een val van een loopband was veroorzaakt en die [persoon 2] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [persoon 2] wel en niet mocht eten en die [persoon 2] naar huis heeft laten rennen (indien zij zich niet aan het dieet had gehouden dat haar was opgelegd) en tegen die [persoon 2] heeft gezegd dat die [persoon 2] buiten moest slapen als zij niet binnen een bepaalde tijd naar huis gerend was en die [persoon 2] afvaloefeningen heeft gegeven, die zij vervolgens onder toezicht van hem, verdachte, moest doen en terwijl hij, verdachte, (seksuele) relaties met haar huisgenoten en/of vriendinnen onderhield die [persoon 2] tegen die huisgenot en/of vriendinnen heeft uitgespeeld en ten aanzien van [persoon 3] in de periode van 1 januari 2006 tot 1 april 2009,

17 terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 3] en terwijl hij wist dat die [persoon 3] van haar familie geen of onvoldoende steun kreeg en/of niet bij haar familie en/of anderen terecht kon en/of bij haar familie was weggelopen die [persoon 3] heeft meegenomen vanuit Curaçao naar Nederland en haar het gevoel heeft gegeven dat zij bij hem, verdachte, terecht kon en een (seksuele) relatie met die [persoon 3] is aangegaan en heeft onderhouden, en die [persoon 3] (verder) heeft geïsoleerd van haar familie en/of haar vrienden en die [persoon 3] (meermalen) heeft gezegd dat haar familie haar toch niet wilde zien en die [persoon 3] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen en met gebruikmaking van eerdergenoemde gevoelens voor hem die [persoon 3] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten, en die [persoon 3] 'De Wallen' heeft laten zien en die [persoon 3] daar wegwijs heeft gemaakt in de prostitutie en in de prostitutie heeft gebracht, en een werkkamer voor die [persoon 3] heeft geregeld en/of heeft laten regelen, en die [persoon 3] van en naar haar werk in de prostitutie heeft gebracht op de Wallen te Amsterdam en die [persoon 3] heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen, en die [persoon 3] in de waan heeft gelaten dat hij, verdachte, het door haar in de prostitutie verdiende geld voor haar zou sparen voor een beter leven en/of voor een ondernemingsplan en/of voor een investering in de honden van verdachte en een deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 3] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 3] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 3] slechts een deel van die verdiensten heeft laten houden, en terwijl hij wist dat die [persoon 3] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en/of familiaire gevoelens voor hem had en terwijl hij tevens (seksuele) relaties met haar huisgenoten en/of vriendinnen onderhield een (seksuele) relatie met die [persoon 3] is aangegaan en heeft onderhouden en die [persoon 3] tegen die huisgenoten en/of vriendinnen heeft uitgespeeld en die [persoon 3] heeft opgedragen 30 euro per klant te vragen in plaats van 50 euro, omdat die [persoon 3] zwart was en terwijl die [persoon 3] prostitutiewerkzaamheden verrichtte in de buurt van die [persoon 3] is gebleven en die [persoon 3] (nauwlettend) in de gaten heeft (laten) (ge)houden, en die [persoon 3] heeft opgedragen hem, verdachte een sms-bericht te sturen op het moment dat er een klant binnenkwam zodat hij kon controleren hoeveel klanten zij had ontvangen en die [persoon 3] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en de camerabeelden van de werkzaamheden die [persoon 3] met haar klant(en) uitvoerde heeft uitgekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [persoon 3] met haar klanten heeft gecontroleerd en die [persoon 3] heeft verboden om te gaan zitten achter het raam en die [persoon 3] meermalen heeft geslagen en/of geschopt en die [persoon 3] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [persoon 3] wel en niet mocht eten en die [persoon 3] vitaminesupplementen heeft laten slikken en

18 tegen die [persoon 3] heeft gezegd dat zij 10 kilo moest afvallen en op de Wallen langs de werkplek van die [persoon 3] is gelopen met eten (een hamburger van McDonalds), terwijl die [persoon 3] achter het raam stond en die [persoon 3] heeft verboden prostitutiewerkzaamheden te verrichten op de Amsterdamse Wallen, als zij niet meer voor hem, verdachte, zou werken en nadat die [persoon 3] het door haar verdiende geld had teruggevraagd tegen die [persoon 3] heeft gezegd: Je bent met niks gekomen en je gaat met niks weg en ten aanzien van [persoon 4] in de periode van 1 januari 2007 tot en met 27 april 2009, terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 4] en terwijl hij wist dat die [persoon 4] van huis was weggelopen en niet bij haar familie of anderen terecht kon en dat die [persoon 4] door Jeugdzorg werd begeleid en dat die [persoon 4] tegen hem, verdachte, opkeek, die [persoon 4] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen, en nadat die [persoon 4] door haar toenmalige vriendje was geslagen en zij hem, verdachte, en zijn huisgenoten daardoor nodig had, die [persoon 4] heeft gevraagd naar Amsterdam te komen en met die [persoon 4] op De Wallen is gaan rondlopen en heeft geregeld of laten regelen dat die [persoon 4] een raam kon huren en die [persoon 4] wegwijs heeft gemaakt in de raamprostitutie en die [persoon 4] met de auto heeft vervoerd van en naar de Amsterdamse Wallen, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en die [persoon 4] werkkleding heeft verschaft waaronder een BH met siliconenborsten en gebruikmakend van haar familiaire gevoelens voor hem, verdachte, die [persoon 4] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden, en een groot deel van de verdiensten (de helft) uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van [persoon 4] heeft laten afstaan aan hem, verdachte en die [persoon 4] heeft voorgehouden dat zij een schuld had bij hem, verdachte, en/of bij (een) ander(en) had opgebouwd met betrekking tot niet betaalde kamerhuur en terwijl die [persoon 4] prostitutiewerkzaamheden verrichtte in de buurt van die [persoon 4] is gebleven en die [persoon 4] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden en/of heeft laten houden, en dreigende woorden tegen die [persoon 4] heeft gebruikt en/of intimiderend tegen die [persoon 4] heeft geschreeuwd, en die [persoon 4] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [persoon 4] wel en niet mocht eten en die [persoon 4] naar huis heeft laten rennen (indien zij zich niet aan het dieet had gehouden dat haar was opgelegd) en tegen die [persoon 4] heeft gezegd dat die [persoon 4] buiten moest slapen, als zij niet binnen een bepaalde tijd naar huis gerend was en die [persoon 4] afvaloefeningen heeft gegeven, die zij vervolgens onder toezicht van hem, verdachte, moest doen en die [persoon 4] heeft verboden mannelijke vrienden in de woning te ontvangen en ten aanzien van [persoon 5] in de periode van 1 februari 2009 tot en met 9 mei 2011, terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 5] en terwijl hij wist dat zij gedurende een langere periode voor (een) (gewelddadige) Hongaarse pooier(s) had gewerkt en/of hij wist dat die [persoon 5] in Nederland nergens terecht kon en/of dat die [persoon 5] geen beroep kon doen op familie en/of vrienden en/of de Nederlandse taal niet, althans onvoldoende, machtig was

19 die [persoon 5] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen en een (seksuele) relatie met die [persoon 5] is aangegaan en heeft onderhouden en met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte die [persoon 5] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven, zij prostitutiewerkzaamheden moest (blijven) verrichten, en die [persoon 5] van en naar haar werk in de prostitutie heeft vervoerd op de Wallen te Amsterdam en in een privéhuis in Zwolle en terwijl die [persoon 5] prostitutiewerkzaamheden verrichtte als beveiliger voor die [persoon 5] heeft gewerkt en (zodoende) in de buurt van die [persoon 5] is gebleven en die [persoon 5] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en terwijl hij wist dat die [persoon 5] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en terwijl hij (tevens) (seksuele) relaties met haar huisgenoten en/of vriendinnen onderhield een (seksuele) relatie met die [persoon 5] is aangegaan en heeft onderhouden en die [persoon 5] tegen die huisgenoten en/of vriendinnen heeft uitgespeeld en die [persoon 5] heeft gezegd en/of de indruk heeft gegeven dat zij zijn, verdachtes, nummer één was en/of heeft gezegd dat hij van haar houdt, en/of dat hij met die [persoon 5] een toekomst wil opbouwen en die [persoon 5] heeft opgedragen het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en een deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 5] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 5] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 5] slechts een deel van die verdiensten heeft laten houden; ten aanzien van het onder 2, subsidiair, ten laste gelegde, op een tijdstip in de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [persoon 2], zijnde zijn, verdachtes, levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met kracht in de richting van het hoofd heeft geschopt; ten aanzien van het onder 2, meer subsidiair, ten laste gelegde, op tijdstippen in de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem, telkens opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [persoon 2], met kracht in het gezicht en tegen het lichaam heeft gestompt en met gewichten van een halter op de benen heeft geslagen, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde, op tijdstippen in de periode van 8 april 2006 tot en met 1 april 2009 te Arnhem en/of te Amsterdam, telkens opzettelijk mishandelend [persoon 3], met kracht tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor die [persoon 3] het bewustzijn heeft verloren en met kracht met een vuist tegen de borst ter hoogte van het sleutelbeen heeft gestompt en met kracht de keel heeft dichtgeknepen, waardoor die [persoon 3] het bewustzijn heeft verloren; waardoor voornoemde [persoon 3] telkens letsel heeft bekomen, te weten onder meer een afgebroken snijtand, en/of pijn heeft ondervonden; ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde, hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011 te Arnhem en/of te Amsterdam en/of te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) geldbedragen, te weten: een deel van de verdiensten uit de door [persoon 1] en

20 [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] verrichte prostitutiewerkzaamheden, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf. De taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad. In de tenlastelegging, onder 1., is ten aanzien van het deel dat ziet op artikel 273f, eerste lid, sub 4, eerste alternatief, Sr en het deel dat ziet op artikel 273f, eerste lid, sub 9, Sr vermeld dat verdachte met toepassing van één van de voornoemde middelen heeft gedwongen of bewogen tot respectievelijk het beschikbaar stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en tot het hem bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen. De rechtbank heeft één van de voornoemde middelen gelezen als één of meer van de voornoemde middelen en bewezen verklaard. 5 De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6 De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7 Motivering van de straf 7.1. De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en 7 maanden, met aftrek van voorarrest. Van belang zijn de ernst van de feiten, de gevolgen die de feiten hebben voor de slachtoffers, straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en de omstandigheid dat de ernst van het delict mensenhandel steeds meer doordringt tot de maatschappij, wat blijkt uit de verhoging van het strafmaximum voor het delict met ingang van 1 april De strafeis is gebaseerd op de Richtlijn voor strafvordering mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting, die met ingang van 1 september 2010 van kracht is geworden. Het uitgangspunt bij één slachtoffer en een pleegperiode van meer dan één jaar is een gevangenisstraf tussen 36 en 48 maanden. Strafverzwarend zijn in dit geval: medeplegen, de mate van geweld en het door [persoon 2] en [persoon 3] opgelopen letsel en de algemene recidive van verdachte, onder meer met betrekking tot geweldsdelicten. Oplegging van een gevangenisstraf van acht jaar is in beginsel passend, maar er moet worden gekort van vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Gerekend vanaf de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte is namelijk een termijn van twee jaar en negen maanden verstreken, terwijl een strafzaak in beginsel binnen twee jaar moet zijn afgerond. De overschrijding van vorenbedoelde redelijke termijn komt voor een deel voor rekening van de verdachte, te weten de vertraging die is veroorzaakt door de aanhouding van de zaak op 30 september 2013 op verzoek van verdachte om zijn administratie te onderzoeken. Verdachte had dit onderzoek eerder kunnen doen en bovendien kunnen weten dat de aanhouding niets nieuws zou opleveren. Concluderend is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met vier en een halve maand, wat volgens het standaardarrest van de Hoge Raad over de redelijke termijn een korting op de straf van 5 % oplevert. De door de raadsvrouw aangevoerde vormverzuimen (zie standpunt van de verdediging met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie) geven geen aanleiding tot strafvermindering.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884

ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884 ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 21-10-2011 Datum publicatie 21-10-2011 Zaaknummer 06/940112-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Team strafrecht Zittingsplaats Zutphen Meervoudige kamer Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/860948-13 Uitspraak d.d. 22 oktober 2013

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

ECLI:NL:GHARL:2014:3064 ECLI:NL:GHARL:2014:3064 Instantie Datum uitspraak 15-04-2014 Datum publicatie 15-04-2014 Zaaknummer 21-000541-12 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:5690

ECLI:NL:RBMNE:2015:5690 ECLI:NL:RBMNE:2015:5690 Instantie: Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak: 14-07-2015 Datum publicatie: 17-08-2015 Zaaknummer: 16-994267-14 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Uitspraak RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788 ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788 Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak: 07-10-2010 Datum publicatie: 08-10-2010 Zaaknummer: 14.810141-07 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 Instantie Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Zaaknummer 16/703291-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. ECLI:NL:GHARL:2015:7181 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 25-09-2015 Datum publicatie: 25-09-2015 Zaaknummer: 21-004143-14 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4450

ECLI:NL:GHAMS:2016:4450 ECLI:NL:GHAMS:2016:4450 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 13-07-2016 Datum publicatie 15-11-2016 Zaaknummer 23-004114-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:5552

ECLI:NL:RBNNE:2016:5552 ECLI:NL:RBNNE:2016:5552 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 15-12-2016 Datum publicatie 19-12-2016 Zaaknummer 18-730123-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2015:3340

ECLI:NL:RBOVE:2015:3340 ECLI:NL:RBOVE:2015:3340 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 09-07-2015 Datum publicatie: 13-07-2015 Zaaknummer: 08.963556-14 (LP) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125 ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 24-01-2012 Datum publicatie 27-01-2012 Zaaknummer 06/850686-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990 ECLI:NL:GHDHA:2016:3990 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 23-06-2016 Datum publicatie 04-01-2017 Zaaknummer 22-004558-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=bz...

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=bz... Page 1 of 5 LJN: BZ4987, Rechtbank Alkmaar, 15.740827-12 Datum 20-03-2013 uitspraak: Datum 20-03-2013 publicatie: Rechtsgebied: Straf Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:Niet-ontvankelijkheid

Nadere informatie

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608 ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 19-03-2012 Datum publicatie 21-03-2012 Zaaknummer 23-004614-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:5140

ECLI:NL:RBOVE:2016:5140 ECLI:NL:RBOVE:2016:5140 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 15-12-2016 Datum publicatie 27-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 08/963658-14 (LP) (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:GHARL:2015:2577 ECLI:NL:GHARL:2015:2577 Uitspraak Arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Strafrecht Parketnummer: 21-008157-13 Datum uitspraak: 9 april 2015 Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782 ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 27-04-2011 Datum publicatie 27-04-2011 Zaaknummer 14.701108-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:327

ECLI:NL:RBAMS:2014:327 ECLI:NL:RBAMS:2014:327 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM VONNIS Parketnummer: 13/708083-12 (Promis) Datum uitspraak: 9 januari 2014 Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656 ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656 Instantie Datum uitspraak 10-12-2010 Datum publicatie 04-01-2011 Rechtbank Zwolle-Lelystad Zaaknummer 07.620273-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken, ECLI:NL:RBLIM:2013:5859 Uitspraak RECHTBANK Limburg Zittingsplaats Maastricht Strafrecht Parketnummer : 03/993017-11 Datum uitspraak : 17 september 2013 Tegenspraak Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838 ECLI:NL:GHDHA:2014:3838 Instantie: Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak: 13-11-2014 Datum publicatie: 28-11-2014 Zaaknummer: 22-000767-14 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:4611

ECLI:NL:GHARL:2013:4611 ECLI:NL:GHARL:2013:4611 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Uitspraak Afdeling strafrecht Parketnummer: 24-002670-09 Uitspraak d.d.: 1 juli 2013 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 Instantie Datum uitspraak 16-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 16/652521-15 (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:7911

ECLI:NL:RBAMS:2014:7911 ECLI:NL:RBAMS:2014:7911 Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 21-11-2014 Datum publicatie: 06-01-2015 Zaaknummer: 13-730021-13 Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg- meervoudig Uitspraak Vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04458 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd

Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04458 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd ECLI:NL:HR:2016:2909 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 15/04458 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd Rechtsgebieden Strafrecht

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte ECLI:NL:RBNNE:2014:830 RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Afdeling strafrecht Locatie Groningen parketnummer 18/850452-13 vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2014

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5236

ECLI:NL:GHAMS:2016:5236 ECLI:NL:GHAMS:2016:5236 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer 23-1709-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985 ECLI:NL:RBOVE:2015:1985 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 20-04-2015 Zaaknummer 08/951389-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ECLI:NL:GHDHA:2015:80 Uitspraak Rolnummer: 22-002584-14 Parketnummers: 10-750263-13, 22-003524-12 (TUL) en 22-004272-11 (TUL) Datum uitspraak: 27 januari 2015 TEGENSPRAAK Gerechtshof Den Haag meervoudige

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 05-10-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 06-0604540-04 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen. geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum],

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen. geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum], ECLI:NL:RBAMS:2014:7040 Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 10-09-2014 Datum publicatie: 30-10-2014 Zaaknummer: 13/730023-13 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg -

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214 ECLI:NL:RBOBR:2014:1214 Instantie Datum uitspraak 20-03-2014 Datum publicatie 20-03-2014 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/865006-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 30-06-2016 Datum publicatie 30-06-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 13/993032-16 (Promis) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 11-12-2003 Datum publicatie 12-12-2003 Zaaknummer 3498-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733 ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 07-06-2012 Datum publicatie 11-03-2013 Zaaknummer 13/666528-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2014:2715

ECLI:NL:RBROT:2014:2715 ECLI:NL:RBROT:2014:2715 Uitspraak Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 09-04-2014 Datum publicatie: 09-04-2014 Zaaknummer: 10/750175-11 Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken,

Nadere informatie

1 Het onderzoek ter terechtzitting

1 Het onderzoek ter terechtzitting ECLI:NL:RBAMS:2014:367 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM VONNIS Parketnummers: 13/708165-11 (A) + 13/731015-13 (B) (Promis) Datum uitspraak: 31 januari 2014 Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575 ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575 Instantie Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak 09-08-2011 Datum publicatie 10-08-2011 Zaaknummer 22-000623-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 07-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer 14.701344-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen ECLI:NL:RBAMS:2015:7499 Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 14-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 13/730014-14 (Promis) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:469

ECLI:NL:RBMNE:2017:469 ECLI:NL:RBMNE:2017:469 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 03-02-2017 Datum publicatie 03-02-2017 Zaaknummer 16.706608-16 (P) Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:3151

ECLI:NL:RBAMS:2014:3151 ECLI:NL:RBAMS:2014:3151 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM VONNIS Parketnummers: 13/73000613 (Promis) en 23/00655307 (TUL) Datum uitspraak: 4 juni 2014 Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552 ECLI:NL:RBGEL:2014:6552 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 16-10-2014 Datum publicatie 16-10-2014 Zaaknummer 05/840573-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:4866

ECLI:NL:RBAMS:2017:4866 ECLI:NL:RBAMS:2017:4866 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 10-07-2017 Datum publicatie 14-07-2017 Zaaknummer 13/728013-15 (Promis) Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957 ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 23-05-2006 Datum publicatie 23-05-2006 Zaaknummer 21-000822-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: [verdachte]., geboren op [geboortedatum] 1994 in Curaçao, wonende te [adres]

Nadere informatie

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769 ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769 Instantie Datum uitspraak 28-01-2013 Datum publicatie 29-01-2013 Rechtbank Oost-Nederland Zaaknummer 05/901294-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-12-2006 Datum publicatie 11-01-2007 Zaaknummer 15/645076-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835 ECLI:NL:RBGEL:2014:2835 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 29-04-2014 Zaaknummer 05/900024-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:709

ECLI:NL:GHAMS:2016:709 ECLI:NL:GHAMS:2016:709 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2016 Datum publicatie 23-03-2016 Zaaknummer 23-001797-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:1209

ECLI:NL:RBOVE:2017:1209 ECLI:NL:RBOVE:2017:1209 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 20-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 08/760032-15(P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak ECLI:NL:HR:2014:1174 Uitspraak 20 mei 2014 Strafkamer nr. 13/02407 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 februari 2013, nummer 22/001806-12,

Nadere informatie

vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013

vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013 ECLI:NL:RBMNE:2013:5594 Uitspraak RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Strafrecht Zittingslocatie Utrecht Parketnummer: 16/711877-11 (P) vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013 in de strafzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-05-2011 Datum publicatie 29-06-2011 Zaaknummer 16-504228-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:2849

ECLI:NL:RBZWB:2016:2849 ECLI:NL:RBZWB:2016:2849 Instantie Datum uitspraak 10-05-2016 Datum publicatie 10-05-2016 Zaaknummer 02-820724-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 Instantie Datum uitspraak 17-08-2017 Datum publicatie 17-08-2017 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/860063-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:2014

ECLI:NL:RBMNE:2013:2014 ECLI:NL:RBMNE:2013:2014 Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak: 11-04-2013 Datum publicatie: 07-04-2014 Zaaknummer: 16-700450-12 vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 april 2013 in

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBROT:2017:6331 ECLI:NL:RBROT:2017:6331 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/049808-15 en 10/231146-15

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr.

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr. ECLI:NL:HR:2013:898 Uitspraak 8 oktober 2013 Strafkamer nr. 11/04842 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2011,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:9415

ECLI:NL:GHARL:2014:9415 ECLI:NL:GHARL:2014:9415 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 04-12-2014 Datum publicatie: 17-12-2014 Zaaknummer: 21-005927-13 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2013:CA2936

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863 ECLI:NL:RBNHO:2017:2863 Instantie Datum uitspraak 30-01-2017 Datum publicatie 07-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Holland 15/871465-15 (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976

ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976 ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976 Instantie Datum uitspraak 26-07-2012 Datum publicatie 08-08-2012 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-000638-11 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2014:2799

ECLI:NL:RBNNE:2014:2799 ECLI:NL:RBNNE:2014:2799 Uitspraak Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak: 05-06-2014 Datum publicatie: 05-06-2014 Zaaknummer: 18/670632-11 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3959

ECLI:NL:GHDHA:2014:3959 ECLI:NL:GHDHA:2014:3959 Instantie: Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak: 09-12-2014 Datum publicatie: 09-12-2014 Zaaknummer: 2200224312 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578 ECLI:NL:RBNHO:2015:7578 Instantie Datum uitspraak 03-09-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 15/871690-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:10626

ECLI:NL:RBLIM:2014:10626 ECLI:NL:RBLIM:2014:10626 Instantie: Rechtbank Limburg Datum uitspraak: 09-12-2014 Datum publicatie: 09-12-2014 Zaaknummer: 03/702586-12 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 Instantie Datum uitspraak 22-11-2016 Datum publicatie 07-08-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer 16.705352.15 en 16.702009.13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622 ECLI:NL:RBOVE:2016:1622 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 10-05-2016 Datum publicatie 11-05-2016 Zaaknummer 08/760127-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193 ECLI:NL:GHDHA:2015:1193 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 13-05-2015 Datum publicatie 18-05-2015 Zaaknummer 22-005458-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie