Opdracht Geschiedenis De Franse Revolutie

Transcriptie

1 Opdracht Geschiedenis De Franse Revolutie Opdracht door een scholier 3168 woorden 21 februari keer beoordeeld Vak Geschiedenis Inleiding Wij hebben voor het vak geschiedenis het hoofdstuk de Franse revolutie behandeld. En in de les moest je deelvragen beantwoorden. En met behulp van die deelvragen moest je de hoofdvraag kunnen beantwoorden. De hoofdvraag is: kreeg Frankrijk een beter bestuur na 1789? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je weten wat voor n bestuur Frankrijk had voor En door wie Frankrijk bestuurd werd (deelvraag 1). Ook moet je de problemen weten die Frankrijk had, bijvoorbeeld wie was er ontevreden over het bestuur (deelvraag 2). Je moet ook weten wat er is gebeurd in 1789, want wat zorgde voor de verandering van het bestuur (deelvraag 3). En wat voor n gevolgen had de revolutie voor het bestuur en wat leverde de revolutie op voor Frankrijk (deelvraag 4 en 5). Deze deelvragen geven gezamenlijk antwoord op de hoofdvraag. Hoe werd Frankrijk bestuurd voor 1789? Frankrijk werd voor 1789 bestuurd door koning Lodewijk de zestiende. Koning Lodewijk de zestiende had alle macht. Hij had de; Rechtsprekende macht (is de macht om te oordelen over de overtreders van de wet die voor de rechtbank moeten verschijnen). Wetgevende macht (is de macht om wetten te bedenken en om ze vast te stellen) Uitvoerende macht (is de macht om besluiten en wetten in praktijk te brengen) De koning kon alles doen en zeggen wat hij wilde, hij had tenslotte alle macht. Zo n vorm van regeren, waarbij de koning alle macht heeft noem je het absolutisme. Frankrijk had een standensamenleving. Natuurlijk stond de koning boven alle standen. Je had drie verschillende standen (hier gebruik ik en werkboek bron 3 voor): De derde stand; als zoon van een boer hoorde je automatisch bij de derde stand. De derde stand moest elk jaar een paar dagen gratis voor de edelman werken. Ze moesten ook belasting betalen en een deel van de oogst af staan. De tweede stand; als dochter van een graaf hoorde je automatisch bij de tweede stand. De tweede stand was dus van adel. Zij hielpen de koning bij het bestuur. Ze hoefden bijna geen belasting te betalen. En ze hadden ook nog eens het recht om diensten en betalingen van de derde stand te eisen. Pagina 1 van 7

2 De eerste stand; als geestelijken hoorde je bij de kerk en dus automatisch bij de eerste stand. Zij hielpen de koning ook bij het bestuur. Zij mochten belasting heffen, maar ze hoefde zelf geen belasting betalen. Hoorde je ouders bij de derde stand dan hoorde jij ook bij de derde stand. Waar je geboren werd maakte dus veel uit. Dat was dus eigenlijk niet echt eerlijk, want je kan er niks aan doen waar je geboren werd. Je kon je ook niet op werken naar een andere stand. Als je arm was bleef je altijd arm. Naast de koning was er nog iemand die veel macht had dat was de Paus. De kerk was heel belangrijk voor de Fransen. De kerk bepaalde hoe je moest leven. De kerk bepaalde bijvoorbeeld wanneer je vlees mocht eten en wanneer niet. De kerk regelde ook de trouwplechtigheden. Want de mensen waren niet echt rijk, en als ze het dan zelf moesten regelen kostte dat teveel geld. Ze kregen ook eten van de kerk, want van wat ze verdiende met hun werk konden ze niet echt leven. Frankrijk werd voor 1789 bestuurd door koning Lodewijk de zestiende. De kerk (eerste stand) en de edelen (tweede stand) hielpen hem bij het besturen van Frankrijk. Maar eigenlijk had de koning alle macht. Zoals de: Wetgevende macht. Rechtsprekende macht. Uitvoerende macht. Zo n vorm van regeren waarbij de koning alle macht heeft noem je het absolutisme. Frankrijk had een standensamenleving. Je had drie standen; Derde stand, dat waren de boeren. Tweede stand, dat waren de edelen. Eerste stand, dat was de kerk. Met welke problemen had Frankrijk te maken? In de derde stand waren er twee groepen: Bourgeoisie (gegoede burgerij, zoals rijke handelaren, kooplieden, fabrikanten enz. enz.). Ze waren erg slim en rijk. De arme Fransen (pachtboeren, loonarbeiders, winkeliers enz. enz.). Toen in 1788 de graanoogst mislukte, steeg de broodprijs enorm. En vooral de laatste groep (arme Fransen) kreeg het zwaar te verduren. Want ze waren veel meer geld kwijt aan brood (bron 6 HB). Toen het wat beter met hen ging, vroegen ze zich af waarom het zo slecht met hen gesteld was? En waarom zij alleen belasting moesten betalen en de eerste stand en de tweede stand niet? Ze betaalden belasting maar hadden vervolgens niks te vertellen over de besteding van het belastinggeld. De bourgeoisie was het daarmee eens. Zij wilden meebeslissen over de besteding van het belastinggeld. Zij wilden politieke macht. Dit tastte natuurlijk het absolute gezag van de koning aan. De koning had ook zo zijn problemen. De schatkist van de koning was leeg. Neem nou de begroting van Frankrijk voor 1788, Je ziet dat de uitgaven groter zijn dan de inkomsten. Ook moest de koning veel rente betalen op schulden. En de oorlogvoering Pagina 2 van 7

3 kostte ook heel erg veel. Om de kosten een beetje te drukken, ging de koning belasting heffen. Dat betekende dus dat de arme Fransen weer de dupe waren. Ze moesten meer belasting betalen, maar ze hadden geen inspraak over de besteding van het belastinggeld. De bourgeoisie wilde inspraak over de besteding van het belastinggeld. Zij wilde politieke macht. De derde stand voelde zich dus benadeelt, ze droegen als waren de eerste en tweede stand (bron 9 HB). Daardoor begonnen ze te twijfelen aan het goddelijke absolutisme. Was het eigenlijk wel zo n goede regeringsvorm. Er waren meer mensen die zo dachten en vraagtekens bij het absolutisme zetten. De derde stand werd bijgestaan door de filosofen (zoals bijvoorbeeld Voltaire, Rousseau en Montesquieu). De filosofen vonden dat alle mensen gelijk waren. Zij waren dus tegen de standensamenleving. Ook vonden ze dat geloof niks te maken had met het besturen van een land. Zij dachten dat; verstand zou licht brengen in de duisternis die door het geloof werd veroorzaakt. De mensen die zo dachten hoorden bij de achttiende-eeuwse verlichting. De adel was ook ontevreden. Zij wilden net zo veel macht als Koning Lodewijk de zestiende. Ook vonden ze het niet eerlijk dat rijke burgers de adel titel konden kopen. Frankrijk had een grote staatsschuld. De koning had geen geld meer. Om de kosten te drukken, ging hij belasting heffen. De derde stand was dan weer de dupe. Zij moesten belasting betalen, terwijl ze geen inspraak hadden over hoe het belastinggeld besteed werd. De bourgeoisie wilde inspraak hebben over de besteding van het belastinggeld. Zij wilden daarom politieke macht. De derde stand was tegen het goddelijke Absolutisme, net zoals de filosofen. De filosofen dachten; verstand zou licht brengen in de duisternis van het geloof. De mensen die zo dachten hoorden bij de achttiende-eeuwse verlichting. Wat gebeurde er in 1789? Frankrijk had een grote staatsschuld, Frankrijk was dan ook bijna failliet. Dat kwam omdat de koning Lodewijk de zestiende te veel geld had uitgegeven aan: Het hof. Het leger. Buitenlandse politiek. Aanleg van wegen. De koning Lodewijk de zestiende wilde maatregelen nemen om zijn geldproblemen op te lossen. Maar de edelen, geestelijken en de bourgeoisie wilden meebeslissen. Onder dwang van de edelen riep koning Lodewijk de zestiende op 5 mei 1789de Staten-Generaal bij elkaar. Dit was voor het eerst sinds De Staten-Generaal bestond uit: Eerste stand (geestelijkheid) bestond uit 300 mensen. Tweede stand (adel) bestond uit 300 mensen. De derde stand (voornamelijk bourgeoisie zat in de Staten-Generaal) bestond uit 600 mensen. Koning Lodewijk de zestiende liet iedere stand apart stemmen. Per stand had je 1 stem. Dit was niet eerlijk want de geestelijkheid en de adel zijn het altijd met elkaar eens. Dus het zou dan altijd 2 stemmen tegen 1 stem zijn. De derde stand was woedend. Zij wilden stemmen per persoon. De derde stand verliet het paleis en trok naar de kaatsbaan in de buurt. Zij voelden zich de vertegenwoordigers van het Franse volk. Zij Pagina 3 van 7

4 richtten de Nationale vergadering op. Zij wilden een grondwet die er voor zorgde dat iedereen dezelfde rechten heeft. Toen koning Lodewijk de zestiende van de nationale vergadering hoorde, moest hij wel toegeven. Er kwam een stemming per persoon. Toen het gerucht ging dat koning Lodewijk de zestiende de nationale vergadering uit elkaar wilde drijven. En toen koning Lodewijk de zestiende op 12 juli 1789 de minister van Financiën ontsloeg, die ontzettend populair was bij de bevolking. Was de bevolking woedend. Twee dagen later op 14 juli bestormde boze Parijzenaars de Bastille. Hier hield koning Lodewijk de zestiende mensen in gevangen. De parijzenaars zagen de Bastille als het symbool van het absolutisme. Ze hadden de Bastille nooit veroverd als de ordertroepen van koning Lodewijk de zestiende geweld hadden gebruikt. Ze wilden namelijk geen geweld gebruiken. Dat betekende dus dat ze de orders van koning Lodewijk de zestiende niet opvolgden. Eigenlijk was koning Lodewijk de zestiende helemaal niks zonder zijn leger. Ook op het platteland was onrust. De boeren kwamen in opstand door een gerucht. Het gerucht ging dat de edelen de nationale vergadering gevangen wilden nemen. De boeren steunden de Bourgeoisie. Ze kwamen in opstand. Ze plunderden, vernielden en staken de kastelen van de adel in brand. Sommige adelgezinnen werden zelfs opgehangen. Dit kwam allemaal voort uit een gerucht. Deze acties in de zomer van 1789 worden Le Grande Peur genoemd. Als reactie op de onrust op het platteland schafte de Nationale vergadering de standensamenleving af. Dit gebeurde in augustus, net als de rechten van mens en burger deze verklaring werd ook in augustus aangenomen door de Nationale vergadering. Daar staat in dat het volk beslist wie er regeert, je recht hebt op vrijheid enz. (zie bron 16 HB). Frankrijk had te maken met een grote verandering: De Franse Revolutie. In 1789 gebeurde er drie belangrijke gebeurtenissen: Op 5 mei 1789 werd koning Lodewijk de zestiende gedwongen om de Staten-Generaal bij elkaar te roepen. Op 14 juli 1789 werd de Bastille bestormd door boze parijzenaars. In de maand juli was er veel onrust door opstanden. Deze acties in de zomer van 1789 worden Le Grande Peur genoemd. In augustus 1789 werd door de nationale vergadering de standensamenleving afgeschaft. En ze namen de rechten van mens en burger aan. De Franse Revolutie was aangebroken. Welke gevolgen had de revolutie voor het bestuur? Het Franse volk had nog steeds honger. De opstanden in Parijs gingen nog steeds door. In oktober 1789 besloten de vrouwen van Parijs te voet naar Versaille te gaan naar koning Lodewijk de zestiende. Ze waren erg boos op koning Lodewijk de zestiende. Hij had namelijk gezegd Als de mensen geen brood meer hebben, eten ze maar taarten. De vrouwen dwongen koning Lodewijk de zestiende en zijn vrouw naar Parijs te verhuizen. Zo kon het volk de koning beter controleren. De nationale vergadering trok zich niks aan van koning Lodewijk de zestiende. De nationale vergadering besloot dat al het bezit van de kerk van de staat was, zoals bijvoorbeeld de kloosters, paleizen enz.. Ook vond de nationale vergadering dat priesters gekozen moesten worden door vergaderingen. Koning Lodewijk de zestiende schrok toen hij dit hoorde. Hij was namelijk Katholiek, en hij steunde de priesters. De Paus was woedend over de beslissingen Pagina 4 van 7

5 van de nationale vergadering. Hij riep alle vorsten van Europa op om Frankrijk een lesje te leren. Die hadden er best een oorlog voor over om het absolutisme in Frankrijk te herstellen. Op 20 juni 1791 vluchtten Koning Lodewijk de zestiende samen met zijn vrouw, zijn dochter, zijn zoon en zijn zus. Maar ze werden ontdekt in het plaatsje Varennes, en teruggebracht naar Parijs. In 1792 kreeg Frankrijk een grondwet (zie bron 20 HB). Frankrijk behield zijn koning. Het bleef dus een monarchie. Maar de macht van de koning bleef beperkt tot wat er in de grondwet stond. Frankrijk werd een Constitutionele monarchie.op 20 april 1792 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Pruisen en Oostenrijk. Er waren veel fransen die vrijwillig in het leger stapte om hun revolutie te verdedigen. Ze wilden heel Europa bevrijdden van het absolutisme. Tijdens deze strijdtochten zongen ze de Marseillaise, dat later het volkslied van Frankrijk werd. Koning Lodewijk de zestiende wist niet zo goed wat hij moest doen. Hij schreef brieven aan een Oostenrijkse opperbevelhebber. Toen dat werd ontdekt, was het Franse volk woedend. Ze voelden zich verraden door hun eigen koning. Op 21 januari 1793 werd Koning Lodewijk de zestiende onthoofd met de guillotine (zie bron 9 WB). Toen was Frankrijk een Republiek. Frankrijk ging van Absolutisme naar een Constitutionele monarchie. Frankrijk behield zijn koning, maar de koning zijn macht bleef beperkt tot wat er in de Grondwet stond. Dit betekent eigenlijk dat de nationale vergadering alle macht had. Omdat Koning Lodewijk de zestiende brieven schreef met een Oostenrijkse opperbevelhebber, terwijl Frankrijk oorlog had met Oostenrijk. Voelde het volk zich verraden door hun eigen Koning. Koning Lodewijk de zestiende werd op 21 januari 1793 onthoofd met de Guillotine. Frankrijk was toen een Republiek. Frankrijk ging van het absolutisme naar Constitutionele monarchie naar een Republiek. Wat heeft de Franse Revolutie opgeleverd? De Nationale vergadering was aan de macht. Maar in de nationale vergadering was de bourgeoisie aan de macht. De arme Fransen hadden nog niet echt geprofiteerd van de revolutie. Ze waren dan ook erg ontevreden over de regering. Zij wilden namelijk kiesrecht voor iedereen en ze wilden de grond van de gevluchte edelen verdelen. De derde stand splitste zich als waren in twee groepen: De bourgeoisie (nationale vergadering). Jakobbijnen (tegenstanders van de nationale vergadering, bijvoorbeeld arme boeren en mensen die ontevreden waren over hun regering). Na de dood van koning Lodewijk de zestiende grepen de jakobbijnen in 1793 de macht.zij werden aangevoerd door Robespierre en Marat. Marat en Robespierre voerden de terreur (schrikbewind) in. Ze hielden de Fransen onder de duim met angst. Als je tegen de Jakobbijnen bent, ben je tegen de revolutie. Je werd dan ook onthoofd door de guillotine als je tegen de Jakobbijnen was. Robespierre sprak ook tegen het volk over de terreur. Hij promootte als waren de terreur (bron 25 HB). Mensen werden aan de lopende band onthoofd onder de guillotine (in bron 24 HB zie je hoeveel mensen onthoofd zijn). Het volk werd het zat. Ze vonden het niet nodig dat er zoveel mensen onthoofd werden. Robespierre werd zelf onthoofd onder de guillotine, het volk was hem gewoon zat. Nadat Robespierre was onthoofd, kreeg het Directoire de macht. Het Directoire bestond uit 5 directeuren. Er kwam ook een nieuwe grondwet daar Pagina 5 van 7

6 stond in: Alleen rijken hadden kiesrecht. De kerk kreeg haar macht weer terug. Politieke clubs, zoals de Jakobbijnen werden verboden. In 1799 greep Napoleon Bonaparte de macht. Hij vestigde de dictatuur (is 1 persoon aan de macht). Later, riep hij zichzelf uit tot keizer. Napoleon bleef enkele belangrijke zaken ui de Franse Revolutie behouden: Grondwet. Iedereen gelijk is aan de wet. Recht op eerlijk proces. Na de dood van koning Lodewijk de zestiende grepen de Jakobbijnen (tegenstanders van de nationale vergadering) de Macht onder leiding van Robespierre en Marat. Zij voerde een schrikbewind in. Op een gegeven moment was het volk Robespierre en kwam het Directoire aan de macht. In 1799 greep Napoleon Bonaparte de macht, hij voerde de dictatuur in. Tijdens de Franse Revolutie waren er verschillende regeringen. Eerst was er een koninkrijk toen een republiek en toen onder leiding van Napoleon een Keizerrijk. Ik ga nu antwoord geven op de hoofdvraag met behulp van de deelvragen. De hoofdvraag is: kreeg Frankrijk een beter bestuur na 1789?Voor 1789 had koning Lodewijk de zestiende alle macht in Frankrijk. Hij had: Wetgevende macht. Rechtsprekende macht. Uitvoerende macht. Zo n regeringsvorm, waarbij de koning alle macht heeft heet het Absolutisme. Koning Lodewijk de zestiende stond boven alle standen. Want voor 1789 had Frankrijk een standensamenleving. Er waren 3 standen: De derde stand; als zoon van een boer hoorde je automatisch bij de derde stand. De derde stand moest elk jaar een paar dagen gratis voor de edelman werken. Ze moesten ook belasting betalen en een deel van de oogst af staan. De tweede stand; als dochter van een graaf hoorde je automatisch bij de tweede stand. De tweede stand was dus van adel. Zij hielpen de koning bij het bestuur. Ze hoefden bijna geen belasting te betalen. En ze hadden ook nog eens het recht om diensten en betalingen van de derde stand te eisen. De eerste stand; als geestelijken hoorde je bij de kerk en dus automatisch bij de eerste stand. Zij hielpen de koning ook bij het bestuur. Zij mochten belasting heffen, maar ze hoefden zelf geen belasting te betalen. De derde stand vond het oneerlijk dat zij belasting moesten betalen, terwijl ze geen inspraak hadden. Vooral de Bourgeoisie(gegoede burgerij) wilde politieke macht. De derde stand was tegen het goddelijke absolutisme Zij werden gesteund door de filosofen. De filosofen dachten namelijk verstand zou licht Pagina 6 van 7

7 brengen in de duisternis van het geloof. De mensen die zo dachten hoorden bij de achttiende-eeuwse verlichting. Koning Lodewijk de zestiende wilde juist meer belasting gaan heffen, want de koning had veel schulden. De koning moest dus maatregelen nemen om zijn schulden af te kunnen lossen. Daarom riep hij op 5 mei 1789 de Staten-Generaal bijelkaar. De Staten-Generaal betond uit alledrie de standen, per stand hadden ze 1 stem. Dit was niet eerlijk, want de adel (tweede stand) en de geestelijken (eerste stand) waren het altijd met elkaar eens. Dus het zou altijd 2 tegen 1 zijn. De derde stand was woest en als reactie richtte zij de Nationale vergadering op. Toen er het gerucht ging dat de koning de Nationale vergadering uit elkaar wilde drijven. Bestormde een groep boze Parijzenaars de Bastille. Ook op het platteland waren er veel opstanden. Deze acties in de zomer van 1789 worden Le Grande Peur genoemd. In augustus 1789 schafte de nationale vergadering de standensamenleving af. In dezelfde maand namen ze de rechten van Mens en Burger aan.de Franse Revolutie was aangebroken. In oktober werd koning Lodewijk de zestiende door parijse vrouwen uit zijn paleis gehaald. Hij moest in Parijs regeren, want dan kon het volk hem in de gaten houden. De nationale vergadering trok zich niks aan van de koning. Ze besloten dat al het bezit van de kerk, nu van de staat was. In 1791 kreeg Frankrijk een Constitutionele Monarchie, dat hield in dat de koning de wetten moest uitvoeren zoals de Nationale vergadering ze vaststelde. In 1792 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Pruisen en Oostenrijk. De koning wist niet goed wat hij moest doen. Hij schreef geheime brieven aan een Oostenrijkse opperbevelhebber. Toen dit aan het licht kwam, werd de koning gevangen genomen. En hij werd in 1793 onthoofd. Veel Fransen waren ontevreden over hun regering. Zij steunden daarom de Jakobbijnen (tegenstanders nationale vergadering). De derde stand splitste zich in tweeën. Na de dood van koning lodewijk de zestiende grepen de Jakobbijnen de macht. Zij werden aangevoerd door Robespierre en Marat. Zij voerden de terreur (schrikbewind) in. Heel veel mensen werden onthoofd. Maar op een gegeven moment hadden de Fransen er genoeg van. Robespierre werd onthoofd. In 1795 kreeg het Directoire de macht. Zij voerden een nieuwe grondwet in. De kerk kreeg haar macht weer terug, alleen rijken hadden kiesrecht en politieke clubs werden verboden. In 1799 greep Napoleon de Macht. Hij vestigde een dictatuur, en riep zichzelf later uit tot keizer. Hij behield wel de grondwet. Opsomming Voor 1789 was Lodewijk aan de macht. In 1789 kwam de nationale vergadering aan de macht. In 1789 grepen de Jakobbijnen de macht. In 1795 kreeg het Directoire de macht. In 1799 greep Napoleon de macht. Pagina 7 van 7