met bijdragen van gerard boreel martijn van haasteren afra koopman boukje overbeek liesbeth smits julie van kerckhove
|
|
- Dries Janssens
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Definitief archeologisch onderzoek naar een grafveld uit de Romeinse tijd en een woonterp uit de Nieuwe Tijd in het ontwikkelingsgebied Medel 1A, gemeente Neder-Betuwe valentijn van den brink johan van kampen jan van renswoude met bijdragen van gerard boreel martijn van haasteren afra koopman boukje overbeek liesbeth smits julie van kerckhove Zuidnederlandse Archeologische Notities 331 Amsterdam 2014 VUhbs Archeologie
2 De serie Zuidnederlandse Archeologische Notities is een uitgave van VUhbs Archeologie Colofon Opdrachtgever: Project: Plaats documentatie: Industrieschap Medel Tiel-Medel 1A VUhbs archeologie, dependance Beesd. Na deponering: Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van Gelderland. TL-M1A-13 Objectcode: CIS-code: Coördinaten: zuidwest: / zuidoost: / noordwest: / noordoost: / Status: Definitief Redactie: V.B. van den Brink, drs. J.C.G. van Kampen en drs. J. van Renswoude Bijdragen: drs. G.L. Boreel, M. van Haasteren Ma, A.A. Koopman Ba., ing. B. Overbeek (Gelders Genootschap), dr. E. Smits (Ancient Bones), drs. J. Van Kerckhove Illustraties: V.B. van den Brink, M. van Haasteren Ma., drs.j.c.g. van Kampen, ing. B. Overbeek (Gelders Genootschap). Omslagontwerp: Mikko Kriek ISBN: VUhbs Amsterdam, juli 2014 VUhbs Archeologie De Boelelaan HV Amsterdam
3 inhoud samenvatting inleiding aanleiding locatie van het ontwikkelingsgebied huidig en toekomstig gebruik opbouw van het rapport vooronderzoek bureau- en booronderzoek aanvullend booronderzoek proefsleuvenonderzoek doel van het onderzoek onderzoeksstrategie vindplaats 1, het grafveld de ligging van de werkputten de veldwerkmethode vindplaats 2, de woonterp de ligging van de werkputten de veldwerkmethode fysische geografie inleiding en methode achtergrond resultaten vindplaats 1 (grafveld) vindplaats 2 (de woonterp) vindplaats 2 (de woonterp) conclusie sporen, structuren en fasering het grafveld inleiding de graven grafstructuren overige sporen datering en fasering van het grafveld interpretatie van het grafveld de woonterp inleiding sloten 6001 en de opbouw van de terp structuur 8001, boerderij groot stapel bijgebouwen putten kuilen de fasering van de woonterp de woonterp van medel in vergelijking tot andere woonterpen bouwhistorie inleiding boerderij 'de stapel' aangetroffen bouwkundige restanten... 57
4 7.3.1 voorhuis tegelfragment achtergevel rechter zijgevel schuur conclusie de materiële cultuur aardewerk uit vindplaats 1, het grafveld inleiding resultaten conclusies aardewerk uit vindplaats 2, de woonterp inleiding resultaten aardewerk uit de ophogingslagen conclusie keramische objecten wandtegels metaal inleiding metaal uit de ijzertijd metaal uit de romeinse tijd fibulae armbanden overig metaal middeleeuws metaal nieuwtijds metaal conclusie glas inleiding vindplaats vindplaats conclusie bouwmateriaal natuursteen inleiding en methode resultaten conclusie schelp dierlijk bot inleiding en methode resultaten conclusie menselijk bot inleiding en methode werkwijze resultaten crematieresten onderzoek beantwoording van de onderzoeksvragen besluit catalogus van de graven
5 11.1 toelichting op de catalogus beschrijving van de graven en hun inventaris literatuur bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Overzicht archeologische perioden Profielen over de woonterp Sporenlijst Vondstenlijst Determinatielijst nieuwtijds aardewerk Determinatielijst kleipijpen Determinatielijst metaal Determinatielijst glas Rapport dendrochronologisch onderzoek
6 afkortingen BAR Int. Ser. British Archaeological Reports, International Series BROB Berichten van de ROB CCvD Centraal College van Deskundigen Archeologie EVE estimated vessel equivalent F geslacht vrouw g gewicht (grammen) juv juveniel K geslacht onbepaald, kind KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie M geslacht man MAI minimum aantal individuen max lft maximum leeftijd min lft minimum leeftijd n aantal (fragmenten) NAP Normaal Amsterdams Peil NOaA Nationale Onderzoeksagenda Archeologie PPGRMT Publikaties van het Provinciaal Gallo-Romeins Museum, Tongeren PvE Programma van Eisen RAM Rapportage Archeologische Monumentenzorg sp spoor UvA Universiteit van Amsterdam vn vondstnummer volw leeftijd niet precies te bepalen, maar volwassen VU Vrije Universiteit, Amsterdam wp werkput ZAN Zuidnederlandse Archeologische Notities ZAR Zuidnederlandse Archeologische Rapporten
7 samenvatting In het najaar van 2013 heeft VUhbs archeologie in opdracht van het Industrieschap Medel een archeologisch onderzoek in de vorm van een opgraving verricht in het ontwikkelingsgebied Medel 1A. Binnen het plangebied zal een bedrijfshal worden gerealiseerd. Bij de werkzaamheden die hiermee gepaard zullen gaan, worden in de bodem aanwezige archeologische resten verstoord. Het vooronderzoek had uitgewezen dat er binnen het plangebied sprake was van twee vindplaatsen. Vindplaats 1 betrof een grafveld uit de Romeinse tijd en vindplaats 2 bestond uit een woonterp uit de Nieuwe Tijd. 1 Beiden vindplaatsen zijn door het bevoegde gezag, zijnde de Provincie Gelderland, als behoudenswaardig aangemerkt. De beide vindplaatsen dienden te worden gedocumenteerd en hiermee ex situ veilig te worden gesteld. De omvang van de twee vindplaatsen was op voorhand nog niet geheel duidelijk. Voorafgaand aan de opgraving was door VUhbs archeologie op basis van het Programma van Eisen, een Plan van Aanpak opgesteld waarin de te volgen veldwerkprocedure was vastgelegd. Dit PvA was zo ingestoken dat de vragen uit het PvE op een zo efficiënt mogelijke manier beantwoord konden worden. Een van de wijzen waarop dit is bewerkstelligd is een zeer flexibele omgang met het op te graven oppervlak per vindplaats. Omdat voorafgaand aan het veldwerk het niet duidelijk was wat de omvang van de beide vindplaatsen was moest dit tijdens de opgraving worden vastgesteld. Zo zijn werkputten bij het onderzoek naar het grafveld telkens uitgebreid wanneer er een nieuw graf werd gevonden. Het onderzoek was er op voorhand al op gericht binnen gemaximaliseerde budgetten tot de meest efficiënte onderzoeksstrategie te komen. Door de gerichte onderzoeksstrategie naar de kern van de bewoning op de woonterp, was het in een betrekkelijk vroeg stadium van het onderzoek mogelijk om delen van vindplaats 2 te laten vervallen zonder dat hiermee belangrijke informatie verloren is gegaan. Uiteindelijk is op deze wijze 6594 m 2 van het terrein archeologisch onderzocht. Op basis van de resultaten van het vooronderzoek bestond de verwachting dat het grafveld op vindplaats 1 een zeer klein en voor de regio afwijkend grafveld was. In totaal zijn negentien (mogelijke) graven onderzocht en kan dit beeld enigszins worden bijgesteld. De graven lagen in een tweetal clusters die op basis van de beschikbare dateringen niet alleen in ruimte, maar ook in tijd van elkaar gescheiden waren. Het zuidelijke cluster graven dateert in de vroeg-romeinse tijd. Het noordelijke cluster vanaf de tweede helft van de midden-romeinse tijd. Gebleken is dat het grafveld echter niet zo afwijkend is voor de regio als eerst werd gedacht. De verschijningsvorm van het grafveld blijkt namelijk goed te rijmen met enkele andere voorbeelden. Gebleken is dat in het rivierengebied grafvelden van verschillende formaten en met verschillende vormen in het zelfde gebied en binnen dezelfde periode naast elkaar voorkomen. Dit in tegenstelling tot eerdere ideeen waarbij men er vanuit ging dat er min of meer een standaard verschijningsvorm van grafvelden bestond. Het grafveld van Medel 1a vindplaats 1 behoort tot de kleinste verschijningsvorm van de grafvelden. De kerngrafvelden waarbij meerdere nederzettingen in één groot communaal grafveld hun doden begraven behoren tot de grootste verschijningsvorm. Ook is er een tussenvorm geïdentificeerd. Uiteindelijk luidt de conclusie van het onderzoek dat het grafritueel, of in ieder geval de vorm van de grafvelden, in het rivierengebied zeer veel overeenkomsten vertoont met Zuid-Nederland. Het is interessant om deze mogelijke relatie in de toekomst verder te onderzoeken. Voor het vergelijkingsmateriaal van vindplaats 2 geldt feitelijk hetzelfde. Er zijn slechts enkele onderzoeken uitgevoerd en gepubliceerd die betrekking hebben op dergelijke vindplaatsen. Hiermee blijkt het onderzoek van vindplaats 2 een belangrijke aanvulling op onze kennis over dergelijke woonplaatsen. Aangetoond is dat de bewoning op vindplaats 2 aanvangt aan het einde van de 17de 1 Voor woonterpen wordt in Gelderland ook wel de naam "pol" gebruikt. Voor het West-Gelderse rivierengebied is deze naam echter niet correct (mondelinge mededeling drs. E.M.P. Verhelst). In dit rapport wordt de neutralere term "woonterp" gehanteerd.
8 eeuw na Chr. Vermoedelijk was het hoofdgebouw in de eerste fase al uitgevoerd in steen. In latere fasen wordt de terp opgehoogd en evenals de bebouwing uitgebreid. Enkele van deze fasen konden gekoppeld worden aan historische bronnen. Het zelfde geldt voor sommige sporen en structuren op het erf. Verder is uit het onderzoek gebleken dat er geen aanwijzingen zijn om de in het rapport van het vooronderzoek veronderstelde rijkdom van de bewoners te ondersteunen aan de hand van het beschikbare vondstmateriaal. Dit wijst eerder in de richting van een regulier boerenbedrijf. Na afloop van het veldwerk is het terrein vrijgegeven voor verdere ontwikkeling waarna deze kort daarop in gang is gezet. Fig Tiel-Medel 1A. De locatie van het ontwikkelingsgebied Tiel-Medel 1A, met als inzet de locatie van het dorp Echteld in Nederland. Schaal 1: (Bron: Topografische Dienst Nederland). 2
9 1 inleiding 1.1 aanleiding In opdracht van het Industrieschap Medel heeft VUhbs archeologie in het najaar van 2013 een definitieve archeologische opgraving uitgevoerd in het ontwikkelingsgebied Medel 1A (fig. 1.1). Het Industrieschap Medel is een samenwerkingsverband van de gemeenten Neder-Betuwe en Tiel ten behoeve van de ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein Medel. Het archeologische onderzoek is uitgevoerd in het kader van de uitbreiding bedrijventerrein Medel fase 1A. Het bevoegd gezag bij dit onderzoek is de Provincie Gelderland, vertegenwoordigd door Sigrid van Roode en de provinciaal archeologe Petra Heeren-Hoff. Het onderzoek vond plaats onder supervisie van de gemeentes Tiel en Neder-Betuwe. Deze waren vertegenwoordigd door respectievelijk gemeentelijk archeologe Ilse Schuuring (Tiel) en adviseur namens de Gemeente Neder-Betuwe, Channa Cohen Stuart. Het veldwerk vond plaats tussen 4 november en 4 december Binnen het plangebied waren op basis van het vooronderzoek twee vindplaatsen onderscheiden. Vindplaats 1 bestaat uit een grafveld uit de Romeinse tijd en ligt in het centrale deel van het ontwikkelingsgebied Medel 1A. Vindplaats 2 ligt centraal langs de noordelijke grens van het ontwikkelingsgebied en betreft een huisterp uit de Nieuwe Tijd. Voorafgaand aan het definitieve onderzoek was de begrenzing van het grafveld nog niet duidelijk. Er werd uitgegaan van een zone van 25 m rond de twee graven uit het vooronderzoek waarbij op basis van voortschrijdend inzicht het definitieve onderzoek uitgebreid zou worden. 2 De omvang werd geschat op 2500 m 2. Uiteindelijk is 6594 m 2 van het terrein archeologisch onderzocht, 3207 m 2 op vindplaats 1 en 3387 m 2 op vindplaats 2 (fig. 1.2). Binnen deze oppervlaktes zijn, waar nodig, meerdere vlakken aangelegd met een maximum van vier. De vlakken 3 en 4 zijn relatief beperkt van omvang en zijn enkel op vindplaats 2 aangelegd. 1.2 locatie van het ontwikkelingsgebied Het ontwikkelingsgebied ligt m ten westen van het centrum van Echteld en m ten noordoosten van het centrum van Tiel. Het adres van de voormalige boerderij op de woonterp is Medelsestraat 9 te Echteld. Enkele honderden meters naar het westen ligt de meest oostelijke uitloper van het regionaal bedrijventerrein Medel. Direct ten noorden, aan de overzijde van de Medelsestraat, ligt het ontwikkelingsgebied Medel huidig en toekomstig gebruik Vindplaats 1 bestaat uit akkerland. Vindplaats 2 bestaat uit een woonterp waar tot aan het begin van de 21ste eeuw na Chr. boerderij 'Groot Stapel' heeft gestaan. Bij aanvang van het onderzoek waren er nog enkele fruitbomen en heesters op het terrein aanwezig. Daarnaast was het overgroeid met bramen. De beplanting is bij aanvang van het onderzoek in opdracht van het Industrieschap Medel verwijderd. Het ontwikkelingsgebied vormt een uitbreiding van het regionaal bedrijventerrein Medel. Aan de vraag naar grote kavels kan binnen het bestaande bedrijventerrein niet meer voldaan worden. De ontwikkeling van Medel 2 is echter nog in een te vroeg stadium om deze vraag op te kunnen vangen. 2 Schuuring 2013, 18. 3
10 1.4 opbouw van het rapport De opbouw van dit rapport is als volgt. In het nu volgende, tweede hoofdstuk, wordt ingegaan op de resultaten van het vooronderzoek. Hoofdstuk 3 en 4 zijn gewijd aan respectievelijk de doelstellingen, en de strategie van het onderzoek. In hoofdstuk 5 worden dan de geologie en historische ontwikkeling behandeld en in hoofdstuk 6 de aangetroffen sporen en structuren. Hoofdstuk 7 bevat het verslag van de bouwhistorische opname van de aangetroffen resten muurwerk. Vervolgens komt in hoofdstuk 8 de materiële cultuur aan bod. In hoofdstuk 9 worden de onderzoeksvragen beantwoord en in hoofdstuk 10 worden alle onderzoeksresultaten samengevat in de synthese. Hoofdstuk 11 omvat tenslotte de catalogus van de aangetroffen graven. 4
11 2 vooronderzoek Het ontwikkelingsgebied Medel 1A kent een betrekkelijk lange onderzoeksgeschiedenis (tabel 2.1). Het eerste onderzoek werd in 2007 uitgevoerd door ARC en bestond uit een bureau- en booronderzoek. In 2011 werd het gevolgd door een aanvullend booronderzoek, uitgevoerd door RAAP. Tenslotte is er in 2012 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd door Archol b.v. aard van het onderzoek jaar van uitvoering archis2 onderzoeksnummer publicatie bureau- en booronderzoek Wullink 2010 aanvullend booronderzoek Verhelst/Willemse 2011 proefsleuvenonderzoek Van der Linde 2012 Tabel 2.1. Tiel-Medel 1A. Overzicht van het eerder uitgevoerd onderzoek. 2.1 bureau- en booronderzoek Fig Tiel-Medel 1A. Boorpuntenkaart van het onderzoek uit 2007 (naar Wullink 2010, bijlage 12; ondergrond: Topografische Dienst Nederland). Schaal 1: A grens onderzoeksgebied; B vindplaats 1 (Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd); C vindplaats 2 (Vroege en Late Middeleeuwen); D losse vondst; E geen vondst. 5
12 Het eerste bureau- en booronderzoek is uitgevoerd in opdracht van SAB als onderdeel van een stedenbouwkundige verkenning. 3 De uitkomst van het bureauonderzoek was dat voor het ontwikkelingsgebied een hoge archeologische trefkans gold. Om de verwachting te toetsen en om de bodemopbouw in kaart te brengen zijn er vervolgens 198 boringen gezet. In de boringen zijn weinig archeologische indicatoren aangetroffen. Rondom elke boringen werd het maaiveld afgezocht waarbij de vondsten aan de boring werden gekoppeld. In tegenstelling tot de boringen werd aan het oppervlak wel veel vondstmateriaal aangetroffen. Als verklaring hiervoor is geopperd dat het gehele oorspronkelijke vondstniveau in de bouwvoor zou zijn opgenomen. Op basis van de vondstverspreiding zijn vervolgens twee vindplaatsen onderscheiden, één uit de Vroege tot Late Middeleeuwen en één uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Aardewerk uit de Late IJzertijd en de Romeinse tijd werd wel aan de oostzijde van het ontwikkelingsgebied aangetroffen maar was niet voldoende geclusterd om het tot een vindplaats te rekenen. Er werd aanbevolen een proefsleuvenonderzoek uit te voeren om de aard en omvang van de vindplaatsen vast te stellen. 2.2 aanvullend booronderzoek RAAP is vervolgens in 2011 gevraagd om de conclusies en aanbevelingen uit het eerste bureau- en booronderzoek op waarde te schatten en concrete aanbevelingen te doen voor het vervolg. De manier waarop de resultaten in het te toetsen rapport gepresenteerd waren maakten dit immers niet voldoende mogelijk. Een nieuwe interpretatie op basis van de boorstaten bleek ook niet uitvoerbaar, de gegevens waren te summier en het aantal onderscheiden bodemlagen leek te gering. 4 Geadviseerd werd om diagonaal over het terrein, haaks op de bekende paleogeografie, een nieuwe boorraai uit te zetten en op basis van de boringen een profiel te construeren. De boringen uit 2007 zouden vervolgens op basis van dit profiel opnieuw geïnterpreteerd kunnen worden en de eerdere aanbevelingen getoetst en/of aangepast. Uiteindelijk zijn er vier boorraaien met een tussenafstand van 50 m gezet. Waar nodig zijn de raaien aangevuld met tussenliggende boringen. In 18 van de 41 boringen werden archeologische indicatoren aangetroffen. Bij negen boringen betreft dit houtskool, in vier gevallen ging het om een loopvlak (een bodem met aanwijzingen voor betreding) en vijf boringen bevatten meerdere soorten archeologische indicatoren (fig. 2.2). Voorafgaand aan het booronderzoek werd een beperkte bronnenstudie uitgevoerd. De maaiveldhoogte zoals geregistreerd in het Actueel Hoogtebestand Nederland deed vermoeden dat er in het noorden van het onderzoeksgebied een of meerdere huisterpen aanwezig waren. Om dit vermoeden te toetsen is ten noorden van plaats waar boerderij 'Groot Stapel' heeft gestaan één gerichte boring gezet. Tot een meter onder het maaiveld werden een aantal lagen opgebrachte grond gedocumenteerd. Het vermoeden dat er een woonterp in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied aanwezig was werd hiermee bevestigd. Op basis van de boringen en de geraadpleegde bronnen is voor het onderzoeksgebied een geomorfogenetische kaart opgesteld. Uit de interpretatie van de gegevens blijkt dat de Echteldse stroomgordel, actief tussen 830 voor en 121 na Chr., aanvankelijk de oude beddingafzettingen van de Ochtense stroomgordel heeft gevolgd. Deze oudste fase van de stroomgordel heeft noordelijk van een aantal relatief hooggelegen pleistocene terrasresten gestroomd. Ter hoogte van het onderzoeksgebied raakte de Echteldse stroomgordel een zandkop. Gevoed door deze zandbron werd een grote meanderbocht in noordelijke richting uitgebouwd. De rivierrestgeul in het uiterste noordoostelijke deel van het onderzoeksgebied is een restant uit deze fase. 3 Wullink Verhelst/Willemse
13 Fig Tiel-Medel 1A. Geomorfogenetische kaart van het onderzoeksgebied met de aanvullende boringen uit 2011 (naar Verhelst/Willemse 2011, fig. 2; ondergrond: Topografische Dienst Nederland). Schaal 1: A grens onderzoeksgebied; B crevassegeul; C pleistocene terrasrest? D rivierrestgeul; E kronkelwaard (oever-op-bedding); F verspoelde flank terrasrest (oever-op-zand); G huisterp; H boring met meerdere archeologische indicatoren; I boring met houtskool; J boring waarin een loopvlak werd aangetroffen; K overige boringen. Het aanwezige zand in de terrasresten en de hoogteligging zorgden ervoor dat de stroomgordel erg gevoelig was voor doorbraken. Gedurende deze eerste fase is de rivier dan ook diverse keren door haar oeverwallen gebroken. De crevassegeul die centraal door het onderzoeksgebied loopt getuigt van deze gebeurtenissen. Uiteindelijk heeft de rivier zich na de laatste doorbraak verlegd. In de tweede fase stroomde de Echteldse stroomgordel ten zuiden van de pleistocene terrasresten. Ter hoogte van het onderzoeksgebied kon door het ondiep gelegen pleistocene zand ook in deze fase een grote meanderbocht in noordelijke richting uitbouwen. De rivierrestgeul langs de zuidwestelijke rand van het onderzoeksgebied stamt uit deze fase. Nadat de Waalstroomgordel stroomafwaarts van Tiel in de laat-romeinse tijd (ca. na 325 na Chr.) een deel van de Rijnafvoer heeft overgenomen wordt er over het oudere rivier- en terrassenlandschap een pakket oeverafzettingen afgezet. In de top van dit pakket heeft zich een bodem kunnen vormen. Het is in deze bodem, vaak direct onder de dunne bouwvoor, dat de aanwijzingen voor betreding in een aantal boringen is gedocumenteerd. 7
14 Op basis van deze gegevens werd het onderzoeksgebied ingedeeld in vijf zones met elk een specifieke verwachting. Zone 1 bestaat uit de huisterp, gedateerd in de Late Middeleeuwen of nieuwe tijd. De tweede zone bestaat uit de crevassegeul. Hierin waren twee vondstlagen met een onbekende datering herkend. Zone 3 bestaat uit de pleistocene terrasrest. Ook hier werden twee vondstlagen aangetroffen waarvan de jongste gedateerd werd in de Late Prehistorie of vroeg-romeinse tijd. De vierde zone wordt gevormd door de rivierrestgeul langs de zuidwestelijke rand van het ontwikkelingsgebied. Voor dit deel werd een middelhoge verwachting uitgesproken voor oeverbeschoeiingen en verkavelingsgreppels uit de Romeinse tijd. De laatste zones, zone 5/6, bestaat uit de overige delen van het onderzoeksgebied. Hier gold een middelhoge verwachting voor perifere sporen uit diverse perioden. De resultaten van het aanvullende booronderzoek spreken de conclusies van het eerdere booronderzoek tegen. Onder de dunne bouwvoor zijn op een groot deel van het terrein een of meerdere vondstniveaus aanwezig. De oppervlaktevondsten waarop de in het eerste booronderzoek gedefinieerde vindplaatsen gebaseerd waren worden verklaard als bemestingsvondsten. Die van vindplaats 2, uit de Vroege en Late Middeleeuwen, vanuit het middeleeuwse dorp Medel en die van vindplaats 1, uit de Late Middeleeuwen of de Nieuwe Tijd, vanuit de woonterp in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied. Voor vervolgonderzoek werden proefsleuven geadviseerd in zones 1 tot en met 4. Aangezien er binnen de zones verschillende verwachtingen golden kreeg elke zone een eigen specifiek puttenplan en onderzoeksintensiteit. Voor zone 5/6 werd aanbevolen 10% aan proefsleufoppervlak te reserveren. Deze sleuven zouden dan later op basis van voortschrijdend inzicht in zone 5/6 of in een van de andere zones ingezet kunnen worden. Voor het gehele terrein werden twee vlakken aanbevolen aangezien er op grote delen van het onderzoeksterrein twee vondstlagen waren aangetroffen. 2.3 proefsleuvenonderzoek Het geadviseerde puttenplan is grotendeels gehandhaafd bij het proefsleuvenonderzoek in 2012 (fig. 2.3). Aan de zuidelijke zijde van het ontwikkelingsgebied kwamen er acht proefsleuven te vervallen. Zij konden niet aangelegd worden vanwege de ligging in de bermstrook van De Diepert met daarin een bermsloot en diverse kabels en leidingen. Zij zijn langs de noordelijke rand van het onderzoeksgebied ingezet om de dekkingsgraad binnen zone 5/6 te verhogen. Op de woonterp bleek het door beplanting en bestaande bebouwing niet mogelijk het voorgestelde puttenplan aan te houden. De ligging van de uiteindelijke werkputten is in het veld bepaald op basis van toegankelijkheid. In zone 5/6 zijn twee extra sleuven van respectievelijk 40 en 80 m lengte aangelegd om de geologische opbouw van het landschap te bestuderen. Daarnaast is een derde extra put ingezet om rondom twee crematiegraven het grafveld te kunnen begrenzen. In totaal is er ca. 700 m 2 proefsleuf extra aangelegd. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn 151 sporen gedocumenteerd. Het grootste gedeelte hiervan, 80 stuks, bestaat uit greppels die verspreid over het gehele onderzoeksgebied werden aangetroffen. Zij behoren tot greppelsystemen die in verschillende richtingen zijn aangelegd. Een aantal van deze greppels kon gerelateerd worden aan historisch kaartmateriaal. In het zuidoostelijke deel van het onderzoeksgebied, binnen zone 3, werden 35 kuilen gedocumenteerd. Deze kuilen zijn geïnterpreteerd als zandwinningkuilen, hoewel bij enkele kuilen een relatie met houtskoolproductie niet uitgesloten kon worden. 8
15 Fig Tiel-Medel 1A. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek (naar van der Linde 2012, figuur 5.6 en 5.11; ondergrond: Topografische Dienst Nederland). Schaal 1: A greppels; B kuilen; C paalkuil of staak; D crematiegraf; E recente verstoring; F; bouwpuin; G waterput; H vindplaats 1; I vindplaats 2. Centraal binnen het onderzoeksgebied werden twee crematiegraven uit de Romeinse Tijd aangetroffen. Het eerste graf bestaat uit twee kuilen die waarschijnlijk bij elkaar horen. Dit graf werd aangetroffen in een van de noordelijke werkputten uit zone 3. Na het aantreffen van dit graf is er gericht gezocht met bredere werkputten om de ligging van een eventueel grafveld te bepalen. In de tweede bredere werkput werd op 13 m afstand van het eerste graf een tweede ontdekt. Om het grafveld te sparen is de verdere aanleg van de werkput direct gestaakt. De graven dateren tussen 150 en 200 na Chr. Ze bestaan uit grafkuilen met brandstapelresten waaromheen geen randstructuur is aangelegd. In de noordelijke proefsleuf over de woonterp zijn drie ophogingfases herkend in het profiel. De eerste fase wordt vertegenwoordigd door een kleilaag met een vuil grijsbruin uiterlijk. Deze laag wordt afgedekt door een zwarte, zeer vondstrijke ophogingslaag. Deze laag is geïnterpreteerd als ofwel een ophoging met stadsafval uit Tiel, ofwel een laag waarin veel vondstmateriaal is gekomen bij de afbraak van een bakstenen voorganger van de boerderij 'Groot Stapel'. Tot slot is er direct onder de bouwvoor een opvallend schone ophogingslaag aangetroffen die sterk op de natuurlijke oeverafzettingen leek. De laag die de eerste fase van ophoging vertegenwoordigd werd niet in het zuidelijke deel van de woonterp aangetroffen. 9
16 Hoewel er op de plaats waar de boerderij gestaan heeft een concentratie bouwpuin aanwezig was werd er geen muurwerk aangetroffen. Twee andere belangrijke sporen bestaan uit een greppel en een grote kuil die als waterput of vijver geïnterpreteerd werd. De greppel wordt door de kuil oversneden. De kuil wordt afgedekt door de ophogingslaag van de tweede fase. Beide sporen zijn van belang voor de datering van de aanleg van de woonterp. Op basis van de gegevens uit het proefsleuvenonderzoek wordt de begrenzing van de woonterp verkleind. Het kon echter niet uitgesloten worden dat er ten westen van de woonterp, onder de toen nog bestaande bebouwing, een tweede woonterp is opgeworpen. Het grafveld en de woonterp zijn als behoudenswaardige vindplaatsen aangemerkt. Geadviseerd werd de vindplaatsen in situ te behouden of door middel van een opgraving veilig te stellen. 10
17 3 doel van het onderzoek Uit het vooronderzoek is naar voren gekomen dat er binnen het plangebied sprake is van twee behoudenswaardige vindplaatsen. Het betreft een grafveld uit de Romeinse tijd en een woonterp uit de Nieuwe Tijd. De ontwikkeling van het plangebied zou betekenen dat deze vindplaatsen verstoord worden. Om deze reden is besloten de archeologische waarden ex situ te behouden. Hiermee wordt de wetenschappelijke informatie van de archeologische vindplaatsen veiliggesteld. Als uitgangspunt voor het onderzoek gelden hoofdstuk 18, De Romeinse tijd in het Midden- Nederlandse rivierengebied en het Zuid-Nederlandse dekzand- en lössgebied, en hoofdstuk 21, Het rivierengebied in de Middeleeuwen en de vroegmoderne tijd, van de NOaA. Daarnaast is de Provinciale Kennisagenda Rivierengebied van de provincie Gelderland van belang. Op basis van deze agenda's zijn in het PvE de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 5 vindplaats 1 (grafveld) 1. Is er binnen het onderzoeksareaal een horizontale begrenzing van het grafveld aan te wijzen? In welke richting breidt het grafveld zich uit? 2. Welke elementen kunnen in verband gebracht worden met de infrastructuur van en rond het grafveld: is er bijvoorbeeld sprake van kavels, greppels of wegen? 3. Welke grafkuiltypen kunnen onderscheiden worden? Kunnen grafgreppeltypen onderscheiden worden (geen, rond, vierkant/rechthoekig, combinaties van greppels, anders)? Zijn er aanwijzingen voor grafmonumenten? Zijn er aanwijzingen voor grafmarkeringen van natuursteen? 4. Welke elementen uit het crematieritueel zijn aanwezig en welke ontbreken? Zijn brandstapels of palenconfiguraties bewaard gebleven, grafheuvelzolen of rituele kuilen? 5. Welke aanknopingspunten levert het onderzoek op m.b.t. de reconstructie van het lokale crematieproces? 6. Wat kan gezegd worden over de populatie van het grafveld aan de hand van het fysisch antropologisch onderzoek van de crematieresten? Wat is de leeftijd en het geslacht van de individuen? Welke aanwijzingen zijn er voor pathologieën? Zijn er aanwijzingen voor dubbelbegravingen of gebruik van een brandstapel voor meer dan 1 individu? 7. Welke bijgiften van anorganisch materiaal zijn meegegeven? Welke zijn onverbrand, welke verbrand en welke zijn (mogelijk) per ongeluk in de grafkuil terechtgekomen? 8. Welke bijgaven van vlees (dierenbot) en/of ander organisch materiaal zijn meegegeven op de brandstapel dan wel in de grafkuilen? 9. Welke soorten deposities zijn er behalve de grafkuilen, en op welke locaties komen deze voor (excentrisch binnen grafgreppel, in grafgreppel, buiten grafmonument in loopvlak of in kuil)? Zijn er aanwijzingen voor inhumatiegraven? Hoe verhouden deze zich tot de populatie van het crematiegrafveld? Wat is de leeftijd en het geslacht van de individuen? Welke aanwijzingen zijn er voor pathologieën? Zijn er aanwijzingen voor grafmarkeringen? Wat kan er gezegd worden over het inhumatieproces? 11. Hoe dateren de graven/ grafveldsporen? 12. Bestaan er verschillen in samenstelling van het vondstmateriaal in de grafkuilen en daarbuiten? Wat zijn deze? 13. Welke informatie levert onderzoek naar het houtskool op (het gebruikte hout voor de brandstapel of meeverbrande houten voorwerpen)? 14. Is er een begrenzing tussen openbare ruimte en grafveld? 5 Schuuring 2013, Naar Verhelst
18 15. Is er sprake van alleen grafveldsporen uit de periode n. Chr., of zijn er nog andere gebruiksperioden van het terrein? Licht toe in welke periode welke activiteiten hebben plaatsgevonden. 16. Vormen de post-depositionele processen een verklaring voor de mate van gaafheid van de grafveldresten? vindplaats 2 (pol) 17. Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit? 18. Wat is de begrenzing van de pol/ophogingspakketten? 19. Wat is de datering van de sporen? Is er sprake van verschillende bewonings- of gebruiksfasen? Wat is de begindatering van de pol? Levert het onderzoek aanwijzingen op voor de specifieke activiteiten van de eerste bewoners? 20. In hoeveel fasen is de pol opgehoogd? Kan worden bepaald wanneer de pol is aangelegd? Is er sprake van een eenmalige aanleg, of is er nog sprake van een fasering hierin? Wat is de dikte en de eventuele stratigrafie van de ophogingspakketten? Waaruit bestaan de ophogingspakketten? 21. Zijn er sporen en structuren in de directe nabijheid van de pol, die bij deze horen (waterkuilen, sloten, perceleringsgreppels, akkerlagen en ploegsporen ed.?) Wat is de aard en functie van deze structuren? 22. In het vooronderzoek wordt gesuggereerd dat het vondstmateriaal aantoont dat de bewoners welgesteld waren. Blijkt dit ook uit de opgraving? Geldt dit in gelijke mate voor iedere bewoningsfase? 23. In het vooronderzoek wordt een mogelijke relatie met Huis Medel geopperd. In hoeverre kan een relatie met Huis Medel worden gelegd? Zo ja, waaruit bestaat deze relatie? 24. In het vooronderzoek wordt gesteld dat een vroegere houtbouwfase op de pol niet kan worden uitgesloten. Is er sprake van een (vroegere) houtbouwfase? Wat is de datering? Wat was de omvang van de houtbouwfase? Hoe stak deze constructief in elkaar? Welke houtsoort is gebruikt? Is gebruik gemaakt van lokale bomen/boomsoorten? 25. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig, wat is de datering en hoe is de conserveringstoestand? Welke uitspraken kunnen gedaan worden over de vondstspreiding? 26. Hoe verhoudt de pol zich tot haar directe omgeving? 27. Is er sprake van oudere bewoning binnen de vindplaats (bv Romeins)? 28. In welke mate is het onderzoeksgebied aangetast door recente verstoringen? Verklaar. 29. Is het perceleringssysteem afwijkend van het huidige? 30. Zijn sporen van oogstopslagplaatsen (hooibergen/kringgreppels en resten van bijgebouwen aanwezig? 31. Op wat voor wijze vormt het archeologisch erfgoed een aanvulling op de historische bronnen? Is de koppeling te maken met historische bronnen? algemeen 32. Kan op basis van de opgraving van de twee vindplaatsen verfijning worden aangebracht in de kennis die wij bezitten over grafvelden en pollen in het rivierengebied? 33. Leidt het onderzoek naar de vindplaatsen tot concrete onderzoeksvragen voor toekomstig onderzoek? Zo ja, welke? 34. Wat is de relatie tussen de aangetroffen resten, de vastgestelde stratigrafie, de bodemgesteldheid en het landschap (geomorfologie en reliëf)? Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten? 35. Bestaat er een relatie tussen verschillende vondstconcentraties (vindplaatsen uit verschillende perioden of gelijktijdig gebruik / ensemblewaarde), zowel op de onderzoekslocatie als in de omgeving? Het al dan niet kunnen beantwoorden van de onderzoeksvragen dient voldoende onderbouwd te zijn. Een ja/nee antwoord volstaat nimmer. 12
19 4 onderzoeksstrategie Tijdens het veldwerk zijn er zestien werkputten aangelegd met een totaaloppervlak van m 2 (fig. 4.1). Uitgesplitst per vindplaats is dat m 2 op vindplaats 1 en m 2 op vindplaats 2. Binnen dit oppervlak zijn, voor zover nodig, tot vier vlakken aangelegd. Vlakken 3 en 4 werden alleen aangelegd op vindplaats 2, de woonheuvel. De werkputten zijn afwisselend op beide vindplaatsen aangelegd. In de werkputnummering is geen onderscheid gemaakt tussen de vindplaatsen, de nummers geven de volgorde van aanleg weer. 4.1 vindplaats 1, het grafveld de ligging van de werkputten Men is het onderzoek begonnen met de aanleg van werkput 1 op vindplaats 1, het grafveld. De reden om de eerste werkput op vindplaats 1 aan te leggen is dat het onderzoeken van een graf over het algemeen meer tijd kost dan het onderzoeken van een regulier archeologisch spoor. Daarnaast zijn graven notoir gevoelig voor vandalisme. Op basis van het vooronderzoek kon de begrenzing van het grafveld niet bepaald worden. Het uitgangspunt voor de ligging van werkput 1 was het centrale punt op een as die getrokken is tussen de ligging van de twee graven die tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn aangetroffen. Rondom dit punt is een werkput van 625 vierkante meter, oftewel 25 bij 25 m, getrokken gericht op de ligging van de proefsleuven. Deze werkput is vervolgens vergroot met het cumulatieve aantal vierkante meters die reeds onderzocht waren tijdens het vooronderzoek en binnen de werkput vielen. Hier was verder onderzoek immers niet noodzakelijk. Het resultaat was een vierkante werkput met ca. 625 m 2 nog niet eerder onderzocht oppervlak. Deze werkput bleek aan te sluiten op werkputten 28 en 34 uit het proefsleuvenonderzoek. Deze ligging van de werkput bood statistisch gezien de grootste kans op het aantreffen van nieuwe graven. Verdere uitbreiding van het definitieve archeologisch onderzoek zou in overleg met het bevoegd gezag en de opdrachtgever na de aanleg steeds opnieuw bepaald worden waarbij het uitgangspunt was dat er een oppervlak van 2500 m 2 onderzocht zou worden en de verwachting van het totaal aantal nog aan te treffen graven tussen de vijf en de tien lag. Bij het aanleggen van vlak 1 van werkput 1 werden ten oosten van graf 2 vier verspreid liggende graven aangetroffen. Naderhand is de werkput 15 m in noordoostelijke richting uitgebreid om in die richting de begrenzing van het grafveld op te zoeken. Hierbij werd slechts één extra graf aangetroffen. De vooraf vastgestelde bufferzone was hiermee bereikt en het onderzoek hoefde niet in deze richting uitgebreid te worden. 7 Op basis van de boringen uit het aanvullende booronderzoek is oorspronkelijk de conclusie getrokken dat in grote delen van het ontwikkelingsgebied minimaal twee sporenniveaus verwacht konden worden. 8 Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn dan ook in de werkputten die binnen die 7 Schuuring 2013, Verhelst/Willemse 2011,
20 Fig Tiel-Medel 1A. De ligging van de werkputten. Schaal 1:
21 delen vielen twee vlakken aangelegd. 9 In tegenstelling tot de verwachting werd er binnen deze delen slechts één sporenniveau aangetroffen die dicht onder de huidige bouwvoor ligt. Graf 1 werd echter afgedekt door een grijze bufferlaag terwijl graf 2 direct onder de bouwvoor werd aangetroffen. 10 In het PvE is dan ook de eis opgenomen op vindplaats 1 een controlevlak aan te leggen. 11 Op deze manier kan het missen van graven of randstructuren voorkomen worden. Bij het aanleggen van dit controlevlak in werkput 1 werden er tussen de reeds aangetroffen graven zes verdere graven aangetroffen. Deze graven moeten zijn ingegraven in de natuurlijke laag die op het eerste vlakniveau is waargenomen (zie paragraaf 5.3.1), ze waren echter op dit niveau niet zichtbaar. De aangetroffen graven lagen min of meer centraal langs de zuidoostelijke putwand. Aan de drie andere zijden was de vooraf bepaalde bufferzone wel bereikt. Werkput 5 is langs de zuidoostelijke zijde van werkput 1 aangelegd om hier een nieuwe buffer te creëren. Werkput 5 leverde geen nieuwe graven op. Bij de aanleg werden er echter handgevormde scherven en scherven van Romeins importaardewerk gevonden en werd losse crematieresten waargenomen. De mogelijkheid bestond dat dit vondstmateriaal afkomstig is uit verstoorde graven. Om deze reden is in overleg met het bevoegd gezag en de opdrachtgever besloten het onderzoek verder richting het zuidoosten uit te breiden. Op het eerste vlak van deze nieuwe werkput, werkput 6, werden vier graven en twee plekken met crematieresten die de plaats van verstoorde graven aangaven gevonden. In eerste instantie lag de noordwestelijke grens van werkput 6 ter hoogte van die van werkput 5. Aangezien de aangetroffen graven en grafrestanten tegen deze putgrens aanlagen is de werkput in noordwestelijke richting uitgebreid. In de uitbreiding werden geen graven aangetroffen. Het was duidelijk dat er richting het zuidoosten een nieuwe bufferzone aangelegd moest worden. Direct ten zuidoosten van werkput 6 was tijdens het vooronderzoek echter een proefsleuf aangelegd. Om deze reden is de volgende put op vindplaats 1, werkput 8, op een afstand van 5 m ten opzichte van werkput 6 aangelegd. In deze nieuwe put werden enkel kuilen die te maken hebben met zandwinning aangetroffen. Wel werden er bij de aanleg langs de noordwestelijke putgrens ter hoogte van de graven in werkput 6 scherven van Romeins importaardewerk gevonden. Tussen werkputten 6 en 8 is vervolgens ter hoogte van de aanlegvondsten en de al dan niet verstoorde graven werkput 13 aangelegd. Aan weerskanten van de voormalige proefsleuf werden ernstig verstoorde graven aangetroffen. Aansluitend is aan de noordzijde van het grafveld werkput 14 Hoewel niet met zekerheid gesteld kan worden dat de begrenzing van het grafveld bereikt was lieten de resultaten uit de laatste twee werkputten zien dat verder onderzoek weinig zin had. Het grafveld kent dusdanige verstoringen dat de begrenzing niet meer met zekerheid vast te stellen is. In overleg met het bevoegd gezag en de opdrachtgever is besloten het onderzoek op vindplaats 1 te staken de veldwerkmethode De werkputten zijn aangelegd met behulp van een graafmachine met een gladde bak. De aanleg geschiedde onder toezicht van een senior KNA-archeoloog. Na iedere haal van de graafbak is de ondergrond afgezocht met een metaaldetector, hierbij is het op het oog zichtbare, niet-metalen vondstmateriaal verzameld. 12 Romeins aardewerk evenals glas- en metaalvondsten zijn driedimensionaal ingemeten om een eventuele relatie met de onderliggende graven vast te kunnen stellen. 9 Van der Linde 2012, Van der Linde 2012, Schuuring 2013, Er is gebruik gemaakt van een Tesoro Lobo. 15
22 Het eerste vlak is aangelegd op het eerste sporenniveau. Als een graf al op een hoger niveau herkend werd aan bijvoorbeeld een concentratie verbrand bot en/of schervenmateriaal is ter plaatse niet verder verdiept en is het graf als een eiland in het vlak blijven staan. De aangetroffen sporen zijn ingemeten met behulp van een GPS-apparaat of een Robotic Total Station. 13 Aangezien van elk ingemeten punt op het vlak de hoogteligging wordt geregistreerd is er slechts op plaatsen met een lage spoordichtheid de vlakhoogte gedocumenteerd. Hierbij is in alle gevallen de minimaal vereiste dekkingsgraad van één meting per 25 vierkante meter bereikt. 14 Alle sporen hebben een individueel spoornummer gekregen en zijn ingevuld in een sporenlijst. De hoogte van het spoor ten opzichte van het NAP is door het inmeten van het spoornummer verkregen. Op de sporenlijst wordt de spoordefinitie, de kleur van het spoor, het aantal lagen, het tekeningnummer van de coupe, de diepte en eventuele vondstnummers bijgehouden. In principe zijn alle coupes van sporen getekend, tenzij het zeer ondiepe sporen betrof. Nadat het vlak is aangelegd, ingemeten, beschreven en gefotografeerd zijn de graven onderzocht conform de methode Hiddink. 15 Deze methode is al uitgebreid gepubliceerd en zal hier enkel kort omschreven worden. 16 Aan weerszijden het graf worden meetpennen uitgezet die driedimensionaal worden ingemeten. Na het handmatig opschaven van het spoor wordt een detailfoto genomen en een vlaktekening op schaal 1:10 vervaardigd. Het graf wordt gecoupeerd waarbij eventueel aanwezige bijgiften of crematierestendepots worden vrijgelegd. Tijdens het couperen worden de vullingen in hun geheel geborgen om later gezeefd te worden. De coupe wordt vervolgens getekend op schaal 1:10. De aanwezige elementen en de vullingen worden tot slot in het geheel geborgen en naderhand gezeefd over een maaswijdte van 2.5 mm. De overige sporen zijn op de gebruikelijke wijze onderzocht. Vervolgens is er een controlevlak aangelegd op een dieper niveau. Dat dit noodzakelijk was bleek direct al op het tweede vlak van werkput 1. Op dit vlak werden zes graven aangetroffen die niet zichtbaar waren op het eerste vlak. Na afloop van het onderzoek zijn de werkputten machinaal gedicht. 4.2 vindplaats 2, de woonterp de ligging van de werkputten Er is begonnen met de aanleg van werkput 2, een smalle werkput die haaks staat op de lengterichting van de begrenzing zoals waargenomen tijdens het proefsleuvenonderzoek. De werkput loopt in westelijke richting door tot in de begrenzing die verondersteld werd op basis van de gegevens uit het aanvullende booronderzoek. Het doel van deze werkput was inzicht te verkrijgen in de opbouw van de woonterp. Langs de noordelijke zijde is het volledige putwandprofiel gedocumenteerd. Vervolgens is haaks hierop werkput 3 aangelegd. In deze werkput is het putwandprofiel aan de oostelijke zijde geheel gedocumenteerd in combinatie met het profiel van de tegenoverliggende putwand in werkput 10 en het profiel van werkput 2 is hiermee een kruislinks profiel over de gehele woonterp verkregen. De oorspronkelijke strategie voor de overige werkputten bestond uit het om en om aanleggen van 10 m brede putten. Deze opgravingsmethode is door VUhbs, destijds ACVU-HBS ontwikkeld bij het onderzoek Tiel-Passewaaij en later verfijnd tijdens het onderzoek in Geldermalsen-Hondsgemet. Oorspronkelijk is deze methode gericht op onderzoek naar restgeulen, ze is echter breder toepasbaar zoals bij onderzoek naar woonterpen. Door de werkputten om en om aan te leggen en daarbij de 13 Er is gebruik gemaakt van een Sokkia GRX-1 en een Sokkia SRX-5 in combinatie met een RC-PR4 Control Unitr. 14 CCvD 2010, Protocol 4004 Specificatie OS6. 15 Hiddink 2003b, Zie o.a. Hiddink 2003b, ; Hiddink 2006, 8; Hiddink/De Boer 2011, 80-82; Wesdorp 2012,
23 wandprofielen te documenteren kan het overzicht in complexe situaties behouden blijven. De opbouw van de woonterp bleek echter niet al te complex, bij de aanleg van werkputten 10 en 11 is dan ook van deze methode afgeweken. Tijdens het veldwerk is aan het bevoegd gezag verzocht een wijziging in het PvE goed te keuren met betrekking tot het puttenplan op de woonterp en een uitbreiding van de putten in het grafveld. 17 Dit plan hield in dat er verschillende putten van het oorspronkelijke puttenplan voor vindplaats 2 kwamen te vervallen en dat de hierbij 'vrijgekomen' meters ingezet konden worden bij het onderzoek naar het grafveld op vindplaats 1. De reden hiervoor was dat één van de belangrijkste onderzoeksdoelen, i.e. het onderzoek naar de genese van de woonterp, bereikt was met de tot dan toe aangelegde putten en dat verder onderzoek van de vindplaats geen wezenlijke bijdrage zou leveren aan de kennis over de geschiedenis van de woonterp. Als gevolg van dit voorstel en de goedkeuring ervan zijn de werkputten 7 en 9 ingekort. Een laatste wijziging ten opzichte van het vooraf opgestelde puttenplan wordt gevormd door werkput 16. Deze put is aangelegd naar aanleiding van de vondst van een laat-romeinse fibula in een oude akkerlaag die onder de woonterp doorliep. Hierbij werden echter geen verdere vondsten of sporen uit de laat-romeinse tijd aangetroffen de veldwerkmethode Ook op vindplaats 2 zijn de werkputten aangelegd met behulp van een graafmachine met een gladde bak onder toezicht van een senior KNA-archeoloog. De metaalvondsten zijn driedimensionaal ingemeten. Het overige vondstmateriaal is in het geval van grotere spoor- en laagvullingen verzameld in vakken van 2 bij 2 m. Het eerste vlak is aangelegd op het eerste sporenniveau. Gaandeweg het onderzoek werd er meer grip verkregen op de opbouw van de woonterp en zijn de eerste vlakken dieper aangelegd. Zichtbare sporen zijn in dat geval tijdens de aanleg ingemeten en beschreven. De metingen zijn gedaan met behulp van een GPS-apparaat of een Robotic Total Station. 18 Aangezien van elk ingemeten punt op het vlak de hoogteligging wordt geregistreerd is er slechts op plaatsen met een lage spoordichtheid de vlakhoogte gedocumenteerd. Hierbij is in alle gevallen de minimaal vereiste dekkingsgraad van één meting per 25 vierkante meter bereikt. 19 Alle sporen hebben een individueel spoornummer gekregen en zijn ingevuld in een sporenlijst. De hoogte van het spoor ten opzichte van het NAP is door het inmeten van het spoornummer verkregen. Op de sporenlijst wordt de spoordefinitie, de kleur van het spoor, het aantal lagen, het tekeningnummer van de coupe, de diepte en eventuele vondstnummers bijgehouden. In principe zijn alle coupes van sporen getekend, tenzij het zeer ondiepe sporen betrof. Tekeningen van sporen zijn overwegend op schaal 1:20. Muurwerk is gefotografeerd en getekend op schaal 1:10. De muurresten zijn in het veld opgenomen door een bouwhistoricus, de resultaten van het bouwhistorisch onderzoek worden gepresenteerd in hoofdstuk 7. Het muurwerk is steeds bemonsterd waarbij de meest informatieve bakstenen uitgezocht zijn. Na het onderzoek van het eerste vlak is het volgende vlak aangelegd dat op dezelfde wijze behandeld is. Er zijn zoveel vlakken als nodig aangelegd. Na afloop van het onderzoek zijn de resterende stukken muurwerk gesloopt en zijn de werkputten machinaal gedicht. 17 Intern document VUhbs Er is gebruik gemaakt van een Sokkia GRX-1 en een Sokkia SRX-5 in combinatie met een RC-PR4 Control Unit. 19 CCvD 2010, Protocol 4004 Specificatie OS6. 17
24 18
25 5 fysische geografie Gerard Boreel 5.1 inleiding en methode Tijdens de opgraving op Tiel-Medel 1A is onderzoek gedaan naar de landschappelijke context van de vindplaats. Hierbij zijn ten behoeve van het fysisch geografisch onderzoek enkele profielen aangelegd (fig. 1). Alle profielen zijn met de hand opgeschaafd, ingekrast en gedocumenteerd. Hierbij zijn zowel lithologische lagen als archeologisch relevante lagen onderscheiden. Hierbij moet gedacht worden aan vegetatieniveaus, vondstlagen, cultuurlagen en eventuele sporen. Alle lagen zijn bemonsterd en beschreven op textuur, kleur, het gehalte organische stof, andere lithologische en bodemkundige verschijnselen en eventuele insluitsels van natuurlijke of archeologische aard. 20 Naast de profielen zijn tijdens de opgraving fysisch geografische waarnemingen verricht door bijvoorbeeld te ondersteunen bij de vlakaanleg of door enkele diepe kijkgaten met de hand of de machine te graven. Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn eerder al archeologische boringen verricht en proefsleuven aangelegd. Als achtergrond zal in de volgende paragraaf eerst een beknopte schets worden gegeven van de resultaten van dit vooronderzoek. In paragraaf 5.3 zullen de resultaten van dit onderzoek worden gepresenteerd en vergeleken met die van de vooronderzoeken. In paragraaf 5.4 zal antwoord gegeven worden op de gestelde vragen. 5.2 achtergrond Het eerste onderzoek dat plaatsvond in het plangebied Tiel-Medel 1A is in 2007 uitgevoerd door het ARC in de vorm van een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek. 21 Het beeld dat uit dit onderzoek naar voren komt vormt eigenlijk een bevestiging van de reeds bestaande aardkundige kaarten. Het plangebied bevindt zich op de meandergordel van Echteld (actief van 830 voor Chr. tot 121 na Chr.) en bestaat voor het grootste deel uit kleiige tot zandige oeverafzettingen over beddingzand. In het oostelijk deel van het terrein bevindt het beddingzand zich direct onder de bouwvoor en leek het profiel te zijn afgetopt door bijvoorbeeld egalisatie of ploegen. Langs de westelijke begrenzing van het plangebied werd de restgeul aangeboord die in verschillende kaarten te herkennen is. Op basis van de 41 boringen die zijn gezet tijdens het tweede booronderzoek door RAAP konden twee profielen worden vervaardigd, haaks op elkaar en haaks op de bekende paleogeografische landschapselementen. 22 De aanvullende boringen maakten het mogelijk de ARC-boringen opnieuw te interpreteren en een geomorfogenetische kaart te vervaardigen voor het plangebied. Ook hierin wordt ter plaatse van de westelijke begrenzing - de Ooijse Wetering - een restgeul gekarteerd. In de zuidoostelijke hoek van het plangebied bevindt zich een zandopduiking, die als pleistoceen terrasrest wordt geïnterpreteerd. Dit pleistocene terras zou de zandbron geweest zijn, die de ruime noordelijke meanderbocht ten noorden van het plangebied mogelijk maakte. De opduiking van het zand duikt in noordelijke en westelijke richting scherp weg, wat zou duiden op erosie. Deze erosie wordt in verband gebracht met een crevassegeultje dat van zuidwest naar noordoost door het plangebied loopt. Het fossiele landschap van beddingafzettingen, terrasresten en restgeulen wordt afgedekt door 20 Beschreven is volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, Bosch 2007), dat gebaseerd is op de NEN5104 (Nederlands Normalisatie Instituut 1989). 21 Wullink Verhelst/Willemse
Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld
2015 Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol) Postbus 9515 2300 RA Leiden (071) 527 33 13 www.archol.nl Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld Voorlopig evaluatierapport, Archol BV Opgraving Hengelo Winkelskamp
Nadere informatieINFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES
INFORMATIERAPPORT EN ELECTIEADVIE Proefsleuvenonderzoek Bedrijventerrein fase 2 (Homoetsestraat), Maurik, gemeente Buren Archis onderzoekmeldingsnummer 4120 Inleiding Tussen 14 en 23 februari 2011 is door
Nadere informatieAdviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap
Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding
Nadere informatieEen archeologische begeleiding op het Marktplein te Geldermalsen, briefrapport.
Een archeologische begeleiding op het Marktplein te Geldermalsen, briefrapport. valentijn van den brink met een bijdrage van Gerard Boreel Zuidnederlandse Archeologische Notities 7 Amsterdam 01 VUhbs Archeologie
Nadere informatieArcheologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)
Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie
Nadere informatie8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas
QUICKSCAN ARCHEOLOGIE KLAVER 8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente 8 2017 Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas 20 APRIL 2017 20 APRIL 2017 Contactpersonen KOOS MOL Arcadis Nederland B.V.
Nadere informatieADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013
NAW plan: Plan: Opp plangebied: RO-procedure: Opsteller: Aanvrager: Inrichting openbare ruimte plangebied Pantarhei aanleg ontsluitingsweg, parkeergelegenheid, openbaar groen ca. 5000 m² (locatie Pantarhei);
Nadere informatiePlan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1
Plan van Aanpak Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) Projectnr. A16-085-I, september 2016, versie: 1 Auteur: dr. P.T.A. de Rijk Verkennend booronderzoek Veldwerk Inleiding: Onderzoeksvragen:
Nadere informatieProgramma van Eisen. 3880 AK PUTTEN T (0341) 359 732 E mstruijs@putten.nl. Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf. Regio Noord-Veluwe
Programma van Eisen Locatie Putten, Hoge Einderweg 19 Projectnaam Hoge Einderweg 19 Plaats binnen archeologisch proces 0 Archeologische begeleiding (AB) onder het protocol opgraven Opsteller Naam, adres,
Nadere informatieBeulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)
Laagland Archeologie Rapport 11 Inventariserend veldonderzoek karterende fase Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.) Opdrachtgever: gemeente Steenwijkerland april 2016 Versie 1 Inventariserend
Nadere informatieQuick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand
Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand 12 augustus 2010 Inleiding Het plangebied ligt in het noorden van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de
Nadere informatieArcheologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68
Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologische begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Definitief ISSN 1573-5710
Nadere informatieArchol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein
2012 Archol bv Ivo van Wijk Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat
Nadere informatieBijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden
Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden 0 SOB Research, 26 juni 2014 1 1. Archeologisch onderzoek 1.1 Inleiding
Nadere informatieArcheologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist. K oen Hebinck
Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist K oen Hebinck 347 Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist Koen Hebinck Zuidnederlandse Archeologische
Nadere informatieArcheologische begeleiding Alphen aan den Rijn-Bospark. met een bijdrage van: Koen Hebinck
Archeologische begeleiding Alphen aan den Rijn-Bospark met een bijdrage van: Koen Hebinck 357 Archeologische begeleiding Alphen aan den Rijn - Bospark MARTIJN VAN HAASTEREN met een bijdrage van: Koen Hebinck
Nadere informatiePlangebied Best Hoofdstraat 28 - Sint Odulphusstraat. Archeologische begeleiding conform protocol proefsleuvenonderzoek. M.E. Hemminga. Archol.
Plangebied Best Hoofdstraat 28 - Sint Odulphusstraat Archeologische begeleiding conform protocol proefsleuvenonderzoek M.E. Hemminga Archol 409 Archol Plangebied Best Hoofdstraat 28 - Sint Odulphusstraat
Nadere informatiePapendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.
1. ALGEMENE GEGEVENS Titel Auteur(s) Autorisatie Gemeente Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.0) H.
Nadere informatieLocatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag
Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag Mirjam Brouwer Goedkeuring evaluatieverslag Jos van der Weerden Locatie.
Nadere informatieEvaluatiebrief Archeologisch onderzoek 58915 Sevenum-Beatrixstraat IVO-P
Postbus 297 6900 AG Zevenaar Ringbaan Zuid 8a 6905 DB Zevenaar tel. 0316-581130 fax 0316-343406 info@archeodienst.nl www.archeodienst.nl Archeodienst BV, Postbus 297, 6900 AG Zevenaar Evaluatiebrief Archeologisch
Nadere informatieNieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)
Delftse Archeologische Notitie 122 Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel) Een verkennend booronderzoek Bas Penning Delftse Archeologische Notitie 122 Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel) Een verkennend
Nadere informatieWaarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)
Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) (28 en 29 oktober 2009) Oudenburg, 2009 Colofon Archeologisch Rapport Oudenburg 4 Waarderend archeologisch Onderzoek te
Nadere informatieno-hoek: / zw-hoek: / zo-hoek: /
Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek middels proefsleuven (IVO-P) Plangebied Laan naar Emiclaer dd. 01-09-2015 Onderzoeksgegevens Onderzoek: Amersfoort Laan naar Emiclaer 2 Meldingnummer: 2683574100
Nadere informatiePlan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop
Plan van Aanpak Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Opdrachtgever: Van Wengerden en Visser B.V. Plangebied: Dorpsstraat 63 / Vijverhofpad 4 in Nieuwkoop, gemeente Nieuwkoop
Nadere informatieZuidnederlandse Archeologische Notities
Verslag opgraving Elst Dorpsstraat 92 Miel Schurmans Zuidnederlandse Archeologische Notities 16 Amsterdam 2004 Archeologisch Centrum Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting Opdrachtgever : Gemeente
Nadere informatieRanst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)
RAAP België - Rapport 035 Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst) Archeologienota Archeologisch Vooronderzoek Programma van Maatregelen Bureauonderzoek 2016L20 Landschappelijk booronderzoek 2016L21
Nadere informatiememo Locatiegegevens: Inleiding
memo van Bram Silkens afdeling RB Datum Contact 28-04-2016 Walcherse Archeologische Dienst (gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen) postbus 70 4330 AB Middelburg b.meijlink@middelburg.nl (06-52552925)
Nadere informatieEen leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.
Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg Archol A. Porreij-Lyklema 313 Archol Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid Een archeologische
Nadere informatieV&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1
Gemeente Breda Ruimtelijke Ontwikkeling Bureau Cultureel Erfgoed Erfgoedbesluit 2009-22 V&L Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1 Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg Ruimtelijke Ontwikkeling Controle
Nadere informatie4 Archeologisch onderzoek
4 Archeologisch onderzoek 99044462 Inhoudsopgave ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK 1 Inleiding... 2 1.1 Algemeen... 2 1.2 Aanleiding en doelstelling... 2 2 Bureauonderzoek... 3 2.1 Werkwijze... 3 2.2 Resultaten
Nadere informatieOverasselt-Schoonenburg Gemeente Heumen Evaluatierapport
Overasselt-Schoonenburg Gemeente Heumen Evaluatierapport Johan van Kampen Amsterdam 2009 Archeologisch Centrum Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting Inhoud 1 I n l e i d i n g 2 R e s u l t
Nadere informatieCHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning
ARCHEOLOGIE CHECKLIST Beoordeling standaard rapport IVO-verkennend Algemene vragen 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning
Nadere informatieHalle, Duezstraat Proefsleuvenonderzoek
Halle, Duezstraat Proefsleuvenonderzoek COLOFON Opdracht: Archeologisch onderzoek Opdrachtgever: Huisvesting Zennevallei/Halle Molenborre 26/01 1500 Halle Opdrachthouder: SORESMA nv Britselei 23 2000 Antwerpen
Nadere informatieVerkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof
Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2 R. Jansen, L.G.L. van Hoof Colofon Archol Rapport nummer 41 Verkennend archeologisch onderzoek Vorstenbosch-Bergakkers fase 2 Uitvoering:
Nadere informatieArcheologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland
Delftse Archeologische Notitie 101 Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland Proefsleuvenonderzoek aan de Phoenixstraat 32 te delft Jorrit van Horssen Delftse Archeologische Notitie 101
Nadere informatieQuick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand
Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand 18 november 2010 Inleiding Het plangebied ligt ten westen van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de gemeente Loon op Zand (afb. 1). De
Nadere informatieBavikhove, Eerste Aardstraat
Bavikhove, Eerste Aardstraat BAAC Vlaanderen bvba Hendekenstraat 49 9968 BASSEVELDE info@baac.be Inhoud 1 Gemotiveerd advies... 3 2 voor uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem... 4 2.1 Administratieve
Nadere informatie: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan
Bodemshop Dhr. Roosendaal s-gravendijckseweg 45 A 2201 CZ Noordwijk Noordwijk, 16 juni 2008 Kenmerk : 09840508/29047 Contactpersoon : drs. Edwin Hoven E-mail : ehoven@beckerenvandegraaf.nl Betreft : Archeologische
Nadere informatieRotterdamseweg 202 in Delft
Delftse Archeologische Notitie 117 Rotterdamseweg 202 in Delft Een archeologische begeleiding en waarneming Bas Penning Delftse Archeologische Notitie 117 Rotterdamseweg 202 in Delft Een archeologische
Nadere informatiePLAN VAN AANPAK. Pagina 1 van 7 LOCATIE. Knegsel, gemeente Eersel PROJECT
Pagina 1 van 7 PLAN VAN AANPAK LOCATIE Knegsel, gemeente Eersel PROJECT Bomen fietspad Knegsel-Steensel PLAATS BINNEN ARCHEOLOGISCH PROCES Archeologische begeleiding OPSTELLER Naam, adres, telefoon, e-mail
Nadere informatieGageldijk. GAG: Archeologische begeleiding rond de aanleg van een fietsviaduct aan de Gageldijk, gemeente Utrecht. Basisrapportage Archeologie 109
Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling Gageldijk GAG: Archeologische begeleiding rond de aanleg van een fietsviaduct aan de Gageldijk, gemeente Utrecht Basisrapportage Archeologie 109 www.utrecht.nl Basisrapportage
Nadere informatieArcheologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen
Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Bijlage 3 bij Nota van Uitgangspunten Strijpsche Kampen Definitief Gemeente Oirschot Grontmij Nederland bv Eindhoven, 11 mei 2007 Verantwoording Titel :
Nadere informatieRAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek
verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaart te brengen. 122 De boringen zijn uitgezet in enkele losse punten en een tweetal raaien langs de oostelijke en noordelijke
Nadere informatieevaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding
evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding 1 1 inleiding Van vrijdag 19 september tot en met dinsdag 23 september 2014 heeft VUhbs archeologie in opdracht van de familie van
Nadere informatieArcheologische MonumentenZorg
Provincie NoordBrabant Archeologische MonumentenZorg 1. EINDOORDEEL ADVIES Onderwerp Waalwijk, Sprang, Plangebied Aansluiting Bevrijdingsweg, N261 locatie B te Sprang, N261 archeologisch onderzoek. Aan
Nadere informatieQuickscan Inleiding Resultaten quickscan
Quickscan Kenmerk Betreft 1 Inleiding Provincie Noord-Holland heeft het voornemen om de provinciale weg N244 tussen de A7 bij Purmerend en de N247 bij Edam-Volendam op te waarderen tot een regionale weg.
Nadere informatieNota van wijziging 2: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)
Nota van wijziging 2: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE 11-05-2015 - A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort) voor de hoofdstukken 5, 6 en 10 + afbeelding 1. Locatie Projectnaam Plaats binnen archeologisch
Nadere informatieGerrit Rietveld College
Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling Gerrit Rietveld College GRC: Archeologische begeleiding op het terrein van het Gerrit Rietveld College, Utrecht Basisrapportage Archeologie 110 www.utrecht.nl Basisrapportage
Nadere informatieSelectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA
Gemeente Breda Bureau Cultureel Erfgoed ErfgoedBesluit 2009-30 Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA Controle BCE Johan Hendriks Bureau Cultureel Erfgoed, Naam Afdeling/bedrijf Datum Paraaf
Nadere informatieArcheologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899
1. ALGEMENE GEGEVENS Titel Auteur(s) Autorisatie Gemeente Plaats Toponiem / Straat Onderzoekskader Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam,
Nadere informatiePROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN
PROGRAMMA VAN MAATREGELEN BIJ ARCHEOLOGIENOTA 2016-055 PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN J. CLAESEN, B. VAN GENECHTEN & G. VERBEELEN DECEMBER 2016 PROJECTCODE BUREAUONDERZOEK 2016K461
Nadere informatieNota van wijziging: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)
Nota van wijziging: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE 11-05-2015 - A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort) voor de hoofdstukken 5, 6 en 10, afbeeldingen en bijlage 1. Locatie Projectnaam Plaats binnen
Nadere informatieGemeente Deventer, archeologisch beleidsadvies 795
Gemeente Deventer, archeologisch beleidsadvies 795 Bestemmingsplan Hoornwerk Eiland 3 Datum: 01-04-2016 Opsteller: Bevoegd gezag: A. Oosterwegel, adviseur Ruimte en Archeologie gemeente Deventer B. Vermeulen
Nadere informatieArcheologische Quickscan
Document: Archeologische Quickscan versie 2 Plangebied: Polderpark, Oudesluis, gemeente Schagen Adviesnummer: 16185 Opsteller: drs. C.M. Soonius (senior archeoloog) & drs. S. Gerritsen (senior archeoloog)
Nadere informatie6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen
6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen 6.3.1. Algemeen In totaal werden er tijdens het vlakdekkend onderzoek 31 sporen geregistreerd in het vlak. Vijf ervan kwamen ook reeds tijdens het vooronderzoek
Nadere informatieGEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART
BAAC rapport GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART BAAC rapport V-09.0172 januari 2010 Status definitief Auteur(s) drs. A. Buesink drs. M.A. Tolboom H.M.M. Geerts ARCHEOLOGIE
Nadere informatieEen oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas
Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Archol S. Baas 435 Archol Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Sven Baas Colofon Archol Rapport 435 Een oppervlaktekartering in
Nadere informatieCHECKLIST. vooronderzoek. Omdat ook voor archeologische opgravingen een PvE verplicht is, is
ARCHEOLOGIE CHECKLIST Programma van Eisen (PvE) Toelichting De handreikingen en checklists richten zich in eerste instantie op het archeologisch vooronderzoek. Omdat ook voor archeologische opgravingen
Nadere informatieQuickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad
Quickscan Archeologie Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad Steller Versie Drs. A.A. Kerkhoven Definitief-2 Projectcode 12110029 Datum 04-02-2013 Opdrachtgever Uitvoerder
Nadere informatieRAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)
RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke) Bureauonderzoek 2016I81 Landschappelijk booronderzoek 2016I121 Nazareth 2016 Colofon Opdrachtgever: Waterwegen
Nadere informatieQuick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst
Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Opsteller: B. van Sprew Opdrachtgever: H. de Jongh (H. de Jongh Advies) Datum: 22-8-2012 Aanleiding en doelstelling
Nadere informatieInventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied Weert-Vrouwenhof. Proefsleuf 41-62.
Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied Weert-Vrouwenhof. Proefsleuf 41-62. Henk Hiddink Zuidnederlandse Archeologische Notities 61 Amsterdam 2006 Archeologisch Centrum
Nadere informatieQUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016
QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016 Arcadis Nederland B.V. Postbus 1018 5200 BA 's-hertogenbosch Nederland +31 (0)88 4261 261 www.arcadis.com 2 Contactpersonen
Nadere informatieNieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11
Delftse Archeologische Notitie 99 Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11 Een archeologisch bureauonderzoek Jean Paul Bakx, Jorrit van Horssen & Bas Penning 5 Nieuw Delft Veld 3 5.1 Plangebied
Nadere informatieFiguur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)
Archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie Naar de archeologie in onder andere de Groeneveldse Polder is een bureaustudie gedaan door de heer Bult van het Vakteam Archeologie i. De in weergegeven
Nadere informatieArcheologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein
Ex-Situ Archeologierapport 1 Archeologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein Auteur: drs. Y. Raczynski-Henk Status: Eindversie Datum: 25-08-2016 Ex-Situ Archeologierapport 1 Archeologische
Nadere informatieBijlage 4 Archeologisch onderzoek
39 Bijlage 4 Archeologisch onderzoek Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) 40 Bodemverstoringsvergu nning Archeologie Plangebied: Gemeente:
Nadere informatieBijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden
Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden Hieronder worden de resultaten van de archeologische toets per deelgebied weergegeven. Drieschouwen Binnen de grenzen van het deelgebied Drieschouwen
Nadere informatieRealisatie van appartementen langsheen de Arkenvest Halle
RAAP België - Rapport 082 Realisatie van appartementen langsheen de Arkenvest Halle Archeologienota Archeologisch Vooronderzoek Programma van Maatregelen Bureauonderzoek 2017E39 Nazareth 2017 Colofon Opdrachtgever:
Nadere informatie30 sept 2014 65848 OU2010006
Verkennend archeologisch booronderzoek Grolseweg 19 te Beltrum, gemeente Berkelland (GE) Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van Berkelland datum: zaaknr: nr: 30 sept 2014 65848 OU2010006
Nadere informatieCultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder
Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Adviescode: 2015.020 Auteur: R. Terluin, archeoloog gemeente Vlaardingen Oktober 2017 Inleiding Scoutinggroepen worden verplaatst
Nadere informatieAdviesdocument ten behoeve van selectiebesluit archeologie Oosterdalfsen, gemeente Dalfsen. Notitie TML520
Adviesdocument ten behoeve van selectiebesluit archeologie Oosterdalfsen, gemeente Dalfsen Notitie TML520 NOTITIE TML520 Adviesdocument ten behoeve van selectiebesluit archeologie Oosterdalfsen, gemeente
Nadere informatieWaarderend archeologisch onderzoek door middel van proefsleuven aan het Fabriekslaantje in de gemeente Tiel. Diederick Habermehl/Gerard Boreel (eds)
Waarderend archeologisch onderzoek door middel van proefsleuven aan het Fabriekslaantje in de gemeente Tiel Diederick Habermehl/Gerard Boreel (eds) 346 Waarderend archeologisch onderzoek door middel van
Nadere informatieAntea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.
Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag. projectnr. 405215.01 revisie 01 15 oktober 2015 auteur M. Arkema Opdrachtgever BDP
Nadere informatieHeesch - Beellandstraat
Archeologische Quickscan Heesch - Beellandstraat Gemeente Bernheze 1 Steller Drs. A.A. Kerkhoven Versie Concept 1.0 Projectcode 12110023 Datum 22-11-2012 Opdrachtgever LWM Ewislaan 12 1852 GN Heiloo Uitvoerder
Nadere informatieDelftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen
Delftse Archeologische Notitie 129 Markt 85, Delft Een archeologische begeleiding Jorrit van Horssen Delftse Archeologische Notitie 129 Markt 85, Delft Een archeologische begeleiding Jorrit van Horssen
Nadere informatieHet bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.
Archeologische Monumentenzorg stapsgewijs Proces Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Het opsporen en waarderen van archeologische vindplaatsen in het kader van ruimtelijke ingrepen vindt plaats in stappen.
Nadere informatieDe resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen
De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen Henk van der Velde en Niels Bouma Inleiding In de zomermaanden van 2017 heeft er in Oosterdalfsen een publieksopgraving plaatsgevonden. Een archeoloog,
Nadere informatieCHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van
ARCHEOLOGIE CHECKLIST Beoordeling standaard rapport IVO-karterend Algemene vragen 1. Het IVO-karterend (voorzover booronderzoek en proefsleuven) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt
Nadere informatieArcheologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat
Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat T.D. Hamburg Archol briefrapport 15 Inleiding In opdracht van de gemeente Oss heeft Archeologische Onderzoek Leiden (Archol bv) op maandag 26 augustus een
Nadere informatieBijlage 3. Vrijstellingen
Bijlage 3. Vrijstellingen Terreinen van hoge archeologische waarde: provinciaal monument (AWG categorie 1) De West-Friese Omringdijk is een provinciaal monument. Vergunning verloopt via de provincie Noord-
Nadere informatieArcheologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa
Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa Kessel-Lo, 2016 Studiebureau Archeologie bvba Archeologienota: Het archeologisch
Nadere informatiePoperinge - Afkoppeling Vleterbeek HB Programma van Maatregelen
Poperinge - Afkoppeling Vleterbeek 21.924HB Programma van Maatregelen Amsterdam 2016 VUhbs archeologie 1 gemotiveerd advies Binnen plangebied Poperinge - Afkoppeling Vleterbeek zal de collector in de koker
Nadere informatieDordrecht Ondergronds Waarneming 6 VEST 124, GEMEENTE DORDRECHT
VEST 124, GEMEENTE DORDRECHT Een waarneming tijdens een bodemsanering J.A. Nipius 2011 Gemeente Dordrecht Bureau Monumentenzorg & Archeologie Colofon ISSN n.v.t. ISBN n.v.t. Tekst J.A. Nipius Redactie
Nadere informatieAdvies Archeologische Monumentenzorg 2013 nr. 83
Advies Archeologische Monumentenzorg 2013 nr. 83 Selectiebesluit Proefsleuvenonderzoek Betonson fase 1 en 2 te Son naam Gemeente/bedrijf Datum Aanvrager René van de Gemeente Son en Breugel 8-8-2013 Brand
Nadere informatiePlangebied Koningstraat 10
6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4464 Plangebied Koningstraat 10 3750 voor Chr. Gemeente Zaltbommel Archeologisch onderzoek: een archeologische begeleiding 2200 voor Chr. 700 voor Chr. 150 na Chr. 320 na Chr.
Nadere informatieAdministratieve gegevens
Aanleg van de NUON-kabelsleuf in oktober 2004 te Medel, foto: K-J.R. Kerckhaert 2004. Administratieve gegevens Opdrachtgever: Bedrijvenpark Medel Directievoerder: Hazenberg Archeologie Leiden Uitvoerder:
Nadere informatiePagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn
Document: Archeologisch Advies Plangebied: Witte Kool, Sint Maarten, gemeente Schagen Adviesnummer: 17024 Opsteller: drs. C.M. Soonius (senior archeoloog) Datum: 01-02-2017 Advies Vervolgtraject Geen.
Nadere informatieEde, Roekelse Bos (gem. Ede)
(gem. Ede) Een Inventariserend Veldonderzoek door middel van een veldverkenning en karterend booronderzoek J. Walstra R. van Lil Colofon ADC Rapport 930 (gem. Ede) Een Inventariserend Veldonderzoek door
Nadere informatieArcheologienota Baron Descampslaan 44 te Wijgmaal (Vlaams-Brabant).
ADEDE ARCHEOLOGISCH RAPPORT 101 Archeologienota Baron Descampslaan 44 te Wijgmaal (Vlaams-Brabant). Programma van Maatregelen. PIETERS H. Colofon Uitgever ADEDE bvba Jaar van uitgave 2016 Plaats van uitgave
Nadere informatieArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies
ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies B O O R O N D E R Z O E K Oldebroek, Vierhuizenweg, gemeente Oldebroek (Gld.) Een inventariserend veldonderzoek verkennende fase ArGeoBoor rapport 1379 auteur:
Nadere informatieAntea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.
Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag. projectnr. 405215.01 revisie 03 25 februari 2016 auteur M. Arkema Opdrachtgever BDP
Nadere informatieCHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend
ARCHEOLOGIE CHECKLIST Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend Algemene punten 1. Het IVO-waarderend (voorzover proefsleuven- of booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt
Nadere informatieLandgoed de Heihorsten. Plan van Aanpak archeologie.
Landgoed de Heihorsten. Plan van Aanpak archeologie. Inleiding In het kader van de regeling nieuwe landgoederen van de provincie Noord-Brabant worden voorbereidingen getroffen voor de realisatie van het
Nadere informatieGemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport
Gemeente Haarlem Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport Om archeologisch erfgoed te beschermen, kan bij een vergunningsaanvraag een waardestellend
Nadere informatiePubliekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden
Publiekssamenvatting Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Catastrofale overstromingen kwamen vaak voor in de geschiedenis van Pannerden, wat met de ligging in de driehoek tussen de rivieren
Nadere informatieArcheologische Quickscan
Archeologische Quickscan ten behoeve van Bestemmingsplan De Biezenkamp Leusden juli 2011 Opgesteld door: Drs. ML. Verhamme Regio-archeoloog Centrum voor Archeologie Gemeente Amersfoort 033-4637797 06-21950997
Nadere informatieVerslag Inventariserend Veldonderzoek. Locatie Klinkenbeltsweg, Driebergenbuurt, (Blok VIII), Deventer Projectnummer 272
Verslag Inventariserend Veldonderzoek Locatie Klinkenbeltsweg, Driebergenbuurt, (Blok VIII), Deventer Projectnummer 272 Archeologie Deventer RMW-VHMZ Auteur: Edith Haveman Datum: 29-8-2005 0 Project 272,
Nadere informatiePLAN VAN AANPAK ARCHEOLOGISCH INVENTARISEREND ONDERZOEK H023 OOST, HAARLEM
PLAN VAN AANPAK ARCHEOLOGISCH INVENTARISEREND ONDERZOEK H023 OOST, HAARLEM Ten behoeve van ontwikkeling van de locatie H023, gelegen aan de Boerhaavelaan in Haarlem (figuur 1, lichtgroen), is archeologisch
Nadere informatieBijlage 5a. De AMZ-cyclus op land
Bijlage 5a. De AMZ-cyclus op land Inleiding De AMZ-cyclus omvat de volgende fasen: - Bureauonderzoek en opstellen van PvE s; - Inventariserend veldonderzoek (verkennende/karterende/waarderende fase); -
Nadere informatie