Programma Maatschappijgeschiedenis. Ter inleiding TOETSPLAN MASTER GESCHIEDENIS. Toetsplan Master Geschiedenis maart 2012

Transcriptie

1 TOETSPLAN MASTER GESCHIEDENIS Programma Maatschappijgeschiedenis Ter inleiding Op 31 oktober 2011 heeft de decaan van de Erasmus School of History, Culture and Communication (ESHCC) een werkgroep Toetsbeleid ingesteld. De taak van de werkgroep was het opstellen van een toetsplan voor de verschillende opleidingen op basis van bestaande praktijken. De Wet Versterking Besturing (WVB) was de aanleiding voor het formuleren van een toetsplan. De wet legt de verantwoordelijkheid voor het waarborgen van de kwaliteit van tentamens, examens en andere toetsen bij de Examencommissie. Binnen de Erasmus Universiteit beschouwt men het toetsplan als een belangrijk instrument voor het in praktijk brengen van de kwaliteitszorg (EUR Projectgroep Toetsen en Examencommissies, 2011). De ESHCC werkgroep Toetsbeleid bestond uit vertegenwoordigers uit de drie facultaire afdelingen: - prof. dr. Jeroen Jansz (vz), Media & Communicatie, - dr. Maarten Van Dijck, Geschiedenis, - dr. Christian Handke, Cultuurwetenschappen, - drs. Paula van der Houwen was de secretaris van de werkgroep. De werkgroep formuleerde de toetsplannen voor de verschillende opleidingen binnen de kaders die de Erasmus Universiteit hanteert. Daarbij volgde de werkgroep de indeling uit de Handreiking Bouwstenen Toetsplan van de EUR Projectgroep Toetsen en Examencommissies (2011). Dit is het toetsplan van de Master Geschiedenis, programma Maatschappijgeschiedenis (MA Maatschappijgeschiedenis). Het eerste deel van het toetsplan is het Kader waarin het toetsbeleid van de opleiding wordt geschetst. Daarnaast bevat het Kader de didactische concepten die de MA Maatschappijgeschiedenis hanteert. Het tweede deel (Curriculum) presenteert een toetsmatrix die laat zien in hoeverre de leerdoelen van een specifiek vak de eindtermen van de opleiding realiseren. Het derde deel is de Beschrijving van toetsen. Het bestaat uit een beknopt overzicht van de toetsvormen die worden gebruikt. Daarnaast noemt dit gedeelte de regelgeving rond toetsing uit de Onderwijs- en Examenregeling (OER) en de procedures van kwaliteitszorg. Het vierde gedeelte van het toetsplan beschrijft de Praktische aspecten rond toetsen. Werkwijze Het toetsplan beschrijft de toetspraktijk in het studiejaar De werkgroep haalde een belangrijk deel van de informatie uit de officiële documenten die het toetsen binnen de MA Maatschapppijgeschiedenis regelen (bijvoorbeeld de OER, Studiehandleidingen, regels over fraude en plagiaat). De werkgroep verzamelde ook nieuwe informatie. Dit gold voor de toetsmatrix die volledig is gebaseerd op de informatie die docenten ter beschikking stelden. De werkgroep is er van overtuigd dat het toetsplan van de MA Maatschappijgeschiedenis een waardevolle bijdrage kan leveren aan het verder verbeteren van de toetskwaliteit binnen de opleiding. De enthousiaste medewerking van de docenten sterkt ons vertrouwen. De werkgroep dankt de docenten voor hun inzet. 1

2 1. Het kader Toetsbeleid Het toetsbeleid van de afdeling geschiedenis sluit aan bij het universiteitsbrede toetsbeleid van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het beleid steunt op zes pijlers: 1. Onderwerp van toetsing: de toetsen van de individuele vakken hebben tot doel te controleren in welke mate studenten de eindtermen van de opleiding al hebben bereikt. Binnen het vak zelf gaan de toetsen na of de student zich de specifieke leerdoelen van het vak eigen heeft gemaakt. 2. Programmering van de toetsen: het academisch jaar is ingedeeld in vier verschillende blokken die elk worden afgesloten met een toetsmoment. De studenten worden op die manier op verschillende tijdstippen doorheen het jaar getest. Tijdens de blokken organiseren de docenten van de individuele opleidingsonderdelen tussentijdse toetsen om tot een optimale spreiding van de studielast te komen en om de studenten voldoende te prikkelen om kennis en vaardigheden te verwerven. 3. Toetsvormen en eisen aan toetsen: de verschillende toetsen voldoen aan de criteria transparantie, betrouwbaarheid, validiteit en efficiëntie. Dat betekent het volgende: a. Studenten worden voldoende ingelicht over het tijdstip, de vorm en de inhoud van de toetsen. De studiehandleidingen van de opleidingsonderdelen bevatten daarover maximale informatie. b. Alle studenten beschikken over gelijke kansen om de toetsen af te leggen. De examencommissie waakt erover dat docenten aangepaste toetsvormen aanbieden aan studenten die door bijzondere omstandigheden niet over dezelfde kansen zouden beschikken. Daarnaast zijn de toetsen op die manier ingericht dat enkel studenten die de leerdoelen hebben bereikt een voldoende halen. c. De toetsen zijn op die manier opgesteld dat ze overeenkomen met de vooraf vastgestelde leerdoelen van de opleiding en de opleidingsonderdelen. d. Het opleidingshoofd zorgt er in samenspraak met de blokverantwoordelijke en docenten voor dat de studie- en toetsdruk gelijkmatig wordt gespreid over het jaar en dat de tijdsinvestering van studenten en docenten in overeenstemming is met de te bereiken leerdoelen. 4. Verantwoordelijkheid voor toetsing: de docenten zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor de toetsing van de opleidingsonderdelen die ze aanbieden. Zij moeten hierover echter verantwoordelijkheid kunnen afleggen aan het afdelingshoofd en de onderwijsdirecteur. Wijzigingen in de toetsvormen moeten altijd worden overlegd met het afdelingshoofd om er voor te zorgen dat de toetsing is afgestemd op de andere vakken. Daarnaast bestaat er een onafhankelijke examencommissie waar zowel studenten als docenten terecht kunnen met problemen of klachten. 5. Regelgeving: de docenten moeten voor elk opleidingsonderdeel waarvoor ze verantwoordelijk zijn een studiehandleiding inleveren vóór de aanvang van het blok zodat studenten van bij de aanvang worden geïnformeerd over de leerdoelen en de toetsing. In deze studiehandleiding beschrijven ze zo gedetailleerd mogelijk de doelstellingen van het vak en van de verschillende vakonderdelen. De algemene regelgeving met betrekking tot het toetsbeleid is terug te vinden in de OER. Dit laatste instrument wordt op geregelde tijdstippen geëvalueerd door de opleidingscommissie die hierover advies uitbrengt aan het afdelingshoofd. 6. Kwaliteitszorg voor toetsbeleid en toetsing: de studenten krijgen de kans om elk opleidingsonderdeel dat ze hebben gevolgd te evalueren. Deze evaluaties maken onderdeel uit van de beoordeling van de individuele docenten om de kwaliteit van onderwijs en toetsing te bewaken. Vanaf 1/1/2012 beschikt de opleiding ook over een toetsplan met richtlijnen voor toetsing. Daarnaast heeft de examencommissie de taak mee over de kwaliteit van de toetsing binnen de gehele ESHCC te waken. Didactisch concept De master maatschappijgeschiedenis biedt studenten een combinatie van feitelijke kennis, theorie, en empirisch onderzoek. De vakken uit de masteropleiding combineren historische kennis met benaderingen uit politieke theorie, sociale wetenschappen en culturele theorie. Het doel van deze aanpak is het stimuleren van een kritische houding bij de studenten van de opleiding. Daarom ligt de nadruk in deze master niet op de rechtstreekse overdracht van kennis van docent naar student maar op de interactie tussen beiden tijdens de bijeenkomsten. Van de studenten wordt in deze masteropleiding gevraagd om een actieve bijdrage te leveren aan het leerproces vanuit een probleemgerichte aanpak. De docent stuurt nog wel de richting van het 2

3 leerproces door een vakspecifiek probleem te introduceren, maar de verwerking en de kritische reflexie daarover moet door de studenten zelf gebeuren. Van hen wordt verwacht dat ze actief deelnemen aan de discussies tijdens de werkgroepbijeenkomsten en dat ze in staat zijn om onderling samen te werken. Daarnaast is zelfstudie en het individueel verwerken van opgelegde literatuur een belangrijk onderdeel van de masterropleiding. Het volstaat niet om de aangeboden literatuur te verwerken. De student moet zelf een literatuur- en bronnenonderzoek kunnen opzetten waarin hij/zij aantoont zelf een onderzoek te kunnen opzetten en uit te voeren. Dat proces mondt uit in een kritisch verslag voor een wetenschappelijk publiek, de master thesis. De studenten wordt de mogelijkheid geboden om een leeronderzoekstage te lopen bij één van de instellingen musea, erfgoedhuizen, documentatiecentra, overheidsdiensten, onderwijsinstellingen en bedrijven waar de afdeling geschiedenis een afspraak mee heeft gemaakt. De stage staat in principe los van de master thesis, maar kan in een aantal gevallen onderdeel uitmaken van het wetenschappelijk traject van de student. De stage moet de studenten voorbereiden op een baan buiten de academische wereld. Functie van de toetsing In de masteropleiding is het toetsen van vaardigheden zeker even belangrijk als de feitelijke kennis. De studenten worden beoordeeld op hun mondelinge presentaties, op hun papers en essays en op de actieve deelname aan discussies. Het aanscherpen van presentatie- en schrijfvaardigheden zijn naast kritische reflexie over historische processen en theorievorming de belangrijkste onderdelen van de toetsing. Het is niet alleen de bedoeling de juiste feitenkennis van de student te controleren, maar de toetsing is erop gericht om na te gaan of de student in staat is om zelf een bijdrage te leveren aan het academische debat. De beoordeling steunt daarom in de eerste plaats op papers en presentaties en in mindere mate op schriftelijke tentamens. 2. Curriculum Door middel van een (summatieve) toets wordt vastgesteld of en in welke mate studenten de specifieke leerdoelen van een vak hebben weten te realiseren. De leerdoelen van een vak zijn op hun beurt weer gerelateerd aan de eindtermen van de opleiding. De werkgroep heeft de relatie tussen leerdoelen (per vak) en eindtermen (per opleiding) zichtbaar gemaakt in een zogenaamde toetsmatrix. De toetsmatrix is in nauwe samenwerking met de docenten tot stand gekomen. Het proces verliep als volgt. De werkgroep stelde een concept-matrix op met in de kolommen de eindtermen van de opleiding. De werkgroep heeft de eindtermen gekoppeld aan de Dublin Descriptoren. In de rijen werden de curriculumonderdelen gepresenteerd. Aan docenten die een vak gaven, of als vakcoördinator verantwoordelijk waren, is gevraagd voor hun vak de leerdoelen in te vullen. In de meeste gevallen konden de leerdoelen worden overgenomen uit de Studiegids of Studiehandleiding van het vak. Vervolgens werd docenten gevraagd in de cellen van de matrix de relaties tussen leerdoel(en) en eindterm(en) aan te geven door een totaal van honderd punten te verdelen over de cellen. De concept-matrix bevatte een door de werkgroep ingevuld voorbeeld om de procedure te verduidelijken. De matrices per vak zijn door de docenten ingeleverd bij hun vertegenwoordiger in de werkgroep toetsbeleid. De werkgroepleden hebben vervolgens de overzichtsmatrices voor de specifieke opleidingen gemaakt. Binnen de MA Maatschappijgeschiedenis worden de eindtermen de komende maanden kritisch geëvalueerd en (gedeeltelijk) herzien. De werkgroep verwacht dat de matrices in dit toetsplan (met eindtermen uit het OER ) een waardevolle bijdrage zijn aan dit evaluatieproces. De matrices worden in het volgende gedeelte gepresenteerd. 3

4 Relatie eindtermen en Dublin descriptoren Dublin descriptor 1: Kennis en inzicht Dublin descriptor 2: Toepassen kennis en inzicht Dublin descriptor 3: Oordeelsvorming Dublin descriptor 4: Communicatie Dublin descriptor 5: Leervaardigheden Eindtermen MA MG De afgestudeerde: Nummer DD 1. Kan historische verschijnselen en processen in tijd en ruimte met elkaar vergelijken en analyseren; 1 2. Is in staat om het verleden vanuit een multidisciplinair perspectief te benaderen; 2 3. Heeft een eigen visie op belangrijke historisch wetenschappelijke en geschiedtheoretische debatten, met name op het terrein van de master thesis; 3 4.Kkan zelfstandig onderzoek verrichten naar primair bronnenmateriaal met gebruikmaking van kwalitatieve en/of kwantitatieve methoden van onderzoek; 5 5. Kan onderzoeksresultaten relateren aan wetenschappelijke debatten, in het bijzonder die van de geschiedwetenschap; 2 6. Kan een verslag schrijven dat voldoet aan historisch wetenschappelijke eisen: onderzoekbare vraagstelling met eventuele hypothesen, plaatsing van het onderwerp in de historiografie, toepassing van theoretische noties met inachtneming van de historische context, duidelijke compositie van de thesis, adequate argumentatie bij het beantwoorden van de vraag met behulp van historische data, controleerbare verantwoording van historische data, goed Nederlands 4 7. Beschikt over een wetenschappelijke denktrant en een kritische instelling; 3 8. Kan actuele debatten en ontwikkelingen in de wereld historisch duiden, beoordelen en een beargumenteerd standpunt daarover innemen; 2 9. Kan zich oriënteren op de arbeidsmarkt en voor professionele historici relevante beroepsvelden; 5 10.Kan de verworven inzichten en vaardigheden zelfstandig en creatief toepassen in de beroepspraktijk van de wetenschap, het onderwijs, de museumwereld, de mediasector en het bedrijfsleven. 2 4

5 Relatie leerdoelen en eindtermen MA Maatschappijgeschiedenis Dublin descriptors Eindtermen opleiding T1 T2 T3 T4 T5 T6 T7 T8 T9 T10 CH4001 Historical culture in a globalising world (M. Grever, B. van Eekelen) Betekenissen van de historische cultuur kunnen uitleggen in de context van de globaliserende maatschappij. 10% 5% 5% De veranderende historische cultuur kunnen benoemen a.h.v. theoretische concepten over tijd en historisch besef. 5% 10% 10% Articulaties van veranderende houdingen t.a.v. het verleden in primaire bronnen kunnen herkennen en verklaren. 10% 10% 5% Een eigen visie op de hedendaagse historische cultuur formuleren m.b.v. filosofische en historische argumenten. 5% 5% 10% 10% CH4110 Leeronderzoek Maatschappijgeschiedenis (M. Grever) Onderzoek verrichten voor een (historisch) wetenschappelijke en/of maatschappelijke instelling. 5% 15% 15% 10% Werkervaring opdoen bij een (historisch) wetenschappelijke en/of maatschappelijke instelling 5% 20% Kennismaking met de arbeidsmarkt. 30% CH4119 Diversity in Dutch History (A. van Stipriaan Luiscius) Kennis & inzicht van/in geschiedenis van culturele diversiteit in NL 10% 2% 10% 10% 1% Kennis & inzicht van/in processen van migratie 10% 2% 10% 10% 1% Kennis, inzicht & eigen meningsvorming van/in hedendaagse debatten over culturele diversiteit 2% 10% 10% 10% 2% CH4130 Research Workshop 1: Reizigers in tijd en ruimte: reisverslagen, jeugdherinneringen en toekomstromans (A. Baggerman) CH4131 Research Workshop 2: Wetenschap en Techniek in Populaire Media 1945-heden (D. van lente, H. Harmsen) 5

6 CH4132 Research Workshop 3: Nationalism and European Politics Present (M. Lak, H. Klemann) CH4133 Research Workshop 4: History of Cultural Difference (D. Douwes) CH4134 Research Workshop 5: History, Memory, and national Identity (M. Grever, B. van Eekelen) CH4136 Research Workshop 6: The Rise and Fall of the American Empire (B. Wubs, F. de Goey) 6

7 CH4050 Master Thesis (B. van Eekelen) Geen informatie aangeleverd CH4010 Mapping Global Order (F. de Goey, G. Oonk) Knowledge of recent literature related to mapping global order 5% Aware of the periodization and contextualization of the literature 5% Differentiate between theory, assumptions, long term perspectives and presentation of case studies. 10% Discuss the points of view of authors on the rise and decline of empires and states. 15% 10% 10% Student can write a scientific paper and present and debates the results 25% 10% 10% CH4122 International Relations Theory (B. Wubs, F. de Goey) To explore and discuss major theories of international relations. 10% 10% 10% To explore the possibilities and difficulties of using IR theories for historical research 10% 10% To apply a IR theory to historical cases in class 10% To be able to present a IR theory in class 10% 10% To apply a IR theory to a historical case in a paper 10% 10% CH4123 Text and Context: From Source to Science (K. Willemse) ONTBREEKT CH4014 Publieke Opinie in de Nederlanden, 1600-heden (H. Beunders) Studenten zijn in staat om een breed scala aan wetenschappelijke inzichten, benaderingen en onderzoeksstromingen op maatschappijhistorisch gebied kritisch te beschouwen en toe te passen in de analyse van maatschappij- (en media-) gerelateerde vraagstukken en in de formulering van eigen onderzoek. Ze hebben inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van de voornaamste methoden en technieken van de verschillende soorten onderzoek. 20% 10% 10% 30% 5% 5% 10% 10% CH4101 Early Modern Political Thought (R. von Friedeburg) ONTBREEKT - Docent geeft aan dat hij niet meer in de master zit 7

8 3. Beschrijving van toetsen In de MA Maatschappijgeschiedenis worden formatieve toetsen gecombineerd met summatieve toetsen. De formatieve toetsen hebben twee doelen. Ze bereiden de studenten voor op het eindtentamen van het vak en ze beoordelen of de studenten de verworven kennis ook kunnen toepassen. Op die manier dragen de formatieve toetsen bij tot de spreiding van de studielast, tot het informeren van de student over zijn vorderingen en tot een diepere verwerking van de feitelijke kennis. Slechts in een beperkt aantal gevallen wordt de kennis van vakken enkel via een summatieve toets gecontroleerd aan het einde van het blok. In de andere gevallen wordt het eindcijfer van het vak berekend op basis van een gewogen gemiddelde van formatieve en summatieve toetsen. Toetsvormen in de MA Maatschappijgeschiedenis Formatieve toetsen tijdens het blok 1. Mondelinge individuele presentatie 2. Mondelinge groepspresentatie 3. Open vragen (schriftelijke toets) 4. Kort paper ( woorden). Doorgaans een korte tekst met een beperkte literatuur en een duidelijk opgegeven probleemstelling. 5. Uitgebreid paper (600+ woorden). Bij dit soort papers moeten de studenten zelf op zoek naar literatuur en moeten ze ook de structuur zelfstandig uitwerken. 6. Onderzoeksvoorstel. De studenten bedenken een relevante onderzoekshypothese uitgesplitst in verschillende deelvragen en ze geven een opzet voor de operationalisering van dit onderzoek. 7. Participatie: cijfer gebaseerd op de kwaliteit en omvang van de inbreng van de student. Summatieve toetsen aan het einde van het blok 1. Schriftelijke toets met open vragen (individueel) 2. Mondelinge toets (individueel) 3. Eindpaper (individueel) (600+ woorden). Bij dit soort papers moeten de studenten zelf op zoek naar literatuur en moeten zij ook de structuur zelf uitwerken. 4. Onderzoeksrapport (individueel of groepswerk). De studenten bespreken kritisch de relevante theoretische en empirische literatuur, ze werken een probleemstelling uit met deelvragen en stellen een onderzoeksplan op. 5. Stageverslag. Studenten schrijven een systematisch reflexie over hun stage. 6. Master thesis (individueel). De studenten zetten zelfstandig een eigen onderzoek op. In de neerslag over dit onderzoek formuleren ze een hypothese met deelvragen, bespreken ze kritisch de relevante theoretische en empirische literatuur, maken ze kritisch gebruik van historische bronnen en trekken ze conclusies uit hun onderzoek. De verdeling van toetsvormen in de MA Maatschappijgeschiedenis Schriftelijke toetsen vormen een belangrijk onderdeel van het toetsbeleid in de master maatschappijgeschiedenis. In de meeste vakken worden opgedane kennis en vaardigheden aan het einde van het blok met een schriftelijk tentamen getoetst, maar doorgaans voorzien de docenten ook tussentijdse opdrachten. De weging en planning verschillen daarbij van vak tot vak. De toetsen in de master maatschappijgeschiedenis liggen in de lijn van deze in het bachelorprogramma maar het belang van papers is groter in de master. Het onderzoeksseminar is ook veel intensiever in de master en het eindcijfer is gebaseerd op verschillende elementen zoals presentaties, participatie tijdens de bijeenkomsten en de kwaliteit van papers. De student moet veel zelfstandiger werken in de master en dat komt ook tot uiting in de toetsing. De verschillende toetsvormen zijn er op gericht de student zijn kennis op zelfstandige basis te bevragen en uit te bouwen. De master thesis is de belangrijkste toetsvorm in het masterprogramma. Deze toetsvorm bestaat uit twee elementen: het onderzoeksvoorstel en de masterscriptie. Deze laatste wordt beoordeeld door twee lezers aan de hand van een standaard evaluatieformulier. Het zelfstandige (en innovatieve) karakter van het onderzoek van de student onderscheidt de master thesis van de bachelor thesis. 8

9 Vorm, samenstelling en weging De toetsvormen zijn per vak beschreven in de studiehandleiding en de studiegids. 1 Roostering van toetsen In de OER zijn regels opgenomen m.b.t. het aantal toetsmomenten per vak en de volgtijdelijkheid van de toetsen. De OER staat op de website. Het tentamenrooster staat vanaf het begin van het studiejaar op de website vermeld. Ook zijn er papieren versies verkrijgbaar bij het Education Office. Daarnaast staan de data vermeld in de studiehandleiding van een vak. Normering, inlever- en beoordelingstermijn In de OER zijn regels opgenomen m.b.t. inlever- en beoordelingstermijnen In de OER staat de compensatieregeling vermeld In de studiehandleiding staat de wegingsfactor en wordt een voorbeeldtentamen getoond. Herkansing- en compensatieregel Beide regels staan vermeld in de OER. Kwaliteitsbewaking De vakevaluatie bevat vragen over de toetsing. 2 De curriculumevaluatie bevat vragen over toetsing en specifieke vragen m.b.t de begeleiding en beoordeling van de thesis. 3 Alumni-enquête 4 Beoordelingsformulieren voor theses Deskundigheidsbevordering docenten (BKO) Goede communicatie tussen docent en student Formele klachtenprocedure 4. Praktische aspecten rond toetsing In dit gedeelte van het toetsplan worden de praktische aspecten van het toetsen besproken. De beschrijving van de praktische aspecten is volledig gebaseerd op bestaande procedures en regelingen. De regels zijn voor een belangrijk deel afkomstig uit de OER van de opleidingen. In enkele gevallen betreft het regels die EUR breed zijn geformuleerd. Basis voorschriften voor tentamens en examens Feedback op toetsen In de OER zijn regels opgenomen m.b.t. het inzagerecht en het recht op nabespreking. De feedback moet plaatsvinden binnen dertig dagen na bekendmaking van het cijfer. De feedback kan mondeling of schriftelijk zijn. De vorm hangt veelal samen met de college- en toetsvorm. Coherentie tussen inhoud van het college en de toetsvorm In de Regels en Richtlijnen worden voorschriften genoemd voor de toetsvormen. Op de website van de faculteit staan voorbeelden van toetsvormen. Regels voor toetsafname De regels voor toetsafname staan vermeld in de OER en de Studiehandleiding (tentamenvorm, aantal deeltoetsen) en in de Regels en Richtlijnen (orderegels). 1 Format studiehandleiding staat vermeld op de website (intranet) 2 Vragenlijst vakevaluatie staat vermeld op de website (intranet) 3 Vragenlijst curriculumevaluatie staat vermeld op de website (intranet) 4 Vragenlijst alumni-enquête staat vermeld op de website (intranet) 9

10 Fraude en Plagiaat De regels rond fraude en plagiaat staan uitgebreid vermeld in de Regels en Richtlijnen en op de website. Bijzondere voorzieningen In de OER staat vermeld dat aan studenten met een handicap de gelegenheid wordt geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. Archivering van relevant toetsmateriaal Voor dit onderdeel zijn er EUR-brede voorschriften die steunen op de Archiefwet en de NVAO accreditatiecyclus: BA en MA theses worden in digitale vorm opgeslagen en blijven 6 jaar bewaard. Schriftelijke toetsen (tentamens en essays) dienen door de betreffende docent bewaard te worden. Voor deze toetsen geldt een bewaartermijn van 2 jaar. 5. Literatuurverwijzing - J.Q.I. (2004) A report from a Joint Quality Initiative informal group. 18 October See: - Referentiekader Toetsing en Examencommissies uit: Project Toetsen en Examencommissies. Eindrappprt van de projectgroep (EUR, maart 2011) - 'Handreiking Bouwstenen Toetsplan' uit: Project Toetsen en Examencommissies. Eindrappprt van de projectgroep (EUR, maart 2011) 10